Brussel, 9.12.2016

COM(2016) 786 final

2016/0389(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken

en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 en (EU) nr. 1337/2011

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 429 final}
{SWD(2016) 430 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Beleidsmakers hebben behoefte aan aanvullende statistische informatie over de landbouw om het huidige beleid en de mogelijke veranderingen te plannen, er toezicht op te houden en de effecten en de doeltreffendheid ervan te beoordelen. Dergelijke wijzigingen houden bijvoorbeeld verband met de effecten van de landbouw op het milieu en met duurzame landbouwpraktijken. Uit een evaluatie van het Europees stelsel van landbouwstatistieken (European Agricultural Statistics System - EASS) is gebleken dat de belangrijkste gebruikers van de statistieken weliswaar zeer tevreden zijn over de mate van gedetailleerdheid en de kwaliteit van de landbouwstatistieken, maar dat zij niet te spreken zijn over het gebrek aan gegevens over specifieke punten (voorzieningsbalansen, grond- en pachtprijzen, nutriëntenstromen, gegevens met betrekking tot het milieu, en andere punten) en dat het systeem te rigide is, waardoor nieuwe gegevensverzamelingen niet snel kunnen worden ingevoerd.

De op EU-niveau gebruikte landbouwstatistieken komen uit verschillende bronnen: statistische enquêtes en administratieve gegevens, gegevens van landbouwbedrijven en andere bedrijven alsmede de gegevens op bedrijfsniveau in de vorm van een landbouwtelling en steekproeven. Dit voorstel heeft betrekking op deze laatstgenoemde bron van landbouwstatistiekgegevens.

Het huidige systeem voor de productie van Europese statistieken op het niveau van landbouwbedrijven en landbouwhuishoudens is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad 1 . De gegevens worden verzameld uit steekproeven en elke tien jaar uit een telling. De laatste enquête die in het kader van die verordening is verricht, is de landbouwstructuurenquête (FSS) in 2016.

Dit initiatief maakt deel uit van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) en is de eerste stap in de strategie voor landbouwstatistieken in 2020 en daarna, dat gericht is op stroomlijning van het EASS als geheel en op een efficiënter en relevanter gegevensverzamelingsproces. De twee voorgestelde verordeningen in de strategie, waarvan de eerste wordt voorgesteld in dit document, moeten de vergelijkbaarheid en consistentie van de landbouwgegevens op de lange termijn garanderen. Het EASS moet voldoende robuust en efficiënt zijn en garanderen dat de statistieken van hoge kwaliteit blijven – gezien de constante veranderingen op dit gebied kan dit een uitdaging zijn. Deze eerste verordening moet voor voortzetting van de Europese landbouwstructuurenquêtes zorgen, waardoor een consistente tijdreeks wordt gegarandeerd, en tegelijkertijd voorzien in nieuwe en opkomende behoeften aan gegevens op bedrijfsniveau.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

Het is steeds noodzakelijker dat statistieken betrouwbaar, actueel en van hoge kwaliteit zijn, zodat beleidsmakers, bedrijven en het algemene publiek de juiste beslissingen op basis van feiten kunnen nemen. Het is voor het ESS echter een uitdaging om statistieken van dit kwaliteitsniveau te verschaffen: door de steeds grotere vraag naar gegevens en de roep van respondenten van statistische enquêtes om een lagere last ter zake komt de productie van statistieken onder druk te staan. Er zijn daarom recentelijk initiatieven genomen om de coördinatie en samenwerking binnen het ESS te vereenvoudigen en verbeteren, de productie van Europese statistieken efficiënter te maken en de respondenten minder te belasten. Een voorbeeld is Verordening (EG) nr. 223/2009 2 betreffende de Europese statistiek, die in 2015 werd gewijzigd om de governance van het ESS te verduidelijken en de coördinatie en samenwerking op zowel EU- als nationaal niveau te intensiveren. Andere moderniseringsinitiatieven, zoals dit voorstel, zijn opgenomen in het Refit-initiatief van de Commissie en zijn erop gericht de productie van Europese statistieken op specifieke gebieden te vereenvoudigen en stroomlijnen.

Een strategie voor de landbouwstatistiek die is opgesteld door Eurostat in overleg met het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) heeft als specifieke doelstellingen:

hoogwaardige statistieken produceren, die efficiënt en doeltreffend inspelen op de behoeften van de gebruikers;

de flexibiliteit en reactiesnelheid van het landbouwstatistieksysteem verhogen;

de integratie tussen landbouw-, bosbouw-, bodemgebruik- en milieustatistieken verbeteren;

een responsieve en verantwoordelijke governancestructuur voor landbouwstatistieken ontwikkelen;

de harmonisatie en de coherentie van de Europese landbouwstatistiek verbeteren;

meer statistieken produceren en tegelijkertijd de last voor de respondenten verlagen door te zoeken naar alternatieve gegevensbronnen en naar mogelijkheden om de efficiëntie te verbeteren.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Levering van hoogwaardige statistieken ter ondersteuning van het EU-beleid is de belangrijkste rechtvaardiging voor het Europees statistisch programma 2013-2017. De milieu- en landbouwstatistiek is één van de drie pijlers van productie van statistieken in het kader van dat programma. Een van de relevante doelstellingen van het programma is "het herzien en vereenvoudigen van de gegevensverzameling voor de landbouw in overeenstemming met de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013 en het herontwerpen van de gegevensverzamelingsmethoden voor de landbouw, met name met het oog op verbetering van de kwaliteit en actualiteit van de verstrekte gegevens." Dit initiatief maakt die doelstelling waar.

De toekomstige Europese landbouwstatistiek zal ook bijdragen aan ten minste vier van de tien prioriteiten van de Commissie, namelijk

"1. Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen";

"3. Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid";

"4. Een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis"; en

"9. Een krachtiger optreden op het wereldtoneel";

door betere gegevens te verschaffen voor het banen-, groei-, investerings-, preventie- en mitigatiebeleid in maatregelen op het gebied van landbouw, klimaatverandering, bio-energie en milieu, en een beter begrip van respectievelijk wereldwijde voedselstromen, ontwikkelingen en risico’s. De statistieken kunnen ook van nut zijn voor andere prioriteiten op Unie- en nationaal niveau die gevolgen hebben voor of gevolgen ondervinden van landbouw en plattelandsontwikkeling.

Landbouwstatistieken verschaffen hoogwaardige statistische gegevens voor de uitvoering en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014-2020. Het GLB is een belangrijke motor voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie. Het plattelandsontwikkelingsbeleid – dat integraal deel uitmaakt van het GLB – heeft bovenop de sociale doelstellingen tot doel het concurrentievermogen en de duurzaamheid van landbouwproductie te verbeteren. Het GLB is goed voor meer dan 37 % van de totale begroting van de Unie in het kader van het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020.

Landbouwstatistieken zijn ook steeds meer nodig voor andere belangrijke beleidsterreinen van de Unie, zoals sociaal beleid, beleid op het gebied van milieu en klimaatverandering, handelsbeleid, regionaal beleid enz.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de productie van statistieken wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is. In artikel 338 wordt bepaald aan welke eisen de productie van Europese statistieken moet voldoen, namelijk onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden) 

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Het ESS biedt een infrastructuur voor statistische informatie. Het systeem is ontworpen om te voldoen aan de behoeften van verschillende gebruikers, ter ondersteuning van de besluitvorming in democratische samenlevingen. Het voorstel voor deze verordening is opgesteld met de bescherming van de belangrijkste activiteiten van ESS-partners als oogmerk en is tegelijkertijd gericht op het verbeteren van de efficiëntie en om te garanderen dat onnodige wijzigingen in de werkzaamheden zo veel mogelijk worden vermeden.

De verzameling van statistieken waarop het voorstel betrekking heeft, vindt momenteel plaats volgens de verschillende voorschriften op EU-niveau. Het voorstel beoogt de verzameling van statistieken op bedrijfsniveau te stroomlijnen en te moderniseren in één kader, terwijl alle andere landbouwstatistieken worden opgenomen in een andere kaderverordening. Het is alleen mogelijk om EU-brede, vergelijkbare statistieken voor beleidsdoeleinden te verschaffen door op EU-niveau te handelen.

Een van de hoofdcriteria is dat de statistische gegevens samenhangend en vergelijkbaar moeten zijn. De lidstaten kunnen de nodige samenhang en vergelijkbaarheid niet in voldoende mate garanderen zonder een duidelijk Europees kader, d.w.z. EU-wetgeving waarin gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitsvoorschriften worden vastgelegd.

De doelstelling van de voorgestelde actie, namelijk het stroomlijnen van de Europese sociale statistieken, kan niet volledig worden bereikt wanneer de lidstaten afzonderlijk handelen. Op EU-niveau kan effectiever actie worden ondernomen op basis van een rechtshandeling van de Unie die garandeert dat de statistische informatie op EU-niveau op de in het voorgestelde instrument genoemde gebieden samenhangend en vergelijkbaar zijn. In de tussentijd kan de gegevensverzameling door de lidstaten zelf worden uitgevoerd.

De Unie kan daarom maatregelen op dit gebied vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervatte subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Dit voorstel voldoet aan het beginsel van evenredigheid, en wel om de volgende redenen:

Het zal de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven garanderen, door dezelfde beginselen toe te passen in de verschillende lidstaten. Het zal ook garanderen dat de Europese sociale statistieken die worden verzameld door middel van steekproeven relevant blijven en worden aangepast aan de behoeften van de gebruikers. De verordening zal de productie van statistieken kosteneffectiever maken en tegelijkertijd de specifieke eigenschappen van de systemen van de lidstaten eerbiedigen.

De huidige EU-wetgeving op het gebied van landbouwstatistieken is ontwikkeld sinds de jaren 1950. Uit een evaluatie van het Europees stelsel van landbouwstatistieken (EASS) is gebleken dat een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens in de landbouw de processen efficiënter (kosten/baten) en effectiever kan maken en de geconstateerde problemen kan verminderen.

Naar verwachting zal deze verordening de financiële en administratieve last voor respondenten, nationale, regionale en lokale autoriteiten, bedrijven en het algemene publiek verminderen. Dit zal met name worden gerealiseerd door: het standaardiseren van begrippen en methoden, het verwijderen van dubbele informatie, het verminderen van de regelmaat van gegevensoverdrachten op bepaalde gebieden en door meer gebruik te maken van een combinatie van andere bronnen in aanvulling op enquêtes.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich tot het minimum dat nodig is om haar doel te verwezenlijken en gaat zij niet verder.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: een verordening.

Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte instrument. Belangrijk gemeenschappelijk EU beleid zoals het GLB is naar zijn aard afhankelijk van vergelijkbare, geharmoniseerde en hoogwaardige landbouwstatistieken op Europees niveau. Dit kan het best worden gewaarborgd door verordeningen, die rechtstreeks toepasselijk zijn in de lidstaten en die niet eerst in nationaal recht moeten worden omgezet. Zij maken de verzameling van gegevens op hetzelfde niveau van gedetailleerdheid in alle lidstaten mogelijk en stellen de toepassing van gemeenschappelijke normen, definities en methoden verplicht. Dit zorgt voor de efficiënte en tijdige productie van hoogwaardige vergelijkbare statistieken ten dienste van EU-beleidsmaatregelen. Richtlijnen zouden niet voor een vergelijkbaar niveau van de gewenste harmonisatie kunnen zorgen, aangezien de kwaliteit van de gegevens afhankelijk zou zijn van de besluiten van 28 verschillende wetgevers.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Hoewel dit initiatief werd genomen vóór de vaststelling van de richtsnoeren voor betere regelgeving (COM(2015) 215), is een evaluatie van de huidige situatie verricht op basis van reeds beschikbare informatie en documentatie. Daarnaast stond de standaardregeling van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving 3 centraal in het hele proces.

Raadplegingen van belanghebbenden

De ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese landbouwstatistieken wordt door Eurostat verwezenlijkt door nauwe, gecoördineerde en regelmatige samenwerking in het Europees statistisch systeem, voortbouwend op een lange partnerschap tussen Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek en alle andere relevante autoriteiten.

De belangrijkste categorieën van belanghebbenden van de Europese landbouwstatistiek zijn de gegevensverstrekkers (zowel de nationale bureaus voor de statistiek als Eurostat), de respondenten (landbouwers, landbouworganisaties en -bedrijven) en de gebruikers (openbare en particuliere besluitvormers, met name de andere directoraten-generaal van de Commissie; onderzoekers en journalisten). Zij zijn uitgebreid geraadpleegd over de problemen en de gewenste veranderingen in de status quo, hun gegevensbehoeften en prioriteiten, mogelijke beleidsopties om de problemen op te lossen, effecten van voorgestelde maatregelen, en de formulering van de strategie, zoals uit het volgende overzicht blijkt. De belangrijkste fora voor deze raadplegingen zijn de vergaderingen en seminars van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek (CPSA) en de opvolger ervan, de groep van landbouwstatistiekdirecteuren (Directors' Group for Agricultural Statistics – DGAS) (voor landbouwstatistiekendirecteuren van nationale bureaus voor de statistiek), internationale organisaties, landbouworganisaties, respondenten, gegevensgebruikers, en anderen), vergaderingen van het ESS-comité (voor directeuren-generaal van nationale bureaus voor de statistiek) en geregelde raadplegingen en hoorzittingen (voor DG’s van de Commissie).

Overzicht van raadplegingen van belanghebbenden over de landbouwstatistiekenstrategie 2020

Raadpleging over problemen en veranderingen

Raadpleging over behoeften en prioriteiten

Raadpleging over opties en effecten

Producenten

ESS-comitévergadering mei 2014

CPSA-vergaderingen en seminars sinds 2009

DGAS-vergadering juli 2015, ESS-comitévergadering november 2015

 Respondenten

CPSA-seminars sinds 2009

Openbare raadpleging augustus-november 2015

Gebruikers

Openbare raadpleging augustus-november 2015    
Schriftelijke raadplegingen en hoorzittingen sinds 2014

De openbare raadpleging is uitgevoerd in de periode augustus-november 2015 en de resultaten ervan zijn opgenomen in een specifiek verslag 4 .

De belangrijkste resultaten van de bovengenoemde raadplegingen, die de kern van de landbouwstatistiekenstrategie 2020 en daarom van deze verordening vormen, zijn drieledig:

De huidige landbouwstatistiekwetgeving van de Unie voorziet niet adequaat in de nieuwe en opkomende behoeften aan gegevens omdat de verschaffing ervan niet is opgenomen in de wetgeving, en de handelingen niet flexibel en geïntegreerd genoeg zijn om tijdig op nieuwe behoeften in te spelen. Bovendien worden op grond van Verordening (EG) nr. 1166/2008, die een centraal bestanddeel van de huidige totale EASS vormt, vanaf 2018 geen statistische gegevens meer verstrekt.

Deze nieuwe behoeften aan gegevens vloeien voornamelijk voort uit nieuwe ontwikkelingen in de landbouw, herziene wetgeving en veranderende beleidsprioriteiten, met name het onlangs hervormde GLB.

De verzameling van gegevens is niet geharmoniseerd en coherent, omdat er nieuwe gegevensbehoeften ontstaan, de wetgeving in de loop der jaren afzonderlijk is ontwikkeld, en omdat in verschillende landbouwstatistiekgebieden deels verschillende definities en begrippen worden gebruikt.

De last van het verstrekken van gegevens wordt als te hoog ervaren omdat de behoefte aan gegevens toeneemt, de verzameling van gegevens niet is geharmoniseerd en de middelen blijven krimpen op EU- en nationaal niveau. Gebleken is dat deze last een weerslag heeft op de verzameling en de kwaliteit van de gegevens.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Eurostat heeft het voorstel uitvoerig besproken met de nationale bureaus voor de statistiek. Er zijn werkgroepen, taakgroepen en groepen van directeuren ingesteld die regelmatig samen zijn gekomen om het voorstel te bespreken. Het voorstel is ook gepresenteerd aan het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 opgerichte Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité).

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt aangevuld door een effectbeoordeling. In deze beoordeling worden de problemen geïdentificeerd waar men momenteel tegenaan loopt, een aantal beleidsopties aangedragen die kunnen worden gebruikt om deze problemen aan te pakken en de sociale en economische effecten van alle opties beoordeeld.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft in maart 2016 een positief advies over de effectbeoordeling gegeven.

In de effectbeoordeling worden twee belangrijke factoren geïdentificeerd die de oorzaak vormen voor de problemen op het gebied van het EASS die worden verzameld door middel van steekproeven:

(1)er wordt niet adequaat ingespeeld op nieuwe en opkomende behoeften;

(2)gegevensverzamelingen zijn niet voldoende geharmoniseerd en samenhangend;

(3)de last van het verstrekken van gegevens wordt als te hoog ervaren.

De volgende opties zijn beoordeeld als manieren om de gesignaleerde kwesties aan te pakken.

Optie

Beschrijving

1.    Basisoptie – geen maatregelen van de Unie op het gebied van structurele landbouwgegevens

Indien de Unie geen maatregelen neemt, heeft dit tot gevolg dat Verordening (EG) nr. 1166/2008 verstrijkt en dat de verzameling van structurele landbouwgegevens een bevoegdheid van de lidstaten blijft. De andere wetgeving voor landbouwstatistieken zou van kracht zijn zoals nu het geval is, maar met minder kwaliteitsgarantie aangezien een landbouwtelling vaak wordt gebruikt voor het bijwerken van landbouwbedrijvenregisters die worden gebruikt voor de stratificatie van steekproefenquêtes.

2.    Verlenging van Verordening (EG) nr. 1166/2008

Verlenging van Verordening (EG) nr. 1166/2008, die verstrijkt in 2018. Dit zou betekenen dat het huidige stelsel, dat sinds 1966 van kracht is, ongewijzigd wordt voortgezet. De andere landbouwstatistiekenwetgeving blijft van kracht, en de status quo blijft gehandhaafd.

3.    Een enkel rechtskader voor alle landbouwstatistieken

Vorming van een volledig nieuw rechtskader voor alle landbouwstatistieken van de Unie. Alle landbouwstatistiekwetgeving wordt geïntegreerd in één kaderverordening.

4.    Integratie van landbouwstatistieken in twee stappen

Een integratie van de landbouwstatistiek in twee stappen zou de voortzetting en modernisering van structurele landbouwstatistieken garanderen. Twee nieuwe kaderverordeningen zouden stapsgewijs worden ingevoerd: een verordening voor geïntegreerde landbouwstatistieken (Integrated Farm Statistics – IFS) en een kaderverordening voor statistieken van de landbouwinput en -output (Statistics on Agricultural Input and Output – SAIO).

Na een uitvoerige beoordeling van de effecten van de verschillende opties zijn de volgende conclusies getrokken:

Optie 1 "Basisscenario" biedt de slechtste resultaten in bijna alle opzichten, vooral op de lange termijn, omdat de behoeften aan gegevens en de beperking van de middelen nog urgenter worden. Optie 2 "Verlenging" heeft slechts een beperkte waarde op de korte termijn en zeer schadelijke gevolgen voor de werking van het EASS op lange termijn, aangezien het steeds meer achterhaald en omslachtiger wordt. Optie 3 "Een enkele kaderverordening voor alle landbouwstatistieken" en optie 4 "Integratie in twee stappen" vergen weliswaar een aantal initiële investeringen en nieuwe EU-verordeningen, maar bieden de beste kansen om de eerder geformuleerde doelstellingen op een kostenefficiënte manier te verwezenlijken, brengen de relatief laagste risico's met zich mee, hebben de meest positieve indirecte effecten en voldoen het best aan de eisen van de belanghebbenden. Zij voldoen ook aan de doelstellingen van het Refit-initiatief om de wetgeving van de Unie te actualiseren ter verbetering van de kosten-batenverhouding en ter vermindering van de last voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Optie 4 heeft ook de meerwaarde dat deze minder timingsrisico in het wetgevingsproces met zich meebrengt (aangezien uiterlijk eind 2018 een nieuwe verordening moet worden goedgekeurd door de Raad en het Parlement) en is enigszins flexibeler dankzij een minder omslachtige wetgevingsstructuur. Daarom heeft Eurostat een voorkeur voor optie 4 boven optie 3.

De voornaamste belanghebbenden van het EASS, te weten de Commissie als gegevensgebruiker, de nationale bureaus voor de statistiek als gegevensverstrekkers en de landbouwers als respondenten, geven ook de voorkeur aan optie 4.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het doel van Refit is om zo goed mogelijk gebruik te maken van de door huishoudens en personen verstrekte gegevens om in de huidige en toekomstige behoefte aan Europese statistieken te voorzien en tegelijkertijd de last voor de respondenten te beperken. Deze vereenvoudiging zou kunnen worden gerealiseerd door de verschillende Europese verzamelingen van statistische gegevens, waarop momenteel afzonderlijke verordeningen van toepassing zijn, in één kader onder te brengen.

Gedetailleerde informatie over de kostenreducties voor gegevensproducenten en -leveranciers, berekend op basis van modelscenario's, is te vinden in de effectbeoordeling (deel 5 "Effectbeoordeling" en bijlage IV "Methodiek van de effectbeoordeling").

Het voorstel is gericht op het verminderen van de last voor micro-ondernemingen en kmo’s door de enquêtedrempels te verhogen.

Het voorstel bevordert de interoperabiliteit en de herbruikbaarheid van de ondersteunende informatie- en communicatietechnologie door gebruik te maken van:

Dezelfde technische specificaties voor gegevensreeksen. De specificaties die het nummer en de omschrijving van variabelen omvatten; de statistische indelingen; de eigenschappen van de statistische populaties, de eenheden van waarneming en de respondenten; de referentieperiodes en -datums; en de eisen die verband houden met geografische dekking, kenmerken van de steekproef, technische aspecten van het veldwerk, bewerking en verrekening, wegingsfactoren, schattingen en schatting van de afwijking.

Dezelfde normen voor het overdragen, uitwisselen en delen van informatie tussen Eurostat en de lidstaten. De normen zullen begrippen, processen en producten, waaronder gegevens en metagegevens, bestrijken.

Indien de kwaliteit van de gegevens voldoet aan de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009, is het lidstaten toegestaan gegevens te verstrekken uit verschillende bronnen, en hierbij gebruik te maken van verschillende methoden of innovatieve benaderingen, mits deze de productie garanderen van gegevens die vergelijkbaar zijn en voldoen aan de specifieke eisen van de verordening.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. De meest relevante overwegingen voor dit voorstel zijn de mogelijke gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens (waarvoor de rechten zijn vastgelegd in artikel 8 van het EU-Grondrechtenhandvest, artikel 16 VWEU en in secundaire wetgeving 5 ). Geen van de geselecteerde beleidsopties beoogt echter een wijziging in de bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens. In nationale en EU-wetgeving op het gebied van statistiek zijn de nationale bureaus voor de statistiek verantwoordelijk voor de bescherming van gegevens. Zij hebben streng beleid ingevoerd voor onder andere het garanderen van de anonimiteit van respondenten, het anonimiseren van bestanden en het beschermen van de antwoorden op enquêtes.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft financiële gevolgen voor de jaren 2019 en 2020 (met mogelijke financiële gevolgen verlengd tot 2028, afhankelijk van het volgende MFK).

De totale kredieten van het huidige MFK worden geraamd op 40 miljoen euro. Gedetailleerde gevolgen voor de begroting worden beschreven in het financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en monitoring-, evaluatie- en rapportageregelingen

De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2017 door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en kort daarna zal de Commissie de uitvoeringsmaatregelen goedkeuren.

De lidstaten zullen naar verwachting in 2022 beginnen met de verstrekking van gegevens aan de Commissie krachtens de nieuwe verordening.

Het voorgestelde wetgevingsinstrument maakt deel uit van het EASS, dat aan een volledige evaluatie zal worden onderworpen, onder meer om na te gaan in hoeverre het effectief en efficiënt is geweest bij de verwezenlijking van de doelstellingen en om te beslissen of nieuwe maatregelen of wijzigingen noodzakelijk zijn.

Jaarlijkse monitoring van de naleving van de geproduceerde statistieken

Eurostat verricht jaarlijkse beoordelingen van de naleving. Deze beoordeling omvat een evaluatie van de beschikbaarheid van gegevens, kwaliteit en stiptheid en follow-up in het geval van niet-naleving.

In overeenstemming met de voorschriften van de wetgeving van de Unie wordt de lidstaten verzocht om de Commissie te voorzien van relevante cijfers over landbouwstatistieken. Deze cijfers zijn onderworpen aan strikte indieningstermijnen die moeten worden nagekomen voor een goed beheer, verspreiding en bruikbaarheid van de statistieken van de Unie, aangezien ontbrekende of onvolledige gegevens leiden tot tekortkomingen in de beschikbaarheid van informatie (dat wil zeggen dat het niet mogelijk is om aggregaten voor de Unie te berekenen en om gegevens te publiceren volgens de geplande tijdschema's).

Verordening (EG) nr. 223/2009, die het basisrechtskader voor de werking van het Europees statistisch systeem en voor alle sectorale wetgeving voor de productie van Europese statistieken vormt, is op 29 april 2015 gewijzigd.

Tijdigheid, punctualiteit en volledigheid zijn reeds belangrijke factoren in de jaarlijkse beoordelingen van de naleving om te zorgen voor een tijdige verspreiding van landbouwstatistieken, maar tegelijkertijd moet er meer aandacht worden besteed aan deze en andere kwaliteitsaspecten om het vertrouwen in de door het ESS geproduceerde statistieken te verzekeren.

Voortdurende verbetering van het EASS: identificatie van nieuwe behoeften aan gegevens en nieuwe gegevensbronnen, verbetering van de samenhang, vermindering van de lasten

Eurostat houdt momenteel jaarlijks hoorzittingen met andere diensten van de Commissie. Een belangrijk punt voor die hoorzittingen is de uitwisseling van informatie over de respectieve werkprogramma’s. Zij verschaffen een formeel platform voor het vaststellen van opkomende behoeften aan nieuwe statistieken en voor het beoordelen van het nut van de beschikbare statistische gegevens.

Verdere samenwerking met andere diensten van de Commissie en nationale bureaus voor de statistiek vindt plaats op verschillende hiërarchische niveaus in reguliere werkgroepbijeenkomsten en seminars, vergaderingen van de groep van directeuren, vergaderingen van het ESS-comité, en door middel van frequente bilaterale uitwisselingen. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de identificatie van administratieve gegevens en andere op grond van de Uniewetgeving bijgewerkte informatiebronnen en aan de beoordeling van geschiktheid ervan voor de productie van statistieken, teneinde overeenkomsten voor de stabiliteit, de toegankelijkheid en de eventuele aanpassing te beoordelen om beter in de statistische behoeften te voorzien. Voorts zullen periodieke enquêtes worden gehouden en analyses worden verricht om te bepalen waar mogelijkheden zijn om de statistieken te verbeteren en de last te verminderen, bijvoorbeeld door de variabelen met een slechte kosten-batenverhouding af te schaffen. Het nieuwe, meer flexibelere rechtskader zal aanpassingen mogelijk maken.

Deze aanpassingen en de algemene werking van het rechtskader zullen worden onderworpen aan monitoring en evaluatie, met name aan de hand van de eerdergenoemde doelstellingen van de strategie.

Driejaarlijkse monitoringsverslagen

Met het oog op monitoring van de werking van het hernieuwde EASS en om toe te zien op de bereiken van de Refit-doelstellingen, namelijk vereenvoudiging en lastvermindering, zal om de drie jaar een verslag over de werking van het totale systeem worden opgesteld.

Evaluatie

Het tweede driejaarlijkse monitoringverslag zal worden vervangen door een retrospectieve evaluatie van het vernieuwde EASS, uitgevoerd volgens de richtsnoeren van de Commissie. Dit kan ook een basis vormen voor nadere herzieningen van de wetgeving indien dit noodzakelijk wordt geacht.

Uitgebreide toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De voorgestelde verordening bestaat uit 19 artikelen en vijf bijlagen.

Zoals vermeld in artikel 1, heeft de verordening tot doel een kader voor Europese landbouwstatistieken op bedrijfsniveau vast te stellen en te zorgen voor integratie van de structurele informatie met andere gegevens, zoals productiemethoden, plattelandsontwikkelingsmaatregelen, agromilieuaspecten en andere aspecten. De belangrijkste definities zijn opgenomen in artikel 2. De reikwijdte en het toepassingsgebied worden vastgesteld in artikel 3. Het voorstel maakt het gebruik mogelijk van nieuwe vormen van gegevensverzameling en alternatieve gegevensbronnen, waaronder administratieve gegevens en andere bronnen, en bevordert dit gebruik (artikel 4).

De onder de verordening vallende statistieken voor specifieke referentiejaren en tijdvakken worden genoemd in de artikelen 5, 6 en 7 (artikel 10). Voorgesteld wordt, de Commissie de bevoegdheid te verlenen om gedelegeerde handelingen vast te stellen en de in bijlage III opgesomde kernkenmerken ter wijzigen (artikel 5), waarbij de bevoegdheid wordt beperkt tot aanpassing aan administratieve registers en de gedetailleerde onderwerpen voor de modules van bijlage IV (artikel 8) teneinde de verzamelde gegevens aan te passen aan toekomstige behoeften van de gebruikers; en om tegemoet te komen aan specifieke gebruikersbehoeften in ad-hoc-enquêtes (artikel 9).

De Commissie moet ook worden gemachtigd om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen met betrekking tot de technische specificaties voor de gegevensreeksen (artikel 8), en de kwaliteitsverslagen (artikel 11). Deze eisen met betrekking tot kwaliteitsrapportages zijn in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 223/2009, die een referentiekader biedt en lidstaten verplicht te voldoen aan de statistische beginselen en kwaliteitscriteria die in die verordening worden uiteengezet.

De gegevens moeten worden ingediend binnen vooraf bepaalde termijnen (artikel 12).

De ontwerpverordening bevat de bepalingen voor financiële steun aan de lidstaten (artikelen 13 en 14) voor:

naleving van gegevensvereisten en de ontwikkeling van methoden die gericht zijn op een hogere kwaliteit of lagere kosten en administratieve lasten bij het verzamelen en produceren van geïntegreerde landbouwstatistieken, of op beide;

de kosten van gegevensverzamelingen;

de verzameling van ad-hocgegevens.

Voorts behelst de verordening de nodige bepalingen over de bescherming van de financiële belangen van de Unie (artikel 15) en over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (artikel 16).

De laatste artikelen betreffen de comitéprocedure (artikel 17) en de intrekking van de twee bestaande verordeningen die volledig zullen worden vervangen door de verordening (artikel 18).

De vijf bijlagen bevatten de nadere informatie over de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden, de lijst met fysieke drempels, de lijst met kenmerken voor de fundamentele structurele kerngegevens, de kenmerken die moeten worden behandeld in de modules en de eisen met betrekking tot de nauwkeurigheid.

2016/0389 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken

en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 en (EU) nr. 1337/2011

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad 6 stelt een kader vast voor Europese statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven tot en met 2016. Verordening (EG) nr. 1166/2008 moet vervolgens worden ingetrokken.

(2)Het programma van Europese enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven, dat in de Unie is uitgevoerd sinds 1966, moet worden voortgezet om de ontwikkelingen van de structuur van de landbouwbedrijven op het niveau van de Unie te onderzoeken en om de statistische kennisbasis te verschaffen die nodig is om de daarmee samenhangende beleidsgebieden, namelijk het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het beleid op het gebied van milieu en aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering, te formuleren, uit te voeren, te monitoren en te evalueren.

(3)Een internationale evaluatie van landbouwstatistieken heeft geleid tot de vaststelling van de mondiale strategie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) ter verbetering van de landbouw- en plattelandsstatistieken, die werd ondersteund door het statistiekcomité van de Verenigde Naties (United Nations Statistics Committee) in 2010. Europese landbouwstatistieken moeten, voor zover van toepassing, voldoen aan de aanbevelingen van de mondiale strategie ter verbetering van de landbouw- en plattelandsstatistieken, en aan die van het mondiale programma voor landbouwtellingen 2020.

(4)Voor de komende tien jaar moet een multifunctioneel enquêteprogramma voor landbouwbedrijven worden vastgesteld om het kader voor geharmoniseerde, vergelijkbare en coherente statistieken te bieden.

(5)Uit hoofde van de strategie voor de landbouwstatistieken voor 2020 en daarna, die in november 2015 is vastgesteld door het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité), wordt voorgenomen twee kaderverordeningen vast te stellen die alle aspecten van landbouwstatistieken afdekken, met uitzondering van de Landbouwrekeningen. Deze verordening betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken is een van die kaderrverordeningen.

(6)Met het oog op de harmonisatie en vergelijkbaarheid van gegevens over de structuur van landbouwbedrijven en om tegemoet te komen aan de huidige behoeften van de gemeenschappelijke marktordening, en met name de fruit- en wijnsector, moet Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad 7 worden geïntegreerd met de structurele gegevens op het niveau van de landbouwbedrijven vanaf 2023. Bijgevolg moet Verordening (EU) nr. 1337/2011 worden ingetrokken.

(7)Vergelijkbare statistieken uit alle lidstaten over de structuur van de landbouwbedrijven zijn van belang om de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vast te stellen. Daarom moet voor zover mogelijk voor enquêtekenmerken gebruik worden gemaakt van standaardclassificaties en gemeenschappelijke definities.

(8)Om de basisregisters van landbouwbedrijven en de rest van de voor de stratificatie van steekproefenquêtes vereiste informatie te kunnen bijwerken, moet in de Unie ten minste om de tien jaar een telling van de landbouwbedrijven worden gehouden. De laatste telling vond plaats in 2009/2010.

(9)Om onnodige last voor landbouwbedrijven en nationale overheden te voorkomen, moeten drempels worden vastgesteld op basis waarvan irrelevante statistische eenheden uit de basiseenheden waarvoor statistieken moeten worden verzameld, worden uitgesloten.

(10)Het totale areaal dat wordt gebruikt voor de productie van landbouwstatistieken moet vallen onder de landbouwstatistieken, met inbegrip van de grond die door verschillende landbouwbedrijven wordt gebruikt omdat er gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn.

(11)Om de last voor de respondenten te verminderen, moeten de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale autoriteiten toegang hebben tot administratieve gegevens, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.

(12)Met het oog op flexibiliteit voor het Europees statistisch systeem en vereenvoudiging en modernisering van de landbouwstatistieken, moeten de te verzamelen variabelen worden toegewezen aan verschillende inzamelingscategorieën (kerngegevens en modules) die onderling verschillen qua frequentie en representativiteit, of beide.

(13)Het verzamelen van informatie over het gebruik van voedingstoffen en water en over landbouwproductiemethoden op landbouwbedrijven moet worden verbeterd om aanvullende statistieken te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van agro-ecologisch beleid en om de kwaliteit van de agromilieu-indicatoren te verbeteren.

(14)Voor georeferentie van bedrijven moet het standaard Europese geografische rastersysteem overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad 8 worden gebruikt als het gemeenschappelijk referentiekader.

(15)De Commissie moet zich houden aan de vertrouwelijkheid van de verstrekte gegevens in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 9 . De noodzakelijke bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens moet worden gewaarborgd, onder meer door het gebruik van de locatiegegevens voor ruimtelijke analyse te beperken en door middel van een passende aggregatie bij de bekendmaking van statistieken. Om die reden moeten een geharmoniseerde aanpak voor de bescherming van de vertrouwelijkheid en kwaliteitsaspecten voor de verspreiding van gegevens worden ontwikkeld.

(16)Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening is onderworpen aan Richtlijn 95/46/EG en de nationale uitvoeringsmaatregelen en/of aan Verordening nr. 45/2001, naar gelang van het geval.

(17)Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad 10 strekt tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde statistische classificatie van economische activiteiten in de Europese Unie met het oog op de vaststelling van de relevante populatie van landbouwbedrijven.

(18)In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad 11 moeten de territoriale eenheden worden gedefinieerd overeenkomstig de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS).

(19)Gedurende een aantal jaren moet financiering worden vereist van zowel de lidstaten als de Unie, met het oog op de uitvoering van de enquête. Daarom moet worden voorzien in een subsidie van de Unie ter ondersteuning van dat enquêteprogramma uit het Europees Landbouwgarantiefonds uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad 12 .

(20)Bij deze verordening worden de financiële middelen voor de duur van het desbetreffende meerjarig financieel kader (MFK) vastgesteld, dat de voornaamste referentie vormt voor de begrotingsautoriteit in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure, in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 13 . De verordening bevat een bepaling voor de opstelling van de begroting voor verdere enquêtes in de context van het volgende financiële kader.

(21)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de systematische productie van Europese statistieken van landbouwbedrijven in de Unie, niet voldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten en daarom beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, moet de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel blijft deze verordening beperkt tot het minimum dat vereist is om dit doel te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

(22)Verordening (EG) nr. 223/2009 biedt een referentiekader voor Europese statistieken en verplicht de lidstaten te voldoen aan de statistische beginselen en kwaliteitscriteria die in die verordening worden uiteengezet. Kwaliteitsverslagen zijn essentieel voor het beoordelen en verbeteren van en het communiceren over de kwaliteit van de Europese statistieken. Het ESS-comité heeft zijn goedkeuring gehecht aan een ESS-norm voor de structuur van kwaliteitsverslagen in overeenstemming met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 223/2009. Die ESS-norm moet bijdragen aan de harmonisatie van de kwaliteitsverslagen uit hoofde van deze verordening.

(23)Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer is een effectbeoordeling uitgevoerd om het bij deze verordening vastgestelde programma af te stemmen op de noodzaak om de doelstellingen doeltreffend te bereiken en vanaf de ontwerpfase van het enquêteprogramma rekening te houden met de budgettaire beperkingen.

(24)Met het oog op eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgen toegekend voor het vaststellen van de beschrijvingen van de in bijlage III opgenomen eigenschappen en de technische aspecten van de te verstrekken gegevens, met een definitie van de informatie die op ad-hocbasis moet worden verstrekt, alsmede tot vaststelling van de modaliteiten en de inhoud van de kwaliteitsverslagen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 14 van 16 februari 2011.

(25)Om rekening te houden met opkomende behoeften aan gegevens die voortkomen uit nieuwe ontwikkelingen in de landbouw, herziene wetgeving en veranderende beleidsprioriteiten, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de lijst van gedetailleerde onderwerpen in bijlage IV. Met het oog op compatibiliteit en een gemakkelijker gebruik van andere gegevensbronnen moet de Commissie de bevoegdheid krijgen toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de lijst van gedetailleerde onderwerpen in bijlage III. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 15 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten ontvangen op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(26)De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd.

(27)Het Comité voor het Europees statistisch systeem is geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening strekt tot vaststelling van een kader voor Europese statistieken op het niveau van landbouwbedrijven en tot het integreren van informatie over de structuur met informatie over productiemethoden, plattelandsontwikkelingsmaatregelen, agromilieuaspecten en andere daarmee verband houdende informatie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

a)"landbouwbedrijf": een technisch-economische eenheid die onder één beheer is geplaatst en die als hoofd- of nevenactiviteit economische activiteiten in de landbouw in de zin van Verordening (EG) nr. 1893/2006 verricht, die behoren tot de groepen A.01.1, A.01.2, A.01.3, A.01.4, A.01.5 of tot "het in goede landbouw- en milieuconditie houden van landbouwgrond" van groep A.01.6 op het economisch grondgebied van de Unie. Van de activiteiten van categorie A.01.49 worden alleen de activiteiten "Fokken van semigedomesticeerde of andere levende dieren (met uitzondering van het kweken van insecten)" en "Bijenteelt en de productie van honing en bijenwas" in aanmerking genomen;

b)"landbouweenheid op gemeenschappelijke grond": een entiteit land waarop gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn en die door een aantal landbouwbedrijven wordt gebruikt voor landbouwproductie, maar niet aan een ervan is toegewezen;

c)    "regio": een territoriale eenheid volgens de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), gedefinieerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1059/2003;

d)    "grootvee-eenheid": een gestandaardiseerde meeteenheid aan de hand waarvan de verschillende categorieën vee ten behoeve van hun vergelijkbaarheid bij elkaar kunnen worden opgeteld; de coëfficiënten om de grootvee-eenheden voor individuele categorieën vee vast te stellen, zijn opgenomen in bijlage I.

e)    "enquêtereferentiejaar": een kalenderjaar waarop de referentieperioden betrekking hebben.

f)    "tuin voor eigen gebruik": grond die wordt gebruikt voor de productie van levensmiddelen voor eigen verbruik.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.De op grond van deze verordening vereiste gegevens moeten betrekking hebben op 98 % van de totale oppervlakte cultuurgrond (OCG) (met uitzondering van tuinen voor eigen gebruik) en 98 % van de grootvee-eenheden van de lidstaat.

2.Om aan die vereisten te voldoen, verstrekken de lidstaten gegevens die representatief zijn voor de landbouwbedrijven en de landbouweenheden op gemeenschappelijke grond die voldoen aan ten minste één van de in bijlage II vermelde fysieke drempels met betrekking tot de omvang van de landbouwgrond of het aantal dieren.

3.Indien het belangrijkste in lid 2 vastgestelde enquêtekader meer dan 98 % van de nationale landbouwproductie bestrijkt, gemeten in standaardopbrengst overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie 16 , mogen de lidstaten bij wijze van uitzondering, onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring door de Commissie (Eurostat), hogere fysieke of economische drempelwaarden vaststellen om het enquêtekader te verkleinen, zolang de 98 % van de totale oppervlakte cultuurgrond (met uitzondering van tuinen voor eigen gebruik) en 98 % van grootvee-eenheden van de lidstaten wordt bereikt.

4.Indien het in lid 2 vastgestelde enquêtekader niet 98 % van de oppervlakte cultuurgrond en 98 % van de grootvee-eenheden bestrijkt, breiden de lidstaten het kader uit door lagere drempelwaarden dan die bedoeld in lid 2, vast te stellen, of stellen zij aanvullende drempels vast, of beide.

Artikel 4

Gegevensbronnen

1.Om de in deze verordening bedoelde gegevens te verkrijgen, houden de lidstaten statistische enquêtes.

2.De lidstaten kunnen gebruikmaken van de informatie afkomstig van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad 17 , de identificatie- en registratieregeling voor runderen die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad 18 de identificatie-en registratieregeling voor schapen en geiten die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad 19 , het wijnbouwkadaster dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EG) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 , en de registers van biologische bedrijven die zijn ingevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 21 , mits die informatie ten minste van dezelfde kwaliteit is als de informatie uit statistische enquêtes. De lidstaten mogen ook gebruikmaken van administratieve bronnen die verbonden zijn met specifieke plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

3.De lidstaten mogen gebruikmaken van andere dan de in lid 2 bedoelde informatiebronnen om gegevens te verstrekken, zolang deze informatie ten minste van dezelfde kwaliteit is als de informatie uit statistische enquêtes. Lidstaten die besluiten van andere bronnen te gebruiken, informeren de Commissie (Eurostat) hierover in het jaar voorafgaand aan het enquêtereferentiejaar en geven nadere informatie over de kwaliteit van de gegevens uit deze bronnen en over de te gebruiken gegevensverzamelingsmethoden.

4.De nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de voorschriften van deze verordening hebben recht op onmiddellijke en kosteloze toegang tot en gebruikmaking van gegevens, met inbegrip van individuele gegevens over landbouwbedrijven en persoonlijke gegevens over de houders ervan, die zijn opgenomen in de administratieve bestanden die op hun nationale grondgebied worden opgesteld overeenkomstig artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 223/2009. De nationale autoriteiten en de eigenaren van administratieve bestanden voorzien in de nodige samenwerkingsmechanismen.

Artikel 5

Structurele kerngegevens

1.De lidstaten verzamelen en verstrekken structurele kerngegevens ("kerngegevens") over de landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3, voor de in bijlage III opgenomen referentiejaren 2020, 2023 en 2026. Het verzamelen van kerngegevens voor het enquêtereferentiejaar 2020 gebeurt in de vorm van een telling.

2.Het verzamelen van kerngegevens voor de enquêtereferentiejaren 2023 en 2026 mag gebeuren in de vorm van steekproefenquêtes. Lidstaten die een steekproefenquête houden, zorgen ervoor dat de gewogen enquêteresultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en beogen te voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage V.

3.Wanneer een in bijlage III genoemd kenmerk zelden of niet voorkomt in een lidstaat, mag dat kenmerk van de gegevensverzameling worden uitgesloten, mits de betrokken lidstaat de Commissie (Eurostat) in het kalenderjaar dat aan het enquêtereferentiejaar voorafgaat, informatie verstrekt waarmee deze uitsluiting naar behoren wordt gerechtvaardigd.

4.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de vaststelling van de beschrijvingen van de kenmerken in bijlage III.

5.De uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld uiterlijk op [Publications Office, please insert the exact date: entry into force of this Regulation+6 months, or 31 December 2018, whichever is the latest] voor het enquêtereferentiejaar 2020, uiterlijk op 31 december 2021 voor het enquêtereferentiejaar 2023, en uiterlijk op 31 december 2024 voor het enquêtereferentiejaar 2026.

6.De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16 ten aanzien van wijzigingen van de in bijlage III opgenomen informatie, indien nodig met het oog op harmonisatie met de in artikel 4, lid 2, vermelde gegevensbronnen voor de jaren 2023 en 2026. Bij de uitvoering van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat dergelijke gedelegeerde handelingen alleen de in bijlage III opgesomde kenmerken vervangen die niet meer kunnen worden afgeleid uit de gespecificeerde gegevensbronnen. Verder ziet zij erop toe dat dergelijke gedelegeerde handelingen niet leiden tot aanzienlijke extra last of kosten voor de lidstaten of de respondenten, en dat maximaal 10 %, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal, van de in bijlage III genoemde eigenschappen kan worden gewijzigd.

7.Deze gedelegeerde handelingen worden uiterlijk 30 september 2021 vastgesteld voor het referentiejaar 2023 en uiterlijk op 30 september 2024 voor het referentiejaar 2026.

Artikel 6

Uitbreiding van het kader

1.De lidstaten die het enquêtekader overeenkomstig artikel 3, lid 4, uitbreiden, verstrekken kerngegevens over de landbouwbedrijven die deel uitmaken van de uitbreiding van dat kader voor enquêtereferentiejaar 2020, met betrekking tot de in bijlage III vermelde informatie.

2.De gegevens over de bij de uitbreiding betrokken landbouwbedrijven kunnen worden verzameld door middel van steekproefenquêtes. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de gewogen enquêteresultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en zo zijn ontworpen dat zij voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage V.

Artikel 7

Modulegegevens

1.De lidstaten verzamelen en verstrekken de modulegegevens ("modules") over de in bijlage IV opgenomen onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen voor de volgende enquêtereferentiejaren:

a) module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden" voor 2020, 2023 en 2026; 

b) module "plattelandsontwikkeling" voor 2020, 2023 en 2026;

c) module "huisvesting van dieren en mestbeheer" voor 2020 en 2026;

d) module "irrigatie" voor 2023;

e) module "bodembeheerpraktijken" voor 2023;

f) module "machines en apparatuur" voor 2023;

g) module "boomgaard" voor 2023;

h) module "wijngaard" voor 2026.

2.Het toepassingsgebied van deze gegevensverzamelingen omvat de landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3.

3.De modules mogen worden verzameld door middel van steekproefenquêtes. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de gewogen enquêteresultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en zo zijn ontworpen dat zij voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage V.

4.De modules worden verzameld door middel van substeekproeven van de landbouwbedrijven die worden geënquêteerd voor de kerngegevens voor hetzelfde referentiejaar. In elk geval moet elk register met informatie over modules vergezeld gaan van de kerngegevens die zijn vermeld in bijlage III.

5.Lidstaten met minder dan 1000 hectare van een of meer individuele teelten zoals bedoeld in de gedetailleerde onderwerpen van de module "boomgaard" in bijlage IV, waarvan de productie geheel of voornamelijk voor de markt is bestemd, zijn vrijgesteld van de module "boomgaard" voor die specifieke teelt.

6.Lidstaten met minder dan 1000 hectare wijngaarden met druiven voor de wijnproductie, waarvan de productie geheel of voornamelijk voor de markt is bestemd, zijn vrijgesteld van de module "wijngaard".

7.Lidstaten met minder dan 2 % van de OCG aan irrigeerbaar areaal, en zonder NUTS 2 regio’s met minstens 5 % van de OCG aan irrigeerbaar areaal, zijn vrijgesteld van de module "irrigatie".

8.De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) uiterlijk eind juni van het jaar voorafgaand aan het enquêtereferentiejaar in kennis van gevallen als bedoeld in de leden 5, 6 en 7.

9.Wanneer een kenmerk in een bepaalde lidstaat zelden of niet voorkomt, mag dat kenmerk worden uitgesloten van de verzameling van gegevens waarover informatie moet worden verstrekt, mits die lidstaat de Commissie (Eurostat) in het kalenderjaar dat aan het enquêtereferentiejaar voorafgaat, informatie verstrekt waarmee deze uitsluiting naar behoren wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8

Technische specificatie voor de modulegegevens

1.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de vaststelling van de volgende technische elementen van de te verstrekken gegevens voor elke module en het bijbehorende onderwerp en gedetailleerd onderwerp zoals opgenomen in bijlage IV:

a) de lijst met kenmerken en de bijbehorende meeteenheden;

b) de beschrijvingen van de kenmerken.

2.Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure uiterlijk op [Publications Office, please insert the exact date: entry into force of this Regulation+6 months, or 31 december 2018, whichever is the latest] voor het referentiejaar 2020, uiterlijk op 31 december 2021 voor de enquêtereferentiejaar 2023 en uiterlijk op 31 december 2024 voor het enquêtereferentiejaar 2026.

3.Voor de jaren 2013 en 2026 is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 16 ten aanzien van wijzigingen van de in bijlage IV opgenomen onderwerpen. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat dergelijke gedelegeerde handelingen niet leiden tot aanzienlijke extra lasten of kosten voor de lidstaten of de respondenten, en dat maximaal 25 %, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal, van de in bijlage IV genoemde gedetailleerde onderwerpen kan worden gewijzigd.

4.Deze gedelegeerde handelingen worden uiterlijk 30 september 2021 vastgesteld voor het referentiejaar 2023 en uiterlijk op 30 september 2024 voor het referentiejaar 2026.

Artikel 9

Ad-hocgegevens

1.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor het specificeren van de informatie die op ad-hocbasis moet worden verstrekt, door het verschaffen van:

a) een lijst van kenmerken, maximaal 40 variabelen, die moeten worden doorgegeven aan de Commissie (Eurostat) en de desbetreffende meeteenheden;

b) de beschrijvingen van de kenmerken;

c) de nauwkeurigheidseisen;

d) het enquêtereferentiejaar;

e) de referentieperiodes;

f) de mogelijke gegevensbronnen en andere methodologische aspecten;

g) de indieningsdata.

2.Deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk twaalf maanden vóór het begin van de enquêtereferentiejaar vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 10

Referentieperioden

De verzamelde informatie heeft betrekking op een enkel referentiejaar voor alle lidstaten, onder verwijzing naar de situatie gedurende een vastgestelde termijn, en wel als volgt:

a) Voor kenmerken van landbouwgrond: i) het belangrijkste gebruik van de grond betreft het enquêtereferentiejaar; ii) elke lidstaat stelt een peildatum binnen het enquêtereferentiejaar vast voor de identificatie van de grondpercelen.

b) Voor kenmerken van irrigatie en bodembeheerpraktijken is de referentieperiode een periode van twaalf maanden eindigend binnen het enquêtereferentiejaar, die door elke lidstaat wordt vastgesteld met als oogmerk alle relevante productiecycli te bestrijken.

c) Voor kenmerken van de veestapel, huisvesting van dieren en mestbeheer stelt elke lidstaat een gemeenschappelijke peildatum binnen het enquêtereferentiejaar vast. De kenmerken van mestbeheer betreffen de periode van twaalf maanden die eindigt op die datum.

d) Voor kenmerken van de arbeidskrachten stelt elke lidstaat een referentieperiode van twaalf maanden vast, die eindigt op een peildatum binnen het enquêtereferentiejaar.

e) Voor kenmerken van plattelandsontwikkelingsmaatregelen die worden toegepast op de afzonderlijke landbouwbedrijven, is de referentieperiode de periode van drie jaar die eindigt op 31 december van het referentiejaar.

f) Voor alle andere kenmerken stelt elke lidstaat een gemeenschappelijke peildatum binnen het enquêtereferentiejaar vast.

Artikel 11

Kwaliteit

1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gegevens en metagegevens van goede kwaliteit worden toegezonden.

2.Voor de toepassing van deze verordening gelden de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009.

3.De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de ingediende gegevens en metagegevens.

4.Daartoe delen de lidstaten, voor elk onder deze verordening vallend enquêtereferentiejaar een kwaliteitsverslag in, met een beschrijving van het statistische proces en met name:

a) de in lid 2 genoemde kwaliteitscriteria;

b) de in- en uitsluitingscriteria die zijn toegepast om aan de in deze verordening gestelde eisen ten aanzien van het dekkingsgebied te voldoen;

c) de organisatie en de toegepaste methoden;

d) het steekproefkader voor enquêtes;

e) de nauwkeurigheidsniveaus die bij de steekproefenquêtes zijn bereikt;

f) de referentieperioden in overeenstemming met artikel 10;    

g) informatie over de kwaliteit van gegevens uit andere bronnen dan gebruikte statistische enquêtes;

h) informatie over de validering van de gegevens door de lidstaat vóór de indiening van de gegevens bij de Commissie (Eurostat).

De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin de modaliteiten en de inhoud van de kwaliteitsverslagen worden geregeld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) onverwijld in kennis van elke relevante informatie of wijziging in verband met de uitvoering van deze verordening die van invloed kan zijn op de kwaliteit van de ingediende gegevens.

6.De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) desgevraagd aanvullende informatie die nodig is om de kwaliteit van de statistische informatie te beoordelen.

Artikel 12

Indiening van gegevens en metagegevens

1.Voor enquêtereferentiejaar 2020 dienen de lidstaten binnen 15 maanden na afloop ervan gevalideerde kern- en modulegegevens en een kwaliteitsverslag bij de Commissie (Eurostat) in.

2.Voor de enquêtereferentiejaren 2023 en 2026 dienen de lidstaten binnen negen maanden na afloop ervan gevalideerde kerngegevens, gegevens van de module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden" en een kwaliteitsverslag bij de Commissie (Eurostat) in. Gegevens voor andere modules en verwante metagegevens worden ingediend binnen twaalf maanden na afloop van het enquêtereferentiejaar.

3.De bij de Commissie (Eurostat) ingediende gegevens betreffen het niveau van individuele landbouwbedrijven. De module en de ad-hocgegevens moeten worden verbonden met de in bijlage III vermelde kerngegevens op het niveau van individuele landbouwbedrijven voor hetzelfde referentiejaar. De verstrekte gegevens omvatten de extrapolatiefactoren.

4.De lidstaten dienen de gegevens en metagegevens in met gebruikmaking van een door de Commissie (Eurostat) voorgeschreven technisch formaat. De gegevens en metagegevens worden bij de Commissie (Eurostat) ingediend via de diensten van het centrale toegangspunt.

   Artikel 13

Bijdrage van de Unie

1.Voor de uitvoering van deze verordening kan de Unie financiële steun toekennen aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad, voor

a)    de ontwikkeling of tenuitvoerlegging van gegevensvereisten, of beide;

b)    de ontwikkeling van methoden die zijn gericht op een hogere kwaliteit of op lagere kosten en administratieve lasten van het verzamelen en produceren van statistieken van geïntegreerde landbouwstatistieken, of op beide.

2.De lidstaten mogen subsidies van de Unie ontvangen om de kosten te dekken van de in de artikelen 5, 6 en 7 vermelde gegevensverzamelingen, binnen de grenzen van de in artikel 14 vermelde financiële middelen.

3.De financiële bijdrage van de Unie mag niet meer bedragen dan 75 % van de in aanmerking komende kosten, met inachtneming van de in de leden 4 en 5 vermelde maximumbedragen.

4.Voor de gecombineerde kosten van de verzamelingen van kerngegevens en modulegegevens voor 2020 wordt de financiële bijdrage van de Unie beperkt tot de onderstaande maximumbedragen:

a) voor Luxemburg en Malta: elk 50 000 EUR;

b) voor Ierland, Kroatië, Litouwen en Oostenrijk: elk 1 000 000 EUR;

c) voor Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Portugal en het Verenigd Koninkrijk: elk 2 000 000 EUR;

d) voor Frankrijk, Griekenland en Spanje: elk 3 000 000 EUR;

e) voor Italië, Polen en Roemenië: elk 4 000 000 EUR;

f) voor alle andere lidstaten: elk 300 000 EUR.

5.Voor het verzamelen van de kerngegevens en modulegegevens in 2023 en 2026 worden de in lid 4 vermelde bedragen verlaagd met 50 %, onverminderd het bepaalde in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.

6.Voor het verzamelen van de in artikel 9 bedoelde ad-hocgegevens kan de Unie financiële steun toekennen aan de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale instanties als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009, om de kosten van de verrichting van een ad-hocgegevensverzameling te dekken. Die financiële bijdrage van de Unie mag niet meer bedragen dan 90 % van de subsidiabele kosten.

7.    De financiële bijdrage van de Unie wordt verstrekt door het Europees Landbouwgarantiefonds uit hoofde van artikel 4, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 14

Financiële middelen

1.De financiële middelen van de Unie voor de uitvoering van het programma van gegevensverzamelingen voor het enquêtereferentiejaar 2020 – met inbegrip van de kredieten die nodig zijn voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de databanksystemen die bij de Commissie worden gebruikt voor de verwerking van de door de lidstaten verstrekte gegevens overeenkomstig de bepalingen van deze verordening – bedraagt 40 000 000 EUR voor de periode 2018-2020, die valt onder het meerjarig financieel kader 2014-2020.

2.Na de inwerkingtredingsdatum van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 wordt het bedrag voor de periode na 2020 vastgesteld door de begrotings- en wetgevingsautoriteit, op voorstel van de Commissie.

Artikel 15

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van consequente en doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door de terugvordering van de ten onrechte uitgekeerde bedragen en, in voorkomend geval, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of controles ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening rechtstreeks of onrechtstreeks middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan in het kader van deze verordening verificaties ter plaatse en inspecties uitvoeren bij marktdeelnemers die direct of indirect bij dergelijke financiering betrokken zijn, overeenkomstig de procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 22 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 23 , om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met uit hoofde van deze verordening direct of indirect gefinancierde subsidieovereenkomsten, -besluiten of -contracten, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.De uit deze verordening voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten verlenen de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

5.Wanneer de uitvoering van een handeling geheel of gedeeltelijk wordt uitbesteed of verder wordt gedelegeerd of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde partij, verplicht het contract, de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit de contractant of de begunstigde ertoe te verzekeren dat elke belanghebbende derde partij die bevoegdheid van de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk aanvaardt.

6.De leden 4 en 5 zijn van toepassing onverminderd de leden 1, 2 en 3.

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 5, lid 6, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf [Publications Office: please insert exact date of entry into force of the Regulation].

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 6, en artikel 8, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een krachtens artikel 5, lid 6, of artikel 8, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 ingestelde Comité voor het Europees statistisch systeem. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 18

Intrekking

1.Verordening (EU) nr. 1337/2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.

2.Verordening (EG) nr. 1166/2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019.

3.Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Voorschriften voor monitoring en verslaglegging

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 24  

3403 – Productie van Europese statistieken

1.3.Aard van het voorstel/initiatief 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 25  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

X Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie 

Geharmoniseerde en vergelijkbare statistische gegevens over de structuur van landbouwbedrijven zal bijdragen tot prioriteit 4 ("Een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis") van de tien hoofdprioriteiten van de Commissie, maar kan ook bijdragen aan ten minste de volgende prioriteiten: 1 ("Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen"), 3 ("Een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering") en 9 ("Een krachtiger rol op het wereldtoneel").

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en) 

Specifieke doelstelling nr.

Werkprogramma van de Commissie 2016 (Refit-initiatief) nr. 26 – Statistiekpakket

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

3403 – Productie van Europese statistieken

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen. 

Het voorstel is gericht op voortzetting van de financiële steunverlening aan lidstaten voor het verzamelen van gegevens over de structuur van landbouwbedrijven door het vaststellen van de financiële middelen voor de periode 2019-2020, met een mogelijke verlenging tot 2028, afhankelijk van het nieuwe MFK.

In reactie op veranderingen in de landbouw zoals globalisering en klimaatverandering en de daarmee samenhangende veranderingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en ander EU-beleid met betrekking tot landbouw, die leiden tot een behoefte aan nieuwe gegevens en aan een betere samenhang tussen de statistische gegevens en aan een verminderde last bij het verzamelen van gegevens, is het initiatief gericht op het vaststellen van nieuwe wetgeving voor het verzamelen van structurele statistieken op bedrijfsniveau. Kwalitatief hoogwaardige gegevens die vergelijkbaar zijn tussen de lidstaten, zijn van belang voor het ontwerpen, formuleren, monitoren en evalueren van EU-prioriteiten zoals het GLB en aanverwante beleidsterreinen, die bijna 40 % van de totale EU-begroting uitmaken.

Statistische wetgeving is in eerste instantie administratieve wetgeving die vooral gevolgen heeft voor de gebruikers van de gegevens (d.w.z. andere diensten van de Commissie), de leveranciers van gegevens (nationale bureaus voor de statistiek) en de respondenten (landbouwers), en heeft slechts beperkte rechtstreekse economische, sociale en milieueffecten. De belangrijkste directe kosten voor belanghebbenden hebben betrekking op de aanpassing aan nieuwe statistische, organisatorische en technische systemen, maar die kosten en lasten worden op middellange tot lange termijn terugverdiend doordat de lasten van de gegevensverzameling minder worden en er meer efficiëntie en besparingen worden gerealiseerd.

De financiële bijdrage van de EU voor nationale gegevensverzameling van landbouwstatistieken blijft naar verwachting op een niveau en in een verhouding vergelijkbaar met de status quo in het nieuwe stelsel, en de nationale uitgaven zullen naar verwachting ook het huidige niveau bereiken. De lasten- en kostenbesparingsacties en de verwachte daling van het aantal landbouwbedrijven (op basis van waargenomen trends) zullen er uiteindelijk toe leiden dat er voor het verzamelen van gegevens minder middelen nodig zijn.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren 

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden beoordeeld in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De jaarlijkse beoordelingen van de naleving, voortdurende contacten met de belanghebbenden over de verbetering van het Europees stelsel van landbouwstatistieken (EASS) en driejaarlijkse monitoringverslagen op basis van diverse essentiële prestatie-indicatoren en -doelstellingen zullen van nut zijn om het beleid te herzien.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien 

De landbouwstructuurenquêtes (de landbouwtelling van 2020 en de steekproefenquêtes van 2023 en 2026) vallen onder de voorgestelde verordening en worden er gedeeltelijk door gefinancierd.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Voor geharmoniseerd EU-beleid zoals het GLB zijn per definitie hoogwaardige gegevens nodig die in alle lidstaten vergelijkbaar zijn om beleidsmaatregelen zo efficiënt, doeltreffende en billijk mogelijk in te zetten. Dit is alleen mogelijk door een gezamenlijke en gecoördineerde actie in het Europees statistisch systeem (ESS). Dit is met name belangrijk voor een beleidsgebied waaraan bijna 40 % van de totale EU-begroting wordt besteed; dit is de grootste enkele toewijzing.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De landbouwstructuurenquêtes worden op EU-niveau gehouden sinds 1966/1967 en blijven een hoeksteen van de Europese landbouwstatistiek. De rechtsgrondslag ervan moet worden bijgewerkt om het hoofd te bieden aan de hierboven beschreven uitdagingen en aan de belangrijkste kwesties die in een ex-postevaluatie van het huidige EASS zijn onderkend. Dit zijn de volgende kwesties:

1. De huidige landbouwstatistiekwetgeving speelt niet adequaat in op de nieuwe en opkomende behoeften aan gegevens

2. Het EASS is niet flexibel genoeg en speelt niet snel genoeg in op opkomende behoeften

3. De gegevensverzamelingen zijn niet voldoende geharmoniseerd en samenhangend

4. De statistieken zouden efficiënter geproduceerd kunnen worden

5. De last van het verstrekken van gegevens wordt als hoog ervaren

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende relevante instrumenten

De voorgestelde verordening maakt deel uit van de Eurostat-strategie voor de landbouwstatistieken voor 2020 en daarna, zal volgens plan bestaan uit twee kaderverordeningen: Geïntegreerde landbouwstatistieken (Integrated Farm Statistics – IFS) -en Statistieken van de landbouwinput en -output (Statistics on Agricultural Input and Output – SAIO). Beide verordeningen omvatten een gemeenschappelijk kader en gemeenschappelijke technische en methodologische documentatie en dekken samen alle aspecten van de strategie voor de landbouwstatistieken af.

1.6.Duur en financiële gevolgen 

X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

X    Voorstel/initiatief in werking tot 31/12/2028

X    Financiële gevolgen in 2019 en 2020 (met mogelijke financiële gevolgen verlengd tot 2028, afhankelijk van het nieuwe MFK)

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 26  

X Direct beheer door de Commissie

X via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan::

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Voorschriften voor monitoring en verslaglegging 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De subsidieontvangers moeten de verzamelde gegevens en het desbetreffende kwaliteitsverslag indienen.

2.2.Beheers- en controlesysteem 

2.2.1.Mogelijke risico's 

Potentiële problemen in verband met gegevenskwaliteit en -actualiteit.

2.2.2.Informatie over het opgezette interne controlesysteem

Technische en methodologische documentatie en richtsnoeren worden van tevoren aan de lidstaten meegedeeld. Er wordt toegezien op de naleving van deadlines. Voor elke enquête zullen kwaliteitsverslagen worden getoetst.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico 

De controles zullen geen extra kosten met zich meebrengen, aangezien zij door ambtenaren van de Commissie in het kader van hun normale taken worden verricht. De voordelen ervan zijn een betere kwaliteit en vergelijkbaarheid van de gegevens. De verwachte kans op fouten is laag, aangezien de gegevens in de landbouwstatistiek al sinds de jaren 1950 in goede samenwerking met de lidstaten worden verzameld. Aanpassing van technische en andere systemen kan het foutenrisico op de korte termijn iets verhogen, maar het risico zal naar verwachting afnemen tot het gemiddelde op de middellange tot lange termijn.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

In aanvulling op alle regelgevende controlemechanismen zal Eurostat een fraudebestrijdingsstrategie toepassen in overeenstemming met de algemene fraudebestrijdingsmaatregelen van de Commissie. Dit zorgt ervoor dat de benadering van frauderisicobeheer erop gericht is risicogebieden voor fraude op te merken en daar passend op te reageren. Zo nodig worden netwerken en specifieke IT-instrumenten voor het onderzoeken van fraudegevallen opgezet.

Eurostat heeft een controlestrategie voor de uitvoering van de uitgaven vastgesteld. De maatregelen en hulpmiddelen die in deze strategie zijn opgenomen, zijn volledig van toepassing op de voorgestelde verordening. Een vermindering van de complexiteit, de toepassing van kosteneffectieve monitoringprocedures en de uitvoering van op risico’s gebaseerde ex-ante- en ex-post-controles moeten de kans op fraude verkleinen en fraude helpen voorkomen. De controlestrategie omvat ook specifieke bewustmakingsmaatregelen en relevante opleidingen met betrekking tot fraudepreventie.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer […]
[Omschrijving………………………...……………]

GK/NGK 27 .

van EVA-landen 28

van kandidaat-lidstaten 29

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

2

05 08 02
"Enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven"

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer […]
[Omschrijving………………………...……………]

GK/NGK.

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

Geen

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

2

05 08 02 "Enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven"

DG: AGRI

Jaar
2019 30

Jaar
2020

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 05 08 02

Vastleggingen

(1)

39 000

1 000

40 000

Betalingen

(2)

19 200

0 900

20 100

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2 a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 31  

Nummer begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG AGRI

Vastleggingen

=1+1a +3

39 000

1 000

40 000

Betalingen

=2+2a

+3

19 200

0 900

20 100



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

39 000

1 000

40 000

Betalingen

(5)

19 200

0 900

20 100

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 2
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+ 6

39 000

1 000

40 000

Betalingen

=5+ 6

19 200

0 900

20 100

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarig financieel kader

(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5

"Administratieve uitgaven"

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

DG: ESTAT 29 01

• Personele middelen

0 549

0 549

1 098

• Andere administratieve uitgaven

0 045

0 030

0 075

TOTAAL DG ESTAT

Kredieten

0 594

0 579

1 173

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
 

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0 594

0 579

1 173

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2019

2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

39 594

1 579

40 573

Betalingen

19 794

1 479

21 273

   

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2019

2020

OUTPUTS

Soort 32

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 33

- Output

Databank

0 600

1 000

1 600

- Output

Microgegevens op landbouwbedrijven

38 400

0

38 400

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

39 000

1 000

40 000

TOTALE KOSTEN

39 000

1 000

40 000

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2019

2020

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0 549

0 549

1 098

Andere administratieve uitgaven

0 045

0 030

0 075

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

0 594

0 579

1 173

Buiten RUBRIEK 5 34
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere uitgaven
van administratieve aard

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0 594

0 579

1 173

Voor de kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zal een beroep worden gedaan op de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2019

2020

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

29 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

4,1

4,1

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 35

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 yy  36

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT -– onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT– eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

4,1

4,1

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

- beheer van subsidies in verband met het initiatief

- validatie van gegevens

- ondersteuning en methodologische werkzaamheden

- analyse van verslagen

- verspreiding van de gegevens

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

Geen

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

Geen

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

X Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 37

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Niet van toepassing

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

Niet van toepassing

(1) Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).
(2) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(3) Zie http://ec.europa.eu/eurostat/web/quality/evaluation  
(4) Website van de openbare raadpleging van Eurostat: http://ec.europa.eu/eurostat/about/opportunities/consultations/eass Verslag over de openbare raadpleging:http://ec.europa.eu/eurostat/documents/10186/6937766/Agricultural-Statistics-Strategy-2020-Report.docx
(5) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).
(7) Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad en Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 7).
(8) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(10) Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 13 van 18.1.2011, blz. 3).
(12) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
(13) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(14) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(15) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(16) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie van 1 augustus 2014 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 321 van 7.11.2014, blz. 2).
(17) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(18) Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
(19) Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
(20) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(21) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
(22) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(23) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(24) ABM: activity-based management (activiteitsgestuurd beheer); ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurd begroten).
(25) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(26) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(27) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(28) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(29) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(30) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(31) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(32) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).
(33) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…"
(34) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(35) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(36) Onder het maximum voor extern personeel betaald uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(37) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Brussel, 9.12.2016

COM(2016) 786 final

BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1166/2008 en (EG) nr. 1337/2011

{SWD(2016) 429 final}
{SWD(2016) 430 final}


BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1166/2008 en (EG) nr. 1337/2011

BIJLAGE I - Coëfficiënten voor de grootvee-eenheden

Diersoort

Kenmerk van dier

Coëfficiënt

Runderen

Jonger dan een jaar

0,400

Tussen een en twee jaar oud

0,700

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

1,000

Vaarzen van twee jaar en ouder

0,800

Melkkoeien

1,000

Andere koeien

0,800

Schapen en geiten

0,100

Varkens

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

0,027

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

0,500

Andere varkens

0,300

Pluimvee

Mesthoenders

0,007

Leghennen

0,014

Ander pluimvee

Kalkoenen

0,030

Eenden

0,010

Ganzen

0,020

Struisvogels

0,350

Ander pluimvee, niet elders genoemd

0,001

Moederkonijnen (voedsters)

0,020



Bijlage II — Lijst van fysieke drempels 1

   

Post

Drempel

Oppervlakte cultuurgrond

5 ha

Bouwland

2 ha

Aardappelen

0,5 ha

Verse groenten en aardbeien

0,5 ha

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen, bloemen en sierplanten, zaden en zaailingen, boomkwekerijen

0,2 ha

Fruitbomen, kleinfruit, notenbomen, citrusbomen, andere meerjarige teelten met uitzondering van boomkwekerijen, wijngaarden en olijfbomen

0,3 ha

Wijngaarden

0,1 ha

Olijfbomen

0,3 ha

Broeikassen

100 m2

Gekweekte paddenstoelen

100 m2

Vee

1,5 grootvee-eenheid;



Bijlage III — Kerngegevens: Te verstrekken informatie

Algemene kenmerken

Eenheden/categorieën

Informatie uit enquêtes

-

Identificatiecode van het landbouwbedrijf

Identificatiecode van bedrijf

Ligging van het bedrijf

-

Geografische locatie

Celcodes gelijkvlakkig 1 km-raster, Inspire

-

NUTS 3-regio

NUTS 3-code

-

Het bedrijf heeft gebieden met natuurlijke beperkingen in de zin van Verordening nr. 1305/2013

L/M/O/N 2

Rechtspersoonlijkheid van het bedrijf

-

De juridische en economische aansprakelijkheid voor het bedrijf berust bij:

-

Natuurlijke persoon die "enig bedrijfshoofd" op een zelfstandig bedrijf is

ja/neen

-

-

Zo ja, is het bedrijfshoofd tevens de bedrijfsleider?

ja/neen

-

-

Zo nee, is de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd?

ja/neen

-

-

Zo ja, is de bedrijfsleider de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd?

ja/neen

-

Een of meer natuurlijke personen die partner zijn op een bedrijf met meerhoofdige bedrijfsvoering

ja/neen

-

Rechtspersoon

ja/neen

-

Het bedrijf is een eenheid op gemeenschappelijke grond

ja/neen

De houder ontvangt EU-steun voor grond of dieren op het bedrijf en valt dus onder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem

ja/neen

Bedrijfsleider van het bedrijf

-

Geboortejaar

jaar

-

Geslacht

man/vrouw

-

Landbouwwerkzaamheden op het bedrijf (behalve huishoudelijk werk)

AJE-klassen 3

-

Landbouwopleiding van bedrijfsleider

opleidingscodes

-

Beroepsopleiding in de voorgaande twaalf maanden

ja/neen

Bezitsvorm van de cultuurgrond (met betrekking tot het bedrijfshoofd)

-

Landbouw op eigen grond

ha

-

Landbouw op gepachte grond

ha

-

Deelpacht of andere exploitatievorm

ha

-

Gemeenschappelijke grond

ha

Biologische landbouw

ja/neen

-

Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale of EU-regels worden gecertificeerd

ha

-

Totale oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf waarop wordt overgeschakeld op biologische productiemethoden die volgens nationale of EU-regels zullen worden gecertificeerd

ha

Deelname aan andere milieucertificeringsregelingen

ja/neen

Belang van andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf

-

Aandeel in de finale economische output van het bedrijf

%-klassen 4



Kenmerken van de grond

Totaal hoofdareaal

waarvan gecertificeerde biologische landbouw of in overschakelingsfase

Oppervlakte cultuurgrond (OCG)

ha

ha

-

Bouwland

ha

ha

-

-

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

ha

ha

-

-

-

Zachte tarwe en spelt

ha

-

-

-

Durumtarwe

ha

-

-

-

Rogge en mengsels van wintergranen (mengkoren)

ha

-

-

-

Gerst

ha

-

-

-

Mengsels van haver en zomergranen (andere graanmengsels dan mengkoren)

ha

-

-

-

Korrelmaïs en zaad-spil-mengsel

ha

-

-

-

Triticale

ha

-

-

-

Kafferkoren

ha

-

-

-

Andere granen, niet elders genoemd (boekweit, gierst, kanariezaad enz.)

ha

-

-

-

Rijst

ha

-

-

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaden en mengsels van granen en peulvruchten)

ha

ha

-

-

-

Erwten, bonen en niet-bittere lupinen

ha

-

-

Hakvruchten

ha

ha

-

-

-

Aardappelen (inclusief pootaardappelen)

ha

ha

-

-

-

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

ha

ha

-

-

-

Andere hakvruchten, niet elders genoemd

ha

-

-

Industriële gewassen

ha

ha

-

-

-

Oliehoudende zaden

ha

ha

-

-

-

-

Kool- en raapzaad

ha

-

-

-

-

Zonnebloemzaad

ha

-

-

-

-

Sojabonen

ha

-

-

-

-

Lijnzaad

ha

-

-

-

-

Andere oliehoudende gewassen, niet elders genoemd

ha

-

-

-

Vezelgewassen

ha

-

-

-

-

Vezelvlas

ha

-

-

-

-

Hennep

ha

-

-

-

-

Katoen

ha

-

-

-

-

Andere vezelgewassen, niet elders genoemd

ha

-

-

-

Tabak

ha

-

-

-

Hop

ha

-

-

-

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

ha

-

-

-

Energiegewassen, niet elders genoemd

ha

-

-

-

Andere industriële gewassen, niet elders genoemd

ha

-

-

Groen geoogste akkerbouwgewassen

ha

ha

-

-

-

Tijdelijk grasland en begrazing

ha

ha

-

-

-

Groen geoogste peulgewassen

ha

-

-

-

Voedermais

ha

-

-

-

Andere groen geoogste granen (exclusief snijmaïs)

ha

-

-

-

Andere groen geoogste akkerbouwgewassen, niet elders genoemd

ha

-

-

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien

ha

ha

-

-

-

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien in gewasrotatie met tuinbouwgewassen (tuinbouwmatig geteeld)

ha

-

-

-

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien in gewasrotatie met tuinbouwgewassen (akkerbouwmatig geteeld)

ha

-

-

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

ha

-

-

Zaai- en plantgoed

ha

ha

-

-

Overige gewassen op bouwland, niet elders genoemd

ha

-

-

Braakland

ha

-

Blijvend grasland

ha

ha

-

-

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

ha

ha

-

-

Weiden met geringe opbrengst

ha

ha

-

-

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

ha

-

Meerjarige teelten (inclusief jonge en tijdelijk verlaten aanplant, met uitzondering van gebieden die uitsluitend voor eigen gebruik produceren)

ha

ha

-

-

Fruit, kleinfruit en noten (exclusief citrusvruchten, druiven en aardbeien)

ha

ha

-

-

-

Pitvruchten

ha

-

-

-

Steenvruchten

ha

-

-

-

Fruit van subtropische en tropische breedten

ha

-

-

-

Kleinfruit (exclusief aardbeien)

ha

-

-

-

Noten

ha

-

-

Citrusvruchten

ha

ha

-

-

Druiven

ha

-

-

-

Druiven voor de productie van wijn

ha

ha

-

-

-

-

Druiven voor de productie van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

ha

-

-

-

-

Druiven voor de productie van wijn met een beschermde geografische aanduiding (BGA)

ha

-

-

-

-

Druiven voor de productie van andere wijn, niet elders genoemd (exclusief BOB/BGA)

ha

-

-

-

Tafeldruiven

ha

-

-

-

Druiven voor de productie van rozijnen

ha

-

-

Olijven

ha

ha

-

-

Boomkwekerijgewassen

ha

-

-

Andere meerjarige teelten met inbegrip van andere meerjarige teelten voor menselijke consumptie

ha

-

-

-

Kerstbomen

ha

-

Tuinen voor eigen gebruik

ha

Andere landbouwgrond

ha

-

Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

ha

-

Bosareaal

ha

-

-

Hakhout met korte omlooptijd

ha

-

Overig areaal (gebouwen, erven, wegen, vijvers en andere niet-productieve oppervlakten)

ha

Bijzondere activiteitsgebieden van het bedrijf

-

Gekweekte paddenstoelen

ha

Oppervlakte cultuurgrond onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking (reeds opgenomen in de bovengenoemde hoofdarealen)

ha

-

Groenten, met inbegrip van meloenen en aardbeien onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

ha

-

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen) onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

-

Andere gewassen op bouwland onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

-

Meerjarige teelten onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

-

Andere oppervlakte cultuurgrond onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking, niet elders genoemd

ha

Irrigatie op bouwland in de openlucht

-

Totaal irrigeerbaar areaal

ha

Veekenmerken

Totaal aantal dieren

waarvan gecertificeerde biologische landbouw of in overschakelingsfase

Runderen

stuks

-

Runderen jonger dan een jaar

stuks

-

Runderen tussen een en twee jaar oud

stuks

-

-

Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

stuks

-

-

Vaarzen tussen een en twee jaar oud

stuks

-

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

stuks

-

Vrouwelijke runderen van twee jaar en ouder

stuks

-

-

Vaarzen van twee jaar en ouder

stuks

-

-

Koeien

stuks

-

-

-

Melkkoeien

stuks

-

-

-

Andere koeien

stuks

Schapen en geiten

stuks

-

Schapen (alle leeftijden)

stuks

-

-

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

-

-

Andere schapen

stuks

-

Geiten (alle leeftijden)

stuks

-

-

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

-

-

Andere geiten

stuks

Varkens

stuks

-

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

stuks

-

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

stuks

-

Andere varkens

stuks

Pluimvee

stuks

-

Mesthoenders

stuks

-

Leghennen

stuks

-

-

Leghennen die consumptie-eieren leggen

stuks

-

-

Overige leghennen

stuks

-

Ander pluimvee

stuks

-

-

Kalkoenen

stuks

-

-

Eenden

stuks

-

-

Ganzen

stuks

-

-

Struisvogels

stuks

-

-

Ander pluimvee, niet elders genoemd

stuks

Konijnen

-

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

Bijen

bijenkorven

Herten

ja/neen

Pelsdieren

ja/neen

Dieren, niet elders genoemd

ja/neen



Bijlage IV — Onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen binnen de modulegegevens

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Arbeidskrachten

en andere winstgevende werkzaamheden

Duurzaamheid van het bedrijfsbeheer

Naam van het bedrijfshoofd

Andere winstgevende werkzaamheden

Arbeidsinput in andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met de landbouwactiviteit, als hoofd- of nevenactiviteit

Belang van andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf

Andere winstgevende werkzaamheden

Winstgevendheid en rendement van de landbouwproductie

Landbouwarbeidskrachten

Gendergelijkheid

Geslacht van het bedrijfshoofd

Genderevenwicht van de arbeidskrachten

Afhankelijkheid van landbouwinkomen

Andere winstgevende werkzaamheden, niet-landbouwwerkzaamheden buiten het bedrijf, hoofd- of nevenactiviteit:

Bedrijfshoofd

Bedrijfsleider

Familiearbeidskrachten

Gevolgen voor de werkgelegenheid

Aantal werkzame personen

Verband met arbeidsinput in de landbouw

Betaalde arbeidskrachten

Arbeidsinputmetingen

Aantal werkzame personen

Niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten in dienst van het bedrijf

Arbeidsinput door contractanten

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Plattelandsontwikkeling

Bedrijven ondersteund door plattelandsontwikkelingsmaatregelen

Advies-, bedrijfsbeheers- en bedrijfsverzorgingsdiensten

Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen

Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

Investeringen in materiële activa

Herstel van door natuurrampen of rampzalige gebeurtenissen beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

Agromilieubetalingen klimaatbetalingen

Biologische landbouw

Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

Dierenwelzijn

Risicobeheer

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Huisvesting van dieren en mestbeheer

Huisvesting van dieren

Huisvesting van runderen

Huisvesting van varkens

Huisvesting van leghennen

Gebruik van voedingsstoffen en mestproductie op het bedrijf

Bemeste oppervlakte cultuurgrond

Beschikbare mest voor gebruik

Biologische en op afval gebaseerde meststoffen, anders dan dierlijke mest

Bemestingstechnieken

Type verspreiding

Moment van onderwerking

Voorzieningen voor mest

Voorzieningen voor mestverwerking

Voorzieningen voor mestopslag

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Irrigatie

Irrigatiepraktijken

Beschikbaarheid van irrigatie

Irrigatiemethoden

Bron van het voor irrigatie gebruikte water

Technische gegevens van de irrigatie-installatie

Gewassen die tijdens een periode van twaalf maanden zijn geïrrigeerd

Granen voor korrelwinning

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning

Hakvruchten

Industriële gewassen

Groen geoogste akkerbouwgewassen

Andere gewassen op bouwland

Blijvend grasland

Meerjarige teelten

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Bodembeheermethoden

Bodembeheermethoden in de openlucht

Bodembewerkingsmethoden

Bodembedekking van bouwland

Gewasrotatie op bouwland

Ecologisch aandachtsgebied

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Machines, werktuigen en installaties

Machines en werktuigen

Internetvoorzieningen 

Basismachines 

Gebruik van precisielandbouw 

Machines voor het beheer van de veestapel

Opslagruimte voor landbouwproducten

Installaties

Installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie op landbouwbedrijven

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Boomgaard

Pitvruchten

Appels: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Peren: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Steenvruchten

Perziken: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Nectarines: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Abrikozen: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Citrusvruchten

Sinaasappelen: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Bomen met kleine citrusvruchten: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Citroenen: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Olijven

areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de bomen

Tafeldruiven en rozijnen

Tafeldruiven: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de wijnstokken

Druiven voor de productie van rozijnen: areaal naar leeftijdsklasse en aanplantingsdichtheid van de wijnstokken

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Wijngaard

Druiven voor de productie van wijn

Areaal en leeftijd

Druivenrassen

Aantal rassen

Code en areaal

 



Bijlage V — Nauwkeurigheidseisen

De basisgegevens (in 2023 en 2026) en de modulegegevens moeten statistisch representatief zijn voor de betrokken populaties van landbouwbedrijven als omschreven in de onderstaande nauwkeurigheidstabel op het niveau van de NUTS 2-regio’s in termen van de grootte en het type van de landbouwbedrijven, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad 5 , Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/220 van de Commissie 6 .

De nauwkeurigheidseisen zijn van toepassing op de kenmerken in de onderstaande tabel.

De gegevens in de kaderuitbreiding in 2020 zijn statistisch representatief voor de betrokken populatie op het niveau van de NUTS 2-regio’s zoals gedefinieerd in de onderstaande tabel.

Bovendien zijn de nauwkeurigheidseisen in de tabel van toepassing op alle NUTS 2-regio’s met ten minste:

5 000 bedrijven in de betrokken populatie voor de modules "boomgaard" en "wijngaard";

10 000 bedrijven in de betrokken populatie voor de kerngegevens, voor alle andere modules en voor de gegevens in de kaderuitbreiding.

Voor NUTS 2-regio’s met minder bedrijven zijn de nauwkeurigheidseisen in de tabel van toepassing op de desbetreffende NUTS 1-regio’s met minstens:

500 bedrijven in de betrokken populatie voor de modules "boomgaard" en "wijngaard";

1 000 bedrijven in de betrokken populatie voor kerngegevens, alle andere modules en de gegevens voor de kaderuitbreiding.

Een nationale precisie van maximaal 5 % relatieve standaardafwijking is vereist voor de kenmerken van de modules "boomgaard" en "wijngaard" waarop geen nauwkeurigheidseis voor eender welke NUTS 2- of NUTS 1-regio van toepassing is.

Een nationale precisie van maximaal 7,5 % relatieve standaardafwijking is vereist voor alle kenmerken van de andere modules waarop geen nauwkeurigheidseis voor eender welke NUTS 2- of NUTS 1-regio van toepassing is.



Beslissingstabel

Betrokken populatie

Kenmerken waarop nauwkeurigheidseisen van toepassing zijn

Prevalentie van elk kenmerk in de betrokken populatie

Relatieve standaardafwijking

Kerngegevens in 2023 en 2026 en

module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden"

Zoals gedefinieerd in artikel 5 voor de kerngegevens en in artikel 7 voor de module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden".

Kenmerken van de grond

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

Oliehoudende zaden

Groen geoogste akkerbouwgewassen

Verse groenten (inclusief meloenen), aardbeien, bloemen en sierplanten (met uitzondering van boomkwekerijgewassen)

Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

Fruit, kleinfruit, noten en citrusvruchten (exclusief druiven en aardbeien)

Druiven

Olijven

7,5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 5 %

Veekenmerken

Melkkoeien

Andere koeien

Andere runderen (runderen jonger dan een jaar, runderen tussen een en twee jaar oud, mannelijke runderen van twee jaar en ouder, vaarzen van twee jaar en ouder)

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg en andere varkens

Schapen en geiten

Pluimvee

7,5 % of meer van het aantal dieren in de regio en 5 % of meer van het kenmerk in het land

< 5 %

Kerngegevens voor kaderuitbreiding in 2020

Als gedefinieerd in artikel 6

Kenmerken van de grond

Bouwland

Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

Meerjarige teelten

7,5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %

Veekenmerken:

Totaal aantal dieren

5 % of meer van het kenmerk in het land

< 7,5 %

Module "plattelandsontwikkeling" en

module "machines, werktuigen en installaties"

Als gedefinieerd in artikel 7

Kenmerken van de grond zoals voor de module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden"

7,5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %

Veekenmerken zoals voor de module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden"

7,5 % of meer van het aantal dieren in de regio en 5 % of meer van het kenmerk in het land

< 7,5 %

Module "huisvesting van dieren en mestbeheer"

De subreeks van de bedrijvenpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 7 met ten minste een van de volgende: runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee

Veekenmerken zoals voor de module "arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden"

7,5 % of meer van het aantal dieren in de regio en 5 % of meer van het kenmerk in het land

< 7,5 %

Module "irrigatie"

De subreeks van de bedrijvenpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 7 met irrigeerbaar areaal

Kenmerken van de grond

Totaal irrigeerbaar areaal

7,5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %

Module "bodembeheermethoden"

De subreeks van de bedrijvenpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 7 met bouwland

Kenmerken van de grond

Bouwland

7,5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %



Module "boomgaard"

De subreeks van de bedrijvenpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 7 met eender welke van de boomgaardkenmerken die voldoen aan de in artikel 7, lid 5, vastgestelde drempelwaarde.

Kenmerken van de boomgaard

De kenmerken van de boomgaard waaronder appels, peren, abrikozen, perziken, nectarines, sinaasappelen, kleine citrusvruchten, citroenen, olijven, tafeldruiven, druiven voor krenten die voldoen aan de in artikel 7, lid 5, vastgestelde drempelwaarde

5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %

Module "wijngaard"

De subreeks van de bedrijvenpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 7 met wijndruiven

Kenmerken van de wijngaard

Druiven voor de productie van wijn 

5 % of meer van de oppervlakte cultuurgrond in de regio

< 7,5 %

(1) Voor de posten gelden de in de lijst opgenomen drempels.
(2) L - Niet-bergachtig gebied met aanzienlijke natuurlijke beperkingen; M - Achtergebleven berggebied; O - Ander gebied met specifieke beperkingen; N - Normaal gebied (geen achtergebleven gebied). Deze classificatie kan in de toekomst worden aangepast in het licht van ontwikkelingen van het GLB.
(3) Arbeidsjaareenheid (AJE), percentageklasse 2: (> 0-< 25), (≥ 25-< 50), (≥ 50-< 75), (≥ 75-< 100), (100)
(4) Percentageklassen: (≥ 0-≤ 10), (> 10-≤ 50), (> 50-< 100)
(5) Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie van 3 februari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 46 van 19.2.2015, blz. 1).