10.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 76/4


Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft, van de uitvoering van Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken, en van de uitvoering van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1186 van de Commissie houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

(Bekendmaking van de titels en referentienummers van de voorlopige meet- en berekeningsmethoden (1) voor de uitvoering van Verordening (EU) 2015/1188, en met name van de bijlagen III en IV, voor de uitvoering van Verordening (EU) 2015/1185, en met name van de bijlagen III en IV, en voor de uitvoering van Verordening (EU) 2015/1186, en met name van de bijlagen VIII en IX)

(Voor de EER relevante tekst)

(2017/C 076/02)

Parameter

ENO

Referentienummer/titel

Opmerkingen

(1)

(2)

(3)

(4)

Toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken

Nuttig rendement bij nominale en minimale warmteafgifte: ηth, nom, ηth, min

CEN

voor alle andere toestellen en fornuizen met open/gesloten voorkant: EN 16510-1:2013 § 7.3, A.6.2

voor toestellen die pellets gebruiken: EN 14785:2006 § 6.4.2, A.4.7 & A.4.8

voor toestellen met langzame warmteafgifte: EN 15250:2007-06 § 6.3, A.4.6 & A.5 & A.6.2.2

Normenreeks EN 16510 vervangt:

EN 13240:2001 (EN 13240:2001/A2:2004/C2:2007)

EN 13229:2001 (EN 13229:2011 § 6.8)

EN 12815:2001

EN 12809:2001

Seizoensgebonden energie-efficiëntie voor ruimteverwarming ηs

CEN

(zie opmerking)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft.

Nominale warmteafgifte, minimale warmteafgifte: Pnom, Pmin

CEN

EN 16510-1:2013 A.4.7 & A.4.8, EN 14785:2006 § 6.5, A.4.7 & A.4.8

EN 15250:2007-06 § 6.3 & A.6.2.2

Pnom komt overeen met PN in EN 16510-1:2013.

Pmin komt overeen met verminderde warmteafgifte in EN 16510-1:2013.

Pmin komt overeen met verminderde warmteafgifte in EN 14785:2006.

Pnom komt overeen met P in EN 15250:2007. Pmin wordt niet beschreven in EN 15250:2007, maar wordt bepaald (indien van toepassing) op soortgelijke wijze als de nominale warmteafgifte.

Vermogenseis voor de permanente waakvlam Ppilot

 

 

 

Directe warmteafgifte

CEN

EN 14785:2006, A 6.2.4

EN 15250:2007, A.6.2.2

EN 16510-1:2013, A.6.2.4

 

Indirecte warmteafgifte

CEN

EN 14785:2006 A.6.2.3

EN 16510-1:2013 A.6.2.3

Er wordt niet voorzien in een berekening van de warmteafgifte aan water voor kachels met langzame warmteafgifte. Indien de toestellen toch een dergelijke afgifte hebben, worden de berekeningsprincipes in prEN16510-1 gebruikt.

Elektriciteitsverbruik bij nominale warmteafgifte, elmax

CEN

EN 15456:2008-06 § 3.4.1 & § 5.1.3.1.

Komt overeen met Paux 100 .

Overeenkomstig EN16510-1 moet „aanvullende elektrische energie, in W, indien van toepassing” worden aangegeven op de markering van het toestel, maar er wordt niet voorzien in methoden om deze te bepalen.

De hoofdnorm EN15456 wordt gebruikt.

Elektriciteitsverbruik bij minimale warmteafgifte, elmin

CEN

EN 15456:2008-06 § 3.4.1 & § 5.1.3.2.

Als minimale warmteafgifte wordt de door de fabrikant van de toestellen aangegeven minimale afgifte gebruikt.

Komt overeen met Paux,30 .

Elektriciteitsverbruik in stand-by-modus, elsb

CEN

EN 15456:2008-06 § 3.4.1 & § 5.1.3.3

of

IEC 62301 Ed. 2.0 b:2011 § 5.3

Komt overeen met Paux sb ; komt overeen met het elektriciteitsverbruik in stand-by-modus in IEC 62301 Ed. 2.0: 2011.

Uitstoot van zwevende deeltjes (PM), overeenkomstig bijlage III, punt 4, onder a), i), 1) („verwarmd filter”)

CEN

voor meting overeenkomstig (verwarmd filter) EN 16510-1:2013, G.2

 

Uitstoot van zwevende deeltjes (PM), overeenkomstig bijlage III, punt 4, onder a), i), 2) („verdunningstunnel”)

CEN

voor meting overeenkomstig (volledige-stroomverdunningstunnel) CEN/TS 15883:2009 bijlage A.2

 

Uitstoot van zwevende deeltjes (PM), overeenkomstig bijlage III, punt 4, onder a), i), 3)

CEN

voor meting overeenkomstig CEN/TS 15883:2009 bijlage A.3

 

Uitstoot van gasvormige organische verbindingen (OGC)

CEN

EN 16510-1:2013, F.4

 

Uitstoot van koolmonoxide (CO)

CEN

EN 16510-1:2013 A.4.4.2 en A.6.2.6

 

Uitstoot van stikstofoxiden (NOx)

CEN

EN 16510-1:2013 bijlage E.5

 

Specificaties van de testbrandstof

CEN

prEN 16510-1:2013 bijlage B

Voor briketten van gemengde fossiele brandstoffen: watergehalte (zoals ontvangen) ≤ 14 %; asgehalte 5 ± 2 %; vluchtige bestanddelen < 18 %.

Voor briketten van gemengde biomassa (30-70 %) en fossiele brandstoffen: watergehalte (zoals ontvangen) ≤ 14 %; asgehalte 5 ± 2 %; vluchtige bestanddelen 20 % tot 60 %.

Toestellen voor lokale ruimteverwarming die gasvormige brandstof gebruiken, uitgezonderd lichtgevende toestellen en buistoestellen

Directe warmteafgifte

CEN

EN 613:2000

EN 1266:2002 § 3.5.1.3 & § 3.5.1.4 en § 7.12.

EN 13278:2013 Onafhankelijke ruimteverwarmingstoestellen met open voorkant die gas gebruiken § 6.3 & § 6.12 & § 7.12 & § 7.3.1

EN 449:2002+A1:2007

Dit is de warmte die wordt afgegeven aan de ruimte waarin het product is geïnstalleerd.

Komt overeen met Qout in EN 1319:2009, EN 1266:2002 en EN 13278:2013, en wordt berekend met de vergelijking Qout = QN * ηΝ, waarbij QN overeenkomt met de nominale warmte-input en ηΝ met het nominale rendement. Qout wordt als bruto verbrandingswaarde berekend.

Indirecte warmteafgifte

CEN

(zie opmerking)

De indirecte warmteafgifte van toestellen voor lokale ruimteverwarming die gas gebruiken wordt niet beschreven in de EN-normen.

Voor de aangifte en verificatie kunnen de principes als toegepast in EN 15610-1 worden gebruikt.

Nuttig rendement bij nominale en minimale warmteafgifte: ηth, nom, ηth, min

CEN

prEN 613:2000 § 7.11.2

EN 1266:2002 § 6.12 & § 7.12

EN 13278:2013 § 6.12 & § 7.12

EN 613 ηth, nom en ηth, min worden in voorkomend geval berekend als η in omstandigheden die van toepassing zijn op de nominale en minimale warmteafgifte.

ηth, nom komt overeen met η indien bepaald met de nominale warmte-input. ηth, min komt overeen met η indien bepaald met de minimale warmte-input in EN 1266:2002 en EN 13278:2013.

Alle waarden worden gebaseerd op de calorische benedenwaarde.

Nominale warmteafgifte, minimale warmteafgifte: Pnom, Pmin

CEN

prEN 613:2000

EN 1266:2002 § 6.3.1 & § 7.3.1 en § 6.12 & § 7.12

EN 13278:2013 § 6.3.1 & § 7.3.1

EN 449:2202+A1:2007

EN 613 Pnom wordt bepaald als Pnom = Qn * η, van toepassing op de omstandigheden bij nominale afgifte. Zie § 7.3.1 voor Qn. Pmin wordt bepaald als Pmin = Qmin * η voor de omstandigheden bij minimale afgifte. Zie § 7.3.5 voor Qmin.

Pnom wordt bepaald als Pnom = Qn * ηth nom en Pmin wordt bepaald als Pmin = Qm * ηth, min in EN 1266:2002 en EN 13278:2013.

Alle waarden worden gebaseerd op de calorische benedenwaarde.

Elektriciteitsverbruik bij nominale warmteafgifte, elmax

CEN

EN15456:2008 06: § 3.4.1

elmax komt overeen met Paux 100 in EN15456:2008, gemeten bij nominale last.

Elektriciteitsverbruik bij minimale warmteafgifte, elmin

CEN

EN15456:2008-06: § 3.4.1

elmin komt overeen met Paux 30 , gemeten bij toepasselijke deellast.

Elektriciteitsverbruik in stand-by-modus, elsb

CEN

EN15456:2008-06: § 3.4.1

of

IEC 62301 Ed. 2.0 b:2011 § 5.3

elsb komt overeen met hetzij Paux sb in EN15456:2008, hetzij het elektriciteitsverbruik in stand-by-modus in IEC 62301 Ed. 2.0: 2011.

Uitstoot van stikstofoxiden (NOx)

CEN

prEN 613:2000 § 7.7.4

EN 1266:2002 § 6.7.2 & § 7.7.4 en bijlage G

EN 13278:2013 § 6.7.2 & § 7.7.4 en bijlage H

In prEN61, EN1266 en EN13278 wordt de NOx-uitstoot bepaald als gewogen waarden over de omstandigheden bij vollast, modulerende last en minimale last. Voor de aangifte en verificatie is de uitstoot bij vollast NOx(max) van toepassing.

Vermogenseis voor de permanente waakvlam Ppilot

CEN

overeenkomstig EN1266:2002, § 7.3.1

prEN613 en EN13278 bevatten geen bepaling waarin wordt beschreven hoe de warmte-input van de ontstekingsbrander moet worden berekend.

Toestellen voor lokale ruimteverwarming die vloeibare brandstof gebruiken

Directe warmteafgifte

CEN

EN 1:1998§ 6.6.2

EN 13842:2000: § 6.3 en § 6.6.

Overeenkomstig EN 1:1998§ 6.6.2 komt de directe warmteafgifte overeen met de warmtecapaciteit.

Overeenkomstig EN 13842 kan de directe warmteafgifte als volgt worden berekend: Q0 * (1-qA).

Alle waarden worden gebaseerd op de calorische benedenwaarde.

Indirecte warmteafgifte

CEN

(zie opmerking)

De indirecte warmteafgifte van toestellen voor lokale ruimteverwarming die vloeibare brandstof gebruiken wordt niet beschreven in de EN-normen.

Voor de aangifte en verificatie kunnen de principes als toegepast in EN 15610-1 worden gebruikt.

Nuttig rendement bij nominale en minimale warmteafgifte: ηth, nom, ηth, min

CEN

EN 1:1998 § 6.6.1.2

EN 13842: § 6.6.6

Overeenkomstig EN 1:1998 komt ηth, nom overeen met η bij het maximale oliedebiet en wordt ηth, min bepaald als η bij het minimale oliedebiet.

Overeenkomstig EN 13842 wordt ηth, nom berekend als ηth, nom = 1-qa, waarbij qa wordt gemeten bij nominale warmte-input of bij minimale warmte-input (in voorkomend geval).

Alle waarden worden gebaseerd op de calorische benedenwaarde.

Nominale warmteafgifte, minimale warmteafgifte: Pnom, Pmin

CEN

EN 1:1998-05 § 6.6.2

EN 13842:2000: § 6.3 en § 6.6.

Overeenkomstig EN 1:1998 komt Pnom overeen met P bij het maximale (is gelijk aan het nominale) en minimale oliedebiet.

Overeenkomstig EN 13842 kan de nominale warmteafgifte als volgt worden berekend: Q0 * (1-qA) voor omstandigheden bij nominale en minimale warmteafgifte.

Elektriciteitsverbruik bij nominale warmteafgifte, elmax

CEN

EN15456:2008-06 Centrale-verwarmingsketels. Elektriciteitsverbruik van warmtegeneratoren. Systeemgrenzen. Metingen, § 3.4.1. & § 5.1.3.1.

elmax komt overeen met Paux 100 in EN15456:2008.

Elektriciteitsverbruik bij minimale warmteafgifte, elmin

CEN

EN15456:2008-06, § 3.4.1. & § 5.1.3.2.

Komt overeen met de aanvullende vermogenseis Paux 30 in EN15456:2008.

Elektriciteitsverbruik in stand-by-modus, elsb

CEN

EN15456:2008, § 3.4.1. & § 5.1.3.2. of

IEC 62301 Ed. 2.0 b:2011§ 5.3.

Komt overeen met Paux sb in EN15456:2008, elektriciteitsverbruik Paux .

Komt overeen met het elektriciteitsverbruik in stand-by-modus in IEC 62301 Ed. 2.0: 2011.

Uitstoot van stikstofoxiden (NOx)

CEN

EN 1:1998 § 6.6.4

In EN 13842 wordt de meting van NOx niet beschreven, hoewel een maximumeis wordt vastgesteld in § 5.3.2.

Voor de aangifte en verificatie wordt de in EN 1 vastgestelde methode gebruikt.

Vermogenseis voor de permanente waakvlam Ppilot

CEN

EN1266:2002, § 7.3.1

Voor de aangifte en verificatie van een dergelijke vermogenseis wordt de in EN1266:2002, § 7.3.1 vastgestelde methode gebruikt.

Elektrische toestellen voor lokale ruimteverwarming

Nominale warmteafgifte (Pnom)

Cenelec

(zie opmerking)

voor draagbare elektrische toestellen, vaste elektrische toestellen en elektrische vloerverwarmingstoestellen: IEC/EN 60675 ed 2.1; 1998 § 16

voor elektrische warmteopslagtoestellen: IEC/EN 60531:1999 § 9

De bepaling van de nominale warmteafgifte wordt niet gemeten in de normen. Het elektrische ingangsvermogen bij nominale warmteafgifte wordt representatief geacht voor de nominale warmteafgifte.

Pnom komt overeen met de volgende toepasselijke normen:

IEC/EN 60335-1: Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — veiligheid — nominale spanning: 250 V voor eenfase-toestellen, tot 480 V voor andere toestellen, niet bedoeld voor toestellen voor gewoon huishoudelijk gebruik.

IEC/EN 60335-2-30: Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — veiligheid — specifieke eisen voor ruimteverwarmingstoestellen.

IEC/EN 60335-2-61: Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — veiligheid — specifieke eisen voor ruimteverwarmingstoestellen met warmteopslag.

IEC/EN 60335-2-96: Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — veiligheid — specifieke eisen voor verwarmingselementen van soepele folie voor ruimteverwarming.

IEC/EN 60335-2-106: Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — veiligheid — specifieke eisen voor verwarmde tapijten en verwarmingselementen voor ruimteverwarming.

IEC/EN 60531:1991: Huishoudelijke elektrische ruimteverwarmingstoestellen met warmteopslag — methoden voor het meten van prestaties.

Maximale continue warmteafgifte (Pmax, c)

Cenelec

voor draagbare elektrische toestellen, vaste elektrische toestellen en elektrische vloerverwarmingstoestellen: IEC/EN 60675 ed.2.1:1998 § 9

Pmax, c komt overeen met het bruikbaar vermogen in IEC 60675 ed. 2.1:1998.

Elektriciteitsverbruik in stand-by-modus, elsb

Cenelec

IEC 62301 Ed. 2.0 b:2011 § 5.3

Komt overeen met het elektriciteitsverbruik in stand-by-modus in IEC 62301 Ed. 2.0: 2011.

Lichtgevende toestellen en buistoestellen

Nuttig rendement bij nominale en minimale warmteafgifte: ηth, nom, ηth, min

CEN

(zie opmerking)

EN 416 en EN 419 bevatten geen methode om het nuttig rendement van het toestel te bepalen.

Voor buistoestellen wordt het nuttig rendement bepaald op basis van het rookgasverlies zoals beschreven in EN 1319, § 7.4.

De waarden worden gebaseerd op de bruto verbrandingswaarde.

Voor lichtgevende toestellen wordt een waarde van 85,6  % verondersteld (op basis van de bruto verbrandingswaarde van de brandstof).

Nominale warmteafgifte, minimale warmteafgifte: Pnom, Pmin

CEN

Lichtgevende toestellen: EN 419-1

Buistoestellen: EN 416-1

Voor lichtgevende toestellen en buistoestellen wordt de warmteafgifte als volgt berekend:

warmteafgifte = warmte-input QN * nuttig rendement bij nominale of minimale last.

Alle waarden worden gebaseerd op de bruto verbrandingswaarde van de brandstof.

Fenv

CEN

EN 1886:2007 § 8.2.1

Fenv is afhankelijk van de in EN 1886 vastgestelde klassen T1 tot en met T5.

Stralingsfactor (RF bij nominale en minimale warmteafgifte)

CEN

Buistoestellen: EN 419-2: § 7.2.1.2

Lichtgevende toestellen: EN 416-2 § 7.2.1.2

RF bij nominale warmteafgifte komt overeen met Rf, en RF bij minimale warmteafgifte komt overeen met Rf, maar gemeten bij minimale warmteafgifte.

RF wordt gebaseerd op de calorische benedenwaarde.

Elektriciteitsverbruik bij nominale warmteafgifte, elmax

CEN

(zie opmerking)

EN 416 en EN 419 bevatten geen methode om het vereist elektrisch vermogen te bepalen.

Voor de aangifte en verificatie zijn derhalve de in EN 15456 beschreven methode en principes van toepassing, evenwel in toepasselijke bedrijfsomstandigheden die kenmerkend zijn voor lichtgevende toestellen en buistoestellen.

Elektriciteitsverbruik bij minimale warmteafgifte, elmin

CEN

(zie opmerking)

EN 416 en EN 419 bevatten geen methode om het vereist elektrisch vermogen te bepalen.

Voor de aangifte en verificatie zijn derhalve de in EN 15456 beschreven methode en principes van toepassing, evenwel in toepasselijke bedrijfsomstandigheden die kenmerkend zijn voor lichtgevende toestellen en buistoestellen.

Elektriciteitsverbruik in stand-by-modus, elsb

CEN

IEC 62301 Ed. 2.0 b:2011 § 5.3

Komt overeen met het elektriciteitsverbruik in stand-by-modus in IEC 62301 Ed. 2.0: 2011.

Vermogenseis voor de permanente waakvlam Ppilot

CEN

(zie opmerking)

EN 416 en EN 419 bevatten geen methode om een vermogenseis voor een permanente waakvlam (ontstekingsbrander) te bepalen.

Voor de aangifte en verificatie van een dergelijke vermogenseis wordt de in EN1266:2002, § 7.3.1 vastgestelde methode gebruikt.


(1)  Het is de bedoeling deze voorlopige methoden uiteindelijk te vervangen door geharmoniseerde normen. Zodra de referentienummers van deze geharmoniseerde normen beschikbaar zijn, zullen zij worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2009/125/EG.