25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 387/8


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de uitvoeringsbeoordeling van de stedelijke agenda voor de EU

(2018/C 387/03)

Rapporteur:

Kieran McCARTHY (IE/EA), gemeenteraadslid van Cork

Referentiedocument:

Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de stedelijke agenda voor de EU

COM(2017) 657 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

Erkenning van verrichte werkzaamheden

1.

bekrachtigt zijn toezegging om zijn initiële strategie voor de follow-up van de uitvoering van de stedelijke agenda voor de EU aan te passen en zijn geplande bijdrage op politiek niveau aan de uitvoering van de daarmee verband houdende acties in kaart te brengen.

2.

Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) is zich bewust van de inspanningen van de EU-instellingen gericht op het erkennen van de steeds grotere rol en invloed van de Europese steden als partijen die een belangrijke bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de strategische EU-doelstellingen en het waarborgen van een Europa dat inclusief, ambitieus met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen alsook op wereldwijde schaal concurrerend is.

3.

Er moet worden gewezen op het feit dat de stedelijke agenda voor de EU met name beoogt de ervaring en deskundigheid van de stedelijke autoriteiten te benutten en hen in staat te stellen bij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van de EU-beleidsprocessen en -instrumenten met de grootste impact op steden.

4.

Het CvdR deelt het standpunt dat het proces met betrekking tot de stedelijke agenda voor de EU in enkele lidstaten tot op zekere hoogte weer tot belangstelling heeft geleid voor de ontwikkeling of versterking van nationaal stedelijk beleid.

5.

Het CvdR is ingenomen met de baanbrekende werkmethoden van de partnerschappen van de stedelijke agenda voor de EU die erop zijn gericht de stedelijke autoriteiten voor het eerst rechtstreeks te betrekken bij het beleidsvormingsproces van de EU en die een bottom-upaanpak bevorderen; is van mening dat deze benadering nauw aansluit op het debat over de toekomst van Europa en het pad effent voor een lokale en gedecentraliseerde inbreng van de burgers.

6.

Er wordt met klem benadrukt dat het in het kader van het proces met betrekking tot de toekomst van Europa noodzakelijk is een betere uitwisseling van kennis en interstedelijke samenwerking te realiseren, teneinde de uitwisseling te bevorderen van beste praktijken betreffende de manier waarop steden te werk gaan, de administratieve lasten te beperken die samengaan met EU-aangelegenheden, alsook overlappingen te voorkomen, met name met betrekking tot een goede vormgeving van EU-financieringsinstrumenten en -beleidsinitiatieven.

7.

Het CvdR erkent dat de stedelijke agenda momenteel in hoge mate werk in uitvoering betreft en merkt op dat uit het verslag van de Europese Commissie van november 2017 algemene tevredenheid blijkt, maar wijst er tevens op dat dit oordeel uitsluitend is gebaseerd op feedback van de deelnemers; dringt derhalve aan op nader overleg met betrekking tot deze beoordeling.

8.

Het CvdR is ermee ingenomen dat de uitvoering van de stedelijke agenda is gebaseerd op multilevel governance binnen twaalf in het Pact van Amsterdam vastgestelde prioritaire beleidsthema’s. Ook kan het zich vinden in het idee dat opnieuw moet worden nagedacht over de vorm van bestaande regels en voorschriften met het oog op het verbeteren van de gebruikersvriendelijkheid van de reeks voor steden beschikbare financieringsbronnen, alsook het verbeteren van de kennisuitwisseling en samenwerking tussen de verschillende belanghebbende partijen op het gebied van stedelijke aangelegenheden.

9.

De partnerschapsmethode biedt een platform waarin de waardevolle standpunten van deskundigen ten aanzien van kwesties van bewezen prioritair belang voor de EU kunnen worden samengebracht, en waarin de praktijkervaring van deze deskundigen met betrekking tot de invloed van EU-aangelegenheden op het dagelijks leven van steden en burgers kan worden gebundeld.

Horizontale overwegingen en synergieën

10.

Het CvdR pleit voor een stedelijke agenda voor de EU die is gericht op alle stedelijke gebieden, met inbegrip van de omliggende veelal landelijke functionele gebieden, teneinde een beter geïntegreerde en holistische benadering van EU-beleid en -wetgeving te realiseren, steden tijdens alle fasen beter te betrekken bij de voorbereiding van dit beleid, en dringt aan op een zo breed mogelijke deelname teneinde alle stedelijke gebieden daadwerkelijk bij het proces te betrekken.

11.

Veel van de partnerschapsthema’s houden nauw verband met andere thema’s en kunnen in het kader van een geïntegreerde aanpak niet los van elkaar worden gezien. De actieplannen moeten veel beter op elkaar worden afgestemd, aangezien de hiermee samenhangende activiteiten in hoge mate op elkaar van invloed kunnen zijn, bijvoorbeeld i) de partnerschappen gericht op duurzaam gebruik van land en op natuur gebaseerde oplossingen, huisvesting en klimaataanpassing, ii) de partnerschappen gericht op klimaataanpassing, energietransitie en luchtkwaliteit, iii) de partnerschappen gericht op armoede in steden, huisvesting en de inclusie van migranten en vluchtelingen.

12.

Het is positief dat de gegevens over stedelijke kwesties in de afgelopen jaren over het algemeen verbeterd zijn, maar er is nog steeds behoefte aan een betere afspiegeling van de subnationale, lokale en regionale niveaus om een empirisch onderbouwde beleidsontwikkeling mogelijk te maken.

13.

Onder verwijzing naar paragraaf 12.6 van het Pact van Amsterdam wordt benadrukt dat de stedelijke agenda voor de EU ook moet bijdragen aan gendergelijkheid en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. In aanmerking hiervoor komen methoden die gendereffecten beoordelen en een gendergevoelige database, maar ook gendermainstreaminganalyse van de programma’s en projecten.

14.

Het CvdR deelt het standpunt dat in het kader van de stedelijke agenda ook andere horizontale overwegingen in aanmerking moeten worden genomen in de partnerschapsacties: stedelijk bestuur en stedelijke planning, verbindingen tussen stad en platteland, het opvangen van de effecten op maatschappelijke veranderingen, de uitdagingen en kansen van kleine en middelgrote steden, stedelijke vernieuwing, demografische veranderingen, openbare diensten van algemeen belang, en afstemming op de nieuwe stedelijke agenda van de VN.

15.

Het CvdR onderstreept dat veel van de door de partnerschappen vastgestelde problemen in verband staan met de adviezen en resoluties van het CvdR, in die zin dat de werkzaamheden van het CvdR met een duidelijke stedelijke dimensie op doeltreffende wijze als toolkit voor de actieplannen moeten fungeren; wijst er voorts op dat de uit de stedelijke agenda voortvloeiende resultaten als beste praktijken kunnen worden verspreid door middel van bewustmakingsevenementen en publicaties van het CvdR, en benadrukt dat de lokale autoriteiten van een groot aantal CvdR-leden in de stedelijke partnerschappen vertegenwoordigd zijn en dringt erop aan dat het CvdR naar behoren op de hoogte wordt gesteld van de activiteiten van de partnerschappen.

16.

Veel stedelijke activiteiten hangen zowel direct als indirect samen met de samenwerking tussen steden en de aangrenzende lokale overheden (het omliggende gebied) of zijn hiervan afhankelijk. Daarom moeten zij in aanmerking worden genomen bij de uitvoering en evaluatie van de stedelijke agenda voor de EU.

17.

Onder verwijzing naar zijn advies over het herstel van havensteden en havengebieden wijst het CvdR er eens te meer op dat aandacht moet worden geschonken aan de specifieke problemen van deze steden en gebieden, die een geïntegreerde aanpak van duurzame stadsontwikkeling en stadsplanning vereisen.

18.

Aanvullende gerichte synergieën kunnen worden gecreëerd met in verschillende partnerschappen vertegenwoordigde organisaties, zoals de Raad der Europese gemeenten en regio’s (CEMR) en het Eurocities-netwerk, het derde Urbact-programma voor duurzame stedelijke ontwikkeling en het Europees kennisnetwerk voor stedenbeleid (EUKN).

Middelentoewijzing ten behoeve van de stedelijke agenda

19.

Het CvdR prijst de partnerschappen voor het inzetten van hun eigen middelen (gezien het feit dat de kosten voor deelname niet worden vergoed) en de door de Europese Commissie verrichte inspanningen ten behoeve van de uitvoering van de stedelijke agenda.

20.

Bijna twee jaar na de uitvoering van de stedelijke agenda hebben de grootste problemen te maken met het gebrek aan middelen, vooral waar het de kosten van deelname door steden die lid zijn van de partnerschappen betreft (met name kleine en middelgrote steden).

21.

Hoewel grotere stedelijke centra doorgaans over de middelen beschikken om zich bezig te houden met Europese aangelegenheden — met betrekking tot de toegang tot informatie, het benutten van financieringsmogelijkheden, en zelfs het beïnvloeden van de beleidsvorming —, is dit niet het geval voor kleinere overheden. De stedelijke agenda voor de EU moet daarom op adequate wijze inspelen op de behoeften van kleinere stedelijke lokale overheden, die een belangrijke rol spelen binnen hun bredere regionale economie, ter ondersteuning van hun duurzame stedelijke ontwikkeling.

22.

Het CvdR pleit ervoor om de volgende mogelijkheid te overwegen en in de stedelijke agenda op te nemen: een mechanisme voor financiële ondersteuning van de samenwerking tussen kleinere steden ontwikkelen, zodat ze actiever ervaringen uitwisselen. Het versterken van de educatieve rol van samenwerking (zoals de verspreiding van informatie van ervaren actoren — voornamelijk van middelgrote en grote steden — naar kleinere steden) is vooral van belang voor het realiseren van schaalvoordelen en de stimulering van de sociaaleconomische groei.

23.

Het CvdR maakt zich zorgen over de reële mogelijkheid dat zich een gebrek aan „ownership” zal voordoen als gevolg van het huidige ontwerp en de huidige werking van de partnerschappen, met name het vrijwillige karakter van de algemene governancestructuur, de passieve houding van sommige lidstaten, alsook bepaalde interne organisatorische problemen als gevolg van het gebrek aan regels met betrekking tot de toewijzing van taken en verantwoordelijkheden onder de leden. Deze problemen moeten worden aangepakt naarmate de stedelijke agenda zich verder ontplooit.

24.

Het CvdR is ingenomen met de door het technisch secretariaat verleende ondersteuning ten behoeve van de partnerschappen en roept tegelijkertijd op tot meer aandacht voor een deskundige en resultaatgerichte aanpak, zodat de technische ondersteuning niet louter van administratieve aard is. Geboden in dit verband zijn ook meer transparantie en een grotere betrokkenheid bij de partnerschappen, willen zij dienovereenkomstig kunnen profiteren van de technische input, onder meer door de inschakeling van deskundigen.

25.

Het CvdR benadrukt dat het leveren van betrouwbare en goed geplande resultaten via de partnerschappen overduidelijk vereist dat het proces met betrekking tot de stedelijke agenda kan bouwen op een stabiele meerjarenbegroting.

26.

Het CvdR prijst het initiatief tot het opzetten van de interactieve website „Futurium”, die tot doel heeft alle output van de partnerschappen op één plaats te verzamelen en de bredere gemeenschap van belanghebbenden te voorzien van updates en van de mogelijkheid tot discussie en het leveren van input voor procedures; waarschuwt echter dat een online one-stop shop niet als wondermiddel mag worden beschouwd voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de stedelijke agenda, vooral ook omdat potentiële gebruikers onvoldoende gebruikmaken van de website.

Betere regelgeving en „urban-proofing”

27.

Het CvdR is zich bewust van het feit dat het verwezenlijken van de doelstellingen van de stedelijke agenda de inrichting van nieuwe juridische mechanismen tussen de EU-instellingen, de lidstaten, steden en belanghebbenden vereist ter ondersteuning van de uitvoering van de acties die betrekking op hen hebben en onder hun bevoegdheid vallen.

28.

Het CvdR herhaalt zijn oproep aan de Commissie tot het op zich nemen van een bindende rol met betrekking tot de uitvoering van de acties, waarbij alle relevante directoraten-generaal worden aangespoord een bijdrage te leveren, net zoals zij nu al input aan de partnerschappen leveren; dringt er voorts op aan dat de lidstaten per specifiek thema op ministerieel niveau actief worden, en dat dit niet per definitie het ministerie betreft dat verantwoordelijk is voor stedelijke ontwikkeling.

29.

Een van de belangrijkste aspecten van het Pact van Amsterdam betreft de totstandbrenging van een koppeling met de agenda voor betere regelgeving van de Europese Unie. Er zouden daarom rechtstreekse koppelingen moeten komen tussen de werkzaamheden van de partnerschappen en de leden van het Refit-platform, en tijdens de bijeenkomsten van de partnerschappen zou meer aandacht moeten worden besteed aan het verbeteren van de regelgeving van de EU ten aanzien van het betreffende beleidsterrein.

30.

Het zou nuttig kunnen zijn de werkzaamheden van de partnerschappen voor de stedelijke agenda nauwer af te stemmen op de werkzaamheden van de Raad voor regelgevingstoetsing van de Europese Commissie.

31.

Er wordt herinnerd aan de inspanningen van het CvdR ten aanzien van „betere regelgeving” in het kader van de uitvoering van de stedelijke agenda in de vorm van de in de afgelopen jaren door het CvdR gelanceerde (territoriale) stedelijke effectbeoordelingen die tot doel hebben rapporteurs te voorzien van een analyse van de mogelijke effecten die specifieke wetgevingsvoorstellen op bepaalde steden hebben.

32.

Het CvdR is van mening dat „urban-proofing” een centraal onderdeel moet worden bij de vormgeving van het EU-beleid; onderstreept dat een meer systematische aanpak kan worden gehanteerd bij het beoordelen van de effecten van geplande EU-maatregelen op steden (van elke mogelijke omvang) teneinde te waarborgen dat het lokale perspectief in voldoende mate tot uiting komt in het uiteindelijke beleid of de uiteindelijke wetgeving.

33.

Het CvdR is ingenomen met de erkenning door DG REGIO van het belang van de uitvoering van territoriale effectbeoordelingen bij het bespreken van nieuwe wetgevingsvoorstellen en zou graag zien dat de Commissie dit instrument breder gaat inzetten op alle beleidsterreinen.

34.

Het CvdR roept steden en stedelijke gebieden dan ook op bij te dragen tot de op hun specifieke ontwikkelingsbehoeften toegespitste EU-prioriteiten, en benadrukt dat lokale ontwikkeling deel moet blijven uitmaken van een bredere EU-aanpak met betrekking tot territoriale ontwikkeling en als holistisch concept beter moet worden omschreven.

Toekomstige kaders voor een stedelijke agenda voor de periode na 2020

35.

De resultaten van de samenwerking tussen de eerste partnerschappen tot dusver tonen aan dat de stedelijke agenda voor de EU als solide basis kan fungeren voor het ondersteunen van en zelfs het richting geven aan de toekomstige Europese samenwerking, zowel waar het de Europese structuur- en investeringsfondsen betreft als de onderdelen van de centraal beheerde programma’s van de Commissie voor de periode na 2020.

36.

Het CvdR dringt er daarom op aan dat in het toekomstige voorstel inzake het meerjarig financieel kader (MFK) en het cohesiebeleid voor de periode na 2020 de rol van de steden en stedelijke gebieden naar voren komt, teneinde de geïntegreerde instrumenten en mechanismen te verbeteren die de positie van de steden en regio’s moeten versterken en ze rechtstreeks moeten ondersteunen; benadrukt dat het van essentieel belang is dat het cohesiebeleid inspeelt op de meerwaarde van de geïntegreerde territoriale aanpak en in de praktijk, samen met zijn krachtige steun voor het platteland, een sterke stedelijke dimensie moet hebben, evenals „stedelijke verantwoordelijkheid” in steden en stedelijke gebieden.

37.

Het CvdR wijst erop dat er, ondanks het toenemend belang van de laagste bestuursniveaus (bijv. van steden) ten opzichte van het centrale bestuursniveau van de EU, in sommige landen toch sprake is van recentralisatie van governancesystemen, wat ten koste gaat van de financiële middelen die tot dusver beschikbaar waren voor steden en regio’s en zelfbeschikking mogelijk maakten. Dat is een gevaarlijk proces dat groei op allerlei gebieden, op basis van lokale ontwikkelingsfactoren en plaatselijke omstandigheden, onmogelijk maakt.

38.

Het onderschrijft de behoefte aan meer evenredigheid en flexibiliteit met betrekking tot nieuwe geïntegreerde instrumenten, en benadrukt dat de ondersteuning meer moet zijn toegespitst op een beter begrip van deze instrumenten, zodat degenen die de instrumenten willen gebruiken zekerder van hun zaak kunnen zijn.

39.

Het CvdR benadrukt dat de stedelijke agenda er met voorrang voor moet zorgen dat het zeer versnipperde financieringslandschap beter toegankelijk is voor steden van elke mogelijke omvang, onder meer door het in samenwerking met belangrijke belanghebbenden, zoals pan-Europese lokale en regionale overheden en het CvdR, ontwikkelen van op maat gemaakt voorlichtingsmateriaal dat het geheel van financieringsmogelijkheden voor de twaalf thema’s bestrijkt.

40.

Prioriteit moet worden gegeven aan het nadrukkelijk wijzen van lokale en regionale overheden op bestaande financieringsinitiatieven (de op maat gemaakte leningen vanuit Urbis en de EIB) en het stroomlijnen van het huidige advies- en financieringslandschap, dat tot op zekere hoogte moet worden afgestemd op de behoeften van steden.

41.

Het CvdR is zich ervan bewust dat het stedelijk investerings- en financieringslandschap moet worden gestroomlijnd en dat de aan de EIB-leningen gerelateerde diensten moeten worden afgestemd op de behoeften van de individuele steden. Het erkent de rol van Urbis, het nieuwe speciaal opgezette adviserend platform voor stedelijke investeringen, bij het verstrekken van financiële en technische richtsnoeren aan stedelijke autoriteiten gedurende alle belangrijke fasen van het voorbereiden en uitvoeren van geïntegreerde stedelijke projecten, met inbegrip van de ontwikkeling van investeringsstrategieën, het inrichten van projecttrajecten, en het verkennen van innovatieve financieringsinstrumenten (bijvoorbeeld door een combinatie van de Europese structuur- en investeringsfondsen en het Europees Fonds voor strategische investeringen).

42.

Het CvdR wijst op het aanhoudende belang van de Europese territoriale samenwerking voor steden en lokale autoriteiten bij het bieden van een op hun ondersteuning gericht Europees perspectief; onderstreept dat meer dan een derde van de EU-burgers in de grenssteden en -regio’s van Europa woont en werkt, die goed zijn voor twee derde van het bbp in de EU; merkt op dat grensoverschrijdende en transnationale Interreg-projecten ten behoeve van de Europese burger een groot aantal concrete resultaten hebben opgeleverd waar het de stedelijke agenda betreft, onder meer op het gebied van mobiliteit, klimaataanpassing, energietransitie, opleidingen en het creëren van werkgelegenheid.

43.

Het CvdR dringt erop aan dat de doelstellingen en uitvoeringsinstrumenten van de volgende generatie van alle niet op cohesie gerichte EU-programma’s met een stedelijke component, met inbegrip van het negende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie en beleidsinitiatieven als het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie, op solide wijze in de stedelijke agenda worden geïntegreerd.

44.

De stedelijke agenda moet in de toekomstige jaarlijkse werkprogramma’s van de Commissie een prominente plaats krijgen. Daarom wordt het roulerende voorzitterschap van de Raad verzocht het politiek engagement ter ondersteuning van het proces op hoog niveau nieuw leven in te blazen, door lidstaten in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de partnerschappen en hier formeel verslag over uit te brengen.

45.

Het CvdR dringt erop aan dat steden en regio’s via hun institutioneel vertegenwoordiger, het CvdR, toegang moeten hebben tot de werkgroepen van de Europese Raad en het Europees Parlement waar het stedelijke aangelegenheden en trialogen betreft, zodat de steden en regio’s beter zicht hebben op en beter kunnen bijdragen tot de werkzaamheden van de Raad die van invloed op hen zijn alsook op hun bevoegdheden.

46.

De voorgestelde actieplannen moeten vergezeld gaan van een stappenplan met realistische te behalen resultaten, streefdata, indicatoren en streefcijfers met betrekking tot de specifieke doelstellingen, en dat uit dit stappenplan moet blijken dat de partnerschappen zijn gebaseerd op een samenwerking tussen verschillende actoren en zijn ontwikkeld op basis van samenwerking tussen verschillende bestuurslagen, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld.

47.

Na afronding van de actieplannen kan een aantal voorlichtingscampagnes met passende feedbackmechanismen worden georganiseerd via de nationale ministeries en/of andere informatieverspreiders, met inbegrip van de stadskantoren/regionale kantoren in Brussel.

48.

Het CvdR verwacht dat uit de in 2019 door de Commissie uit te voeren evaluatie zal blijken op welke wijze de partnerschappen hebben bijgedragen tot de agenda voor betere regelgeving, een verbeterde toegang tot financiering, en een verbeterde uitwisseling van kennis en beste praktijken.

49.

Daartoe worden de partnerschappen verzocht hun eigen evaluatie uit voeren, feedback te geven met betrekking tot de vraag of het proces aan hun eigen verwachtingen heeft voldaan, en in voorkomend geval verbeteringen voor te stellen.

50.

Het CvdR is voorstander van het voorstel tot het oprichten van een stuurgroep om de toekomstige ontwikkelingen van de stedelijke agenda te bespreken, met inbegrip van de uit de partnerschappen voortvloeiende kernboodschappen met betrekking tot de bevordering van toekomstige beleidsmaatregelen en programma’s, mogelijke nieuwe thematische partnerschappen, het in aanmerking nemen van horizontale overwegingen, en het onder de aandacht brengen van de resultaten van de besprekingen. Het is het ermee eens dat overwogen moet worden aanvullende onderwerpen op te nemen, zoals beveiliging, cultureel erfgoed, stedelijke knooppunten en TEN-V.

51.

De resultaten, de opzet en de uitvoeringsmaatregelen van de huidige partnerschappen moeten echter grondig worden beoordeeld voordat er nieuwe partnerschappen worden gelanceerd.

52.

Het CvdR verzoekt te worden betrokken bij de organisatie van de jaarlijkse coördinatievergadering om input te leveren, acties voor te stellen, bijeenkomsten te organiseren, en met name overlappingen met andere evenementen en besprekingen te voorkomen.

Conclusies

53.

Het CvdR roept de EU-instellingen op hun toezegging tot uitvoering van de stedelijke agenda voor de EU te bekrachtigen en het proces formeel vast te leggen. Het wijst erop dat de stedelijke agenda zeer veel mogelijkheden biedt met betrekking tot het verbeteren van het toekomstig functioneren van onze steden en dat de agenda derhalve niet louter beperkt moet worden tot het ontwikkelen van netwerken, maar juist moet worden beschouwd als een bindende politieke toezegging voor de uitwerking en de tenuitvoerlegging van wetgeving en van de Europese en nationale financieringsprogramma’s.

54.

Het CvdR benadrukt daarnaast dat het Pact van Amsterdam in een sterkere institutionele rol voor het CvdR voorziet aangezien het CvdR, als adviesorgaan van de Unie dat de regio’s en gemeenten formeel vertegenwoordigt op EU-niveau, wordt verzocht om bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de stedelijke agenda van de EU.

55.

De komende voorzitterschappen van de Raad van de EU zouden moeten inzetten enige mate van synergie tussen de discussies over de evaluatie van de uitvoering van de stedelijke agenda voor de EU en de nieuwe territoriale agenda voor de periode na 2020, met het oog op een meer geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening en een territoriale governance waarbij lokale en regionale overheden en planologen door middel van een op feiten gebaseerde bottom up-aanpak worden betrokken.

56.

De belangrijke rol van de steden bij het verwezenlijken van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 wordt erkend en het CvdR dringt er daarom aan op uitermate sterke synergieën tussen de VN-agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de vaststelling van de EU-beleidsprioriteiten voor de periode na 2020.

57.

Een goede inbedding van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling in het EU-beleid zal in de hele EU de aanzet geven tot een meer geïntegreerde visie op de toekomst van onze steden en regio’s. De stedelijke dimensie van de duurzame-ontwikkelingsrichtsnoeren vereist een alomvattende, geïntegreerde en doeltreffende aanpak, en het CvdR dringt daarom aan op nauwe samenwerking met partners en andere belanghebbenden, alsook met lokale en regionale overheden, zodat een impuls wordt gegeven aan door meerdere belanghebbenden te nemen maatregelen.

58.

De Europese en nationale statistische instanties zouden gegevens, indicatoren, instrumenten en methoden moeten ontwikkelen en verbeteren om de bijdrage van het EU-beleid aan de stadsgerelateerde doelstellingen van de Agenda voor 2030 te kwantificeren en te monitoren, waarbij voor meer indicatoren op NUTS 2-, NUTS3- en FUA-niveau moet worden gezorgd.

59.

Het CvdR benadrukt dat de nieuwe stedelijke agenda van de VN de komende twintig jaar voor een groot aantal verschillende actoren als richtlijn zal dienen ten aanzien van hun inspanningen op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling; verzoekt alle EU-bestuurslagen samen te werken teneinde de nieuwe stedelijke agenda te benutten als instrument voor het realiseren van inclusieve en duurzame stedelijke ontwikkeling.

Brussel, 4 juli 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ