15.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 434/43


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité — De ontwikkeling van de EU-douane-unie en haar governance

(COM(2016) 813 final)

(2017/C 434/07)

Rapporteur:

Dimitris DIMITRIADIS

Raadpleging

Europese Commissie, 17.2.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

5.9.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20.9.2017

Zitting nr.

528

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

162/0/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Volgens het Comité is een efficiënte douane-unie een conditio sine qua non voor het Europese integratieproces, teneinde het vrije verkeer van goederen te waarborgen, het concurrentievermogen en de handels- en onderhandelingspositie van de EU te versterken, maar zij is ook belangrijk voor de ontwikkeling van een Veiligheidsunie aangezien zij flink bijdraagt aan de bestrijding van nieuwe en uitzonderlijke bedreigingen op veiligheidsgebied, waarbij de veiligheid van de burgers en hun financiële belangen beschermd worden.

1.2.

De nieuwe douanewetgeving is grotendeels gericht op vereenvoudigde, aan de meest recente gegevens aangepaste procedures. De doeltreffende toepassing van het douanewetboek van de Unie (UCC) kan bijdragen tot een wereldwijde versterking van het economische concurrentievermogen van de EU.

1.3.

Het EESC onderschrijft het voorstel van de Commissie om de governance van de douane-unie te ontwikkelen, maar meent dat de brede invoering ervan veranderingen op meerdere niveaus en krachtige interventie van technische aard vereist, zonder te raken aan de bevoegdheden van de EU of het evenwicht tussen de instellingen te verstoren. Het EESC benadrukt evenwel dat eventuele hervormingen niet in mogen druisen tegen de facilitering van de legale handel en de bescherming van de grondrechten.

1.4.

De doeltreffende uitvoering van de douanewetgeving omvat volgens het EESC in de eerste plaats het streven naar terugdringing van mogelijk uiteenlopende interpretaties door de administraties van de lidstaten. Hieraan moet de voltooiing van de interoperabele informatisering voorafgaan, alsmede de overgang naar een volledig digitale omgeving, met gebruikmaking van de verschillende middelen waarop de organisatie en de werking van de nationale autoriteiten berust.

1.5.

Het Comité meent dat de daadwerkelijke overgang naar de geautomatiseerde en gecentraliseerde in- en uitklaring moet worden afgerond, voor het stroomlijnen van de coördinatie van preventie en de bestrijding van criminele activiteiten en de bescherming van de financiële belangen van de EU, ter bescherming van de rechten, de belangen en de veiligheid van het bedrijfsleven en de Europese consumenten. Daarom pleit het EESC voor de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO), die daartoe een positieve bijdrage kan leveren.

1.6.

Het is nodig dat er een gemeenschappelijke Europese douanestrategie komt die rekening houdt met de tweeledige aard van de werkzaamheden van de douanediensten: grenscontrole, in combinatie met gemengde taken — douanecontroles en de inning van accijnzen en advies inzake preventie en bestrijding van criminele praktijken. Tegelijkertijd moet er gezorgd worden voor een optimale benutting van materiële en menselijke middelen, met investeringen in de uitbreiding en verbetering van het materiaal en, als prioriteit, door verdere opleiding en paraatheid van het personeel, ook voor de ontwikkeling van de administratieve ondersteuning van de EU wat betreft de uitvoering en het scherper toezicht op de toepassing van de nationale wetgeving.

1.7.

Bij de uitwerking van de strategie moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de economische sectoren, die aan de douanewetgeving moeten voldoen, alsook met de dringende noodzaak van het gebruik van de nieuwe technologieën en innovatie, steeds met inachtneming van de persoonlijke gegevens van de burgers en die van bedrijven, alsook van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, en van de menselijke factor, die de motor is van de douane-autoriteiten. Speciale aandacht moet uitgaan naar micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en consumenten.

1.8.

Volgens het EESC is een betere werking vereist van het decentrale operationele model via administratieve samenwerking, met een centrale coördinatie van een ondersteunende dienst of orgaan volgens de aanwijzingen van de Commissie en met medewerking van de groep Douanebeleid, om de tenuitvoerlegging van de UCC bij te staan. Dit orgaan is onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van programma‘s voor bedrijfsacties, bij- en nascholing, speciaal gericht op het gebied van beveiliging, hooggekwalificeerde specialisatie en bevordering van de deskundigheid van de douanewerknemers. Tegelijkertijd kan het richtsnoeren uitvaardigen die bedoeld zijn als een snelle en directe reactie op nieuwe uitdagingen.

1.9.

Van cruciaal belang is het volgens het EESC ook om de programma’s Douane 2020 en Fiscalis 2020 uit te breiden en te versterken, die een katalyserende rol kunnen vervullen in de gerichte benutting van de financiering voor governance (opleiding, verspreiding van informatie, operationele maatregelen, apparatuur enz.).

1.10.

Het EESC ziet dan ook uit naar de intensivering van de wederzijdse administratieve bijstandsovereenkomsten met handelspartners, naadloos aansluitend op de groeiende handelssamenwerking met landen buiten de EU en met de overeenkomst inzake handelsfacilitatie (TFA) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

1.11.

Het EESC acht het noodzakelijk om ingrijpende maatregelen te nemen op het gebied van veiligheid en beveiliging, waar ook de douaneautoriteiten al met deze problemen te maken krijgen. Daarom meent het dat verdere institutionalisering en centrale coördinatie in samenwerking tussen de douane en de politie geboden is. Ook moet de sectoroverschrijdende samenwerking van Europese organisaties en decentrale instellingen uitgebreid worden met het oog op versterking en intensivering van de acties en op nadrukkelijker aanwezigheid van de Unie aan de buitengrenzen via de lidstaten. De samenwerking moet onder meer gericht zijn op bestrijding van de financiering van het terrorisme en de illegale handel in wapens en grondiger controle van goederen voor tweeërlei gebruik en aanverwante technologie. Bovendien moeten namaak en piraterij doeltreffend en doelmatig worden aangepakt.

1.12.

Het EESC is van oordeel dat alle te ontwikkelen maatregelen hoe dan ook een open dialoog met belanghebbenden moeten omvatten (bedrijven, consumenten, douaneautoriteiten en -werknemers, vakbonden en maatschappelijke organisaties), teneinde te komen tot een beter en vollediger beeld van de op te lossen problemen, waarbij rekening moet worden gehouden met het belang van alle partijen.

1.13.

Tot slot meent het EESC dat er, ongeacht welke procedure wordt gevolgd voor de modernisering van de douane-unie, serieus rekening moet worden gehouden met de wijzigingen voor de EU-buitengrenzen ten gevolge van de brexit.

2.   Algemene opmerkingen omtrent de douane-unie

2.1.

De douane-unie was een belangrijke voorwaarde voor Europese integratie, met name om te zorgen voor gelijke en vlotte uitvoering van het vrij verkeer van goederen op een veilige, transparante en milieu- en consumentvriendelijke wijze die doeltreffend is bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit (1).

2.2.

De douane-unie is de hoeksteen van de interne markt en moet dus volledig aan de behoeften daarvan tegemoetkomen. Zij heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd aan de versterking van het concurrentievermogen van de Unie op de wereldmarkt. Verder dragen de douanerechten in belangrijke mate bij tot de Europese begroting. In 2015 beliepen de inkomsten concreet 18,6 miljard euro, ofwel circa 13,6 % van de EU-begroting.

2.3.

Afgezien van beschermende maatregelen in de vorm van verboden of maatregelen ter waarborging van de veiligheid en beveiliging voor EU-burgers, vereiste de invoering van de douane-unie instelling of wijziging van maatregelen, zoals goedkeuring van een gemeenschappelijk handelsbeleid en een gemeenschappelijk buitentarief, alsmede de goedkeuring van een preferentieel tarief via associatieovereenkomsten tussen de EU en buurlanden en (potentiële) kandidaatlidstaten en maar ook via vrijhandelsovereenkomsten met derde landen.

2.4.

De douane-unie streeft ernaar de legale handel te bevorderen, terwijl zij tevens tracht fraude in verband met commerciële transacties te bestrijden, maar tegelijk ook de illegale overdracht van goederen en financiële transacties te voorkomen die kunnen worden gebruikt voor illegale of terroristische activiteiten.

3.   Inhoud van de mededeling

3.1.

Met de mededeling beoogt de Commissie een dialoog op gang te brengen over de modernisering van de douane-unie in verband met nieuwe omstandigheden die zijn voortgevloeid uit:

de interne problemen ten gevolge van de verbreding en verdieping van de EU en grote kwalitatieve en wetgevingsverschillen tussen overheidsinstanties, die onvermijdelijk hebben geleid tot minder middelen en een evenredige stijging van de operationele behoeften;

de onverminderd toenemende externe veiligheidsproblemen en -bedreigingen, met als belangrijkste voorbeeld het geïmporteerde terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit en kwesties in verband met de globalisering van de internationale handel, zoals de zich gestaag ontwikkelende bedrijfsmodellen, leveringsketens en het stijgend aantal transacties, voortvloeiend uit overeenkomsten met derde landen, maar ook uit internetgebruik;

met het oog op de uitvoering van een structurele hervorming van de belangrijkste aspecten van de douane-unie en de invoering van een nieuwe bestuursstructuur.

3.2.

De Commissie benadrukt in de mededeling dat de douane-unie efficiënter moet worden door modernisering van de opzet daarvan, teneinde de samenwerking tussen EU-douane-autoriteiten op te voeren en structuren te scheppen die flexibel en aan te passen zijn.

3.3.

De onderhavige mededeling pleit niet voor uitbreiding van de bevoegdheden van de EU tot nieuwe terreinen, maar is een poging om het beleid van de douane-unie te moderniseren door het flexibeler en efficiënter te maken om in te kunnen spelen op de steeds veranderende omstandigheden.

4.   Problematische aspecten die hoe dan ook aandacht verdienen

4.1.

De herziening van de UCC bracht aanzienlijke wijzigingen met zich mee die de handel moesten vereenvoudigen en vergemakkelijken. Desondanks blijven de douanewetgeving en de wetgeving inzake het vrije verkeer van goederen over het algemeen zeer ingewikkeld, aangezien ze circa 1 127 teksten omvatten die van kracht zijn (overeenkomsten, richtlijnen, verordeningen en besluiten) (2). Zo wordt het moeilijk voor iemand de relevante bepalingen aan te halen zonder bekend te zijn met de Europese wetgeving.

4.2.

De vorige regeling bevatte duidelijk grotere onzekerheden, en relevante nationale wettelijke bepalingen konden er ongemerkt in worden opgenomen, met twijfelachtige resultaten die de uniforme toepassing benadeelden. De alomvattende codificering van de UCC betekent dat Europese wetgeving direct toepasbaar is en directe gevolgen heeft, hoewel het wetboek nog steeds uitsluitend uitgevoerd wordt door nationale douanesystemen die organisatorisch sterk verschillen, wat leidt tot versnippering, meer administratieve lasten, bureaucratische tekortkomingen en vertragingen (3). Bovendien schept de uitzonderlijk lange overgangsperiode onzekerheid en kan deze nadelig uitpakken voor ondernemingen, met name voor micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf (mkb) en consumenten.

4.3.

Van oudsher waren douaneautoriteiten verantwoordelijk voor de inning van douanerechten en indirecte belastingen, maar zij worden nu ook verzocht bij te dragen aan de versterking van de buitengrenzen en aan de bestrijding van illegale praktijken met schadelijke gevolgen in en buiten de Unie.

4.4.

De uitbreidingen van de EU waren een verdere belasting voor het decentrale model, dat coördinatie en bijscholing vereist voor ruim 120 000 douanebeambten, aangezien douanesystemen, controlemechanismen, de logistieke infrastructuur die dringend behoefte heeft aan geavanceerde technologische systemen, het douanepersoneel en de middelen fundamenteel uiteenlopen.

4.5.

De toepassing van nieuwe technologieën in de Europese industrie en de totstandkoming van de digitale interne markt zijn, samen met de voorgestelde hervorming van het btw-stelsel, een stap in de goede richting, maar maken ook dat douaneprocedures dringend flexibeler moeten worden om zich te kunnen aanpassen aan de complexiteit van de tegenwoordige transacties. Hetzelfde geldt voor de veranderende productie- en consumptiepatronen, de toenemende internationale handel en mondiale dreigingen voor de ontwikkeling van de wereldhandel, waarbinnen het handelsbeleid van de EU zich beweegt.

5.   Concept en uitgangspunten van de governance van de douane-unie

5.1.

Douanegovernance moet gebaseerd zijn op de volgende componenten:

diverse taken: enerzijds douanecontroles en inning van rechten (zuiver financieel) en anderzijds preventie en bijdragen aan de bestrijding van mondiale dreigingen die van invloed zijn op de Unie (criminele activiteiten, terrorisme, georganiseerde misdaad, aantasting van het milieu en toenemende risico’s van de handel in gevaarlijke goederen);

investeren in efficiëntere uitvoering via optimalisering van materialen, technologische en personele middelen, met serieuze investeringen in de uitbreiding en modernisering van eerstgenoemde en voorrang voor de bijscholing en paraatheid van laatstgenoemde om hun professionaliteit te vergroten en hun verantwoordingsplicht te waarborgen;

administratieve ondersteuning van de EU in verband met de uniforme toepassing van de wetgeving en een scherper toezicht hierop;

versterking van de interconnectiviteit tussen de nationale douaneautoriteiten;

totstandbrenging van institutionele samenwerking ter verbetering van de reactietijd en een zo nauwkeurig mogelijke operationele paraatheid;

een sectoroverschrijdende aanpak op het gebied van veiligheid, tussen douaneautoriteiten en rechtshandhavingsinstanties, aan de hand van synergieën en de uitwisseling van informatie;

aanpassing aan de wijzigingen die voortvloeien uit het wetgevingspakket voor de totstandbrenging van de digitale interne markt en het hervormen van het Europese btw-stelsel;

benutting van nieuwe technologieën en innovatie; echter, met inachtneming van persoonlijke gegevens van burgers en ondernemingen;

prioriteit in elk plan voor de bescherming van consumenten en vergemakkelijking van in- en uitklaring (op basis van het beginsel „denk eerst klein”);

beginselen van goed bestuur, rechtszekerheid en transparantie;

ruime aandacht voor het menselijke aspect en het behoud van de werkgelegenheid.

6.   Noodzakelijke algemene hervormingen

6.1.

Conform het door het EESC onderschreven voorstel van de Commissie moet de operationele visie voor de douane-unie worden uitgebreid tot een coherente strategie met een duidelijk tijdschema, op basis van de hierboven geschetste beginselen en de hierna beoordeelde aspecten.

6.2.

Er dient een effectbeoordeling en een evaluatie van de nieuwe UCC te worden opgesteld; een tussentijdse versie hiervan moet er voor eind 2017 zijn, in het verlengde van eerdere studies, breder van opzet en voor alle activiteitengebieden (4), zodat de strategie gericht wordt op het opheffen van problemen, zwakke punten, overlappingen, inconsistenties en achterhaalde maatregelen en een solide basis (5) vormt de volgende stappen in het proces. In de studie moet de aandacht in het bijzonder uitgaan naar de douanebeambten.

6.3.

De nadruk moet liggen op uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen douane- en administratieve diensten door systematisch en methodisch gebruik van informatietechnologie. Daartoe dienen bestaande gegevensbanken voor douanedoeleinden te worden beoordeeld.

6.4.

Een decentraal en bedrijfsvriendelijk model op basis van de administratieve structuur van de lidstaten heeft alleen kans van slagen als de nationale autoriteiten een stem in het kapittel hebben. Dit vereist dus dat er permanente en flexibele institutionele structuren worden opgericht. Daarom wordt voorgesteld een ondersteunend orgaan of organisatie op te richten onder leiding van de Commissie en met medewerking van de groep douanebeleid, met het oog op:

assistentie in verband met vraagstukken inzake de toepassing van wetgeving, onder meer aan de hand van een alomvattende gids voor de toepassing van de UCC en systematisering van de overige teksten;

beheer van de IT-infrastructuur; hieronder valt ook de Europese hogeschool voor douaneopleidingen (6), die op basis van het EU-competentiekader voor de douane belast zal worden met:

de waarborging van een hoog niveau van specialisatie en bevordering van professionele expertise in de douanesector, gebaseerd op de Europese opleidingscurricula;

de organisatie van operationele actie- en opleidingsprogramma’s, met name gericht op veiligheidskwesties;

samenstelling van een alomvattende gids voor de toepassing van de UCC en de uitvoeringsbepalingen daarvan en de systematisering van de betreffende wetgeving;

gedeeld beheer van elektronische systemen ter waarborging van de toegang tot informatie en procedures in één platform om een en ander voor ondernemingen uit derde landen te vergemakkelijken. Hiertoe moet de overgang naar een papierloze omgeving onmiddellijk worden versneld, met de oprichting van een gemeenschappelijk referentiepunt om de procedures te vereenvoudigen, zoals vermeld in de UCC;

mogelijkheid tot besluiten nemen voor het uitvaardigen van richtsnoeren om snel en direct op nieuwe uitdagingen te kunnen inspelen.

Ten aanzien van dit orgaan handhaaft het EESC zijn standpunt en pleit het voor de oprichting van een Europees team voor snelle interventie ter ondersteuning van het gespecialiseerde en belangrijke werk van de douane-autoriteiten, met name aan de buitengrenzen van de Unie.

6.5.

Volgens het EESC kan de beleidsgroep douane van de Commissie (die informeel te werk gaat, tot nu toe beperkte bevoegdheden heeft en waarvan de invloed te verwaarlozen is) een belangrijke rol spelen in het nieuwe tijdperk van het douanebeheer (7). Daartoe beveelt het EESC aan regels op te stellen en dringt het bij de lidstaten aan op samenwerking om dit orgaan zo efficiënt mogelijk te laten werken. Daarnaast hecht het EESC aan forse uitbreiding van de bestaande samenwerking tussen de lidstaten en de groepen deskundigen op het gebied van douanebeleid.

6.6.

Volgens het EESC heeft het programma „Douane 2020” positieve resultaten opgeleverd voor de verspreiding en overdracht van informatie over de douane-unie, zowel onder douaneambtenaren als ondernemingen. Het is een nuttig instrument voor de samenwerking van de EU met (potentiële) kandidaat-lidstaten (8); daarom zou uitbreiding en verlenging ervan, tot na de oorspronkelijk bepaalde periode, bijdragen tot de verspreiding van horizontale acties (9) voor de volgende kwesties:

permanente, kwalitatief hoogwaardige opleiding en voorlichting van het personeel aan de hand van Europese gegevens en modellen;

een investerings- en financieringscomponent ter verbetering en modernisering van de infrastructuur voor niet-invasieve detectie en laboratoriumtests, alsook investeringen in het personeel van nationale organen met het oog op de voltooiing van één digitaal systeem;

6.7.

Het EESC meent verder dat het programma Fiscalis 2020, gericht op verbetering van de belastingstelsels van de lidstaten, ook kan bijdragen aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke acties en de stimulering van meer samenwerking tussen fiscale en douaneautoriteiten op transnationaal niveau.

6.8.

Het EESC onderschrijft de inspanningen van de Commissie, zoals deze onder meer tot uiting komen in de mededeling over het actieplan voor de btw, voor meer samenwerking door een toolbox uit te werken voor de wetgevings- en andere autoriteiten van de lidstaten bij de bestrijding van fiscale, btw-gerelateerde fraude. Een dergelijke toolbox zou de overstap vergemakkelijken naar een definitief btw-stelsel voor de EU voor de grensoverschrijdende handel, gebaseerd op het beginsel van het land van bestemming.

6.9.

Het EESC steunt initiatieven voor normen en als onderdeel van een dialoog met de Werelddouaneorganisatie (WCO) en juicht daarom de invoering toe van de geautoriseerde marktdeelnemer en van de uniforme erkenningen en certificaten. Daarom verzoekt het de Commissie te kijken naar de mogelijkheden om deze initiatieven te verfijnen teneinde de administratieve lasten en belemmeringen voor ondernemingen verder terug te dringen.

6.10.

In deze context meent het EESC dat de overeenkomst inzake handelsfacilitatie van de WTO gehandhaafd en toegepast moet worden. Deze vereenvoudigt en verduidelijkt internationale in- en uitvoerprocedures, douaneformaliteiten en doorvoervoorschriften. Voorts acht het EESC het essentieel om de wederzijdse administratieve bijstandsovereenkomsten met handelspartners te intensiveren, die naadloos aansluiten op de groeiende handelssamenwerking met landen buiten de EU.

6.11.

Het EESC verwelkomt het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rechtskader van de Unie inzake douaneovertredingen en sancties, dat helaas aanzienlijke vertraging heeft opgelopen: de goedkeuring ervan zou, samen met de standpunten van het Parlement in eerste lezing alsook de door het EESC al naar voren gebrachte argumenten (10), bijdragen tot grotere uniformiteit en rechtszekerheid.

6.12.

Volgens het EESC moet er een eenloketsysteem (portaal) komen, uitgaande van het beginsel van één audit, om de administratieve lasten tot een minimum te beperken en om de douaneprocedures drastisch te vereenvoudigen. Daarom moet er op EU-niveau snel een database voor de certificaten en voor de automatische controle ervan ontwikkeld worden.

6.13.

Het Comité uit zijn bezorgdheid over de veranderingen aan de EU-grenzen ten gevolge van de brexit. Niettemin steunt het de onderhandelingen, die in volledige transparantie en te goeder trouw worden gevoerd. Het pleit voor onverminderde inzet voor het vredesproces in Noord-Ierland en voor het vermijden van een „harde grens”, op een wijze echter die geen afbreuk doet aan de Unie en haar belangen.

7.   Vereiste specifieke hervormingen (politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, gezondheids-, veiligheids- en milieukwesties)

7.1.

Hier dient de nadruk te liggen op het beschermen van de buitengrenzen van de EU tegen dreigingen door ontwikkeling van synergie met buurlanden of potentiële kandidaat-lidstaten en met de betreffende douaneautoriteiten voor de aanpak van risico’s in verband met buitengewone veiligheidsomstandigheden (fraude en daarmee samenhangende onwettige activiteiten, terrorisme, sanitaire, veterinaire en fytosanitaire incidenten of milieurampen). Ook moet gekeken worden naar de mogelijkheid om de internationale samenwerking om dezelfde redenen uit te breiden, met name met potentiële en huidige handelspartners.

7.2.

Er moet grondig bekeken worden of er behoefte is aan herziening van andere specifieke wetgeving die al meer dan tien jaar ongewijzigd van kracht is en die van grote invloed is op het douanebeheer. Het REFIT-platform kan een nuttig instrument zijn om te bezien of het regelgevingskader voor de EU-wetgeving in dit verband geschikt is voor het beoogde doel. Het EESC benadrukt evenwel dat eventuele hervormingen niet in mogen druisen tegen de facilitering van de legale handel en de bescherming van de grondrechten.

7.3.

Het EESC is ingenomen met de ontwikkeling en uitvoering van de strategie en het actieplan voor douanerisicobeheer van de EU en tekent aan dat er meer moet worden gedaan op gebieden die buiten de bevoegdheid van de douane vallen, zoals de Commissie in het voortgangsverslag over 2016 vermeldt.

7.4.

Voorts juicht het EESC pogingen op bilateraal niveau toe, maar meent het dat verdere institutionalisering en centrale coördinatie in samenwerking tussen de douane, justitie en de politie geboden is om te komen tot een efficiëntere bestrijding van de financiering van het terrorisme en de illegale handel in wapens, de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, goederen voor tweeërlei gebruik en daaraan gerelateerde technologie, door middel van controles op basis van een risicobeoordeling, zoals voorgeschreven door het douanerisicobeheersysteem (CRMS) en met inachtneming van de strategie en het actieplan van de EU voor douanerisicobeheer en het actieplan van de Commissie ter versterking van de strijd tegen de financiering van terrorisme. Voorts moet er meer gedaan worden om namaak en piraterij doeltreffend en doelmatig aan te pakken.

7.5.

De procedures dienen versneld te worden voor de wijziging van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, uitgaande van de resultaten van de openbare raadpleging en de aanbevelingen van de Financiële-actiegroep.

7.6.

Voor de betrokken doelstellingen moet er opnieuw een beoordeling komen van de zwarte lijst van landen die weigeren om witwaspraktijken doeltreffend te bestrijden. Deze lijst is door het Europees Parlement verworpen omdat zij niet volledig aan de actuele gegevens voldeed; daarom verzoekt het om de controles op te voeren, zoals ook vermeld wordt in de te herziene richtlijn (4e richtlijn ter bestrijding van het witwassen van zwart geld).

7.7.

Het EESC dringt er bij de Raad en het Europees Parlement op aan de laatste hand te leggen aan de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO), dat verantwoordelijk zal zijn voor het opsporen, vervolgen en voor het gerecht brengen van de daders van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het EESC roept alle lidstaten op zich bij deze inspanningen aan te sluiten.

7.8.

Het meent ook dat de sectoroverschrijdende samenwerking tussen (al dan niet decentrale) Europese organen en diensten, zoals de Europese politiedienst (Europol), het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het Europees grens- en kustwachtagentschap (Frontex), het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA), de Europese eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust), het Bureau voor intellectuele eigendom van de EU (EUIPO) enz., versterkt en uitgebreid moet worden op basis van de strategie voor geïntegreerd grensbeheer en Verordening (EU) 2016/1624, onder bijzondere verwijzing naar de Europese Veiligheidsagenda, ter wille van:

versterking van de interinstitutionele dialoog en de betrokkenheid van de douane om te komen tot optreden en aanwezigheid van de Unie aan de buitengrenzen via de lidstaten voor misdaadpreventie, -opsporing en onderzoeksdoeleinden in verband met de financiering van criminele activiteiten;

de opzet van een systeem voor de vroegtijdige uitwisseling van informatie en gegevens (delen van gegevens uit de leveringsketen en informatie over risico’s) dat volledig strookt met de Europese wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, en terdege rekening houdend met de vernieuwde interneveiligheidsstrategie (2015-2020);

de modernisering van douanecontroles en de ontwikkeling van de coördinatie van douanesamenwerking op EU-niveau;

het verzamelen, uitwisselen en registreren van goede praktijken om capaciteiten en vaardigheden te delen en gezamenlijk te gebruiken;

de voorbereiding van de overstap naar slimme grenzen.

Brussel, 20 september 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 229 van 31.7.2012, blz. 68.

(2)  Zelfbeoordeling (beoordeling van de werking van de douane-unie door de nationale douanediensten). Studie naar de evaluatie van de douane-unie (specifiek contract nr. 13 inzake de uitvoering van raamcontract nr. TAXUD/2010/CC/101) (DG TAXUD, 2013).

(3)  Zie het EESC-advies over de Stand van de douane-unie (PB C 271 van 19.9.2013, blz. 66).

(4)  Mededeling van de Europese Commissie over de blauwdruk voor de hervorming van de governance van de douane-unie van de EU (DG TAXUD — A1, 07/2015).

(5)  Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2017 over de aanpak van de uitdagingen rond de tenuitvoerlegging van het EU-douanewetboek (2016/2017(RSP)) P8_TA(2017)0011.

(6)  Door het EESC aanbevolen voorstel, ook in zijn advies over het Douanewetboek van de Unie (PB C 229 van 31.7.2012, blz. 68), in de vorm van een opleidingsinstituut voor douaneambtenaren. De Commissie heeft het voorstel niet in de UCC overgenomen.

(7)  Groep douanebeleid — gewone leden (het niveau van directeuren-generaal van de douane-autoriteiten van de EU (E00944).

(8)  28 lidstaten en 6 toetredingslanden en potentiële toetredingslanden namen deel.

(9)  Zie: http://ec.europa.eu/taxation_customs/business/customs-cooperation-programmes/customs-2020-programme_en

(10)  Zie PB C 487 van 28.12.2016, blz. 57.