2.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/72


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over landgebruik voor duurzame voedselproductie en ecosysteemdiensten

(verkennend advies op verzoek van het Estse voorzitterschap)

(2018/C 081/10)

Rapporteur:

Roomet SÕRMUS

Raadpleging

Brief van de premier van Estland d.d. 17.3.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Besluit van het bureau

28.3.2017

 

 

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

3.10.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

18.10.2017

Zitting nr.

529

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

126/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Voor het duurzame gebruik en de bescherming van landbouwgronden zou een gemeenschappelijk EU-referentiekader cruciaal kunnen zijn om verdere vooruitgang te boeken bij de verzameling en benutting van gegevens. Bovendien zou het van pas kunnen komen bij de vaststelling van de definitie van een goede bodemtoestand, een uniforme terminologie, uniforme toezichtscriteria, alsook prioriteiten en diverse beleidsmaatregelen om tot een goede bodemtoestand te komen.

1.2.

In alle lidstaten is het verlies van landbouwgronden ten gevolge van aantasting van de bodem, het opgeven van landbouwgrond, de klimaatverandering en verstedelijking een groot probleem. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) stelt daarom voor het bestaande EU-kader te actualiseren om in de lidstaten waardevolle landbouwgrond voor de productie van levensmiddelen en het leveren van andere ecosysteemdiensten en de vruchtbaarheid van deze gronden te beschermen.

1.3.

Landbouwers dragen als eigenaar en gebruiker van de grond voor de levering van ecosysteemdiensten een speciale verantwoordelijkheid, die moet worden erkend en ondersteund. De bodem levert zeer belangrijke ecosysteemdiensten. De bodem vormt de basis voor het grootste deel van de wereldwijde voedselproductie en is noodzakelijk voor de productie van biomassa. De bodem slaat koolstof op en draagt op deze wijze bij aan de beperking van de klimaatverandering.

1.4.

Met de modernisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moet onder meer worden beoogd om de gezondheid en vruchtbaarheid van landbouwgrond en -bodems te blijven beschermen, wat voor het behoud en de verdere toename van de productiviteit en duurzaamheid van de landbouw essentieel is.

1.5.

Overeenkomstig de klimaatovereenkomsten moeten bestaande en nieuwe initiatieven die de koolstofcyclus in de bodem in balans brengen op zodanige wijze worden bevorderd dat de voedselproductie niet in gevaar komt. Om de hoeveelheid koolstof in de bodem te vergroten stelt het EESC voor de beginselen van duurzaam bodembeheer op te nemen in EU-beleidsmaatregelen. Onder meer de productie van biomassa moet worden ondersteund door toegang tot water en andere bodemfactoren te verbeteren (bodemstructuur en -doorluchting, beschikbaarheid van voedingsstoffen, pH-waarde, biologische activiteit van de bodem), duurzame grondbewerking, weidebouw en duurzaam beheer van groene ruimten, geïntegreerde landbouwproductie, inclusief beste praktijken uit de biologische en conventionele landbouw, bijv. wisselteelt, het telen van peulgewassen, benutting van organisch afval en compost, alsook het aanleggen van een winters plantendek op de velden. Koolstofrijke bodems en graslanden moeten op duurzame wijze worden beheerd om koolstofvastlegging door de bodem en de planten te bevorderen.

1.6.

De lidstaten moeten ook worden aangespoord om in het kader van de tweede pijler van het GLB adequate maatregelen voor bodembescherming te treffen.

1.7.

Extra investeringen in milieu- en klimaatvriendelijke technologieën en systemen voor grondverbetering dienen ondersteund te worden met het oog op een duurzaam gebruik van land en bodem.

1.8.

De op kennis gebaseerde landbouw (d.w.z. precisielandbouw en agro-ecologische werkwijzen) moet worden aangemoedigd. Het potentieel van een precisielandbouw die de hulpbronnen, de bodem en het klimaat ontziet komt tot uiting in de integratie van gegevens over grond, meststoffen, pesticiden, het weer en opbrengsten. Hiervoor zijn onder andere een betere toegang tot de gegevens in nationale databases, meer mobiliteit en een grotere gebruiksvriendelijkheid vereist. Het uitgangspunt hierbij moet zijn dat de landbouwers de eigenaars van de verzamelde gegevens zijn. Voorwaarde daarvoor is de toegang tot internet en het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën door de landbouwers.

1.9.

Er moet meer gebruik worden gemaakt van bodemgegevens bij de beleids- en besluitvorming inzake landgebruik. Tegelijkertijd moeten de kwaliteit en beschikbaarheid van bodemgegevens worden verbeterd, met name in gebieden waar tot nu toe onvoldoende onderzoek is verricht. Op EU-niveau moet een uniforme monitoring van de bodem overeengekomen worden.

1.10.

In het hele onderwijsstelsel dient het besef van het belang van de bodem te worden aangescherpt. Daarbij moeten actuele pedagogische middelen worden gebruikt en moet het thema bodem in de curricula van de opleidingen op de verschillende niveaus worden opgenomen.

1.11.

Maatregelen om boeren te informeren over de bodem en goede landbouwpraktijken spelen een belangrijke rol. Hiertoe is de medewerking van adviesdiensten van bijzonder belang.

2.   Inleiding

2.1.

Dit EESC-advies is opgesteld op verzoek van het Estse voorzitterschap en heeft als doel het cruciale belang te benadrukken van het duurzame gebruik van land (1) en bodem (2) voor voedselproductie en de verlening van ecosysteemdiensten.

2.2.

Op verzoek van het Estse voorzitterschap zal het Comité nagaan hoe de kwestie van landbouwgrond binnen de verschillende beleidsterreinen van de EU wordt benaderd. Ook zal overwogen worden wat beleidsmakers en bedrijven in de EU kunnen doen om een duurzaam en effectief gebruik van de bodem, een essentiële bron voor de voedselproductie en de levering van overige ecosysteemdiensten, te bevorderen.

2.3.

Op dit moment zijn er in de EU vele regels voor bodembescherming. Hoewel verschillende EU-maatregelen bijdragen aan de bescherming en het duurzaam beheer van landbouwgrond, is bodembescherming meestal niet hun belangrijkste aandachtspunt. Volgens het EESC is de tijd rijp om een debat te beginnen over de vraag hoe verschillende maatregelen beter kunnen worden gecoördineerd op EU-niveau.

2.4.

Zowel de EU als de lidstaten dienen hun beleidsvorming te baseren op de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 (3) van de Verenigde Naties. Deze doelstellingen omvatten het bevorderen van ecosystemen, het bestrijden van woestijnvorming, het stoppen en omkeren van bodemdegradatie, het duurzaam beheer en efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het integreren van maatregelen tegen klimaatverandering in nationale beleidsmaatregelen, strategieën en planning. Absolute voorwaarde voor duurzame landbouw en voedingsmiddelenproductie is de bescherming van landbouwgrond, alsmede het duurzame gebruik van de bodem, die een beperkte en in principe niet-hernieuwbare hulpbron is.

2.5.

Daarnaast is er een aantal initiatieven (4) gestart ter bevordering van duurzaam bodembeheer en voor bewustmaking van de belangrijke rol die landbouwgrond speelt bij voedselveiligheid en in de strijd tegen klimaatverandering.

2.6.

Voorts vestigt het EESC de aandacht op het begrip van de grenzen van onze planeet. Dit kan gebruikt worden bij de vaststelling van de ecologische grenzen, die de mens niet mag overschrijden als hij het klimaat geen schade wil berokkenen. Het is een feit dat drie van de negen grenzen (klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, stikstofkringloop) reeds overschreden zijn (5). Tegelijkertijd onderschrijft het EESC dat de voedselzekerheid in de wereld ook een dringende kwestie is waaraan Europa in het kader van zijn mondiale verantwoordelijkheid aandacht moet besteden.

3.   Belangrijkste kwesties inzake het gebruik van land en bodem in relatie tot landbouwproductie

3.1.

De mondiale vraag naar voedsel zal in de komende decennia toenemen. Landbouwgrond zal daarom in bepaalde delen van de wereld nog intensiever moeten worden bewerkt, wat negatieve effecten op de bodem en de wijdere omgeving kan hebben als de bodem niet volgens ecologische beginselen benut wordt. Om een adequate voedselvoorziening te waarborgen, dient de productiviteit van de beschikbare grond behouden op peil te blijven en de vruchtbaarheid in biologisch, chemisch en fysiek opzicht gehandhaafd te worden.

3.2.

In het advies van het EESC over duurzamere voedselsystemen (6) wordt ingegaan op de gevolgen van ongeschikte landbouwpraktijken bij voedselproductie: verlies van biodiversiteit, bodemdegradatie, water- en luchtvervuiling en broeikasgasemissies. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat deze hulpbronnen op efficiënte en duurzame wijze gebruikt worden om de voedselvoorziening veilig te stellen. Dit moet deel uitmaken van een compleet voedselbeleid, zoals dat beschreven wordt in het EESC-advies over de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van een omvattend voedselbeleid in de EU, waaraan momenteel gewerkt wordt.

3.3.

Klimaatverandering heeft ook gevolgen voor de beschikbaarheid van basale natuurlijke hulpbronnen: water en grond. Hoewel een aantal maatregelen genomen is tegen klimaatverandering, neemt het koolstofgehalte van de bodem jaar na jaar af. Dit kan worden geconcludeerd op basis van gegevens over de toplaag. Aanvullende gegevens over de diepere lagen zouden de ontwikkeling echter realistischer schetsen.

3.4.

In het rapport „Het milieu in Europa — Toestand en verkenningen 2015” (7) waarschuwt het Europees Milieuagentschap (EEA) dat de ecosysteemdiensten van de bodem — waaronder voedselproductie, bescherming van biodiversiteit en de opslag van koolstof, water en voedingsstoffen in de bodem — in toenemende mate bedreigd worden. Afhankelijk van het gebied zijn de voornaamste problemen die in het rapport vastgesteld worden bodemerosie, verlies van organische stoffen in de bodem, bodemverontreiniging en bodemafdekking, alsmede verstedelijking, het opgeven van landbouwgrond en de gevolgen van steeds intensievere landbouwproductie voor natuurlijke en semi-natuurlijke habitats. Een andere ruim erkende bedreiging voor de bodem is de afnemende vruchtbaarheid van de grond.

4.   Vraagstukken met betrekking tot landbouwgrond op verschillende EU-beleidsterreinen

4.1.

In een rapport opgesteld voor de Europese Commissie werden de bodembeschermende maatregelen van de 28 EU-lidstaten geanalyseerd (8). Het ging daarbij om 35 EU-maatregelen en 671 nationale bodembeschermende maatregelen. De EU-maatregelen bestaan uit strategiedocumenten, richtlijnen, verordeningen en diverse begeleidende maatregelen. Driekwart van de nationale maatregelen bestaat voornamelijk uit bindende voorschriften.

4.2.

De variëteit aan maatregelen in de lidstaten biedt een kans om het bodemvraagstuk in zijn complexiteit beter aan te pakken en ook om de coördinatie ervan te verbeteren. De EU-wetgeving bevat enkele waardevolle en strikte regels met betrekking tot bodembescherming, maar het systeem kent een aantal zwakke punten. Nationaal beleid volstaat niet om de leemtes in het EU-recht op het gebied van bodembescherming op te vullen, en de regels verschillen aanzienlijk van land tot land.

4.3.

Het zevende milieuactieprogramma, van kracht sinds begin 2014, erkent bodemdegradatie als een ernstig probleem en geeft de EU de tijd tot 2020 om te komen tot duurzaam bodembeheer, adequate bodembescherming en vorderingen wat betreft de sanering van verontreinigde grond. De EU en de lidstaten hebben ook toegezegd de maatregelen tegen bodemerosie en ter verbetering van het organisch materiaal in de bodem op te voeren.

4.4.

De volgende EU-maatregelen kunnen gezien worden als relevant voor bodembescherming en als relatief effectief: de richtlijn inzake industriële emissies, de richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid en de regelgeving met betrekking tot waterbescherming (kaderrichtlijn water, nitratenrichtlijn, stelsel van randvoorwaarden voor het GLB, eisen voor goede landbouw- en milieucondities). Uitvoering van de maatregelen kan de bodemtoestand nog verder verbeteren als met de plaatselijke omstandigheden flexibel rekening wordt gehouden en als de maatregelen beter op elkaar worden afgestemd.

4.5.

Vraagstukken met betrekking tot bodembescherming kunnen ook worden aangepakt met behulp van diverse vormen van financiële steun die beschikbaar zijn via het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, LIFE+ en het Horizon 2020-programma.

4.6.

Rechtstreekse betalingen die worden toegekend in het kader van de eerste pijler van het GLB, en die gelden voor bijna 90 % van de benutte landbouwgrond in de EU, vormen een belangrijke economische prikkel bij beslissingen met betrekking tot het gebruik en het beheer van land door boeren. Rechtstreekse betalingen zijn sterk gebonden aan het behoud van landbouwgrond in een goede landbouw- en milieuconditie, alsook aan de naleving van de randvoorwaarden en de vergroeningsvoorwaarden van de GLB-basisverordeningen. De lidstaten beschikken daarbij over een zekere beoordelingsmarge. Op 30 % van de rechtstreekse betalingen zijn milieuvoorschriften van toepassing die gericht zijn op het verbeteren van de bodemkwaliteit, het beschermen van de biodiversiteit en het bevorderen van koolstofvastlegging (9). Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de voordelen van vergroening niet teniet worden gedaan door buitensporige bureaucratische rompslomp bij het uitvoeren van de maatregel.

4.7.

De plattelandsontwikkelingsprogramma’s bieden de lidstaten in het kader van de tweede pijler van het GLB ook mogelijkheden om EU-maatregelen voor bodembescherming uit te voeren die rekening houden met de lokale omstandigheden in de lidstaten.

4.8.

Een aantal geplande wetgevingsinitiatieven (zoals het klimaat- en energiepakket, de verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), de verordening inzake de verdeling van inspanningen enz.) kunnen ook suggesties bieden voor bodembescherming, beperking van de klimaatverandering en voor de aanpassing aan de gevolgen hiervan.

4.9.

De modernisering van de EU-meststoffenverordening, die besproken wordt in samenhang met het pakket voor de circulaire economie, die ervoor zal zorgen dat organische meststoffen en meststoffen op basis van afval makkelijker kunnen worden gebruikt, is ook zeer relevant voor de problematiek van de bodembescherming. Het gerecyclede materiaal dat gebruikt wordt als toevoeging aan de bodem of meststof mag echter geen schadelijke stoffen (xenobiotica) bevatten. Hoewel het voorstel van de Commissie grenswaarden bevat voor de concentratie van verontreinigende stoffen in minerale of organische meststoffen, is er nog steeds behoefte aan nieuwe, schone technologieën om kunstmest en bodemverbeteraars te produceren die voor landgebruik onschadelijk zijn en die de primaire productiviteit niet aantasten. In dit advies juicht het EESC het initiatief van de Commissie toe en wijst het erop dat bodemvruchtbaarheid en bodembescherming belangrijke doelstellingen zijn bij de herziening van de verordening (10).

5.   Voorstellen voor het bevorderen van het duurzame gebruik van de bodem als een essentiële hulpbron voor voedselproductie en de verlening van ecosysteemdiensten in de Europese Unie

5.1.

Voor het duurzame gebruik en de bescherming van landbouwgronden zou een gemeenschappelijk EU-referentiekader cruciaal kunnen zijn om verdere vooruitgang te boeken bij de verzameling en benutting van gegevens. Bovendien zou het van pas kunnen komen bij de vaststelling van een uniforme terminologie, de definitie van een goede bodemtoestand, de prioriteiten, de toezichtscriteria met inachtneming van de verschillende bodem- en klimaatomstandigheden, en diverse beleidsmaatregelen om tot een goede bodemtoestand te komen. Dit is een absolute voorwaarde om de bodemtoestand goed te kunnen beoordelen en de noodzakelijke maatregelen te kunnen nemen.

5.2.

In alle lidstaten is het verlies van landbouwgronden ten gevolge van bodemdegradatie, het opgeven van landbouwgrond, de klimaatverandering en verstedelijking een groot probleem. Landbouwgebieden verdwijnen om plaats te maken voor de ontwikkeling van kunstmatige oppervlakken. Tussen 2006 en 2012 werd in de Europese landen ongeveer 107 000 ha land per jaar onteigend. Het type grond dat het vaakst ingenomen werd voor kunstmatige ontwikkeling was bouwland en land voor permanente teelt, gevolgd door weilanden en gemengde landbouwgebieden (11). Het EESC stelt daarom voor het bestaande EU-kader te actualiseren om in de lidstaten waardevolle landbouwgrond voor de productie van levensmiddelen en het leveren van andere ecosysteemdiensten en de vruchtbaarheid van deze gronden te beschermen. Hiertoe moeten meer technische mogelijkheden worden geschapen om de monitoring te kunnen verbeteren en betrouwbare informatie ter beschikking te stellen.

Het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie

5.3.

Met het oog op de modernisering van het GLB moet in de komende financiële programmeringsperiode een efficiënt en duurzaam beheer van landbouwgrond worden gewaarborgd. Er moet onder meer beoogd worden de gezondheid en vruchtbaarheid van landbouwgrond en -bodems te blijven beschermen, wat voor het behoud en de verdere toename van de productiviteit en duurzaamheid van de landbouw essentieel is.

5.4.

In het kader van de vergroeningsmaatregelen van de eerste pijler van het GLB moeten betere oplossingen gevonden worden om de toestand van de bodem te verbeteren. In eerste instantie zou wisselteelt met peulgewassen of grassoorten moeten worden aangemoedigd. De discussies over de effectiviteit van vergroening gaan vooral over biodiversiteitsvraagstukken, maar ook de positieve invloed van de peulgewassenteelt op de bodemvruchtbaarheid zou sterker moeten worden benadrukt (12).

5.5.

De landbouw produceert niet alleen hoogwaardig voedsel, maar zorgt ook voor biodiversiteit en open landschappen. Ook speelt landbouw een belangrijke rol bij de aanpassing aan en beperking van klimaatverandering. De levering van collectieve goederen wordt in eerste instantie gewaarborgd door maatregelen voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waarmee toegevoegde waarde wordt gecreëerd en de impact van landbouw op de bodem, het water en de biodiversiteit wordt aangepakt.

5.6.

De lidstaten moeten aangespoord en gemotiveerd worden om in het kader van de tweede pijler van het GLB bodembeschermende maatregelen te treffen die maximale flexibiliteit bieden om rekening te houden met de plaatselijke situatie, uiteenlopende omstandigheden (o.a. bodemtypen) en specifieke problemen.

5.7.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie meer rekening te houden met de specifieke voorstellen van de lidstaten om de kwaliteit van de bodem te verbeteren en een duurzaam gebruik daarvan te stimuleren (bijv. door bevordering van kalkbemesting om bodemverzuring tegen te gaan, of door irrigatie of drainage om waterschaarste of overtollig water te bestrijden). Bij het beheer van organische bodems mag geen enkele optie worden uitgesloten maar moet in ieder geval een reeks maatregelen voor bodembescherming worden getroffen.

5.8.

Extra investeringen in milieu- en klimaatvriendelijke technologieën dienen aangemoedigd te worden met het oog op een duurzaam gebruik van land en bodem. Ter wille van een duurzame voedselproductie moet de kennisgebaseerde landbouw (waaronder de precisielandbouw en agro-ecologische benaderingen) aangemoedigd worden om ervoor te zorgen dat landbouwproductiemiddelen in de juiste hoeveelheden, op de juiste plaats en op het juiste moment worden gebruikt. Zeer belangrijk is de verbetering van de biologische activiteit door de input van organisch materiaal en door het bereiken van een evenwicht tussen de voedingsstoffen in de bodem; overbemesting brengt milieurisico’s met zich mee doordat voedingsstoffen wegvloeien, terwijl een tekort aan voedingsstoffen de bodemvruchtbaarheid vermindert. Verder moet goed worden gelet op de „wet van het minimum” (13), want als er een bepaalde voedingsstof (bijv. fosfor) ontbreekt, dan neemt het gevaar toe dat andere voedingsstoffen uit de bodem gespoeld worden.

5.9.

Bij het landgebruik is veeteelt vaak van wezenlijk belang en onmisbaar voor de voedingsstoffenkringloop, het behoud van de bodemvruchtbaarheid (14) en de koolstofvastlegging. Een flink deel van het landbouwareaal in de EU, o.a. weideland, is alleen geschikt voor het laten grazen van vee of voor de productie van voedergrassen. Daarom is het zaak om de veeteelt in bepaalde gebieden te blijven aanmoedigen, zodat boeren dit land niet opgeven. Het enkel door maaien onderhouden van blijvend grasland, een praktijk die in sommige delen van de EU wijdverbreid is, biedt geen alternatief voor weidebouw, noch met het oog op voedselproductie, noch wat hulpbronnenefficiëntie of bodemkwaliteit betreft. Binnen het GLB zijn daarom maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat veeteelt in de verschillende EU-regio’s rendabel is. Daarnaast moeten oplossingen worden gevonden die een actief en duurzaam gebruik van land voor voedselproductie mogelijk maken.

5.10.

In sommige gebieden in de EU zijn verouderde afwateringssystemen in de landbouw een groot probleem. Er moet daarom, ook vanwege de klimaatverandering, meer dan ooit de nadruk gelegd worden op langetermijninvesteringen in landbouwinfrastructuur, zoals de modernisering van afwateringssystemen, om het gebruik van landbouwgrond voor voedselproductie te handhaven en de bodemvruchtbaarheid veilig te stellen.

Landgebruik en ecosysteemdiensten

5.11.

De millennium-ecosysteembeoordeling (15) uit 2005 definieert ecosysteemdiensten als de ecologische, maatschappelijke en economische baten voortkomend uit ecosystemen. Bodemvorming is een ecosysteemdienst en een voorwaarde voor alle andere ecosysteemdiensten, zoals voedselproductie. Duurzame voedselproductie is daarom ondenkbaar zonder bodembescherming.

5.12.

Landbouwers spelen bij de levering van ecosysteemdiensten een essentiële rol, die erkend en ondersteund moet worden. De belangrijkste ecosysteemdiensten worden geleverd door de bodem (16). Deze is de bron van leven voor microben, planten en dieren en een belangrijk reservoir voor biodiversiteit, filtert water en slaat water op dat nodig is voor de groei van planten, heeft een regulerend effect op overstromingen, slaat voedingsstoffen op en maakt deze beschikbaar voor planten, en is in staat om gifstoffen om te zetten. De bodem vormt de basis voor het grootste deel van de wereldwijde voedselproductie en is noodzakelijk voor de productie van biomassa. De bodem kan koolstof opslaan en op deze wijze bijdragen aan de beperking van de klimaatverandering.

5.13.

Er dient meer aandacht besteed te worden aan het landgebruik, dat het functioneren van ecosystemen en daarmee de verlening van ecosysteemdiensten beïnvloedt. Bodemdegradatie, niet-duurzaam gebruik van land en versnippering van habitats als gevolg van verstedelijking en woning- en wegenbouw brengen de levering van verschillende belangrijke ecosysteemdiensten in gevaar, bedreigen de biodiversiteit en verminderen de mate waarin Europa bestand is tegen klimaatverandering en natuurrampen. Bovendien leidt een en ander tot verdere bodemdegradatie en woestijnvorming (17). Om genoemde problemen te verhelpen moet er meer rekening worden gehouden met de beginselen die de Europese Commissie in 2012 op een rij heeft gezet in de richtsnoeren inzake de beste praktijken om bodemafdekking te beperken, te verzachten en te compenseren (18).

5.14.

De functies en ecosysteemdiensten van de bodem zijn onderwerpen die in de wetgeving slechts zelden aan bod komen, want er is geen markt voor deze prestaties en ze worden door de samenleving niet voldoende erkend. In de GLB-basisverordening inzake rechtstreekse betalingen zijn er bijv. wel enkele verwijzingen naar bodemkwaliteit, maar wordt er niet verwezen naar de biodiversiteit in de bodem en de wisselwerking met de primaire productiviteit. De belangrijkste functies van de bodem hangen enerzijds af van de chemische en fysische eigenschappen van de bodem, en anderzijds van de toestand van de micro-organismen en fauna in de bodem en de biologische processen die hierop gebaseerd zijn, waaronder stikstofbinding, koolstofvastlegging, waterfiltratie en het tegengaan van voedingsstoflekken. Om het volledige potentieel van de bodem voor de levensmiddelenproductie en de koolstofvastlegging te benutten, zijn niet alleen de bodemeigenschappen van belang, maar is het ook zaak dat de gewassen gezond zijn.

5.15.

In het advies van het EESC over de hervorming van het GLB (19) wordt ervoor gepleit milieu-, klimaat- en biodiversiteitsmaatregelen onder de tweede pijler van het GLB meer dan tot nu toe het geval is te richten op de levering van uitgebreidere ecosysteemdiensten door landbouwers. Wat betreft bodem- en landgebruik moeten ondersteunende maatregelen voornamelijk gericht zijn op het beheer van grasland en organische grond zodat koolstofvastlegging in de grond wordt bevorderd. In het belang van de bodem dient bodembewerking tot een minimum te worden beperkt. Vanwege accumulatie van voedingsstoffen op niet-bewerkte grondoppervlakten is enige mate van bewerking echter noodzakelijk om voedingsstoffen door de wortelzone te mengen en het gevaar van het wegvloeien van voedingsstoffen te verminderen. Ook door de bodemverdichting is de bodem minder goed in staat om het verlies van voedingsstoffen tegen te gaan.

5.16.

In sommige EU-gebieden dienen de omschakeling van bouwgrond naar grasland, de vermindering van de veebezetting op grasland — met behoud van een minimale veebezetting —, het behoud van veengrond en maatregelen ter beperking van bodemerosie en woestijnvorming in droge gebieden te worden aangemoedigd.

5.17.

In sommige gebieden zijn de grootste uitdagingen voor de landbouw het behoud van de biodiversiteit op landbouwgrond, de verdere bevordering van duurzame landbouwpraktijken en de verbetering van de productie-efficiëntie zonder de landbouw verder te intensiveren. In andere regio’s is het verminderen van de druk op het landgebruik, de bodem en de natuurlijke ecosystemen de voornaamste opdracht. In de zuidelijke regio’s vormt ook de waterschaarste een grote uitdaging.

5.18.

Deze aspecten van de agrarische productie, die zeer belangrijk zijn voor het ecosysteem, moeten bij de uitstippeling en aanpassing van het GLB en het beleid op andere terreinen in aanmerking worden genomen.

Bodem en klimaatverandering

5.19.

De bodem is het grootste terrestrische koolstofreservoir ter wereld (20) en speelt dan ook een belangrijke rol bij het aanpakken van de klimaatverandering en bij de koolstofvastlegging. In het internationale raamwerk ter bescherming van het klimaat wordt aan duurzaam bodembeheer een belangrijke rol toegekend bij het stabiliseren en vergroten van het gehalte aan organisch materiaal dat de bodemfuncties helpt behouden en bodemdegradatie helpt voorkomen. Overeenkomstig artikel 2 van de Klimaatovereenkomst van Parijs (COP21) moeten bestaande en nieuwe initiatieven die de koolstofcyclus in de bodem in balans brengen op zodanige wijze worden bevorderd dat de voedselproductie niet in gevaar komt.

5.20.

Overeenkomstig beginsel 9 van het mondiale bodemhandvest (21) van de Voedselorganisatie van de Verenigde Naties (FAO) verlenen alle bodems ecosysteemdiensten die voor de regulering van het klimaat in de wereld van essentieel belang zijn. Om het gehalte koolstof in de bodem te vergroten stelt het EESC voor de beginselen van de vrijwillige richtsnoeren voor duurzaam bodembeheer die in 2016 werden vastgesteld door de FAO (22), in het EU-beleid op te nemen. Onder meer de productie van biomassa moet worden ondersteund door de toegang tot water te verbeteren (bijvoorbeeld door de aanleg van irrigatiesystemen met inachtneming van de plaatselijke milieuomstandigheden), grondbewerking tot een minimum te beperken, weidebouw, geïntegreerde productie, biologische landbouw, wisselteelt, het telen van peulgewassen, benutting van organisch afval en compost, en het aanleggen van een winters plantendek op de velden. Koolstofrijke bodems en grasland moeten op duurzame wijze worden beheerd.

5.21.

Belangrijke initiatieven op het gebied van klimaatverandering dienen op Europees niveau te worden ondersteund. Men mag echter niet vergeten dat de bodemtoestand sterk verschilt tussen de lidstaten, en daarom moet in het kader van bestaande en nieuwe maatregelen rekening worden gehouden met regionale verschillen.

Beschikbaarheid en gebruik van bodemgerelateerde gegevens

5.22.

Er dient meer gebruik te worden gemaakt van bodemgegevens bij de vormgeving van beleid inzake landgebruik en de besluitvorming daaromtrent, teneinde op feiten gebaseerd beleid te ontwikkelen en het landgebruik op nationaal, regionaal en lokaal niveau te kunnen plannen. Gegevensuitwisseling dient gecoördineerd te worden, rekening houdend met de eigendom van gegevens binnen een afgesproken regelgevingskader.

5.23.

Tegelijkertijd moeten de kwaliteit en beschikbaarheid van bodemgegevens (zoals gegevens inzake koolstof in de bodem) worden verbeterd, met name in gebieden waar tot nu toe onvoldoende onderzoek is verricht. Om de beschikbaarheid van gegevens te verbeteren, zijn er heldere doelstellingen nodig voor de korte en langere termijn.

5.24.

Om de toegang tot bodemgegevens te verbeteren en het gebruik hiervan aan te moedigen, moeten bodemkaarten worden geactualiseerd en dienen de minimumeisen waaraan de lidstaten moeten voldoen met betrekking tot de schaal van de bodemkaarten verder aangescherpt te worden. Er moet echter rekening worden gehouden met de problemen die het maken van bodemkaarten in sommige gebieden in de Europese Unie met zich meebrengt.

5.25.

Er dient overeenstemming bereikt te worden over geharmoniseerd en constant toezicht op de bodem op EU-niveau, alsook over een beperkt aantal indicatoren betreffende veranderingen in de toestand van de bodem en de doeltreffendheid van bodembeschermende maatregelen.

5.26.

Boeren moeten dagelijks complexe beslissingen nemen met betrekking tot hun productieplanning. Grondstoffenbesparende precisielandbouw die de bodem en het milieu ontziet, is ondenkbaar zonder het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën. Hiertoe moet wel worden bevorderd dat landbouwers gebruik gaan maken van digitale oplossingen, waarbij er sprake moet zijn van opties en flexibiliteit naargelang de bodem- en klimaatomstandigheden ter plaatse.

5.27.

Het potentieel van precisielandbouw kan worden benut door middel van de integratie van gegevens over grond, meststoffen, pesticiden, weer en opbrengsten. Dit vereist o.m. een betere toegang tot de gegevens in nationale databases, meer mobiliteit en een grotere gebruiksvriendelijkheid. Oplossingen die boeren in staat stellen bij hun dagelijks werk toegang te krijgen tot big data in nationale databases door middel van software-oplossingen van publieke of particuliere leveranciers, ook in samenwerking met adviesdiensten, dienen aangemoedigd te worden. Softwareleveranciers moeten bijvoorbeeld, met toestemming van de betrokkenen, makkelijker toegang krijgen tot zo accuraat mogelijke gegevens over landbouwbodems en bodemmonsters. Boeren dienen het eigendomsrecht over de gegevens die zij leveren te behouden.

Ontwikkeling van de kennisbasis en toepassing van onderzoek en innovatie

5.28.

De wetenschap dient een belangrijke rol te spelen bij het creëren van nieuwe kennis, de verspreiding van innovaties, de ontwikkeling van technologieën en het vaststellen van de voorwaarden voor duurzaam gebruik van land en bodem. Het EESC sluit zich aan bij de aanbeveling van de Verklaring van Wenen inzake de bodem („Vienna Soil Declaration”) (23) dat de relatie tussen menselijke activiteiten en de bodem, en het effect hiervan op andere onderdelen van het milieu, belangrijke aandachtspunten van de bodemkunde zouden moeten zijn. Samenwerking tussen bodemkunde en verwante wetenschappen is eveneens belangrijk.

5.29.

In het kader van het EU-programma Horizon 2020 zijn relatief goede financieringsmogelijkheden voor onderzoek naar bodem en voedselproductie gecreëerd, die behouden moeten blijven bij het voorbereiden van het negende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie.

5.30.

Bijzondere nadruk moet worden gelegd op de overdracht van de resultaten van O&O aan bedrijven, waarmee wordt gewaarborgd dat land en bodem voor duurzame voedselproductie worden gebruikt. Het EESC roept wetenschappers, landbouwers, adviseurs en andere belanghebbenden op samenwerking op dit gebied te ontwikkelen en daarbij gebruik te maken van de mogelijkheden die geboden worden door het Europees innovatiepartnerschap (EIP-AGRI).

5.31.

De agrarische sector maakt steeds meer gebruik van diverse biostimulatoren om de bodemstructuur, de voedingsefficiëntie van planten en de watertoevoer te verbeteren, om de opbrengst en de kwaliteit van de gewassen te verhogen. Iedere bodem is uniek en de samenstelling ervan verandert voortdurend. Er is in dit verband te weinig onderzoek gedaan naar de invloed van het gebruik van biostimulatoren op het biologisch evenwicht van de bodem, en er dient meer onafhankelijk onderzoek gedaan te worden op dit gebied.

Bewustmaking

5.32.

Om de boeren, politieke besluitvormers en andere betrokkenen bewust te maken van het belang van landbouwgrond voor duurzame voedselproductie en de verlening van ecosysteemdiensten is een brede discussie over de toestand van de bodem en de mogelijkheden voor bodembescherming noodzakelijk, met deelname van een breed scala aan belanghebbenden. Verdere bewustmaking zal ervoor helpen zorgen dat er meer wordt geïnvesteerd in duurzaam gebruik van de bodem en in onderzoek.

5.33.

De bewustwording inzake de rol van de bodem moet op alle onderwijsniveaus worden bevorderd, ook door de mogelijkheid te creëren praktijkervaring op te doen. Bij de behandeling van thema’s rond landgebruik en bodembescherming moet gebruik worden gemaakt van moderne onderwijsmethoden.

5.34.

Essentieel hierbij zijn maatregelen om boeren bewuster te maken van verschillende bodemsamenstellingen, een goed landbeheer, het belang van wisselteelt, meststoffen enz. Ook de participatie en inschakeling van adviesdiensten zijn in dit verband van groot belang.

Brussel, 18 oktober 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  „Land” is het deel van de aardoppervlakte dat niet door water bedekt is.

(2)  De „bodem” kan opgevat worden als de bovenste laag van de aardkorst, die wordt gevormd door minerale deeltjes, organische stof, water, lucht en levende organismen. De bodem vormt zo het raakvlak tussen aarde, lucht en water en het grootste deel van de biosfeer (http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52006DC0231).

(3)  http://www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/

(4)  Dergelijke initiatieven zijn bijvoorbeeld het International Decade of Soils, het Global Soil Partnership van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties, het Franse initiatief „4 ‰: Soils for Food Security and Climate Protection”, het Europese burgerinitiatief „People4Soil” enz.

(5)  J. Rockström, et al., 2009, „Planetary Boundaries: Exploring the Safe Operating Space for Humanity, Ecology and Society”, Vol. 14, https://www.consecol.org/vol14/iss2/art32/main.html

(6)  PB C 303 van 19.8.2016, blz. 64.

(7)  https://www.eea.europa.eu/soer

(8)  „Updated Inventory and Assessment of Soil Protection Policy Instruments in EU Member States” (http://ecologic.eu/14567).

(9)  https://ec.europa.eu/agriculture/direct-support/greening_en

(10)  EESC-advies over bemestingsproducten (PB C 389 van 21.10.2016, blz. 80).

(11)  https://www.eea.europa.eu/data-and-maps/indicators/land-take-2/assessment-1

(12)  Rhizobium-bacteriën die actief zijn in de wortelknobbeltjes van veel soorten peulgewassen (klaver, honingklaver, lupinen, erwten, bonen enz.) zijn de belangrijkste organismen voor stikstofbinding, die voor het behoud van de bodemvruchtbaarheid van groot belang is.

(13)  https://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_van_Liebig

(14)  EESC-advies over duurzamere voedselsystemen (PB C 303 van 19.8.2016, blz. 64).

(15)  http://www.millenniumassessment.org/en/index.html

(16)  http://www.iuss.org/index.php?article_id=588

(17)  https://www.eea.europa.eu/soer-2015/synthesis/report/3-naturalcapital

(18)  http://ec.europa.eu/environment/soil/pdf/guidelines/NL%20-%20Sealing%20Guidelines.pdf

(19)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 10.

(20)  In de bodem bevindt zich ongeveer tweemaal zo veel koolstof als in de atmosfeer, en driemaal zo veel als in de flora tijdens het groeiseizoen.

(21)  http://www.fao.org/soils-2015/news/news-detail/en/c/293552/

(22)  http://www.fao.org/documents/card/en/c/5544358d-f11f-4e9f-90ef-a37c3bf52db7/

(23)  http://www.iuss.org/index.php?article_id=588