Brussel, 10.1.2017

COM(2016) 823 final

2016/0402(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het juridische en operationele kader van de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening ... [ESC Regulation]

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 437 final}
{SWD(2016) 438 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Met een dienstensector die goed is voor ongeveer 70 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU, is de bevordering van het concurrentievermogen van de EU-dienstenmarkten cruciaal voor het scheppen van banen en groei in de EU. In de dienstenrichtlijn, die in 2006 is goedgekeurd, zijn algemene bepalingen vastgesteld waardoor het voor dienstverrichters gemakkelijker is geworden om zich te vestigen en hun diensten grensoverschrijdend aan te bieden op de eengemaakte markt. Deze richtlijn heeft de aanzet gegeven tot een aantal hervormingen in de lidstaten van de EU, wat in tien jaar tijd heeft geleid tot een groei van het bbp van de EU met naar schatting 0,9 %.

Veel mogelijkheden voor groei en banen blijven echter nog altijd onbenut. De EU-dienstenmarkten zouden baat hebben bij een snellere productiviteitsgroei en een efficiëntere allocatie van middelen. Grensoverschrijdende handel en investeringen in diensten blijven beperkt. Door de resterende belemmeringen voor grensoverschrijdende dienstenactiviteiten uit de weg te ruimen, zal het concurrentievermogen vergroten, wat uiteindelijk zal leiden tot meer keuze en betere prijzen voor de consument, alsook tot meer innovatie. Het aanpakken van de belemmeringen in het bestaande kader van de dienstenrichtlijn kan tot 1,7 % extra groei van het bbp van de EU 1 opleveren. Een betere werking van de dienstenmarkten heeft bovendien ook een positief effect op het concurrentievermogen van de industrie, aangezien de verwerkende industrie van de EU een belangrijke afnemer en eindgebruiker van diensten is. Eigenlijk zijn diensten goed voor 40 % van de waarde van een eindproduct in de EU. Een concurrerende industrie kan dus niet zonder goed werkende dienstenmarkten.

Om al deze redenen heeft de Europese Raad benadrukt dat "een diepere en rechtvaardiger eengemaakte markt tot stand brengen van belang [is] voor het scheppen van nieuwe banen, het bevorderen van de productiviteit en het creëren van een aantrekkelijk klimaat voor investeringen en innovatie" 2 . Een betere werking van de eengemaakte markt is een van de tien prioriteiten van de Europese Commissie. In haar strategie voor de eengemaakte markt die in oktober 2015 is goedgekeurd, heeft de Commissie een reeks maatregelen aangekondigd om ervoor te zorgen dat de eengemaakte markt zonder grenzen voor diensten een feit wordt 3 . Het doel is duidelijk: het verminderen van de belemmeringen, zodat dienstverrichters gemakkelijker nieuwe zakelijke kansen kunnen aangrijpen en consumenten kunnen rekenen op hoogwaardige diensten. Dit voorstel is een vervolg op de strategie voor de eengemaakte markt.

De dienstenrichtlijn biedt een evenwichtig rechtskader om deze doelstellingen te bereiken. Zij zorgt ervoor dat nationale regelgeving niet-discriminerend, gerechtvaardigd en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van algemeen belang. Voorts moeten de lidstaten de administratieve belemmeringen wegwerken die dienstverrichters ervan weerhouden om grensoverschrijdend te opereren. De dienstenrichtlijn en de belangrijke beginselen die daarin vervat zijn, worden door dit voorstel niet aangetast.

De beginselen die door de dienstenrichtlijn zijn geïntroduceerd, hebben het mogelijk gemaakt om de werking van de EU-dienstenmarkten te verbeteren. Niettemin zijn er nog altijd belemmeringen die een betere integratie van de eengemaakte markt in een aantal belangrijke dienstensectoren verhinderen. Vooral in een aantal zakelijke diensten en in de bouwsector is het voor dienstverrichters vaak niet gemakkelijk om in andere lidstaten zakelijke kansen aan te grijpen. Wanneer zij hun activiteiten willen uitbreiden naar het buitenland, botsen zij op administratieve obstakels. Uitgebreide contacten met dienstverrichters hebben dit bevestigd 4 . Gebrek aan duidelijkheid over de manier waarop bestaande regels moeten worden toegepast is een van de redenen waarom ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, de moed verliezen om zakelijke kansen in andere lidstaten aan te grijpen. Dienstverrichters vinden het moeilijk om informatie te krijgen over de toepasselijke wetgevingsvoorschriften en de procedures die moeten worden vervuld om toegang te krijgen tot de markt van een andere lidstaat. Bovendien houden nationale voorschriften vaak alleen rekening met nationale situaties, zonder te verduidelijken hoe deze moeten worden toegepast op dienstverrichters uit andere lidstaten. Bijgevolg is het voor dienstverrichters die zich permanent in een andere lidstaat willen vestigen of die tijdelijk grensoverschrijdend diensten willen verrichten moeilijk om te begrijpen welke regels gelden en hoe deze moeten worden toegepast. Het is voor hen vaak een ingewikkelde en dure zaak om te voldoen aan administratieve formaliteiten in verschillende lidstaten.

De Europese e-kaart voor diensten is dan ook bedoeld om de administratieve situatie te vereenvoudigen voor dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden. Tegelijkertijd zal de dienstenkaart garanderen dat lidstaten gerechtvaardigde regulering kunnen toepassen. Ze zou op vrijwillige basis aan dienstverrichters worden aangeboden als een alternatieve manier om aan te tonen dat zij voldoen aan de toepasselijke nationale voorschriften. Dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten willen gaan verrichten, kunnen via een volledig elektronische procedure op EU-niveau de nodige formaliteiten vervullen, wat meer rechtszekerheid biedt en de administratieve rompslomp vermindert. De elektronische dienstenkaart biedt een oplossing voor administratieve belemmeringen zoals onzekerheid over de geldende eisen, het invullen van uiteenlopende formulieren in vreemde talen, het vertaalwerk, de waarmerking of legalisering van documenten en andere niet-elektronische procedurele stappen. Voor de formaliteiten die volgens de procedure van deze elektronische dienstenkaart kunnen worden afgehandeld zouden de kostenbesparingen ten opzichte van de bestaande situatie aanzienlijk zijn en mogelijk oplopen tot 50 % of meer 5 .

Wanneer een dienstverrichter tijdelijk grensoverschrijdend diensten wil aanbieden, zou de Europese e-kaart voor diensten door de lidstaat van herkomst worden afgegeven. De lidstaten van ontvangst zouden zich kunnen verzetten tegen de afgifte van een dienstenkaart wanneer de dienstenrichtlijn deze mogelijkheid biedt onder een van de in artikel 16 opgesomde dwingende redenen van algemeen belang. Na afgifte van de dienstenkaart kan de dienstverrichter tijdelijk grensoverschrijdend diensten aanbieden in de lidstaat van ontvangst. De bevoegdheden van de lidstaten van ontvangst om de aanvraag van een Europese e-kaart voor diensten af te wijzen, blijven dus ongewijzigd overeenkomstig artikel 16 van de dienstenrichtlijn.

Wanneer een dienstverrichter via een filiaal, agentschap of bureau in een andere lidstaat diensten wil aanbieden, wordt de dienstenkaart door de lidstaat van ontvangst afgegeven. Ook in dat geval zou de dienstverrichter de dienstenkaart aanvragen bij de instanties van het land van herkomst, die nagaan of de dienstverrichter aldaar overeenkomstig de toepasselijke regels is gevestigd. Maar in een tweede fase zouden de instanties van de lidstaat van herkomst een procedure op gang brengen bij de betrokken lidstaat van ontvangst, zodat deze laatste kan controleren of de dienstverrichter die de dienstenkaart heeft aangevraagd, beantwoordt aan de wettelijke voorschriften van de lidstaat van ontvangst overeenkomstig de dienstenrichtlijn. Zo wordt ervoor gezorgd dat er geen discriminatie bestaat tussen binnenlandse en buitenlandse dienstverrichters. Na afgifte van de dienstenkaart kan de kaarthouder via een nevenvestiging (in de vorm van een filiaal, een agentschap of bureau) in de desbetreffende lidstaat van ontvangst diensten aanbieden.

Het idee van de Europese e-kaart voor diensten is vergelijkbaar met de Europese beroepskaart waarmee de instanties van de lidstaten al vertrouwd zijn. Sinds de Europese beroepskaart in januari 2016 werd ingevoerd, maakt een significant aantal betrokken beroepsbeoefenaren er gebruik van, waaruit blijkt dat dit soort vereenvoudiging concrete voordelen oplevert voor de gebruikers. Zowel de Europese e-kaart voor diensten als de Europese beroepskaart zijn vrijwillige elektronische procedures op EU-niveau. Dienstverrichters kunnen op vrijwillige basis kiezen of ze een Europese e-kaart voor diensten willen gebruiken. De instantie van de lidstaat van herkomst van de aanvrager treedt op als enig contactpunt. Bovendien berust de werking van beide stelsels op vooraf vastgestelde en bindende werkstromen voor de samenwerking tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst, die via het bestaande Informatiesysteem interne markt (IMI) wordt uitgevoerd. Anderzijds hebben beide systemen verschillende doelstellingen. De Europese beroepskaart vergemakkelijkt grensoverschrijdende dienstverrichting door de erkenning van de beroepskwalificaties van natuurlijke personen die werknemers of zelfstandige dienstverrichters zijn, in overeenstemming met de richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (richtlijn beroepskwalificaties). De Europese e-kaart voor diensten pakt een veel breder scala van voorschriften aan. Deze dienstenkaart is niet alleen bedoeld voor natuurlijke personen die als zelfstandige werkzaam zijn, maar ook voor ondernemingen die in een andere lidstaat diensten willen aanbieden. In tegenstelling tot de Europese beroepskaart, zou de Europese e-kaart voor diensten ook voorzien in technische voorzieningen ter vergemakkelijking van administratieve formaliteiten in verband met de terbeschikkingstelling van personeel op het grondgebied van die lidstaten die aan de Commissie hebben meegedeeld dat zij voor dit doel van het IMI gebruik willen maken. De mogelijkheid om gebruik te maken van het IMI doet echter geen afbreuk aan de toepasselijke voorschriften van Richtlijn 2014/67/EU. Daarnaast omvat dit systeem regels die het verkrijgen van verzekeringsdekking voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten vereenvoudigen.

De dienstenkaart zou betrekking hebben op voorschriften die onder de dienstenrichtlijn vallen, en dus niet op gebieden zoals belastingen, arbeid en sociale zekerheid. Toch mogen de instanties van de lidstaten niet eisen dat de kaarthouder informatie verstrekt die reeds op de dienstenkaart staat voor procedures of formaliteiten waaraan een dienstverrichter moet voldoen in het kader van de plaatsing van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie, de oprichting van dochterondernemingen, de registratie van filialen op grond van het vennootschapsrecht of de aansluiting bij verplichte socialezekerheidsstelsels. Aanvankelijk zou de Europese e-kaart voor diensten gelden voor zakelijke diensten en diensten in de bouwsector, voor zover de desbetreffende activiteiten reeds onder de dienstenrichtlijn vallen. Deze twee sectoren zijn van groot belang voor de economie van de EU 6 . Dienstverrichters van zakelijke diensten en in de bouwsector worden vaak geconfronteerd met een zeer complexe administratieve situatie wanneer zij hun diensten in het buitenland willen aanbieden. Bovendien kennen beide sectoren de afgelopen tien jaar maar een zeer lage productiviteitsgroei en is de ontwikkeling van grensoverschrijdende handel en investeringen beperkt. Meer grensoverschrijdende concurrentie zou bijdragen tot het behoud en de verbetering van het concurrentievermogen van beide sectoren.

Dit voorstel bevat ook bepalingen betreffende een toekomstige evaluatie van de impact op de wegwerking van regelgevingsbarrières, de doeltreffendheid van de Europese e-kaart voor diensten en de mogelijke uitbreiding ervan naar andere sectoren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Deze richtlijn wordt samen met een verordening ingediend. De richtlijn stelt het juridisch en operationeel kader van de Europese e-kaart voor diensten vast en regelt onder meer de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de bevoegdheden van de lidstaten van herkomst en ontvangst, de geldigheidsduur van de Europese e-kaarten voor diensten en de voorwaarden voor herroeping of schorsing ervan. Bij de verordening worden instrumenten vastgesteld die beschikbaar zijn voor dienstverrichters in de hele EU. Bovendien wordt bijgedragen tot de oplossing van kwesties in verband met de verzekeringsdekking van dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten aanbieden.

Deze richtlijn raakt niet aan de bestaande EU-bepalingen inzake sociale kwesties, arbeidsvoorwaarden (met name de terbeschikkingstelling van werknemers, de rechten van werknemers en de sociale pijler), gezondheid en veiligheid en bescherming van het milieu. Zij brengt geen enkele wijziging aan of doet geen afbreuk aan de bestaande waarborgen in dit verband. De dienstenkaart zou nadere informatie verstrekken over de onderneming. Er wordt niet geraakt aan de bevoegdheid van de lidstaten om inspecties ter plaatse te verrichten. De regelgeving betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers van de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU blijft van toepassing in het kader van de Europese e-kaart voor diensten, maar er zullen meer faciliteiten worden aangeboden om aan deze regelgeving te voldoen. Indien de lidstaten procedures hebben ontwikkeld die het mogelijk maken om een verklaring met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/67/EU elektronisch in te dienen, zal de Europese e-kaart voor diensten de kaarthouder naar de desbetreffende nationale procedures leiden. Dienstverrichters die in het bezit zijn van een Europese e-kaart voor diensten kunnen deze aangifte ook via een op het IMI aangesloten elektronisch platform indienen, als de lidstaat van ontvangst de Commissie heeft medegedeeld dat deze mogelijkheid moet worden aangeboden voor de terbeschikkingstelling van werknemers op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

Het voorstel voor een Europese e-kaart voor diensten vormt ook een aanvulling op andere beleidsinitiatieven in verband met diensten die zijn aangekondigd in de strategie voor de eengemaakte markt en die moeten voorkomen dat er op nationaal niveau belemmeringen worden gecreëerd voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten. In dit opzicht vormt het een aanvulling op het voorstel van de Commissie [XX] voor een richtlijn voor de hervorming van de kennisgevingsprocedure voor vergunningsstelsels en eisen met betrekking tot diensten die de lidstaten moeten volgen.

Dit voorstel zal worden aangevuld met het initiatief voor één digitale toegangspoort, dat in de strategie voor de eengemaakte markt is aangekondigd voor 2017. Deze digitale toegangspoort, waarover in het najaar van 2016 een openbare raadpleging heeft plaatsgevonden, zal de huidige leemten in de informatie voor ondernemingen en burgers opvangen door relevante online-informatie van nationaal en EU-niveau samen te brengen, aan te vullen en te verbeteren. De digitale toegangspoort zal ook verbonden zijn met technische bijstandsdiensten. Bovendien zal deze digitale toegangspoort een impuls geven aan de verdere digitalisering van de nationale procedures die van belang zijn voor burgers en ondernemingen die hun internemarktrechten willen uitoefenen. Het is de bedoeling dat het toepassingsgebied ervan ruimer wordt dan alleen de sectoren die onder het huidige initiatief vallen.

Ter vergelijking: met de Europese e-kaart voor diensten wordt een volledig geharmoniseerd en gestandaardiseerd instrument voor het grensoverschrijdend verrichten van diensten aangeboden, dat de nalevingskosten voor specifieke, grotendeels door kleine en middelgrote ondernemingen gedomineerde dienstenmarkten verlaagt. De dienstenkaart draagt bij tot de doelstelling van administratieve vereenvoudiging met betrokkenheid van de lidstaat van herkomst van de dienstverrichter, hoewel deze lidstaat niet beslist aan welke eisen een dienstverrichter moet voldoen in andere lidstaten. In het kader van de Europese e-kaart voor diensten moeten deze laatste de nodige informatie verstrekken en ervoor zorgen dat een vooraf bepaalde en volledig gestandaardiseerde workflow wordt gevolgd. De enige digitale toegangspoort zal bij deze procedure aansluiten en ervoor zorgen dat de begunstigden de informatie gemakkelijk vinden.

De invoering van de Europese e-kaart voor diensten zal volledig worden afgestemd op de ontwikkeling van de enige digitale toegangspoort en overeenstemmen met de beginselen van het actieplan inzake e-overheid (met name: digitaal, interoperabel, grensoverschrijdend, eenmalig en standaard inclusief) 7 .

Ten slotte vormt dit voorstel een aanvulling op het handhavingsbeleid van de Commissie, dat het tegelijkertijd probeert uit te voeren, om ongerechtvaardigde of onevenredige nationale beperkingen op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten uit de weg te ruimen.

De tenuitvoerlegging van deze richtlijn zal worden ondersteund door het Informatiesysteem interne markt zoals vastgelegd in de IMI-verordening 8 . Sinds 2011 kan het IMI door ongeveer 5 000 overheden worden gebruikt; er worden voortdurend gebruikersenquêtes gehouden en het potentieel ervan is bewezen bij de invoering van de Europese beroepskaart in januari 2016.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze richtlijn en de voorgestelde verordening tot invoering van de Europese e-kaart voor diensten zijn volledig in overeenstemming met een aantal andere beleidsinitiatieven van de Unie, met name andere beleidsinitiatieven van de Commissie met betrekking tot vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten.

De vereenvoudiging van de formaliteiten voor documenten zou nauw aansluiten bij de oplossingen die in Verordening (EU) 2016/1191 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers 9 worden ingevoerd, door de eisen voor het overleggen van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie te vereenvoudigen.

In 2013 werd op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties een vergelijkbaar instrument, de reeds vermelde Europese beroepskaart, ingevoerd met het oog op administratieve vereenvoudiging; sinds januari 2016 is deze kaart beschikbaar voor een aantal geselecteerde beroepen (ziekenverplegers, apothekers, fysiotherapeuten, berggidsen en vastgoedmakelaars). Om overlap te voorkomen zorgt het huidige voorstel ervoor dat beroepsbeoefenaren die in aanmerking komen voor een Europese beroepskaart, geen Europese e-kaart voor diensten kunnen verkrijgen.

Om overlapping te voorkomen, moeten de instanties eerst gebruik maken van alle beschikbare koppelingen tussen nationale registers, inclusief gekoppelde vennootschapsregisters krachtens Richtlijn 2009/101/EG en insolventieregisters krachtens Verordening (EU) nr. 2015/848 alvorens andere middelen te gebruiken om in het kader van een Europese e-kaart voor diensten eerder verkregen informatie te verkrijgen of te verifiëren.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit wetgevend optreden valt onder een gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), VWEU. Het is erop gericht de vestiging en het verrichten van diensten op de interne markt te vergemakkelijken middels de verdere ontwikkeling en uitvoering van de algemene beginselen van het recht van vestiging en het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten als vastgelegd in respectievelijk de artikelen 49 en 56 VWEU, alsmede in de dienstenrichtlijn. Deze richtlijn is gebaseerd op artikel 53, lid 1, en artikel 62 VWEU, die respectievelijk de algemene rechtsgrondslag vormen voor de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en de rechtsgrondslag voor de bepalingen betreffende de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De algemene doelstelling van dit wetgevingsvoorstel is om te zorgen voor een soepele werking van de interne dienstenmarkt, die niet beperkt is tot het grondgebied van één lidstaat, maar zich over het gehele grondgebied van de EU uitstrekt. Gezien het transnationale karakter van de Europese eengemaakte markt en de noodzaak om grensoverschrijdende situaties zo coherent mogelijk aan te pakken, is de gebruikmaking van een bestaand IT-instrument op EU-niveau zoals het IMI een doeltreffend antwoord, dat alleen door een optreden op EU-niveau mogelijk is.

Voorts voorziet de richtlijn in voorschriften, met name wat betreft de rol van de coördinerende instanties op het niveau van de lidstaten, waarbij de lidstaten de verantwoordelijkheid behouden te bepalen welk orgaan in overeenstemming moet zijn met deze voorschriften, overeenkomstig hun administratieve organisatie op nationaal niveau.

Evenredigheid

De bij deze verordening vastgestelde maatregelen zijn evenredig met de doelstelling van verdere integratie van de dienstenmarkten op EU-niveau door de bevordering van marktdynamiek en grensoverschrijdende concurrentie. Zij zijn ook evenredig met de doelstellingen van meer transparantie, vermindering van de kosten en vereenvoudiging van procedures die lidstaten opleggen aan dienstverrichters in grensoverschrijdende situaties. Daarnaast bouwen zij voort op het IMI, een reeds bestaand IT-instrument op EU-niveau dat uit de EU-begroting wordt gefinancierd en reeds door de nationale overheden wordt gebruikt. De procedure op EU-niveau zal alleen maar leiden tot beperkte aanpassingen van het IMI, wat slechts beperkte kosten op EU- en nationaal niveau met zich meebrengt. Dat deze kosten beperkt zijn, is vastgesteld op basis van een evaluatie van bestaande vergelijkbare procedures zoals de Europese beroepskaart.

De maatregelen gaan ook niet verder dan wat nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de vooropgestelde doelstellingen te verwezenlijken. Hoewel de procedure op EU-niveau een actieve rol van de overheidsinstanties van de lidstaten vereist, zullen van de lidstaten niet veel financiële inspanningen worden gevraagd, doordat gebruik zal worden gemaakt van het reeds bestaande Informatiesysteem voor de interne markt, dat met EU-middelen is opgezet. Aangezien het gebruik van de Europese e-kaart voor diensten naar verwachting zal leiden tot extra concurrentie in de dienstenmarkten, met meer marktspelers en extra omzet, zal er ook een positief effect zijn op de economieën van de lidstaten.

Dienstverrichters kunnen op vrijwillige basis opteren voor een Europese e-kaart voor diensten.

Keuze van het instrument

Deze richtlijn is gebaseerd op de artikelen 53 en 62 VWEU, waarbij alleen de EU-wetgever bevoegd is om richtlijnen vast te stellen. Zij bevat bepalingen over de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de toegang tot bepaalde dienstenactiviteiten. Daarnaast omvat zij ook een verduidelijking over de precieze gevolgen van de Europese e-kaart voor diensten bij het betreden van de markt van een andere lidstaat.

3.RESULTATEN VAN EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Ter voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie een grondige evaluatie van de dienstenrichtlijn uitgevoerd. Uit deze beoordeling blijkt dat de uitvoering van de dienstenrichtlijn tot dusver slechts ten dele doeltreffend is geweest. Dankzij de hervormingen van de lidstaten heeft de dienstenrichtlijn geleid tot extra groei. Desondanks worden dienstverrichters in belangrijke dienstensectoren (zoals zakelijke diensten en de bouwsector) nog steeds geconfronteerd met talrijke belemmeringen. De administratieve samenwerking tussen de lidstaten verloopt ook niet optimaal. Op basis van een grondige analyse van de werking en de gebruiksvriendelijkheid van het één-loketsysteem in 2015 is geconcludeerd dat de meeste één-loketten nog niet volledig geleid hebben tot de verwachte vereenvoudiging van de administratie met betrekking tot tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichting of de oprichting van een onderneming.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft verschillende analyses en raadplegingen uitgevoerd om in kaart te brengen wat een volledig functionerende interne dienstenmarkt nog in de weg straat, waarbij sinds 2014 vooral aandacht werd besteed aan welke praktische gevolgen de verschillende bepalingen in de praktijk hebben gehad. Er is ook een economische evaluatie uitgevoerd van de effecten van de nationale hervormingen in dienstenmarkten en de toegang tot verzekeringen voor dienstverrichters. Bovendien zijn er workshops voor belanghebbenden gehouden in het kader van de internemarktfora van 2014, 2015 en 2016. Tijdens deze workshops werd ingegaan op de uitdagingen van kleine en middelgrote ondernemingen om hun activiteiten te ontwikkelen in grensoverschrijdende regionale markten en de specifieke problemen in de dienstensector (met name zakelijke diensten en de bouwsector) ten gevolge van het gebrek aan grensoverschrijdende handel en investeringen op EU-niveau. Uit de bijdragen en input is gebleken dat, ondanks enige vooruitgang in de voorbije jaren, dienstverrichters in tal van economisch belangrijke sectoren nog steeds worden geconfronteerd met een aantal obstakels wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

De belanghebbenden hadden verschillende ideeën over eventuele verbeteringen van het kader voor de dienstenmarkten in de EU en op nationaal niveau. Deze verordening verandert niets aan de materiële regels van de dienstenrichtlijn inzake het grensoverschrijdend verrichten van diensten , noch aan de regels met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers, gezondheid en veiligheid en bescherming van het milieu. Ze zijn nagenoeg unaniem gekant tegen de heroverweging van de dienstenrichtlijn.

Van 3 mei tot en met 26 juli 2016 werd een online openbare raadpleging gehouden. Tijdens deze raadpleging zijn nog meer standpunten van belanghebbenden verzameld, naast concrete ervaringen over de resterende belemmeringen in de dienstensectoren, met name bij het grensoverschrijdend verrichten van diensten in de EU.

Al deze activiteiten hebben bevestigd dat er nog altijd ongerechtvaardigde of onevenredige eisen op nationaal niveau bestaan, ten nadele van dienstverrichters en afnemers van diensten in de eengemaakte markt. Daarnaast zijn er specifieke aanwijzingen van welke beleidsmaatregelen de belanghebbenden verwachten. De meesten vinden dat de resterende belemmeringen van grensoverschrijdende dienstverrichtingen moeten worden aangepakt en dat de toegang tot verzekeringen die dergelijke activiteiten dekken, moet worden vergemakkelijkt, zonder afbreuk te doen aan het EU-acquis inzake sociale zaken, werkgelegenheid, gezondheid en veiligheid en milieu, en in combinatie met een ambitieus handhavingsbeleid. In dit verband heeft de Commissie in november 2016 een uitgebreid handhavingspakket goedgekeurd om de buitenproportionele beperkingen aan te pakken die negen lidstaten hebben ingevoerd op het gebied van dienstverrichtingen.

Dit initiatief, dat bedoeld is om de ontwikkeling van grensoverschrijdende dienstenmarkten te bevorderen, werd gesteund door de Raad Concurrentievermogen in haar conclusies van 29 februari 2016 over de strategie voor de eengemaakte markt 10 en door de Europese Raad in zijn conclusies van 28 juni 2016 11 . Het verwierf tevens de steun van het Europees Parlement in zijn resolutie over de strategie voor de interne markt die op 26 mei 2016 is aangenomen 12 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De resultaten van het proces van wederzijdse beoordeling met de lidstaten in 2010-2011, de in 2011-2012 uitgevoerde prestatiecontroles en de collegiale toetsing van 2012-2013 hebben allemaal bijgedragen aan de voorbereiding van dit voorstel voor een verordening. Bovendien hebben de resultaten van de verschillende openbare raadplegingen, o.a. de raadpleging die tijdens de zomer van 2016 werd uitgevoerd, ertoe geleid dat er heel wat expertise is opgebouwd.

Voorts heeft de Commissie zich gebaseerd op regelmatige contacten op technisch niveau in het kader van de deskundigengroep over de uitvoering van de dienstenrichtlijn.

Effectbeoordeling

Ter voorbereiding van dit initiatief werd een effectbeoordeling uitgevoerd. In het opnieuw ingediende verslag is rekening gehouden met de aanbevelingen die de Raad voor regelgevingstoetsing in zijn oorspronkelijke negatieve advies van 14 oktober 2016 13 heeft geformuleerd en met de aanvullende punten waarop deze raad heeft gewezen in zijn uiteindelijke positieve advies van 8 november 2016 14 . Met name de omschrijving van het probleem en de reikwijdte van de effectbeoordeling zijn verduidelijkt, de verschillende beleidsopties werden gehergroepeerd in duidelijk herkenbare optiepakketten en de administratieve kostenbesparingen zijn nauwkeuriger geraamd.

Bij de effectbeoordeling is rekening gehouden met uiteenlopende beleidsopties, die in verschillende "pakketten" zijn onderverdeeld. De volgende optiepakketten zijn onderzocht:

een eerste optiepakket zou de dienstverrichter de mogelijkheid bieden om in zijn lidstaat van herkomst zowel een certificaat betreffende zijn rechtmatige vestiging als een bevestiging van verzekeringsdekking voor activiteiten te verkrijgen;

een tweede optiepakket zou de dienstverrichter de mogelijkheid bieden om gebruik te maken van een procedure op EU-niveau ter verbetering van de toegang tot de markt van een andere lidstaat, met inbegrip van een op het IMI aangesloten geavanceerd elektronisch mechanisme dat het gemakkelijker maakt om de formaliteiten te vervullen met betrekking tot de terbeschikkingstelling van werknemers en dat de lidstaat van ontvangst eventueel kan gebruiken. Daarnaast wordt een oplossing geboden voor de praktische problemen in verband met verzekeringen in grensoverschrijdende situaties;

een derde optiepakket zou niet alleen de faciliteiten van het tweede pakket aanbieden, maar ook de onderlinge verschillen reduceren met betrekking tot een aantal belangrijke zakelijke diensten (dienstverrichtingen van architecten, ingenieurs en boekhouders) door de harmonisatie van een beperkt aantal voorschriften voor dienstverrichters in deze drie gebieden (d.w.z. beperkingen van rechtsvorm, eisen inzake het percentage van aandelen in handen van vakmensen en beperkingen op het verrichten van multidisciplinaire activiteiten);

een vierde optiepakket zou het derde optiepakket aanvullen met specifieke oplossingen voor het aanpakken van de vermelde verschillen in regelgeving in het geval van nevenvestigingen (filialen en agentschappen), waarbij buitenlandse dienstverrichters worden vrijgesteld van bepaalde eisen, maar de lidstaat van ontvangst andere garanties kan inbouwen.

Het eerste pakket zou leiden tot een aantal vereenvoudigingen die echter beperkt zijn in vergelijking met de andere pakketten. Hoewel het derde of vierde optiepakket meer impact zou hebben dan het tweede, aangezien die pakketten niet alleen zorgen voor administratieve vereenvoudiging, maar ook belemmeringen in de regelgeving aanpakken, heeft de Commissie gekozen voor het tweede optiepakket, en wel vanuit de volgende redenering: het schrappen van de meest restrictieve eisen van het derde en vierde optiepakket via doelgerichte dwangmaatregelen, in combinatie met specifieke aanbevelingen met betrekking tot het volledige juridische kader dat van toepassing is op het beroep dat de dienst verricht, lijkt evenrediger dan een wetgevingsvoorstel dat een minimale harmonisatie introduceert voor een beperkt aantal eisen met betrekking tot een beperkt aantal dienstensectoren. Het vierde optiepakket is ook afgewezen omdat het de indruk zou wekken dat deze oplossing te veel het perspectief van het land van herkomst inneemt, aangezien de buitenlandse dienstverrichters alleen aan de wetgeving van hun land van herkomst moeten voldoen, wat zou leiden tot een omgekeerde discriminatie van binnenlandse dienstverrichters.

Van het gekozen pakket wordt verwacht dat het zal leiden tot meer rechtszekerheid en kostenbesparingen voor dienstverrichters die grensoverschrijdend diensten verrichten. Verwacht wordt dat dit zal leiden tot een verhoging van de marktdynamiek en het concurrentieniveau, wat dan weer zal leiden tot meer keuze en toegevoegde waarde voor de consument.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde richtlijn zal bijdragen tot gezonde regelgeving inzake markttoegang voor dienstverrichters en tot vereenvoudiging door het verbeteren van de wijze waarop dienstverrichters toegang krijgen tot de markt van een andere lidstaat. Er wordt niet geraakt aan de krachtens de dienstenrichtlijn vastgestelde prerogatieven van de landen van ontvangst.

Grondrechten

Dit voorstel bevordert de rechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten. Meer bepaald wordt de bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd in overeenstemming met artikel 8 van het Handvest. Daarnaast is de voornaamste doelstelling van dit initiatief het bevorderen van het in artikel 15, lid 2, van het Handvest bedoelde recht om zich te vestigen en diensten te verrichten in iedere lidstaat, zodat er geen sprake is van discriminatie, ook niet indirect, op grond van nationaliteit (wat ook uitvoering geeft aan artikel 21, lid 2, van het Handvest). Bovendien is deze procedure op EU-niveau bedoeld om te komen tot een onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedure, ook wat de deelname van de Commissie betreft, zoals bepaald in artikel 41 van het Handvest. Ten slotte moet worden gewaakt over het verbod van misbruik van recht, namelijk het vrij verrichten van diensten, zoals bepaald in artikel 54 van het Handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal naar verwachting gevolgen hebben voor de EU-begroting voor zover de toekomstige Europese e-kaart voor diensten het Informatiesysteem interne markt ("IMI") zal gebruiken als operationele ruggengraat. Het IMI zal moeten worden aangepast met het oog op de ondersteuning van de procedure betreffende de Europese e-kaart voor diensten en de daaraan verbonden geheugenbehoeften; het systeem zal ook moeten worden aangevuld met enkele nieuwe functies, met name een publieksinterface voor dienstverrichters, koppelingen met andere relevante systemen en een backoffice voor de nationale instanties. Dit is nodig, omdat het IMI in het kader van de Europese e-kaart voor diensten zal worden aangeboden als een instrument voor een doeltreffende informatie-uitwisseling en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde instanties van een bepaalde lidstaat, onverminderd andere maatregelen die worden genomen door de lidstaten.

De gevolgen voor de begroting van de EU zullen beperkt zijn, vooral omdat het gebruik van het IMI ter ondersteuning van de Europese e-kaart voor diensten belangrijke schaal- en breedtevoordelen biedt. Bovendien stemmen zowel de huidige als de geplande capaciteiten van het IMI grotendeels overeen met wat nodig is voor de Europese e-kaart voor diensten. Daardoor vallen de aanpassings- en ontwikkelingskosten aanzienlijk lager uit.

In ieder geval zullen alle vereiste kredieten door middel van herschikking worden vrijgemaakt; er zullen naar verwachting geen gevolgen zijn voor de EU-begroting buiten de kredieten die reeds in de officiële financiële programmering van de Commissie zijn voorzien.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De richtlijn voorziet uiterlijk 36 maanden na de datum van omzetting in een eerste evaluatie van de richtlijn en ten minste om de vijf jaar in een voortgangsverslag. Lidstaten, dienstverrichters, sociale partners en andere belanghebbenden wordt ook verzocht om de werking van dit initiatief te evalueren. Voor de effectbeoordeling van de verordening zal rekening gehouden worden met specifieke indicatoren, zoals het aantal dienstverrichters dat de Europese e-kaart voor diensten gebruikt, hun ervaringen met de administratieve lasten, de snelheid van de gevolgde procedures en het aantal informatie-uitwisselingen tussen de lidstaten.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Dit voorstel vergt geen toelichtende stukken voor de omzetting van alle bepalingen in nationaal recht. De Commissie zal evenwel richtsnoeren voorstellen voor de toepassing van alle werkstromen en administratieve faciliteiten in het kader van de voorgestelde verordening voor de invoering van de Europese e-kaart voor diensten. Deze richtsnoeren zullen worden voorgesteld zodra alle nodige gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen uit hoofde van deze richtlijn en uit hoofde van de voorgestelde verordening van kracht zijn.

Artikelsgewijze toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel omvat de volgende bepalingen:

Artikel 1 bepaalt het onderwerp als de vaststelling van een wettelijk en operationeel kader voor de Europese e-kaart voor diensten, ingevoerd bij Verordening... [ESC Regulation]..., waarbij de regels voor de toegang tot en uitoefening van dienstenactiviteiten door houders van een dienstenkaart worden vastgesteld.

Artikel 2 bakent het toepassingsgebied van deze richtlijn af, met inbegrip van de zakelijke diensten en bouwdiensten die in de bijlage zijn opgesomd. De bijlage omvat geen activiteiten die ook geheel of gedeeltelijk zijn uitgesloten uit hoofde van Richtlijn 2006/123/EG.

In het voorstel is, analoog aan Richtlijn 2006/123/EG, tevens bepaald dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de omschrijving of de organisatie van diensten van algemeen economisch belang of de regels van het mededingingsrecht. De verordening raakt ook niet aan de culturele en taalkundige verscheidenheid of het pluralisme in de media. Ten slotte doet de richtlijn geen afbreuk aan bepalingen van het algemeen strafrecht, het arbeidsrecht, het belastingrecht of het socialezekerheidsrecht.

Wat Richtlijn 2006/123/EG betreft, wordt verduidelijkt dat deze richtlijn niet van toepassing is wanneer zij in strijd is met andere handelingen van de Unie die betrekking hebben op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen. In het voorstel wordt ook onderstreept dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU ten aanzien van de terbeschikkingstelling van werknemers.

Artikel 3 bevat voor de richtlijn relevante definities.

Artikel 4 verduidelijkt de bewijskracht in de gehele Unie van een Europese e-kaart voor diensten in verband met de vestiging in de lidstaat van herkomst van de dienstverrichter, vanwaar hij zijn operaties uitbreidt door gebruik te maken van de dienstenkaart.

Artikel 5 regelt de gevolgen van de Europese e-kaart voor diensten als bewijs van het vermogen van de houder om diensten te verrichten op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst, tijdelijk of via een filiaal, agentschap of bureau aldaar. Zodra een dienstenkaart wordt afgegeven, voorkomt de dienstenkaart dat de lidstaat van ontvangst de houder aan de dienstverrichting gerelateerde stelsels voor voorafgaande vergunning en voorafgaande kennisgeving uit hoofde van de nationale wetgeving oplegt; aangezien dergelijke voorafgaande controles zijn uitgevoerd in het kader van de procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten. De procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten kan echter geen voorafgaande controles behelzen die zeer complex zijn, of waarbij uit verschillende bedrijven een selectie wordt gemaakt. Controles achteraf blijven bestaan voor kaarthouders en dienstverrichters zonder kaart.

Artikel 6 voorziet in de verplichting van de instanties in alle lidstaten om, wanneer zij in het kader van procedures of formaliteiten informatie eisen, niet te eisen dat de houders van de dienstenkaart gegevens verstrekken die reeds op de Europese e-kaart voor diensten staan.

Artikel 7 bepaalt dat de Europese e-kaart voor diensten op het hele grondgebied van de lidstaat van ontvangst voor onbepaalde tijd geldig is, tenzij zij wordt geschorst, ingetrokken of geannuleerd. Vergunningen voor bijkomende filialen, agentschappen of bureaus blijven van kracht voor zover Richtlijn 2006/123/EG hen toelaat.

Artikel 8 bepaalt dat de aanvraag voor een dienstenkaart moet worden voorgelegd aan de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst.

Artikel 9 bepaalt dat dienstverrichters voor wie een Europese beroepskaart is uitgereikt geen Europese e-kaart voor diensten kunnen aanvragen.

Artikel 10 waarborgt het recht van de lidstaten om dwingende redenen van algemeen belang in overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG in te roepen.

Artikel 11 beschrijft de taken van verificatie en voltooiing van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten die de coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst moet verrichten alvorens een dergelijke aanvraag aan haar tegenhanger in de lidstaat van ontvangst door te sturen. Het omvat eveneens beroepsmechanismen van handelen of niet-handelen door de coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst.

Artikel 12 beschrijft de procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor tijdelijke grensoverschrijdende diensten. De coördinerende instantie verstrekt informatie over toepasselijke voorschriften in de lidstaat van ontvangst eenmaal toegang is verleend aan de inkomende dienstverrichter of informeert over een goed gemotiveerde beslissing van een lidstaat van ontvangst om verzet aan te tekenen tegen de afgifte van de dienstenkaart; een besluit dat bindend is voor de coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst. Indien uiterlijk binnen twee weken geen bezwaar wordt aangetekend, wordt een aanmaning verzonden en heeft de lidstaat van ontvangst nog twee weken om te reageren. Aan het eind van deze periode wordt de dienstenkaart uitdrukkelijk of stilzwijgend afgegeven. De bepaling omvat het recht van beroep tegen beslissingen van de coördinerende instanties van de lidstaten van herkomst of van ontvangst.

Artikel 13 beschrijft de procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor het verlenen van diensten door vestiging in de vorm van filialen, agentschappen of bureaus. De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst bericht over de voorschriften die op haar grondgebied van toepassing zijn voor het verlenen van toegang. De aanvrager moet aantonen dat hij deze voorschriften naleeft. Indien de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst geen besluit heeft genomen nadat de aanvrager de geijkte procedure naar behoren heeft gevolgd en er een aanmaning is verzonden, wordt de dienstenkaart afgegeven. De bepaling omvat het recht van beroep tegen beslissingen van de coördinerende instanties van de lidstaten van herkomst of van ontvangst.

Artikel 14 introduceert een eenmaligheidsbeginsel op nationaal niveau, waarbij de informatie en documenten die in het bezit zijn van instanties van de lidstaat van herkomst niet opnieuw hoeven te worden verstrekt door de aanvrager van een Europese e-kaart voor diensten.

In artikel 15 wordt een opsomming gegeven van omstandigheden in de lidstaat van ontvangst die moeten leiden tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten.

In artikel 16 wordt een opsomming gegeven van omstandigheden in de lidstaat van herkomst die moeten leiden tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten die eerder is afgegeven voor de dienstverrichter en de dienstactiviteit in kwestie.

In artikel 17 wordt de rol van de lidstaten van herkomst en van ontvangst vastgesteld met betrekking tot de schorsing, de herroeping of, op verzoek van de houder, de doorhaling van de Europese e-kaarten voor diensten. Het voorziet in een overlegprocedure voor de betrokken e-kaarthouders.

Artikel 18 regelt de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie door de Commissie als bepaald in de artikelen 12 en 13.

In artikel 19 is het Comité omschreven dat de Commissie bijstaat bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen en de toepasselijke procedure overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

De artikelen 20 en 21 leggen de Commissie verplichtingen op inzake toezicht op en toetsing van het effect van deze richtlijn.

Artikel 22 betreft de omzetting en toepassing van de bepalingen van deze richtlijn. De geplande data zijn dezelfde als die voor het voorstel voor een verordening tot invoering van een Europese e-kaart voor diensten.

2016/0402 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het juridische en operationele kader van de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening ... [ESC Regulation]

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 15 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 16 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) garandeert dienstverrichters de vrijheid van vestiging in de lidstaten en het vrije verkeer van diensten tussen de lidstaten.

(2)Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 17 stelt algemene bepalingen vast ter vergemakkelijking van de uitoefening van de vrijheid van vestiging van dienstverrichters en het vrije verkeer van diensten. Zij bepaalt onder meer dat de lidstaten moeten zorgen voor administratieve vereenvoudiging, bijvoorbeeld door elektronische procedures aan te bieden via een één-loketsysteem, door bestaande procedures en de vereisten betreffende gewaarmerkte documenten te vereenvoudigen en door optimaal gebruik te maken van een systeem van stilzwijgende goedkeuring. Ook voorziet de richtlijn in een kader dat het vrij verrichten van diensten op tijdelijke basis in een andere lidstaat bevordert.

(3)Richtlijn 2006/123/EG bepaalt dat de lidstaten moeten zorgen voor voortdurend bijgewerkte één-loketten waar dienstverrichters die diensten willen verrichten of zich willen vestigen alle relevante informatie kunnen vinden over de eisen waaraan moet worden voldaan en over de e-procedures die moeten worden doorlopen met betrekking tot alle formaliteiten, vergunningen en kennisgevingen. Toch is het voor dienstverrichters nog altijd een dure zaak om alle informatie in te winnen en is het moeilijk om vanop afstand te voldoen aan nationale procedures, met name voor sectorspecifieke eisen. Samenwerking tussen de instanties in verschillende lidstaten moet in principe plaatsvinden via het Informatiesysteem interne markt (IMI), een IT-platform dat is opgezet voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand uit hoofde van de richtlijn. Ondanks het feit dat overheidsinstellingen soms twijfelen of de vestiging van een dienstverrichter in een andere lidstaat wel legaal is, worden de mogelijkheden voor samenwerking via het IMI momenteel niet optimaal benut. De formaliteiten voor vergunningen en kennisgevingen vereisen vaak papieren documenten, waarvan het indienen en het vertalen aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Informatie over deze belemmeringen is ofwel niet online beschikbaar of schaars, onvolledig, versnipperd en moeilijk toe te passen op de bijzondere omstandigheden van dienstverrichters die hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden, aangezien de nationale regelgeving vaak alleen op binnenlandse situaties is afgestemd. Dienstverrichters lopen vaak het risico dat ze meermaals dezelfde informatie en documenten moeten indienen.

(4)De dienstverrichters worden nog altijd geconfronteerd met eisen die het omslachtig en weinig aantrekkelijk maken om hun activiteiten uit te breiden naar de volledige eengemaakte markt, zoals meervoudige en uiteenlopende vergunningsregelingen bij verschillende instanties die, in het geval van een vestiging, de voorwaarden waaraan reeds eerder in andere lidstaten is voldaan niet wederzijds erkennen of, in het geval van het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten onevenredige of ongerechtvaardigde beperkingen opleggen. Als gevolg daarvan krijgen dienstverrichters te maken met verschillende en onevenredige nalevingskosten wanneer zij hun activiteiten naar andere lidstaten willen uitbreiden.

(5)Grensoverschrijdende handelsactiviteiten en grensoverschrijdende investeringen in bepaalde zakelijke diensten en in de bouwsector zijn zeldzaam in deze context die nog heel wat marge biedt voor een betere integratie van de dienstenmarkten, wat aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de rest van de economie. Deze onderprestatie leidt ertoe dat de mogelijkheden voor meer groei en werkgelegenheid op de eengemaakte markt niet volledig worden benut.

(6)Deze richtlijn is erop gericht de vestiging en het vrije verkeer van diensten op de interne markt te vergemakkelijken middels de verdere ontwikkeling en uitvoering van de algemene beginselen van het recht van vestiging en het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten als vastgelegd in respectievelijk de artikelen 49 en 56 VWEU, alsmede in Richtlijn 2006/123/EG. Zij moet zijn gebaseerd op artikel 53, lid 1, VWEU inzake de vrijheid van vestiging en de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst, alsmede op artikel 62 VWEU, dat deze bepaling van toepassing maakt op diensten.

(7)Teneinde de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten te vergemakkelijken, bouwt deze richtlijn voort op Richtlijn 2006/123/EG, hoewel zij geenszins de voorschriften van deze richtlijn wijzigt. Het toepassingsgebied van deze richtlijn is nog beperkter dan het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn. De richtlijn is specifiek gericht op de zakelijke dienstensector en de bouwsector, waar vele belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten nog steeds overeind blijven. Bovendien staan de grensoverschrijdende handel en investeringen in de bouwsector en de zakelijke dienstensector op een laag peil en werden beide sectoren in de afgelopen tien jaar door zwakke productiviteitsgroei gekenmerkt.

(8)Alle aangelegenheden, activiteiten en gebieden die niet tot het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/123/EG behoren, moeten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn. Deze richtlijn heeft met name geen betrekking op aangelegenheden, activiteiten en gebieden in verband met belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht, met inbegrip van de wettelijke of contractuele bepalingen betreffende arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk en de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Evenmin is deze richtlijn van invloed op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Deze richtlijn geldt onverminderd de bepalingen van het mededingingsrecht en de regels inzake het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in de zin van het internationaal privaatrecht.

(9)Omwille van de coherentie moeten eventuele conflicten tussen deze richtlijn en andere rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten in specifieke sectoren worden beslecht overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2006/123/EG voor conflicten tussen die richtlijn en dergelijke rechtshandelingen en de toepassing van die andere rechtshandelingen. De bepalingen van deze richtlijn kunnen niet worden ingeroepen ter rechtvaardiging van stelsels voor voorafgaande vergunning, voorafgaande kennisgeving of vestigingseisen die verboden zijn op grond van andere rechtshandelingen van de Unie inzake specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in een specifieke sector, zoals Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 18 . Daarenboven doet deze richtlijn op geen enkele wijze afbreuk aan de verplichtingen voor dienstverrichters in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 19 en Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad 20 .

(10)Deze richtlijn verduidelijkt de voorwaarden waaronder betrokken dienstverrichters kunnen profiteren van de Europese e-kaart voor diensten die is ingevoerd bij Verordening ...[ESC Regulation]..., welke onderscheiden rol de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst moeten hebben en welke acties van de lidstaat van herkomst door een lidstaat van ontvangst moeten worden aanvaard. De Europese e-kaart voor diensten is een vrijwillig instrument voor de dienstverrichter.

(11)Deze richtlijn bevat ook een kader voor de geldigheid en redenen voor schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten in de hele Europese Unie. Wanneer een dienstverrichter niet langer op rechtmatige wijze over de grenzen heen diensten kan blijven verrichten waarvoor hij oorspronkelijk een dienstenkaart heeft aangevraagd, moet diezelfde dienstenkaart dienovereenkomstig worden geschorst of herroepen.

(12)Het belangrijkste doel van de Europese e-kaart voor diensten bestaat erin een uniforme en vereenvoudigde procedure vast te stellen voor dienstverrichters die hun dienstverrichting binnen de interne markt over de grenzen heen willen uitbreiden. De dienstenkaart is een elektronisch certificaat waarin wordt aangegeven dat de dienstverrichter op rechtmatige wijze is gevestigd in een lidstaat (de lidstaat van herkomst). De lidstaten van ontvangst waarnaar een dienstverrichter wil uitbreiden mogen verder hun stelsels van voorafgaande vergunning of kennisgeving die onder nationaal recht zijn vastgesteld ter controle van de toegang tot of de uitoefening van dienstenactiviteiten niet aan de houders van een dienstenkaart opleggen, daar deze controle reeds is uitgevoerd voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(13)De bij deze richtlijn vastgestelde procedure beoogt de toepassing van algemene regels en beginselen van Richtlijn 2006/123/EG in het kader van grensoverschrijdende vestiging en tijdelijke verrichting van bepaalde diensten.

(14)Bepaalde eisen en bijbehorende vergunningen en kennisgevingen beheerst door Richtlijn 2006/123/EG mogen niet het voorwerp vormen van controles in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten vanwege hun complexiteit of de betrokkenheid van actoren uit derde landen, waar de uniforme procedurele werkstroom van de Europese e-kaart voor diensten niet op is voorzien. Dit betreft selectieprocedures voor de verlening van in aantal beperkte vergunningen en controles van plaatsspecifieke omstandigheden, of het nu gaat om de plaats van werkelijke verrichting van diensten of de plaats waar de dienstverrichter zijn werkzaamheden vaststelt. Een Europese e-kaart voor diensten is evenmin geschikt voor selectieprocedures voor de uitvoering van overheidsopdrachten, prijsvragen of concessies.

(15)In dezelfde geest zouden controles voor dienstverrichters die reeds het voorwerp zijn van andere horizontale EU-wetgeving uitgesloten moeten blijven. Dit is het geval bij eisen en controles in verband met de erkenning van beroepskwalificaties uit hoofde van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 21 , zelfs indien deze in de sectorale wetgeving worden vermeld.

(16)Voorts zouden de eisen tot vrijgave van bepaalde bedrijfsinformatie op grond van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad 22 en Richtlijn 89/666/EEG 23 voor dienstverrichters die vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid zijn, en de eisen of controles die zijn opgelegd door nationale voorschriften inzake de registratie van filialen van ondernemingen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd onder het vennootschapsrecht, niet mogen vallen onder een procedure in het kader van de Europese e-kaart voor diensten, die is bedoeld om sectorspecifieke aangelegenheden in het kader van Richtlijn 2006/123/EG te regelen.

(17)Een Europese e-kaart voor diensten biedt verscheidene voordelen. Zij biedt een bewijs van rechtmatige vestiging in de lidstaat van herkomst. Zolang een Europese e-kaart voor diensten geldig blijft, moet zij in de gehele EU worden beschouwd als een geldig bewijsmiddel van rechtmatige vestiging in de lidstaat van herkomst voor de diensten waarop die dienstenkaart van toepassing is. Dit bewijs moet ook worden aanvaard in een binnenlandse context, op alle niveaus en in alle administratieve afdelingen van het openbaar bestuur. Een geldige Europese e-kaart voor diensten bevat informatie die in verschillende contexten is vereist, zoals controles tijdens of na de verrichting van diensten, de gunning van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie, de oprichting van dochterondernemingen of filialen op grond van het vennootschapsrecht en de registratie van de dienstverrichter voor verplichte sociale verzekeringen. Aangezien deze informatie reeds beschikbaar is op een geldige Europese e-kaart voor diensten, moeten de instanties van de lidstaten houders van de dienstenkaart niet om deze informatie verzoeken voor die andere doeleinden.

(18)Bovendien mogen de lidstaten houders van een Europese e-kaart voor diensten geen stelsels van aan de dienstverrichting gerelateerde vergunning of kennisgeving opleggen vóór de verstrekking van een dienst. De lidstaten mogen de controles die al zijn uitgevoerd in het kader van de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten niet geheel of gedeeltelijk herhalen nadat de verrichting van diensten in de lidstaat van ontvangst is opgestart. Stelsels voor vergunning of kennisgeving zoals die welke voortvloeien uit belastingen, sociale zekerheid en arbeidsrecht zullen van toepassing blijven aangezien dergelijke kwesties niet tot het toepassingsgebied van deze richtlijn behoren. Door middel van ex-post verificaties, inspecties en onderzoeken moeten de bevoegde instanties toezicht kunnen blijven uitoefenen op de dienstverrichting, zoals in de huidige stand van de EU-wetgeving. Indien bij dergelijke controles ernstige overtredingen van de eisen die van toepassing zijn in een lidstaat van ontvangst worden vastgesteld, kan dit leiden tot de schorsing of doorhaling van de Europese e-kaart voor diensten.

(19)Bij Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 24 is een wettelijk kader vastgesteld voor de Europese beroepskaart, bedoeld om beroepsbeoefenaren het recht te geven in een andere (ontvangende) lidstaat hetzelfde beroep uit te oefenen waarvoor zij voorheen gevestigd waren in een lidstaat (van herkomst), hetzij tijdelijk, hetzij door middel van een nevenvestiging. De Europese e-kaart voor diensten, die bedoeld is voor een grote verscheidenheid van diensten en die geen betrekking heeft op kwesties die verband houden met beroepskwalificaties, mag dus niet van toepassing zijn op de diensten waarvoor een specifieke Europese beroepskaart is ingevoerd, behalve indien sectorale eisen en de controle ervan die geen verband houden met de erkenning van beroepskwalificaties van kracht blijven voor wat betreft de nevenvestiging van een bepaalde beroepsgroep.

(20)Om maatregelen en beslissingen te concentreren binnen een lidstaat en samenwerking te faciliteren tussen de verschillende bevoegde instanties in de lidstaten van herkomst en ontvangst moet een coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst en in de lidstaat van ontvangst finaal verantwoordelijk zijn voor de behandeling van aangelegenheden die betrekking hebben op de Europese e-kaart voor diensten en zodoende de bijdragen van de verschillende bevoegde nationale instanties coördineren en fungeren als contactpunt met hun tegenhangers in andere lidstaten. De aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten moet worden voorgelegd aan de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst.

(21)Er worden twee soorten Europese e-kaarten voor diensten aan dienstverrichters aangeboden. Enerzijds is er een eenvoudigere procedure voor tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten in andere lidstaten, waarbij in wezen hun eerdere vestiging in de lidstaat van herkomst wordt gecontroleerd en een lidstaat van ontvangst slechts bezwaar kan maken tegen de tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten wegens dwingende redenen van openbaar belang. Anderzijds is er een meer complexe procedure die de lidstaat van ontvangst een kader biedt om economische activiteiten die voor onbepaalde tijd door middel van filialen, agentschappen of bureaus op hun grondgebied zijn gevestigd te controleren teneinde middels een vereenvoudigde werkstroom de correcte en snelle uitvoering van wederzijdse erkenning te waarborgen.

(22)De Europese e-kaart voor diensten is beschikbaar voor dienstverrichters die zich reeds eerder in een lidstaat hebben gevestigd. Hoewel dochterondernemingen van bedrijven uit derde landen een dienstenkaart moeten kunnen aanvragen, mag dit niet het geval zijn voor filialen, agentschappen of bureaus van dergelijke ondernemingen, overeenkomstig artikel 48 van het VWEU, dat de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van diensten voorbehoudt aan ondernemingen en vennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben.

(23)De Europese e-kaart voor diensten voor nevenvestiging moet dienstverrichting in de lidstaat van ontvangst mogelijk maken via filialen, agentschappen of bureaus die op zijn grondgebied zijn gevestigd. Voor de doeleinden van de Europese e-kaart voor diensten mag nevenvestiging geen dienstverrichting in de lidstaat van ontvangst via dochterondernemingen van vennootschappen die zijn gevestigd in de lidstaat van herkomst inhouden. Het feit dat een dochteronderneming een afzonderlijke rechtspersoon is, vereist complexere controles dan in het geval van dienstverrichting via een filiaal, agentschap of bureau zonder eigen rechtspersoonlijkheid. De procedure van de Europese e-kaart voor diensten is niet geschikt voor het uitvoeren van deze complexe controles.

(24)De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst moet na ontvangst van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten deze vervolledigen en de inhoud ervan valideren om de rechtmatige vestiging van de dienstverrichter in zijn lidstaat van herkomst aan te tonen en de omstandigheden beschrijven op een wijze die de instanties van de lidstaat van ontvangst helpt om hun eigen controles uit te voeren. Terwijl niet-handelen van de aanvrager moet leiden tot een stopzetting van de procedure, moet niet-handelen van de instanties van de lidstaat van herkomst aanleiding geven tot juridisch beroep.

(25)Om te zorgen voor een eenvormige uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de technische aspecten van de behandeling en verwerking van aanvragen voor Europese e-kaarten voor diensten, moet aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 25 . Deze uitvoeringsvoorschriften moeten de automatische annulering van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten vaststellen wanneer de desbetreffende procedure voor langere tijd geschorst is als gevolg van het niet-handelen van de aanvrager.

(26)De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst moet duidelijkheid verschaffen over de eisen die van toepassing zijn op de inkomende dienstverrichter, aangezien deze reeds in een andere lidstaat is gevestigd. De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst moet waarborgen dat de dienstverrichter weet welke eisen gelden voor de uitvoering van diensten in de lidstaat van ontvangst, waaronder de eisen die van toepassing zijn zodra de Europese e-kaart voor diensten is uitgereikt. Voor vestiging, d.w.z. het verrichten van diensten via filialen, agentschappen of bureaus, dient de vaststelling van toepasselijke eisen door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst een ander doel: er wordt een opsomming gegeven van de eisen waarvan de inkomende dienstverrichter moet bewijzen dat hij eraan voldoet voordat de dienstenkaart kan worden afgegeven.

(27)Indien een lidstaat van ontvangst een uitgebreide en bijgewerkte gegevensbank in het één-loket heeft ingesteld, volstaat het dat de coördinerende instantie van die lidstaat verwijst naar de desbetreffende webpagina waar de informatie kan worden opgevraagd in het kader van de procedure van de Europese e-kaart voor diensten.

(28)Een Europese e-kaart voor diensten mag niet leiden tot wijziging van de huidige regelgeving uit hoofde van Richtlijn 2006/123/EG en andere betrokken EU-wetgeving die de onderliggende voorwaarden vaststelt waaraan een dienstverrichter moet voldoen bij het verrichten van diensten in een lidstaat van ontvangst. De lidstaten van ontvangst moeten daarom de mogelijkheid hebben om, in overeenstemming met de geldende EU-wetgeving, de naleving van hun eigen eisen door inkomende dienstverrichters in beschouwing te nemen vooraleer deze toestemming krijgen om aan te vangen met de verrichting van diensten op hun grondgebied. De procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moet dan ook in een passende controlerende rol voor de lidstaat van ontvangst voorzien, zowel voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichting als voor vestiging.

(29)Met betrekking tot het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten moeten de lidstaten van ontvangst, gezien artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG eisen toelaat voor de meeste diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft, beroep kunnen aantekenen tegen de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten door de lidstaat van herkomst in die gevallen waarbij de omstandigheden van de aanvrager aanleiding geven tot werkelijke en voldoende ernstige bedreigingen van de openbare belangen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu, op een wijze die niet voldoende en adequaat kan worden aangepakt door middel van eisen en controles die van toepassing zijn wanneer de dienstverrichting van start gaat. Dit zou het geval zijn wanneer een stelsel van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving voor de tijdelijke verrichting van de diensten in kwestie van kracht is, verhoudingsgewijs gerechtvaardigd is uit hoofde van één van die vier dwingende redenen van algemeen belang die zijn beschermd overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG, en de voorwaarden waaraan de aanvrager in zijn lidstaat van herkomst heeft voldaan niet als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd aan die welke in de lidstaat van ontvangst gelden voor de toekenning van die voorafgaande vergunning. De mogelijkheden en voorrechten van lidstaten van ontvangst in het kader van artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG zijn van toepassing in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(30)Het IMI moet de Commissie in staat stellen kennis te nemen van bezwaren van de lidstaten van ontvangst vóór de afgifte van Europese e-kaarten voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten in het kader van de stelsels van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving die ook vooraf hadden moeten worden aangemeld overeenkomstig Richtlijn ………[forthcoming Notification Directive]…….. Deze informatie over de daadwerkelijke toepassing van de aangemelde vergunningstelsels kan door de Commissie worden gebruikt om de aanzet te geven tot een handhavend optreden of om een onderzoek te starten. Zij laat de rechten van aanvragers om een klacht in te dienen bij de diensten van de Commissie betreffende een mogelijke inbreuk op het EU-recht door middel van het betrokken bezwaar onverlet.

(31)Met betrekking tot vestiging moeten lidstaten van ontvangst aanvragers hun eigen eisen kunnen opleggen, voor zover deze niet-discriminerend zijn, gerechtvaardigd zijn uit hoofde van dwingende redenen van algemeen belang en evenredig zijn in overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG en andere relevante EU-wetgeving. Sectorspecifieke EU-wetgeving betreffende bepaalde onder deze richtlijn vallende diensten, zoals diensten van reisbureaus in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad 26 , en diensten van installatie van met energie verband houdende onderdelen van gebouwen in de zin van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad 27 , moeten in aanmerking worden genomen voor zover de controles geen betrekking hebben op de erkenning van beroepskwalificaties in het kader van Richtlijn 2005/36/EG.

(32)Gelijkwaardigheid van eisen van de lidstaat van ontvangst en die van de lidstaat van herkomst waar de aanvrager reeds aan heeft voldaan moet een integraal onderdeel vormen van deze beoordeling. Teneinde de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de eisen in de lidstaten van herkomst en van ontvangst te faciliteren, moet de aanvrager, indien de instantie van de lidstaat van ontvangst zijn voornemen kenbaar maakt om een dienstenkaart voor vestiging te weigeren, een nieuwe mogelijkheid hebben om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden in verband met de voorafgaande vergunning of de voorafgaande kennisgeving waarop de instanties van de lidstaten van ontvangst hun voornemen tot weigering van de dienstenkaart baseren, onder meer door verwijzing naar de eisen waaraan de aanvrager is onderworpen in de lidstaat van herkomst en waarvan zij menen dat zij gelijkwaardig zijn.

(33)De lidstaten van ontvangst moeten kunnen vragen om verduidelijking of aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst vóór de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten. Dit is vooral relevant om te beoordelen of er een gerechtvaardigde en evenredige noodzaak bestaat om bezwaar aan te tekenen tegen de tijdelijke verrichting van diensten door de aanvrager op zijn grondgebied of om in geval van vestiging na te gaan welke regelgevingsaspecten al in voldoende mate aan bod zijn gekomen doordat de aanvrager heeft moeten voldoen aan de eisen van de lidstaat van herkomst. Mettertijd zullen de lidstaten naar verwachting beter inzicht krijgen in hun respectieve regelgevingskaders in de sectoren waarop de dienstenkaart van toepassing is, wat moet leiden tot meer wederzijds vertrouwen en zodoende een vlottere evaluatie ten behoeve van de aanvragers moet mogelijk maken.

(34)Met het oog op de vaststelling van de procedure voor dit soort informatieverzoeken moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag de Commissie de bevoegdheid worden verleend om handelingen vast te stellen tot vaststelling van de bijzonderheden van de procedurele werkstroom en de gevolgen daarvan voor de toepasselijke termijnen voor besluiten die in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moeten worden gemaakt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(35)De lidstaat van ontvangst mag niet langer controleren of de aanvrager van een Europese e-kaart voor diensten rechtmatig in een andere lidstaat is gevestigd. Evenmin mag hij afbreuk doen aan de waarheidsgetrouwheid en de deugdelijkheid van in een aanvraag opgenomen gegevens en documenten nadat deze door de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst zijn gevalideerd. Omgekeerd moet de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de beslissing omtrent de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichting niet laten afhangen van een beoordeling van de naleving door de dienstverrichter van eisen van de lidstaat van ontvangst, maar moet zij louter op basis van haar beoordeling besluiten of de aanvrager op het moment dat het besluit tot afgifte wordt gemaakt rechtmatig op haar grondgebied is gevestigd voor de verrichting van de betrokken dienst.

(36)Relevante maatregelen en besluiten van de coördinerende instanties die zowel in de lidstaat van ontvangst als in de lidstaat van herkomst betrokken zijn bij de procedure voor de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, moeten vatbaar zijn voor rechtsmiddelen overeenkomstig de nationale wetgeving. Hieronder vallen passende rechtsmiddelen in geval van niet-handelen van de coördinerende instantie in de lidstaat van oorsprong overeenkomstig de procedure voor de afgifte van de dienstenkaart.

(37)Vóór afgifte van de Europese e-kaart voor diensten moet een lidstaat van ontvangst legitieme beleidsbelangen kunnen inroepen. Niettemin moet, in het belang van een vereenvoudigde en snelle procedure, het beginsel van stilzwijgende goedkeuring worden nageleefd bij de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten. Dat is het algemene beginsel dat is ingevoerd bij Richtlijn 2006/123/EG. Een signalering van naderende stilzwijgende goedkeuring en de verlenging van de toepasselijke termijnen met twee extra weken moet ervoor zorgen dat de lidstaat van ontvangst beschikt over de nodige tijd en middelen om aanvragen voor een Europese e-kaart voor diensten in overweging te nemen. Een gebrek aan informatie van de lidstaat van ontvangst over toepasselijke eisen moet ook geen beletsel vormen voor de automatische afgifte van een Europese e-kaart voor diensten.

(38)Dienstverrichters mogen niet verplicht worden informatie en documenten te verstrekken die reeds in het bezit zijn van andere instanties in de lidstaat van herkomst, ongeacht de administratieve niveaus of afdelingen. Dit mag evenmin het geval zijn wanneer de koppeling van nationale registers (bv. centrale, handels- en vennootschapsregisters overeenkomstig Richtlijn 2009/101/EG of de insolventieregisters krachtens Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 28 ) voorziet in de mogelijkheid voor de administratie van de lidstaat van herkomst om informatie en documenten op te halen uit andere lidstaten. In alle gevallen waarin persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig deze richtlijn, moeten de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 [, Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 30 ] en de nationale wetgeving in acht worden genomen.

(39)Een dienstverrichter moet een aanvraag kunnen indienen voor een Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van herkomst en deze aanvraag door de lidstaat van ontvangst laten beoordelen betreffende de voorwaarden die van toepassing zijn op het verrichten van diensten via een filiaal op het grondgebied van die lidstaat van ontvangst vóór de aanvrager zijn verzoek om registratie van het toekomstige filiaal in dezelfde lidstaat van ontvangst moet indienen. Zodoende zal de aanvrager zeker zijn welke sectorspecifieke voorwaarden van toepassing zijn en kunnen beoordelen of de aanvraag daaraan voldoet volgens de verwachtingen van de lidstaat van ontvangst vooraleer hij tijd en middelen spendeert aan het verzoek tot registratie van een filiaal in die lidstaat van ontvangst op grond van handelsrechtelijke voorschriften. Tegelijkertijd moet de aanvrager voldoen aan de nationale handelsrechtelijke voorschriften voor de registratie van filialen om via een dergelijk filiaal diensten te verrichten in overeenstemming met het Unierecht.

(40)Een Europese e-kaart voor diensten moet de verrichting van diensten op het gehele grondgebied van de lidstaat van ontvangst mogelijk maken. Zodra een dienstverrichter zich in een lidstaat heeft gevestigd in de vorm van een filiaal, agentschap of bureau, moet hij in principe geen andere dienstenkaart aanvragen om binnen diezelfde lidstaat via een extra filiaal, agentschap of bureau de diensten te verrichten waarop de bestaande dienstenkaart betrekking heeft. Zoals uitdrukkelijk bepaald in Richtlijn 2006/123/EG, kunnen vergunningen voor elk afzonderlijk filiaal, agentschap of bureau evenwel gerechtvaardigd worden door dwingende redenen van algemeen belang. In dat geval moeten dienstverrichters nog steeds de keuze hebben om hun activiteiten op de binnenlandse markt uit te breiden door het verkrijgen van deze vergunningen uit hoofde van de nationale wetgeving of om aanvullende Europese e-kaarten voor diensten aan te vragen voor elk extra filiaal, agentschap of bureau, al naar gelang het geval.

(41)Deze richtlijn mag geen invloed hebben op de verdeling van regionale of lokale bevoegdheden binnen een lidstaat, met inbegrip van regionaal en lokaal zelfbestuur. Desondanks kan administratieve samenwerking tussen verschillende nationale instanties binnen strikte termijnen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn. Om de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen en rekening houdend met de veelal gedecentraliseerde structuur van de lidstaten kan het IMI ook worden gebruikt als een instrument voor de doelmatige uitwisseling van informatie en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde instanties binnen een bepaalde lidstaat, onverminderd andere maatregelen die door de lidstaten worden genomen.

(42)Een Europese e-kaart voor diensten moet voor een onbepaalde periode geldig zijn, onverminderd, met betrekking tot het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten, de gevolgen van incidentele afwijkingen in overeenstemming met Richtlijn 2006/123/EG.

(43)Een Europese e-kaart voor diensten moet echter worden opgeschort door de coördinerende instantie van afgifte indien de dienstverrichter tijdelijk een verbod is opgelegd om de betrokken diensten te verlenen. De schorsing moet van kracht zijn zolang het verbod van kracht is. Ook gevallen van frauduleuze, onnauwkeurige of valse informatie of documenten die worden gebruikt in het kader van de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten moeten van invloed zijn op de geldigheid van de kaart.

(44)Administratieve samenwerking tussen instanties van de lidstaat van herkomst en van de lidstaat van ontvangst moeten zorgen voor naleving van de geldigheidsvoorwaarden van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten. Om er verder voor te zorgen dat geen enkele Europese e-kaart voor diensten een onjuist beeld geeft van de situatie van de kaarthouder moeten de kaarthouder en de bevoegde instanties verplicht worden om de coördinerende instantie van afgifte kennis te geven van wijzigingen in de situatie van de kaarthouder die gevolgen kunnen hebben voor de geldigheid van de kaart.

(45)In ieder geval moet de bevoegde coördinerende instantie, alvorens het besluit tot herroeping of schorsing van de dienstenkaart te nemen, de kaarthouder raadplegen, waarbij elk besluit naar behoren moet worden gemotiveerd en vatbaar moet zijn voor beroep, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht van de lidstaat van afgifte. Voorlopige maatregelen die een hangende procedure tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten signaleren, moeten worden toegestaan, naar analogie met signaleringen op grond van Richtlijn 2006/123/EG.

(46)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de technische aspecten van de verwerking van schorsingen, herroepingen of doorhalingen van Europese e-kaarten voor diensten, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(47)De toepassing van deze richtlijn moet worden gevolgd en geëvalueerd om te bepalen welke effecten ze heeft op de kosten van de grensoverschrijdende uitbreiding van activiteiten, met name voor dienstverrichters, op de perceptie van de consument met betrekking tot dergelijke dienstverrichters, met name die met een Europese e-kaart voor diensten, en op de concurrentie, de prijzen en de kwaliteit van diensten. De effecten van de bepalingen van deze richtlijn moeten regelmatig worden geëvalueerd, met name om na te gaan of het opportuun zou zijn om een Europese e-kaart voor diensten in te voeren voor andere dienstactiviteiten. Deze controle zal plaatsvinden in samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbenden.

(48)Omdat vanwege de grote verschillen tussen de lidstaten in de aanpak van de controle van bepaalde diensten en de complexiteit daarvan kunnen de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en deze derhalve, met het oog op een betere administratieve coördinatie en harmonisatie in de Unie, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(49)Deze richtlijn neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Middels de vaststelling van het juridische en operationele kader voor de Europese e-kaart voor diensten en de coördinatie van sommige eisen met betrekking tot de vrijheid van vestiging en de dienstverrichting voor bepaalde diensten, is deze richtlijn met name gericht op de bevordering van het recht van vestiging en het recht diensten te verrichten in iedere lidstaat, het voorkomen van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit en het waarborgen van onpartijdige, billijke en redelijk snelle procedures, overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met volledige inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens, waaronder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 31 , Richtlijn 95/46/EG [Verordening (EU) 2016/679], en met de nodige aandacht voor het risico van misbruik van recht, als bedoeld in respectievelijk de artikelen 8 en 54 van het Handvest,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

Deze richtlijn voorziet in het juridische en operationele kader voor de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening ……[ESC Regulation]……..

Artikel 2
Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage vermelde diensten.

2.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 1, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn 2006/123/EG.

De richtlijn is niet van toepassing op de in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde activiteiten en gebieden.

3.Indien de bepalingen van deze richtlijn strijdig zijn met een bepaling van andere communautaire regelgeving die betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, heeft de bepaling van de andere communautaire regelgeving voorrang en is die van toepassing op die specifieke sectoren of beroepen.

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechten van de werknemers, de verplichtingen van dienstverrichters en de daarmee verband houdende controles in de lidstaten die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1."lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de dienstverrichter zijn aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten heeft ingediend;

2."lidstaat van ontvangst": de lidstaat waar de dienstverrichter verklaard heeft diensten te willen aanbieden middels een Europese e-kaart voor diensten;

3."eis": een eis als omschreven in artikel 4, punt 7, van Richtlijn 2006/123/EG;

4."coördinerende instantie": een overeenkomstig artikel 17 van Verordening .....[ESC Regulation]………. aangewezen instantie;

5."bevoegde instantie": één of meer van de volgende onverminderd artikel 16, lid 5, derde alinea:

a) een bevoegde instantie als omschreven in artikel 4, punt 9, van Richtlijn 2006/123/EG;

b) een bevoegde instantie als omschreven in artikel 3, lid 1, onder d), van Richtlijn 2005/36/EG;

c) elke instantie die een centraal, handels- of vennootschapsregister in een lidstaat beheert;

d) elke belastingautoriteit van een lidstaat;

6."overheidsopdracht": een contract als omschreven in artikel 2, lid 5, van Richtlijn (EU) 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 ;

7."prijsvraag": een prijsvraag als omschreven in artikel 2, punt 21, van Richtlijn 2014/24/EG;

8."concessie": een concessie als omschreven in artikel 5, punt 1, van Richtlijn (EU) 2014/23 van het Europees Parlement en de Raad 33 ;

9."vergunningstelsel": een vergunningstelsel als omschreven in artikel 4, punt 6, van Richtlijn 2006/123/EG;

10."dienst": een dienst als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/123/EG;

11."dienstverrichter": een dienstverrichter als omschreven in artikel 4, punt 2, van Richtlijn 2006/123/EG;

12."lidstaat van vestiging": een lidstaat van vestiging als omschreven in artikel 4, punt 4, van Richtlijn 2006/123/EG;

13."vestiging": een vestiging als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/123/EG;

14."kennisgevingsstelsel": elke procedure waarbij een dienstverrichter verplicht is stappen te ondernemen in de richting van een bevoegde instantie om informatie te verstrekken of documenten in te dienen over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit, zonder dat een formele of stilzwijgende beslissing van die instantie nodig is.

HOOFDSTUK II
EUROPESE E-KAART VOOR DIENSTEN

Artikel 4
Europese e-kaart voor diensten als bewijs van vestiging

De lidstaten aanvaarden een geldige Europese e-kaart voor diensten als bewijs dat de houder ervan op het grondgebied van de lidstaat van herkomst is gevestigd en dat hij op dat grondgebied gerechtigd is om de diensten waarop de dienstenkaart betrekking heeft te verrichten.

Artikel 5
Gevolgen van een Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst

1.Een lidstaat van ontvangst legt geen stelsel van voorafgaande vergunning, stelsel van voorafgaande kennisgeving of vestigingseis op aan de houder van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten als voorwaarde voor een dergelijke verrichting van diensten op zijn grondgebied.

2.Een lidstaat van ontvangst legt geen stelsel van voorafgaande vergunning of stelsel van voorafgaande kennisgeving op aan de houder van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten voor vestiging als voorwaarde voor vestiging op zijn grondgebied via een filiaal, agentschap of bureau dat op zijn grondgebied is gevestigd.

3.Een lidstaat van ontvangst legt aan de houders van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten geen andere eisen op dan die bedoeld in de leden 1 en 2, waarvan de naleving wordt geacht te zijn vastgesteld op grond van de artikelen 11 tot en met 13.

4.De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan:

i) aan dienstverrichters gestelde eisen in het kader van de procedures voor de selectie van kandidaten voor vergunningstelsels die in aantal beperkt zijn in overeenstemming met de regelgeving van de EU;

ii) eisen en andere verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen opgelegd aan dienstverrichters in het kader van de procedures voor de selectie van kandidaten voor de verrichting van diensten in het kader van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie;

iii) vergunningstelsels, kennisgevingsstelsels of eisen inzake voorwaarden die specifiek betrekking hebben op de plaats waar de dienst wordt verricht of de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd;

iv) eisen inzake erkenning van beroepskwalificaties zoals bedoeld in de artikelen 4 en 4f van Richtlijn 2005/36/EG;

v) verplichtingen inzake openbaarmaking als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2009/101/EG en artikel 2 van Richtlijn 89/666/EEG of verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd door nationale voorschriften inzake de registratie van filialen van vennootschappen met zetel in een andere lidstaat op grond van het vennootschapsrecht.

5.De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan rapportageverplichtingen die zijn opgelegd aan de houder van een Europese e-kaart voor diensten of het verrichten van verificaties, inspecties of onderzoeken door de bevoegde instanties gedurende de verrichting van de dienst, in overeenstemming met het Unierecht.

Artikel 6
Gebruik van informatie van de Europese e-kaart voor diensten

In het kader van procedures of formaliteiten die op hun grondgebied en in overeenstemming met de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens als bepaald in Richtlijn 95/46/EG [, Verordening (EU) nr. 2016/679] en de nationale wetgeving aan een dienstverrichter worden opgelegd, vereisen instanties in de lidstaten niet van de houder van een Europese e-kaart voor diensten dat hij informatie verstrekt die reeds op de Europese e-kaart voor diensten staat, met inbegrip van informatie in verband met:

i) de gunning van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie;

ii) de oprichting van dochterondernemingen of de registratie van filialen op grond van het vennootschapsrecht;

iii) de registratie bij verplichte sociale verzekeringen.

Artikel 7
Geldigheid van een Europese e-kaart voor diensten

1.Een Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten waarop deze dienstenkaart van toepassing is, is geldig op het gehele grondgebied van de lidstaat van ontvangst.

Een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging geldt voor het verrichten van de diensten waarop deze kaart betrekking heeft op het gehele grondgebied van het land van ontvangst via een of meer filialen, agentschappen of bureaus die zich op het grondgebied van deze lidstaat bevinden, behalve wanneer een aparte vergunning per filiaal, agentschap of bureau gerechtvaardigd is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2006/123/EG.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de houder van een Europese kaart om te voldoen aan verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd door de nationale voorschriften inzake de registratie van een filiaal op grond van het vennootschapsrecht om diensten te verrichten via een dergelijk filiaal.

2.Een Europese e-kaart voor diensten is geldig voor onbepaalde tijd, tenzij zij wordt opgeschort, herroepen of doorgehaald overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 17.

Dit doet geen afbreuk aan maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2006/123/EG. 

HOOFDSTUK III
STELSEL VAN DE EUROPESE E-KAART VOOR DIE
NSTEN

Artikel 8
Aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten

De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichters met vestiging op het grondgebied van een lidstaat het recht hebben om een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten in te dienen bij de coördinerende instantie van dezelfde lidstaat.

De aanvraag omvat de elementen en de ondersteunende documenten als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Verordening ......[ESC Regulation].........

Artikel 9
Subsidiabiliteit

1.Verrichters van diensten waarvoor een Europese beroepskaart voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten is ingevoerd overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG komen niet in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten.

2.Verrichters van dienstenactiviteiten waarvoor een Europese beroepskaart voor vestiging is ingevoerd overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG komen niet in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging. Deze dienstverrichters komen in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten met betrekking tot eisen en bepalingen als bedoeld in de tweede alinea van artikel 4 bis, lid 5, van Richtlijn 2005/36/EG.

Artikel 10
Recht van de lidstaten om dwingende redenen van algemeen belang in te roepen

Bij het beoordelen van aanvragen voor de Europese e-kaart voor diensten behouden de lidstaten het recht om de dwingende redenen van algemeen belang erkend op grond van Richtlijn 2006/123/EG, in het bijzonder artikel 16, of andere handelingen van het recht van de Unie in te roepen.

Artikel 11
Beoordeling van de aanvraag door de lidstaat van herkomst

1.De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst zal binnen één week na ontvangst van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten:

a) de aanvraag onderzoeken;

b) zich vergewissen van de volledigheid en nauwkeurigheid van de verstrekte informatie;

c) zich ervan vergewissen of Europese e-kaarten voor diensten die zijn afgegeven met betrekking tot andere lidstaten van herkomst voor dezelfde aanbieder en dienstenactiviteit zijn herroepen of doorgehaald, of om doorhaling is verzocht om de vervanging van deze e-kaarten door de Europese e-kaart voor diensten waarop het verzoek betrekking heeft mogelijk te maken;

d) zich vergewissen van de inhoud en geldigheid van eventuele begeleidende documenten die aantonen dat voldaan wordt aan de eisen die van toepassing zijn op de dienstverrichting en waaraan de aanvrager onderworpen is in de lidstaat van herkomst;

e) de aanvrager verzoeken de aanvraag waar nodig aan te vullen;

f) het aanvraagformulier invullen met de informatie die overeenkomstig artikel 14, lid 2, is verkregen;

g) de eventueel vereiste bewijsstukken die in overeenstemming met artikel 14, lid 2, zijn verkregen, uploaden naar het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld.

Indien de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de aanvrager verzoekt de aanvraag aan te vullen, wordt de termijn opgeschort totdat die informatie is verstrekt.

2.Na de voltooiing van de in lid 1 bedoelde taken bezorgt de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst onverwijld de aanvraag aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst en brengt hij de aanvrager hiervan op de hoogte.

3.De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld aan de aanvrager worden meegedeeld, of het ontbreken van een besluit of maatregel binnen de termijn zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

4.De Commissie stelt de technische voorschriften voor de hantering en de verwerking van de aanvraag vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12
Beoordeling door de lidstaat van ontvangst van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor de tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten

1.Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag onderzoekt de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst deze en stelt zij de aanvrager en de lidstaat van herkomst in kennis van alle eisen die van toepassing zijn op tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichtingen uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van ontvangst, met uitzondering van die welke zijn bedoeld in artikel 5, lid 4. In overeenstemming met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, kan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen dezelfde termijn beslissen om bezwaar aan te tekenen tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten door de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst indien zij aantoont dat de toepassing van een stelsel van voorafgaande vergunning of een stelsel van voorafgaande kennisgeving of het stellen van eisen ten aanzien van de aanvrager wordt gerechtvaardigd door een van de dwingende redenen van algemeen belang die worden uiteengezet in artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG of ontvankelijk is in overeenstemming met andere rechtshandelingen van de Unie.

De lidstaat van ontvangst houdt naar behoren rekening met de beoordeling van de eisen waaraan de aanvrager reeds voldoet in zijn lidstaat van herkomst. In het kader van die beoordeling en binnen de bovengenoemde termijn mag de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst verzoeken om de nodige verduidelijking of de nodige aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst of de aanvrager die nog niet is opgenomen in de aanvraag. In dat geval wordt de in dit lid bedoelde termijn opgeschort totdat de gevraagde nodige verduidelijking of aanvullende informatie is verstrekt. De procedure voor het verzoeken om verduidelijkingen of aanvullende informatie wordt vastgelegd door middel van gedelegeerde handelingen als bedoeld in lid 4.

Een bezwaar om een Europese e-kaart voor diensten te verlenen kan niet worden gebaseerd op de niet-inachtneming van een van de in artikel 5, lid 5, genoemde eisen. De Commissie kan via het IMI toegang hebben tot het besluit tot bezwaar van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst.

2.Rekening houdend met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, wordt, als de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn reageert, deze termijn automatisch met twee extra weken verlengd en stuurt het elektronisch platform waarop de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten werd ingediend een waarschuwing aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst dat niet reageren impliceert dat er geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten aan de aanvrager.

3.Indien de lidstaat van ontvangst geen bezwaar aantekent in overeenstemming met lid 1, geeft de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de Europese e-kaart voor diensten onverwijld af na het verstrijken van de verlengde termijn die voortvloeit uit de toepassing van lid 2. Bij ontstentenis van bezwaren op grond van de tweede alinea van lid 1 en bij gebreke van een besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst bij het verstrijken van de verlengde termijn die voortvloeit uit de toepassing van lid 2, wordt de Europese e-kaart voor diensten geacht te zijn afgegeven door de lidstaat van herkomst onder de voorwaarden die ter kennis van de lidstaat van ontvangst zijn gebracht, in overeenstemming met artikel 11, lid 2.

Na ontvangst van het besluit van de lidstaat van ontvangst om bezwaar te maken krachtens lid 1 weigert de lidstaat van herkomst onverwijld het verzoek om een Europese e-kaart voor diensten.

4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedure te preciseren via welke de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst de lidstaat van herkomst of de aanvrager kan vragen om verduidelijking of aanvullende informatie en, indien nodig, de in lid 1 vastgestelde termijnen kan wijzigen.

5.De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die aan de aanvrager worden medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

Het besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om bezwaar aan te tekenen tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, dat aan de aanvrager wordt medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst.

6.De Commissie stelt de technische voorschriften voor de behandeling en verwerking van de aanvraag als bedoeld in de leden 1 en 2 vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13
Beoordeling door de lidstaat van ontvangst van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging

1.In de context van een procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging in de vorm van een filiaal, een agentschap of bureau, bepaalt de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, of en zo ja welk stelsel van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 5, lid 2, van toepassing is, met inachtneming van het Unierecht, bij een dergelijke vestiging. Indien een dergelijk stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving is bepaald, bepaalt de lidstaat van ontvangst tevens de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen, met uitzondering van die welke zijn bedoeld in artikel 5, lid 5. De lidstaat van ontvangst vermeldt waarom de toepassing van een dergelijk stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving noodzakelijk en evenredig is ingevolge dwingende redenen van algemeen belang.

De lidstaat van ontvangst stelt de aanvrager en de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst onmiddellijk in kennis van het stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving in kwestie, de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen en de noodzaak en de evenredigheid ervan.

2.Rekening houdend met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, wordt, als de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn reageert, deze termijn automatisch met twee extra weken verlengd en stuurt het elektronisch platform waarop de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten werd ingediend een waarschuwing aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst dat niet reageren impliceert dat er geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten aan de aanvrager.

3.Na ontvangst van de reactie van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst op de aanvraag krijgt de aanvrager de mogelijkheid het bewijs te leveren dat is voldaan aan de voorwaarden die door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst op grond van lid 1 zijn bepaald.

De aanvrager moet beschrijven aan welke specifieke voorwaarden is voldaan door eerdere naleving van equivalente eisen in de lidstaat van herkomst.

De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de aanvrager bijstaat bij het aantonen te voldoen aan de voorwaarden van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 14.

4.De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst besluit binnen één week na ontvangst van het bewijs van de nakoming van de voorwaarden, vastgesteld in overeenstemming met lid 1, tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten of afwijzing van de aanvraag van de Europese e-kaart voor diensten.

Indien de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst besluit tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, zal zij dit onverwijld doen.

Subsidiair kan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst de aanvrager en de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst in kennis stellen van haar voornemen om de aanvraag af te wijzen, in welk geval de aanvrager een week heeft om zijn opmerkingen te formuleren.

Na ontvangst van de opmerkingen van de aanvrager of, wanneer geen opmerkingen zijn ingediend, bij het verstrijken van de termijn om deze opmerkingen in te dienen, besluit de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen één week tot de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten of de verwerping van de aanvraag voor de Europese e-kaart voor diensten.

5.De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst mag de lidstaat van herkomst of de aanvrager verzoeken om ophelderingen of om de nodige aanvullende informatie die nog niet is opgenomen in de aanvraag. In dat geval wordt de termijn als bedoeld in de leden 1 en 4 opgeschort totdat de gevraagde nodige verduidelijking of de nodige aanvullende informatie is verstrekt.

Om verduidelijkingen en aanvullende informatie wordt verzocht overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in overeenstemming met lid 7.

6.In het geval de lidstaat van ontvangst, bij het verstrijken van de termijnen voor de reactie als bedoeld in de leden 2 en 4, niet om de naleving van voorwaarden van lid 1 verzoekt of niet besluit tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten overeenkomstig lid 4, wordt de Europese e-kaart voor diensten geacht te zijn afgegeven door de lidstaat van ontvangst onder de voorwaarden die ter kennis van de lidstaat van ontvangst zijn gebracht, in overeenstemming met artikel 11, lid 2.

7.De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedure te preciseren voor de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om te vragen om verduidelijkingen of aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst, als bedoeld in lid 5, en indien nodig om de in de leden 1 en 4 vermelde termijnen te wijzigen.

8.De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die worden medegedeeld aan de aanvrager via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

Het besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om te verzoeken om de naleving van de voorwaarden van lid 1 en haar besluit met betrekking tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, die worden medegedeeld aan de aanvrager via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

9.De lidstaten vereisen geen aanvraag tot registratie van een filiaal in het kader van het vennootschapsrecht als voorwaarde voor het beoordelen van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de houder van een Europese dienstenkaart om te voldoen aan nationale verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd met betrekking tot de registratie van een filiaal in het kader van het vennootschapsrecht om diensten te verlenen via een dergelijk filiaal in overeenstemming met het Unierecht.

10.De Commissie stelt de technische voorschriften voor de behandeling en verwerking van de aanvraag als bedoeld in de leden 1, 2, 3 en 4 vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 14
Eenmaligheidsbeginsel in de lidstaat van herkomst

1.De coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst kan niet eisen dat dienstverrichters informatie en documenten verstrekken die beschikbaar zijn voor deze instantie in overeenstemming met lid 2 van dit artikel of artikel 14, lid 3, van Verordening ....[ESC Regulation]..... bij het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten of om te bewijzen dat zij, in het kader van een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging, aan voorwaarden voldoen die door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst zijn bepaald in overeenstemming met artikel 13, lid 1.

2.De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst verkrijgt de informatie en documenten die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde doeleinden die beschikbaar zijn voor andere instanties in de lidstaat van oorsprong of afkomstig zijn van deze instanties in overeenstemming met de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, zoals bepaald in Richtlijn 95/46/EG, Verordening (EU) nr. 2016/679 en de nationale wetgeving.

Artikel 15
Schorsing en herroeping van een Europese e-kaart voor diensten met betrekking tot een lidstaat van ontvangst

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instantie die een Europese e-kaart voor diensten heeft uitgereikt, deze kaart schorst of herroept indien een besluit wordt genomen in overeenstemming met het recht van de Unie tot vaststelling van een tijdelijk of permanent verbod op het verrichten van de diensten in kwestie door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt deze herroepen indien de dienstenkaarthouder:

i) in het kader van de procedure voor de afgifte van de dienstenkaart gebruik heeft gemaakt van informatie of documenten waarvan is vastgesteld dat zij frauduleus, onjuist of vervalst zijn bij een definitieve beslissing van de lidstaat van oorsprong of de lidstaat van ontvangst die niet vatbaar is voor beroep krachtens het toepasselijke nationale recht;

34 ii) is onderworpen aan een definitief besluit van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2014/67/EG, dat niet vatbaar is voor beroep krachtens de nationale wetgeving van de lidstaat van ontvangst en waarbij is vastgesteld de houder van een Europese e-kaart voor diensten een werknemer en geen zelfstandige is, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(iii) niet voldoet aan een of meer voorwaarden die van toepassing zijn op het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten als vastgesteld in de eerste alinea van artikel 11, lid 1, waarvan de naleving, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst, essentieel is voor de verdere rechtmatige verrichting van de betrokken diensten op haar grondgebied;

(iv) niet voldoet aan een of meer voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van een stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving dat van toepassing is op vestiging, zoals voorgeschreven in de eerste alinea van artikel 12, lid 1, waarvan de naleving, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst, essentieel is voor de verdere rechtmatige verrichting van de betrokken diensten op haar grondgebied.

Artikel 16
Schorsing en herroeping van alle Europese e-kaarten voor diensten van een dienstverrichter voor een bepaalde dienstenactiviteit

1.De lidstaten zorgen ervoor dat, in het geval van een besluit, in overeenstemming met het recht van de Unie, tot vaststelling van een tijdelijk verbod op het aanbieden van de dienstenactiviteiten door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van herkomst, de coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt, de geldigheid ervan schorsen of alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde dienstverrichter en de activiteit in kwestie werden uitgereikt, herroepen.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een besluit tot vaststelling van een tijdelijk of permanent verbod op het verrichten van de dienstenactiviteiten door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst, coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt respectievelijk de geldigheid ervan schorsen of alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde aanbieder en de activiteit in kwestie werden uitgereikt, herroepen, voor zover het nationale recht van de lidstaat van herkomst in overeenstemming met het Unierecht de schorsing of beëindiging van dienstenactiviteiten op zijn grondgebied bepaalt wegens het respectievelijk tijdelijke of permanente verbod in kwestie in de lidstaat van ontvangst.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt, alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde dienstverrichter en dienstenactiviteiten zijn afgegeven, herroepen indien die dienstverrichter:

i) definitief stopt met het verrichten van de betrokken diensten in de lidstaat van herkomst;

ii) wordt geliquideerd en ontbonden;

iii) zijn voornaamste centrum van werkzaamheden dat relevant is voor de afgifte van de betrokken dienstenkaarten van de ene lidstaat naar een andere lidstaat verhuist;

iv) zijn voornaamste centrum van werkzaamheden dat relevant is voor de afgifte van de betrokken dienstenkaarten naar een derde land verhuist;

v) is onderworpen aan een definitief besluit van de lidstaat van herkomst waartegen geen beroep mogelijk is op grond van het nationale recht en waarbij is vastgesteld dat de houder van een Europese e-kaart voor diensten beschouwd wordt als een werknemer en niet als zelfstandige;

vi) om eender welke andere reden niet langer in de lidstaat van herkomst is gevestigd. 

Artikel 17
Procedure voor de schorsing, herroeping, actualisering en doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten

1.Een lidstaat die een reden vaststelt voor de schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten, overeenkomstig de artikelen 15 of 16, die zich op zijn grondgebied voordoet, deelt via het IMI aan de houder van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie de motivering hiervoor mee en biedt hem de gelegenheid te worden gehoord.

Dit doet geen afbreuk aan een signalering op grond van artikel 32 van Richtlijn 2006/123/EG.

2.Wanneer een lidstaat besluit over de noodzaak tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten doet hij dit onverwijld indien zijn coördinerende instantie de instantie van afgifte van de kaart in kwestie is, of hij deelt onverwijld aan de coördinerende instantie van afgifte haar conclusie over de noodzaak tot schorsing of herroeping van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie mee.

De coördinerende instantie die door een andere lidstaat in kennis wordt gebracht betreffende een conclusie over de noodzaak tot schorsing of herroeping van de Europese e-kaart voor diensten, schorst de betrokken Europese e-kaart voor diensten onmiddellijk of herroept haar, al naargelang het geval.

De lidstaten zien erop toe dat, zodra de omstandigheden die hebben geleid tot de schorsing van een Europese e-kaart voor diensten niet meer van toepassing zijn, de coördinerende instantie van afgifte onverwijld de geschorste Europese e-kaart voor diensten reactiveert.

3.Een besluit tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten, dat aan de aanvrager wordt medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is met redenen omkleed en vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.

Het ontbreken van een besluit tot reactivatie van een geschorste Europese e-kaart voor diensten overeenkomstig de laatste alinea van lid 2 is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.

Dit lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van lid 2, tweede alinea.

4.De lidstaten verplichten de houder van een Europese e-kaart voor diensten om de instantie die de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten coördineert van het volgende op de hoogte te stellen:

a) besluiten die, zelfs tijdelijk, in de lidstaat van oorsprong of de lidstaat van ontvangst leiden tot de beperking of het verbod van de dienstverrichting door de houder van een Europese e-kaart voor diensten van dienstenactiviteiten waarop deze kaart betrekking heeft;

b) de definitieve beëindiging van de activiteiten waarop de Europese e-kaart voor diensten betrekking heeft op het grondgebied van de lidstaat van herkomst;

c) de ontbinding en liquidatie van de houder van de Europese e-kaart voor diensten of de verhuizing van zijn voornaamste centrum van werkzaamheden binnen de Europese Unie of naar een derde land;

d) definitieve beslissingen van de lidstaat van herkomst of, met inachtneming van artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2014/67/EG, van de lidstaat van ontvangst waartegen geen beroep mogelijk is op grond van het nationale recht, waarbij de houder van een Europese e-kaart voor diensten als werknemer en niet als zelfstandige wordt beschouwd;

e) alle belangrijke wijzigingen betreffende de eisen waaraan de houder van de dienstenkaart is onderworpen in zijn lidstaat van herkomst voor zover er gegevens over de naleving van deze eisen samen met de aanvraag van de dienstenkaart waren medegedeeld aan de lidstaat van ontvangst;

f) wijzigingen in de feitelijke situatie van de houder van een Europese e-kaart voor diensten of met betrekking tot alle andere informatie die bij deze dienstenkaart hoort.

5.Coördinerende instanties wisselen op eigen initiatief informatie uit en verstrekken bijstand aan andere coördinerende instanties in verband met gebeurtenissen die te hunner kennis zijn gekomen en die aanleiding kunnen geven tot een schorsing, herroeping of actualisering van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie of de noodzaak om op andere wijze de inhoud ervan bij te werken.

De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde instanties de door hen overeenkomstig artikel 17 van Verordening ...[ESC Regulation]... aangewezen coördinerende instantie in kennis stellen van de in lid 4 opgesomde gebeurtenissen die hun ter kennis zijn gekomen.

Met betrekking tot lid 4, onder d), is dit lid ook van toepassing op de bevoegde instanties zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU.

Dit lid laat artikel 2 van Richtlijn 2009/101/EG en artikel 2 van Richtlijn 89/666/EG onverlet.

6.De houder van een Europese e-kaart voor diensten kan te allen tijde de coördinerende instantie van afgifte verzoeken om doorhaling van zijn eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten.

7.De Commissie stelt de technische voorschriften vast voor de verwerking van schorsingen, herroepingen, actualiseringen en doorhalingen van Europese e-kaarten voor diensten door middel van uitvoeringshandelingen, met inbegrip van bepalingen betreffende het lanceren en intrekken van waarschuwingen bij eventuele schorsing en herroeping en de onderlinge samenhang tussen deze procedures en het krachtens artikel 32 van Richtlijn 2006/13/EG ingestelde alarmmechanisme, evenals het onderlinge verband tussen een geldige Europese e-kaart voor diensten en de procedure voor incidentele afwijkingen overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2006/123/EG.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 

HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN

Artikel 18
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [...]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Deze wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een krachtens artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben aangetekend, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20
Monitoring van de uitvoering

De Commissie treft samen met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbenden voorzieningen om aan de hand van relevante indicatoren de uitvoering en de effecten van deze richtlijn te monitoren en te beoordelen, met name met betrekking tot de impact ervan op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in verschillende lidstaten wat de betrokken diensten betreft, namelijk door de kosten voor dienstverrichters te drukken, de transparantie inzake dienstverrichters die grensoverschrijdend uitbreiden te verhogen en de concurrentie te bevorderen, en met betrekking tot de impact op de prijzen en de kwaliteit van de betrokken diensten.

Artikel 21
Herzieningsclausule

Uiterlijk [24 maanden na de datum van omzetting van deze richtlijn] gaat de Commissie over tot een beoordeling, waarbij wordt nagegaan of er aanvullende maatregelen nodig zijn voor de coördinatie van de bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten waarvoor een Europese e-kaart voor diensten is ingevoerd.

Uiterlijk 36 maanden na de datum van omzetting van deze richtlijn en ten minste om de vijf jaar, voert de Commissie een evaluatie uit van deze richtlijn en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de resultaten. In dat verslag wordt geëvalueerd of de procedures voor de afgifte, de actualisering, de schorsing of de doorhaling van een Europese e-kaart voor diensten moeten worden aangepast, rekening houdend met de laatste ontwikkelingen op het gebied van e-overheid, en dit verslag wordt opgenomen in het verslag ter beoordeling van de globale prestatie van Verordening ...[ESC Regulation]... overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 daarvan.

Artikel 22
Omzetting

1.De lidstaten stellen uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van [twee jaar na inwerkingtreding van Verordening ....[ESC Regulation]……...].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 23
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Europese Commissie, "Update of the study on the economic impact of the Services Directive", 2015.
(2) Conclusies van de Europese Raad, 28 juni 2016
(3) Mededeling van de Commissie "De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen", 28 oktober 2015.
(4) O.a. tijdens negen door de Commissie georganiseerde workshops met dienstverrichters in grensoverschrijdende regio’s.
(5) Werkdocument van de diensten van de Commissie "Impact Assessment accompanying the Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the legal and operational framework of the European services e-card", 2017. 
(6) Samen zijn beide sectoren goed voor ongeveer 20 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU (Eurostat).
(7) EU-actieplan inzake e-overheid 2016-2020 - Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten, COM(2016) 179.
(8) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") ( PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(9) Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 200 van 26.7.2016, blz. 1).
(10) Conclusies van de Raad over de strategie voor de eengemaakte markt voor diensten en goederen van 29 februari 2016 .
(11) Conclusies van de Europese Raad, 28 juni 2016 .
(12) Resolutie van het Europees Parlement van 26 mei 2016 over de strategie voor de eengemaakte markt .
(13) In haar eerste advies over de effectbeoordeling heeft de Raad voor regelgevingtoetsing vooral aanbevolen om de probleemstelling te versterken, de opzet en de onderlinge afstemming van de verschillende opties te herzien en meer informatie te verstrekken over de mogelijke kosten voor de lidstaten en over de standpunten van de belanghebbenden.
(14) http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/ia_carried_out/cia_2016_en.htm
(15) PB C , blz. .
(16) PB C , blz. .
(17) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
(18) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
(19)

   Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(20) Richtlijn 2014/67/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake de handhaving van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 159 van 28.5.2014, blz. 11).
(21) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(22) Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
(23) Richtlijn 89/666/EEG van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 36).
(24) Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt ("de IMI-verordening") (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 132).
(25) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)
(26) Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).
(27) Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(28) Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2016, blz. 19).
(29) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(30) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(31)

   Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(32) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(33) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(34)

   Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).


Brussel, 10.1.2017

COM(2016) 823 final

BIJLAGE

bij

VOORSTEL VOOR EEN RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het juridische en operationele kader van de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening ....[ESC-verordening]

{SWD(2016) 437 final}
{SWD(2016) 438 final}


BIJLAGE
Diensten waarop deze richtlijn van toepassing is

Dienstenactiviteiten die zijn opgenomen in de statistische classificatie van economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE Rev. 2) onder:

- Sectie F    Bouwnijverheid

Afdeling 41 Bouw van gebouwen

Groep 41.1    Ontwikkeling van bouwprojecten

Groep 41.2    Burgerlijke en utiliteitsbouw

Afdeling 42 Weg- en waterbouw

Groep 42.1    Bouw van wegen en spoorwegen

Groep 42.2    Bouw van civieltechnische werken ten behoeve van nutsbedrijven

Groep 42.9    Bouw van andere civieltechnische werken

Afdeling 43 Gespecialiseerde bouwwerkzaamheden

Groep 43.1    Slopen en bouwrijp maken van terreinen

Groep 43.2    Elektrische installatie, loodgieterswerk en andere bouwinstallatie, met uitsluiting van de installatie, service, onderhoud, reparatie of buitendienststelling door natuurlijke personen van apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat die zijn vermeld in de punten a) tot en met d) van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 517/2014

Groep 43.3    Afwerking van gebouwen

Groep 43.9    Overige gespecialiseerde bouwactiviteiten

- Sectie J    Informatie en communicatie    

Afdeling 62 Computerprogrammering, consultancy en aanverwante activiteiten

Groep 62.0    Computerprogrammering, consultancy en aanverwante activiteiten

Afdeling 63    Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie, met uitzondering van vertrouwensdiensten zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 16, van Verordening (EU) nr. 910/2014

Groep 63.1    Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten; webportalen

Groep 63.9    Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie

- Sectie M    Vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten

Afdeling 69 Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening

Groep 69.1    Rechtskundige dienstverlening, met uitzondering van juridische diensten als bedoeld in Richtlijn 77/249/EEG van de Raad en Richtlijn 98/5/EG, alsmede diensten van bij een officieel overheidsbesluit benoemde notarissen en deurwaarders

Groep 69.2    Accountants, boekhouders en belastingconsulenten, met uitzondering van de wettelijke controles zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1 van Richtlijn 2006/43/EG

Afdeling 70 Activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

Groep 70.1    Activiteiten van hoofdkantoren

Groep 70.2    Adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer

Afdeling 71 Architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen

Groep 71.1    Architecten, ingenieurs en aanverwante technische adviseurs

Afdeling 72 Speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied

Groep 72.1    Speur- en ontwikkelingswerk op natuurwetenschappelijk gebied

Groep 72.2    Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van de maatschappij- en geesteswetenschappen

Afdeling 73 Reclamewezen en marktonderzoek

Groep 73.1    Reclamewezen

Groep 73.2    Markt- en opinieonderzoekbureaus

Afdeling 74 Overige vrije beroepen en overige wetenschappelijke en technische activiteiten

Groep 74.1    Gespecialiseerde designers

Groep 74.2    Fotografen

Groep 74.3    Vertalers en tolken

Groep 74.9    Overige vrije beroepen en overige wetenschappelijke en technische activiteiten, n.e.g.

- Sectie N    Administratieve en ondersteunende diensten

Afdeling 77 Verhuur en lease

Groep 77.1    Verhuur en lease van auto's

Groep 77.3    Verhuur en lease van andere machines en werktuigen en andere materiële goederen

Groep 77.4    Lease van intellectuele eigendom en vergelijkbare producten, met uitzondering van werken onder auteursrecht

Afdeling 78 Arbeidsbemiddeling en personeelswerk

Groep 78.1    Arbeidsbureaus

Groep 78.3    Andere vormen arbeidsbemiddeling

Afdeling 79 Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en aanverwante activiteiten

Groep 79.1    Reisbureaus en reisorganisatoren

Groep 79.9    Reserveringsbureaus en aanverwante activiteiten

Afdeling 80 Beveiligings- en opsporingsdiensten

Groep 80.2    Diensten in verband met beveiligingssystemen

Groep 80.3    Opsporingsdiensten

Afdeling 81 Diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging

Groep 81.1    Diverse ondersteunende activiteiten ten behoeve van voorzieningen

Groep 81.2    Reiniging

Groep 81.3    Landschapsverzorging

Afdeling 82 Administratieve en ondersteunende activiteiten ten behoeve van kantoren en overige zakelijke activiteiten

Groep 82.1    Administratieve en ondersteunende activiteiten ten behoeve van kantoren

Groep 82.2    Callcenters

Groep 82.3    Organisatie van congressen en beurzen

Groep 82.9    Zakelijke dienstverlening, n.e.g.