Brussel, 12.10.2016

COM(2016) 590 final

2016/0288(COD)

NOTE
This language version reflects the corrections done to the original EN version transmitted under COM(2016) 590 final of 14.9.2016 and retransmitted (with corrections) under COM(2016) 590 final/2 of 12.10.2016

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 303 final/2}
{SWD(2016) 304 final}
{SWD(2016) 305 final}
{SWD(2016) 313 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Sinds de laatste herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie in 2009 heeft in de sector een aanzienlijke ontwikkeling plaatsgevonden en is de rol van de sector als cruciaal element voor de online-economie belangrijker geworden. De marktstructuren hebben zich ontwikkeld, waarbij de monopolistische marktmacht steeds meer aan banden wordt gelegd, en tegelijkertijd is connectiviteit een alomtegenwoordig kenmerk van het economische leven geworden. De consumenten en het bedrijfsleven worden steeds afhankelijker van gegevens- en internettoegangsdiensten en maken steeds minder gebruik van telefoondiensten en andere traditionele communicatiediensten. Door deze ontwikkeling gaan voorheen onbekende soorten marktspelers de concurrentie aan met traditionele telecomexploitanten (dat wil zeggen de zogeheten over-the-top-spelers of “OTT’s”: deze dienstverleners bieden via internet een groot aantal uiteenlopende toepassingen en diensten aan, met inbegrip van communicatiediensten). Tegelijkertijd is de vraag naar hoogwaardige vaste en draadloze connectiviteit toegenomen door het stijgende aantal en de populariteit van online-inhoudsdiensten, zoals cloudcomputing, het internet van de dingen, machine-to-machine-communicatie (“M2M”) enz. Ook wat betreft elektronische communicatienetwerken heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden. De voornaamste wijzigingen zijn onder meer: i) de overgang naar een volledige IP-omgeving, ii) de mogelijkheden die ter beschikking staan dankzij nieuwe en verbeterde onderliggende netwerkinfrastructuur waarmee de praktisch onbeperkte transmissiecapaciteit van glasvezelnetwerken wordt ondersteund, iii) de convergentie van vaste en mobiele netwerken in de richting van een naadloos dienstenaanbod voor de eindgebruiker, ongeacht de locatie of het toestel dat wordt gebruikt en iv) de ontwikkeling van innovatieve benaderingen betreffende technisch netwerkbeheer, met name softwaregedefinieerde netwerken (“Software Defined Networks”) en netwerkfunctievirtualisering (“Network Function Virtualisation”, “NFV”). Deze wijzigingen gebruiksgerelateerde en operationele wijzigingen zorgen voor nieuwe uitdagingen in het kader van de huidige voorschriften, die op de middellange en lange termijn naar verwachting ernstiger zullen worden; daarom moet hiermee bij een herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie rekening worden gehouden.

Deze herziening dient in het licht van de strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa 1 te worden beschouwd. In de strategie voor een digitale eengemaakte markt wordt het belang onderkend van de paradigmaverschuivingen waarmee de digitale sector wordt geconfronteerd en wordt ernaar gestreefd dat personen en bedrijven in staat zijn om op basis van eerlijke concurrentie vlot onlineactiviteiten uit te oefenen en daar toegang toe te krijgen. Bovendien houdt de strategie in dat de Commissie “in 2016 met voorstellen [zal] komen voor een ambitieuze revisie van het regelgevingskader [....], waarbij het accent zal liggen op i) een consistent op een eengemaakte markt gerichte aanpak van spectrumbeleid en beheer, ii) het scheppen van de voorwaarden voor een werkelijk eengemaakte markt door versnippering van de regelgeving te bestrijden, zodat efficiënte netwerkexploitanten schaalvoordelen kunnen behalen en consumenten goed worden beschermd, iii) gelijke voorwaarden voor marktactoren en consequente toepassing van de regels, iv) stimulering van investeringen in snelle breedbandnetwerken (met onder meer een herziening van de universeledienstrichtlijn) en v) een doeltreffender institutioneel regelgevingskader”.

In aansluiting op deze toezegging en de vereisten inzake “betere regelgeving” 2 heeft de Commissie een ex post-evaluatie uitgevoerd. Daarbij is de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, coherentie en meerwaarde voor de EU van het regelgevingskader van de Unie beoordeeld, en zijn gebieden aangemerkt die voor vereenvoudiging vatbaar zijn, zonder dat de doelstellingen van het kader worden ondermijnd.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsterrein

Aangezien connectiviteitsdiensten die via elektronische-communicatienetwerken worden geleverd het fundament vormen voor digitale producten en diensten, biedt dit voorstel belangrijke synergie-effecten met de andere initiatieven in het kader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt.

Het voorstel vormt tevens een aanvulling op bestaande sectorspecifieke regelgeving. Met name sluit dit voorstel volledig aan op Richtlijn 2014/61/EU (richtlijn betreffende de verlaging van de kosten voor breedband); samen daarmee voorziet het voorstel in een uitgebreide reeks voorschriften die de uitrol van breedbandinfrastructuur vergemakkelijken. Samen met Verordening (EU) 2015/2120 die onlangs is vastgesteld, waarbij een open internet wordt gewaarborgd en roamingtoeslagen worden afgeschaft, zorgt het onderhavige voorstel voor bescherming van de eindgebruiker op hoog niveau met betrekking tot andere gebieden waarop sectorspecifieke voorschriften noodzakelijk zijn. De voorgestelde voorschriften inzake spectrumbeheer bouwen voort op huidige instrumenten op dit gebied, met name de Radiospectrumbeschikking (Beschikking nr. 676/2002/EG), het besluit betreffende de Beleidsgroep Radiospectrum (Besluit 2002/622/EG) en Besluit nr. 243/2012/EU tot vaststelling van een meerjarenprogramma voor het radiospectrumbeleid. Bovendien effent het voorstel de weg voor de in het kader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt aangekondigde herziening van Richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Met dit voorstel worden problemen op regelgevingsgebied aangepakt die het gevolg zijn van de specifieke kenmerken van de sector elektronische communicatie als netwerksector; het bouwt tevens voort op de EU-wetgeving op verschillende gebieden en vult deze wetgeving aan. Wat betreft marktregulering liggen aan het voorstel, evenals aan het bestaande regelgevingskader, de beginselen van het EU-mededingingsrecht ten grondslag. Bovendien omvat het voorstel maatregelen, zoals het in kaart brengen van de toepassing van netwerken, die ook nuttige informatie met het oog op staatssteun opleveren, waardoor de samenhang van de twee beleidsterreinen wordt versterkt.

Wat betreft de bescherming van de eindgebruiker vormen de voorgestelde voorschriften een aanvulling op de horizontale wetgeving inzake consumentenbescherming, doordat enerzijds de specifieke kenmerken van de sector aan bod komen en anderzijds de huidige sectorspecifieke voorschriften worden gestroomlijnd op gebieden waarop de reeds genoemde wetgeving sinds de laatste herziening in 2009 een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zodoende wordt met het voorstel voorkomen dat overlapping plaatsvindt op gebieden waarop uitsluitend met horizontale voorschriften kan worden gezorgd voor een adequaat beschermingsniveau voor de eindgebruiker.

De fondsen voor het cohesiebeleid alsmede de Europese structuur- en investeringsfondsen zijn belangrijke instrumenten waarmee de connectiviteitskloof in gebieden met marktfalen kan worden gedicht, en deze dienen zodanig te worden toegekend dat de beschikbare middelen optimaal worden benut. Het voorstel draagt bij tot deze doelstelling doordat passende voorwaarden voor particuliere investeringen tot stand worden gebracht, waardoor overheidsmiddelen doelgericht kunnen worden ingezet waar de behoefte het grootst is.

Met het voorstel wordt de huidige complementariteit tussen het beleid inzake elektronische communicatie en het beleid inzake audiovisuele mediadiensten in stand gehouden, doordat nog steeds wordt gewaarborgd dat het kader geen afbreuk doet aan op Unie- of nationaal niveau getroffen maatregelen ter verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in overeenstemming met het EU-recht, in het bijzonder met betrekking tot inhoudsregulering en audiovisueel beleid. Er is wel een onderscheid tussen de regelgeving inzake de transmissie van omroepsignalen en de regelgeving inzake inhoud, maar er kan evenwel rekening worden gehouden met de verbindingen die tussen beide gebieden bestaan, teneinde pluralisme in de media, culturele verscheidenheid en consumentenbescherming te garanderen.

Samenhang met verplichtingen op grond van het internationale recht

Het voorstel is in overeenstemming met bestaande verplichtingen op grond van het internationale recht, met inbegrip van GATS, de bijbehorende bijlage betreffende telecommunicatie en het bijbehorende referentiedocument.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien hiermee wordt gestreefd naar een interne markt voor elektronische communicatie en de goede werking daarvan.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Aangezien het voorstel een herziening van het bestaande kader vormt, is de onderstaande analyse inzake de subsidiariteit op de volgende elementen gericht: de nieuwe doelstelling betreffende alomtegenwoordige en ongehinderde connectiviteit, de harmonisering van de bevoegdheden van de nationale regelgevende instanties (“NRI’s”), de harmonisering van spectrumgerelateerde zaken en herziene voorschriften inzake diensten.

Alomtegenwoordige en ongehinderde connectiviteit

Zonder alomtegenwoordige connectiviteit met een zeer hoge capaciteit kan op de eengemaakte markt een significant gedeelte van het menselijk kapitaal niet worden benut. Dit vormt een belemmering voor de territoriale samenhang en voor de capaciteit van ondernemingen om efficiënt te produceren en om innovatieve en concurrerende diensten te leveren. Connectiviteit kan een essentiële sociaal-economische rol spelen bij het voorkomen van isolatie en ontvolking alsmede bij het vormen van verbindingen tussen de perifere en centrale regio's van de EU. De situatie van de lidstaten wat betreft connectiviteit loopt aanzienlijk uiteen. Er zijn zeer grote discrepanties die niet alleen kunnen worden verklaard door verschillen wat betreft het landschap, de bevolking, het bbp of de koopkracht, maar die het resultaat zijn van verschillende beleidskeuzes die in het verleden zijn gemaakt of die nu worden gemaakt. Als er geen EU-actie wordt ondernomen om alomtegenwoordige en ongehinderde connectiviteit als afzonderlijke doelstelling van het kader tot stand te brengen, zouden deze uiteenlopende negatieve effecten op de eengemaakte markt en op de belangen van de consument aanhouden. 

Harmonisering van de bevoegdheden van de NRI’s

De institutionele structuur biedt de nationale regelgevende instanties en de lidstaten een grote mate van flexibiliteit, waardoor de regelgeving op maat kan worden gemaakt met het oog op specifieke nationale of lokale omstandigheden. Dit systeem vertoont echter uitermate zwakke punten op gebieden waar consistentie essentieel of meer in het gemeenschappelijk Europees belang is. Sommige regelgevingsgebieden vergen een meer gecoördineerde of geharmoniseerde benadering op EU-niveau. Dit kan worden verwezenlijkt door te zorgen voor harmonisering van de taken van de NRI’s, die dan deelnemen aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (“Berec”) in hun hoedanigheid van de zuilen van de institutionele structuur. De harmonisering van de taken van de NRI’s mag er niet toe leiden dat hun politieke onafhankelijkheid wordt verminderd, maar moet ervoor zorgen dat de bescherming tegen instructies wordt uitgebreid tot alle nieuwe bevoegdheidsgebieden.

Harmonisering van spectrumgerelateerde zaken

Spectrum is, net als hulpbronnen zoals nummers en tot op zekere hoogte grond, een schaarse hulpbron die toebehoort aan de lidstaten, en bij het beheer en de toewijzing ervan moet rekening worden gehouden met nationale specifieke kenmerken en behoeften. Tegelijkertijd is er behoefte aan meer convergente en consistente EU-regelgeving inzake markttoegang, teneinde belemmeringen weg te werken die het gevolg zijn van ten onrechte uiteenlopende voorwaarden betreffende de toewijzing van individuele gebruiksrechten voor spectrum, nummers of grond. Consistente voorschriften op EU-niveau zijn noodzakelijk om i) exploitanten de mogelijkheid te bieden hun diensten naar andere lidstaten uit te breiden, ii) wat betreft de marktomvang een zodanig effect teweeg te brengen dat de lidstaten die in de EU koploper zijn ervan kunnen profiteren, iii) de EU-burgers en -bedrijven tijdig toegang te geven tot hoogwaardige draadloze capaciteit en diensten, zodat zij kunnen profiteren van de digitale omgeving alsmede innovatieve diensten en toepassingen, en in staat zijn in commercieel opzicht te zorgen voor de ontwikkeling en het fundament van de voordelen van de digitale economie die zich permanent in de richting van een "mobiele" economie begeeft, waarbij spectrumbeleid een belangrijke rol speelt, iv) de landen die achterlopen de mogelijkheid te bieden hun achterstand weg te werken en aan de digitale eengemaakte markt deel te nemen, waardoor de lidstaten die verder zijn gevorderd de uitwisselingen van burgers en op commercieel vlak binnen hun grenzen kunnen versterken en v) alle spectrumgebruikers in de hele Unie op coherente wijze te behandelen. Tot slot moeten fabrikanten en aanbieders van communicatiediensten op afdoende schaal te werk kunnen gaan om ervoor te zorgen dat de EU op wereldniveau het voortouw neemt op het gebied van geavanceerde diensten, zoals 5G. Daarvoor is niet alleen technische harmonisering nodig, maar met name een interne markt die zich in ruime zin op overeenkomstige wijze ontwikkelt, waardoor diensten en toestellen kunnen profiteren van stabiele en geharmoniseerde voorschriften.

Diensten

Wat betreft diensten zorgt de mededinging tussen lokale aanbieders van elektronische-communicatiediensten die netwerktoegang bundelen met diensten en wereldwijde aanbieders van “over the top”-diensten ten opzichte van netwerken ervoor dat het recht van de EU om actie te ondernemen teneinde een gelijk speelveld te waarborgen, wordt bekrachtigd. Actie op EU-niveau is ook noodzakelijk met het oog op het terugdringen van de versnippering van de voorschriften ter bescherming van de eindgebruiker, waardoor de administratieve kosten voor aanbieders van grensoverschrijdende diensten toenemen en de ontwikkeling van innovatieve diensten wordt belemmerd, en een ongelijk en suboptimaal niveau van consumentenbescherming in de Unie ontstaat.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen. Het voorstel omvat doelgerichte aanpassingen aan het huidige kader waarmee wordt gereageerd op veranderingen op het vlak van de markt en de technologie en met name op de noodzaak om op EU-niveau tegemoet te komen aan de behoefte aan beschikbaarheid een brede benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit als basis voor een volledig werkende digitale eengemaakte markt.

Met betrekking tot toegangsregulering blijven de nationale regelgevende instanties ervoor bevoegd te waarborgen dat marktfalen wordt aangepakt door middel van passende corrigerende maatregelen en dat de regulering bijdraagt tot gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen. Met de voorgestelde voorschriften beschikken de regelgevende instanties over aanvullende instrumenten waarmee op de huidige uitdaging met betrekking tot connectiviteit kan worden gereageerd, maar de manier waarop deze worden gebruikt, hangt af van nationale omstandigheden die door de nationale regelgevende instanties moeten worden beoordeeld. De doelgerichte versterking van het regelgevingstoezicht, voornamelijk via een bredere rol van Berec, wordt gerechtvaardigd doordat is gebleken dat de tenuitvoerlegging van de regelgeving niet coherent is, hetgeen doorslaggevend is voor de bevordering van de interne markt.

Spectrum is een gedeelde bevoegdheid van de Commissie en de lidstaten. De voorgestelde voorschriften bieden een algeheel kader voor samenhangend spectrumbeheer in de hele EU, waarbij de lidstaten over de nodige discretionaire bevoegdheid beschikken om de voorschriften overeenkomstig de nationale omstandigheden ten uitvoer te leggen en toe te passen. Door de belangrijke grensoverschrijdende implicaties van spectrumbeheer en de bredere impact ervan op de connectiviteit op de interne markt, zijn bepaalde coördinatieprocedures op EU-niveau noodzakelijk.

De voorschriften inzake de bescherming van eindgebruikers omvatten volledige harmonisering met doelgerichte uitzonderingen (bijv. wat betreft de maximale looptijd van contracten), maar de harmonisering heeft alleen betrekking op de gebieden die onder het voorstel vallen.

Voorts beschikken de lidstaten dankzij de keuze voor de juridische vorm van een richtlijn over een bepaalde discretionaire bevoegdheid om de tenuitvoerlegging aan te passen aan hun nationaal recht.

Keuze van het instrument

Het voorstel voor een Europees wetboek voor elektronische communicatie bestaat uit een horizontale herschikking 3 van vier bestaande richtlijnen (de kaderrichtlijn, de machtigingsrichtlijn, de toegangsrichtlijn en de universeledienstrichtlijn) die in één richtlijn zijn samengevoegd. Elk van deze richtlijnen omvat maatregelen die van toepassing zijn op elektronische-communicatienetwerken en op aanbieders van elektronische-communicatiediensten. Deze herziening biedt de mogelijkheid tot vereenvoudiging van de huidige structuur teneinde de samenhang en toegankelijkheid ervan in overeenstemming met de doelstelling van gezonde regelgeving te versterken. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om de structuur aan te passen aan de nieuwe marktomstandigheden die betekenen dat de verstrekking van communicatiediensten niet meer per se gebundeld met de verstrekking van een netwerk plaatsvindt.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

In het algemeen wordt in de werkdocumenten van de diensten van de Commissie bij het voorstel, waarin de gezondheidstoestand van de huidige voorschriften wordt beoordeeld, geconcludeerd dat met het regelgevingskader voor elektronische communicatie in grote lijnen de algemene doelstelling van waarborging van een concurrerende sector met significante voordelen voor de eindgebruiker is verwezenlijkt. De voornaamste specifieke doelstellingen van het regelgevingskader (bevorderen van de concurrentie, ontwikkeling van de interne markt en bevordering van de belangen van de eindgebruiker) blijven weliswaar relevant, maar een herziening ervan lijkt noodzakelijk om tegemoet te komen aan de toenemende behoefte aan meer connectiviteit op de digitale eengemaakte markt en om de bepalingen te stroomlijnen, rekening houdend met de ontwikkelingen op het vlak van de markt en de technologie.

Meer bepaald kunnen de bevindingen wat betreft de specifieke evaluatiecriteria als volgt worden samengevat:

Relevantie – In algemene zin is uit de evaluatie gebleken dat de specifieke doelstellingen van het kader (bevordering van de concurrentie, totstandbrenging van de eengemaakte markt en bescherming van de belangen van de consument) nog steeds van belang zijn, waarbij de relevantie van de doelstelling inzake de eengemaakte markt is toegenomen. Doeltreffende en duurzame concurrentie zet aan tot efficiënte investeringen en bevordert de ontwikkeling van de interne markt. Uiteindelijk is dit gunstig voor de belangen van de eindgebruiker doordat innovatie wordt gestimuleerd en maximaal voordeel op het vlak van keuze, prijs en kwaliteit wordt behaald.

Tegelijkertijd is gebleken dat connectiviteit de onderliggende stimulans voor de digitale maatschappij en economie is, waarbij het fundament wordt gevormd door technologische veranderingen alsmede consumenten- en marktbehoeften die zich ontwikkelen; connectiviteit is van doorslaggevend belang in het kader van de politieke verbintenissen van de Commissie-Juncker betreffende de totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt. Daarom moet worden overwogen de huidige beleidsdoelstellingen en het regelgevingsinstrumentarium aan te passen, waardoor de toepassing van infrastructuur en de wijdverbreide benutting van de bijbehorende connectiviteitsdiensten overeenkomstig de toekomstige behoeften verder worden ondersteund.

De meeste regelgevingsgebieden zijn nog net zo relevant als in 2009, of zelfs nog relevanter, in het bijzonder het spectrumbeheer, gezien de rol van spectrum als essentiële, maar schaarse input voor de toepassing van mobiele en vaste draadloze netwerken van de huidige en de volgende generatie, evenals toegangsregulering als middel om de aanhoudende belemmeringen voor toegang tot de netwerken aan te pakken. Enerzijds wordt bijvoorbeeld de relevantie van bepaalde specifieke elementen van de voorschriften voor universele dienstverlening als gevolg van marktontwikkelingen ter discussie gesteld, terwijl anderzijds het concept van een vangnet dat ervoor zorgt dat alle burgers deel uitmaken van een volledig ontwikkelde digitale samenleving van steeds groter belang wordt op een digitale eengemaakte markt. Evenzeer moeten specifieke bepalingen in verband met de doelstelling betreffende de bescherming van de eindgebruiker gezien de veranderingen op het vlak van de technologie, de markt of de wetgeving wellicht worden aangepast, maar de basisbehoeften betreffende de bescherming van de eindgebruiker waarop de bepalingen betrekking hebben, blijven relevant en de desbetreffende specifieke doelstellingen blijven centraal staan.

Doeltreffendheid – Het wordt alom erkend dat met het regelgevingskader op doeltreffende wijze een over het geheel concurrerende sector tot stand is gebracht. Dit heeft op zijn beurt geleid tot significante voordelen voor de eindgebruiker, zoals de ruime beschikbaarheid van (basis)breedband, een significante daling van de prijzen en een ruimere keuze.

In het bijzonder hebben de regelgeving inzake toegang en spectrum, maar ook de bepalingen inzake markttoegang, bijgedragen tot scherpere concurrentie. Toegangsregulering heeft de concurrentie echter meer op dienstenniveau dan op netwerkniveau bevorderd, en er is weliswaar meer geïnvesteerd in netwerken met een zeer hoge capaciteit, maar het tempo van deze investeringen komt niet in alle lidstaten overeen met de doelen die zijn vastgesteld in de openbare beleidsagenda's en die aansluiten bij de behoeften van de toekomst. Van groot belang is verder dat de vrijgave van een aanzienlijke hoeveelheid spectrum voor draadloze breedband weliswaar een opmerkelijke verwezenlijking is, maar de vooruitgang op het gebied van spectrumbeheer niet voldeed aan de verwachtingen van de laatste beoordeling, waardoor de uitrol en benutting van 4G-netwerken vertraging heeft opgelopen en versnippering plaatsvindt.

De inspanningen om de doelstelling van een eengemaakte markt te verwezenlijken, hebben tamelijk bescheiden resultaten opgeleverd. Consistentie op regelgevingsgebied is slechts in beperkte mate tot stand gebracht, hetgeen nadelig is voor de activiteiten van grensoverschrijdende aanbieders en voor de voorspelbaarheid waaraan alle exploitanten en hun investeerders behoefte hebben. Op grond van het huidige kader worden slechts enkele bevoegdheden van de voor marktregulering ex ante verantwoordelijke nationale regelgevende instanties geharmoniseerd en mogen de lidstaten taken toewijzen aan andere instanties die niet aan dezelfde vereisten inzake onafhankelijkheid voldoen. Het resultaat daarvan is een lappendeken, aangezien de 28 nationale regelgevende instanties die lid van Berec zijn behalve de marktregulering ex ante geen enkele andere gemeenschappelijke bevoegdheid hebben.

Bovendien hebben de instrumenten op het vlak van samenwerking en consistentie geleid tot een situatie waarin de beste oplossingen op regelgevingsgebied niet altijd worden toegepast, hetgeen de resultaten voor de eindgebruiker nadelig heeft beïnvloed. In het kader van de huidige governancestructuur uitgevoerde controles betreffende consistentie op EU-niveau dragen bij tot de voorspelbaarheid van de toegangsregulering in de hele EU; wat betreft corrigerende ontwerpmaatregelen is de invloed ervan echter zeer beperkt. Ook het gebrek aan consistentie bij het spectrumbeheer en het ontbreken van een institutionele structuur voor de coördinatie van spectrumtoewijzingen hebben voor de eindgebruiker negatieve gevolgen gehad, zoals de vertraagde toepassing van 4G in het grootste deel van de EU.

Dankzij het kader zijn er aanzienlijke resultaten behaald wat betreft de bescherming van de eindgebruiker en het zorgen voor een vangnet (universele dienstverlening), hoewel met betrekking tot de tevredenheid van de consument slechts betrekkelijk langzaam vooruitgang wordt geboekt. Het is ook duidelijk dat niet alle sectorspecifieke bepalingen inzake de bescherming van de eindgebruiker nog adequaat zijn, gezien de ontwikkelingen op het vlak van de technologie, de markt en de wetgeving in bredere zijn.

Efficiëntie – Een precieze berekening van de kosten was weliswaar niet mogelijk, maar uit de evaluatie is wel gebleken dat de voordelen van het kader (voor de meeste exploitanten, de eindgebruikers en de maatschappij als geheel) ruimschoots opwegen tegen de kosten die het gevolg zijn van de tenuitvoerlegging ervan. Hoewel een bepaalde mate van complexiteit wellicht noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de maatregelen goed zijn uitgebalanceerd (bijv. passende toegangsregulering), is vastgesteld dat de administratieve last op bepaalde gebieden kan worden teruggebracht zonder afbreuk te doen aan de doeltreffendheid van de bepalingen, die in sommige gevallen zelfs wordt verhoogd. Voorbeeld daarvan zijn langere cycli voor marktregulering ex ante, vereenvoudigde procedures voor het opleggen van corrigerende maatregelen op de afgiftemarkten en stroomlijnen van bepaalde overlappende bepalingen inzake consumentenbescherming.

Toegevoegde waarde van de EU – Het regelgevingskader is van doorslaggevend belang geweest voor de totstandbrenging van concurrentie op de eengemaakte markt die tot op zekere hoogte op nationaal niveau niet mogelijk of waarschijnlijk was geweest. Er is voor gezorgd dat de nationale regelgevingspraktijken in de sector op elkaar aansluiten doordat werkwijzen op basis van beste praktijken in de hele Europese Unie zijn gestimuleerd, hetgeen op specifieke regelgevingsgebieden in meer of mindere mate is gelukt. EU-actie heeft ook bijdragen tot een uitgebreidere, zo niet homogene, bescherming van de eindgebruiker die anders niet het geval zou zijn.

Samenhang – In het algemeen hebben de verschillende instrumenten waaruit het regelgevingskader voor elektronische communicatie bestaat, elkaar versterkt bij de verwezenlijking van de respectievelijke doelstellingen. Aan twee kwesties dient bij het herzieningsproces echter in het bijzonder aandacht te worden besteed: de samenhang tussen i) regelgeving die is gericht op het stimuleren van de concurrerende uitrol van netwerken en ii) de EU-voorschriften inzake financiering en staatssteun in de sector, alsmede de eventuele overlappingen tussen bepaalde sectorspecifieke bepalingen en horizontale wetgeving met betrekking tot de belangen van de consument.

Raadplegingen van belanghebbenden

Op 11 september 2015 is een speciale openbare raadpleging met een looptijd van twaalf weken van start gegaan, waarbij input voor het evaluatieproces is verzameld teneinde de huidige voorschriften te beoordelen en informatie in te winnen over standpunten betreffende mogelijke aanpassingen van het kader naar aanleiding van ontwikkelingen van de markt en de technologie. De raadpleging omvatte een algemene evaluatie van het huidige kader en een meer gedetailleerde evaluatie en beoordeling van de specifieke elementen van het kader: i) regulering van netwerktoegang, ii) spectrumbeheer en draadloze connectiviteit, iii) sectorspecifieke regelgeving voor elektronische-communicatiediensten, iv) voorschriften inzake universele dienstverlening en v) institutionele structuur en governance.

De raadpleging was zowel breed als gedetailleerd en de uitgebreide reacties erop waren afkomstig van consumenten, aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten, nationale en EU-organisaties van exploitanten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, omroeporganisaties, technologie-aanbieders, internetaanbieders en aanbieders van onlinediensten, ondernemingen die afhankelijk zijn van connectiviteit en spelers uit de digitale economie in bredere zin, nationale autoriteiten op alle niveaus, nationale regelgevende instanties en andere geïnteresseerde partijen. Er kwam input van belanghebbenden bij de beleidsvoering, van zowel diegenen die het beleid moeten implementeren als diegenen die een uitgesproken belang hebben bij het beleid. De onlineraadpleging leverde in totaal 244 antwoorden op van belanghebbenden uit alle lidstaten en landen buiten de Unie. De raadpleging werd aangevuld met een openbare hoorzitting die op 11 november 2015, halverwege de looptijd, plaatsvond.

Naast de openbare raadpleging heeft Berec zelf bijgedragen tot de evaluatie en de herziening met een advies dat in december 2015 werd gepubliceerd 4 . Daarnaast heeft de Beleidsgroep Radiospectrum een advies betreffende de digitale eengemaakte markt en de herziening van het kader uitgebracht 5 .

De volgende trends zijn in het raadplegingsproces naar voren gekomen.

• Alom wordt erkend dat connectiviteit de onderliggende stimulans voor de digitale maatschappij en economie is, waarbij het fundament wordt gevormd door technologische veranderingen alsmede consumenten- en marktbehoeften die zich ontwikkelen.

• Goede connectiviteit wordt beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de digitale interne markt. Veel respondenten wezen op de noodzaak van beleidsmaatregelen en eventuele aanpassingen van de huidige beleids- en regelgevende instrumenten om de infrastructuuruitrol overeenkomstig de toekomstige behoeften te ondersteunen.

• Een aantal respondenten gaf aan dat het huidige regelgevingskader niet afdoende bijdraagt tot de totstandbrenging van de interne markt. Er is een algemene perceptie dat het regelgevingskader moet worden aangepast aan de huidige marktdynamiek. Toch erkenden veel respondenten dat de liberalisering van de telecommarkt resultaten heeft opgeleverd, met name wat betreft voordelen voor de eindgebruiker en concurrentie op de meeste nationale markten.

• Met betrekking tot spectrum erkenden respondenten het belang van draadloze connectiviteit en draadloze breedband. De bedrijfssector, die voorstander is van een meer gecoördineerde aanpak, verlangt in het algemeen meer zekerheid voor investeringen en mogelijkheden om nieuwe draadloze en mobiele communicatie, met inbegrip van 5G, te ontwikkelen in de gehele Unie. Flexibelere toegang tot en gebruik van spectrum werd aangemerkt als steeds belangrijker.

• De autoriteiten van de lidstaten wijzen in het algemeen op de resultaten die op het gebied van technische harmonisering zijn behaald en geven aan dat aanvullende coördinatie bottom-up en op vrijwillige basis moet plaatsvinden; sommige autoriteiten vinden dat harmonisering en flexibiliteit meer in evenwicht moeten worden gebracht. Het belang van flexibelere toegang tot en gebruik van spectrum in de toekomst wordt alom erkend.

• De overheden van verschillende lidstaten achten het noodzakelijk dat de telecomvoorschriften worden geactualiseerd en voeren daarvoor verschillende redenen aan, variërend van de noodzaak om investeringen in infrastructuur van de volgende generatie te bevorderen tot de noodzaak om te reageren op veranderingen van de technologie en de markt. Bovendien is er behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging van die voorschriften.

• De traditionele telecombedrijven zijn van mening dat economische baten op de korte termijn de voorkeur hebben gekregen op langetermijninvesteringen en innovatie, maar alternatieve exploitanten, Berec en consumentenorganisaties vinden dat de huidige doelstellingen van het kader grotendeels zijn verwezenlijkt.

• De telecomgebruikers zijn in het algemeen voorstander van de huidige toegangsregulering, maar sommigen zijn van mening dat de nadruk meer op concurrentie betreffende diensten en minder op de onderliggende infrastructuur en het delen van infrastructuur moet worden gelegd.

• De overgrote meerderheid van de respondenten is van mening dat de herziening moet worden aangegrepen om de regeling inzake universele dienstverlening volledig te heroverwegen. De overheden van de lidstaten vinden het noodzakelijk om de universele dienstverlening te handhaven, met flexibiliteit op lidstaatniveau wat betreft de financiering en toepassing van breedband. Berec vindt dat alle instrumenten inzake de verplichting tot universele dienstverlening moeten worden gehandhaafd.

• De overheden van verschillende lidstaten, de reguleringsgemeenschap en consumentenorganisaties vinden sectorspecifieke bescherming van de eindgebruiker op basis van minimale harmonisering op hoog niveau nog steeds noodzakelijk, maar de telecomsector wil dat er meer wordt vertrouwd op horizontale wetgeving en volledige harmonisering, met name voor diensten. De telecomsector in het algemeen en sommige overheden zijn van mening dat dezelfde voorschriften van toepassing moeten zijn op soortgelijke diensten, terwijl andere overheden, de zogeheten “over-the-top”-spelers, verkopers van software en apparatuur, kabelexploitanten en sommige omroeporganisaties vinden dat het momenteel gehanteerde concept van elektronische-communicatiediensten robuust is gebleken.

• Hoewel de blijvende rol van nationale regelgevende instanties en instanties voor spectrumbeheer algemeen wordt erkend, wijst een groot deel van de respondenten erop dat de institutionele structuur op EU-niveau moet worden herzien om de rechtszekerheid en de verantwoordingsplicht te verbeteren.

Als onderdeel van het evaluatieproces heeft de Commissie ook opdracht gegeven voor een aantal studies. Tot deze studies behoorden publieke workshops waarbij belanghebbenden opmerkingen konden maken en feedback konden geven betreffende de lopende evaluatiewerkzaamheden:

op 6 april 2016 werd een publieke workshop gehouden om de voorlopige bevindingen te valideren van de studie SMART 2015/002 door WIK, IDATE en Deloitte over regelingen, met name inzake toegang, voor modellen van netwerkinvesteringen in Europa; en

op 2 mei 2016 vond een publieke workshop plaats om de voorlopige bevindingen te valideren van de studie SMART 2015/003 door WIK, CRIDS en Cullen over inhoudelijke kwesties voor de herziening op het gebied van markttoegang, beheer van schaarse middelen en algemene eindgebruikerkwesties.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft gebruikgemaakt van het volgende advies van externe deskundigen:

beleidsaanbevelingen van andere EU-instellingen, met name het Europees Parlement 6 en de Europese Raad 7 ;

drie specifieke onderzoeken:

“Support for the preparation of the impact assessment accompanying the review of the regulatory framework for e-communications” (SMART 2015/0005);

“Regulatory, in particular access, regimes for network investment models in Europe” (SMART 2015/0002);

“Substantive issues for review in the areas of market entry, management of scarce resources and general consumer issues” (SMART 2015/0003).

Voorts hebben een aantal andere studies input geleverd aan het herzieningsproces. Deze studies zijn opgesomd in punt 6.1.4 van de effectbeoordeling.

Een groep deskundigen op hoog niveau als onderdeel van studie SMART 2015/0005 8 .

Effectbeoordeling

De samenvatting van de effectbeoordeling en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/ia_carried_out/cia_2016_en.htm .

Verschillende opties die in de effectbeoordeling zijn omschreven, zijn onderzocht, en de volgende opties zijn daarbij naar voren gekomen:

Toegangsregulering

Toegangsnetwerken van de volgende generatie en regulering richten op hoogwaardige connectiviteit

Deze optie houdt in dat de voornaamste beginselen van het kader van kracht blijven, maar dat significante aanpassingen noodzakelijk zijn om gevestigde exploitanten en concurrenten zodanig te prikkelen dat zij economisch levensvatbare investeringen of mede-investeringen doen in toekomstige netwerken die in principe geschikt zijn om alle burgers en bedrijven in Europa te voorzien van connectiviteit met een zeer hoge capaciteit.

Spectrum

Bindende en afdwingbare voorschriften voor het versterken van de coördinatie van het spectrumbeheer in de EU, waarbij meer aandacht wordt besteed aan de aanpassing van de spectrumvoorschriften aan de toekomstige uitdagingen betreffende 5G

Het doel is aanpassing van het kader aan de ontwikkelingen op het vlak van alomtegenwoordige connectiviteit en de uitrol van 5G, en zorgen voor meer consistentie met betrekking tot maatregelen van de lidstaten, en met name tot maatregelen die van invloed zijn op concurrerende marktomstandigheden en economische regulering. Hiertoe wordt het kader in belangrijke mate aangepast, worden wettelijk afdwingbare instrumenten ingevoerd en wordt een peer-reviewmechanisme toegepast waarmee Berec, de Commissie en de nationale regelgevende instanties een beoordeling kunnen uitvoeren van elementen van de geplande nationale toewijzingsprocedures van de afzonderlijke lidstaten die meer impact op marktontwikkelingen en ontwikkelingen betreffende het bedrijfsleven hebben. Daarnaast wordt bij deze optie de nadruk meer gelegd op het investeringsklimaat met betrekking tot dichte 5G-netwerken.

Universele dienstverlening

Incrementele aanpassing aan tendensen met de nadruk op de betaalbaarheid van spraakcommunicatie en breedband

Met deze optie wordt de nadruk in het kader van de EU-verplichting inzake universele dienstverlening gelegd op het aspect betaalbaarheid, met inbegrip van de levering van betaalbare spraakcommunicatie en basisbreedband in de EU binnen de desbetreffende werkingssfeer, alsmede het recht van consumenten om een overeenkomst te sluiten met het oog op speciale universele tarieven. Op EU-niveau zou breedband worden gedefinieerd op basis van een functionele internettoegangsverbinding die voorziet in een minimumreeks onlinediensten waarmee de maatschappelijke participatie van de eindgebruiker mogelijk wordt gemaakt, waarvoor de lidstaten op nationaal niveau verdere specificaties vaststellen. De betaalbaarheid van deze op een vaste locatie verzorgde diensten dient te worden gewaarborgd, met name door middel van rechtstreekse ondersteuning, maar de lidstaten kunnen maatregelen inzake betaalbaarheid betreffende mobiele diensten voor de meest kwetsbare eindgebruikers vaststellen wanneer wordt aangetoond dat deze betaalbaarheid niet is gewaarborgd. De beschikbaarheid van dergelijke diensten zal voornamelijk worden bevorderd door middel van andere beleidsinstrumenten (prikkels voor particuliere investeringen, staatssteun, spectrumgerelateerde dekkingsverplichtingen enz.) en kan slechts bij wijze van uitzondering op nationaal niveau worden geïntegreerd, indien dat naar behoren wordt aangetoond. Bij deze optie wordt rekening gehouden met een ruimere groep begunstigden (buiten de telecomsector) van universele breedband en wordt gebruikgemaakt van financiering via de algemene begroting, aangezien deze financiering van universele dienstverlening billijker is en tot minder verstoringen leidt.

Diensten

Internettoegangsdiensten en regelgevingsverplichtingen voor elektronische-communicatiediensten, voornamelijk in verband met het gebruik van nummervoorraden

Deze optie bouwt voort op andere opties. Hierbij wordt voorgesteld om naast de regulering van internettoegangsdiensten een beperkte reeks sectorspecifieke voorschriften toe te passen op persoonlijke communicatiediensten die op traditionele wijze (spraaktelefonie of sms) of via internettoegangsdiensten worden geleverd. In het bijzonder wordt bij deze optie bepaald op welke gebieden nog steeds sectorspecifieke bescherming nodig is vanwege de karakteristieke kenmerken van die gebieden; er wordt voorgesteld de relevante voorschriften gelijk toe te passen op alle aanbieders van diensten die op functioneel niveau gelijkwaardig zijn. In veel gevallen zijn dat internettoegangsdiensten plus persoonlijke communicatiediensten die nummers gebruiken (waarbij “gebruiken” inhoudt dat nummers worden geleverd aan de eigen abonnees van de dienst, of dat een dienst wordt geleverd waarmee communicatie met abonnees van andere aanbieders via dergelijke nummers mogelijk is). Op belangrijke gebieden, zoals beveiliging en de bevoegdheid om interoperabiliteit op te leggen, moeten de relevante voorschriften van toepassing zijn op alle persoonlijke communicatiediensten. Het voorstel houdt in dat wat betreft eindgebruikers zo veel mogelijk tot volledige harmonisering wordt overgegaan, en de huidige benadering met minimale harmonisering niet meer wordt gehanteerd, teneinde de lasten in verband met de naleving te verlichten en verstoring van de marktomstandigheden in alle lidstaten te voorkomen. Om de regeldruk te verlagen wordt voorgesteld om regelgevingsverplichtingen af te schaffen wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn of de algemene wetgeving inzake consumentenbescherming adequate voorzieningen biedt. Een belangrijk voorbeeld is de intrekking van de bevoegdheid van NRI’s om rechtstreeks regulering van de kleinhandelsprijzen op te leggen.

De meeste regelgevende verplichtingen die van toepassing zijn op persoonlijke communicatiediensten zouden verband houden met het gebruik van nummervoorraden, hetgeen in overeenstemming is met de benadering waarvan de regelgevende instanties op zijn laatst vanaf de laatste herziening van het kader melding hebben gemaakt 9 , maar die onder de relevante aanbieders van diensten zeer omstreden is en die in de praktijk niet veel is toegepast. Het bereik van de toegang tot noodhulpdiensten is opnieuw gedefinieerd met gebruikmaking van het concept nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat bepaalde onlinediensten de kwaliteit van dienstverlening bij dergelijke oproepen niet kunnen waarborgen. De voorschriften die van toepassing zouden zijn op nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten hebben onder meer betrekking op de looptijd van overeenkomsten, transparantie, informatie over de kwaliteit van dienstverlening, nummerportabiliteit op initiatief van de ontvangende aanbieder, instrumenten voor de monitoring van het verbruik, instrumenten voor de vergelijking van prijzen en de kwaliteit van dienstverlening of overstapvoorschriften voor bundels teneinde “lock-in”-effecten te voorkomen.

Bovendien is het op bepaalde gebieden uit het oogpunt van belangen van het overheidsbeleid nodig om regelgevingsverplichtingen toe te passen op alle persoonlijke communicatiediensten, dus ook op dergelijke diensten die via internettoegangsdiensten worden geleverd, maar geen nummervoorraden gebruiken.

Doorgifteverplichting en elektronische programmagidsen (EPG’s)

Handhaven van de mogelijkheid voor lidstaten om doorgifte- en EPG-verplichtingen op te leggen

Bij deze optie worden de huidige voorschriften inzake doorgifteverplichting en EPG’s in stand gehouden. Wel wordt bij deze optie verduidelijkt dat de transmissieverplichtingen ook aanvullende gegevens met betrekking tot radio- en tv-kanalen kunnen omvatten, waarmee connected-tv-diensten en EPG’s worden ondersteund.

Nummering

Aanpassing van het EU-kader inzake nummering teneinde concurrentieproblemen op de markt aan te pakken

Bij deze optie wordt het kader aangepast om de lidstaten toe te staan nummers toe te wijzen aan ondernemingen die geen aanbieders van elektronische communicatiediensten of- netwerken zijn. Bij deze optie is extraterritoriaal gebruik van bepaalde nummervoorraden binnen de EU toegestaan, mits passende waarborgen worden toegepast om de eindgebruikers te beschermen in alle lidstaten waarin de nummers worden gebruikt.

Governance

Adviserende rol voor Berec/de Beleidsgroep Radiospectrum rol met bepaalde normatieve bevoegdheden voor Berec en een verbeterd proces voor marktanalyse en spectrumbeheer

Deze optie omvat met name een minimumpakket van geharmoniseerde bevoegdheden voor de NRI’s en de onderlinge afstemming van de taken van de NRI’s en Berec, alsmede de inhoudelijke afstemming van de governancestructuur van Berec op de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen.

Daarnaast zal Berec een aantal extra taken krijgen, zoals de bevoegdheid tot het vaststellen van bindende besluiten inzake de afbakening van transnationale markten en inzake een model van summier contract, bijna-bindende bevoegdheden met betrekking tot de internemarktprocedures voor nationale ontwerpmaatregelen inzake marktregulering (het „double-lock” -systeem, zie hieronder) en de invoering van een enkel maximaal tarief voor gespreksafgifte voor de Unie, en het opstellen van richtsnoeren op een aantal gebieden: geografische onderzoeken, gemeenschappelijke afspraken om in te spelen op grensoverschrijdende vraag, minimumcriteria voor referentieaanbiedingen, gemeenschappelijke criteria voor het beheer van nummervoorraden, parameters voor de voor de kwaliteit van dienstverlening, meetmethoden en technische details van het kostenmodel dat door NRI’s moet worden toegepast bij het vaststellen van maximale symmetrische afgiftetarieven. Berec zal ook de bevoegdheid krijgen om marktdeelnemers rechtstreeks om inlichtingen te verzoeken.

Berec zal ook worden belast met het invoeren van een register voor extraterritoriaal gebruik van nummers en grensoverschrijdende regelingen en een ander EU-register van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Daarnaast zal Berec worden verzocht de Commissie en de NRI's bij te staan op het gebied van normalisatie door hen te helpen een gebrek aan interoperabiliteit of een bedreiging voor eind-tot-eindconnectiviteit of voor doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten te identificeren.

Wat betreft corrigerende maatregelen wordt een “double-locksysteem” voorgesteld, op basis waarvan de Commissie, wanneer zij met Berec overeenstemming bereikt over het standpunt ten aanzien van door een NRI voorgestelde ontwerpmaatregelen, de NRI kan verplichten de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en, indien nodig, een nieuwe analyse van de markt aan te melden. Berec zal belast worden met een aantal aanvullende normatieve en adviserende taken.

Wat betreft spectrum zullen de NRI’s worden belast met bevoegdheden inzake besluitvorming die uitsluitend betrekking hebben op de voorwaarden inzake regulering en vormgeving van de markt betreffende de toewijzing van spectrum voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Daarnaast wordt binnen Berec een peer-reviewsysteem ingevoerd dat als nieuw coördinatiemechanisme fungeert. Binnen dit systeem moeten de NRI’s kennis van hun ontwerpmaatregelen geven met betrekking tot deze aspecten van de toewijzing van spectrum, waarna Berec deze beoordeelt en een niet-bindend advies uitbrengt.

Bovendien krijgt de Commissie aanvullende algemene normatieve bevoegdheden met betrekking tot de vaststelling van criteria voor het bepalen van bepaalde elementen van de toewijzing van spectrum, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum en de comitologieprocedure wordt gevolgd – teneinde richtsnoeren te geven aan de afzonderlijke NRI’s en met betrekking tot het peer reviewsysteem binnen Berec. De Beleidsgroep Radiospectrum blijft een adviesorgaan en voorziet de Commissie van advies voordat via de comitologieprocedure uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

De voorgestelde beleidsmaatregelen in het kader van de voorkeursopties zijn in overeenstemming met de Refit-agenda en dragen bij tot de doelstelling betreffende vereenvoudiging en de vermindering van de administratieve lasten, zoals geconcludeerd is toen het Refit-potentieel van de herziening werd onderzocht. Meerdere van de voorgestelde veranderingen op de beleidsterreinen toegang, spectrum, universele dienstverlening, diensten/eindgebruikers, nummering en governance zijn erop gericht de voorschriften duidelijker te maken, de partijen in staat te stellen hun rechten en verplichtingen gemakkelijk te begrijpen en overregulering en administratieve lasten te vermijden.

De voorgestelde veranderingen omvatten de volgende specifieke elementen: stroomlijnen en geografische concentratie van de toegangsregulering, het gebruik (voor zover mogelijk) van een algemene machtiging in plaats van individuele vergunningen voor spectrum, bevorderen van secundaire markten voor spectrum, het afschaffen van overbodig verplichtingen inzake universele dienstverlening, zoals vereisten om te zorgen voor telefooncellen en fysieke telefoongidsen, reduceren van de reikwijdte van verplichtingen inzake de beschikbaarheid van universele diensten en afschaffen van het sectorale delingsmechanisme, verduidelijken van de reikwijdte van het regelgevingskader en het afschaffen van overbodige verplichtingen inzake consumentenbescherming, wanneer deze reeds worden gewaarborgd via horizontale wetgeving of door de markt worden voorzien, harmoniseren en verduidelijken van voorschriften en governance met betrekking tot nummering in het kader van M2M en de bevoegdheid van de NRI’s in overeenstemming brengen met Berec.

De maatregelen van de voorkeursopties inzake vereenvoudiging hebben tevens betrekking op de coherentie van de eengemaakte markt, aangezien zij zorgen voor meer consistentie van de corrigerende maatregelen inzake toegang en van de processen inzake de toewijzing van spectrum; momenteel zijn deze vaak ingewikkeld voor exploitanten die spectrum in meerdere lidstaten willen gebruiken en kunnen deze (in het geval van afwijkende tijdschema’s) leiden tot interferentie in grensgebieden. Door de invoering van gestandaardiseerde corrigerende maatregelen op groothandelsniveau, bijvoorbeeld met betrekking tot toegang voor bedrijven, kunnen bedrijven gemakkelijker in meer dan één lidstaat actief zijn, en door de verlenging van spectrumvergunningen wordt de totstandbrenging van een pan-Europese secundaire markt voor spectrum bevorderd en voor een gunstiger investeringsklimaat voor de houders van dergelijke vergunningen gezorgd.

Grondrechten

In het voorstel wordt ook ten volle rekening gehouden met de fundamentele rechten en beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name zijn de voorgestelde maatregelen erop gericht de connectiviteitsniveaus te verbeteren door middel van een gemoderniseerde reeks voorschriften inzake de bescherming van de eindgebruiker. Hierdoor wordt de toegang tot alle inhoud en diensten, met inbegrip van openbare diensten, op niet-discriminerende basis gewaarborgd, wordt bijgedragen tot de vrijheid van meningsuiting en van het bedrijfsleven, en worden de lidstaten in staat gesteld in de toekomst tegen veel lagere kosten te voldoen aan het Handvest.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezicht op de tenuitvoerlegging blijven houden op basis van:

Het Europese Digital Progress Report

Het Europese Digital Progress Report voor alle 28 lidstaten biedt uitgebreide gegevens en analyses van de ontwikkelingen op de markt en de regelgeving en voor de consument in de digitale economie, met inbegrip van:

het digitale scorebord 10 , waarmee de vooruitgang van de Europese digitale economie wordt gemeten. Het scorebord is gebaseerd op gegevens die door de NRI’s, Eurostat en andere relevante bronnen worden verstrekt, en omvat informatie over de algemene situatie betreffende alle aspecten van de Digital Economy Society Index in de EU-lidstaten 11 . De indicatoren die het verslag bevat, maken het mogelijk de vooruitgang in Europese landen onderling en door de tijd heen te vergelijken.

Telecomrapporten over de Europese elektronische-communicatieregelgeving en -markten met uitgebreide gegevens en analyses van de ontwikkelingen in de markt en de regelgeving en voor de consument binnen de sector.

Eurobarometer, jaarlijkse enquête onder huishoudens

De Eurobarometer-enquête biedt inzicht in de prestaties van de markt voor elektronische communicatie ten opzichte van de eindgebruiker en in het consumentengedrag met betrekking tot de benutting van serviceplatforms en het gebruik van diensten, en in een aantal kwesties op het gebied van consumentenbescherming.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het voorstel voorziet in de aanpassing van het huidige kader door middel van de volgende wezenlijke veranderingen:

Wijzigingen van de beleidsdoelstellingen:

In artikel 3 wordt de presentatie van de huidige doelstellingen gestroomlijnd en worden deze aangevuld met een nieuwe doelstelling betreffende de brede toegang tot en benutting van connectiviteit met een zeer hoge capaciteit in de hele EU, naast de bestaande doelstellingen betreffende de bevordering van de concurrentie, de interne markt en de belangen van de eindgebruiker.

Wijzigingen met betrekking tot de toegangsregulering:

De wijzigingen met betrekking tot de toegangsregulering zijn gericht op de versterking en verbetering van de momenteel toepasselijke toegangsregeling in verband met aanmerkelijke marktmacht (“AMM”), de verdere bevordering van de concurrentie op infrastructuurgebied en van de netwerkuitrol door alle exploitanten, en het voorzien in de aanhoudende uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit op het hele grondgebied van de Unie.

In de eerste en tweede categorie (de versterking van de AMM-regeling en de bevordering van de concurrentie op infrastructuurgebied en van de netwerkuitrol door alle exploitanten) zijn de volgende bepalingen en veranderingen van belang:

Door middel van de artikelen 61 en 65 worden de procedures voor de marktanalyse gewijzigd, waarbij de huidige beste praktijken worden gecodificeerd en wordt gestreefd naar een meer doelgerichte toegangsregulering die meer rechtszekerheid biedt, en de geografische concentratie wordt aangescherpt, teneinde te waarborgen dat toegangsverplichtingen uitsluitend worden opgelegd wanneer dat nodig is om retailmarktfalen aan te pakken en resultaten voor de eindgebruiker te bereiken. De voorschriften omvatten ook een verplichting op basis waarvan regelgevende instanties bij de marktanalyse rekening moeten houden met commerciële overeenkomsten inzake toegang, alsmede alle andere reeds opgelegde regelgevingsverplichtingen, zoals symmetrische verplichtingen. Daarnaast wordt in het artikel de huidige marktanalyseperiode van drie jaar verlengd tot vijf jaar, waardoor de exploitanten op langere termijn kunnen plannen en de nationale regelgevende instanties meer flexibiliteit krijgen ten aanzien van het tijdschema voor marktanalyses. Artikel 66 heeft betrekking op deze doelstellingen; hierin worden de dienovereenkomstige voorschriften voor het opleggen en herzien van regelgevingsverplichtingen bijgewerkt en gewijzigd, bijvoorbeeld wanneer de marktomstandigheden veranderen.

Artikel 70 dient ter ondersteuning van scherpere concurrentie op het gebied van infrastructuur door de toegang tot civiele infrastructuur, zoals kabelgoten, palen enz., te waarborgen, voor zover deze het eigendom zijn van exploitanten met AMM.

Ook met artikel 59 wordt de concurrentie op het gebied van infrastructuur ondersteund: hierin wordt verduidelijkt onder welke voorwaarden verplichtingen aan alle exploitanten kunnen worden opgelegd (symmetrische verplichtingen) teneinde de toegang tot niet-repliceerbare netwerkactiva, zoals bedrading en kabels binnenshuis, te waarborgen. Teneinde investeringsprikkels te beschermen, wordt dergelijke toegang beperkt tot het eerste concentratiepunt vanaf de eindgebruiker, maar dit kan in bepaalde omstandigheden worden uitgebreid om de uitrol van alternatieve netwerken in de moeilijkste en dunst bevolkte gebieden te vergemakkelijken.

De artikelen 63 en 64 zorgen ervoor dat Berec de bevoegdheid krijgt om transnationale markten en transnationale vraag vast te stellen, zelfs als de markten nationaal of subnationaal blijven. Berec kan richtsnoeren vaststellen op basis waarvan de nationale regelgevende instanties gemeenschappelijke benaderingen moeten hanteren bij het opleggen van corrigerende maatregelen waarmee wordt geholpen tegemoet te komen aan een dergelijke transnationale vraag. Artikel 64 geeft verder de Commissie de bevoegdheid om, met ondersteuning door Berec, geharmoniseerde technische specificaties vast te stellen voor bepaalde groothandelstoegangsproducten, teneinde tegemoet te komen aan de vraag naar grensoverschrijdende communicatie, met name voor zakelijke gebruikers, indien het ontbreken van dergelijke geharmoniseerde producten een belemmering voor de interne markt vormt.

Bij artikel 73 wordt een proces op EU-niveau vastgesteld voor het bepalen van een bindende methodologie voor de vaststelling van spraakafgiftetarieven, een stabiele markt die in de meeste lidstaten op soortgelijke wijze wordt gereguleerd. Bovendien wordt een mechanisme gecreëerd voor de vaststelling van maximale afgiftetarieven op EU-niveau, met het oog op het verlichten van de administratieve lasten voor de afgiftetarieven die zich daardoor kunnen concentreren op de analyse van de meest complexe breedbandmarkten.

Tot slot worden de volgende veranderingen voorgestelde teneinde te voorzien in de aanhoudende uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit op het hele grondgebied van de Unie:

Op grond van artikel 22 moeten de nationale regelgevende instanties de toestand van de breedbandnetwerken en investeringsplannen op hun gehele nationale grondgebied onderzoeken, zodat zij in staat zijn bij de marktanalyse meer rekening te houden met geografische specifieke kenmerken. De nationale regelgevende instanties moeten verder “digitale uitsluitingsgebieden” vaststellen waarin geen enkele exploitant of overheidsinstantie een netwerk met zeer hoge capaciteit heeft uitgerold en dat ook niet van plan is, en waarin zij hun legacynetwerk niet hebben gemoderniseerd of bijgewerkt tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps en dat ook niet van plan zijn. De nationale regelgevende instanties kunnen de aangewezen digital uitsluitingsgebieden bekendmaken en daarbij een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling doen teneinde de uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit in dergelijke moeilijke gebieden te bevorderen.

In artikel 72 wordt uiteengezet onder welke omstandigheden AMM-exploitanten toestemming krijgen voor prijsflexibiliteit, waarbij de concurrentie niet mag worden belemmerd. Investeerders in nieuwe netwerken kunnen baat hebben bij prijsflexibiliteit, op voorwaarde dat de downstreamconcurrentie niet wordt geschaad.

In artikel 74 en bijlage IV worden bepalingen vastgesteld waarmee commerciële mede-investeringen in nieuwe infrastructuur worden bevorderd en de daartoe vereiste maatregelen op regelgevingsgebied worden getroffen. Het delen van nieuwe netwerkelementen tussen een netwerkeigenaar met AMM en toegangvragende partijen omvat een hogere mate van risicodeling dan traditionele toegangsproducten, en kan tevens een stevige basis voor duurzame concurrentie bieden indien het ontwerp van de mede-investering aan de passende voorwaarden voldoet. In dat kader moet de aanpassing van gereguleerde toegang zijn toegestaan, waardoor alle mede-investeerders ten opzichte van andere ondernemingen over het voordeel van de "first mover” kunnen beschikken. Het kan passend zijn dat gereguleerde toegangsproducten beschikbaar blijven voor ondernemingen die niet deelnemen, tot het niveau dat voorafgaand aan de investering beschikbaar was.

Artikel 77 omvat een vereenvoudigd reguleringsmodel voor uitsluitend-groothandelsnetwerken met aanmerkelijke marktmacht dat is beperkt tot billijke, redelijke en niet-discriminerende toegangsvoorschriften, waarbij indien nodig geschillenbeslechting plaatsvindt. De bepalingen vereisen strenge voorwaarden op basis waarvan een netwerk als daadwerkelijk “uitsluitend-groothandelsnetwerk” wordt beschouwd en kunnen met name van toepassing zijn op lokale netwerken met een zeer hoge capaciteit, waarbij in de toekomst evenwel kan worden vastgesteld dat zij over aanmerkelijke marktmacht beschikken. Artikel 76 biedt verduidelijking met betrekking tot het proces inzake vrijwillige scheiding, waarbij voor rechtszekerheid wordt gezorgd door middel van verbintenissen door de exploitant die een scheidingsproces doorloopt.

Tot slot wordt in artikel 78 verduidelijkt wat de rol is van de nationale regelgevende instanties bij de begeleiding van AMM-exploitanten die migreren van legacynetwerken naar nieuwe netwerken (bijv. wanneer legacykopernetwerken worden uitgeschakeld), met het oog op verdere ondersteuning van de overstap naar nieuwe netwerken.

Wijzigingen in verband met spectrumbeheer:

Artikel 45 biedt verduidelijking ten aanzien van de algemene doelstellingen en beginselen als richtsnoer voor de lidstaten bij het beheren van spectrum op nationaal niveau. Dit omvat consistentie en evenredigheid bij vergunningsprocedures, het belang van het zorgen voor passende dekking, het rekening houden met tijdschema’s bij het ter beschikking stellen van spectrum, preventie van grensoverschrijdende of schadelijke interferentie, het vaststellen van het beginsel “use it or lose it” en het bevorderen van gedeeld gebruik van spectrum alsmede handel met en verhuur van spectrum. Het artikel omvat ook een mechanisme met duidelijk gedefinieerde voorwaarden waaronder tijdelijk alternatief gebruik van geharmoniseerd spectrum is toegestaan.

Op grond van artikel 46 wordt de nadruk meer gelegd op algemene machtigingen en minder op individuele vergunningen, alsmede op het gedeeld gebruik van spectrum in overeenstemming met het recht van de Unie, teneinde te waarborgen dat de nationale instanties in de toekomst vergunningsmodellen ontwikkelen die het beste aansluiten bij de ontwikkelingen inzake 5G. Bovendien krijgt de Commissie de bevoegdheid om bindende maatregelen vast te stellen teneinde consistentie tussen verschillende soorten machtigingsregelingen tot stand te brengen.

In artikel 47 zijn de voorwaarden vastgesteld die zijn verbonden aan een algemene machtiging voor radiofrequenties en de bijbehorende gebruikersrechten, en wordt voorzien in uitvoeringsmaatregelen van de Commissie die zijn gericht op de totstandbrenging van consistentie met betrekking tot bepaalde voorwaarden, zoals de criteria voor het definiëren en meten van dekkingsverplichtingen, die een belangrijkere rol krijgen in het kader van het efficiënt gebruik van spectrum. Bovendien wordt de nadruk gelegd op verplichtingen zoals het delen van infrastructuur om de connectiviteit voor eindgebruikers te verbeteren, met name in gebieden met minder dichte netwerken.

De artikelen 48 tot en met 54 hebben betrekking op elementen van vergunningen inzake spectrum en zijn gericht op het verbeteren van de consistentie van de werkwijzen van de lidstaten, waaronder i) de minimale duur van vergunningen (25 jaar), ii) een duidelijk en eenvoudiger proces voor de handel in en verhuur van spectrum, iii) objectieve criteria voor consistente toepassing op basis van de beginselen van het mededingingsrecht ten aanzien van maatregelen ter bevordering van de concurrentie, zoals spectrumlimieten, reservering van spectrum voor nieuwe marktdeelnemers en verplichtingen inzake wholesaletoegang, iv) processen ter verbetering van de consistentie en voorspelbaarheid bij het verlenen en verlengen van afzonderlijke gebruiksrechten voor spectrum en v) duidelijkere voorwaarden voor de beperking of intrekking van bestaande rechten, bijvoorbeeld door middel van de “use it or lose it”-oplossing en een versterkte handhavingsrol voor de nationale instanties. Deze artikelen omvatten verder bevoegdheden voor de Commissie om maatregelen vast te stellen ten aanzien van gemeenschappelijke uiterste termijnen voor de vergunningsverlening inzake het gebruik van geharmoniseerd spectrum in alle lidstaten en ten aanzien van de coördinatie van de voornaamste elementen van selectieprocessen en het vaststellen van criteria voor de opzet daarvan.

De artikelen 55 en 56 zijn gericht op vereenvoudiging van de voorwaarden voor de toegang tot wifi, teneinde tegemoet te komen aan de exponentieel stijgende vraag naar connectiviteit, en met het oog op de uitrol van en bepalingen inzake draadloze breedbandtoegang met laag vermogen (kleine cellen), waardoor de kosten in verband met de uitrol van zeer dichte netwerken worden verlaagd.

Artikel 28 omvat een verplichting inzake coördinatie tussen de lidstaten betreffende het aanpakken van problemen met grensoverschrijdende interferentie, waarbij de Beleidsgroep Radiospectrum is betrokken en de Commissie uitvoeringsbevoegdheden krijgt om bindende maatregelen vast te stellen die zijn gericht op het oplossen van grensoverschrijdende geschillen, terdege rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

Het voorstel geeft de nationale regelgevende instanties bevoegdheden ten aanzien van markt- en economiegerelateerde regelgevingselementen van de toewijzing van spectrum voor elektronische-communicatiediensten. Zij worden tevens bevoegd om besluiten te nemen betreffende het opleggen van uitzonderlijke maatregelen inzake het delen van netwerken en spectrum en roaming op nationaal niveau teneinde “blinde vlekken” op het vlak van connectiviteit weg te werken. De nationale regelgevende instanties moeten hun acties op dit gebied baseren op een grondige analyse van de economische en concurrentiesituatie op de markten. Teneinde in de hele Unie te zorgen voor consistente toepassing van toewijzingsvoorwaarden die effect hebben op de economische, markt- en concurrentieomstandigheden en daardoor op de werking van de markt, omvat artikel 35 een peer-reviewmechanisme waarmee Berec de met de markt en de economie verband houdende regelgevingselementen van nationale ontwerptoewijzingen van spectrum kan beoordelen en niet-bindende adviezen kan uitbrengen.

Artikel 37 omvat een kader voor de lidstaten waarmee vrijwillige toewijzingsprocedures voor de hele EU of meerdere lidstaten worden vergemakkelijkt.

Wijzigingen van het stelsel van universele dienstverlening:

Het voorstel is gericht op de modernisering van het stelsel van universele dienstverlening doordat de verplichte opname op EU-niveau van legacydiensten (telefooncellen, alomvattende telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten) uit de werkingssfeer wordt verwijderd en de nadruk op de universele basisbreedbanddienst wordt gelegd, die wordt gedefinieerd op basis van een dynamische basislijst van onlinediensten die via een breedbandverbinding kunnen worden gebruikt. Maatregelen van de lidstaten dienen te zijn gericht op de betaalbaarheid van beschikbare connectiviteit en niet op de uitrol van netwerken, waarvoor betere instrumenten beschikbaar zijn.

De betaalbaarheid van universele dienstverlening moet ten minste op een vaste locatie worden gewaarborgd, maar de lidstaten mogen flexibel te werk gaan en maatregelen inzake betaalbaarheid uitbreiden tot mobiele diensten met het oog op de meest kwetsbare gebruikers.

Artikel 79 omvat een verplichting voor de lidstaten om betaalbare toegang voor alle eindgebruikers tot functionele breedbandinternettoegangs- en spraakcommunicatiediensten te waarborgen, ten minste op een vaste locatie. Teneinde de betaalbaarheid te waarborgen, krijgen de lidstaten op grond van artikel 80 de bevoegdheid een verplichting aan ondernemingen op te leggen om speciale tariefopties beschikbaar te stellen voor eindgebruikers waarvan is vastgesteld dat zij een laag inkomen of bijzonder sociale behoeften hebben, en/of om deze eindgebruikers te voorzien van rechtstreekse ondersteuning; bovendien wordt vastgesteld dat consumenten die gebruikmaken van bijzondere universele tarieven betalen het recht hebben om een overeenkomst te sluiten.

Maatregelen van de lidstaten moeten weliswaar zijn gericht op de betaalbaarheid van beschikbare connectiviteit en niet zozeer op de uitrol van netwerken, maar de lidstaten mogen op grond van artikel 81 de verstrekking van een verbinding op een vaste locatie (beschikbaarheid) opnemen in de werkingssfeer indien wordt aangetoond dat een dergelijke verbinding niet kan worden gewaarborgd onder normale commerciële omstandigheden of door middel van andere beleidsinstrumenten waarover zij beschikken.

Het wordt erkend dat flexibiliteit noodzakelijk is om tegemoet te komen aan verschillende nationale omstandigheden en daarom mogen de lidstaten op grond van artikel 82 op nationaal niveau verplichtingen blijven opleggen betreffende diensten waarop momenteel de EU-verplichting inzake universele dienstverlening van toepassing is, zoals telefooncellen, telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten indien de noodzaak daartoe naar behoren wordt aangetoond, op voorwaarde dat zij de financieringsregeling eveneens aanpassen.

In artikel 85 wordt bepaald dat universele dienstverlening moet worden gefinancierd uit de algemene begroting en niet meer door middel van sectorale financiering.

Wijzigingen van de voorschriften inzake diensten en de bescherming van de eindgebruiker:

Teneinde rekening te houden met de ontwikkeling op het vlak van de markt en de regulering die de laatste jaren hebben plaatsgevonden en met de aanhoudende behoefte aan sectorspecifieke voorschriften, omvat artikel 2, lid 4, een nieuwe definitie van het begrip “elektronische-communicatiedienst”. De definitie omvat drie soorten categorieën diensten: i) internettoegangsdiensten, ii) persoonlijke communicatiediensten, die worden onderverdeeld in twee subcategorieën: enerzijds nummergebaseerde diensten en anderzijds nummeronafhankelijke diensten, en iii) diensten die volledig of voornamelijk bestaan uit de verzending van signalen, zoals transmissiediensten die worden gebruikt voor M2M-communicatie en voor omroepdoeleinden. Veel bepalingen met betrekking tot de eindgebruiker zullen alleen van toepassing zijn op internettoegangsdiensten en op nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten.

Voor nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten gelden alleen verplichtingen wanneer het uit het oogpunt van belangen van het overheidsbeleid nodig is specifieke regelgevingsverplichtingen toe te passen op alle soorten persoonlijke communicatiediensten, ongeacht of deze diensten gebruikmaken van nummers. Dit geldt met name voor veiligheidsbepalingen (artikel 40). Daarnaast kan de Commissie bij een daadwerkelijke bedreiging voor eind-tot-eindconnectiviteit of voor de doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten vaststellen dat maatregelen ter waarborging van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld door een normalisatieproces op gang te brengen. Dergelijke normen kunnen zo nodig door de NRI’s worden opgelegd (artikel 59).

Met het voorstel wordt de regeldruk verlaagd doordat regelgevingsverplichtingen worden afgeschaft wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn of de algemene wetgeving inzake consumentenbescherming adequate voorzieningen biedt. Een belangrijk voorbeeld is de intrekking van de bevoegdheid van NRI’s om rechtstreeks regulering van de kleinhandelsprijzen aan AMM-exploitanten op te leggen (intrekking van artikel 17 van de Universeledienstrichtlijn). Verder zijn bepaalde bepalingen inzake overeenkomsten, transparantie, gelijkwaardige toegang door gehandicapte gebruikers, telefooninlichtingendiensten en interoperabiliteit van digitale televisieapparatuur voor consumenten gestroomlijnd en gedeeltelijk geschrapt vanwege overlappingen met horizontale voorschriften of andere redundanties (de artikelen 95 tot en met 98 en de artikelen 103 tot en met 105).

Met een beperkt aantal nieuwe bepalingen wordt ernaar gestreefd tegemoet te komen aan nieuwe uitdagingen, bijv. betere leesbaarheid van overeenkomsten door middel van een samenvatting van de essentiële informatie uit de overeenkomst, de verstrekking van verbruikscontrole-instrumenten om de eindgebruikers in te lichten over hun huidige communicatiegebruik, versterkte bepalingen betreffende prijs- en kwaliteitsvergelijkingsinstrumenten, overstapvoorschriften voor het snel toenemende aantal bundels ter voorkoming van “lock-in”-effecten (belangrijke sectorspecifieke bepalingen, zoals de maximale looptijd van overeenkomsten en rechten inzake het opzeggen van overeenkomsten, zouden van toepassing zijn op de gehele bundel) en een bepaling op grond waarvan discriminatie op basis van nationaliteit of het land van woonplaats wordt verboden (de artikelen 92, 95, 96, 98 en 100).

De algemene maximale looptijd van dienstenovereenkomsten bedraagt weliswaar twee jaar, maar langere afzonderlijke overeenkomsten met eindgebruikers zijn toegestaan als middel om de terugbetaling van bijdragen aan de aanleg van een fysieke verbinding te vergemakkelijken en om de uitrol van netwerken door middel van tranchegebaseerde bijdragen aan netwerkkapitaalkosten te ondersteunen (de benadering betreffende bundeling van de vraag), (artikel 98).

Wijzigingen van bepalingen inzake nummering:

Teneinde concurrentieproblemen op de M2M-markt aan te pakken (met name inzake “lock-in” bij een bepaalde exploitant), mogen de nationale regelgevende instanties op grond van het voorstel nummers toewijzen aan ondernemingen die geen aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten zijn, maar zijn zij hiertoe niet verplicht (artikel 88). In hetzelfde artikel is bepaald dat de nationale regelgevende instanties verplicht zijn bepaalde nummervoorraden voor extraterritoriaal gebruik van nationale nummers binnen de EU aan te wijzen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de toenemende vraag naar een dergelijk extraterritoriaal gebruik van nummervoorraden, met name voor M2M-toepassingen.

Wat betreft de voorschriften voor geharmoniseerde nummers voor diensten van maatschappelijk belang, blijft de nadruk liggen op de doeltreffende tenuitvoerlegging van het telefonische meldpunt voor vermiste kinderen (artikel 90), waarbij het algehele kader voor 116-nummers op Beschikking 2007/116/EG van de Commissie gestoeld blijft. Aangezien er de afgelopen jaren weinig vraag naar de Europese telefoonnummeringsruimte is geweest, wordt de desbetreffende bepaling geschrapt (artikel 27 van Universeledienstrichtlijn).

Wijzigingen van bepalingen inzake noodcommunicatie:

Er wordt voorzien in rechtszekerheid betreffende de toegang tot noodhulpdiensten door alle aanbieders van nummergebaseerde persoonlijk communicatiediensten. Door de voorgestelde bepalingen wordt het bestaande mandaat van de Commissie betreffende het opleggen van technische uitvoeringsmaatregelen vervangen door de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde op samenhangende wijze in de hele EU te zorgen voor doeltreffende toegang tot het gemeenschappelijke Europese noodnummer 112 wat betreft de locatie van de beller, de doorschakeling naar alarmcentrales en de toegang voor gehandicapte eindgebruikers. Met een dergelijke benadering wordt gezorgd voor een grensoverschrijdende uitrol en werking van technische oplossingen voor noodcommunicatie (artikel 102).

Wijziging van de governance:

Met de artikelen 5, 6 en 8 wordt de rol van de onafhankelijke nationale regelgevende instanties versterkt doordat een minimumreeks bevoegdheden voor deze regelgevende instanties in de hele EU wordt vastgesteld; verder worden de vereisten inzake onafhankelijkheid aangescherpt doordat in vereisten inzake benoemingen en rapportageverplichtingen wordt voorzien.

Artikel 12 omvat een aantal wijzigingen met betrekking tot de procedure voor algemene machtiging. De aanbieders moeten kennisgevingen aan Berec verstrekken, dat als centraal contactpunt fungeert en de kennisgevingen doorstuurt naar de relevante nationale regelgevende instanties. Berec dient een register op EU-niveau op te zetten.

Artikel 27 voorziet in een procedure voor de beslechting van grensoverschrijdende geschillen tussen ondernemingen, waarbij de rol van Berec wordt versterkt doordat de nationale regelgevende instanties verplicht zijn Berec te raadplegen.

Artikel 33 voorziet in een “double-locksysteem”, wanneer Berec en de Commissie overeenstemming bereiken over het standpunt ten aanzien van door een nationale regelgevende instantie voorgestelde ontwerpmaatregelen waarvan overeenkomstig artikel 32 aan de Commissie en Berec kennis is gegeven. In dergelijke gevallen kan de regelgevende instantie worden verplicht de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en, indien nodig, de Commissie en Berec in kennis te stellen van haar nieuwe analyse van de markt.

 2002/19/EG (aangepast)

2016/0288 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie

(Herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 95 114 ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 12 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 13 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

ê

(1)Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 , Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 , Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad 16 , Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 17 zijn ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijnen worden overgegaan.

 2002/21/EG overweging 1 (aangepast)

Het huidige regelgevingskader voor de telecommunicatie heeft het mogelijk gemaakt de voorwaarden te scheppen voor daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiesector tijdens de overgang van een monopolistische situatie naar volledige mededinging.

 2002/21/EG overweging 2 (aangepast)

Op 10 november 1999 heeft de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's een mededeling voorgelegd, getiteld „Naar een nieuw regelgevingskader voor elektronische-communicatie-infrastructuur en bijbehorende diensten — herziening van de communicatieregelgeving 1999”. In die mededeling evalueerde de Commissie het bestaande regelgevingskader voor telecommunicatie overeenkomstig haar verplichting uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van de interne markt voor telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) 18 . Tevens werd met het oog op openbare raadpleging een reeks beleidsvoorstellen voor een nieuw regelgevingskader voor de elektronische-communicatie-infrastructuur en bijbehorende diensten gepresenteerd.

 2002/21/EG overweging 3 (aangepast)

Op 26 april 2000 heeft de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een mededeling voorgelegd over de resultaten van de openbare raadpleging over de herziening van de communicatiewetgeving 1999 en uitgangspunten voor het nieuwe regelgevingskader. In deze mededeling werd de openbare raadpleging samengevat en werden uitgangspunten beschreven voor het uitwerken van een nieuw regelgevingskader voor de elektronische-communicatie-infrastructuur en bijbehorende diensten.

 2002/21/EG overweging 4 (aangepast)

De Europese Raad van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 heeft de nadruk gelegd op het potentieel voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid dat wordt geboden door de overgang naar een digitale kenniseconomie. Met name heeft de Raad het belang benadrukt van toegang voor Europese bedrijven en burgers tot een goedkope communicatie-infrastructuur van wereldklasse en tot een breed dienstengamma. 

ê 2009/136/EC overweging 1 (aangepast)

ð nieuw

(2)De werking van de vijf richtlijnen die deel uitmaken van het huidige regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten vormen, namelijk Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) 19 , Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) 20 , Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) 21 , Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) 22 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) 23  (hierna tezamen „de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd), is onderworpen aan een periodieke toetsing door de Commissie, met name om te bepalen of wijzigingen nodig zijn in het licht van technologische en marktontwikkelingen ð  24  ï .

ò nieuw

(3)In haar Strategie voor een eengemaakte digitale markt heeft de Commissie uitgelegd dat zij bij de revisie van regelgevingskader inzake telecommunicatie het accent zou leggen op het stimuleren van investeringen in snelle breedbandnetwerken, een consistent op een eengemaakte markt gerichte aanpak van spectrumbeleid en -beheer, het scheppen van de voorwaarden voor een werkelijk eengemaakte markt door versnippering van de regelgeving te bestrijden, gelijke voorwaarden voor alle marktactoren en consequente toepassing van de regels en een doeltreffender institutioneel regelgevingskader.

(4)Deze richtlijn maakt deel uit van een initiatief voor gezonde regelgeving, dat vier richtlijnen (kaderrichtlijn, machtigingsrichtlijn, toegangsrichtlijn en universele dienstenrichtlijn) en één verordening (de Berec-verordening 25 ) omvat. Elk van die vier richtlijn omvatten maatregelen die van toepassing zijn op aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten, een weergave van de regelgevende ontwikkeling van een sector met verticaal geïntegreerde ondernemingen, d.w.z. die zowel netwerken als diensten aanbieden. Deze herziening biedt de mogelijkheid tot herschikking van de vier richtlijnen om de huidige structuur te vereenvoudigen teneinde de samenhang en toegankelijkheid ervan te versterken in overeenstemming met de REFIT-doelstelling. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om de structuur aan te passen aan de nieuwe marktomstandigheden die betekenen dat de verstrekking van communicatiediensten niet meer per definitie gebundeld met de verstrekking van een netwerk plaatsvindt. Zoal bepaald in het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten, betekent een herschikking dat een nieuwe wetgevingshandeling wordt vastgesteld, waarin zowel de inhoudelijke wijzigingen die in eerdere besluiten worden aangebracht als de ongewijzigde bepalingen van die besluiten in één tekst worden gebundeld. Dit voorstel voor een herschikking omvat de wijzigingen van bepalingen in eerdere besluiten en, op secundair niveau, de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van het eerdere besluit met die inhoudelijke wijzigingen.

 2002/20/EG overweging 3 (aangepast)

(5)Deze richtlijn heeft tot doel strekt tot het scheppen van een juridisch kader te scheppen dat de vrijheid waarborgt om elektronische-communicatienetwerken en -diensten te leveren uitsluitend onder de in deze richtlijn bepaalde voorwaarden en met inachtneming van eventuele beperkingen overeenkomstig artikel 46 Ö 52 Õ , lid 1, van het Verdrag, met name maatregelen uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.

ê 2002/21/EG overweging 7 (aangepast)

ð nieuw

(6)De bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen laten de mogelijkheid onverlet dat iedere lidstaat noodzakelijke maatregelen treft ð die gerechtvaardigd zijn op grond van de artikelen 87 en 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ï om voor de bescherming van zijn essentiële veiligheidsbelangen te zorgen, de openbare orde ð , openbare zeden ï en de openbare veiligheid te garanderen, en het onderzoek, de opsporing en de vervolging van misdrijven mogelijk te maken, met inbegrip van de instelling door de nationale regelgevende instanties van specifieke en evenredige verplichtingen die van toepassing zijn op de leveranciers van elektronische-communicatiediensten

ê 2002/21/EG overweging 5 (aangepast)

ð nieuw

(7)De convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie houdt in dat alle transmissienetwerken ð elektronische-communicatienetwerken ï en diensten zoveel mogelijk binnen eenzelfde regelgevingskader in één richtlijn vastgesteld Europees wetboek voor elektronische communicatie moeten vallen, met uitzondering van aspecten waarvoor middels verordeningen rechtstreeks toepasselijke regels worden vastgesteld. Dit regelgevingskader wordt gevormd door deze richtlijn en vier specifieke richtlijnen: Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) 26 , Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) 27 , Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) 28 , alsmede Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector 29 , hierna „de bijzondere richtlijnen” genoemd. Het is noodzakelijk dat de regelgeving inzake transmissie ð elektronische-communicatienetwerken en -diensten ï wordt gescheiden van de regelgeving inzake inhoud. Dit wetboek kader bestrijkt derhalve niet de inhoud van de diensten die via elektronische-communicatienetwerken met behulp van elektronische-communicatiediensten worden geleverd, zoals de inhoud van omroepprogramma's, financiële diensten en bepaalde diensten van de informatiemaatschappij, en heeft derhalve geen gevolgen voor maatregelen die door de Unie of lidstaten communautair of nationaal, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving  Ö Uniewetgeving Õ , worden genomen om de culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen en het pluralisme in de media te garanderen. De inhoud van televisieprogramma's valt onder Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten 30  Richtlijn 2010/13 van het Europees Parlement en de Raad 31 . ð Audiovisueel beleid en inhoudregulering beogen doelstellingen van algemeen belang, zoals vrijheid van meningsuiting, pluralisme van de media, onpartijdigheid, culturele en taalkundige verscheidenheid, sociale insluiting, consumentenbescherming en de bescherming van minderjarigen te realiseren. ï  De scheiding tussen de regelgeving inzake transmissie ð elektronische communicatie ï en de regelgeving inzake inhoud staat er niet aan in de weg dat rekening wordt gehouden met de relaties die tussen beide bestaan, teneinde pluralisme in de media, culturele verscheidenheid en consumentenbescherming te garanderen.

ê 2002/21/EG overweging 8

ð nieuw

(8)Deze richtlijn is niet van toepassing op apparatuur die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit valt 32   ð doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2014/53/EU op radioapparatuurï maar wel op consumentenapparatuur die voor digitale televisie wordt gebruikt.

ê 2009/140/EG overweging 11 (aangepast)

ð nieuw

(9)Om de nationale regelgevende instanties in staat te stellen te voldoen aan de doelstellingen van de kaderrichtlijn deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen, met name wat de eind-tot-eind interoperabiliteit betreft, zou de draagwijdte van de kaderrichtlijn moeten worden uitgebreid tot bepaalde aspecten van radio-apparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie zoals beschreven in Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit 33  Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad 34 en de consumentenapparatuur die voor digitale televisie wordt gebruikt, teneinde de toegang voor gebruikers met een handicap te vergemakkelijken. ð Het is belangrijk dat de regelgevende instanties de netwerkexploitanten en de fabrikanten van apparatuur stimuleren om door samenwerking de toegang tot elektronische-communicatiediensten voor gehandicapte gebruikers te vergemakkelijken. Deze richtlijn moet eveneens van toepassing zijn op niet-exclusief gebruik van spectrum voor persoonlijk gebruik van radioapparaten, zonder verband met een economische activiteit, teneinde een gecoördineerd machtigingsbeleid te waarborgen. ï

 2002/21/EG overweging 6 (aangepast)

Audiovisueel beleid en inhoudregulering beogen doelstellingen van algemeen belang, zoals vrijheid van meningsuiting, pluralisme van de media, onpartijdigheid, culturele en taalkundige verscheidenheid, sociale insluiting, consumentenbescherming en de bescherming van minderjarigen te realiseren. In de mededeling van de Commissie „Beginselen en richtsnoeren voor het audiovisuele beleid van de Gemeenschap in het digitale tijdperk” en de conclusies van de Raad van 6 juni 2000, waarin deze mededeling wordt verwelkomd, worden de belangrijkste maatregelen genoemd die door de Gemeenschap moeten worden genomen om haar audiovisuele beleid uit te voeren.

 2002/22/EG overweging 50 (aangepast)

De bepalingen van deze richtlijn beletten een lidstaat niet maatregelen te nemen die gerechtvaardigd zijn op grond van de artikelen 30 en 46 van het Verdrag en in het bijzonder uit hoofde van de bescherming van de openbare veiligheid, de openbare orde en de openbare zedelijkheid.

 2002/21/EG overweging 9 (aangepast)

Diensten van de informatiemaatschappij vallen onder Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn elektronische handel) 35 .

ê 2002/21/EG overweging 10 (aangepast)

ð nieuw

(10)De definitie van „dienst van de informatiemaatschappij” in artikel 1 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij 36 bestrijkt een breed scala van economische activiteiten die online plaatsvinden; de meeste van deze activiteiten vallen niet binnen de werkingssfeer van de onderhavige richtlijn omdat zij niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken; ð Bepaalde elektronische-communicatiediensten die onder deze richtlijn vallen, kunnen ook beantwoorden aan de definitie “dienst van de informatiemaatschappij in artikel 1 van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij. De bepalingen inzake diensten van de informatiemaatschappij zijn op die elektronische-communicatiediensten van toepassing voor zover noch in deze richtlijn, noch in de EU-regelgeving meer specifieke regels inzake elektronische-communicatiediensten zijn vastgesteld. ï Ö Elektronische-ommunicatiediensten, zoals Õ spraaktelefonie ð , berichtendiensten ï en de diensten voor het overbrengen van elektronische post vallen onder deze richtlijn. Dezelfde onderneming, bijvoorbeeld een verstrekker van internetdiensten, kan een elektronische-communicatiedienst aanbieden, zoals Ö internettoegang Õ de toegang tot internet, en diensten die niet onder deze richtlijn vallen, zoals de levering van ð niet-communicatiegerelateerde ï internet-inhoud.

 2002/20/EG overweging 20

(11)Door eenzelfde onderneming, bv. een kabelexploitant, kunnen tegelijkertijd elektronische-communicatiediensten, zoals het doorgeven van televisiesignalen, en niet onder deze richtlijn vallende diensten, zoals radio- of televisiediensten, worden aangeboden; derhalve kunnen aan een dergelijke onderneming in verband met haar activiteit als aanbieder of verdeler van inhoud bijkomende verplichtingen worden opgelegd overeenkomstig andere bepalingen dan die van deze richtlijn en onverminderd de in de bijlage I bij deze richtlijn vastgestelde lijst van voorwaarden.

ò nieuw

(12)Het regelgevingskader moet van toepassing zijn op het gebruik van het radiospectrum door alle elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van persoonlijk gebruik van het radiospectrum door nieuwe types netwerken die uitsluitend bestaan uit autonome systemen van mobiele radioapparatuur die draadloos met elkaar is verbonden zonder centraal beheer of een gecentraliseerde netwerkexploitant en niet noodzakelijk aan de uitoefening van een specifieke economische activiteit is gekoppeld. Bij de ontwikkeling van de mobiele communicatieomgeving van de vijfde generatie zullen dergelijke netwerken zich wellicht verder ontwikkelen, met name buiten gebouwen en op de weg, voor vervoer, energie, O&O, e-gezondheid, civiele bescherming en rampenbestrijding, het internet der dingen, machine-to-machine en onderling communicerende auto’s. Bijgevolg moet de toepassing van door de lidstaten, op basis van artikel 7 van Richtlijn 2014/53/EU, van aanvullende nationale regels voor het in gebruik nemen of het gebruiken van dergelijke radioapparatuur, of beide, met betrekking tot het effectieve en efficiënte gebruik van het spectrum en het vermijden van schadelijke interferentie sporen met de beginselen van de interne markt.

(13)De eisen ten aanzien van de mogelijkheden van elektronische-communicatienetwerken liggen steeds hoger. Terwijl de focus in het verleden vooral lag op de algemene beschikbaarheid van toenemende bandbreedte voor elke individuele gebruiker, worden andere parameters zoals de wachttijd, beschikbaarheid en betrouwbaarheid steeds belangrijker. Het huidige antwoord op deze vraag bestaat erin glasvezel tot steeds dichter bij de gebruiker te brengen en toekomstige netwerken met zeer hoge capaciteit zullen prestatieparameters vereisen die vergelijkbaar zijn met de prestaties die een netwerk dat uit glasvezelcomponenten bij het distributiepunt kan bieden. Dit stemt voor vaste netwerkaansluitingen overeen met prestaties die vergelijkbaar zijn met die van een glasvezelinstallatie tot bij een meergezinswoning, die als het distributiepunt wordt beschouwd, en voor mobiele aansluitingen met prestaties die vergelijkbaar zijn met wat haalbaar is met een glasvezelinstallatie tot bij het basisstation, dat hier als distributiepunt geldt. Om te bepalen of een draadloos netwerk al dan niet vergelijkbare prestaties levert, moet geen rekening worden gehouden met variaties in de eindgebruikerservaring die het gevolg zijn van de uiteenlopende kenmerken van het medium waarmee het netwerk uiteindelijk op het netwerkaansluitpunt is aangesloten. Overeenkomstig het beginsel van de technologische neutraliteit mogen andere technologieën en transmissiemedia niet worden uitgesloten wanneer zij prestaties bieden die vergelijkbaar zijn met dit referentiescenario. De uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit zal de mogelijkheden van netwerken verder doen toenemen en de weg vrijmaken voor de uitrol van toekomstige generaties mobiele netwerken op basis van een verbeterde etherinterface en een dichtere netwerkarchitectuur.

ê 2009/136/EG overweging 13 (aangepast)

ð nieuw

(14)Bepaalde definities moeten worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met het beginsel van technologische neutraliteit en gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling. ð Ten gevolge van technologische en marktontwikkelingen maken de netwerken meer gebruik van „Internet Protocol”-technologie (IP) en kunnen eindgebruikers kiezen tussen een reeks concurrerende leveranciers van spraakdiensten. Daarom moet de term “openbare telefoondiensten”, die uitsluitend in Richtlijn 2002/22/EG wordt gebruikt en doorgaans wordt geïnterpreteerd als een verwijzing naar traditionele analoge spraaktelefonie, worden vervangen door de meer hedendaagse en technologieneutrale term “spraakcommunicatie”. ï Meer bepaald moeten de De voorwaarden voor de levering van een dienst moeten worden gescheiden van de feitelijke definitie van een openbare telefoondienst spraakcommunicatiedienst, d.w.z. een voor het publiek beschikbaar gestelde elektronische-communicatiedienst voor het initiëren en ontvangen, direct dan wel indirect, van nationale of nationale en internationale oproepen met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan, ongeacht of deze dienst circuitgeschakeld of pakketgeschakeld is Een dergelijke dienst is per definitie bidirectioneel, zodat beide partijen kunnen communiceren. Een dienst die niet aan al deze voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld een „doorklik”-toepassing op een website van een klantenservice, behoort niet tot dit soort diensten is geen openbare telefoondienst. Openbare telefoondiensten spraakcommunicatiediensten omvatten tevens specifieke communicatiemiddelen voor eindgebruikers met een handicap, die gebruikmaken van diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of van diensten voor totale conversatie

ò nieuw

(15)De voor communicatie gebruikte diensten en de technische middelen waarmee ze worden geleverd, zijn sterk veranderd. Eindgebruikers maken in plaats van traditionele spraaktelefonie, tekstberichten (SMS) en e-mail steeds meer gebruik van functioneel gelijkwaardige onlinediensten zoals voice over IP, berichtendiensten en webmail. Om ervoor te zorgen dat eindgebruikers bij het gebruik van functioneel gelijkwaardige diensten dezelfde reële bescherming genieten, moet een toekomstgerichte definitie van elektronische-communicatiediensten niet uitsluiten gebaseerd zijn op technische parameters maar vanuit functioneel oogpunt worden benaderd. De draagwijdte van de nodige regulering moet afgestemd worden op de doelstellingen van algemeen belang. Hoewel het “overbrengen van signalen” een belangrijke parameter blijft om te bepalen welke diensten onder deze richtlijn vallen, moet de definitie ook van toepassing zijn op andere diensten waarmee communicatie tot stand kan worden gebracht. Vanuit het standpunt van de eindgebruiker heeft het geen belang of de aanbieder zelf signalen overbrengt, dan wel of de communicatie via een internettoegangsdienst tot stand komt. De gewijzigde definitie van elektronische-communicatiediensten moet derhalve drie types diensten omvatten, die elkaar gedeeltelijk kunnen overlappen, namelijk internettoegangsdiensten overeenkomstig de definitie in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 2015/2120, persoonlijke communicatiediensten als gedefinieerd in deze richtlijn en diensten die hoofdzakelijk of volledig uit het overbrengen van signalen bestaan. De definitie van elektronische-communicatiediensten moet een einde maken aan de dubbelzinnige situaties bij de toepassing van de vorige definitie en ervoor zorgen dat de specifieke rechten en verplichtingen in het kader van de verschillende soorten diensten doelgericht en per bepaling kunnen worden toegepast. De verwerking van persoonsgegevens door elektronische-communicatiediensten, al dan niet tegen vergoeding, moet gebeuren overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, die op 25 mei 2018 wordt vervangen door Verordening (EU) 2016/679 (algemene verordening gegevensbescherming) 37 .

(16)Om onder de definitie van elektronische-communicatiediensten te vallen moet een dienst normaal gezien tegen vergoeding worden aangeboden. In de digitale economie zijn marktdeelnemers steeds meer van oordeel dat informatie over gebruikers een financiële waarde bezit. Elektronische-communicatiediensten worden vaak aangeboden tegen een andere tegenprestatie dan geld, bijvoorbeeld toegang tot persoonsgegevens of andere gegevens. Het begrip vergoeding moet daarom worden verruimd tot situaties waarin een aanbieder van diensten de eindgebruiker actief verzoekt persoonsgegevens te verstrekken en de eindgebruikers die gegevens actief op directe of indirecte wijze aan de aanbieder verstrekt, bijvoorbeeld zijn naam en e-mailadres of andere gegevens. Het moet ook van toepassing zijn op situaties waarin de dienstverrichter actief informatie verzamelt zonder dat de eindgebruiker die actief verstrekt, zoals persoonsgegevens, waaronder het IP-adres, of andere automatisch gegenereerde informatie, zoals informatie die door cookies wordt verzameld en doorgegeven. Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake artikel 57 VWEU 38 is er ook sprake van dienstverrichting tegen vergoeding als bedoeld in het Verdrag wanner de aanbieder van de dienst wordt betaald door een derde partij en niet door de ontvanger van de dienst Het begrip vergoeding moet daarom ook van toepassing zijn op situaties waarin een eindgebruiker als voorwaarde om toegang te krijgen tot de dienst wordt blootgesteld aan reclame, of waarin de dienstverrichter de verzamelde gegevens te gelde maakt

(17)Persoonlijke communicatiediensten zijn diensten die een interactieve uitwisseling van informatie tussen personen mogelijk maken, zoals traditionele telefoongesprekken tussen twee personen, maar ook alle soorten e-mails, berichtendiensten of groepchats. Persoonlijke communicatiediensten omvatten alleen communicatie tussen een door de afzender van de communicatie bepaald aantal, d.w.z. een niet potentieel oneindig aantal, natuurlijke personen. Communicatie waarbij rechtspersonen zijn betrokken, moet onder de definitie vallen wanneer natuurlijke personen namens die rechtspersoon handelen of minstens bij één kant van de communicatie zijn betrokken. Interactieve communicatie betekent dat de dienst de ontvanger van de informatie de mogelijkheid biedt te antwoorden. Diensten die niet aan deze eisen voldoen, zoals lineaire uitzendingen, video op verzoek, websites, sociale netwerken, blogs of de uitwisseling van informatie tussen machines, mogen niet als persoonlijke communicatiediensten worden beschouwd. In uitzonderlijke gevallen moet een dienst niet als een persoonlijke communicatiedienst worden beschouwd wanneer de persoonlijke en interactieve communicatiemogelijkheid slechts een ondergeschikte functie is bij een andere dienst en om objectieve technische redenen niet zonder die hoofddienst kan worden gebruikt en de integratie daarvan geen middel is om de regels inzake elektronische-communicatiediensten te omzeilen. Een voorbeeld van een dergelijke uitzondering is, in principe, het communicatiekanaal in onlinespellen, afhankelijk van de kenmerken van de communicatiemogelijkheid van de dienst.

(18)Persoonlijke communicatiediensten die gebruik maken van nummers uit het nationaal en internationaal nummerplan staan in verbinding met het openbare (pakket- of circuit)geschakelde telefoonnet. Nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten zijn zowel diensten waaraan eindgebruikers zijn toegewezen om de eind-tot-eindverbinding te waarborgen als diensten waarmee eindgebruikers personen kunnen bereiken aan wie die nummers zijn toegewezen. Het gebruik van een nummer als identificatiemiddel mag niet op gelijke voet worden gesteld met het gebruik van een nummer om verbinding te maken met het openbare geschakelde telefoonnet en volstaat derhalve niet om te besluiten dat een dienst een nummergebaseerde persoonlijke communicatiedienst is. Nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten moeten alleen aan verplichtingen worden onderworpen wanneer vanwege het algemeen belang specifieke wettelijke verplichtingen moeten worden opgelegd aan alle types elektronische-communicatiediensten, ongeacht of voor de verlening van de dienst gebruik wordt gemaakt van nummers. Een verschillende behandeling van nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten is gerechtvaardigd omdat die diensten deel uitmaken en derhalve de voordelen genieten van een openbaar gewaarborgd interoperabel ecosysteem.

ê 2002/22/EG overweging 6

ð nieuw

(19)Het netwerkaansluitpunt vormt voor regelgevingsdoeleinden een grens tussen het regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten en de regeling voor telecommunicatie-eindapparatuur. Bepaling van de locatie van netwerkaansluitpunten valt onder de bevoegdheid van de nationale regelgevende instantie, zo nodig op basis van een voorstel van de betrokken ondernemingen. ð In het licht van de praktijk van de nationale regelgevende instanties en de verschillende situaties inzake vaste en draadloze netwerken, moet het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (Berec), in nauw overleg met de Commissie, richtsnoeren vaststellen voor de bepaling van het netwerkaansluitpunt overeenkomstig deze richtlijn en in diverse concrete situaties. ï

ò nieuw

(20)Technische ontwikkelingen zorgen ervoor dat eindgebruikers niet alleen via de telefoon maar ook via andere persoonlijke communicatiediensten toegang krijgen tot noodhulpdiensten. Het begrip noodcommunicatie moet derhalve alle persoonlijke communicatiediensten waarmee de noodhulpdiensten kunnen worden bereikt, bestrijken. Het bouwt voor op de elementen van noodsystemen waarin de Uniewetgeving reeds voorziet, namelijk de alarmcentrale (Public Safety Answering Point - PSAP'), “de meest geschikte alarmcentrale" 39 en “noodhulpdiensten” 40 .

ê 2002/21/EG overweging 16 (aangepast)

ð nieuw

(21)Er dient een geharmoniseerde verzameling doelstellingen en beginselen te zijn waarop de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï  hun acties baseren en aan de hand waarvan zij die, indien nodig, met de regelgevende instanties ð en Berec ï van andere lidstaten coördineren bij de uitvoering van hun taken binnen dit regelgevingskader.

ê 2002/21/EG overweging 17 (aangepast)

ð nieuw

(22)De activiteiten van de uit hoofde van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen ingestelde nationale regelgevende ð bevoegde ï instanties dragen bij tot de verwezenlijking van breder beleid op het gebied van cultuur, werkgelegenheid, milieu, sociale samenhang en ruimtelijke ordening.

ò nieuw

(23)Om de politieke doelstellingen van de Strategie voor een digitale eengemaakte markt in een regelgevingskader te vertalen moeten de drie bestaande primaire doelstellingen, bevordering van de concurrentie, interne markt en de belangen van de eindgebruiker, worden aangevuld met een doelstelling inzake connectiviteit, uitgedrukt in de volgende termen: brede toegang en ingang van vaste en mobiele connectiviteit voor alle Europese burgers en bedrijven op basis van een redelijke prijs en keuze, mogelijk gemaakt dankzij reële en billijke concurrentie, efficiënte investeringen in open innovatie, een efficiënt gebruik van het spectrum, gemeenschappelijke regels en een voorspelbare reguleringsbeleid op de interne markt en de nodige sectorspecifieke regels om de belangen van de burgers te vrijwaren. Voor de lidstaten, nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties en belanghebbenden wordt die connectiviteitsdoelstelling enerzijds vertaald in het streven naar netwerken met een maximale capaciteit en economisch duurzame diensten in een bepaald gebied, en anderzijds in het streven naar territoriale samenhang dankzij de convergentie van de in verschillende gebieden beschikbare capaciteit.

ê 2002/21/EG overweging 18 (aangepast)

ð nieuw

(24)Het feit Ö principe Õ dat de lidstaten ð de Uniewetgeving op technologieneutrale wijze moeten toepassen ï er voor moeten zorgen dat de nationale regelgevende instanties zoveel mogelijk rekening houden met het streven dat de regelgeving technologisch neutraal moet zijn, dat wil zeggen dat de regelgeving ð een nationale regelgevende of andere bevoegde instantie ï het gebruik van een bepaald type technologie niet mag voorschrijven of bevoordelen, sluit niet uit dat evenredige maatregelen worden genomen om bepaalde specifieke diensten te bevorderen wanneer dit gerechtvaardigd is ð om de doelstellingen van het regelgevingskader te verwezenlijken ï , bijvoorbeeld digitale televisie als middel om de spectrumefficiency te vergroten. ð Voorts sluit dit niet uit dat rekening wordt gehouden met het feit dat bepaalde transmissiemedia dankzij hun fysieke kenmerken en architectuur beter scoren op het gebied van kwaliteit van de dienstverlening, capaciteit, onderhoudskosten, energie-efficiëntie, beheersflexibiliteit, betrouwbaarheid, robuustheid en aanpasbaarheid en uiteindelijk beter presteren, wat bepalend kan zijn voor de acties die worden genomen om de regelgevingsdoelstellingen te verwezenlijken. ï

 2009/140/EG overweging 53

(25)Efficiënte investeringen en mededinging moeten tegelijkertijd worden aangemoedigd, teneinde economische groei, innovatie en de keuzevrijheid voor de consument op te voeren.

ê 2009/140/EC overweging 54

(26)De mededinging kan het best worden bevorderd door een in economisch opzicht efficiënt niveau van investeringen in nieuwe en bestaande infrastructuur, indien nodig aangevuld met regelgeving, om daadwerkelijke mededinging bij kleinhandelsdiensten te bereiken. Een efficiënt niveau van mededinging op basis van infrastructuur is de mate van duplicatie van infrastructuur waarbij van investeerders redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij een correct rendement behalen op basis van redelijke verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de marktaandelen.

ê 2009/140/EG overweging 8 (aangepast)

ð nieuw

(27)Om de doelstellingen van de agenda van Lissabon te halen, Er moeten behoorlijke stimulansen worden geboden ter bevordering van investeringen in nieuwe netwerken ð met zeer hoge capaciteit ï hogesnelheidsnetwerken die de innovatie in inhoudrijke internetdiensten ondersteunen en het internationale concurrentievermogen van de Europese Unie versterken. Dergelijke netwerken hebben enorme mogelijkheden om consumenten en bedrijven in de hele Europese Unie van dienst te zijn. Het is derhalve van cruciaal belang duurzame investeringen in de ontwikkeling van deze nieuwe netwerken te bevorderen, en tegelijkertijd de mededinging te beschermen en de keuze voor de consument te vergroten door middel van voorspelbaarheid en consistentie van de regelgeving.

 2009/140/EG overweging 5 (aangepast)

(28)Het doel is om specifieke sectorregels ex ante steeds meer terug te brengen, naarmate de concurrentie in de markt zich ontwikkelt, en dat elektronische communicatie uiteindelijk volledig wordt geregeld door het mededingingsrecht. In aanmerking genomen dat de markten voor elektronische communicatie de afgelopen jaren een sterke concurrentiedynamiek te zien hebben gegeven, is het essentieel dat ex-ante regulerende verplichtingen alleen worden opgelegd wanneer er Ö op de betrokken retailmarkten Õ geen daadwerkelijke en duurzame mededinging is.

ò nieuw

(29)Elektronische communicatie wordt voor steeds meer sectoren essentieel. Het internet der dingen is een voorbeeld van de manier waarop de overdracht van radiosignalen als basis voor elektronische communicatie blijft evolueren en onze maatschappij en ondernemingen beïnvloedt. De invoering en integratie van nieuwe draadloze communicatietechnologieën en -toepassingen op het gebied van spectrumbeheer is essentieel om de voordelen van die ontwikkelingen beter te benutten. Aangezien ook de vraag naar andere technologieën en toepassingen op het spectrum toeneemt, en nog kan worden versterkt door de integratie of combinatie met elektronische communicatie, moet het spectrumbeheer, waar zinvol, sectoroverschrijdend worden aangepakt om ervoor te zorgen dat het spectrum efficiënter wordt gebruikt.

ê 2009/140/EG overweging 28 (aangepast)

ð nieuw

(30)Hoewel het spectrumbeheer onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen, kan s Strategische planning en coördinatie en, indien nodig, harmonisatie op communautair niveau Ö EU-niveau Õ helpen ervoor te zorgen dat spectrumgebruikers ten volle profiteren van de interne markt en dat de belangen van de Europese Unie wereldwijd doeltreffend kunnen worden behartigd. Daartoe moeten kunnen zo nodig wetgevende meerjarenprogramma’s voor het radiospectrumbeleid worden vastgesteld ð , waarvan het eerste wordt vastgesteld bij Besluit nr. 243/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad 41  ï om de beleidslijnen en -doelstellingen uiteen te zetten voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik in de Gemeenschap Ö Unie Õ . Deze beleidslijnen en -doelstellingen kunnen verwijzen naar de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van radiospectrum die nodig zijn voor de totstandbrenging en werking van de interne markt Ö overeenkomstig deze richtlijn Õ en kunnen in voorkomende gevallen ook verwijzen naar de harmonisatie van procedures voor het verlenen van algemene machtigingen of individuele rechten voor het gebruik van radiofrequenties om indien nodig belemmeringen voor de interne markt uit de weg te ruimen. Deze beleidslijnen en -doelstellingen dienen in overeenstemming te zijn met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen. 

ê 2009/140/EG overweging 32 (aangepast)

ð nieuw

(31)Het huidige spectrumbeheer en het distributiesysteem is over het algemeen gebaseerd op administratieve besluiten die niet flexibel genoeg zijn om te kunnen worden aangepast aan technologische en economische ontwikkelingen, met name de snelle ontwikkeling van draadloze technologie en de stijgende vraag naar bandbreedte. ð De nationale grenzen spelen steeds minder een rol bij het vaststellen van optimaal radiospectrumgebruik. ï Onnodige De onnodige fragmentering van nationale beleidslijnen ð inzake het beheer van het radiospectrum, waaronder ongerechtvaardigde verschillen met betrekking tot de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van het radiospectrum naar gelang van het type exploitant ï heeft de kosten opgedreven en geleid tot verlies van marktmogelijkheden voor spectrumgebruikers. Ö Dit kan Õ en heeft de innovatie afremmen vertraagd, ð de investeringen beperken, de schaalvoordelen voor fabrikanten en exploitanten verminderen en tot spanningen leiden tussen houders van rechten. Deze versnippering kan in het algemeen leiden tot een verstoring ï hetgeen ten koste gaat van de interne markt Ö en de belangen van Õ , de consument en de economie als geheel Ö schaden Õ . De voorwaarden voor toegang tot en gebruik van radiofrequenties kunnen variëren afhankelijk van het type exploitant terwijl de elektronische diensten die deze exploitanten verschaffen elkaar steeds meer overlappen zodat spanning ontstaat tussen houders van rechten, de kosten van toegang tot spectrum uiteenlopen en de werking van de interne markt potentieel wordt verstoord.

 2009/140/EG overweging 33 (aangepast)

De nationale grenzen spelen steeds minder een rol bij het vaststellen van optimaal radiospectrumgebruik. Fragmentering van het beheer van toegang tot spectrumrechten beperkt investeringen en innovatie en stelt exploitanten en fabrikanten van apparatuur niet in staat schaalvoordelen te verwezenlijken, zodat de ontwikkeling van een interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten die gebruikmaken van radiospectrum wordt gehinderd.

ê 2009/140/EG overweging 30 (aangepast)

(32)De spectrumbeheersbepalingen in deze richtlijn moeten in overeenstemming zijn met de werkzaamheden van de internationale en regionale organisaties die zich met radiospectrumbeheer bezig houden, zoals de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) en de Europese Conferentie van de Administraties van Posterijen en van Telecommunicatie (CEPT), teneinde het efficiënte beheer en de harmonisatie van het gebruik van het spectrum in de Gemeenschap Ö Unie Õ en tussen lidstaten en andere leden van de ITU te waarborgen.

ê 2002/21/EG overweging 11 (aangepast)

ð nieuw

(33)Overeenkomstig het beginsel van scheiding van regelgevende en operationele functies moeten de lidstaten de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instantie of ð en andere bevoegde ï instanties waarborgen teneinde ervoor te zorgen dat hun besluiten onpartijdig zijn. Deze eis van onafhankelijkheid doet niet af aan de institutionele autonomie en de constitutionele verplichtingen van de lidstaten of aan het beginsel van neutraliteit met betrekking tot de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten, dat is neergelegd in artikel 295 van het Verdrag. De nationale regelgevende ð en andere bevoegde ï instanties moeten over de nodige middelen (personeel, expertise en geldelijke middelen) beschikken om de hun opgedragen taken te kunnen uitvoeren.

ò nieuw

(34)Er moet een lijst worden opgesteld van taken die de lidstaten alleen mogen toewijzen aan instanties die zij aanwijzen als nationale regelgevende instanties waarvan de politieke onafhankelijkheid en regelgevende bekwaamheid is gewaarborgd, in tegenstelling tot andere regelgevende taken die zij zowel kunnen toevertrouwen aan de nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties. Wanneer in deze richtlijn bepaald is dat een lidstaat een bevoegde instantie met een taak moet belasten, kan de lidstaat kiezen of hij die taak toewijst aan een nationale regelgevende instantie, dan wel aan een andere bevoegde instantie.

ê 2009/140/EG overweging 13 (aangepast)

ð nieuw

(35)De onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties zou moeten worden Ö is bij de herziening van 2009 Õ versterkt om te zorgen voor een meer doeltreffende toepassing van het regelgevingskader en hun autoriteit en de voorspelbaarheid van hun besluiten te verhogen. Hiertoe zouden moesten uitdrukkelijke bepalingen moeten worden opgenomen in de nationale wetgeving om ervoor te zorgen dat een nationale regelgevende instantie die verantwoordelijk is marktregulering ex ante of voor geschillenbeslechting tussen ondernemingen, bij het uitoefenen van haar taken, beschermd is tegen externe interventie of politieke druk die haar onafhankelijke oordeel over de vraagstukken die haar worden voorgelegd in gevaar zouden kunnen brengen. Dergelijke externe invloed maakt een nationale instantie ongeschikt om volgens het regelgevingskader op te treden als een nationale regelgevende instantie. Met het oog hierop zouden van te voren voorschriften moeten Ö moesten vooraf voorschriften worden Õ opgesteld met betrekking tot de redenen die aanleiding geven voor ontslag van het hoofd van de nationale regelgevende instantie om ervoor te zorgen dat er volstrekt geen twijfels kunnen zijn over de neutraliteit van die instantie en dat de instantie niet gevoelig is voor externe factoren. ð Teneinde willekeurige ontslagen te vermijden, moet een ontslagen lid het recht krijgen de bevoegde rechtbank te laten onderzoeken of er geldige redenen tot ontslag zijn, onder de redenen waarin deze richtlijn voorziet. Een ontslag mag alleen verband houden met de persoonlijke of professionele kwalificaties van het hoofd of lid. ï Het is van belang dat de nationale regelgevende instanties die verantwoordelijk zijn voor ex-antemarktregelgeving, over hun eigen begroting beschikken, zodat zij met name voldoende gekwalificeerd personeel kunnen aanwerven. Met het oog op transparantie zou die begroting jaarlijks gepubliceerd moeten worden. ð Binnen de grenzen van hun begroting, moeten zij hun menselijke en financiële middelen autonoom kunnen beheren. Om de onpartijdigheid te waarborgen, dienen lidstaten die eigenaar zijn van of zeggenschap uitoefenen over ondernemingen die administratieve bijdragen betalen ten behoeve van de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instanties, waarborgen dat er een effectieve structurele scheiding bestaat tussen de activiteiten in verband met de uitoefening van de eigendom of zeggenschap en de uitoefening van het zeggenschap over de begroting. ï

ò nieuw

(36)De onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties moet worden versterkt om ervoor te zorgen dat het hoofd en de leden van die instanties niet vatbaar zijn voor externe druk, door minimumkwalificaties voor hun aanstelling en een minimumtermijn voor hun mandaat vast te stellen. Voorts zal de beperking dat hun mandaat slechts één keer kan worden verlengd en de verplichting om een passende rotatieregeling op te zetten voor het bestuur en het topmanagement het risico op innige banden beperken, de continuïteit waarborgen en de onafhankelijkheid versterken.

(37)Nationale regelgevende instanties moeten aansprakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken en verplicht worden verslag uit te brengen over de manier waarop zij die uitoefenen. Die verplichting moet de vorm aannemen van een jaarlijkse verslagleggingsplicht in plaats van de verplichting verslagen ad hod op te stellen, hetgeen een buitensporige omvang zou kunnen aannemen en de instanties zou kunnen belemmeren hun taken uit te oefenen. Volgens recente rechtspraak 42 kunnen uitvoerige of onvoorwaardelijke verslagleggingsverplichtingen indirect de onafhankelijkheid van een instantie aantasten.

(38)De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van de contactgegevens van de nationale regelgevende en andere bevoegde instanties. Voor instanties die bevoegd zijn voor de toekenning van toegangsrechten mag die kennisgevingsverplichting worden vervuld door te verwijzen naar het enkel informatiepunt dat is opgezet op grond van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 .

 2002/20/EG overweging 4

Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen voor alle al dan niet openbaar aangeboden elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat voor beide categorieën aanbieders dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige rechten, voorwaarden en procedures gelden.

 2002/20/EG overweging 5

Deze richtlijn is uitsluitend van toepassing op het toekennen van gebruiksrechten op radiofrequenties wanneer dat gebruik gepaard gaat met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, normaliter tegen betaling. Persoonlijk gebruik van radioapparaten, gebaseerd op het niet-exclusieve gebruik van specifieke radiofrequenties door een gebruiker en zonder verband met een economische activiteit, zoals het gebruik van een „citizen's band” door een radioamateur gaat niet gepaard met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten en valt derhalve niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn. Dergelijk gebruik valt onder de toepassing van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit 44 .

ê 2002/20/EG overweging 6 (nieuw)

Bepalingen betreffende het vrij verkeer van voorwaardelijke-toegangssystemen en het vrij verrichten van beschermde diensten op basis van dergelijke systemen staan in Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang 45 . De machtiging van dergelijke systemen en diensten hoeft dus niet onder deze richtlijn te vallen.

ê 2002/20/EG overweging 7 (aangepast)

(39)Een zo licht mogelijk machtigingssysteem moet worden gehanteerd om het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten mogelijk te maken, teneinde de ontwikkeling van nieuwe elektronische-communicatiediensten alsmede transnationale communicatienetwerken en -diensten te bevorderen en dienstenaanbieders en consumenten te laten profiteren van de schaalvoordelen van de interne markt.

ê 2002/20/EG overweging 8 (aangepast)

ð nieuw

(40)Deze doelstellingen ð Om ervoor te zorgen dat dienstverrichter en eindgebruikers de vruchten van de eengemaakte kunnen plukken, moet worden geopteerd voor een ï kunnen het best worden verwezenlijkt door middel van een algemene machtiging voor alle elektronische-communicatienetwerken en –diensten, ð andere elektronische-communicatienetwerken en -diensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten ï zonder dat een expliciet besluit of bestuurshandeling van de nationale regelgevende instantie nodig is en waarvoor ð een declaratoire ï kennisgeving de enige procedurele vereiste mag zijn. Indien de lidstaten van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten kennisgeving van de aanvang van hun activiteiten verlangen, kunnen zij een wettelijk erkend postaal of elektronisch bewijs van die kennisgeving verlangen. Dit bewijs mag geenszins een bestuurshandeling behelzen of vergen van de nationale regelgevende instantie waaraan die kennisgeving is gedaan. ð die kennisgeving mag voor de aanbieders geen administratieve kosten vergen en kan mogelijk gemaakt worden via een meldpunt op de website van de nationale regelgevende instantie. Berec dient de kennisgevingen tijdig mee te delen aan alle nationale regelgevende instanties van de lidstaten waar de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten voornemens zin elektronische-communicatienetwerken of diensten aan te bieden. De lidstaten kunnen een wettelijk erkend postaal of elektronisch bewijs van die kennisgeving aan Berec verlangen. Dit bewijs mag geenszins een bestuurshandeling behelzen of vergen van de nationale regelgevende instantie of een andere instantie. ï

ò nieuw

(41)De kennisgeving aan Berec moet beperkt blijven tot een verklaring waarmee de aanbieder kenbaar maakt dat hij voornemens is om te beginnen met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten. Een aanbieder kan alleen worden gevraagd bij die verklaring de in artikel 12 van deze richtlijn genoemde informatie mee te delen. De lidstaten mogen geen extra of afzonderlijke meldingsverplichtingen opleggen.

(42)In tegenstelling tot andere categorieën van elektronische communicatienetwerken en -diensten als gedefinieerd in deze richtlijn, maken nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten geen gebruik van de openbare nummervoorraden en behoren zij niet tot het openbaar gewaarborgde interoperabele ecosysteem. Derhalve mogen dit soort diensten niet aan de algemene machtigingsregeling worden onderworpen.

ê 2002/20/EG overweging 21 (aangepast)

ð nieuw

(43)Bij het verlenen van gebruiksrechten voor radio frequenties, ð spectrum, ï nummers of rechten om faciliteiten te installeren, kunnen dienen de betrokken bevoegde instanties de ondernemingen waaraan zij dergelijke rechten verlenen, te informeren over de desbetreffende voorwaarden in de algemene machtiging.

ê 2002/20/EG overweging 18 (aangepast)

ð nieuw

(44)De algemene machtiging mag alleen voorwaarden bevatten die specifiek zijn voor de sector elektronische communicatie. Er mogen geen voorwaarden worden opgelegd die reeds van toepassing zijn krachtens andere bestaande nationale wetgeving die niet specifiek is voor de sector elektronische communicatie. De nationale regelgevende instanties mogen de netwerkaanbieders en dienstenaanbieders echter ð bijvoorbeeld ï informeren over ð de toepasselijke regelgeving inzake milieu en ruimtelijke ordening ï over wetgeving die voor hun bedrijf van belang is, bijvoorbeeld door verwijzingen op hun websites.

ê 2009/140/EG overweging 73

(45)Bij de voorwaarden voor die machtigingen moet rekening worden gehouden met specifieke omstandigheden die betrekking hebben op de toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap en de noodzaak van openbare autoriteiten en hulpdiensten om onderling en met het publiek te communiceren voor, tijdens of na grote rampen. Rekening houdend met het belang van technische innovatie moeten de lidstaten eveneens machtigingen kunnen verstrekken om spectrum te gebruiken voor experimentele doeleinden, afhankelijk van specifieke beperkingen en voorwaarden die strikt gemotiveerd moeten worden door de experimentele aard van dergelijke rechten. 

ê 2002/20/EC overweging 9 (aangepast)

(46)De rechten en plichten van ondernemingen in het kader van algemene machtigingen moeten expliciet in die machtigingen worden opgenomen om een level playing field in de Gemeenschap Ö Unie Õ te waarborgen en grensoverschrijdende onderhandelingen over interconnectie tussen openbare communicatienetwerken te vergemakkelijken.

ê 2002/20/EG overweging 10 (aangepast)

(47)Door de algemene machtiging zijn ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden aan het publiek gerechtigd om overeenkomstig de voorwaarden van deze richtlijn Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijhorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) 46 over interconnectie te onderhandelen. Ondernemingen die andere elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden dan die welke aan het publiek worden aangeboden, kunnen op commerciële basis over interconnectie onderhandelen.

 2002/20/EG overweging 11 (aangepast)

Het verlenen van specifieke rechten kan noodzakelijk blijven voor het gebruik van radiofrequenties en nummers, inclusief korte codes, van het nationale nummerplan. Nummerrechten kunnen ook worden toegekend op basis van een Europees nummerplan, zoals bijvoorbeeld de virtuele landcode „3883” die is toegewezen aan de landen die deel uitmaken van de Europese Conferentie voor Post en Telecommunicatie (CEPT). Die gebruiksrechten mogen niet worden beperkt, tenzij dit onvermijdelijk is in verband met de schaarste van radiofrequenties en de noodzaak om een efficiënt gebruik daarvan te waarborgen. 

ê 2002/20/EG overweging 16

(48)Het is passend om voor niet-openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten minder en lichtere voorwaarden op te leggen dan gerechtvaardigd is voor openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

ê 2002/20/EG overweging 17 (aangepast)

ð nieuw

(49)Specifieke verplichtingen voor aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en –diensten ð andere elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten ï op grond van hun aanmerkelijke marktmacht als omschreven Ö in deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 (Kaderrichtlijn) 47 , die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö de Uniewetgeving Õ kunnen worden opgelegd, moeten gescheiden worden van de algemene rechten en verplichtingen in het kader van de algemene machtiging.

ê 2002/20/EG overweging 25

ð nieuw

(50)Aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten kunnen een bevestiging nodig hebben van hun rechten in het kader van de algemene machtiging met betrekking tot interconnectie en doorgangsrechten, met name om onderhandelingen met andere, regionale of lokale, overheden of met dienstenaanbieders in andere lidstaten te vergemakkelijken. Hiertoe dienen de nationale regelgevende instanties ð dient Berec, dat de kennisgevingen voor het aanbieden van openbare of private communicatienetwerken of -diensten ontvangt ï ofwel op verzoek of anders automatisch verklaringen aan ondernemingen af te geven naar aanleiding van een kennisgeving in het kader van de algemene machtiging. Dergelijke verklaringen mogen zelf geen aanspraken op rechten inhouden, en rechten uit hoofde van de algemene machtiging, gebruiksrechten of de uitoefening van dergelijke rechten mogen niet van een dergelijke verklaring afhangen.

ê 2002/20/EG overweging 30

ð nieuw

(51)Aanbieders van elektronische-communicatiediensten kunnen worden verplicht tot betaling van een administratieve bijdrage ter financiering van de werkzaamheden van de nationale regelgevende instantie ð of andere bevoegde instantie ï bij het beheer van het machtigingssysteem en het verlenen van gebruiksrechten. Dergelijke bijdragen mogen het bedrag van de feitelijke administratieve kosten van die werkzaamheden niet overschrijden. Hiertoe dient te worden gezorgd voor transparantie ter zake van de inkomsten en de uitgaven van de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde ï instanties, door middel van een jaarlijkse rapportage over het totale bedrag aan ontvangen bijdragen en de totale administratiekosten. Dit stelt ondernemingen in staat te controleren of de administratiekosten en de bijdragen met elkaar in overeenstemming zijn.

ê 2002/20/EG overweging 31

ð nieuw

(52)Stelsels voor administratieve bijdragen mogen de concurrentie niet verstoren, noch belemmeringen scheppen voor toegang tot de markt. Onder een algemeen machtigingssysteem zal het niet langer mogelijk zijn administratieve kosten en dus bijdragen op te leggen aan individuele ondernemingen, tenzij voor het toekennen van gebruiksrechten voor nummers, van radiofrequenties ð radiospectrum ï en van rechten om faciliteiten te installeren. Eventuele toepasselijke administratieve bijdragen dienen te sporen met de beginselen van een algemeen machtigingssysteem. Een voorbeeld van een billijk, eenvoudig en transparant alternatief voor deze omslagcriteria is een verdeelsleutel gebaseerd op de omzet. Wanneer de administratieve bijdragen zeer laag liggen, kunnen forfaitaire bijdragen, of bijdragen bestaande uit een combinatie van een forfaitair met een omzetgerelateerd bedrag ook een goede mogelijkheid zijn. ð Voor zover het algemene machtigingssysteem ook van toepassing is op ondernemingen met een zeer klein marktaandeel, zoals lokale netwerkaanbieders, of tot dienstverrichters waarvan het verdienmodel zeer weinig inkomsten oplevert, zelfs bij een significante marktpenetratie in termen van volume, moeten de lidstaten beoordelen of het voor het opleggen van administratieve verplichtingen een passende de minimis-drempel kan worden vastgesteld. ï

ê 2002/20/EG overweging 33

ð nieuw

(53)De lidstaten kunnen wijzigingen aanbrengen in rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen en vergoedingen met betrekking tot algemene machtigingen en gebruiksrechten wanneer dat objectief gerechtvaardigd is. Dergelijke wijzigingen moeten tijdig en op passende wijze ter kennis van alle belanghebbende partijen worden gebracht, zodat deze voldoende gelegenheid wordt geboden om hun standpunt ten aanzien van de wijzigingen naar voren te brengen. ð Ermee rekening houdend dat rechtszekerheid moet worden gewaarborgd en de voorspelbaarheid van de regelgeving moet worden bevorderd, moet elke beperking of intrekking van bestaande rechten op het gebruik van radiospectrum of voor de installatie van faciliteiten verlopen via voorspelbare en transparante procedures; derhalve kunnen strengere eisen of een meldingssysteem worden opgelegd wanneer gebruiksrechten zijn toegekend op basis van een concurrerende of vergelijkende procedure. Bij kleine wijzigingen van bestaande rechten voor de installatie van faciliteiten of het gebruik van het spectrum die geen impact hebben op de belangen van derden, moeten onnodige procedures worden vermeden. De wijziging van het spectrumgebruik ten gevolge van de toepassing van het beginsel van de technologie- en dienstenneutraliteit mag niet worden beschouwd als een voldoende reden om rechten in te trekken aangezien er geen nieuwe rechten worden toegekend. ï

 2002/20/EG overweging 34

De beoogde transparantie vereist dat dienstenaanbieders, consumenten en andere belanghebbende partijen gemakkelijk toegang hebben tot alle informatie betreffende rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen, vergoedingen en besluiten inzake het aanbieden van elektronische-communicatiediensten, gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers, rechten tot het installeren van faciliteiten, nationale frequentiegebruiksplannen en nationale nummerplannen. De nationale regelgevende instanties hebben een belangrijke functie bij het verstrekken en actualiseren van dergelijke informatie. Wanneer dergelijke rechten op een ander bestuursniveau worden beheerd moeten de nationale regelgevende instanties trachten een gebruikersvriendelijk instrument in het leven te roepen dat toegang verschaft tot informatie over zulke rechten.

 2002/20/EG overweging 35

Er moet door de Commissie op worden toegezien dat de interne markt goed functioneert in combinatie met de nationale machtigingssystemen in het kader van deze richtlijn.

 2002/20/EG overweging 36

Wil men komen tot één toepassingsdatum voor alle onderdelen van het nieuwe regelgevingskader voor de sector elektronische communicatie, dan is het van belang dat het proces van nationale omzetting van deze richtlijn en het proces van aanpassing van de bestaande machtigingen aan de nieuwe voorschriften, parallel verlopen. In specifieke gevallen waarin de vervanging van de op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande machtigingen door de algemene machtiging en de individuele gebruiksrechten overeenkomstig deze richtlijn, zou leiden tot een verzwaring van de verplichtingen voor dienstenaanbieders die met een bestaande machtiging werken of tot een beperking van hun rechten, mogen de lidstaten na de inwerkingtreding van deze richtlijnen nog eens 9 maanden de tijd nemen voor het aanpassen van dergelijke machtigingen, tenzij dit een negatief effect zou hebben op de rechten en verplichtingen van andere ondernemingen.

 2002/20/EG overweging 37

Er kunnen omstandigheden zijn waarin de afschaffing van een machtigingsvoorwaarde betreffende de toegang tot elektronische-communicatienetwerken tot ernstige moeilijkheden kan leiden voor een of meer ondernemingen die gebruik maakten van deze voorwaarde. In zulke gevallen kan de Commissie op verzoek van een lidstaat verdere overgangsregelingen treffen.

 2002/20/EG overweging 38

Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de harmonisering en vereenvoudiging van de regels en voorwaarden inzake machtigingen voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, 

ê 2009/140/EG overweging 70

(54)Kleine wijzigingen van rechten en plichten zijn wijzigingen die hoofdzakelijk van administratieve aard zijn, niet leiden tot verandering van de inhoud van de algemene machtigingen en de individuele gebruiksrechten en derhalve geen relatief voordeel voor de andere ondernemingen opleveren.

ê 2002/21/EG overweging 13 (aangepast)

ð nieuw

(55)De nationale regelgevende ð en andere bevoegde ï instanties moeten informatie van de marktpartijen verzamelen om hun taken doeltreffend te kunnen uitvoeren. Het kan nodig zijn deze informatie te verzamelen is ook mogelijk dat deze informatie moet worden verzameld voor de Commissie ð , of Berec ï om haar hen in staat te stellen haar hun verplichtingen uit hoofde van Ö de Uniewetgeving Õ het Gemeenschapsrecht na te komen. Verzoeken om informatie moeten proportioneel zijn en mogen geen buitensporige last meebrengen voor ondernemingen. Door nationale regelgevende ð en andere bevoegde ï instanties verzamelde informatie moet openbaar zijn, behalve wanneer deze vertrouwelijk is, zulks in overeenstemming met de nationale regels inzake de toegang van het publiek tot informatie en met inachtneming van de communautaire Ö Uniewetgeving Õ en nationale wetgeving betreffende vertrouwelijke bedrijfs- of fabricagegegevens.

ê 2009/140/EG overweging 16

ð nieuw

(56) Om hun regelgevende taken op doeltreffende wijze te kunnen uitvoeren, moeten de gegevens die de nationale regelgevende instanties bijeen brengen onder meer gegevens bevatten over de detailhandelsmarkten die verbonden zijn aan groothandelsmarkten waar een exploitant een aanmerkelijke marktmacht bezit en die dan ook door de nationale regelgevende instantie worden gereguleerd. Het gaat hierbij ook om gegevens die de nationale regelgevende instantie in staat moeten stellen ð de naleving van de aan het gebruiksrecht gekoppelde voorwaarden en ï de mogelijke impact te beoordelen van geplande verbeteringen of veranderingen aan de netwerktopologie op de ontwikkeling van concurrentie of op groothandelsproducten die beschikbaar worden gesteld aan andere partijen. ð Informatie betreffende de naleving van de aan de gebruiksrechten van radiospectrum gekoppelde dekkingsverplichtingen is essentieel om de volledigheid te waarborgen van het door de nationale regelgevende instanties uitgevoerde geografisch onderzoek van de netwerkontwikkeling. Daartoe moeten zij kunnen verlangen dat de vereiste informatie tot op lokaal niveau nauwkeurig is en voldoende fijnmazig is om een geografisch onderzoek van de netwerken te kunnen uitvoeren. ï

ê 2002/20/EG overweging 28 (aangepast)

ð nieuw

(57)Het onderwerpen van dienstenaanbieders aan Om de verplichtingen inzake rapportage en informatieverstrekking voor netwerk- en dienstenaanbieders en voor de betrokken bevoegde instantie kan zowel voor de onderneming als voor de betrokken nationale regelgevende instantie bezwaarlijk zijn Dergelijke behoren dergelijke verplichtingen behoren daarom evenredig en objectief gerechtvaardigd te zijn en beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke. ð Met name dubbele verzoeken om informatie van de bevoegde instantie en Berec ï Er behoeft niet te worden geëist dat waarbij systematisch en regelmatig wordt aangetoond dat is voldaan aan alle in het kader van de een algemene machtiging geldende of aan of of aan de gebruiksrechten gekoppelde voorwaarden ð moeten worden vermeden. ï Ondernemingen Ö moeten Õ hebben het recht te weten waarvoor voor welke doeleinden de gevraagde informatie die zij moeten verstrekken zal worden gebruikt Ö zal worden gebruikt Õ . De verstrekking Het verstrekken van informatie mag geen voorwaarde voor markttoegang zijn. Voor statistische doeleinden kan van de aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten kennisgeving van stopzetting van de activiteit worden verlangd.

ê 2002/20/EG overweging 29 (aangepast)

ð nieuw

(58)Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan De de verplichtingen van de lidstaten om alle nodige informatie te verstrekken voor de verdediging van communautaire belangen Ö van de Unie Õ Ö op grond Õ in de context van internationale overeenkomsten. Deze richtlijn mag voorts geen afbreuk doen aan en rapportageverplichtingen krachtens wetgeving die niet specifiek is voor de sector elektronische communicatie, zoals het mededingingsrecht Ö , blijven onverminder van toepassing. Õ 

ê 2002/21/EG overweging 14 (aangepast)

ð nieuw

(59)Informatie die door een nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie, in overeenstemming met de communautaire Ö Uniewetgeving Õ nationale voorschriften betreffende vertrouwelijke bedrijfs- of fabricagegegevens ð en de bescherming van persoonsgegevensï als vertrouwelijk wordt beschouwd, mag uitsluitend met de Commissie en andere nationale regelgevende instanties ð en Berec ï worden uitgewisseld wanneer die uitwisseling strikt noodzakelijk is voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen; de uitgewisselde informatie moet beperkt zijn tot hetgeen relevant is voor en in evenredigheid met het doel van een dergelijke uitwisseling.

ò nieuw

(60)Aangezien de technologie, de topologie, het mediumgebruik en de eigendom van breedbandcommunicatienetwerken steeds belangrijker en diverser worden, moet regulering gebeuren op basis van gedetailleerde informatie en prognoses over de uitrol van netwerken om de effectiviteit te waarborgen en de inspanningen toe te spitsen op de gebieden waar ze nodig zijn. Die informatie moet plannen omvatten over zowel de uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit als van significante upgrades of uitbreidingen van bestaande koper- of andere netwerken die niet op alle vlakken de prestatiekenmerken van netwerken met zeer hoge capaciteit bezitten, zoals de uitrol van glasvezel tot de kast in combinatie met actieve technologieën zoals vectoring. De nauwkeurigheid en territoriale fijnmazigheid van de informatie die de nationale regelgevende instanties moeten verzamelen, moet worden bepaald door de regelgevende doelstellingen en moeten toereikend zijn voor die regelgevingsdoelstellingen. De omvang van de territoriale eenheid zal ook verschillen van lidstaat tot lidstaat, afhankelijks van de regelgevingsbehoeften in de specifieke nationale context en de beschikbaarheid van lokale gegevens. Niveau 3 in de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) zal als territoriale eenheid in de meeste gevallen wellicht niet fijnmazig genoeg zijn. De nationale regelgevende instanties moeten van Berec richtsnoeren krijgen over de beste praktijken voor de aanpak van die taak, waarbij die richtsnoeren voortbouwen op de beschikbare ervaring van de nationale regelgevende instanties met de uitvoering van geografische onderzoeken van de netwerkontwikkeling. De nationale regelgevende instanties moeten de eindgebruikers tools aanreiken met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening om hen beter bewust te maken van de beschikbare connectiviteitsdiensten.

(61)Indien er in specifieke en duidelijk afgebakende gebieden sprake is van digitale uitsluiting moeten nationale regelgevende instanties de mogelijkheid hebben een oproep te publiceren om te peilen naar de belangstelling van ondernemingen om te investeren in netwerken van zeer hoge capaciteit. Met het oog op een voorspelbaar investeringsklimaat moeten nationale regelgevende instanties informatie kunnen uitwisselen met ondernemingen die bereid zijn ultrasnelle netwerken op te zetten over de mate waarin in het betrokken gebied andere vormen van netwerkverbeteringen, m.i.v. Die met een downloadsnelheid van minder dan 100 Mbps, aan de gang zijn of zijn gepland. 

ê 2002/21/EG overweging 15 (aangepast)

ð nieuw

(62)Het is van belang dat de nationale regelgevende ð en andere bevoegde ï instanties alle betrokken partijen raadplegen over voorgestelde besluiten, ð hen - gezien de complexiteit van de materie - voldoende tijd geven om opmerkingen te formuleren ï en rekening houden met hun opmerkingen voordat zij een definitief besluit nemen. Om ervoor te zorgen dat besluiten op nationaal niveau geen nadelig gevolg hebben voor de interne markt of andere doelstellingen van het Verdrag, moeten de nationale regelgevende instanties bepaalde ontwerpbesluiten eveneens meedelen aan de Commissie en andere nationale regelgevende instanties. Het is passend dat de nationale regelgevende instanties de betrokken partijen raadplegen over alle ontwerpmaatregelen die van invloed zijn op de handel tussen de lidstaten. De gevallen waarin de procedures van de artikelen 6 Ö 24 Õ en 7 Ö 34 Õ gelden, zijn in de onderhavige richtlijn en in de bijzondere richtlijnen bepaald.

ê 2009/136/EG overweging 49 (aangepast)

(63)Teneinde bestaande tekortkomingen qua raadpleging van de consumenten te verhelpen en op passende wijze aan de belangen van de burger te voldoen, moeten de lidstaten een geschikt raadplegingsmechanisme opzetten. Een dergelijk mechanisme kan de vorm aannemen van een orgaan dat, onafhankelijk van de nationale regelgevende instantie én van de dienstenleveranciers, onderzoek uitvoert over consumentenkwesties, zoals consumentengedrag en mechanismen voor het veranderen van dienstenleverancier, dat op een transparante wijze functioneert en de bestaande mechanismen voor raadpleging van de belanghebbenden aanvult. Bovendien kan een mechanisme worden ingesteld om adequate samenwerking mogelijk te maken inzake kwesties die verband houden met de bevordering van wettelijke inhoud. Samenwerkingsprocedures die op grond van zo’n mechanisme tot stand komen, mogen evenwel geen stelselmatig toezicht op internetgebruik toestaan.

ê 2002/21/EG overweging 32 (aangepast)

ð nieuw

(64)In geval van een geschil tussen ondernemingen in dezelfde lidstaat op een gebied dat onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen valt, bijvoorbeeld in verband met toegang en interconnectie of de wijze waarop abonneelijsten ð eindgebruikerslijsten ï worden overgedragen, moet een benadeelde partij die te goeder trouw heeft onderhandeld, maar geen akkoord heeft kunnen bereiken een beroep kunnen doen op de nationale regelgevende instantie om het geschil te beslechten. De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de partijen een oplossing op te leggen. Bij het optreden van een nationale regelgevende instantie in het beslechten van geschillen tussen ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbieden in een lidstaat, moet gezorgd worden voor overeenstemming met de verplichtingen krachtens deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen.

ê 2002/21/EG overweging 33 (aangepast)

ð nieuw

(65)Naast het recht van beroep waarin het nationale of het Gemeenschapsrecht Ö de Uniewetgeving Õ of voorziet, bestaat er behoefte aan een eenvoudige procedure die op verzoek van elke partij bij het geschil op gang kan worden gebracht, om grensoverschrijdende geschillen te beslechten die niet onder de bevoegdheid van een enkele nationale regelgevende instantie vallen  ð tussen ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken of -diensten in verschillende lidstaten aanbieden of daartoe gemachtigd zijnï

ê 2009/140/EG overweging 50 (aangepast)

ð nieuw

(66) Een belangrijke taak van Berec is in voorkomend geval adviezen te verstrekken in verband met grensoverschrijdende geschillen. De nationale regelgevende instanties moeten in die gevallen ð bij het opleggen van verplichtingen aan een onderneming of de beslechting van geschillen ï dan ook rekening houden met eventuele de adviezen van BEREC.

ò nieuw

(67)Een gebrek aan coördinatie tussen lidstaten bij de organisatie van het spectrumgebruik op hun grondgebied kan tot grootschalige interferentieproblemen leiden, die een zware impact hebben op de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt. De lidstaten moeten alle nodige maatregelen treffen om grensoverschrijdende en schadelijke interferentie te vermijden en daartoe onderling samenwerken. Op verzoek van één of meerdere lidstaten of van de Commissie moet de Beleidsgroep Radiospectrum de opdracht krijgen de nodige grensoverschrijdende coördinatie te ondersteunen. Op basis van de door de Beleidsgroep Radiospectrum voorgestelde oplossing kan in sommige gevallen een uitvoeringsmaatregel vereist zijn om de grensoverschrijdende interferentie definitief weg te werken of om een op grond van de Uniewetgeving door twee of meer lidstaten middels bilaterale onderhandelingen overeenkomen gecoördineerde oplossing te handhaven.

(68)De Beleidsgroep Radiospectrum is een adviserende groep op hoog niveau van de Commissie en is opgericht bij Besluit 2002/622/EG 48 van de Commissie teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van de interne markt en de ontwikkeling van het radiospectrumbeleid op EU-niveau te ondersteunen, rekening houdend met de economische, politieke, culturele, strategische, gezondheids- en maatschappelijke overwegingen, alsook met de technische parameters. De groep moet samengesteld zijn uit de hoofden van de instanties die de algemene politieke verantwoordelijkheid dragen voor het strategisch spectrumbeleid. Hij moet de Commissie advies verlenen bij het bepalen van de strategische doelstellingen, prioriteiten en routekaarten voor het spectrumbeleid. Die moet de zichtbaarheid van het spectrumbeleid in de verschillende EU-beleidsterreinen bevorderen en de sectoroverschrijdende consistentie op nationaal en EU-niveau helpen waarborgen. Op hun verzoek verleent de groep ook advies aan het Europees Parlement en de Raad. Voorts moet de Beleidsgroep Radiospectrum het forum vormen voor de coördinatie tussen de lidstaten bij de naleving van hun verplichtingen op grond van deze richtlijn op het gebied van het radiospectrum en een centrale rol spelen op gebieden die essentieel zijn voor de interne markt, zoals grensoverschrijdende coördinatie of standaardisering. Er kunnen technische werkgroepen of groepen van deskundigen worden opgericht ter ondersteuning van de plenaire vergadering, waar het strategisch beleid wordt uitgestippeld door hoge vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie.

ê 2002/22/EG overweging 47 (aangepast)

ð nieuw

(69)In een concurrerende omgeving dienen nationale regelgevende instanties rekening te houden met de standpunten van belanghebbende partijen, waaronder gebruikers en consumenten, wanneer zaken worden behandeld in verband met eindgebruikersrechten. ð Buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedures kunnen voor eindgebruikers een snelle en kostenefficiënte manier om hun rechten af te dwingen, met name voor consumenten en micro- en kleine ondernemingen. ï Ö Voor consumentengeschillen zijn reeds Õ Er dient te worden voorzien in doelmatige ð , niet-discriminerende en goedkope ï procedures voor het behandelen van geschillen tussen gebruikers enerzijds en ondernemingen die met aanbieders van openbare Ö elektronische- Õ communicatiediensten aanbieden anderzijds. ð ingesteld bij Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad 49 , voor zover het om relevante contractuele geschillen gaat, de betrokken consument in de Unie woont en de onderneming in de Unie is gevestigd. Aangezien talrijke lidstaten geschillenbeslechtingsprocedures hebben opgezet voor andere eindgebruikers dan consumenten, waarop Richtlijn 2013/11/EU niet van toepassing is, is het redelijk de sectorspecifieke geschillenbeslechtingsprocedure voor zowel consumenten als, in geval de lidstaten in die uitbreiding voorzien, voor andere eindgebruikers, met name micro- en kleine ondernemingen te handhaven. ï De lidstaten dienen ten volle rekening te houden met Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen 50 . ð In het licht van de grote sectorale deskundigheid van de nationale regelgevende instanties, moeten de lidstaten de nationale regelgevende instanties de mogelijkheid bieden op te treden als geschillenbeslechtingsorgaan, zij het via een afzonderlijk orgaan binnen de instantie, waaraan geen instructies kunnen worden gegeven. Geschillenbeslechtingsprocedures op grond van deze richtlijn waarbij consumenten zijn betrokken, moeten voldoen aan de kwaliteitsvereisten van hoofdstuk II van Richtlijn 2013/11/EU. ï

ê 2009/140/EG overweging 72 (aangepast)

ð nieuw

(70)Nationale regelgevende ð De bevoegde ï instanties moeten doelmatige actie kunnen nemen om toezicht kunnen houden op en naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging en of van het gebruiksrecht ð , en met waarborgen dat het spectrum effectief en efficiënt worden gebruikt en dat de verplichtingen inzake dekking en kwaliteit van de dienstverlening worden nageleefd door ï met inbegrip van de bevoegdheid om doelmatige financiële sancties of administratieve sancties op te leggen ð , waaronder verboden of de intrekking van gebruiksrechten leggen, ï wanneer deze voorwaarden niet worden nageleefd. ð Ondernemingen moeten de bevoegde instanties zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie verstrekken om hen in staat te stellen hun toezichthoudende taken te vervullen. Om te voorkomen dat belemmeringen voor de toegang tot de markt ontstaan, met name het achterhouden van frequenties, moet de handhaving van de aan de spectrumrechten gekoppelde voorwaarden door de lidstaten worden verbeterd en moeten alle bevoegde instanties, naast de regelgevende nationale instanties, daaraan meewerken. Als maatregel tegen langdurige rechten moet een “gebruiken of verliezen”-oplossing worden opgenomen in de handhavingsvoorwaarden. Daartoe moeten het verhandelen of leasen van spectrum worden overwogen als modaliteiten die het effectief gebruik door de oorspronkelijke houder waarborgen. Om rechtszekerheid te bieden ten aanzien van mogelijke sancties vanwege het niet gebruik van spectrum, kunnen vooraf gebruiksdrempels worden vastgesteld in termen van spectrumtijd, -kwantiteit of –identiteit. ï

ê 2002/20/EG overweging 15 (aangepast)

(71)De voorwaarden die aan de algemene machtiging Ö machtigingen Õ aan de specifieke Ö individuele Õ gebruiksrechten kunnen worden verbonden moeten beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de naleving van de voorwaarden en verplichtingen krachtens het Gemeenschapsrecht en het nationaal recht overeenkomstig Ö de Uniewetgeving Õ dat strookt met het Gemeenschapsrecht, te verzekeren.

ê 2002/21/EG overweging 12 (aangepast)

ð nieuw

(72)Elke partij die voorwerp is van een besluit van een nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie, moet het recht hebben in beroep te gaan bij een lichaam dat onafhankelijk is van de betrokken partijen, ð en dat niet is blootgesteld aan externe beïnvloeding of politieke druk die zijn onafhankelijkheid bij de beoordeling van de hem voorgelegde kwesties zou kunnen aantasten ï Ö Dat lichaam kan bijvoorbeeld Õ Bijvoorbeeld bij een rechtbank zijn. Voorts moet iedere onderneming die van mening is dat haar verzoeken om het verlenen van de rechten voor het installeren van faciliteiten niet in overeenstemming met de in deze richtlijn vervatte beginselen worden behandeld, het recht hebben om tegen dergelijke besluiten in beroep te gaan. Deze Ö Die Õ beroepsprocedure Ö mag Õ laat geen afbreuk doen aan de bevoegdheidsverdeling binnen nationale rechtsstelsels of de rechten van rechtspersonen of natuurlijke personen uit hoofde van het nationale recht onverlet. ð De lidstaten dienen te voorzien in een daadwerkelijke beroepsmogelijkheden tegen dergelijke besluiten. ï

ê 2009/140/EG overweging 14 (aangepast)

ð nieuw

(73)Om de marktdeelnemers rechtszekerheid te bieden, moeten de beroepsinstanties hun taken effectief uitoefenen; met name moeten de beroepsprocedures niet al te lang zijn. Voorlopige maatregelen die de gevolgen van het besluit van een nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie schorsen, dienen alleen in dringende gevallen te worden verleend om te voorkomen dat de partij die om dergelijke maatregelen verzoekt ernstige en onherstelbare schade wordt toegebracht en indien dit noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van een belangenevenwicht.

ê 2009/140/EG overweging 15 (aangepast)

ð nieuw

(74) De manier waarop beroepsinstanties voorlopige maatregelen hebben toegepast om besluiten van de nationale regelgevende instanties te schorsen loopt nogal uiteen. Om de verschillende benaderingen meer op elkaar af te stemmen moet een gemeenschappelijke norm worden gehanteerd die spoort met de communautaire rechtspraak Ö Unierechtspraak Õ . De beroepsinstanties moeten ook gerechtigd zijn beschikbare gegevens die door Berec zijn bekendgemaakt op te vragen. Aangezien de beroepsprocedure voor de algemene werking van het regelgevingskader van belang is, zou er een mechanisme moeten komen dat de informatie over beroepsprocedures inzake, en besluiten tot schorsing van, besluiten van de ð bevoegde ï regelgevende instanties in alle lidstaten verzamelt en tevens over die informatie aan de Commissie ð en Berec ï verslag uitbrengt. ð Dat mechanisme moet ervoor zorgen dat de Commissie of Berec besluiten of rechtspraak van de lidstaten kunnen opzoeken met het oog op de ontwikkeling van een databank. ï

ê 2002/21/EG overweging 15 (aangepast)

ð nieuw

(75)De Commissie moet de mogelijkheid hebben om na overlet met het Comité voor communicatie, ð rekening houdend met het advies van Berec; ï een nationale regelgevende instantie te verlangen dat zij haar ontwerpmaatregel intrekt, indien het de definitie betreft van relevante markten of het al dan niet aanwijzen van ondernemingen met aanzienlijke marktmacht, en indien dergelijke besluiten een belemmering zouden opwerpen voor de interne markt, of onverenigbaar zouden zijn met het Gemeenschapsrecht de Uniewetgeving, en in het bijzonder met de beleidsdoelstellingen waardoor de nationale regelgevende instanties zich moeten laten leiden. Deze procedure doet geen afbreuk aan de kennisgevingsprocedure van Richtlijn 98/34/EG2015/1535/EU en de voorrechten van de Commissie uit hoofde van het Verdrag wat betreft inbreuken op het Gemeenschapsrecht de Uniewetgeving.

ê 2009/140/EG overweging 17 (aangepast)

(76)De nationale raadpleging op grond van artikel Ö 24 Õ  6 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) dient te worden uitgevoerd vóór de raadpleging van de Gemeenschap Ö Uniewetgeving Õ op grond van de artikelen 7 Ö 34 Õ en 7 bis Ö 35 Õ van die deze richtlijn zodat bij de communautaire Ö Unieraadpleging Õ met de standpunten van de belanghebbende partijen rekening kan worden gehouden. Dit zou een tweede communautaire raadpleging Ö conform de Uniewetgeving Õ geval van wijzigingen van een geplande maatregel als gevolg van de nationale raadpleging overbodig maken.

ê 2009/140/EG overweging 20 (aangepast)

(77)Het is van belang dat het regelgevingskader tijdig wordt uitgevoerd. Wanneer de Commissie heeft besloten dat een nationale regelgevende instantie een geplande maatregel moet intrekken, zou deze instantie een herziene versie moeten indienen. Voor de kennisgeving van de herziene maatregel aan de Commissie op grond van Artikel 7 Ö 34 Õ van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) met het oog op de rechtszekerheid een termijn moeten worden vastgesteld zodat de marktdeelnemers op de hoogte zijn van de duur van de marktherziening.

ê 2009/140/EG overweging 19 (aangepast)

ð nieuw

(78)Het communautair mechanisme Ö Uniemechanisme Õ waarmee de Commissie de nationale regelgevende instanties ertoe kan brengen geplande maatregelen met betrekking tot de marktdefinitie en het aanwijzen van exploitanten met aanmerkelijke macht op de markt in te trekken, heeft in belangrijke mate bijgedragen tot een samenhangende aanpak om vast te stellen onder welke omstandigheden ex-anteregelgeving kan worden toegepast en voor welke exploitanten zij geldt. Bij het toezicht op de markt door de Commissie, en met name bij ervaringen Uit ervaringen met de procedures op grond van artikel 7 Ö en 7 bis Õ Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), is gebleken dat de nationale regelgevende instanties zelfs bij gelijke marktomstandigheden de oplossingen op zeer uiteenlopende manieren toepassen, waardoor de interne markt in elektronische communicatie kan worden ondermijnd.  De Commissie en ð Berec ï kan zouden derhalve ð , binnen de grenzen van hun respectieve verantwoordelijkheden, moeten ï bijdragen tot het waarborgen van een hoger niveau van samenhang in de toepassing van de oplossingen door adviezen te geven inzake betreffende de door de nationale regelgevende instanties voorgestelde ontwerpmaatregelen. ð Wanneer Berec de bezwaren van de Commissie bovendien deelt, zou de Commissie een nationale regelgevende instantie moeten kunnen verplichten een ontwerpmaatregel in te trekken. ï Om te profiteren van de deskundigheid van de nationale regelgevende instanties inzake de marktanalyse, dient de Commissie, alvorens besluiten te nemen en/of aanbevelingen te doen, bij BEREC te rade te gaan.

ê 2009/140/EG overweging 21 (aangepast)

(79)Gezien de korte termijnen in het communautaire raadplegingsmechanisme Ö van de Unie Õ dient de Commissie de bevoegdheid te worden gegeven om aanbevelingen en/of richtsnoeren vast te stellen ter vereenvoudiging van de procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de nationale regelgevende instanties — bijvoorbeeld in gevallen die betrekking hebben op stabiele markten of die alleen geringe wijzigingen inhouden van maatregelen waarvan al eerder kennisgeving is gedaan — of om de invoering mogelijk te maken van een vrijstelling van kennisgeving om procedures in bepaalde gevallen te stroomlijnen.

ê 2002/21/EG overweging 37 (aangepast)

ð nieuw

(80)Nationale regelgevende instanties werken op transparante wijze samen met elkaar ð , met Berec ï en met de Commissie samen om te zorgen voor de consequente toepassing in alle lidstaten van de bepalingen van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen. Deze samenwerking kan onder meer plaatsvinden in het Comité voor communicatie of in een groep bestaande uit Europese regelgevende instanties. De lidstaten dienen te beslissen welke instanties nationale regelgevende instanties zijn voor het doel van de onderhavige richtlijn en van de bijzondere richtlijnen. 

ê 2009/140/EG owerweging 18

(81)Deze vrijheid om zelf te besluiten hoe het regelgevingskader moet worden uitgevoerd moet wel verenigbaar zijn met de ontwikkeling van consequente regelgevingspraktijken en een consequente toepassing van het regelgevingskader om doeltreffend bij te dragen tot de ontwikkeling en voltooiing van de interne markt. De nationale regelgevende instanties zouden derhalve hun steun moeten verlenen aan de interne marktactiviteiten van de Commissie en aan die van Berec.

ê 2002/21/EG overweging 38

(82)Maatregelen die van invloed kunnen zijn op de handel tussen de lidstaten zijn maatregelen die direct of indirect, feitelijk of in potentie, van invloed kunnen zijn op het handelspatroon tussen de lidstaten op een wijze die een belemmering kan vormen voor de interne markt. Het gaat om maatregelen die van aanzienlijke invloed zijn op aanbieders of gebruikers in andere lidstaten, waarbij het onder meer kan gaan om: maatregelen die de prijzen voor gebruikers in andere lidstaten beïnvloeden; maatregelen die gevolgen hebben voor de mogelijkheid van een onderneming in een andere lidstaat om een elektronische communicatiedienst te verlenen, in het bijzonder maatregelen die gevolgen hebben voor de mogelijkheid diensten te verlenen op transnationale basis; en maatregelen die gevolgen hebben voor de marktstructuur of de toegang tot de markt, met nadelige gevolgen voor ondernemingen in andere lidstaten.

ê 2009/140/EG overweging 6 (aangepast)

(83)Bij de evaluatie van de werking van Ö deze richtlijn Õ de kaderrichtlijn  en de bijzondere richtlijnen beoordeelt de Commissie of er, gelet op de ontwikkelingen op de markt en zowel met betrekking tot de mededinging als tot de consumentenbescherming, nog steeds behoefte is aan de bepalingen betreffende sectorspecifieke regulering ex-ante in de artikelen 8 tot en met 13 bis van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) dan wel of deze bepalingen moeten worden gewijzigd of ingetrokken.

ê 2002/21/EG overweging 40

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 51 .

ò nieuw

(84)Gelet op hun algemene economische deskundigheid en marktkennis, op de objectieve en technische aard van hun beoordelingen en teneinde de consistentie met hun andere marktreguleringstaken te waarborgen, moeten de nationale regelgevende instanties bepalen welke de onderdelen van de selectieprocedures zijn en welke aan rechten voor het gebruik van spectrum gekoppelde voorwaarden de grootste impact hebben op de marktomstandigheden en de concurrentie, m.i.v. de voorwaarden voor toegang en uitbreiding. Het gaat bijvoorbeeld om parameters voor de economische waardering van spectrum overeenkomstig deze richtlijn, het specificeren van regelgevende en marktvormingsmaatregelen, zoals het gebruik van spectrumgrenzen, het reserveren van spectrum of het opleggen van verplichtingen inzake wholesaletoegang, of de middelen om de aan de gebruiksrechten gekoppelde dekkingsvoorwaarden te definiëren. De convergentie tussen het gebruik en de definitie van die elementen zou worden versterkt door een coördinatiemechanisme waarbij Berec, de Commissie en de nationale regelgevende instanies van de andere lidstaten ontwerp maatregelen zouden onderzoeken voor de toekenning van gebruiksrechten door een bepaalde lidstaat en tegelijk met de binnenlandse openbare raadpleging. Een door een nationale regelgevende instantie vastgestelde maatregel moet onderdeel zijn van een bredere nationale maatregel in verband met de toekenning, de handel, het leasen, de looptijd, de vernieuwing of de wijziging van rechten voor het gebruik van radiospectrum en van de selectieprocedure of de aan de gebruiksrechten gekoppelde voorwaarden. Bij de kennisgeving van een ontwerpmaatregel kunnen nationale regelgevende instanties informatie verstrekken over andere nationale ontwerpmaatregelen in verband met de relevante selectieprocedure voor de toekenning van rechten voor het gebruik van radiospectrum, die niet onder mechanisme voor intercollegiale toetsing vallen. 

ê 2002/20/EG overweging 24

(85)Wanneer de geharmoniseerde toewijzing van radiofrequenties aan bepaalde ondernemingen op Europees niveau is overeengekomen, dienen de lidstaten dergelijke overeenkomsten strikt toe te passen bij het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties van het nationale frequentieplan.

ò nieuw

(86)De lidstaten moeten bij de toekenning van gebruiksrechten waarbij het verwachte gebruik ook grensoverschrijdende situaties omvat, worden aangemoedigd om te kiezen voor gezamenlijke machtigingen.

ê 2009/140/EG overweging 58

(87)Besluiten van de Commissie krachtens artikel 19, lid 1)40, lid 1) van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) dienen beperkt te zijn tot regelgevende beginselen, benaderingen en methoden. Om twijfel te voorkomen, dienen deze geen details voor te schrijven die normaliter de nationale omstandigheden moeten weerspiegelen, en geen alternatieve benaderingen te verbieden waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat deze dezelfde uitwerking hebben. Zulke besluiten moeten evenredig zijn en mogen geen invloed hebben op de besluiten van de nationale regelgevende instanties die geen belemmering voor de interne markt opwerpen.

ê 2002/21/EG overweging 29 (aangepast)

(88)De Gemeenschap Ö Unie Õ en de lidstaten zijn in de Wereldhandelsorganisatie verplichtingen aangegaan met betrekking tot normen en het regelgevingskader voor telecommunicatienetwerken en -diensten.

ê 2002/21/EG overweging 30 (aangepast)

(89)Normalisatie moet in de eerste plaats een door de markt gestuurd proces blijven. Er kunnen zich echter nog steeds situaties voordoen waarin het wenselijk is dat op communautair Ö EU-niveau Õ bepaalde normen worden opgelegd om interoperabiliteit op de interne markt te waarborgen. Op nationaal niveau dienen de lidstaten Richtlijn 98/34/EG 2015/1535/EU na te komen. Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen 52 schrijft geen specifiek systeem voor het uitzenden van digitale televisiesignalen of specifieke digitale televisiediensten voor. In het kader van de Digital Video Broadcasting Group hebben de Europese marktpartijen een familie van systemen voor het uitzenden van televisiesignalen ontwikkeld die door het Europees Normalisatie-instituut voor de telecommunicatie (ETSI) zijn genormaliseerd en die zijn omgezet in aanbevelingen van de Internationale Telecommunicatie-Unie. Elk besluit om de toepassing van die norm verplícht te maken, dient te worden voorafgegaan door volledige raadpleging van het publiek. De normalisatieprocedures volgens deze richtlijn hebben geen gevolgen voor Richtlijn 1999/5/EG, Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen 53 , noch voor Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit 54  Richtlijn 2014/53/EU betreffende radioapparatuur, de laagspanningsrichtlijn (2014/35/EU) en de richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (2014/30/EU).  

ê 2002/21/EG overweging 31

Interoperabiliteit van geavanceerde digitale interactieve tv-diensten en eindapparatuur dient op het niveau van de consument te worden aangemoedigd om een vrije informatiestroom, pluralisme van de media en culturele diversiteit te verzekeren. Het is wenselijk dat de consument, ongeacht de wijze van transmissie, alle digitale interactieve televisiediensten kan ontvangen, met oog voor technologische neutraliteit, toekomstige technologische vooruitgang, de noodzaak om de ingang van digitale televisie te promoten en de stand van de mededinging op de markten voor digitale televisiediensten. Aanbieders van digitale interactieve televisie-platforms moeten streven naar de invoering van een gemeenschappelijke Application Program Interface (API) die voldoet aan de normen of specificaties van een Europese normalisatie-instantie. Overgang van bestaande API's naar de nieuwe gemeenschappelijke API's, bijvoorbeeld door middel van gemeenschappelijke intentieverklaringen van alle betrokken spelers op de markt, moet worden aangemoedigd en georganiseerd. Open API's vereenvoudigen de interoperabiliteit, dat wil zeggen de portabiliteit van interactieve inhoud tussen vormen van levering, en volledige functionaliteit van deze inhoud op geavanceerde digitale eindapparatuur. Tevens moet echter aandacht worden besteed aan de noodzaak het functioneren van de ontvangende apparatuur niet te belemmeren, en deze te beschermen tegen kwaadwillige aanvallen, bijvoorbeeld door virussen.

ò nieuw

(90)Aanbieders van openbare elektronische-communicatienetwerken en/of openbare elektronische-communicatiediensten, moeten verplicht worden de veiligheid van hun netwerken en/of diensten te waarborgen. Gezien de stand van de techniek, moeten die maatregelen een veiligheidsniveau van de netwerken en diensten waarborgen dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen. Bij die veiligheidsmaatregelen moet minstens rekening worden gehouden met alle relevante aspecten van de volgende elementen: met betrekking tot de beveiliging van systemen en voorzieningen: fysieke en omgevingsbeveiliging, bevoorradingszekerheid, controle op de toegang tot netwerken en integriteit van netwerken; met betrekking tot incidentbeheer: procedures voor incidentbeheer, capaciteit voor incidentdetectie, incidentrapportage en -communicatie; met betrekking tot het beheer van de bedrijfscontinuïteit: strategie inzake continuïteit van de dienstverlening en rampenplannen, uitwijkcapaciteiten; en op het gebied van toezicht, controle en testen: toezicht- en registratiebeleid, oefenen rampenplannen, testen van de netwerken en diensten, beoordelingen van de beveiliging en toezicht op de conformiteit; en naleving van internationale normen.

(91)Gezien het toenemende belang van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, moet ervoor worden gezorgd dat ook voor die diensten passende veiligheidsvoorschriften gelden overeenkomstig hun specifieke aard en economisch belang. Aanbieders van dergelijke diensten moeten een veiligheidsniveau waarborgen dat is afgestemd op de risico’s waaraan de door hen aangeboden elektronische-communicatiediensten zijn blootgesteld. Aangezien de overbrenging van signalen over het netwerk bij nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten doorgaans niet door de aanbieders van die diensten zelf wordt beheerd, kan het risiconiveau van dergelijke diensten op bepaalde gebieden lager worden geacht dan bij traditionele elektronische-communicatiediensten. Derhalve moeten voor nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten lichtere veiligheidsvoorschriften gelden indien gerechtvaardigd op basis van een reële beoordeling van de betrokken veiligheidsrisico’s. In die context moeten de aanbieders kunnen beslissen over de maatregelen die zij passend achter voor het beheer van de risico’s voor de veiligheid van hun diensten. Dezelfde aanpak moet mutatis mutandis worden toegepast op internationale communicatiediensten waarbij gebruik wordt gemaakt van nummers en die niet instaan voor het feitelijk beheer van de overbrenging van signalen.

(92)De bevoegde instanties moeten er dan ook voor zorgen dat de integriteit en beschikbaarheid van openbare communicatienetwerken wordt gewaarborgd. Het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) zou moeten bijdragen tot een betere veiligheid van elektronische communicatie door onder meer expertise en adviezen te verstrekken en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen. De bevoegde instanties moeten over de nodige middelen beschikken om hun taken te vervullen, met inbegrip van de bevoegdheid om de informatie op te vragen die nodig is voor de beoordeling van de veiligheid van netwerken en diensten. Zij moeten teven de bevoegdheid krijgen om uitgebreide en betrouwbare gegevens op te vragen over feitelijke incidenten op het gebied van de veiligheid die belangrijke gevolgen hebben gehad voor de exploitatie van netwerken of diensten. Waar nodig moeten zij worden bijgestaan door de op grond van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2016/1148/EU 55 opgerichte Computer Security Incident Response Teams (CSRIT’s). De CSRIT’s kunnen met name worden gevraagd om aan de bevoegde instanties informatie te verstrekken over risico’s en incidenten die een impact hebben op openbare communicatienetwerken en openbare elektronische-communicatiediensten en aanbevelingen te formuleren om die risico’s aan te pakken.

(93)Wanneer voor het aanbieden van elektronische communicatie een beroep wordt gedaan op openbare middelen waarvan het gebruik een specifieke machtiging vergt, kunnen de lidstaten de instantie die bevoegd is voor de verlening van die machtigingen het recht geven vergoedingen op te leggen om een optimaal gebruik van die middelen te waarborgen overeenkomstig de in deze richtlijn geschetste procedures en conform de rechtspraak van het Hof van Justitie. De lidstaten kunnen geen heffingen of vergoedingen vragen voor het verstrekken van andere netwerken en elektronische-communicatiediensten dan wie waarin deze richtlijn voorziet. In dit verband dienen de lidstaten een consistent beleid te voeren bij de vaststelling van die heffingen of vergoedingen teneinde geen buitensporige financiële last te koppelen aan de algemene machtigingsprocedures of gebruiksrechten voor ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden.

ê 2002/20/EG overweging 32 (aangepast)

ð nieuw

(94)ð Om een optimaal gebruik van middelen te waarborgen, moeten de vergoedingen een weergave zijn van de economische en financiële situatie op de betrokken markt en van elke andere belangrijke factor die hun waarde bepaalt. Tegelijk moet er bij het bepalen van de vergoedingen ruimte worden gelaten voor innovatie bij het aanbieden van netwerken en diensten en voor concurrentie op de markt. De lidstaten dienen er derhalve voor te zorgen dat de vergoedingen voor gebruiksrechten worden vastgesteld op basis van een mechanisme dat de nodige waarborgen biedt pogingen om de vergoeding kunstmatig op te drijven door winstmaximalisatie, concurrentieverstorende biedingen of vergelijkbare handelingen. ï Naast administratieve bijdragen kan voor het gebruik van radiofrequenties en nummers een vergoeding worden ingesteld, als middel om een optimaal gebruik van deze goederen te waarborgen. Dergelijke vergoedingen mogen geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van innovatieve diensten en concurrentie in de markt. Deze richtlijn laat het doel waarvoor de vergoedingen voor het gebruiksrecht ð en het recht om faciliteiten te installeren ï worden aangewend, onverlet. Dergelijke vergoedingen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt ter financiering van de werkzaamheden van de nationale regelgevende ð en bevoegde ï instanties die niet voldoende uit de administratieve bijdragen kunnen worden gefinancierd. Wanneer bij toepassing van op vergelijkende of op mededinging gebaseerde selectieprocedures vergoedingen voor het gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï uitsluitend of gedeeltelijk bestaan in een eenmalig bedrag, wordt er door middel van passende betalingsregelingen voor gezorgd dat dergelijke vergoedingen in de praktijk niet leiden tot selectie op grond van criteria die niets te maken hebben met de doelstelling een optimaal gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï te maken. De Commissie kan regelmatig benchmarkstudies ð en andere richtsnoeren publiceren ï over de beste praktijken met betrekking tot de toewijzing van radiofrequenties ð radiospectrum ï , toewijzing van nummers of het verlenen van doorgangsrechten.

ò nieuw

(95)In het kader van hun functie om een optimaal gebruik van het radiospectrum te waarborgen, kunnen vergoedingen voor rechten voor het gebruik van radiospectrum een invloed hebben op de beslissingen over de aanvraag van dergelijke rechten en de ingebruikneming van radiospectrum. Bij de vaststelling van reserveringsprijzen als instrument om de minimumwaardering die een optimaal gebruik waarborgt te bepalen, moeten de lidstaten er derhalve voor zorgen dat die prijzen, ongeacht de aard van de gehanteerde selectieprocedure, ook een weergave zijn van de extra kosten voor de naleving van de aan de machtigingsvoorwaarden gekoppelde voorwaarden in het kader van beleidsdoelstellingen die in normale commerciële omstandigheden niet zouden worden verwezenlijkt, zoals voorwaarden inzake territoriale dekking. Hierbij moet rekening worden gehouden met de mededingingscontext op de betrokken markt.

(96)Een optimaal gebruik van het radiospectrum wordt bepaald door de beschikbaarheid van degelijke netwerken en faciliteiten. In dat verband moet er bij de vergoedingen voor het gebruik van radiospectrum en de rechten voor de installatie van faciliteiten naar worden gestreefd de voortdurende ontwikkeling van de infrastructuur te faciliteren om tot een zo efficiënt mogelijk gebruik van de beschikbare middelen te komen. De lidstaten moeten derhalve modaliteiten vaststellen voor de betaling van de vergoedingen voor de rechten voor het gebruik van het radiospectrum, gekoppeld aan de reële beschikbaarheid van middelen en op dusdanige wijze dat de nodige investeringen in die ontwikkeling worden gefaciliteerd. De modaliteiten moeten op objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende worden gespecificeerd alvorens de procedures voor de toekenning van rechten voor spectrumgebruik worden geopend.

ê 2002/21/EG overweging 22

(97)Er dient zorg voor te worden gedragen dat er procedures bestaan voor de verlening van faciliteiteninstallatie-rechten, die snel, niet-discriminerend en transparant zijn, teneinde de voorwaarden voor eerlijke en daadwerkelijke mededinging te waarborgen. Deze richtlijn laat onverlet de nationale bepalingen betreffende onteigening en het gebruik van eigendom, de normale uitoefening van eigendomsrechten, het normale gebruik van de openbare ruimte of het beginsel van neutraliteit met betrekking tot de regels in de lidstaten die de regeling van het eigendomsrecht beheersen.

ê 2009/140/EG overweging 42

(98)Vergunningen die zijn afgegeven aan ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden zodat zij toegang krijgen tot openbaar of particuliere eigendom zijn fundamentele factoren bij het opzetten van elektronische-communicatienetwerken of nieuwe netwerkelementen. Onnodige complexiteit en vertraging bij de procedures voor het verlenen van toegangsrechten kunnen derhalve belangrijke obstakels vormen voor de ontwikkeling van concurrentie. Erkende ondernemingen zouden op eenvoudige wijze toegangsrechten moeten kunnen verwerven. Nationale regelgevende instanties zouden het verwerven van toegangsrechten moeten kunnen coördineren, en relevante informatie toegankelijk moeten maken op hun websites.

ê 2009/140/EG overweging 43 (aangepast)

ð nieuw

(99)Het is noodzakelijk de bevoegdheden van lidstaten ten aanzien van de houders van toegangsrechten te versterken, om te zorgen voor een eerlijke, efficiënte en milieuverantwoorde invoering dan wel aanleg van een nieuw netwerk, ongeacht eventuele verplichtingen voor een exploitant met aanmerkelijke macht op de markt om toegang te verlenen tot zijn elektronischecommunicatienetwerk. Een verbetering van het gezamenlijk gebruik van faciliteiten kan de concurrentie aanzienlijk verbeteren en de totale financiële en milieukosten die de invoering van elektronischecommunicatie-infrastructuur , met name van nieuwe toegangsnetwerken, voor de ondernemingen meebrengt, sterk verlagen ð en bijdragen tot de volksgezondheid en de openbare veiligheid alsmede tot stedenbouwkundige en planologische doelstellingen ï . De nationale regelgevende ð De bevoegde ï instanties moeten over de bevoegdheid beschikken om houders  Ö ondernemingen die hebben geprofiteerd van Õ  van de rechten om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, voor te schrijven dergelijke faciliteiten of eigendom te delen (met inbegrip van fysieke collocatie), teneinde efficiënte investeringen in infrastructuur en de bevordering van innovatie aan te moedigen, zulks na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat moeten zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen ð , in de specifieke gebieden waarin dergelijke redenen van algemeen belang aanleiding geven tot dergelijk gedeeld gebruik. Dat kan het geval zijn wanneer bijvoorbeeld ondergronds sprake is van ernstige congestie of wanneer er een natuurlijke barrière moet worden gepasseerd. ï Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en zorgen voor een passende verdeling van de beloning voor risico tussen de betrokken ondernemingen. De nationale regelgevende ð De bevoegde ï instanties zouden met name het gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten zoals kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten, straatkasten, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, gebouwen of toegangen tot gebouwen, en een betere coördinatie van civiele werken moeten kunnen opleggen ð om redenen op het vlak van het milieu of andere redenen van openbare orde. Het vastleggen van een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom is daarentegen een taak van de nationale regelgevende instanties, waarmee zij zorgen voor een passende verdeling van de beloning voor risico’s tussen de betrokken ondernemingen ï  Ö Gezien de verplichtingen in het kader van Richtlijn 2014/61/EU, Õ  Demoeten de bevoegde autoriteiten, met name de plaatselijke autoriteiten, moeten tevens, in samenwerking met de nationale regelgevende instanties, passende coördinatieprocedures met betrekking tot openbare werken en andere passende openbare faciliteiten of eigendom vaststellen, die procedures kunnen omvatten waardoor gewaarborgd wordt dat belanghebbende partijen over informatie betreffende passende openbare faciliteiten of eigendom en lopende en voorgenomen openbare werken beschikken, dat zij tijdig over dergelijke werken worden geïnformeerd en dat gedeeld gebruik zoveel mogelijk wordt vergemakkelijkt.

ê 2002/21/EG overweging 23

ð nieuw

Gedeeld gebruik van faciliteiten kan voordelen opleveren voor de ruimtelijke ordening, de volksgezondheid of het milieu en dient derhalve door de nationale regelgevende instanties te worden aangemoedigd op basis van vrijwillige overeenkomsten. Wanneer ondernemingen geen toegang hebben tot haalbare alternatieven, kan verplicht gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom een oplossing zijn. Dit verplichte gedeelde gebruik behelst onder meer: fysieke collocatie en gedeeld gebruik van leidingen, gebouwen, masten, antennes of antennesystemen. Gedwongen gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom dient alleen aan ondernemingen te worden opgelegd nadat een volledige openbare raadpleging heeft plaatsgevonden.

ê 2002/21/EG overweging 24

ð nieuw

(100)Wanneer van exploitanten van mobiele netwerken om milieuredenen wordt geëist dat zij torens of masten delen, kan dit verplichte gedeelde gebruik om redenen van de volksgezondheid leiden tot een verlaging van de voor elke exploitant toegestane maximum transmissievermogensniveaus, wat er weer toe kan leiden dat de exploitanten meer transmissiestations moeten installeren om te zorgen voor nationale dekking. ð De bevoegde autoriteiten moeten ernaar streven een evenwicht te vinden tussen overwegingen op het vlak van het milieu en van volksgezondheid, zoveel mogelijk rekening houdend met de voorzorgsbenadering van Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad. ï

ê 2002/20/EG overweging 29

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten om alle nodige informatie te verstrekken voor de verdediging van communautaire belangen in de context van internationale overeenkomsten. Deze richtlijn mag voorts geen afbreuk doen aan rapportageverplichtingen krachtens wetgeving die niet specifiek is voor de sector elektronische communicatie, zoals het mededingingsrecht.

ê 2002/21/EG overweging 19 (aangepast)

ð nieuw

(101)Radiofrequenties zijn ð Radiospectrum is een schaars openbaar bezit met een belangrijke publieke en marktwaarde. ï  Ö Het is Õ  een essentiële voorwaarde voor elektronische-communicatie Ö netwerken en - Õ  diensten die op radioverbindingen zijn gebaseerd en dient dienen dan ook, voor zover  Ö het betrekking heeft Õ  zij betrekking hebben op deze  Ö netwerken en Õ  diensten, door de nationale regelgevende instanties ð op efficiënte wijze ï te worden ingedeeld en toegewezen volgens een verzameling geharmoniseerde doelstellingen en beginselen waarop deze hun optreden steunen, en volgens objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria, een en ander met inachtneming van de democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen die een rol spelen bij het gebruik van frequenties. De indeling en toewijzing van radiofrequenties dient zo efficiënt mogelijk te worden uitgevoerd. Overdracht van radiofrequenties kan een doeltreffend middel zijn om het spectrum efficiënter te gebruiken, zolang er voldoende waarborgen zijn om het openbaar belang te beschermen, met name de noodzaak te zorgen voor transparantie van en toezicht van de nationale regelgevende instanties op dergelijke overdrachten. Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) 56 legt een kader vast voor de harmonisatie van de radiofrequenties ð het radiospectrum ï en in het kader van deze richtlijn getroffen maatregelen moeten erop gericht zijn de werkzaamheden in het kader van die beschikking te vergemakkelijken.

ê 2009/140/EG overweging 25 (aangepast)

ð nieuw

(102)De activiteiten in de Gemeenschap  Ö Unie Õ  in verband met het radiospectrumbeleid doen geen afbreuk aan op communautair of  Ö het niveau van de Unie Õ  of nationaal niveau in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht  Ö Unierecht Õ  genomen maatregelen om doelstellingen van algemeen belang na te streven, in het bijzonder met betrekking tot inhoudsregulering en audiovisueel en mediabeleid, en het recht van de lidstaten om hun radiospectrum te gebruiken en te organiseren met het oog op de openbare orde, de openbare veiligheid en defensie. ð Aangezien het gebruik van spectrum voor militaire doeleinden en andere doeleinden op het vlak van de nationale openbare veiligheid invloed heeft op de beschikbaarheid van spectrum voor de interne markt, moet bij het beleid inzake radiospectrum rekening worden gehouden met alle sectoren en aspecten van de EU-beleidsterreinen en moeten de respectievelijk behoeften daarvan in evenwicht worden gebracht, met inachtneming van de rechten van de lidstaten. ï 

ò nieuw

(103)Het waarborgen van alomtegenwoordige connectiviteit in elke lidstaat is essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling, de participatie in het openbare leven en sociale en territoriale cohesie. Aangezien connectiviteit een integraal onderdeel van de Europese maatschappij en welvaart wordt, moet EU-brede dekking tot stand worden gebracht doordat de lidstaten passende vereisten inzake dekking invoeren die aangepast moeten zijn aan elk betrokken gebied en beperkt moeten blijven tot een evenredige belasting, zodat de implementatie door aanbieders van diensten niet wordt belemmerd. De dekking van het grondgebied alsmede de connectiviteit in alle lidstaten moet maximaal en betrouwbaar zijn, teneinde diensten en toepassingen, zoals “connected” auto's en e-gezondheid, in de lidstaten en over hun grenzen heen te bevorderen. Om ervoor te zorgen dat de rechtszekerheid wordt verbeterd, de voorspelbaarheid van investeringsbehoeften wordt verhoogd en evenredige en billijke connectiviteit voor alle burgers wordt gewaarborgd, moet de toepassing van dekkingsverplichtingen door de bevoegde instanties op EU-niveau worden gecoördineerd. Rekening houdend met nationale bijzonderheden, dient deze coördinatie te worden beperkt tot algemene criteria voor de vaststelling en meting van dekkingsverplichtingen, zoals de bevolkingsdichtheid of topografische en topologische kenmerken.

(104)De noodzaak om te waarborgen dat de burgers niet zodanig worden blootgesteld aan elektromagnetische velden dat het schadelijk is voor de volksgezondheid vergt een consistente benadering in de hele Unie, waarbij zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met de voorzorgsbenadering van Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad 57 , waardoor consistente implementatievoorwaarden worden gecreëerd.

(105) De harmonisering en coördinatie van spectrum en de regulering inzake apparatuur, gesteund door normalisatie, vullen elkaar aan en moeten zorgvuldig worden gecoördineerd, zodat de gemeenschappelijke doelstellingen worden behaald, met ondersteuning van de Beleidsgroep Radiospectrum. Coördinatie tussen de in het kader van de Radiospectrumbeschikking aan CEPT verstrekte mandaten betreffende inhoud en tijdschema’s en aan normalisatieorganisaties, zoals het Europees Instituut voor telecommunicatienormen, gerichte verzoeken betreffende normalisatie, onder meer wat betreft parameters voor radio-ontvangers, moet ervoor zorgen dat de invoering van toekomstige systemen wordt vergemakkelijkt, mogelijkheden voor het gedeeld gebruik van spectrum tot stand worden gebracht en een efficiënt beheer van spectrum wordt gewaarborgd.

(106)De vraag naar geharmoniseerd radiospectrum is niet uniform in alle delen van de Unie. Indien er op regionaal of nationaal niveau geen vraag is naar een geharmoniseerde band kunnen de lidstaten bij wijze van uitzondering in staat worden gesteld een alternatief gebruik van de band toe te staan, zo lang de vraag uitblijft en op voorwaarde dat het alternatieve gebruik geen afbreuk doet aan het geharmoniseerde gebruik van de desbetreffende band door andere lidstaten, en het alternatieve gebruik wordt stopgezet wanneer zich vraag naar geharmoniseerd gebruik voordoet.

ê 2009/140/EG overweging 34 (aangepast)

(107)Flexibiliteit bij het beheer van spectrum en toegang tot spectrum  Ö is tot stand gebracht Õ  zouden moeten worden uitgebreid door middel van technologie- en dienstenneutrale machtigingen om spectrumgebruikers zelf de beste technologieën en diensten te laten kiezen die zij willen toepassen in frequentiebanden die beschikbaar zijn verklaard voor elektronische communicatiediensten in de betreffende nationale frequentieallocatieplannen in overeenstemming met het  Ö Unierecht Õ  Gemeenschapsrecht („beginselen van technologie en dienstenneutraliteit”). Technologieën en diensten zouden alleen administratief mogen worden vastgesteld wanneer er doelstellingen van algemeen belang in het geding zijn en moeten naar behoren worden gemotiveerd en periodiek opnieuw worden onderzocht.

ê 2009/140/EG overweging 35 (aangepast)

(108)Beperkingen van het beginsel van technologieneutraliteit moeten passend zijn, en mogen alleen mogelijk zijn om schadelijke interferentie te voorkomen, bijvoorbeeld door zendmaskers en limieten voor het zendvermogen op te leggen, om te zorgen voor bescherming van de volksgezondheid door de blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden te beperken, om de goede werking van diensten te waarborgen door een toereikende technische kwaliteit van de dienst, om een correct gezamenlijk gebruik van het spectrum mogelijk te maken, met name wanneer het gebruik daarvan alleen is onderworpen aan algemene machtigingen, om het efficiënte gebruik van het spectrum te vrijwaren, of om een doelstelling van algemeen belang na te streven in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht  Ö Unierecht Õ  .

ê 2009/140/EG overwegingen 36 en 37 (aangepast)

(109)Spectrumgebruikers zouden vrij moeten kunnen bepalen welke diensten zij via het spectrum willen aanbieden, rekening houdend met de overgangsmaatregelen in verband met eerder verworven rechten. Mits deze noodzakelijk en evenredig zijn moeten aan de andere kant maatregelen mogelijk zijn indien het gaat om een specifieke dienst die duidelijke doeleinden van algemeen belang dient, zoals de veiligheid van het menselijk leven, de noodzaak om de sociale, regionale en territoriale samenhang te bevorderen of het vermijden van een ondoelmatig gebruik van het spectrum. Deze doelstellingen zouden ook de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit moeten omvatten, alsook pluralisme van de media zoals gedefinieerd door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht  Ö Unierecht Õ  . Behalve wanneer dit noodzakelijk is om de veiligheid van het menselijk leven te beschermen of, in uitzonderingsgevallen, om andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht  Ö Unierecht Õ  gedefinieerd te verwezenlijken, zouden maatregelen niet mogen leiden tot exclusief gebruik voor bepaalde diensten maar veeleer aan de betrokken dienst voorrang moeten verlenen zodat dezelfde band tegelijk zoveel mogelijk door andere diensten of technologieën kan worden benut. De lidstaten zijn bevoegd de draagwijdte en de aard te definiëren van eventuele uitzonderingen wat betreft het bevorderen van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media.

ê 2009/140/EG overweging 38

(110)Omdat de toewijzing van spectrum aan specifieke technologieën of diensten een uitzondering vormt wat betreft de beginselen van technologie- en dienstenneutraliteit en de regel dat aanbieders zelf de dienst die wordt verschaft of de technologie die wordt gebruikt kunnen kiezen, zou een voorstel voor een dergelijke toewijzing transparant moeten zijn en aan een openbare raadpleging moeten worden onderworpen.

ò nieuw

(111)Wanneer de lidstaten in uitzonderlijke gevallen besluiten om de vrijheid van aanbieding van elektronische-communicatienetwerken en -diensten om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid in te perken, moeten zij uiteenzetten wat de redenen voor deze inperking zijn.

ê 2009/140/EG overweging 31

ð nieuw

(112)Radiofrequenties zouden ð Radiospectrum zou ï zodanig moeten worden beheerd dat schadelijke interferentie wordt vermeden. Om dergelijke interferentie te voorkomen en ervoor te zorgen dat regelgevingsinterventie tot het hoognodige wordt beperkt zou het basisconcept van schadelijke interferentie dan ook naar behoren moeten worden gedefinieerd, ð ook rekening houdend met het feit dat in netwerkapparatuur en eindgebruikersapparatuur technologieën met betrekking tot de bestendigheid van ontvangers moeten worden geïntegreerd. De sector vervoer heeft een uitgesproken grensoverschrijdend aspect en de digitalisering ervan levert problemen op. Voertuigen (metro, bus, auto’s, vrachtwagens, treinen enz.) worden in steeds grotere mate autonoom en geconnecteerd. Op een eengemaakte EU-markt gaan voertuigen gemakkelijker nationale grenzen over. Betrouwbare communicatie en het voorkomen van schadelijke interferentie zijn van cruciaal belang voor de veilige en goede werking van voertuigen en de communicatiesystemen die zij aan boord hebben. ï

ò nieuw

(113)Gezien de toenemende vraag naar spectrum en nieuwe, uiteenlopende toepassingen en technologieën die meer flexibiliteit wat betreft de toegang tot en het gebruik van spectrum vergen, moeten de lidstaten gedeeld gebruik van spectrum bevorderen door de meest geschikte machtigingsstelsels voor elk scenario te bepalen alsmede passende en transparante voorschriften en voorwaarden op dat vlak vast te stellen. Door gedeeld gebruik van spectrum wordt doeltreffend en efficiënt gebruik ervan in toenemende mate gewaarborgd: meerdere onafhankelijke gebruikers of toestellen krijgen toegang tot dezelfde frequentieband in het kader van verschillende soorten wettelijke regelingen, waardoor extra spectrumruimte beschikbaar wordt, de efficiëntie van het gebruik toeneemt en de toegang tot spectrum voor nieuwe gebruikers gemakkelijker wordt. Gedeeld gebruik kan zijn gebaseerd op algemene machtigingen of vergunningvrij gebruik, waarbij meerdere gebruikers onder specifieke omstandigheden inzake gedeeld gebruik toegang krijgen tot hetzelfde spectrum, en dat kunnen gebruiken, in verschillende geografische gebieden of op verschillende tijdstippen. Het kan ook zijn gebaseerd op individuele gebruiksrechten in het kader van regelingen zoals vergunningplichtige gedeelde toegang, waarbij alle gebruikers (bestaande gebruikers en nieuwe gebruikers) overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden voor gedeelde toegang, onder toezicht van de bevoegde instanties, op zodanige wijze dat een minimale gegarandeerde radiotransmissiekwaliteit wordt gewaarborgd. Wanneer de lidstaten gedeeld gebruik in het kader van meerdere machtigingsregelingen toestaan, dienen zij ervoor te zorgen dat de looptijden voor een dergelijk gebruik in het kader van meerder machtigingsregelingen niet te zeer van elkaar afwijken.

(114)De lidstaten moeten, teneinde de voorspelbaarheid te waarborgen alsmede de rechtszekerheid en investeringsstabiliteit in stand te houden, van tevoren passende criteria vaststellen om na te gaan of wordt bijdragen tot de doelstelling betreffende efficiënt spectrumgebruik door de houders van rechten bij de implementatie van de voorwaarden die zijn verbonden aan individuele gebruiksrechten en algemene machtigingen. Belangstellende partijen moeten worden betrokken bij het opstellen van dergelijke voorwaarden, en zij moeten op transparante wijze worden ingelicht over de manier waarop wordt beoordeeld of zij aan hun verplichtingen voldoen.

(115)Rekening houdend met het belang van technische innovatie moeten de lidstaten kunnen voorzien in rechten om spectrum te gebruiken voor experimentele doeleinden, afhankelijk van specifieke beperkingen en voorwaarden die strikt gemotiveerd moeten worden door de experimentele aard van dergelijke rechten.

(116)Gedeeld gebruik van netwerkinfrastructuur, en in sommige gevallen van spectrum, kan bijdragen tot een efficiënter gebruik van radiospectrum en ervoor zorgen dat netwerken snel worden uitgerold, met name in gebieden met een lagere bevolkingsdichtheid. Wanneer de bevoegde instanties voorwaarden vaststellen die worden verbonden aan gebruiksrechten voor radiospectrum, moeten zij ook overwegen toestemming te geven voor vormen van gedeeld gebruik of coördinatie tussen ondernemingen, teneinde doeltreffend en efficiënt gebruik van spectrum of de naleving van dekkingsverplichtingen te waarborgen, met inachtneming van de beginselen van het mededingingsrecht.

(117)De marktomstandigheden alsmede de relevantie van de marktdeelnemers en hun aantal kunnen in de lidstaten verschillend zijn. De noodzaak om voorwaarden te verbinden aan gebruiksrechten voor radiospectrum en de mogelijkheden daartoe kunnen weliswaar afhankelijk zijn van nationale bijzonderheden, waarmee terdege rekening moet worden gehouden, maar de modaliteiten van de toepassing van dergelijke verplichtingen moet door middel van uitvoeringsmaatregelen van de Commissie op EU-niveau worden gecoördineerd, teneinde tot een consistente aanpak van soortgelijke problemen in de hele EU te komen.

ê 2002/20/EG overwegingen 12 en 13 (aangepast)

ð nieuw

(118)ð De eis dat het verlenen van gebruiksrechten diensten- en technologieneutraal moet zijn en de mogelijkheid om tussen ondernemingen rechten over te dragen, vormen de basis voor  de vrijheid en middelen om elektronischecommunicatiediensten aan het publiek te verstrekken vergroten en maken het zo makkelijker doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken. ï Voor deze richtlijn maakt het geen verschil of radiofrequenties ð radiospectrum ï rechtstreeks aan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of –diensten Ö wordt Õ worden toegewezen dan wel aan organen die van deze netwerken of diensten gebruik maken. Zulke organen kunnen aanbieders zijn van radio- en televisiediensten. De procedure voor de toekenning van radiofrequenties moet in elk geval objectief, transparant, niet-discriminerend en proportioneel zijn onverminderd door de lidstaten aangenomen specifieke criteria en procedures voor de toewijzing van gebruiksrechten voor radiofrequenties aan aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang na te streven overeenkomstig het Gemeenschapsrecht. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten alle nationale beperkingen van de krachtens artikel 49 van het Verdrag gewaarborgde rechten objectief worden gerechtvaardigd, proportioneel zijn en mogen zij niet verder gaan dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstellingen van algemeen belang zoals die door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld. De verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorwaarden voor het gebruik van een radiofrequentie en de desbetreffende aan de algemene machtiging gekoppelde voorwaarden berust in elk geval bij de onderneming waaraan het gebruiksrecht voor de radiofrequentie ð het radiospectrum ï is toegewezen. ð Bepaalde verplichtingen die zijn opgelegd aan omroepen voor het verlenen van audiovisuele mediadiensten kunnen de toepassing van specifieke criteria en procedures voor het verlenen van gebruiksrechten voor spectrum noodzakelijk maken, indien blijkt dat zulks van fundamenteel belang is om te voldoen aan een specifieke doelstelling van algemeen belang als bepaald door de lidstaten overeenkomstig het Unierecht. ï Ö De procedure voor het verlenen van dergelijke rechten dient echter in ieder geval objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig te zijn. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten alle nationale beperkingen van de krachtens artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gewaarborgde rechten objectief worden gerechtvaardigd, proportioneel zijn en mogen zij niet verder gaan dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van die doelstellingen. Õ ð Bovendien mag spectrum dat niet via een open procedure is toegewezen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doelstelling betreffende algemeen belang waarvoor het is toegewezen. In dergelijke gevallen moeten de belangstellende partijen de mogelijkheid krijgen binnen een redelijke periode opmerkingen te maken. ï In het kader van de procedure voor het toekennen van gebruiksrechten voor een radiofrequentie, kunnen Ö moeten Õ de lidstaten nagaan of de aanvrager wel in staat is om te voldoen aan de voorwaarden die zijn Ö worden Õ verbonden aan die rechten. ð Deze voorwaarden moeten worden opgenomen in criteria die op objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende wijze zijn opgesteld, voordat een op mededinging gebaseerde selectieprocedure van start gaat. ï Te dien einde Ö Voor de toepassing van deze criteria Õ kan de aanvrager worden verzocht de nodige informatie over te leggen waaruit blijkt dat hij in staat is aan alle voorwaarden te voldoen. Wordt die informatie niet verstrekt, dan kan de aanvraag voor het recht op gebruik van een radiofrequentie worden afgewezen.

ò nieuw

(119)De lidstaten dienen, voorafgaand aan het verlenen van rechten, uitsluitend verplichtingen op te leggen betreffende de controle van elementen waarvan een zorgvuldig handelende aanvrager redelijkerwijs de nodige gegevens kan verstrekken, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de belangrijke publieke en marktwaarde van radiospectrum, dat een schaars openbaar bezit is. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om vervolgens te controleren of aan criteria is voldaan, bijvoorbeeld door middel van mijlpalen, wanneer het aanvankelijk redelijkerwijs niet mogelijk was aan criteria te voldoen. Teneinde het doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum in stand te houden, dienen de lidstaten geen rechten te verlenen wanneer uit hun beoordeling blijkt dat aanvragers niet in staat zijn om aan de voorwaarden te voldoen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de mogelijkheid om experimenteel gebruik gedurende een beperkte tijd te vergemakkelijken.Door ervoor te zogen dat de looptijd van machtigingen voor het gebruik van spectrum lang genoeg is, neemt de voorspelbaarheid op het vlak van investeringen toe, hetgeen bijdraagt tot een snellere uitrol van netwerken en betere diensten, alsmede tot de stabiliteit ter ondersteuning van de handel in en de verhuur van spectrum. Tenzij een machtiging voor het gebruik van spectrum voor onbeperkte duur wordt verstrekt, dient bij een dergelijke looptijd rekening te worden gehouden met de nagestreefde doelstellingen en dient deze afdoende te zijn om ervoor te zorgen dat de gedane investeringen gemakkelijker kunnen worden terugverdiend. Een langere looptijd kan de voorspelbaarheid van investeringen waarborgen, maar maatregelen voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum, zoals de bevoegdheid van de bevoegde instantie om het recht te wijzigen of in te trekken indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden die aan de gebruiksrechten zijn verbonden, of de bevordering van de mogelijkheid om radiospectrum te verhandelen of verhuren, zullen ervoor zorgen dat ongepaste accumulatie van radiospectrum wordt voorkomen en dat een grotere mate van flexibiliteit bij de verdeling van spectrummiddelen wordt bevorderd. Ook door vaker gebruik te maken van vergoedingen op jaarbasis wordt ervoor gezorgd dat het gebruik van het spectrum door de houder van de rechten permanent wordt beoordeeld.

(120)Wanneer de bevoegde instanties besluiten reeds verleende gebruiksrechten voor radiospectrum al of niet te verlengen, dienen zij rekening te houden met de mate waarin verlenging bijdraagt tot de doelstellingen van het regelgevingskader en tot andere doelstellingen in het kader van nationaal recht en het recht van de EU. Een dergelijk besluit dient te worden genomen aan de hand van een open, niet-discriminerende en transparante procedure en van een beoordeling van de manier waarop is voldaan aan de voorwaarden die aan de rechten zijn verbonden. Bij de beoordeling van de noodzaak on gebruiksrechten te verlengen, dienen de lidstaten een afweging te maken tussen het concurrentie-effect van de verlenging van reeds verleende rechten en de bevordering van een efficiënter gebruik of van innovatieve nieuwe toepassingen als gevolg van de openstelling van de band voor nieuwe gebruikers. De bevoegde instanties kunnen in dat kader toestaan dat rechten slechts in beperkte mate worden verlengd, teneinde te voorkomen dat het gevestigde gebruik ernstig wordt verstoord. Bij besluiten inzake de verlenging van rechten die voorafgaand aan de datum van toepassing van deze richtlijn zijn verleend, moeten alle voorschriften die reeds van toepassing zijn in acht worden genomen, maar de lidstaten dienen eveneens te waarborgen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van deze richtlijn.

(121)Wanneer bestaande gebruiksrechten worden verlengd, dienen de lidstaten, naast de beoordeling van de noodzaak om de rechten te verlengen, tevens de daaraan verbonden vergoedingen te evalueren, teneinde te waarborgen dat door middel van deze vergoedingen het optimale gebruik nog steeds wordt bevorderd, onder meer rekening houdend met de ontwikkelingsfase van de markt en de technologie. Met het oog op de rechtszekerheid is het passend dat alle wijzigingen van de bestaande vergoedingen worden gebaseerd op de beginselen die ook van toepassing zijn op het verlenen van nieuwe gebruiksrechten.

(122)Een doeltreffend beheer van radiospectrum kan worden gewaarborgd door aanhoudend efficiënt gebruik van reeds toegewezen spectrum te bevorderen. Teneinde de rechtszekerheid voor de houders van rechten te waarborgen, dient ten aanzien van de mogelijkheid om gebruiksrechten te vernieuwen een passend tijdsbestek voorafgaand aan het verstrijken van de betrokken rechten in acht te worden genomen. In het belang van de continuïteit van het beheer van middelen dienen de bevoegde instanties over de mogelijkheid te beschikken om op eigen initiatief of naar aanleiding van een verzoek door de rechtverkrijgende een dergelijk tijdsbestek in overweging te nemen. De verlenging van het gebruiksrecht mag niet tegen de wil van de rechtverkrijgende worden verleend.

ê 2009/140/EG overweging 39 (aangepast)

ð nieuw

(123)ð Overdracht van gebruiksrechten voor spectrum kan een doeltreffend middel zijn om spectrum efficiënter te gebruiken. ï Voor meer Ö Ten bate van de Õ flexibiliteit en efficiëntie ð en om mogelijk te maken dat de waarde van spectrum door de markt naar behoren in acht wordt genomen, ï kunnen de nationale regelgevende instanties ð moeten de lidstaten ï spectrumgebruikers standaard ook de mogelijkheid bieden om hun gebruiksrechten voor ð spectrum ï vrij over te dragen of te verhuren aan derden ð , waarbij een eenvoudige procedure wordt gevolgd en de voorwaarden die zijn verbonden aan dergelijke rechten en aan de mededingingsvoorschriften worden nageleefd, en toezicht wordt gehouden door de verantwoordelijke nationale regelgevende instanties ï. Zodoende kan de waarde van spectrum door de markt naar behoren in acht worden genomen. Omdat de nationale regelgevende instanties kunnen zorgen voor doelmatig gebruik van spectrum ð Teneinde een dergelijke overdracht of verhuur te vergemakkelijken, rekening houdend met de op grond van de Radiospectrumbeschikking vastgestelde harmonisatiemaatregelen, ï , ð moeten de lidstaten ï Ö ook Õ zouden zij maatregelen moeten nemen om te voorkomen dat de handel in spectrum leidt tot een verstoring van de concurrentie waarbij spectrum niet wordt gebruikt ð verzoeken in overweging nemen die zijn gericht op de opdeling of ontbundeling van spectrumrechten en op de evaluatie van voorwaarden voor gebruik ï .

ò nieuw

(124)Besluiten inzake maatregelen die specifiek zijn gericht op de bevordering van de concurrentie bij het verlenen of verlengen van gebruiksrechten voor radiospectrum, dienen te worden genomen door de nationale regelgevende instanties, die over de nodige kennis op het vlak van de economie, de technologie en de markt beschikken. Voorwaarden voor de toewijzing van spectrum kunnen van invloed zijn op de concurrentiesituatie op de markten voor elektronische communicatie en op voorwaarden voor toegang tot de markt. Beperkte toegang tot spectrum, met name wanneer spectrum schaars is, kan een toegangsbarrière opwerpen of een belemmering vormen voor investeringen, de uitrol van netwerken, het aanbieden van nieuwe diensten of toepassingen, innovatie en mededinging. Nieuwe gebruiksrechten, met inbegrip van gebruiksrechten die door middel van overdracht of verhuur zijn verworven, en de invoering van nieuwe, flexibele criteria voor spectrumgebruik kunnen ook van invloed zijn op de bestaande concurrentie. Wanneer bepaalde, voor de bevordering van de concurrentie gebruikte voorwaarden ten onrechte worden toegepast, kunnen daaruit andere effecten voortvloeien: bijvoorbeeld kunnen spectrumlimieten en -reserveringen tot kunstmatige schaarste leiden, kunnen wholesaletoegangsverplichtingen bij ontbreken van marktmacht tot een onterechte beperking van bedrijfsmodellen leiden, en kunnen grenzen voor overdracht de ontwikkeling van secundaire markten belemmeren. Daarom is een consistente en objectieve mededingingstoets ten aanzien van het opleggen van dergelijke voorwaarden noodzakelijk en moet deze op consistente wijze worden toegepast. Het gebruik van dergelijke maatregelen moet daarom worden gebaseerd op een grondige en objectieve, door de nationale regelgevende instanties uit te voeren, beoordeling van de markt en de concurrentievoorwaarden op die markt.

(125)Uitgaand van adviezen van de Beleidsgroep Radiospectrum, kan de vaststelling van een gemeenschappelijke termijn voor het toestaan van het gebruik van een op grond van de Radiospectrumbeschikking geharmoniseerde band noodzakelijk zijn om grensoverschrijdende interferentie te voorkomen, en gunstig zijn met het oog op het waarborgen van de totstandbrenging van de volledige voordelen van de verwante technische harmonisatiemaatregelen voor de markten voor apparatuur, evenals voor de uitrol van elektronische-communicatienetwerken en -diensten met zeer hoge capaciteit. Teneinde significant bij te dragen tot de doelstellingen van dit kader en de coördinatie te vergemakkelijken, dienen dergelijke gemeenschappelijke termijnen door middel van uitvoeringshandelingen van de Commissie te worden vastgesteld.

ê 2002/20/EG overwegingen 21 en 22 (aangepast)

ð nieuw

(126)Wanneer de vraag naar Ö een Õ radiofrequenties in een bepaald Ö spectrumband Õ bereik groter is dan het aantal beschikbare frequenties Ö de beschikbaarheid ervan Õ ð en een lidstaat als gevolg daarvan besluit dat de gebruiksrechten voor radiospectrum moeten worden beperkt, moeten ï passende en transparante procedures worden gevolgd Ö worden toegepast Õ bij de toewijzing Ö verlening Õ van die frequenties Ö rechten Õ teneinde discriminatie te vermijden en een optimaal gebruik van dit schaarse goed te waarborgen. ð Een dergelijke beperking dient gerechtvaardigd en evenredig te zijn en te worden gebaseerd op een grondige beoordeling van de marktomstandigheden, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de algehele voordelen van de gebruiker en met nationale doelstellingen en doelstellingen inzake de interne markt. De doelstellingen die met beperkingsprocedures worden nagestreefd, moeten van tevoren duidelijk worden omschreven. Wanneer in overweging wordt genomen wat de meest geschikte selectieprocedure is, moeten de lidstaten de op EU-niveau getroffen coördinerende maatregelen naleven en moeten zij tijdig en op transparante wijze alle belangstellende partijen raadplegen over de rechtvaardiging, de doelstellingen en de voorwaarden van de procedure. ï Lidstaten kunnen onder meer gebruikmaken van selectieprocedures op basis van mededinging of van vergelijking voor de toewijzing van radiofrequenties ð radiospectrum ï en Ö of voor Õ nummers met een uitzonderlijke economische waarde. Bij het beheer van dergelijke regelingen dienen de nationale regelgevende instanties rekening te houden met de bepalingen van artikel 8 ð doelstellingen van deze richtlijn ï . ð Indien een lidstaat van mening is dat verdere rechten in een band beschikbaar kunnen worden gesteld, dient hij van start te gaan met het bijbehorende proces. ï

ê 2002/20/EG overweging 23

De nationale regelgevende instanties moeten er bij de vaststelling van criteria voor op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedures voor zorgen dat de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) worden verwezenlijkt. Het zou derhalve niet strijdig zijn met deze richtlijn indien de toepassing van objectieve, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria ter bevordering van de mededinging, ertoe zou leiden dat sommige ondernemingen worden uitgesloten van de op mededinging gebaseerde of vergelijkende selectieprocedure voor een bepaalde radiofrequentie. Een lidstaat kan concluderen dat verdere rechten in een band beschikbaar kunnen worden gesteld. In dat geval dient de lidstaat van start te gaan met het proces waarbij dergelijke rechten beschikbaar worden gesteld.

ò nieuw

(127)Door de enorme toename van de vraag naar radiospectrum en van de vraag door eindgebruikers naar draadloze breedbandcapaciteit, zijn alternatieve, complementaire, wat spectrumgebruik betreft efficiënte toegangsoplossingen nodig, waaronder draadloze toegangssystemen met laag vermogen en kort bereik zoals lokale radionetwerken (RLAN) en netwerken van cellulaire toegangspunten met een laag vermogen. Dergelijke complementaire draadloze toegangssystemen, in het bijzonder publiek toegankelijke RLAN-toegangspunten, geven eindgebruikers in toenemende mate toegang tot het internet en bieden mobiele aanbieders de mogelijkheid mobiel verkeer af te leiden. RLAN’s maken gebruik van geharmoniseerd radiospectrum zonder dat een individuele machtiging of gebruiksrecht voor spectrum vereist is. De meeste RLAN-toegangspunten worden op dit moment door particuliere gebruikers gebruikt als een lokaal draadloos verlengstuk van hun vaste breedbandverbinding. Eindgebruikers mogen er binnen de grenzen van hun eigen internetabonnement niet van worden weerhouden om hun RLAN-toegang met anderen te delen, waardoor het aantal beschikbare toegangspunten wordt vergroot, met name in dichtbevolkte gebieden, wordt gezorgd voor een maximale capaciteit op het vlak van draadloze gegevens door hergebruik van radiospectrum, en wordt een kosteneffectieve complementaire draadloze breedbandinfrastructuur gecreëerd die voor andere eindgebruikers toegankelijk is. Onnodige beperkingen op de opstelling en onderlinge koppeling van RLAN-toegangspunten moeten dan ook worden opgeheven. Overheden of aanbieders van openbare diensten die RLAN’s in hun gebouwen of op hun terreinen voor hun personeel, bezoekers of klanten gebruiken, bijvoorbeeld om de toegang tot e-overheidsdiensten te vergemakkelijken of ten behoeve van informatie over openbaar vervoer of beheer van het wegverkeer, kunnen ook toegang tot dergelijke toegangspunten verlenen voor algemeen gebruik door de burgers als aanvulling op de diensten die zij in hun gebouwen of op hun terreinen aanbieden, voor zover dat is toegestaan op grond van de voorschriften inzake mededinging en openbare aanbestedingen. De aanbieder van dergelijke lokale toegang tot elektronische-communicatienetwerken in of rond een privéwoning of een beperkte openbare ruimte op niet-commerciële basis of als nevendienst voor een andere activiteit die niet van dergelijke toegang afhankelijk is (zoals RLAN-hotspots die op die plaats aan klanten van andere commerciële activiteiten of aan het algemene publiek beschikbaar worden gesteld), kan evenwel verplicht zijn algemene machtigingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum na te leven, maar moet niet worden onderworpen aan voorwaarden of vereisten die zijn verbonden aan algemene machtigingen van toepassing op aanbieders van elektronisch-communicatienetwerken of -diensten, noch aan verplichtingen inzake eindgebruikers of interconnectie. Op dergelijke aanbieders blijven echter wel de voorschriften inzake aansprakelijkheid van artikel 12 van Richtlijn 2000/31/EG betreffende elektronische handel 58 van toepassing. Er zijn ook andere technologieën, zoals LiFi, in opkomst, die eenn aanvulling zullen vormen op de huidige capaciteiten van RLAN’s en draadloze toegangspunten betreffende radiospectrum, door middel van toegangspunten op basis van optisch zichtbaar licht, hetgeen leidt tot hybride lokale netwerken waarmee optische draadloze communicatie mogelijk is.

(128)Aangezien draadloze toegangspunten met laag vermogen en een klein bereik zeer klein zijn en gebruikmaken van discrete apparatuur, vergelijkbaar met door particulieren gebruikte RLAN-routers, en een positieve impact op het gebruik van spectrum en op de ontwikkeling van draadloze communicatie hebben, moeten de technische kenmerken ervan – zoals de vermogensafgifte – op EU-niveau worden gespecificeerd, op evenredige wijze voor lokale toepassingen, en moeten op het gebruik ervan uitsluitend algemene machtigingen van toepassing zijn – met uitzondering van RLAN, dat niet aan een vereiste betreffende machtigingen moet worden onderworpen die verder gaat dan hetgeen nodig is voor het gebruik van radiospectrum – en alle aanvullende beperkingen in het kader van individuele planologische of andere vergunningen moeten zoveel mogelijk worden ingeperkt.

ê 2002/19/EG overweging 1 (aangepast)

(129)In Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) 59 zijn de doelstellingen vastgesteld van een regelgevingskader met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de Gemeenschap, inclusief vaste en mobiele telecommunicatienetwerken, kabeltelevisienetten, netwerken voor terrestrische omroepactiviteiten, satellietnetwerken en internetnetwerken, ongeacht of deze voor spraak-, fax- of dataverkeer dan wel voor doorgifte van beelden worden gebruikt. Door de lidstaten kan voor dergelijke netwerken krachtens Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) 60 een machtiging zijn verleend of een vergunning zijn verleend krachtens eerdere regelgeving. De bepalingen van de onderhavige richtlijn Ö met betrekking tot toegang en interconnectie Õ zijn van toepassing op netwerken die worden gebruikt voor de levering van algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten. De richtlijn heeft ook betrekking op de tussen dienstverleners getroffen regelingen voor toegang en interconnectie. Niet-publieke netwerken hebben geen verplichtingen Ö inzake toegang en interconnectie Õ uit hoofde van deze richtlijn, maar kunnen, wanneer zij toegang hebben tot publieke netwerken, onderworpen worden aan de voorwaarden die de lidstaten stellen.

ê 2009/19/EG overweging 2

Diensten die inhoud aanbieden, zoals het aanbod tot verkoop van inhoud van radio- of televisieomroep, vallen niet onder het gemeenschappelijke regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

ê 2002/19/EG overweging 3 (aangepast)

(130)De term „toegang” kent een breed scala aan betekenissen en daarom dient nauwkeurig te worden omschreven hoe deze term in deze richtlijn wordt gebruikt, ongeacht de betekenis die er in andere communautaire maatregelen Ö maatregelen van de Unie Õ aan wordt gegeven. Een exploitant kan eigenaar zijn van het betrokken netwerk of de betrokken faciliteiten of kan deze geheel of gedeeltelijk huren.

ê 2002/19/EG overweging 5

ð nieuw

(131)In een open en concurrentiegerichte markt dienen er geen beperkingen te bestaan die ondernemingen verhinderen onderling toegangs- en interconnectieregelingen, en met name grensoverschrijdende overeenkomsten, aan te gaan, met dien verstande dat de mededingingsregels van het Verdrag in acht moeten worden genomen. In het kader van de totstandbrenging van een efficiëntere, echte pan-Europese markt met een reële mededinging, met meer keuze en concurrerende dienstverlening voor de consument ð eindgebruiker ï , moeten ondernemingen die het verzoek om toegang of interconnectie krijgen ð van andere ondernemingen waarop algemene machtigingen van toepassing zijn voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten aan het publiek ï , in beginsel zulke overeenkomsten sluiten en te goeder trouw onderhandelen.

ê 2002/19/EG overweging 6 (aangepast)

ð nieuw

(132)In markten waar tussen ondernemingen grote verschillen in onderhandelingscapaciteit blijven bestaan, en waar sommige ondernemingen gebruik maken van door anderen verschafte infrastructuur voor het aanbieden van hun diensten, dient een kader voor regels te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de markt efficiënt functioneert. De nationale regelgevende instanties moeten de nodige bevoegdheden krijgen om, in gevallen waarin commerciële onderhandelingen mislukken, te zorgen voor passende toegang en interconnectie en voor de nodige interoperabiliteit tussen diensten in het belang van de eindgebruikers. Zij waarborgen in het bijzonder Ö kunnen in het bijzonder Õ de eind-tot-eind-verbinding Ö waarborgen Õ door proportionele verplichtingen op te leggen aan ondernemingen ð die zijn onderworpen aan een algemene machtiging en ï die de toegang tot de eindgebruikers controleren. De controle van de toegangsmiddelen kan eigendom of controle van de fysieke verbinding met de eindgebruiker (vast of mobiel), en/of de bevoegdheid tot wijziging of intrekking van het nationale nummer (de nationale nummers) voor de toegang tot het aansluitingspunt van de eindgebruiker inhouden. Een dergelijk optreden zou bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien de netwerkexploitanten op onredelijke wijze de keuze aan toegangsmogelijkheden tot internetportalen en -diensten voor eindgebruikers zouden beperken.

ò nieuw

(133)Met het oog op het beginsel van niet-discriminatie dienen de nationale regelgevende instanties te waarborgen dat alle exploitanten, ongeacht hun omvang en bedrijfsmodel en de vraag of zij verticaal geïntegreerd of gescheiden zijn, op redelijke voorwaarden interconnectie tot stand kunnen brengen, teneinde eind-tot-eindverbindingen en toegang tot het wereldwijde internet te bieden.

ê 2002/19/EG overweging 7

(134)Nationale wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen die de eisen en voorwaarden voor toegang of interconnectie koppelen aan de activiteiten van de om interconnectie vragende partij, meer bepaald aan de omvang van haar investeringen in netwerkinfrastructuur, en niet aan de aangeboden interconnectie- of toegangsdiensten, kunnen leiden tot verstoring van de markt en als gevolg daarvan onverenigbaar zijn met de mededingingsregels.

ê 2002/19/EG overweging 8

ð nieuw

(135)Netwerkexploitanten regelen de toegang tot hun eigen klanten, die individueel worden geïdentificeerd door middel van nummers of adressen uit een gepubliceerde nummer- of adresseringsruimte. Andere netwerkexploitanten moeten in staat zijn deze klanten te bereiken en moeten dus in staat zijn direct of indirect interconnectie met elkaar tot stand te brengen. De bestaande ð Het is daarom passend ï rechten en verplichtingen met betrekking tot het voeren van onderhandelingen over interconnectie ð vast te stellen ï dienen bijgevolg te worden gehandhaafd. Ook dienen de verplichtingen te worden gehandhaafd die eerder in Richtlijn 95/47/EG zijn vastgesteld, en op grond waarvan volledig digitale elektronische-communicatienetwerken die worden gebruikt voor de distributie van televisiediensten en die toegankelijk zijn voor het publiek in staat moeten zijn breedbeeldtelevisiediensten en -programma's door te geven, zodat de gebruikers deze programma's kunnen ontvangen in het formaat waarin zij zijn uitgezonden.

ê 2002/19/EG overweging 9

(136)Interoperabiliteit is in het voordeel van de eindgebruiker en is een belangrijk doel van dit regelgevingskader. Het bevorderen van een goede interoperabiliteit is een van de doelstellingen van de nationale regelgevende instanties, die zijn vastgesteld in dit regelgevingskader, dat ook bepaalt dat de Commissie een lijst van standaarden en/of specificaties met betrekking tot het aanbieden van diensten, technische interfaces en/of netwerkfuncties moet publiceren als basis om harmonisatie inzake elektronische communicatie te bevorderen. De lidstaten dienen het gebruik van de gepubliceerde standaarden en/of technische specificaties aan te moedigen in zoverre dat strikt noodzakelijk is om de interoperabiliteit van de diensten te waarborgen en de vrije keuze van de gebruiker te verbeteren.

ò nieuw

(137)Momenteel zijn zowel eind-tot-eindverbindingen en de toegang tot noodhulpdiensten ervan afhankelijk dat eindgebruikers gebruikmaken van nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten. Toekomstige technologische ontwikkelingen of een toegenomen gebruik van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten zouden kunnen leiden tot een gebrek aan afdoende interoperabiliteit tussen communicatiediensten. Daardoor zouden significante belemmeringen voor de markttoegang en voor verdere innovatie kunnen ontstaan en een ernstige bedreiging kunnen ontstaan voor zowel doeltreffende eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers als doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten.

(138)Indien zich dergelijke problemen op het gebied van interoperabiliteit voordoen, kan de Commissie Berec vragen een verslag uit te brengen dat voorziet in een feitelijke beoordeling van de marktsituatie op het niveau van de Unie en van de lidstaten. Op basis van het verslag van Berec en andere beschikbare bewijsstukken moet de Commissie, rekening houdend met de effecten op de interne markt, besluiten of maatregelen van regelgevende aard door de nationale regelgevende instanties noodzakelijk zijn. Indien de Commissie besluit dat de nationale regelgevende instanties dergelijke maatregelen van regelgevende aard in overweging moeten nemen, kan zij uitvoeringsmaatregelen vaststellen waarin de aard en de werkingssfeer van mogelijke maatregelen van regelgevende aard door de nationale regelgevende instanties worden gespecificeerd, waaronder in het bijzonder maatregelen waarbij het verplichte gebruik van normen of specificaties aan alle of specifieke aanbieders worden opgelegd. De begrippen “Europese norm” en “internationale norm” zijn gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1025/2012. 61 De nationale regelgevende instanties moeten in het licht van de specifieke nationale omstandigheden beoordelen of het noodzakelijk en gerechtvaardigd is maatregelen te treffen teneinde eind-tot-eindverbindingen of de toegang tot noodhulpdiensten te waarborgen, en zo ja, evenredige verplichtingen opleggen in overeenstemming met de uitvoeringsmaatregelen van de Commissie.

(139)In situaties waarin ondernemingen geen toegang hebben tot levensvatbare alternatieven voor niet-repliceerbare activa tot aan het eerste distributiepunt, moeten de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om toegangsverplichtingen op te leggen aan alle exploitanten, zonder afbreuk te doen aan hun respectievelijke marktmacht. Daarbij moeten de nationale regelgevende instanties alle technische en economische belemmeringen voor toekomstige replicatie van netwerken in overweging nemen. Alleen het feit dat meerdere dergelijke infrastructuurvoorzieningen reeds bestaan, hoeft niet per se zodanig te worden geïnterpreteerd dat de bijbehorende activa repliceerbaar zijn. Het eerste distributiepunt moet worden geïdentificeerd aan de hand van objectieve criteria.

(140)Het kan gerechtvaardigd zijn toegangsverplichtingen op te leggen die ook betrekking hebben op bedrading en kabels na het eerste punt van samenkomst in gebieden met een lagere bevolkingsdichtheid, waarbij dergelijke verplichtingen worden beperkt tot punten die zich zo dicht mogelijk bij de eindgebruikers bevinden, wanneer is aangetoond dat replicatie ook onmogelijk zou zijn na dat eerste punt van samenkomst.

(141)In dergelijke gevallen kan het passend zijn dat de nationale regelgevende instanties, teneinde te voldoen aan het beginsel van evenredigheid, bepaalde categorieën eigenaren of ondernemingen, of beide, uitsluitend van verplichtingen die verder gaan dan het eerste distributiepunt, op grond van het feit dat een toegangsverplichting die niet is gebaseerd op aanmerkelijke marktmacht schadelijk kan zijn voor hun business case op het gebied van recentelijk geïmplementeerde netwerkelementen. Structureel gescheiden ondernemingen moeten niet aan dergelijke toegangsverplichtingen worden onderworpen indien zij op commerciële basis doeltreffende alternatieve toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbieden.

(142)Gedeeld gebruik van passieve of actieve infrastructuur die wordt gebruikt voor het aanbieden van draadloze elektronische-communicatiediensten of de gezamenlijke uitrol van dergelijke infrastructuur, in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht, kan uitermate nuttig zijn met het oog op maximale connectiviteit met zeer hoge capaciteit in de hele Unie, met name in gebieden met minder dichte netwerken waarin replicatie praktisch niet uitvoerbaar is en eindgebruikers wellicht geen toegang tot dergelijke connectiviteit krijgen. De nationale regelgevende instanties moeten in staat worden gesteld om bij wijze van uitzondering een dergelijk gedeeld gebruik, een dergelijke gezamenlijke uitrol of gelokaliseerde roamingtoegang op te leggen, in overeenstemming met het recht van de Unie, indien zij kunnen aantonen dat een dergelijk gedeeld gebruik of een dergelijke toegang voordelen biedt wat betreft het wegwerken van zeer significante belemmeringen voor replicatie en het aanpakken van andere ernstige beperkingen voor de eindgebruiker op het vlak van keuzemogelijkheden of kwaliteit van dienstverlening, of beide, of op het vlak van territoriale dekking, waarbij rekening wordt gehouden met diverse elementen, waaronder met name de noodzaak om stimulansen voor de uitrol van infrastructuur in stand te houden.

ê 2009/140/EG overweging 65 (aangepast)

(143)Hoewel een nationale regelgevende instantie exploitanten die geen aanmerkelijke marktmacht bezitten verplichtingen onder sommige omstandigheden kan opleggen om eind-tot-eindverbindingen of interoperabiliteit van diensten tot stand te brengen, moet dit wel gebeuren in overeenstemming met het regelgevingskader van de Europese Unie en met name met de kennisgevingsprocedures.

ê 2002/19/EG overweging 10 (aangepast)

ð nieuw

(144)Mededingingsregels alleen volstaan niet om in het tijdperk van digitale televisie culturele diversiteit en pluraliteit in de media te garanderen. Bij Richtlijn 95/47/EG werd voorzien in een eerste regelgevingskader voor de opkomende digitale-televisie-industrie: dit kader dient te worden gehandhaafd, met name wat betreft de verplichting voorwaardelijke toegang aan te bieden op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, om te garanderen dat er een grote verscheidenheid aan programma's en diensten beschikbaar is. De technologische en marktontwikkelingen maken het noodzakelijk deze verplichtingen ð om voorwaardelijke toegang op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aan te bieden ï regelmatig te herzien, hetzij door een lidstaat voor de nationale markt, hetzij door de Commissie voor de Gemeenschap Ö Unie Õ , met name om na te gaan of het gerechtvaardigd is deze verplichtingen uit te breiden tot nieuwe gateways, zoals Elektronische Programmagidsen (EPG's) en Applicatieprogramma-interfaces (API's), in zoverre dit nodig is om ervoor te zorgen dat eindgebruikers toegang hebben tot specifieke digitale omroepdiensten. De lidstaten kunnen met alle wetgevende, regelgevende of administratieve middelen die zij noodzakelijk achten, de digitale omroepdiensten specificeren waarvoor de toegang van eindgebruikers moet worden gewaarborgd.

ê 2002/19/EG overweging 11

(145)De lidstaten kunnen ook toestaan dat de nationale regelgevende instantie de verplichtingen in verband met de voorwaardelijke toegang tot digitale omroepdiensten opnieuw beziet om met behulp van een marktanalyse na te gaan of er verplichtingen afgeschaft of gewijzigd moeten worden voor exploitanten die op de betrokken markt geen aanmerkelijke macht hebben. Een eventuele afschaffing of wijziging van verplichtingen mag de toegang voor eindgebruikers tot dergelijke diensten of de vooruitzichten voor werkelijke mededinging niet nadelig beïnvloeden.

ê 2002/19/EG overweging 12 (aangepast)

Om de continuïteit van de bestaande afspraken te waarborgen en te voorkomen dat een rechtsvacuüm ontstaat, moet ervoor worden gezorgd dat de verplichtingen inzake toegang en interconnectie krachtens de artikelen 4, 6, 7, 8, 11, 12 en 14 van Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) 62 , de verplichtingen inzake bijzondere netwerktoegang krachtens artikel 16 van Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat 63 , en de verplichtingen inzake het beschikbaar stellen van transmissiecapaciteit voor huurlijnen krachtens Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen 64 , in een eerste stadium in het nieuwe regelgevingskader worden overgenomen, zij het met de mogelijkheid deze onmiddellijk te herzien in het licht van de heersende marktomstandigheden. Een dergelijke herziening dient zich tevens uit te strekken tot de organisaties als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet 65 .

ê 2002/19/EG overweging 13 (aangepast)

De herziening dient te worden uitgevoerd aan de hand van een economische marktanalyse met een op de concurrentiewetgeving gebaseerde methodologie als grondslag. Het is de bedoeling de sectorspecifieke regelgeving ex ante geleidelijk in te krimpen naarmate de concurrentie op de markt zich ontwikkelt. Bij de procedure wordt echter ook rekening gehouden met tijdelijke problemen op de markt zoals de problemen in verband met internationale roaming en de mogelijkheid dat als gevolg van de technologische ontwikkeling nieuwe knelpunten ontstaan die dan weer regelgeving ex ante vereisen, bijvoorbeeld op het gebied van de toegang tot breedbandnetwerken. Het is zeer wel mogelijk dat de concurrentie zich in de diverse marktsegmenten en lidstaten in verschillend tempo ontwikkelt en de nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn om bij de regelgeving opgelegde verplichtingen te versoepelen voor markten waar de concurrentie de gewenste resultaten oplevert. Om ervoor te zorgen dat de marktpartijen in alle lidstaten in vergelijkbare omstandigheden een vergelijkbare behandeling krijgen, dient de Commissie in staat te zijn een geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van de richtlijn te waarborgen. De nationale regelgevende instanties en de nationale instanties die uitvoering moeten geven aan het mededingingsrecht moeten, indien nodig, hun werkzaamheden coördineren teneinde te garanderen dat de beste oplossing wordt toegepast. De Gemeenschap en haar lidstaten hebben in het kader van de overeenkomst inzake basistelecommunicatiediensten van de Wereldhandelsorganisatie toezeggingen met betrekking tot interconnectie van telecommunicatienetwerken gedaan die moeten worden gehonoreerd.

ê 2002/19/EG overweging 14 (aangepast)

Richtlijn 97/33/EG voorziet in een reeks verplichtingen die moeten worden opgelegd aan ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht, namelijk transparantie, non-discriminatie, een gescheiden boekhouding, toegang, alsook prijscontrole met inbegrip van kostenoriëntering. Dit scala aan mogelijke verplichtingen die aan ondernemingen kunnen worden opgelegd dient te worden gehandhaafd, zij het dat de verplichtingen een limitatief karakter moeten krijgen, teneinde overregulering te voorkomen. In uitzonderlijke gevallen kan het, met het oog op de inachtneming van internationale verbintenissen of communautaire wetgeving, dienstig zijn verplichtingen inzake toegang of interconnectie op te leggen aan alle marktpartijen, zoals thans het geval is voor voorwaardelijke-toegangssystemen voor digitale televisiediensten.

ê 2002/21/EG overweging 25 (aangepast)

ð nieuw

(146)In bepaalde omstandigheden moeten ex ante verplichtingen worden opgelegd om de ontwikkeling van een concurrerende markt te waarborgen, ð waarbij de voorwaarden gunstig zijn voor de implementatie van en toepassing van connectiviteit met zeer hoge capaciteit en het behalen van maximale voordelen voor de eindgebruiker ï. De in deze richtlijn gebruikte definitie van aanmerkelijke macht op de markt in Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) 66 is doeltreffend gebleken in de eerste stadia van de openstelling van de markt als criterium voor verplichtingen ex ante, maar moet thans worden aangepast aan meer complexe en dynamische markten. Daarom is de in deze richtlijn gebruikte definitie gelijkwaardig aan het begrip machtspositie als gedefinieerd in de rechtspraak van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen.

ê 2002/21/EG overweging 26

(147)Dat twee of meer ondernemingen gezamenlijk een machtspositie hebben, kan niet alleen worden geconstateerd wanneer er structurele of andere banden tussen hen bestaan, maar ook indien de structuur van de betreffende markt gecoördineerde effecten bevordert, dit wil zeggen parallelle of mededingingsverstorende gedragingen op de markt stimuleert.

ê 2002/21/EG overweging 27 (aangepast)

ð nieuw

(148)Het is essentieel dat ex ante regulerende verplichtingen alleen worden opgelegd ð op een wholesalemarkt ï wanneer er geen daadwerkelijke mededinging is, d.w.z. in markten waar een of meer ondernemingen zijn met een aanzienlijke marktmacht, ð teneinde duurzame concurrentie op een verwante retailmarkt te waarborgen ï, en wanneer nationale rechtsmiddelen en de middelen van het communautaire mededingingsrecht Ö mededingingsrecht van de Unie Õ ontoereikend zijn om het probleem op te lossen. Het is derhalve nodig dat tDe Commissie Ö moet Õ op communautair niveau Ö EU-niveau Õ , overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht, richtsnoeren opstelt opstellen voor nationale regelgevende instanties aan de hand waarvan zij kunnen beoordelen of op een bepaalde markt daadwerkelijke mededinging heerst en of er sprake is van aanmerkelijke marktmacht. De nationale regelgevende instanties dienen te analyseren of een bepaalde markt voor producten of diensten daadwerkelijk concurrerend is in een gegeven geografisch gebied, dat het grondgebied of een deel van het grondgebied van de betrokken lidstaat kan zijn, dan wel aangrenzende delen van het grondgebied van lidstaten, die als één geheel worden gezien. Bij een analyse van daadwerkelijke mededinging moet onder meer worden onderzocht of de markt in de toekomst concurrerend zal zijn en dus of een eventueel gebrek aan daadwerkelijke mededinging blijvend is. In deze richtsnoeren moet ook worden ingegaan op de problematiek van nieuwe markten waar de feitelijke marktleider waarschijnlijk een groot marktaandeel zal hebben, maar niet dient te worden onderworpen aan ongerechtvaardigde verplichtingen. De Commissie dient de richtsnoeren regelmatig opnieuw te toetsen , ð met name wanneer bestaande wetgeving wordt herzien, rekening houdend met recente jurisprudentie, economische overwegingen en opgedane ervaringen met betrekking tot de markt, ï teneinde te waarborgen dat deze geschikt blijven in een zich snel ontwikkelende markt. De nationale regelgevende instanties zullen met elkaar moeten samenwerken wanneer de relevante markt transnationaal blijkt te zijn.

ê 2002/21/EG overweging 28 (aangepast)

(149)Wanneer de nationale regelgevende instanties bepalen of een onderneming een aanmerkelijke marktmacht heeft op een specifieke markt, dienen zij te handelen overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving Ö Uniewetgeving Õ en de richtsnoeren van de Commissie Ö inzake marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht Õ zorgvuldig in acht te nemen.

ò nieuw

(150)De nationale regelgevende instanties moeten relevante geografische markten op hun grondgebied definiëren en daarbij terdege rekening houden met de aanbeveling van de Commissie inzake relevante markten voor producten en diensten die overeenkomstig deze richtlijn is vastgesteld, en met de nationale en plaatselijke omstandigheden. De nationale regelgevende instanties moeten daarom ten minste de markten analyseren die in de aanbeveling zijn opgenomen, inclusief de markten die zijn vermeld, maar in de specifieke nationale of lokale context niet meer worden gereguleerd. De nationale regelgevende instanties moeten ook markten analyseren die niet in de aanbeveling zijn opgenomen, maar die op basis van voorafgaande marktanalysen binnen hun bevoegdheidsgebied worden gereguleerd, of andere markten als zij voldoende redenen hebben om ervan uit te gaan dat wellicht aan de driecriteriatoetsing van deze richtlijn wordt voldaan.

(151)Wanneer het door de geografische marktdefinitie is gerechtvaardigd, kunnen transnationale markten worden gedefinieerd, waarbij rekening moet worden gehouden met alle factoren aan de aanbodzijde en de vraagzijde, in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht. Berec is de meest geschikte instantie voor het uitvoeren van dergelijke analyses, waarbij wordt geprofiteerd van de ruime collectieve ervaring die de nationale regelgevende instanties bij het definiëren van markten op nationaal niveau hebben opgedaan. Indien transnationale markten worden gedefinieerd en maatregelen van regelgevende aard gerechtvaardigd zijn, moeten de betrokken nationale regelgevende instanties samenwerken om de passende reactie van regelgevende aard vast te stellen, onder meer bij het proces van kennisgeving aan de Commissie. Zij kunnen op deze manier ook samenwerken wanneer transnationale markten niet worden vastgesteld, maar de marktomstandigheden op hun grondgebied afdoende homogeen zijn om baat te hebben bij een gecoördineerde benadering betreffende regelgeving, bijvoorbeeld wat betreft soortgelijke kosten, marktstructuren of exploitanten, of bij een transnationale of vergelijkbare vraag door de eindgebruikers.

(152)In sommige omstandigheden worden markten gedefinieerd als nationaal of subnationaal, bijvoorbeeld door de nationale of lokale aard van de uitrol van netwerken waardoor de grenzen van de potentiële marktmacht van ondernemingen wat betreft het wholesale-aanbod worden bepaald, maar er is nog steeds een significante transnationale vraag door één of meerdere categorieën eindgebruikers. Dat kan met name het geval zijn bij de vraag door zakelijke eindgebruikers met activiteiten op meerdere locaties in verschillende lidstaten. Als leveranciers niet in voldoende mate aan die transnationale vraag voldoen, bijvoorbeeld als zij versnipperd zijn door nationale grenzen of op lokaal niveau, ontstaat er een potentiële belemmering voor de interne markt. Berec moet daarom de bevoegdheid hebben om de nationale regelgevende instanties te voorzien van richtsnoeren betreffende gemeenschappelijke regelgevingsbenaderingen om te waarborgen dat op bevredigende wijze aan de transnationale vraag kan worden voldaan, waardoor efficiëntieverbeteringen en schaalvoordelen tot stand kunnen worden gebracht ondanks de versnippering aan de aanbodzijde. De richtsnoeren van Berec moeten bijdragen tot de keuzes die de nationale regelgevende instanties maken wat betreft het verwezenlijken van de doestelling betreffende de interne markt, wanneer zij op nationaal niveau verplichtingen opleggen aan AMM-exploitanten.

(153)Als de nationale regelgevende instanties de gemeenschappelijke benadering niet hebben toegepast die Berec heeft aanbevolen om te voldoen aan de transnationale vraag, en daardoor niet op efficiënte wijze tegemoet wordt gekomen aan die transnationale vraag door de eindgebruikers en vermijdbare belemmeringen voor de interne markt ontstaan, kan het noodzakelijk zijn over te gaan tot harmonisering van de technische specificaties van wholesaletoegangsproducten waarmee aan een bepaalde transnationale vraag kan worden voldaan, rekening houdend met de richtsnoeren van Berec.

(154)De uiteindelijke doelstelling van ex ante maatregelen van regelgevende aard is het tot stand brengen van voordelen voor de eindgebruiker wat betreft prijzen, kwaliteit en keuze door ervoor te zorgen dat de retailmarkten op duurzame basis daadwerkelijk concurrerend zijn. Waarschijnlijk constateren de nationale regelgevende instanties geleidelijk dat veel retailmarkten concurrerend zijn, zelfs als er geen regulering op wholesaleniveau plaatsvindt, in het bijzonder rekening houdend met de verwachte verbeteringen op het gebied van innovatie en concurrentie.

(155)Het uitgangspunt van de nationale regelgevende instanties voor de identificatie van wholesalemarkten die aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen, is de analyse van de bijbehorende retailmarkten. De analyse van daadwerkelijke concurrentie op retail- en wholesaleniveau wordt toekomstgericht met betrekking tot een bepaald tijdsbestek uitgevoerd, waarbij wordt uitgegaan van het mededingingsrecht, in voorkomend geval met inbegrip van de relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie. Als wordt geconstateerd dat een retailmarkt daadwerkelijk concurrerend zou zijn bij afwezigheid van regelgeving ex ante op wholesaleniveau op de bijbehorende markt(en), dient de nationale regelgevende instantie hieruit de conclusie te trekken dat regelgeving op wholesaleniveau niet meer noodzakelijk is.

(156)Tijdens de geleidelijke overgang naar gedereguleerde markten, worden geleidelijk steeds meer commerciële overeenkomsten tussen exploitanten gesloten, en indien deze duurzaam zijn en ervoor zorgen dat de concurrentiedynamiek wordt verbeterd, kunnen zij ertoe bijdragen dat wordt geconcludeerd dat op een bepaalde wholesalemarkt ex ante regulering niet gerechtvaardigd is. Het omgekeerde zou het geval zijn bij onvoorzienbare beëindiging van commerciële overeenkomsten op een gedereguleerde markt. Bij de analyse van dergelijke overeenkomsten moet ermee rekening worden gehouden dat het vooruitzicht op regulering eigenaren van netwerken ertoe kan aanzetten commerciële onderhandelingen aan te gaan.Om ervoor te zorgen dat bij het bepalen of ex ante regulering van een bepaalde markt gerechtvaardigd is voldoende aandacht wordt besteed aan de impact van aan aanverwante markten opgelegde regulering, dienen de nationale regelgevende instanties te waarborgen dat markten op samenhangende wijze, en tegelijkertijd of zo snel mogelijk achter elkaar, worden geanalyseerd.

(157)De nationale regelgevende instanties moeten bij de beoordeling van regulering op wholesaleniveau teneinde problemen op retailniveau op te lossen ermee rekening houden dat enerzijds meerdere wholesalemarkten wholesale-upstreaminputs voor een bepaalde retailmarkt kunnen leveren, en anderzijds één wholesalemarkt wholesale-upstreaminputs voor uiteenlopende retailmarkten kan leveren.  De concurrentiedynamiek op een bepaalde markt kan verder worden beïnvloed door aangrenzende markten die geen verticale relatie hebben, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde vaste en mobiele markten. De nationale regelgevende instanties dienen deze beoordeling uit te voeren voor elke afzonderlijke wholesalemarkt die voor regulering in aanmerking komt, te beginnen bij corrigerende maatregelen voor de toegang tot civiele infrastructuur, aangezien dergelijke maatregelen gewoonlijk bevorderlijk zijn voor een verbetering van de duurzaamheid van de concurrentie, met inbegrip van concurrentie op het vlak van infrastructuur, en vervolgens alle wholesalemarkten te analyseren die in aanmerking komen voor regelgeving ex ante, in volgorde van waarschijnlijke geschiktheid om geconstateerde concurrentieproblemen op retailniveau aan te pakken.  Wanneer de nationale regelgevende instanties een besluit nemen over de specifieke op te leggen corrigerende maatregel, moeten zij de technische haalbaarheid ervan beoordelen en een kosten-batenanalyse uitvoeren, waarbij de mate van geschiktheid om de geconstateerde problemen op retailniveau aan te pakken in acht wordt genomen. De nationale regelgevende instanties moeten de consequenties van het opleggen van elke specifieke corrigerende maatregel in overweging nemen: als een maatregel slechts bij bepaalde netwerktopologieën haalbaar is, kan dat een belemmering vormen voor de uitrol van netwerken met een zeer hoge capaciteit ten bate van de eindgebruiker. De nationale regelgevende instantie moet tijdens elke fase van de beoordeling, voordat zij bepaalt of een aanvullende corrigerende maatregel aan de exploitant met aanmerkelijke marktmacht wordt opgelegd, ernaar streven te bepalen of de betrokken retailmarkt daadwerkelijk concurrerend zou zijn in het kader van een relevante commerciële regeling of andere omstandigheden op de wholesalemarkt, met inbegrip van andere soorten regulering die al van kracht zijn, zoals algemene toegangsverplichtingen met betrekking tot niet-repliceerbare activa of verplichtingen die op grond van Richtlijn 2014/61/EU zijn opgelegd, en in het kader van elke regulering die de nationale regelgevende instantie als passend beschouwt voor een exploitant met aanmerkelijke marktmacht. Zelfs als dergelijke verschillen niet leiden tot de definitie van afgebakende geografische markten, kunnen deze als rechtvaardiging dienen van differentiatie van de passende corrigerende maatregelen die worden opgelegd met het oog op de uiteenlopende intensiteit van de concurrentiedruk.

(158)Regelgeving ex ante die op wholesaleniveau wordt opgelegd, is in beginsel minder ingrijpend dan regelgeving op retailniveau en wordt als afdoende beschouwd om eventuele mededingingsproblemen op de aanverwante stroomafwaartse markt of markten aan te pakken. De gemaakte vorderingen wat betreft de werking van de mededinging sinds het regelgevingskader voor elektronische communicatie in werking is getreden, blijken uit de geleidelijke deregulering van de retailmarkten in de hele Unie. Verder moeten de voorschriften betreffende het opleggen van corrigerende maatregelen ex ante aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht worden vereenvoudigd en meer voorspelbaar worden gemaakt, voor zover mogelijk. De bevoegdheid tot het opleggen van regulerende maatregelen ex ante op basis van aanmerkelijke marktmacht op retailmarkten moet daarom worden ingetrokken.

(159)Wanneer een nationale regelgevende instantie regelgeving op wholesaleniveau intrekt, moet zij een passende termijn vaststellen om een duurzame overgang naar een gedereguleerde markt te waarborgen. Bij het bepalen van die termijn moet de nationale regelgevende instantie rekening houden met bestaande overeenkomsten tussen aanbieders van toegang en toegangvragende partijen die op basis van de opgelegde regelgevingsverplichtingen zijn gesloten. Dergelijke overeenkomsten kunnen in het bijzonder toegangvragende partijen gedurende een bepaalde periode contractuele wettelijke bescherming bieden. De nationale regelgevende instantie moet ook rekening houden met de mogelijkheid dat marktdeelnemers gebruikmaken van op de markt beschikbare commerciële aanbiedingen op het gebied van wholesaletoegang of mede-investering, en met de noodzaak om een langere periode van mogelijke regelgevingsarbitrage te voorkomen. In door de nationale regelgevende instantie vastgestelde overgangsregelingen moet rekening worden gehouden met de reikwijdte en termijnen betreffende regelgevend toezicht op bestaande overeenkomsten, zodra de aankondigingstermijn begint.

ê 2009/140/EG overweging 48

(160)Om marktdeelnemers zekerheid te verschaffen over regelgevingsvoorwaarden, moet een termijn worden vastgesteld voor marktherzieningen. Daarom moeten marktanalyses regelmatig en binnen een redelijke en passende tijdspanne worden uitgevoerd. Deze tijdspanne hangt mede af van het feit of al eerder een marktanalyse werd uitgevoerd van de markt in kwestie, en deze aan de betrokkenen is medegedeeld. Wanneer een nationale regelgevende instantie verzuimt binnen de vastgestelde termijn een marktanalyse uit te voeren, dan kan dit een gevaar voor de interne markt betekenen, terwijl ook normale inbreukprocedures niet steeds tijdig het gewenste effect opleveren. Anders moet de betrokken nationale regelgevende instantie BEREC om bijstand kunnen verzoeken om de marktanalyse te voltooien. Deze bijstand kan bijvoorbeeld de vorm aannemen van een specifieke taskforce bestaande uit vertegenwoordigers van de andere nationale regelgevende instanties.

ê 2009/140/EG overweging 49 (aangepast)

(161)Aangezien de sector van elektronische communicatie een snel evoluerende sector is die gekenmerkt wordt door technologische innovatie en zeer dynamische markten moet de regelgeving op gecoördineerde en geharmoniseerde wijze op Gemeenschapsniveau Ö Unieniveau Õ kunnen worden aangepast omdat gebleken is dat uiteenlopende opvattingen van de nationale regelgevende instanties over de uitvoering van het regelgevingskader van de Europese Unie de ontwikkeling van de interne markt zouden kunnen belemmeren.

ò nieuw

(162)In het belang van meer stabiliteit en voorspelbaarheid van regelgevende maatregelen, dient de maximale toegestane periode tussen marktanalyses echter te worden verlengd van drie tot vijf jaar, mits veranderingen op de markt in de tussenliggende periode geen nieuwe analyse vergen. Wanneer wordt bepaald of een nationale regelgevende instantie heeft voldaan aan haar verplichting om ten minste om de vijf jaar markten te analyseren en kennis te geven van de bijbehorende ontwerpmaatregel, gaat een nieuwe marktcyclus van vijf jaar uitsluitend van start bij indiening van een kennisgeving met een nieuwe beoordeling van de marktafbakening en van aanmerkelijke marktmacht. Louter met een kennisgeving van nieuwe of gewijzigde regelgevende maatregelen die worden opgelegd op basis van een voorgaande en ongewijzigde markanalyse, wordt niet aan die verplichting voldaan.

ê 2002/19/EG overweging 15

ð nieuw

(163)Het opleggen van een specifieke verplichting aan een onderneming met een aanmerkelijke marktmacht vereist geen extra marktanalyse, maar wel een verantwoording dat de verplichting in kwestie passend en evenredig aan de aard van het probleem ð op de desbetreffende markt en op de verwante retailmarkt ï is.

ê 2009/140/EG overweging 56

ð nieuw

(164)Bij de beoordeling van de evenredigheid van de op te leggen verplichtingen en voorwaarden houden de nationale regelgevende instanties rekening met de verschillende mededingingsvoorwaarden in de verschillende regio’s in hun lidstaat ð en nemen zij in het bijzonder de resultaten van het overeenkomstig deze richtlijn uitgevoerde geografische onderzoek in acht ï .

ê 2009/140/EG overweging 57 (aangepast)

(165)Bij Ö de overweging of Õ het opleggen van maatregelen om de prijzen in de hand te houden Ö wordt opgelegd Õ , Ö en zo ja, in welke vorm Õ , moeten de nationale regelgevende instanties voor een specifiek nieuw investeringsproject een billijke beloning voor de investeerder mogelijk maken. Met name kunnen risico’s verbonden zijn aan investeringsprojecten die specifiek zijn voor nieuwe toegangsnetwerken die producten steunen waarvoor de vraag op het moment van investeren onzeker is.

ò nieuw

(166)Door middel van beoordelingen van aan exploitanten die zijn aangewezen als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht in het tijdsbestek van een marktanalyse opgelegde verplichtingen, moeten de nationale regelgevende instanties in staat zijn rekening te houden met de impact van nieuwe ontwikkelingen op de concurrentievoorwaarden, bijvoorbeeld van recentelijk gesloten vrijwillige overeenkomsten tussen exploitanten, zoals overeenkomsten inzake toegang en mede-investeringen, waardoor wordt voorzien in de flexibiliteit die in het bijzonder noodzakelijk is in de context van langere regelgevingscycli. Een soortgelijke redenering dient van toepassing te zijn bij onvoorzienbare beëindiging van commerciële overeenkomsten. Indien een dergelijke beëindiging zich voordoet op een gedereguleerde markt, kan een nieuwe marktanalyse noodzakelijk zijn.

ê 2002/19/EG overweging 16 (aangepast)

(167)Transparantie van de eisen en voorwaarden inzake toegang en interconnectie, ook wat prijzen betreft, bespoedigt onderhandelingen, helpt conflicten voorkomen en zorgt ervoor dat de marktpartijen erop vertrouwen dat een dienst niet op discriminerende voorwaarden wordt verleend. Openheid en transparantie van technische interfaces kan van bijzonder belang zijn voor de interoperabiliteit. Als een nationale regelgevende instantie de verplichting oplegt om informatie openbaar te maken, mag zij eveneens preciseren hoe de informatie beschikbaar moet worden gesteld, waarbij bijvoorbeeld de wijze van publicatie (papieren en/of elektronische drager) kan worden vermeld, alsook of de informatie al dan niet gratis is, rekening houdend met het soort informatie en het doel ervan.

ò nieuw

(168)Gezien de verscheidenheid van de netwerktopologieën, toegangsproducten en marktomstandigheden die sinds 2002 zijn ontstaan, kunnen de doelstellingen van bijlage II bij Richtlijn 2002/19/EG, met betrekking tot de ontbundeling van het lokale netwerk, en toegangsproducten voor aanbieders van digitale televisie- en radiodiensten, beter en op een meer flexibele wijze worden verwezenlijkt door richtsnoeren te verstrekken inzake de minimumcriteria voor een referentieaanbod, die door Berec opgesteld en op gezette tijden bijgewerkt worden. Bijlage II bij Richtlijn 2002/19/EG moet daarom worden geschrapt.

ê 2002/19/EG overweging 17

(169)Het beginsel van non-discriminatie zorgt ervoor dat ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht geen concurrentievervalsing veroorzaken, met name wanneer het verticaal geïntegreerde ondernemingen betreft die diensten verlenen aan ondernemingen waarmee zij op downstream-markten concurreren.

ò nieuw

(170)Om discriminerend gedrag op grond van andere factoren dan de prijs aan te pakken en te voorkomen, is Equivalence of Inputs (EoI) in beginsel de beste manier om tot doeltreffende bescherming tegen discriminatie te komen. Anderzijds is het waarschijnlijk dat het aanbieden van gereguleerde wholesale-inputs op EoI-basis leidt tot hogere nalevingskosten dan bij andere vormen van verplichtingen inzake niet-discriminatie. Die hogere nalevingskosten moeten worden afgewogen tegen de voordelen van scherpere concurrentie downstream, en van de relevantie van garanties op het gebied van niet-discriminatie in omstandigheden waarin de exploitant met aanmerkelijke marktmacht niet wordt onderworpen aan rechtstreekse prijscontrole. Met name kunnen de nationale regelgevende instanties in overweging nemen dat het aanbieden van wholesale-inputs via nieuwe systemen naar verwachting voldoende nettovoordelen zal opleveren en dat de incrementele nalevingskosten om te waarborgen dat de nieuwe aangelegde systemen aan de EoI-eisen voldoen lager zijn, zodat er aan het evenredigheidsbeginsel wordt voldaan. Anderzijds moeten de nationale regelgevende instanties ook rekening houden met mogelijke negatieve prikkels voor de uitrol van nieuwe systemen in vergelijking met meer incrementele moderniseringen, indien het eerstgenoemde zou worden onderworpen aan meer beperkende regelgevingsverplichtingen. In lidstaten met een groot aantal kleinschalige AMM-exploitanten, kan het onevenredig zijn om EoI aan al deze exploitanten op te leggen.

ê 2002/19/EG overweging 18

(171)Gescheiden boekhoudingen maken het mogelijk overboekingen van prijselementen zichtbaar te maken en stellen de nationale regelgevingsinstanties in staat de naleving van de verplichtingen inzake non-discriminatie te toetsen. In dit verband heeft de Commissie Aanbeveling 98/322/EG van 8 april 1998 inzake interconnectie in een geliberaliseerde telecommunicatiemarkt (Deel 2 — Scheiding van boekhoudingen en kostenberekeningen) 67   2005/698/EG van 19 september 2005 inzake scheiding van boekhoudingen en kostenberekeningssystemen gepubliceerd.

ò nieuw

(172)Civieltechnische activa waarvan een elektronische-communicatienetwerk gebruikmaakt zijn van essentieel belang voor de geslaagde uitrol van nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit vanwege de hoge kosten voor het dupliceren van die activa, en de significante besparingen die kunnen worden verwezenlijkt wanneer deze kunnen worden hergebruikt. Daarom is, als aanvulling op de in Richtlijn 2014/61/EU vastgestelde voorschriften inzake fysieke infrastructuur, een specifieke maatregel nodig wanneer civieltechnische activa eigendom zijn van een exploitant die is aangewezen als exploitant met aanmerkelijke marktmacht. Wanneer civieltechnische activa beschikbaar en herbruikbaar zijn, is het effect van de totstandbrengingen van daadwerkelijke toegang tot deze activa op de uitrol van concurrerende infrastructuur uiterst positief, en het is daarom noodzakelijk te waarborgen dat de toegang tot dergelijke activa kan worden gebruikt als op zichzelf staande maatregel voor de verbetering van de concurrentie- en implementatiedynamiek op alle downstreammarkten, hetgeen in overweging moet worden genomen voordat de noodzaak om andere potentiële corrigerende maatregelen op te leggen wordt beoordeeld, en niet enkel als aanvullende maatregel op andere wholesaleproducten of -diensten, of als maatregel die is beperkt tot ondernemingen die over dergelijke andere wholesaleproducten of -diensten beschikken. De nationale regelgevende instanties moeten de waarde van herbruikbare civieltechnische activa bepalen aan de hand van de wettelijk voorgeschreven boekwaarde, zonder de cumulatieve afschrijvingen op het tijdstip van de berekening en geïndexeerd op basis van een toepasselijke prijsindex, zoals de consumentenprijzenindex, waarbij gedurende een periode van ten minste 40 jaar volledig afgeschreven activa worden uitgesloten die nog worden gebruikt.

ê 2009/140/EG overweging 55 (aangepast)

ð nieuw

(173)Bij het opleggen van verplichtingen voor de toegang tot nieuwe en betere infrastructuur moeten de nationale regelgevende instanties ervoor zorgen dat de voorwaarden voor de toegang de omstandigheden weerspiegelen die aan het besluit tot investering ten grondslag lagen en onder meer rekening houden met de ontwikkelingskosten, de verwachte aanvaarding van de nieuwe producten en diensten en het verwachte prijsniveau voor de consument. Bovendien moeten de nationale regelgevende instanties, om de investeerders zekerheid over hun planning te bieden, in staat zijn zo nodig voorwaarden voor de toegang vast te stellen die consistent zijn gedurende geschikte herzieningsperioden. ð Indien prijscontrole passend wordt geacht, kunnen ï dDeze voorwaarden ook prijsafspraken inhouden die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ afhangen van de omvang of duur van een contract, en mits deze niet discriminerend werken. Bij de opgelegde voorwaarden voor de toegang moet rekening worden gehouden met de noodzaak om daadwerkelijke concurrentie bij de dienstverlening aan consumenten en bedrijven in stand te houden.

ê 2002/19/EG overweging 19

(174)Het verplicht opleggen van het verlenen van toegang tot de netwerkinfrastructuur kan verantwoord zijn als een middel om de concurrentie te vergroten, maar de nationale regelgevende instanties moeten de rechten van een infrastructuureigenaar om zijn infrastructuur te eigen bate te exploiteren afwegen tegen de rechten van andere dienstenaanbieders om toegang te krijgen tot faciliteiten die voor hen van essentieel belang zijn om concurrerende diensten te kunnen aanbieden.

ò nieuw

(175)In geografische gebieden waarin in de toekomst twee toegangsnetwerken kunnen worden verwacht, is het waarschijnlijker dat eindgebruikers kunnen profiteren van verbeterde netwerkkwaliteit dankzij concurrentie op basis van de infrastructuur dan in gebieden waarin slechts één netwerk beschikbaar is. De toereikendheid van de concurrentie en andere parameters, zoals prijzen en keuze, is waarschijnlijk afhankelijk van de nationale en lokale concurrentie-omstandigheden. Wanneer ten minste één van de netwerkexploitanten op redelijke commerciële voorwaarden wholesaletoegang aan elke belangstellende onderneming aanbiedt, waardoor duurzame concurrentie op de retailmarkt mogelijk is, is het onwaarschijnlijk dat de nationale regelgevende instanties AMM-gebaseerde wholesaletoegangsverplichtingen die verder gaan dan toegang tot civiele infrastructuur moeten opleggen of in stand moeten houden, zodat kan worden vertrouwd op de toepassing van algemene voorschriften inzake mededinging. Dit is a fortiori van toepassing indien beide netwerkexploitanten redelijke commerciële wholesaletoegang aanbieden. In beide gevallen kan het passend zijn dat de nationale regelgevende instanties gebruikmaken van specifiek toezicht op ex post-basis. Wanneer in de toekomst drie exploitanten van toegangsnetwerken op dezelfde retail- en wholesalemarkten aanwezig zijn of naar verwachting aanwezig zullen zijn, en zij naar verwachting op duurzame wijze de concurrentie aangaan (zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn op mobiel gebied en zoals kan plaatsvinden in sommige geografische gebieden voor vaste-lijnnetwerken, met name wanneer er daadwerkelijke toegang is tot civiele infrastructuur en/of mede-investeringen, waardoor drie of meer exploitanten daadwerkelijk controle hebben over de toegangsnetwerkactiva die nodig zijn om aan de retailvraag te voldoen), is het minder waarschijnlijk dat de nationale regelgevende instanties een exploitant aanwijzen als exploitant met aanmerkelijke marktmacht, tenzij zij een collectieve machtspositie constateren of als elke betrokken onderneming aanmerkelijke marktmacht op bepaalde wholesalemarkten heeft, zoals in het geval van markten voor gespreksafgifte. De toepassing van algemene voorschriften inzake mededinging op dergelijke markten, die worden gekenmerkt door duurzame en doeltreffende concurrentie op basis van infrastructuur, moet afdoende zijn.

ê 2002/19/EG overweging 19 (aangepast)

ð nieuw

(176)Het verplicht opleggen van het verlenen van toegang tot de netwerkinfrastructuur kan verantwoord zijn als een middel om de concurrentie te vergroten, maar de nationale regelgevende instanties moeten de rechten van een infrastructuureigenaar om zijn infrastructuur te eigen bate te exploiteren afwegen tegen de rechten van andere dienstenaanbieders om toegang te krijgen tot faciliteiten die voor hen van essentieel belang zijn om concurrerende diensten te kunnen aanbieden. Wanneer exploitanten verplicht zijn om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, kunnen dergelijke verzoeken alleen afgewezen worden op basis van objectieve criteria als technische haalbaarheid of de noodzaak om de integriteit van het netwerk te handhaven. In geval van weigering van toegang kan de benadeelde partij de zaak ter beslechting volgens de procedures van artikel 20 de artikelen 27 en 21 28 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) voorleggen. Van een exploitant met verplichtingen inzake machtiging tot toegang kan niet geëist worden dat hij vormen van toegang verleent die niet binnen zijn bevoegdheden liggen Ö onder zijn bevoegdheid vallen Õ . Dat de nationale regelgevende instanties het verlenen van toegang verplicht stellen om op korte termijn de concurrentie te bevorderen, mag er niet toe leiden dat concurrenten minder gestimuleerd worden om te investeren in alternatieve faciliteiten die op langere termijn voor meer ð duurzame ï concurrentie Ö en/of betere prestaties en meer voordelen voor de eindgebruiker Õ zullen zorgen. De Commissie heeft een bekendmaking gedaan betreffende de toepassing van de mededingingsregels op overeenkomsten inzake toegang in de telecommunicatiesector 68 , waarin deze aspecten worden behandeld. De nationale regelgevende instanties kunnen de aanbieder en/of houders van een machtiging tot toegang overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving Ö wetgeving van de Unie Õ technische en operationele voorwaarden stellen. Met name het opleggen van technische voorwaarden moet voldoen aan Richtlijn 1535/2015/EU 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij 69 .

ê 2002/19/EG overweging 20 (aangepast)

ð nieuw

(177)Prijscontrole kan noodzakelijk zijn wanneer uit de analyse van een specifieke markt blijkt dat er sprake is van inefficiënte concurrentie. Eventueel kan worden volstaan met een relatief kleine ingreep, zoals het opleggen van een bij regelgeving vastgestelde verplichting dat de prijzen voor carrierselectie tijdelijk moeten zijn, zoals bepaald in Richtlijn 97/33/EG, maar er kunnen ingrijpender maatregelen nodig zijn zoals de verplichting om, wanneer de prijzen kostengeoriënteerd zijn, volledige verantwoording over deze prijzen af te leggen ingeval de concurrentie onvoldoende sterk is om te voorkomen dat buitensporige prijzen worden toegepast. Met name dienen exploitanten met een aanzienlijke marktmacht zich ervan te onthouden zodanige prijzen te hanteren dat het verschil tussen hun detailprijzen en de interconnectieprijzen Ö en/of toegangsprijzen Õ die zij aanrekenen aan concurrenten die op detailhandelsniveau vergelijkbare diensten aanbieden, onvoldoende is om een duurzame concurrentie te waarborgen. Wanneer een nationale regelgevende instantie de kosten berekent die worden verricht om een dienst tot stand te brengen waarvoor krachtens deze richtlijn een machtiging is verleend, is het wenselijk een redelijke opbrengst toe te staan uit het geïnvesteerde kapitaal, met inbegrip van relevante arbeidskosten en bouwkosten, indien nodig na aanpassing van de waarde van het kapitaal aan de actuele waarde van de activa en de efficiëntie van de bedrijfsvoering. De methode voor het terugverdienen van de kosten moet aangepast zijn aan de omstandigheden, rekening houdend met de noodzaak om efficiëntie, en duurzame concurrentie  ð en de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit ï te bevorderen en Ö daardoor Õ de voordelen voor de consumenten ð eindgebruikers ï te maximaliseren, ð waarbij de noodzaak van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten behoeve van alle exploitanten die beogen nieuwe en verbeterde netwerken te implementeren in acht moet worden genomen en de richtsnoeren van de Commissie moeten worden toegepast 70 ï 

ò nieuw

(178)Aangezien onzeker is hoe snel de vraag naar de levering van breedbanddiensten van de volgende generatie toeneemt, is het vanuit het oogpunt van de bevordering van efficiënte investeringen en innovatie van belang dat dergelijke exploitanten die in nieuwe of gemoderniseerde netwerken investeren over een bepaalde mate van flexibiliteit wat betreft prijsstelling beschikken. Om buitensporige prijzen te voorkomen op markten met exploitanten die zijn aangewezen als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht, dient flexibiliteit wat betreft prijsstelling vergezeld te gaan van aanvullende waarborgen ter bescherming van de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker, zoals strikte verplichtingen inzake niet-discriminatie, maatregelen ter waarborging van de technische en economische repliceerbaarheid van downstreamproducten, en een aantoonbare retailprijsbeperking als gevolg van concurrentie op infrastructuurgebied of een prijsanker dat afkomstig is van andere gereguleerde toegangsproducten, of beide. Dergelijke waarborgen betreffende concurrentie doen geen afbreuk aan de constatering door de nationale regelgevende instanties van andere omstandigheden waarin het passend zou zijn geen gereguleerde toegangsprijzen voor bepaalde wholesale-inputs op te leggen, bijvoorbeeld wanneer het door een grote mate van prijselasticiteit van de vraag van eindgebruikers voor de exploitant met aanmerkelijke marktmacht niet winstgevend is om prijzen te berekenen die aanzienlijk boven het concurrerende niveau liggen.

ê 2002/19/EG overweging 21

(179)Wanneer een nationale regelgevende instantie de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht stelt met het oog op prijscontrole, mag zij zelf een jaarlijkse controle uitvoeren om te garanderen dat het kostentoerekeningssysteem wordt nageleefd als zij daartoe over het nodige gekwalificeerde personeel beschikt, of kan zij de controle laten uitvoeren door een andere gekwalificeerde instantie die onafhankelijk is van de betrokken exploitant.

ò nieuw

(180)Het tariferingsysteem in de Unie is gebaseerd op Calling Party Network Pays. Uit een analyse van de substitueerbaarheid aan de vraag- en de aanbodzijde blijkt dat er momenteel en in de nabije toekomst geen substituten op wholesaleniveau zijn waardoor de vaststelling van de tarieven voor afgifte in een bepaald netwerk zou kunnen worden beperkt. Gelet op het feit dat afgiftemarkten toegankelijk zijn vanuit twee richtingen vormt ook kruissubsidiëring tussen exploitanten een potentieel concurrentieprobleem. Dit potentiële concurrentieprobleem kan zich voordoen bij zowel vaste als mobiele gespreksafgiftemarkten. Omdat het in het belang van de exploitanten van gespreksafgifte is om de prijzen vast te stellen op een niveau dat ver boven de kosten ligt, wordt kostenoriëntatie beschouwd als de meest geschikte oplossing op middellange termijn.

(181)Teneinde de regelgevingsdruk bij het aanpakken van de concurrentieproblemen in verband met wholesale-gespreksafgifte in de hele Unie consistent te verlagen, moet met deze richtlijn een gemeenschappelijke benadering worden vastgesteld die als basis dient voor het bepalen van verplichtingen inzake prijscontrole, hetgeen moet worden afgerond met een bindende gemeenschappelijke, door de Commissie te bepalen methodologie en met technische richtsnoeren die door Berec moeten worden ontwikkeld.

(182)Wholesalegespreksafgiftetarieven in vaste en mobiele markten in de Unie worden vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling, teneinde de vaststelling ervan te vereenvoudigen en de oplegging ervan in voorkomend geval te vergemakkelijken. Met deze richtlijn worden gedetailleerde criteria en parameters vastgesteld op basis waarvan de waarden van gespreksafgiftetarieven worden bepaald. Bij de toepassing van deze reeks criteria en parameters dient de Commissie er onder meer rekening mee te houden dat alleen kosten moeten worden opgenomen die incrementeel zijn voor de levering van wholesalegespreksafgiftediensten, dat spectrumvergoedingen abonnee- en niet verkeersgerelateerd zijn en daarom niet moeten worden opgenomen, en dat aanvullend spectrum voornamelijk wordt toegewezen voor gegevens en daarom niet relevant is voor het gespreksafgifte-increment, dat wordt erkend dat in mobiele netwerken een minimale efficiënte schaal weliswaar wordt geraamd op een marktaandeel van ten minste 20 % market share, maar in vaste netwerken kleinere exploitanten dezelfde mate van efficiëntie kunnen behalen en tegen dezelfde kosten per eenheid als de efficiënte exploitant kunnen produceren, ongeacht hun omvang. Bij het vaststellen van het exacte maximumtarief moet de Commissie voldoende waarde toekennen aan het totale aantal eindgebruikers in elke lidstaat, wanneer dat vereist is vanwege resterende verschillen in de kosten. Wanneer de Commissie dit tarief vaststelt, dient zij rekening te houden met de waardevolle ervaring die Berec en de nationale regelgevende instanties hebben opgedaan met het opstellen van kostenmodellen.

(183)Bij deze richtlijn worden maximale wholesalegespreksafgiftetarieven voor vaste en mobiele netwerken vastgesteld, waaronder het exacte, door de nationale regelgevende instanties toe te passen tarief ligt dat in de aanvankelijke gedelegeerde handeling wordt vastgesteld. Dit aanvankelijke tarief wordt verder bijgewerkt. Op basis van de bottom-up modellen die louter op LRIC zijn gebaseerd en tot nu toe door de nationale regelgevende instanties worden toegepast, en gebruikmakend van de bovenstaande criteria, variëren de gespreksafgiftetarieven momenteel van 0,004045 EUR per minuut tot 0,01226 EUR per minuut in mobiele netwerken en van 0,00043 EUR per minuut en 0,0014 EUR per minuut in vaste netwerken in de meest plaatselijke interconnectielaag (berekend als gewogen gemiddelde van de piektarieven en de tarieven buiten pieken). De variatie van de tarieven is het gevolg van verschillende lokale omstandigheden en momentele relatieve prijsstructuren en van de verschillende tijdschema’s van de modelberekeningen in de verschillende lidstaten. Bovendien is het niveau van kostenefficiënte afgiftetarieven in vaste netwerken ook afhankelijk van de netwerklaag waarop de afgiftedienst wordt geleverd. 

(184)Aangezien momenteel onzeker is hoe snel de vraag naar breedbanddiensten met een zeer hoge capaciteit toeneemt, en wanneer algemene schaal- en dichtheidsvoordelen zich voordoen, bieden overeenkomsten inzake mede-investeringen significante voordelen wat betreft het bundelen van kosten en risico's, waardoor kleinere exploitanten in staat zijn op in economisch opzicht rationele voorwaarden te investeren, zodat duurzame concurrentie op lange termijn wordt bevorderd, onder meer in gebieden waar concurrentie op basis van infrastructuur wellicht niet efficiënt is. Wanneer en exploitant met aanmerkelijke marktmacht een open oproep met betrekking tot mede-investering op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden doet in nieuwe netwerkelementen die aanzienlijke bijdragen tot de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit, dient de nationale regelgevende instantie normaliter af te zien van het opleggen van verplichtingen aan die nieuwe netwerkelement uit hoofde van deze richtlijn, waarbij in daaropvolgende marktanalyses een verdere beoordeling moet plaatsvinden. Op voorwaarde dat naar behoren rekening is gehouden met de toekomstige concurrentiebevorderende effecten van de mede-investering op wholesale- en retailniveau, kunnen de nationale regelgevende instanties nog steeds van mening zijn dat het passend is, gezien de bestaande marktstructuur en -dynamiek die zijn ontstaan onder omstandigheden van gereguleerde wholesaletoegang, en bij het ontbreken van een commerciële aanbieding op dat gebied, de rechten te waarborgen van toegangvragende partijen die niet deelnemen aan een bepaalde mede-investering door middel van de handhaving van bestaande toegangsproducten of – wanneer na verloop van tijd legacy-netwerkelementen buiten bedrijf worden gesteld – door het opleggen van toegangsproducten met een vergelijkbare functionaliteit als de voorheen via de legacy-infrastructuur beschikbare toegangsproducten.

ê 2009/140/EG overweging 61

(185)Met functionele scheiding waarbij een verticaal geïntegreerde exploitant operationeel gescheiden bedrijfseenheden moet oprichten, wil men bewerkstelligen dat alle downstreamexploitanten, met inbegrip van de eigen downstreamafdelingen van de verticaal geïntegreerde exploitant, volledig gelijkwaardige toegangsproducten kunnen worden geleverd. Met functionele scheiding kan de concurrentie in verschillende relevante markten worden verbeterd door discriminatie minder aantrekkelijk te maken en door het makkelijker te maken om na te gaan of de niet-discriminatieverplichtingen worden nageleefd en door hierop toezicht te houden. In uitzonderlijke gevallen kan het worden toegestaan als instrument wanneer men er maar niet in slaagt binnen een redelijke termijn in verschillende markten een situatie te verwezenlijken waarin geen discriminatie plaatsvindt en waar geen of weinig vooruitzicht is op concurrentie op infrastructuurgebied en men reeds een beroep heeft gedaan op een of meer andere maatregelen die eerder geschikt werden geacht. Het is uiterst belangrijk ervoor te zorgen dat met het opleggen van dit instrument de prikkels van de onderneming in kwestie om te investeren in haar netwerk niet worden weggenomen en negatieve gevolgen te voorkomen voor het welzijn van de consument. Het opleggen van functionele scheiding vereist een gecoördineerde analyse van verschillende relevante markten die verband houden met het toegangsnetwerk, in overeenstemming met de in artikel 6716 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven marktanalyseprocedure. Bij het uitvoeren van de marktanalyse en het bepalen van de details van de maatregel, moeten de nationale regelgevende instanties met name aandacht besteden aan de producten die door de afzonderlijke bedrijfseenheden worden beheerd, rekening houdend met de uitrol van de netwerken en de mate van technologische vooruitgang, die van invloed kunnen zijn op de substitueerbaarheid van vaste en draadloze diensten. Om verstoring van de concurrentie op de interne markt te vermijden is voorafgaande goedkeuring van de voorstellen voor functionele scheiding door de Commissie vereist.

ê 2009/140/EG overweging 62

(186)De tenuitvoerlegging van functionele scheiding betekent niet dat er geen passende coördinatiemechanismen moeten zijn tussen de afzonderlijke bedrijfseenheden om er voor te zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht beschermd worden.

ê 2009/140/EG overweging 64 (aangepast)

ð nieuw

(187)Wanneer een verticaal geïntegreerde onderneming een groot deel of alle plaatselijke toegangsnetwerkactiva wil onderbrengen in een afzonderlijk rechtspersoon met een andere eigenaar of door een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten die zich bezighoudt met toegangsproducten, moet de nationale regelgevende instantie nagaan welk effect dit de beoogde transactie, ð inclusief alle door die onderneming aangeboden verbintenissen inzake toegang ï , heeft op de bestaande regelgevingsverplichtingen die zijn opgelegd aan de verticaal geïntegreerde exploitant om ervoor te zorgen dat eventuele nieuwe regelingen verenigbaar zijn met Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) en Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn). De desbetreffende nationale regelgevende instantie moet een nieuwe analyse uitvoeren van de markten waarop de gescheiden eenheid actief is en dienovereenkomstig verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken. Hiertoe moet de nationale regelgevende instantie de onderneming kunnen verzoeken informatie te verstrekken.

ò nieuw

(188)Bindende verbintenissen kunnen zorgen voor meer voorspelbaarheid en transparantie binnen het proces van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meer relevante markten, doordat het proces van de uitvoering van de beoogde scheiding wordt geschetst, bijvoorbeeld doordat wordt voorzien in een stappenplan voor de uitvoering met duidelijke mijlpalen en voorspelbare consequenties indien bepaalde mijlpalen niet worden bereikt. De nationale regelgevende instanties dienen de tot stand gekomen verbintenissen te beschouwen vanuit een toekomstgericht oogpunt van duurzaamheid, met name wanneer zij de periode bepalen waarvoor deze bindend worden gemaakt, en zij dienen rekening te houden met de waarde die de belanghebbenden tijdens de openbare raadpleging hebben gehecht aan stabiele en voorspelbare marktomstandigheden.

(189)De verbintenissen kunnen de aanwijzing van een monitoring trustee omvatten, wiens identiteit en mandaat moeten worden goedgekeurd door de nationale regelgevende instantie, alsmede de verplichting voor de exploitant die de verbintenissen aanbiedt om op gezette tijden uitvoeringsverslagen te verstrekken.

(190)Eigenaren van netwerken die geen retailmarktactiviteiten hebben en waarvan het bedrijfsmodel derhalve is beperkt tot het aanbieden van wholesalediensten aan anderen, kunnen een gunstige invloed hebben op de totstandbrenging van een bloeiende wholesalemarkt, hetgeen positieve effecten heeft op de downstream retailconcurrentie. Bovendien kan hun bedrijfsmodel aantrekkelijk zijn voor potentiële investeerders in minder vluchtige infrastructuuractiva, met perspectieven op de langere termijn betreffende de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit. De aanwezigheid van een exploitant die uitsluitend op de wholesalemarkt actief is, heeft echter niet per se daadwerkelijk concurrerende retailmarkten tot gevolg, en exploitanten die uitsluitend op de wholesalemarkt actief zijn kunnen worden aangemerkt als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht, met name op productmarkten en geografische markten. De concurrentierisico’s die voortvloeien uit het gedrag van exploitanten met uitsluitend op wholesalemarkten gerichte bedrijfsmodellen kunnen kleiner zijn dan bij verticaal geïntegreerde exploitanten, mits het bedrijfsmodel daadwerkelijk uitsluitend op wholesalemarkten is gericht en er geen stimulansen zijn om te discrimineren tussen downstream aanbieders. De reactie van regelgevende aard moet daarom in evenredige mate minder ingrijpend zijn. Anderzijds moeten de nationale regelgevende instanties in staat zijn om in te grijpen indien zich concurrentieproblemen voordoen, waaronder de eindgebruikers te lijden hebben.

(191)Om de migratie van legacy-kopernetwerken naar netwerken van de volgende generatie te vergemakkelijken, hetgeen in het belang van de eindgebruiker is, moeten de nationale regelgevende instanties in staat zijn om toezicht te houden op de initiatieven die netwerkexploitanten op dit gebied ontplooien, en om, indien vereist, een passend migratieproces vast te stellen, bijvoorbeeld door middel van kennisgeving, transparantie en aanvaardbare vergelijkbare toegangsproducten, zodra het voornemen en de bereidheid van de eigenaar van het netwerk om het kopernetwerk buiten bedrijf te stellen duidelijk is aangetoond. Teneinde ongerechtvaardigde vertragingen met betrekking tot de migratie te voorkomen, moeten de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben toegangsverplichtingen in verband met het kopernetwerk in te trekken, zodra een adequaat migratieproces is vastgesteld.

ê 2002/22/EG overweging 1 (aangepast)

(192) De liberalisering van de telecommunicatiesector en de toenemende concurrentie en keuzemogelijkheden op het gebied van communicatiediensten gaan hand in hand met een parallelle actie tot invoering van een geharmoniseerd regelgevingskader dat de levering van de universele dienst moet garanderen. Het concept van de universele dienst moet evolueren teneinde gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang, de marktontwikkelingen en de veranderingen in de behoeften van de gebruiker. Het regelgevingskader dat werd vastgesteld voor de volledige liberalisering van de telecommunicatiemarkt in 1998 in de Gemeenschap, definieerde de minimumomvang van de universeledienstverplichtingen en legde regels vast voor de kostenberekening en financiering daarvan.

ê 2002/22/EG overweging 2 (aangepast)

(193)Krachtens artikel 153 Ö 169 Õ van het Verdrag Ö betreffende werking van de Europese Unie Õ dient de Gemeenschap Ö Unie Õ bij te dragen tot de bescherming van de consumenten.

ê 2002/22/EG overweging 3 (aangepast)

De Gemeenschap en de lidstaten zijn in het kader van de overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake basistelecommunicatie verplichtingen aangegaan met betrekking tot het regelgevingskader voor telecommunicatienetwerken en -diensten. Elk lid van de WTO heeft het recht het soort universeledienstverplichting te bepalen dat het wenst te handhaven. Dergelijke verplichtingen worden niet per se in strijd met de mededinging geacht, mits zij op een transparante, niet-discriminerende en uit mededingingsoogpunt neutrale wijze worden uitgevoerd en geen grotere last vertegenwoordigen dan nodig is.

ê 2002/22/EG overweging 51 (aangepast)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, te weten het vaststellen van een gemeenschappelijk niveau van de universele dienst in de telecommunicatiesector voor alle Europese gebruikers en de harmonisatie van de voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van openbare telefoonnetwerken op een vaste locatie en bijbehorende openbare telefoondiensten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

ê 2002/22/EG overweging 5

In een concurrerende markt moeten bepaalde verplichtingen gelden voor alle ondernemingen die openbare telefoondiensten op vaste locaties aanbieden, terwijl andere verplichtingen alleen moeten gelden voor ondernemingen die aanzienlijke macht op de markt hebben of die als exploitant van de universele dienst zijn aangewezen.

ò nieuw

(194)Universele dienstverlening is een vangnet waarmee wordt gewaarborgd dat een reeks minimumdiensten voor alle eindgebruikers tegen een redelijke prijs beschikbaar is, aangezien het risico op sociale uitsluiting door het ontbreken van dergelijke toegang ertoe kan leiden dat burgers op sociaal en economisch vlak niet volledig aan de maatschappij kunnen deelnemen.

(195)Basisbreedbandinternettoegang is nagenoeg universeel beschikbaar in de hele Unie en wordt op zeer grote schaal gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. Het algehele gebruikspercentage blijft echter achter bij de beschikbaarheid, aangezien er nog steeds burgers zijn die geen aansluiting hebben omdat zij niet zijn ingelicht, vanwege de kosten en het ontbreken van de nodige vaardigheden, en omdat zij daarvoor hebben gekozen. Betaalbare functionele internettoegang is momenteel van cruciaal belang voor de maatschappij en de economie in bredere zin. Het biedt de basis voor deelname aan de digitale economie en maatschappij door middel van essentiële online-internetdiensten.  

ê 2002/22/EG overweging 8 (aangepast)

ð nieuw

(196)Een fundamentele eis die aan de universele dienst moet worden gesteld, is dat Ö wordt gewaarborgd dat alle eindgebruikers tegen een redelijke prijs toegang hebben tot beschikbare functionele internettoegang en spraakcommunicatiediensten, ten minste Õ de gebruikers op verzoek op een vaste locatie tegen een betaalbare prijs op het openbare communicatienetwerk worden aangesloten. ð De lidstaten moeten ook over de mogelijkheid beschikken om te zorgen voor de betaalbaarheid van diensten die niet op een vaste locatie, maar aan burgers die zich verplaatsen worden aangeboden, wanneer zij dit nodig achten om hun volledige deelname aan de maatschappij op sociaal en economisch vlak te waarborgen. ï De eis is beperkt tot één enkele smalband-netwerkaansluiting waarvan de lidstaten kunnen bepalen dat deze gesitueerd moet zijn in de belangrijkste locatie/woonplaats van de eindgebruiker en geldt niet voor het digitale netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN) dat in twee of meer aansluitingen voorziet die gelijktijdig kunnen worden gebruikt. 
Er mogen geen beperkingen worden gesteld aan de technische middelen waarmee de aansluiting wordt gerealiseerd, zodat zowel draadverbindingen als draadloze verbindingen mogelijk zijn, noch beperkingen ten aanzien van welke Ö de categorie Õ exploitanten Ö die Õ alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan vervullen. Aansluitingen op het openbare telefoonnetwerk op een vaste locatie moeten geschikt zijn voor spraak- en datacommunicatie bij snelheden die voldoende zijn voor toegang tot on-line diensten zoals die welke via het openbare internet worden aangeboden. De snelheid van de toegang tot internet voor een willekeurige gebruiker kan afhankelijk zijn van een aantal factoren, zoals van de aanbieder(s) van internet-toegang alsmede van de specifieke toepassing waarvoor een aansluiting wordt gebruikt. De datasnelheid die kan worden ondersteund door één enkele smalband-aansluiting op het openbare telefoonnetwerk is afhankelijk van de capaciteit van de eindapparatuur van de abonnee en van de aansluiting. Daarom is het niet wenselijk op communautair niveau een specifieke data- of bitsnelheid op te leggen. De thans beschikbare spraakbandmodems hebben gewoonlijk een datasnelheid van 56 kbit/s waarbij de datasnelheid automatisch wordt aangepast aan de variabele lijnkwaliteit, zodat de bereikte datasnelheid lager kan zijn dan 56 kbit/s. Flexibiliteit is vereist, enerzijds opdat de lidstaten waar nodig maatregelen kunnen treffen om te waarborgen dat de aansluitingen deze datasnelheid kunnen ondersteunen, en anderzijds om de lidstaten eventueel in de gelegenheid te stellen datasnelheden toe te staan die lager liggen dan deze bovengrens van 56 kbit/s teneinde, bijvoorbeeld, gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid van draadloze technologieën (met inbegrip van cellulaire draadloze netwerken) voor de universeledienstverlening aan een groter gedeelte van de bevolking. Dit kan van bijzonder belang zijn in een aantal kandidaat-lidstaten, waar de penetratie van traditionele telefoonaansluitingen in de huishoudens nog steeds betrekkelijk gering is. In bepaalde gevallen waarin de aansluiting op het openbare telefoonnetwerk op een vaste locatie duidelijk ontoereikend is voor afdoende toegang tot internet, moeten lidstaten kunnen eisen dat de aansluiting op het niveau wordt gebracht dat voor de meeste abonnees geldt, zodat datasnelheden worden ondersteund die voldoende zijn voor toegang tot internet. Indien dergelijke specifieke maatregelen nettokosten voor de betrokken consumenten veroorzaken, kan het netto-effect worden opgenomen in een nettokostenberekening van de universeledienstverplichtingen.

ê 2009/136/EG overweging 5

ð nieuw

(197)Aansluitingen op het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie moeten geschikt zijn voor datacommunicatie bij snelheden die voldoende zijn voor toegang tot on-linediensten zoals die welke via het openbare internet worden aangeboden. De snelheid van de toegang tot internet voor een willekeurige gebruiker kan afhankelijk zijn van een aantal factoren, zoals van de aanbieder(s) van internettoegang alsmede van de specifieke toepassing waarvoor een aansluiting wordt gebruikt. De datasnelheid die kan worden ondersteund door een aansluiting op het openbare communicatienetwerk is afhankelijk van de capaciteit van de eindapparatuur van de abonnee en van de verbinding. Daarom is het niet nodig op communautair niveau een specifieke data- of bitsnelheid op te leggen. ð De betaalbare functionele internettoegangsdienst moet afdoende zijn om toegang tot en gebruik van een minimumreeks basisdiensten mogelijk te maken die overeenkomen met de diensten die worden gebruikt door de meerderheid van de eindgebruikers. Deze minimumlijst van diensten moet door de lidstaten nader worden bepaald, teneinde te zorgen voor een adequaat niveau van sociale inclusie en participatie in de digitale maatschappij en economie op hun grondgebied. ï Flexibiliteit is noodzakelijk om de lidstaten indien nodig in staat te stellen ervoor te zorgen dat een dataverbinding in staat is bevredigende datasnelheden te ondersteunen, die voldoende zijn om functionele toegang tot internet mogelijk te maken, zoals deze, naar behoren rekening houdend met specifieke omstandigheden op de nationale markten, door de lidstaten is gedefinieerd, bijvoorbeeld de door de meerderheid van de abonnees in de desbetreffende lidstaat gebruikte bandbreedte en de technische haalbaarheid, mits er in het kader van deze maatregelen naar wordt gestreefd verstoring van de markt tot een minimum te beperken. Als deze maatregelen een oneerlijke belasting van een aangewezen onderneming tot gevolg hebben, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met kosten en inkomsten en met de niet-tastbare voordelen van de levering van de diensten in kwestie, kan deze worden opgenomen in de berekening van de nettokosten van universele verplichtingen. Eveneens kan alternatieve financiering van basisinfrastructuur voor het netwerk ten uitvoer worden gelegd, waarmee overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving financiering door de Gemeenschap of nationale maatregelen gemoeid zijn.

ò nieuw

(198)Eindgebruikers mogen niet worden verplicht om gebruik te maken van diensten die zij niet willen, en daarom moeten de desbetreffende eindgebruikers de mogelijkheid hebben om de betaalbare universele dienst op verzoek te beperken tot spraakcommunicatiediensten.

ê 2009/136/EG overweging 17

(199) De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de evolutie en het niveau van de tarieven voor eindgebruikers voor diensten die binnen de werkingssfeer van de universeledienstverplichtingen vallen te monitoren, zelfs wanneer een lidstaat nog geen onderneming heeft aangewezen die deze universele dienst moeten leveren. In dat geval moet de monitoringDe monitoring moet zo plaatsvinden dat hierdoor geen bovenmatige administratieve lasten aan de nationale regelgevende instanties of aan de deze dienst verlenende ondernemingen worden opgelegd.

ê 2002/22/EG overweging 10 (aangepast)

ð nieuw

(200)Een betaalbare prijs betekent een prijs die de lidstaten op nationaal niveau bepalen in het licht van specifieke nationale omstandigheden en kan de vaststelling van eenheidstarieven omvatten, ongeacht de locatie of speciale tariefopties ð of pakketten omvatten ï die zijn afgestemd op de behoeften van gebruikers met lage inkomens zijn afgestemd Ö of gebruikers met bijzondere sociale behoeften, met inbegrip van ouderen, gehandicapten en eindgebruikers die in plattelands- of geografisch geïsoleerde gebieden wonen zijn afgestemd. Deze aanbiedingen moeten met basiskenmerken worden gedaan, om te voorkomen dat de marktwerking wordt verstoord. Õ Voor een consument houdt betaalbaarheid verband met het ð eindgebruikers moet betaalbaarheid gebaseerd zijn op ï ð hun recht om een overeenkomst te stuiten met een onderneming, de beschikbaarheid van een nummer, de blijvende verbinding van de dienst en hun ï vermogen om zijn hun uitgaven te controleren en te beheersen.

ò nieuw

(201)Het mag niet langer mogelijk zijn eindgebruikers toegang te weigeren tot het minimumpakket van connectiviteitsdiensten. Het recht om een overeenkomst te sluiten met een onderneming, moet betekenen dat eindgebruikers die te maken zouden kunnen krijgen met afwijzing, in het bijzonder die met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften, de mogelijkheid moeten hebben om een contract te sluiten voor de levering van betaalbare functionele internettoegangs- en spraakcommunicatiediensten, ten minste op een vaste locatie met een onderneming die dergelijke diensten verleent op die locatie. Om de financiële risico’s, zoals niet-betaling van rekeningen, tot een minimum te beperken, moeten ondernemingen vrij zijn om de overeenkomst aan te bieden onder voorafbetalingsvoorwaarden, op basis van betaalbare individuele vooraf betaalde eenheden.

(202)Om ervoor te zorgen dat burgers bereikbaar zijn via spraakcommunicatiediensten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat een telefoonnummer beschikbaar is voor een redelijke termijn, ook tijdens perioden waarin de spraakcommunicatiediensten niet worden gebruikt. Ondernemingen moeten de mogelijkheid hebben om mechanismen in te stellen om na te gaan of de eindgebruiker nog steeds geïnteresseerd is in de beschikbaarheid van het nummer.

ê 2002/22/EG overweging 4 (aangepast)

(203)Het waarborgen van de universele dienst (dit is het tegen een betaalbare prijs voorzien in een vastgesteld minimumaantal diensten voor alle eindgebruikers) kan inhouden dat er moet worden voorzien in bepaalde diensten voor bepaalde eindgebruikers tegen prijzen die afwijken van die welke het resultaat zijn van normale marktomstandigheden. Het vergoeden van de ondernemingen die worden aangewezen om onder zulke omstandigheden in dergelijke diensten te voorzien, hoeft evenwel niet tot concurrentieverstoring te leiden indien de specifieke nettokosten van de aangewezen Ö dergelijke Õ ondernemingen worden vergoed en de nettolast gecompenseerd wordt op een uit mededingingsoogpunt neutrale wijze.

ò nieuw

(204)Om de behoefte aan maatregelen inzake betaalbaarheid te kunnen beoordelen, moeten de nationale regelgevende instanties in staat zijn toezicht te houden op de ontwikkelingen en details van de aangeboden tariefopties of pakketten voor eindgebruikers met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften.

(205)Wanneer aanvullende maatregelen naast de normale tariefopties of pakketten die door ondernemingen worden aangeboden, ontoereikend zijn voor het waarborgen van de betaalbaarheid voor gebruikers met een laag inkomen of bijzondere behoeften, kan rechtstreekse steun, zoals vouchers voor dergelijke eindgebruikers, een geschikt alternatief vormen, gelet op de noodzaak om verstoringen van de markt tot een minimum te beperken.

ê 2009/136/EG overweging 9 (aangepast)

ð nieuw

(206)De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om te bevorderen dat een markt ontstaat voor Ö betaalbare Õ algemeen beschikbare producten en diensten, met functies voor eindgebruikers met een handicapÖ , inclusief uitrusting met hulptechnologie Õ. Dat is onder meer mogelijk door verwijzing naar Europese normen, Ö of Õdoor invoering van eisen voor elektronische toegankelijkheid (eAccessibility) Ö overeenkomstig Richtlijn xxx/YYYY/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten 71  Õ in procedures voor overheidsopdrachten en in aanbestedingen voor de levering van diensten, en door implementering van wetgeving waarmee de rechten van gehandicapte eindgebruikers worden beschermd. ð De lidstaten moeten geschikte maatregelen nemen overeenkomstig de nationale situatie, wat hun de flexibiliteit geeft om specifieke maatregelen te nemen, bijvoorbeeld wanneer de markt geen betaalbare producten en diensten levert met functies voor eindgebruikers met een handicap in normale economische omstandigheden. ï 

ò nieuw

(207)Voor datacommunicatie met datasnelheden die toereikend zijn voor een functionele toegang tot internet, zijn vaste aansluitingen bijna universeel beschikbaar en worden deze gebruikt door een meerderheid van de burgers in de hele Unie. In 2015 was er voor 97 % van de woningen standaard breedbanddekking/beschikbaarheid in de EU, met een gemiddelde benuttingsgraad van 72 %, en de diensten op basis van draadloze technologieën hebben zelfs nog een groter bereik. Er zijn echter verschillen tussen de lidstaten wat betreft de beschikbaarheid en betaalbaarheid van vaste breedband in stedelijke en plattelandsgebieden.

(208)De markt heeft een belangrijke rol te vervullen bij het waarborgen van de beschikbaarheid van toegang tot breedbandinternet met voortdurend toenemende capaciteit. In gebieden waar de markt dat niet doet, lijken andere publieke beleidsinstrumenten ter bevordering van de beschikbaarheid van functionele internettoegangsverbindingen in beginsel kosteneffectiever en minder marktverstorend dan universeledienstverplichtingen, bijvoorbeeld het aanwenden van financiële instrumenten, zoals die welke beschikbaar zijn in het kader van het EFSI en de CEF, het gebruik van publieke financiering uit de Europese structuur- en investeringsfondsen, waarbij dekkingsverplichtingen worden gekoppeld aan gebruiksrechten voor radiospectrum ter ondersteuning van de uitrol van breedbandnetwerken in minder dichtbevolkte gebieden en overheidsinvesteringen in overeenstemming met de staatssteunregels van de Unie.

ê 2009/136/EG overweging 4

ð nieuw

(209)Een fundamentele eis die aan de universele dienst moet worden gesteld, is dat de gebruikers op verzoek op een vaste locatie tegen een betaalbare prijs op het openbare communicatienetwerk worden aangesloten. ð Wanneer na de uitvoering van een gepaste beoordeling, rekening houdend met het geografisch onderzoek van de netwerkuitrol door de nationale regelgevende instantie, blijkt dat waarschijnlijk noch de markt, noch mechanismen voor overheidsinterventie eindgebruikers in bepaalde gebieden zullen kunnen uitrusten met een verbinding die functionele internettoegangsdiensten, zoals door de lidstaten gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie mogelijk maakt, moeten de lidstaten in staat zijn om uitzonderlijk verschillende ondernemingen of groepen ondernemingen aan te wijzen om deze diensten te verlenen in de verschillende relevante delen van het nationale grondgebied. ï De eis betreft de levering van lokale, nationale en internationale telefoonoproepen, communicatie per fax en gegevensdiensten, waarvan de levering door de lidstaten beperkt kan worden beperkt ð Universele dienstverplichtingen ter ondersteuning van de beschikbaarheid van functionele internettoegangsdiensten kunnen door de lidstaten worden beperkt ï tot de hoofdlocatie of verblijfplaats van de eindgebruiker. Er mogen geen beperkingen worden gesteld aan de technische middelen waarmee de aansluiting wordt ð de functionele internettoegang en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie worden ï gerealiseerd, zodat zowel draadverbindingen als draadloze verbindingen mogelijk zijn, noch beperkingen ten aanzien waarvan exploitanten alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan vervullen.

ê 2009/136/EG overweging 16

(210)Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om aan de hand van objectieve criteria te beslissen welke ondernemingen als aanbieders van de universele dienst worden aangewezen, waar nodig rekening houdend met de capaciteit en de bereidheid van die ondernemingen om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te aanvaarden. Dit sluit niet uit dat de lidstaten in de aanwijzingsprocedure specifieke voorwaarden om redenen van doeltreffendheid kunnen opnemen, zoals onder meer het groeperen van geografische gebieden of componenten of een minimumperiode voor de aanwijzing.

ò nieuw

(211)De kosten voor het waarborgen van de beschikbaarheid van een verbinding waarmee functionele internettoegangsdiensten, zoals gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie tegen een betaalbare prijs in het kader van de universeledienstverplichtingen mogelijk zijn, moeten worden geraamd, met name door de verwachte financiële lasten voor ondernemingen en gebruikers in de elektronische-communicatiesector te evalueren.

(212)A priori zullen eisen om dekking van het nationale territorium te waarborgen, die worden opgelegd in de aanwijzingsprocedure, waarschijnlijk bepaalde ondernemingen uitsluiten zich kandidaat te stellen als aanbieders van de universele dienst. Het aanwijzen van aanbieders voor universeledienstverplichtingen voor een buitensporig lange of onbepaalde periode kan ook leiden tot een a priori uitsluiting van bepaalde ondernemingen.

ê 2002/22/EG overweging 9

De bepalingen van deze richtlijn beletten niet dat de lidstaten verschillende ondernemingen aanwijzen om in de netwerk- en dienstelementen van de universele dienst te voorzien. Van de aangewezen ondernemingen die in netwerkelementen voorzien, kan worden verlangd dat zij zorgen voor de structuur en het onderhoud welke nodig en evenredig zijn om te voldoen aan alle redelijke aanvragen om aansluiting op een vaste locatie op het openbare telefoonnetwerk en om toegang tot openbare telefoondiensten op een vaste locatie.

ê 2002/22/EG overweging 11 (aangepast)

Telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten vormen een essentieel hulpmiddel voor toegang tot openbare telefoondiensten en maken deel uit van de universeledienstverplichting. Gebruikers en consumenten hebben behoefte aan volledige gidsen en inlichtingendiensten die alle in gidsen vermelde telefoonabonnees en hun nummers (waaronder nummers van vaste en mobiele aansluitingen) bestrijken, waarbij deze informatie wordt gepresenteerd op een wijze waaruit geen voorkeur blijkt. Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector 72 waarborgt het recht van abonnees op persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de opname van persoonlijke informatie in een openbare gids.

ê 2002/22/EG overweging 12 (aangepast)

Voor de burger is het belangrijk dat er voldoende openbare betaaltelefoons beschikbaar zijn en dat de gebruikers alarmnummers en met name het uniforme Europese alarmnummer („112”) kosteloos kunnen bereiken vanaf ieder toestel, met inbegrip van openbare betaaltelefoons, zonder gebruik van enig betaalmiddel. Onvoldoende informatie over het bestaan van „112” ontneemt de burgers de extra veiligheid die wordt geboden door het bestaan van dit nummer op Europees niveau, vooral bij het reizen in andere lidstaten.

ê 2002/22/EG overweging 13

De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om de toegang tot en de betaalbaarheid van alle openbare telefoondiensten op een vaste locatie voor gehandicapte gebruikers en gebruikers met bijzondere sociale behoeften te waarborgen. De nodige bijzondere maatregelen voor gehandicapte gebruikers kunnen bestaan in het beschikbaar stellen van toegankelijke openbare telefoons, openbare teksttelefoons of in soortgelijke maatregelen voor doven of gebruikers met spraakstoornissen, in de verstrekking van diensten zoals kosteloze nummerinformatie of soortgelijke maatregelen voor blinden of slechtzienden en de verstrekking van gespecificeerde facturen in alternatieve vorm aan blinden of slechtzienden. Ook kunnen bijzondere maatregelen nodig zijn om gehandicapte gebruikers en gebruikers met bijzondere sociale behoeften toegang te verlenen tot alarmdiensten („112”) en hun de mogelijkheid te bieden om net als andere consumenten tussen verschillende exploitanten of aanbieders van diensten te kiezen. Er zijn normen voor de kwaliteit van de dienst ontwikkeld aan de hand van een reeks parameters ter beoordeling van de kwaliteit van de door abonnees ontvangen diensten en de mate waarin de aangewezen ondernemingen met verplichtingen voor universele dienstverlening zich aan deze normen houden. Er bestaan nog geen normen voor kwaliteit van de dienst als het gaat om gebruikers met een handicap. Er dienen prestatienormen en relevante parameters voor gebruikers met een handicap te worden ontwikkeld zoals ook in artikel 11 van deze richtlijn is voorzien; bovendien moeten de nationale regelgevende autoriteiten in staat worden gesteld te verlangen dat gegevens over de mate waarin aan de kwaliteit van de dienst wordt voldaan, worden gepubliceerd indien en zodra dergelijke normen en parameters zijn ontwikkeld. De aanbieder van de universele dienst mag geen maatregelen nemen die gebruikers beletten ten volle te profiteren van diensten die door verschillende exploitanten of aanbieders van diensten worden geleverd, in combinatie met de eigen diensten die als onderdeel van de universele dienst worden aangeboden.

ê 2002/22/EG overweging 14

Het belang van de toegang tot en het gebruik van het openbare telefoonnetwerk op een vaste locatie is zo groot dat dit aan eenieder die daartoe een redelijk verzoek indient, beschikbaar dient te worden gesteld. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om aan de hand van objectieve criteria te beslissen op welke ondernemingen universeledienstverplichtingen zoals bedoeld in deze richtlijn rusten, waar nodig rekening houdend met de capaciteit en de bereidheid van die ondernemingen om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te aanvaarden. Het is belangrijk dat universeledienstverplichtingen op de meest efficiënte wijze worden vervuld, opdat gebruikers in de regel prijzen betalen die overeenstemmen met een kostenefficiënt aanbod. Voorts is het belangrijk dat exploitanten van de universele dienst de integriteit van het netwerk en de continuïteit en de kwaliteit van de dienst in stand houden. De ontwikkeling van een sterkere concurrentie en een grotere keuze biedt meer mogelijkheden om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te laten vervullen door andere ondernemingen dan die met aanzienlijke marktmacht. Universeledienstverplichtingen kunnen daarom in sommige gevallen worden toegewezen aan exploitanten die het meest kosteneffectief blijken te werken bij de verlening van toegang en diensten, ook door middel van selectieprocedures op basis van concurrentie of vergelijking. Overeenkomstige verplichtingen kunnen als voorwaarden worden opgenomen in machtigingen voor de levering van openbare diensten.

ê 2009/136/EG overweging 10 (aangepast)

(213)Wanneer een onderneming is aangewezen voor het leveren van universele dienstenÖ die is aangewezen om te zorgen voor de beschikbaarheid op een vaste locatie van functionele internettoegang of spraakcommunicatiediensten Õ, als bedoeld in artikel 81 4 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), besluit een tegen de achtergrond van haar verplichting tot universele dienstverlening aanzienlijk deel of het geheel van haar netwerkactiva voor plaatselijke toegang op het nationale grondgebied af te staan aan een afzonderlijke rechtspersoon in ander eindeigendom, moet de nationale regelgevende instantie de gevolgen van de transactie beoordelen om de continuïteit van de verplichtingen tot universele dienstverlening op het geheel of in delen van het nationale grondgebied te waarborgen. Te dien einde moet de nationale regelgevende instantie die de verplichtingen tot universele dienstverlening heeft opgelegd door de onderneming vóór de het afstaan op de hoogte worden gesteld. De beoordeling van de nationale regelgevende instantie mag de afronding van de transactie niet in gevaar brengen.

ò nieuw

(214)Om te zorgen voor stabiliteit en een geleidelijke overgang mogelijk te maken, moeten de lidstaten kunnen blijven zorgen voor het aanbieden van andere universele diensten op hun grondgebied, dan functionele internettoegangs- en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie, die zijn opgenomen in de werkingssfeer van de universele verplichtingen op grond van Richtlijn 2002/22/EG na de inwerkingtreding van deze richtlijn, op voorwaarde dat deze diensten of vergelijkbare diensten niet beschikbaar zijn op normale commerciële voorwaarden. De mogelijkheid openbare betaaltelefoons, telefoongidsen en telefooninlichtingendiensten te blijven aanbieden in het kader van de universeledienstregeling, zolang de noodzaak daarvan blijft aangetoond, zou de lidstaten de nodige flexibiliteit geven om terdege rekening te houden met de uiteenlopende nationale omstandigheden. De financiering van dergelijke diensten moet echter gebeuren via overheidsmiddelen, zoals voor de overige universeledienstverplichtingen.

ê 2002/22/EG overweging 15

ð nieuw

(215)De lidstaten moeten ð de situatie van eindgebruikers wat betreft hun ï het ð gebruik van functionele internettoegang en spraakcommunicatiediensten ï  van openbare telefoondiensten en met name ter zake van de betaalbaarheid blijven volgen. De betaalbaarheid van ð functionele internettoegang en spraakcommunicatiediensten ï de telefoondienst houdt verband met de informatie die de gebruikers ontvangen over de uitgaven voor het telefoongebruik en de relatieve kosten van het telefoongebruik in verhouding tot die van andere diensten, en houdt ook verband met hun vermogen om de uitgaven te beheersen. Betaalbaarheid betekent bijgevolg de consumenten rechten verlenen door verplichtingen op te leggen aan ð ondernemingen ï aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen. Deze verplichtingen omvatten een bepaald niveau van detaillering van de rekeningen, de mogelijkheid voor consumenten tot selectieve nummerblokkering (zoals dure gesprekken met tariefnummers), de mogelijkheid voor consumenten de uitgaven te beheersen door middel van vooruitbetaling en de mogelijkheid voor consumenten de voorafgaande aansluitkosten te compenseren. Het kan nodig zijn deze maatregelen te herzien en te wijzigen in het licht van de marktontwikkelingen. Onder de huidige voorwaarden hoeven exploitanten met universeledienstverplichtingen abonnees niet te waarschuwen als een vooraf vastgestelde uitgavenlimiet wordt overschreden of de gesprekken een abnormaal patroon vertonen. Bij een eventuele herziening van de desbetreffende wettelijke bepalingen dient te worden nagegaan of de noodzaak bestaat, de abonnees in dergelijke gevallen te waarschuwen.

ê 2002/22/EG overweging 16 (aangepast)

ð nieuw

(216)Behalve in het geval van consequent te laat of niet betaalde rekeningen, dienen consumenten ð die recht hebben op betaalbare tarieven, ï te worden beschermd tegen onmiddellijke afsluiting van het netwerk op grond van een onbetaalde rekening en, in het bijzonder bij een geschil over hoge rekeningen voor tariefnummers, in afwachting van een regeling van het geschil toegang te behouden tot essentiële telefoonÖ spraakcommunicatie Õdiensten. De lidstaten kunnen beslissen dat de toegang alleen gehandhaafd blijft indien de abonnee de huurkosten van de lijn blijft betalen.

ê 2002/22/EG overweging 17

Kwaliteit en prijs zijn sleutelfactoren op een door concurrentie gekenmerkte markt en nationale regelgevende instanties moeten toezicht kunnen houden op de kwaliteit van de dienstverlening door ondernemingen die voor universeledienstverplichtingen zijn aangewezen. Met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening van deze ondernemingen moeten nationale regelgevende instanties, wanneer zij zulks nodig achten, passende maatregelen kunnen nemen. Nationale regelgevende instanties moeten ook toezicht kunnen houden op de kwaliteit van de dienstverlening door andere ondernemingen die openbare telefoonnetwerken en/of openbare telefoondiensten aan gebruikers op vaste locaties aanbieden.

ò nieuw

(217)Wanneer het aanbieden van functionele internettoegang en spraakcommunicatiediensten of het aanbieden van andere universele diensten overeenkomstig artikel 85 leidt tot een onredelijke last voor een onderneming, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de kosten en inkomsten en met de immateriële voordelen van het aanbieden van de betrokken diensten, kan die onredelijke last worden opgenomen in de berekening van de nettokosten van universele verplichtingen.

ê 2002/22/EG overweging 18 (aangepast)

(218)De lidstaten moeten, waar nodig, mechanismen voor het financieren van de nettokosten van universeledienstverplichtingen invoeren in gevallen waarin is aangetoond dat de verplichtingen alleen kunnen worden vervuld met verlies of tegen nettokosten die buiten normale commerciële normen vallen. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de nettokosten van universeledienstverplichtingen juist worden berekend en dat de financiering een zo gering mogelijk verstorend effect heeft op de markt en op ondernemingen, en verenigbaar is met de artikelen 87 Ö 107 Õ en 88 Ö 108 Õ van het Verdrag  Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õ .

ê 2002/22/EG overweging 19

(219)Bij het berekenen van de nettokosten van de universele dienst moet naar behoren rekening worden gehouden met kosten en inkomsten alsmede met de immateriële voordelen van het aanbieden van de universele dienst, terwijl geen belemmering mag ontstaan voor het algemene streven naar prijsstructuren die een weergave van de kosten vormen. Nettokosten van universeledienstverplichtingen moeten aan de hand van transparante procedures worden berekend.

ê 2002/22/EG overweging 20

(220)Onder rekening houden met alle immateriële voordelen wordt verstaan dat om de totale financiële kosten te bepalen de financiële raming van de onrechtstreekse voordelen die een onderneming ingevolge haar positie als universeledienstverstrekker geniet, moet worden afgetrokken van de rechtstreekse nettokosten van de universeledienstverplichtingen.

ê 2002/22/EG overweging 21

ð nieuw

(221)Ingeval een universeledienstverplichting een onredelijke last voor de onderneming vormt, moeten de lidstaten regelingen voor een efficiënte dekking van de nettokosten kunnen invoeren. ð De nettokosten van de universeledienstverplichtingen moeten uit overheidsmiddelen worden gefinancierd. Functionele internettoegang biedt niet alleen voordelen voor de sector elektronische communicatie maar ook voor de bredere online-economie en voor de samenleving als geheel. Het aanbieden van een verbinding die breedbandsnelheden ondersteunt aan een groter aantal eindgebruikers, stelt hen in staat gebruik te maken van onlinediensten en op die manier actief deel te nemen aan de digitale maatschappij. Het waarborgen van dergelijke verbindingen op basis van universele dienstverplichtingen dient op zijn minst evenzeer het publieke belang als de belangen van aanbieders van elektronische communicatie. Daarom moeten de lidstaten de nettokosten van dergelijke verbindingen die breedbandsnelheden ondersteunen als onderdeel van de universele dienst, compenseren met algemene overheidsmiddelen, waaronder onder meer financiering uit algemene overheidsbegrotingen moet worden begrepen. ï Het gebruik van algemene overheidsmiddelen is één methode voor het dekken van de nettokosten van universeledienstverplichtingen. Het is eveneens redelijk bewezen nettokosten op een transparante wijze te verhalen op alle gebruikers door middel van heffingen op de ondernemingen. De lidstaten zouden in staat moeten zijn om de nettokosten van verschillende elementen van de universele dienst te financieren met behulp van verschillende regelingen en/of om de nettokosten van enkele of alle elementen te financieren door middel van een van de regelingen of een combinatie van beide. In het geval van kostendekking door middel van heffingen op de ondernemingen moeten de lidstaten zorgen dat de verdelingswijze op objectieve en niet-discriminerende criteria is gebaseerd en in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel belet niet dat lidstaten nieuwkomers kunnen vrijstellen zolang deze nog geen significante positie op de markt hebben verworven. De toegepaste financieringsregeling moet waarborgen dat de marktpartijen alleen bijdragen aan de financiering van universeledienstverplichtingen en niet aan andere activiteiten die niet direct samenhangen met het vervullen van universeledienstverplichtingen. Het dekkingsmechanisme moet in elk geval voldoen aan de beginselen van het Gemeenschapsrecht en, in het geval van een fonds voor gezamenlijke financiering, de beginselen van niet-discriminatie en evenredigheid. Het financieringsmechanisme moet waarborgen dat gebruikers in een lidstaat niet bijdragen in kosten van de universele dienst in een andere lidstaat, bijvoorbeeld bij gesprekken tussen twee lidstaten.

ê 2002/22/EG overweging 22

Indien lidstaten besluiten de nettokosten van de universeledienstverplichtingen uit algemene overheidsmiddelen te financieren, moet daaronder worden begrepen financiering uit algemene overheidsbegrotingen, met inbegrip van andere bronnen van overheidsfinanciën, zoals staatsloterijen.

ê 2002/22/EG overweging 23

De nettokosten van de universeledienstverplichtingen kunnen worden gedeeld door alle of specifieke groepen ondernemingen. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de gezamenlijke financieringsregeling voldoet aan de beginselen van transparantie, minimale verstoring van de markt, niet-discriminatie en evenredigheid. Onder minimale verstoring van de markt moet worden verstaan dat de bijdragen zo moeten worden geïnd dat de financiële gevolgen voor de eindgebruikers zo klein mogelijk zijn, bijvoorbeeld doordat de bijdragen zoveel mogelijk worden gespreid.

ê 2002/22/EG overweging 24 (aangepast)

ð nieuw

(222)Nationale regelgevende instanties moeten zich ervan vergewissen dat oOndernemingen die gebruik maken van een fonds voor de universele dienst, Ö moeten Õ over de specifieke elementen die financiering behoeven, Ö aan de nationale regelgevende instanties Õ voldoende gedetailleerde informatie verschaffen om hun verzoek te verantwoorden. De regelingen van de lidstaten voor de kostenberekening en financiering van universeledienstverplichtingen worden ter kennis gebracht van de Commissie, die nagaat of deze verenigbaar zijn met het Verdrag. Er zijn redenen voor aangewezen exploitanten om de nettokosten van universeledienstverplichtingen hoger in te schatten. De lidstaten moeten daarom zorgen voor daadwerkelijke transparantie en controle op de bedragen die in rekening worden gebracht voor de financiering van universeledienstverplichtingen. ð De berekening van de nettokosten van het aanbieden van een universele dienst moet gebaseerd zijn op een objectieve en transparante methodologie teneinde te waarborgen dat de meest kosteneffectieve universele dienst wordt aangeboden en gelijke voorwaarden voor marktactoren te bevorderen. Het vooraf, vóór de berekening, bekendmaken van de methodologie die wordt gebruikt om de nettokosten van de individuele universele dienst te berekenen, kan helpen bijdragen aan een grotere transparantie. ï 

ê 2002/22/EG overweging 25

De communicatiemarkten blijven zich ontwikkelen op het stuk van de gebruikte diensten en de technische middelen die worden toegepast om deze diensten aan de gebruikers te leveren. De definitie op communautair niveau van universeledienstverplichtingen moet op gezette tijden worden herzien met het oog op voorstellen voor een wijziging of herdefiniëring van de omvang. Bij die herziening dient rekening te worden gehouden met de ontwikkeling van de sociale, commerciële en technologische omstandigheden en met het feit dat een wijziging van de omvang moet worden getoetst aan het tweeledige gegeven dat de diensten beschikbaar worden voor een aanzienlijke meerderheid van de bevolking met het daaruit voortvloeiende risico van sociale uitsluiting voor degenen die zich die diensten niet kunnen veroorloven. Bij elke wijziging in de omvang van universeledienstverplichtingen dient erop te worden gelet dat bepaalde technologische keuzen niet kunstmatig worden bevorderd tegenover andere, dat ondernemingen uit de sector geen onevenredige financiële last wordt opgelegd (waardoor ontwikkelingen van de markt en innovatie in gevaar komen) en dat consumenten met lagere inkomens geen onredelijke financieringslast wordt opgelegd. Een wijziging in de omvang betekent automatisch dat eventuele nettokosten kunnen worden gefinancierd via de in deze richtlijn toegestane methoden. De lidstaten mogen de marktpartijen geen financiële bijdragen opleggen die voortvloeien uit maatregelen welke geen deel uitmaken van universeledienstverplichtingen. Het staat elke lidstaat afzonderlijk vrij bijzondere maatregelen in te voeren (buiten de reikwijdte van universeledienstverplichtingen) en deze te financieren overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, maar niet door middel van bijdragen van de marktpartijen.

ê 2002/22/EG overweging 26

Effectievere concurrentie op alle toegangs- en dienstenmarkten zal de gebruikers ruimere keuze bieden. De omvang van de daadwerkelijke concurrentie en de keuze loopt in de Gemeenschap uiteen en varieert binnen de lidstaten per geografisch gebied en per toegangs- of dienstenmarkt. Sommige gebruikers kunnen volledig afhankelijk zijn van de levering van toegang en diensten door een onderneming met aanmerkelijke marktmacht. In het algemeen is het om redenen van efficiëntie en voor de stimulering van echte concurrentie belangrijk dat de door een onderneming met aanzienlijke marktmacht aangeboden diensten kostengeoriënteerd zijn. Om redenen van efficiëntie en sociale redenen moeten de tarieven voor eindgebruikers zowel de situatie aan de vraagzijde als de kostenzijde weerspiegelen, mits zulks niet in concurrentievervalsing resulteert. Het gevaar is niet ondenkbeeldig dat een onderneming met aanzienlijke marktmacht op verschillende manieren ingrijpt om de toegang te belemmeren of de concurrentie te vervalsen, bijvoorbeeld door buitensporige prijzen te vragen, dumpprijzen te stellen, detaildiensten verplicht te bundelen op een wijze die geen keus laat, of oneigenlijke voorkeur voor bepaalde klanten aan de dag te leggen. De nationale regelgevende instanties moeten derhalve de bevoegdheid hebben om ten aanzien van een onderneming met aanzienlijke marktmacht als laatste middel en na zorgvuldige overweging voorschriften inzake eindgebruikers op te leggen. Regelgeving inzake prijsplafonds, geografische middeling of soortgelijke hulpmiddelen, evenals niet-regelgevende maatregelen zoals openbaar beschikbare vergelijkingen van eindgebruikerstarieven, kunnen worden toegepast voor het bereiken van de tweeledige doelstelling van stimulering van echte concurrentie, terwijl wordt voorzien in behoeften van algemeen belang, zoals het behoud van de betaalbaarheid van openbare telefoondiensten voor bepaalde consumenten. Zonder toegang tot toereikende informatie over de kostentoerekening kunnen nationale regelgevende instanties hun regelgevende taken op dit gebied, waaronder het opleggen eventuele tariefmaatregelen, niet vervullen. Regulerende maatregelen betreffende diensten aan eindgebruikers zouden echter alleen moeten worden opgelegd wanneer de nationale regelgevende instanties van mening zijn dat met de desbetreffende groothandelsmaatregelen of maatregelen betreffende carrierkeuze of carriervoorkeuze het doel, te weten om een daadwerkelijke mededinging en het openbaar belang te waarborgen, niet kan worden verwezenlijkt.

ê 2002/22/EG overweging 27

Wanneer een nationale regelgevende instantie de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht stelt met het oog op prijscontrole, mag zij zelf een jaarlijkse controle uitvoeren om te garanderen dat het kostentoerekeningssysteem wordt nageleefd als zij daartoe over het nodige gekwalificeerde personeel beschikt, of kan zij de controle laten uitvoeren door een andere gekwalificeerde instantie die onafhankelijk is van de betrokken exploitant.

ê 2002/22/EG overweging 29

De nationale regelgevende instanties kunnen tevens op grond van een analyse van de relevante markt van exploitanten van mobiele netwerken met een aanmerkelijke marktmacht verlangen dat zij hun abonnees in staat stellen toegang te verkrijgen tot de diensten van alle geïnterconnecteerde aanbieders van openbare telefoondiensten per oproep of door middel van voorkeuze.

ò nieuw

(223)Met het oog op een doeltreffende ondersteuning van het vrije verkeer van goederen, diensten en personen binnen de Unie, moet het mogelijk zijn gebruik te maken van bepaalde nationale nummervoorraden, met name bepaalde niet-geografische nummers, op extraterritoriale wijze, dat wil zeggen buiten het grondgebied van de toekennende lidstaat op het gehele grondgebied van de Unie. In verband met het aanzienlijke risico van fraude met betrekking tot persoonlijke communicatie, moet dergelijk extraterritoriaal gebruik worden toegestaan voor elektronische-communicatiediensten, met uitzondering van persoonlijke communicatiediensten. De lidstaten moeten er derhalve voor zorgen dat het toepasselijke nationale recht, in het bijzonder de voorschriften inzake consumentenbescherming en andere voorschriften inzake het gebruik van nummers, worden gehandhaafd, ongeacht in welke lidstaat de gebruiksrechten voor nummers zijn toegekend. Dat moet ertoe leiden dat de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties van de lidstaten waar een nummer wordt gebruikt, bevoegd zijn om hun nationaal recht toe te passen op de onderneming waaraan het nummer is toegekend. Bovendien moeten de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten de mogelijkheid hebben om de nationale regelgevende instantie die verantwoordelijk is voor de toekenning van het nummer, om steun te verzoeken, teneinde hen bij te staan bij de controle op de naleving van de voorschriften die van toepassing zijn in de lidstaten waar het nummer wordt gebruikt. Dergelijke steunmaatregelen moeten afschrikkende sancties inhouden, met name in het geval van een ernstige inbreuk op het recht op extraterritoriaal gebruik voor de nummers die zijn toegekend aan de betrokken onderneming. De vereisten inzake extraterritoriaal gebruik mogen geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om, per geval, de toegang tot nummers of diensten te blokkeren wanneer dat gerechtvaardigd is om redenen van fraude of misbruik. Het extraterritoriaal gebruik van nummers mag geen afbreuk doen aan de voorschriften van de Unie die verband houden met het aanbieden van roamingdiensten, met inbegrip van die welke betrekking hebben op afwijkend gebruik of misbruik van roamingdiensten die onderworpen zijn aan kleinhandelsprijzen en die profiteren van gereguleerde wholesale-roamingtarieven. De lidstaten moeten de mogelijkheid behouden om met derde landen specifieke overeenkomsten te sluiten over extraterritoriaal gebruik van nummervoorraden.

(224)De lidstaten moeten etherdistributie van nummervoorraden bevorderen om het overstappen tussen aanbieders van elektronische communicatie te vergemakkelijken. Etherdistributie van nummervoorraden maakt de herprogrammering van identificatoren van telecommunicatieapparatuur mogelijk zonder fysieke toegang tot de betrokken toestellen. Deze eigenschap is met name relevant voor diensten tussen machines, dat wil zeggen diensten die een automatische overdracht van gegevens en informatie inhouden tussen toestellen of op software gebaseerde toepassingen met weinig of geen menselijke tussenkomst. Aanbieders van dergelijke diensten voor communicatie tussen machines kunnen mogelijk geen beroep doen op fysieke toegang tot hun apparatuur vanwege het gebruik ervan op afstand, of vanwege het grote aantal gebruikte apparaten of hun gebruikspatroon. Met het oog op de opkomende markt van communicatie tussen machines (M2M) en nieuwe technologieën, moeten de lidstaten trachten te zorgen voor technologische neutraliteit bij de bevordering van etherdistributie.

ê 2002/21/EG overweging 20 (aangepast)

ð nieuw

(225)De toegang tot nummervoorraden op basis van transparante, objectieve en niet-discriminerende criteria is essentieel voor ondernemingen die in de elektronische-communicatiesector willen concurreren. ð De lidstaten moeten gebruiksrechten voor nummers kunnen toekennen aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische-communicatiediensten of -diensten gelet op het toenemende belang van nummers voor uiteenlopende diensten inzake het internet van de dingen. ïAlle elementen van de nationale nummerplannen zouden door de nationale regelgevende instanties moeten worden beheerd, met inbegrip van de puntcodes die worden gebruikt bij netwerkadressering. Wanneer nummervoorraden in de Gemeenschap Ö Unie Õ moeten worden geharmoniseerd om de ontwikkeling van pan-Europese diensten ð of grensoverschrijdende diensten, met name nieuwe, op communicatie tussen machines gebaseerde diensten, zoals "connected cars", te ondersteunen, en wanneer niet aan de vraag kan worden voldaan op basis van de bestaande nummervoorraden ï te ondersteunen kan de Commissie, daarbij gebruikmakend van haar uitvoerende bevoegdheden, technische uitvoeringsmaatregelen nemen ð met bijstand van BEREC ï . Wanneer dit nodig is om op mondiaal niveau volledige interoperabiliteit van diensten te waarborgen, moeten de lidstaten, in overeenstemming met het Verdrag, hun nationale standpunten harmoniseren in internationale organisaties en fora waar besluiten inzake de nummering worden genomen. De bepalingen van deze richtlijn doen geen nieuwe gebieden ontstaan waarop de nationale regelgevende instanties verantwoordelijk zouden zijn wat internet-naamgeving en -adressering betreft.

ê 2002/20/EG overweging 19

(226)Aan de eis om besluiten betreffende de verlening van gebruiksrechten voor frequenties of nummers bekend te maken, kan worden voldaan door deze besluiten via een website openbaar te maken.

ê 2009/136/EG overweging 43 (aangepast)

ð nieuw

(227) Gezien de specifieke aspecten betreffende het melden van vermiste kinderen en het feit dat dergelijke dienst momenteel slechts in beperkte mate beschikbaar is, moeten de lidstaten Ö zich blijven inzetten Õ hiervoor niet alleen een nummer voorbehouden, maar moeten ze ook alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat op hun grondgebied zo spoedig mogelijk daadwerkelijk een ð goed werkend ï meldpunt voor vermiste kinderen beschikbaar is op het nummer 116000. Hiertoe kunnen de lidstaten indien nodig onder meer aanbestedingsprocedures organiseren om belangstellenden uit te nodigen deze dienst te verlenen.

ê 2009/136/EG overweging 46 (aangepast)

ð nieuw

(228)De interne markt houdt in dat de eindgebruikers toegang hebben tot alle nummers die zijn opgenomen in de nationale nummerplannen van andere lidstaten, en toegang krijgen tot diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers Ö , met inbegrip van freephone-nummers en betaalnummers, Õ binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ, met inbegrip van onder meer freephone-nummers en betaalnummersð behalve wanneer de opgeroepen eindgebruiker om commerciële redenen ervoor heeft gekozen de toegang vanuit bepaalde geografische gebieden te beperken ï. Eindgebruikers moeten ook toegang kunnen krijgen tot nummers van de Europese telefoonnummerruimte (ETNS) en tot universele internationale freephone-nummers (UIFN). Er mag geen beperking zijn op de grensoverschrijdende toegang tot nummercapaciteit en de daarmee verband houdende diensten, tenzij in objectief gerechtvaardigde gevallen, bijvoorbeeld wanneer dit nodig is om fraude of misbruik te bestrijden, zoals bij bepaalde betaalnummerdiensten, wanneer het nummer uitsluitend als een nationaal nummer is gedefinieerd (bv. nationale verkorte doorkiesnummers), of wanneer dit technisch of economisch gezien niet haalbaar is. ð Aan van buiten de betrokken lidstaat oproepende partijen behoeven niet dezelfde tarieven in rekening te worden gebracht als aan van binnen die lidstaat oproepende partijen. ï De gebruikers moeten van tevoren duidelijk worden geïnformeerd over alle kosten in verband met freephone-nummers, zoals internationale oproepkosten voor nummers die toegankelijk zijn via de standaard internationale oproepcodes.

ê 2002/22/EG overweging 38

ð nieuw

Toegang voor eindgebruikers tot alle nummervoorraden in de Gemeenschap is een essentiële voorwaarde voor een interne markt. Deze toegang dient gratis nummers, tariefnummers en andere niet-geografische nummers te omvatten, behalve wanneer de opgeroepen abonnee om commerciële redenen er voor gekozen heeft de toegang vanuit bepaalde geografische gebieden te beperken. Aan van buiten de betrokken lidstaat oproepende partijen behoeven niet dezelfde tarieven in rekening te worden gebracht als aan van binnen die lidstaat oproepende partijen.

ò nieuw

(229)De voltooiing van de interne markt voor elektronische communicatie vereist het wegnemen van belemmeringen voor eindgebruikers met betrekking tot de grensoverschrijdende toegang tot elektronische-communicatiediensten binnen de Unie. Aanbieders van elektronische-communicatiediensten aan het publiek mogen eindgebruikers de toegang niet ontzeggen of beperken of hen discrimineren op grond van hun nationaliteit of lidstaat van verblijf. Differentiatie moet echter mogelijk zijn op basis van objectief gerechtvaardigde verschillen in kosten en risico’s, die verder kunnen gaan dan de maatregelen van Verordening 531/2012 ten aanzien van misbruik of afwijkend gebruik van gereguleerde retailroamingdiensten.

(230)De uiteenlopende tenuitvoerlegging van de voorschriften betreffende de bescherming van eindgebruikers heeft geleid tot ernstige belemmeringen voor de interne markt, die gevolgen hebben voor zowel aanbieders als eindgebruikers van elektronische-communicatiediensten. Deze belemmeringen moeten worden weggenomen door de toepassing van dezelfde regels die zorgen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Unie. Een gekalibreerde volledige harmonisatie van de rechten van de eindgebruiker die onder deze richtlijn vallen, moet aanzienlijk meer rechtszekerheid bieden voor zowel de eindgebruikers als de aanbieders van elektronische-communicatiediensten, en moeten de toegangsdrempels en onnodige nalevingslasten als gevolg van de versnippering van de regelgeving aanzienlijk verlagen. Volledige harmonisatie helpt bij het uit de weg ruimen van belemmeringen op de interne markt als gevolg van dergelijke nationale bepalingen betreffende eindgebruikers, die tegelijkertijd nationale aanbieders beschermen tegen concurrentie uit andere lidstaten. Om een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming te bereiken, moeten verschillende bepalingen betreffende eindgebruikers redelijkerwijs worden verbeterd in deze richtlijn in het licht van de beste praktijken in de lidstaten. Volledige harmonisatie van hun rechten vergroot het vertrouwen van eindgebruikers in de interne markt omdat zij profiteren van een even hoog niveau van bescherming bij het gebruik van elektronische-communicatiediensten, niet alleen in hun eigen land, maar ook wanneer zij in andere lidstaten wonen, werken of reizen. De lidstaten moeten de mogelijkheid behouden om een hoger niveau van bescherming van de eindgebruikers te handhaven, indien deze richtlijn voorziet in een uitdrukkelijke afwijking, en om op te treden op gebieden die niet onder deze richtlijn vallen.

ê 2002/22/EG overweging 30 (aangepast)

(231)Contracten vormen een belangrijk hulpmiddel voor Ö eind Õgebruikers en consument om een minimumniveau van transparantie van de informatie en rechtszekerheid te waarborgen. De meeste aanbieders van diensten in een concurrerende omgeving sluiten contracten met hun klanten om redenen van commerciële wenselijkheid. Buiten de bepalingen van deze richtlijn zijn de voorschriften van bestaande communautaire Ö Unie Õwetgeving inzake consumentenbescherming met betrekking tot contracten, met name Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten 73 en Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten 74 Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende consumentenrechten 75 en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, van toepassing op consumententransacties met betrekking tot elektronische netwerken en diensten Öelektronische-communicatienetwerken en -dienstenÕ. Met name voor consumenten moet een minimumniveau van rechtszekerheid gelden met betrekking tot hun contractuele relaties met hun directe aanbieder van telefoondiensten. Daartoe dienen de contractvoorwaarden en -bepalingen, de kwaliteit van de dienst, de voorwaarden voor beëindiging van de overeenkomst en de dienst, schadevergoedingsmaatregelen en geschillenbeslechting in hun contracten te worden vermeld. Indien andere leveranciers van diensten dan aanbieders van directe telefoondiensten overeenkomsten met consumenten sluiten, moet dezelfde informatie in die overeenkomsten zijn opgenomen. De maatregelen die transparantie inzake prijzen, tarieven en voorwaarden waarborgen, moeten de consumenten beter in staat stellen hun keuzen te optimaliseren en aldus ten volle te profiteren van de concurrentie.

ê 2009/136/EG overweging 21 (aangepast)

ð nieuw

(232)Bepalingen over contracten Ö in deze richtlijn Õ ð moeten van toepassing zijn, ongeacht het bedrag van een door de klant te verrichten betaling.  ï Ö Zij Õ moeten niet alleen van toepassing zijn op consumenten, maar ook op andere eindgebruikers, met name micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen Ö zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, Õ(kmo’s), die een aan de consumentenbehoeften aangepast contract kunnen verkiezen ð van wie de onderhandelingspositie vergelijkbaar is met die van consumenten en die daarom van hetzelfde beschermingsniveau moeten genieten ï .  Om onnodige administratieve lasten voor de aanbieders en complexiteit in verband met de definitie van kmo’s te voorkomen, mogen de bepalingen over contracten De bepalingen over contracten Ö , met inbegrip van die welke in Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten zijn vastgesteld, moeten Õ niet automatisch van toepassing zijn op Ö die ondernemingen Õ de bedoelde andere eindgebruikers, maar alleen als deze hierom verzoeken. ð , tenzij zij verkiezen met aanbieders van elektronische-communicatiediensten te onderhandelen over geïndividualiseerde contract voorwaarden ï. ð Anders dan micro- en kleine ondernemingen, hebben grotere ondernemingen doorgaans een sterkere onderhandelingspositie en zijn zij daarom niet afhankelijk van dezelfde contractuele-informatievereisten als consumenten. Andere bepalingen, zoals over portabiliteit van nummers, die ook voor grotere ondernemingen van belang zijn, moeten van toepassing blijven op alle eindgebruikers. ï De lidstaten moeten adequate maatregelen nemen om het bewustzijn van deze mogelijkheid bij  kmo’s te bevorderen.

ò nieuw

(233)De specifieke kenmerken van de sector elektronische communicatie vereisen, naast horizontale contractregels, een beperkt aantal aanvullende bepalingen ter bescherming van de eindgebruiker. Eindgebruikers moeten onder meer worden geïnformeerd over de kwaliteit van de aangeboden dienstverleningsniveaus, de voorwaarden voor promoties en beëindiging van contracten, de toepasselijke tariefplannen en de tarieven voor diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden. Deze informatie is relevant voor de meeste algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten, maar niet voor nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten. Om de eindgebruiker in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken, is het van essentieel belang dat de vereiste relevante informatie wordt verstrekt vóór de sluiting van het contract en in duidelijke en begrijpelijke taal. Om dezelfde reden moeten aanbieders een samenvatting van de belangrijkste contractvoorwaarden verstrekken. Om vergelijkingen te vergemakkelijken en nalevingskosten te verlagen, moet BEREC een model voor dergelijke samenvattingen vaststellen.

(234)Na de vaststelling van Verordening (EU) 2015/2120 zijn de bepalingen van deze richtlijn inzake informatie over voorwaarden voor de beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen, en inzake verkeersbeheer, achterhaald en moeten deze worden ingetrokken.

ê 2009/136/EG overweging 24

ð nieuw

(235) Met betrekking tot de eindapparatuur moeten in het klantencontract alle beperkingen worden gespecificeerd die de aanbieder oplegt wat het gebruik van de apparatuur betreft, bijvoorbeeld door mobiele apparatuur te simlocken, indien dergelijke beperkingen niet bij de nationale wetgeving verboden zijn, en alle kosten die bij het aflopen van het contract vóór of op de afgesproken einddatum verschuldigd zijn, inclusief de kosten die worden opgelegd om de apparatuur te mogen behouden. ð Alle kosten voor eindapparatuur die bij de vervroegde beëindiging van het contract verschuldigd zijn moeten worden berekend op basis van gebruikelijke afschrijvingsmethoden, en andere promotionele voordelen op pro rata temporis-basis. ï 

ê 2009/136/EG overweging 25 (aangepast)

ð nieuw

(236)Zonder Ö afbreuk te doen aan de materiële Õ dat hierbij een verplichtings ð voor de aanbieder betreffende beveiliging krachtens deze richtlijn ï aan de aanbieder wordt opgelegd om actie te ondernemen die verder gaat dan die welke de communautaire wetgeving vereist, moet in het klantencontract ook het soort van actie worden gespecificeerd, als in actie is voorzien, die de aanbieder kan ondernemen in geval van beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

ê 2009/136/EG overweging 32 (aangepast)

ð nieuw

(237)De beschikbaarheid van transparante, actuele en vergelijkbare informatie over aanbiedingen en diensten is een cruciaal element voor consumenten op concurrerende markten waar verscheidene dienstverleners hun diensten aanbieden. De eindgebruikers en consumenten van elektronischecommunicatiediensten moeten in staat zijn gemakkelijk de prijzen van de diverse op de markt aangeboden diensten te vergelijken, gebaseerd op informatie die in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekend wordt gemaakt. Om hen in staat te stellen gemakkelijk de prijzen ð en diensten ï te vergelijken, moeten de nationale regelgevende instanties van de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en/of -ð andere elektronischecommunicatie ïdiensten ð dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten ï, een grotere transparantie op het gebied van informatie (met inbegrip van tarieven, ð kwaliteit van de dienst, beperkingen inzake de geleverde eindapparatuur ï consumptiepatronen, en andere relevante statistieken) kunnen eisen. ð Elke dergelijke vereiste moet terdege rekening houden met de specifieke kenmerken van die netwerken en diensten. ï Ö Zij moeten er ook voor Õ en ervoor kunnen zorgen dat derden het recht krijgen om kosteloos de openbaar beschikbare informatie te gebruiken welke door zulke aanbieders is gepubliceerdð, met het oog op het aanbieden van vergelijkingsinstrumentenï. Zij moeten ook in staat zijn tariefgidsen beschikbaar te stellen, met name wanneer de markt die niet kosteloos of tegen een redelijke prijs levert. De ondernemingen hebben geen recht op vergoeding voor dergelijk gebruik van informatie die al bekend is gemaakt en aldus tot het publieke domein behoort. Bovendien moeten de eindgebruikers en de consumenten op toereikende wijze worden geïnformeerd over de relevante prijs of het type van de aangeboden dienst alvorens zij een dienst aankopen, met name als een freephone-nummer gepaard gaat met extra kosten. De nationale regelgevende instanties moeten kunnen voorschrijven dat deze informatie algemeen en, voor bepaalde categorieën van diensten die zij bepalen, onmiddellijk voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek bekend wordt gemaakt, tenzij in het nationale recht anders is bepaald. Bij de bepaling van de gesprekscategorieën waarvoor vóór de doorschakeling prijsinformatie moet worden verstrekt, moeten de nationale regelgevende instanties naar behoren rekening houden met de aard van de dienst, de prijsvoorwaarden die erop van toepassing zijn en de vraag of de dienst wordt geleverd door een aanbieder die geen aanbieder van elektronischecommunicatiediensten is. Onverlet het bepaalde in Richtlijn 2000/31/EG (richtlijn inzake elektronische handel), moeten de aanbieders ook, indien de lidstaten zulks voorschrijven, de abonnees de door de bevoegde openbare instanties geproduceerde informatie van algemeen belang verstrekken, onder meer over de meest gebruikelijke inbreuken en de juridische gevolgen daarvan.

ò nieuw

(238)Eindgebruikers zijn zich vaak niet bewust van hun consumptiegedrag of hebben het moeilijk om de tijd of het gegevensverbruik in te schatten bij het gebruik van elektronische communicatiediensten. Met het oog op een grotere transparantie en een betere controle van hun communicatiebudget is het belangrijk dat eindgebruikers kunnen beschikken over voorzieningen die hen in staat stellen tijdig hun consumptie te volgen.

(239)Onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten, zoals websites, zijn een effectief middel voor eindgebruikers om de merites te beoordelen van andere algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, en om onpartijdige informatie te verkrijgen, met name door vergelijking van prijzen, tarieven en kwaliteitsparameters op één plaats. Dergelijke instrumenten moeten als doel hebben informatie te verstrekken die zowel duidelijk en beknopt als volledig en alomvattend is. Zij moeten ook trachten een zo breed mogelijk scala aan aanbiedingen te presenteren, zodat een representatief overzicht wordt gegeven, en een significant deel van de markt bestrijken. De informatie die over dergelijke instrumenten wordt verstrekt, moet betrouwbaar, onpartijdig en transparant zijn. Eindgebruikers moeten op de hoogte zijn worden gebracht van de beschikbaarheid van dergelijke instrumenten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat eindgebruikers kosteloos toegang hebben tot ten minste één dergelijk instrument op hun respectieve grondgebied.

(240)Onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten moeten functioneel onafhankelijk zijn van aanbieders van algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten. Zij kunnen tot stand worden gebracht door particuliere ondernemingen of door of namens bevoegde instanties, maar zij moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria, daaronder begrepen het vereiste dat de gegevens betreffende de eigenaars worden meegedeeld, dat er nauwkeurige en actuele informatie wordt verstrekt, dat het meest recente tijdstip van de actualisering wordt vermeld, en dat er duidelijke, objectieve criteria voor de vergelijking worden gehanteerd; ook moet het instrument een breed scala aan aanbiedingen voor andere algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten presenteren, dat een significant deel van de markt bestrijkt. De lidstaten moeten kunnen bepalen hoe vaak de informatie die door vergelijkingsinstrumenten aan eindgebruikers wordt verstrekt, moet worden herzien en geactualiseerd, rekening houdend met de frequentie waarmee aanbieders van andere algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, hun tarief- en kwaliteitsinformatie in het algemeen actualiseren. Indien er in een lidstaat slechts één vergelijkingsinstrument bestaat en dit instrument niet meer operationeel is of niet langer aan de kwaliteitscriteria voldoet, dient de lidstaat erop toe te zien dat eindgebruikers binnen een redelijke termijn op nationaal niveau toegang hebben tot een andere vergelijkingswebsite.

ê 2009/136/EG overweging 26 (aangepast)

ð nieuw

(241)Om kwesties van algemeen belang met betrekking tot het gebruik van ð algemeen beschikbare elektronische ïcommunicatiediensten aan te pakken en de bescherming van de rechten en vrijheden van derden te bevorderen, moeten de bevoegde nationale ð bevoegde ï instanties met de hulp van de aanbieders informatie van algemeen belang over het gebruik van dergelijke diensten kunnen produceren en laten verspreiden. Deze kan informatie van algemeen belang omvatten ð over de meest voorkomende inbreuken en de rechtsgevolgen daarvan, bijvoorbeeld ï over schending van het auteursrecht, ander onwettig gebruik en de verspreiding van schadelijke inhoud, en ook advies over en manieren om zich te beschermen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van de vrijgave van persoonlijke informatie in bepaalde omstandigheden, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, evenals het beschikbaar zijn van gemakkelijk te gebruiken en configureerbare software of software-opties ter bescherming van kinderen of kwetsbare personen. De informatieverstrekking kan worden gecoördineerd volgens de samenwerkingsprocedure waarin is voorzien in artikel 33, lid 3, van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn). Dergelijke informatie van algemeen belang dient wanneer nodig te worden geactualiseerd en in door de lidstaten te bepalen, eenvoudig te begrijpen gedrukte en elektronische formats en op de websites van de nationale overheden te worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties moeten de aanbieders kunnen verplichten deze gestandaardiseerde informatie te verspreiden naar al hun klanten op een manier die de nationale regelgevende instanties geschikt achten. Indien de lidstaten dat voorschrijven, moet de informatie ook worden opgenomen in de contracten. De verspreiding van deze informatie mag de ondernemingen echter niet buitensporig belasten. De lidstaten moeten verzoeken om verspreiding van deze informatie via de kanalen die de ondernemingen gebruiken voor de normale zakelijke communicatie met abonnees ð eindgebruikers ï.

ê 2009/136/EG overweging 31 (aangepast)

(242)Bij ontstentenis van relevante communautaire wettelijke regels Ö van de Unie Õ zijn inhoud, toepassingen en diensten legaal of schadelijk overeenkomstig het nationaal materieel en procesrecht. Het is aan de lidstaten en niet aan de aanbieders van de elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten om, overeenkomstig de juiste gerechtelijke procedures, te bepalen of inhoud, toepassingen of diensten al dan niet legaal of schadelijk zijn. Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) Ö Deze richtlijn Õ en de Ö  e-Privacyrichtlijn 2002/58/EG Õ  andere bijzondere richtlijnen gelden onverminderd Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) 76 , die onder andere een „mere conduit” (doorgeefluik)-regel bevat voor dienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals aldaar gedefinieerd.

ê 2002/22/EG overweging 31 (aangepast)

ð nieuw

(243)Eindgebruikers moeten toegang hebben tot openbare informatie over communicatiediensten. De lidstaten moeten op de kwaliteit van de op hun grondgebied aangeboden diensten toezicht kunnen houden. Nationale regelgevende instanties moeten systematisch Ö bevoegd zijn om de kwaliteit van de diensten te controleren Õ Ö en om Õ Ö systematisch informatie in te winnen Õ informatie kunnen inwinnen over de kwaliteit van de op hun grondgebied aangeboden dienstenÖ , met inbegrip van informatie over het aanbieden van diensten aan gehandicapte eindgebruikers. Õ Ö Deze informatie moet worden ingewonnen Õ op basis van criteria die vergelijkingen tussen aanbieders van diensten en tussen lidstaten mogelijk maken. Ondernemingen die Ö elektronische- Õcommunicatiediensten aanbieden in een concurrerende omgeving, maken gewoonlijk om redenen van commercieel voordeel toereikende en actuele informatie over hun diensten openbaar. Nationale regelgevende instanties moeten evenwel de openbaarmaking van dergelijke informatie kunnen eisen, indien wordt aangetoond dat die informatie in feite niet beschikbaar is voor het publiek. ð De nationale regelgevende instanties moeten ook de door de dienstaanbieders toe te passen meetmethoden vaststellen, teneinde de vergelijkbaarheid van de verstrekte gegevens te verbeteren. Om de vergelijkbaarheid in heel de Unie te vergemakkelijken en de nalevingskosten te verlagen, moet BEREC richtsnoeren vaststellen over de relevante parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening, waarmee nationale regelgevende instanties zoveel mogelijk rekening moeten houden. ï 

ê 2009/136/EG overweging 47 (aangepast)

ð nieuw

(244)Om ten volle te kunnen profiteren van de mededinging, moeten de consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken en van dienstenleverancier kunnen veranderen wanneer dat in hun Ö belang Õ voordeel is. Het is essentieel dat zij dit kunnen doen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of praktische belemmeringen, zoals contractuele voorwaarden, procedures, heffingen, enz. Dit sluit niet uit dat Ö ondernemingen Õ in contracten met consumenten een redelijke minimumcontractperiode ð van maximaal 24 maanden ï wordt opgenomenÖ opnemen Õ. ð De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben om te voorzien in een kortere maximumduur in het licht van nationale omstandigheden, zoals concurrentieniveaus en de stabiliteit van netwerkinvesteringen. Onafhankelijk van het contract voor een elektronische-communicatiedienst kunnen consumenten een langere terugbetalingstermijn voor fysieke verbindingen verkiezen en daar baat bij hebben. Dergelijke consumentenverbintenissen kunnen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van de uitrol van connectiviteitsnetwerken met zeer hoge capaciteit tot aan of tot zeer dicht bij de gebouwen van de eindgebruiker, onder meer door regelingen betreffende bundeling van de vraag, waardoor investeerders in netwerken initiële risico’s kunnen verminderen. De rechten van de consument om te kunnen overstappen tussen aanbieders van elektronische-communicatiediensten, zoals vastgesteld bij deze richtlijn, mogen echter niet worden beperkt door dergelijke terugbetalingstermijnen in contracten betreffende fysieke verbindingen. ï

Nummerportabiliteit is cruciaal om de keuzevrijheid van de consument te vergemakkelijken en een daadwerkelijke mededinging op de concurrerende markten voor elektronische communicatie te waarborgen, en moet onverwijld worden uitgevoerd opdat het nummer binnen één werkdag geactiveerd en operationeel is en de gebruiker het niet langer dan één werkdag zonder de betreffende diensten moet stellen. De nationale regelgevende instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technologische ontwikkelingen. De ervaring in sommige lidstaten heeft geleerd dat het risico bestaat dat consumenten te maken krijgen met een verandering van aanbieder zonder hun instemming. Dit is een kwestie die voornamelijk door de rechtshandhavingsautoriteiten moet worden aangepakt, maar de lidstaten moeten met betrekking tot het overschakelingsproces de passende minimummaatregelen kunnen opleggen, onder meer adequate sancties, die nodig zijn om het genoemde risico zo veel mogelijk te beperken, en ervoor kunnen zorgen dat consumenten gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd zonder het proces minder aantrekkelijk voor consumenten te maken.

ò nieuw

(245)De consumenten moeten in staat zijn kosteloos hun contract te beëindigen, ook in gevallen van automatische verlenging na het verstrijken van de oorspronkelijke contractstermijn.

(246)Alle wijzigingen van de contractvoorwaarden die worden opgelegd door de aanbieders van andere algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, ten nadele van de eindgebruiker, bijvoorbeeld met betrekking tot kosten, tarieven, datavolumebeperkingen, datasnelheden, dekking of verwerking van persoonsgegevens, moeten worden geacht aanleiding te geven tot het recht van de eindgebruiker om het contract kosteloos te beëindigen, zelfs indien deze gepaard gaan met wijzigingen in het voordeel van de eindgebruiker.

(247)De mogelijkheid om over te stappen tussen aanbieders is van cruciaal belang voor daadwerkelijke concurrentie in een concurrerende omgeving. De beschikbaarheid van transparante, accurate en tijdige informatie over de overstap moet het vertrouwen van de eindgebruiker in de overstap verhogen en zijn bereidheid verhogen om actief deel te nemen aan de concurrentie. Aanbieders van diensten moeten de continuïteit van de dienst verzekeren zodat eindgebruikers kunnen overstappen tussen aanbieders, zonder gehinderd te worden door het risico van een onderbreking van de dienst.

ê 2002/22/EG overweging 40 (aangepast)

ð nieuw

(248)Nummerportabiliteit is een essentieel element in het bevorderen van de keuze van de consument en daadwerkelijke mededinging in een concurrerende telecommunicatieomgeving, ð elektronische- communicatiemarkten.  ï doordat eEindgebruikers die daarom verzoeken, moeten hun nummer(s) op het openbare telefoonnetwerk kunnen behouden ongeacht de dienstaanbiedende organisatie Ö onderneming Õ. Deze richtlijn is niet van toepassing op het aanbieden van nummerportabiliteit tussen aansluitingen op het openbare telefoonnetwerk op vaste en niet vaste locaties. De lidstaten kunnen evenwel bepalingen toepassen inzake het overdragen van nummers tussen netwerken die diensten op een vaste locatie aanbieden en mobiele netwerken.

ê 2002/22/EG overweging 41

(249)Het effect van nummerportabiliteit wordt aanzienlijk versterkt wanneer er transparante tariefinformatie beschikbaar is voor zowel de eindgebruikers die hun nummer overdragen als voor de eindgebruikers die personen bellen die hun nummer hebben overgedragen. De nationale regelgevende instanties zouden waar mogelijk een passende tarieftransparantie moeten bevorderen als onderdeel van de uitvoering van nummerportabiliteit.

ê 2002/22/EG overweging 42

(250)De prijsstelling voor interconnectie in verband met nummerportabiliteit moet kostengeörienteerd zijn; de nationale regelgevende instanties kunnen daarbij ook rekening houden met de prijzen op vergelijkbare markten.

ê 2009/136/EG overweging 47 (aangepast)

ð nieuw

(251) Om ten volle te kunnen profiteren van de mededinging, moeten de consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken en van dienstenleverancier kunnen veranderen wanneer dat in hun voordeel is. Het is essentieel dat zij dit kunnen doen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of praktische belemmeringen, zoals contractuele voorwaarden, procedures, heffingen, enz. Dit sluit niet uit dat in contracten met consumenten een redelijke minimumcontractperiode wordt opgenomen. Nummerportabiliteit is een essentieel element in het bevorderen van de keuze van de consument en daadwerkelijke mededinging in concurrerende elektronische- communicatiemarkten en moet onverwijld worden uitgevoerd zodat het nummer binnen één werkdag geactiveerd en operationeel is en de dienst voor de gebruiker niet langer dan een werkdag onderbroken is. ÖTer vergemakkelijking van een éénloketsysteem waarmee de ervaring van een naadloze overstap voor eindgebruikers mogelijk wordt, moet het overstapproces door de ontvangende aanbieder van elektronische communicatie aan het publiek worden geleid. Õ De nationale regelgevende instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technologische ontwikkelingen. De ervaring in sommige lidstaten heeft geleerd dat het risico bestaat dat consumenten te maken krijgen met een verandering van aanbieder zonder hun instemming. Dit is een kwestie die voornamelijk door de rechtshandhavingsautoriteiten moet worden aangepakt, maar de lidstaten moeten met betrekking tot het overschakelingsproces de passende minimummaatregelen kunnen opleggen, onder meer adequate sancties, die nodig zijn om het genoemde risico zo veel mogelijk te beperken, en ervoor kunnen zorgen dat consumenten gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd zonder het proces minder aantrekkelijk voor consumenten te maken.

ò nieuw

(252)Bundels bestaande uit andere algemeen beschikbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, en andere diensten, zoals lineaire omroep of goederen zoals "devices", komen steeds vaker voor en vormen een belangrijk onderdeel van de concurrentie. Hoewel zij vaak leiden tot voordelen voor de eindgebruikers, kunnen zij het overstappen bemoeilijken of duurder maken en het risico meebrengen van een contractuele "lock-in"). Wanneer uiteenlopende contractregels voor de beëindiging van het contract en het overstappen van toepassing zijn op de verschillende diensten en alle contractuele verbintenissen inzake de aankoop van producten, die deel uitmaken van een bundel, worden de consumenten effectief belemmerd in hun rechten uit hoofde van deze richtlijn om over te schakelen naar concurrerende aanbiedingen voor de hele bundel of delen daarvan. De bepalingen van deze richtlijn inzake contracten, transparantie, contractduur, beëindiging van contracten en overstappen moeten daarom van toepassing zijn op alle onderdelen van een bundel, behoudens voorzover andere regels die van toepassing zijn op de onderdelen van de bundel die niet op elektronische communicatie betrekking hebben, gunstiger zijn voor de consument. Andere contractuele aangelegenheden, zoals de rechtsmiddelen die van toepassing zijn in geval van gebrek aan overeenstemming met het contract, moeten worden beheerst door de regels die van toepassing zijn op het desbetreffende onderdeel van de bundel, bijvoorbeeld door contractrechtelijke bepalingen voor de verkoop van goederen of de levering van digitale inhoud. Om dezelfde redenen mogen consumenten niet bij een aanbieder ingesloten worden ("lock-in") door middel van een contractuele feitelijke uitbreiding van de initiële contractperiode.

ê 2009/136/EG overweging 23 (aangepast)

ð nieuw

(253)De aanbieders van elektronische ð nummergebaseerde persoonlijke ï communicatiediensten die oproepen mogelijk maken ð hebben de verplichting toegang te verlenen tot noodhulpdiensten via noodhulpcommunicatie. ï ð In uitzonderlijke omstandigheden, namelijk bij gebrek aan technische haalbaarheid is het mogelijk dat zij niet in staat zijn toegang te verlenen tot noodhulpdiensten of tot de locatie van de oproeper, of tot beide. In die gevallen moeten zij hun klanten adequaat informeren in the contract. ï  moeten ervoor zorgen dat hun klanten er op adequate wijze over worden geïnformeerd of toegang tot noodhulpdiensten al dan niet inbegrepen is en over eventuele beperkingen van de dienstverlening (zoals een beperking op het verstrekken van locatiegegevens over de beller of het doorgegeven van noodhulpoproepen). Deze aanbieders moeten hun klanten tevens voorzien van duidelijke en transparante informatie in het initiële klantencontract en ð deze bijwerken ï in het geval van een wijziging in de toegangverlening ðhet verlenen van toegang tot noodhulpdienstenï, bijvoorbeeld Ö in facturen Õ middels informatie op de rekening. Deze informatie moet alle beperkingen omvatten wat territoriale dekking betreft, op basis van de geplande technische operationele parameters van de ð communicatie ïdienst en de beschikbare infrastructuur. Als de dienst niet wordt geleverd via een geschakeld telefoonnet ð verbinding die wordt beheerd om een bepaalde kwaliteit van dienstverlening te geven ï, moet de informatie ook het betrouwbaarheidsniveau van de toegang en van de informatie over de locatie van de oproeper omvatten in vergelijking met een dienst die via een Ö dergelijke Õ geschakeld telefoonnet ð verbinding ï wordt geleverd, rekening houdend met de huidige technologie en kwaliteitsnormen, alsmede de overeenkomstig Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) gespecificeerde parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening.

ê 2009/140/EG overweging 22 (aangepast)

(254)Overeenkomstig de doelstellingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, zou het regelgevingskader er voor moeten zorgen dat alle gebruikers, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap, ouderen en gebruikers met speciale sociale behoeften eenvoudig toegang hebben tot betaalbare, kwalitatief goede diensten. Verklaring 22 in bijlage bij de Slotakte van Amsterdam bepaalt dat de instellingen van de Gemeenschap Ö Unie Õ bij het vaststellen van maatregelen krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag  Ö 114 VWEU Õ rekening moeten houden met de behoeften van personen met een handicap.

ò nieuw

(255)Eindgebruikers moeten kosteloos en zonder enig betaalmiddel te moeten gebruiken, toegang hebben tot de noodhulpdiensten via noodhulpcommunicatie, vanop elk toestel dat nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten mogelijk maakt, inclusief bij het gebruik van roamingdiensten in een lidstaat. Noodhulpcommunicatie is een communicatiemiddel dat niet alleen spraakcommunicatie omvat, maar ook SMS, berichten, video of andere vormen van communicatie waarmee in een lidstaat toegang tot de noodhulpdiensten kan worden verkregen. Noodhulpcommunicatie kan namens een persoon tot stand komen door het eCall-boordsysteem zoals omschreven in Verordening 2015/758/EU van het Europees Parlement en de Raad 77 .

(256)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ondernemingen die eindgebruikers nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten aanbieden betrouwbare en accurate toegang leveren tot noodhulpdiensten, waarbij rekening wordt gehouden met nationale specificaties en criteria. Wanneer de nummergebaseerde persoonlijke communicatiedienst niet wordt verleend over een verbinding die wordt beheerd om een bepaalde kwaliteit van dienstverlening te geven, is het mogelijk dat de aanbieder niet kan waarborgen dat noodhulpoproepen die via hun dienst plaatsvinden, naar de meest geschikte alarmcentrale met dezelfde betrouwbaarheid worden doorgestuurd. Voor ondernemingen die onafhankelijk zijn van netwerken, namelijk ondernemingen die niet geïntegreerd zijn met een aanbieder van een openbare communicatienetwerk kan het verstrekken van informatie over de locatie van de oproeper technisch niet altijd haalbaar zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat zo snel mogelijk normen worden uitgevoerd die nauwkeurige en betrouwbare routering en verbinding met de noodhulpdiensten waarborgen, zodat netwerkonafhankelijke aanbieders van nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten de verplichtingen kunnen nakomen die verband houden met het verlenen van toegang tot noodhulpdiensten en informatie over de locatie van de oproeper op een niveau dat vergelijkbaar is met het niveau dat voor andere aanbieders van dergelijke communicatiediensten is vereist.

ê 2002/22/EG overweging 36 (aangepast)

Het is van belang dat de gebruikers in staat zijn het uniforme Europese alarmnummer „112”, en eventuele andere nationale alarmnummers, kosteloos vanaf ieder toestel, met inbegrip van openbare betaaltelefoons, te bereiken zonder het gebruik van enig betaalmiddel. De lidstaten moeten reeds de nodige regelingen hebben getroffen die het meest geschikt zijn voor de nationale organisatie van de alarmsystemen, teneinde ervoor te zorgen dat oproepen op dit nummer op afdoende wijze worden beantwoord en behandeld. Informatie over de plaats waar de beller zich bevindt, die voorzover dit technisch haalbaar is voor de hulpdiensten beschikbaar zal moeten zijn, verbetert het beschermingsniveau en de veiligheid van de gebruikers van „112”-diensten en maakt het voor de hulpdiensten gemakkelijker om hun taken te vervullen, mits de doorschakeling van oproepen en bijbehorende gegevens naar de hulpdiensten is gewaarborgd. De ontvangst en het gebruik van dergelijke informatie moeten in overeenstemming zijn met het relevante Gemeenschapsrecht betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Gestadige verbeteringen in de informatietechnologie moeten geleidelijk de gelijktijdige behandeling van verschillende talen over de netwerken tegen redelijke kosten mogelijk maken. Zodoende zal dan weer de veiligheid voor de Europese burgers die van het alarmnummer „112” gebruik maken, worden verhoogd.

ê 2002/22/EG overweging 37 (aangepast)

Gemakkelijke toegang tot internationale telefoondiensten is van vitaal belang voor de Europese burgers en de Europese bedrijven. "00" is reeds ingevoerd als de standaardcode voor toegang tot het internationale telefoonverkeer in de Gemeenschap. Er kunnen speciale regelingen worden getroffen of gehandhaafd voor gesprekken tussen aangrenzende gebieden in het grensoverschrijdend verkeer tussen lidstaten. In overeenstemming met aanbeveling E.164 heeft de ITU de code 3883 toegewezen aan de Europese telefoonnummerruimte (ETNS). Om de doorgifte van gesprekken naar de ETNS mogelijk te maken dienen ondernemingen die openbare telefoonnetwerken exploiteren ervoor te zorgen dat gesprekken via het nummer 3883 rechtstreeks of indirect geïnterconnecteerd worden met de in de relevante normen van het Europees instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) gespecificeerde ETNS-netwerken. Op dergelijke regelingen voor interconnectie dienen de bepalingen van Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake toegang tot en interconnectie van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) van toepassing te zijn 78 .

ê 2009/136/EG overweging 41

(257) De lidstaten moeten specifieke maatregelen treffen om te waarborgen dat de noodhulpdiensten, inclusief het „112”-nummer, gelijkelijk toegankelijk zijn voor eindgebruikers met een handicap, met name gebruikers die doof of slechthorend zijn, spraakmoeilijkheden hebben of doofblind zijn. Dit kan inhouden dat speciale eindapparatuur voor slechthorende gebruikers wordt verstrekt of diensten die spraak omzetten in tekst („text relay”) of andere specifieke systemen worden aangeboden.

ê 2009/136/EG overweging 39 (aangepast)

ð nieuw

(258)Eindgebruikers moeten toegang hebben tot de noodhulpdiensten met gebruikmaking van ongeacht welke telefoondienst waarmee telefoonoproepen kunnen worden geïnitieerd via een nummer of via nummers in de nationale of internationale telefoonnummerplannen. De lidstaten die nationale alarmnummers gebruiken naast het „112”-nummer mogen aan ondernemingen dezelfde verplichtingen voor toegang tot zulke nationale alarmnummers opleggen. De instantie die de noodsituatie behandelt, moet „112”-oproepen minimaal even snel en efficiënt kunnen beantwoorden en behandelen als oproepen naar nationale alarmnummers. Het is belangrijk het bewustzijn betreffende het bestaan van het „112”-nummer te vergroten teneinde het niveau van bescherming en veiligheid van burgers die reizen in de Europese Unie te versterken. Te dien einde moet aan de burger duidelijk worden gemaakt bij reizen in alle lidstaten dat het „112”-nummer in de hele Gemeenschap Ö Unie Õ als een uniform alarmnummer kan worden gebruikt; dit moet met name gebeuren via informatie die wordt verstrekt in internationale busterminals, treinstations, havens of luchthavens en in telefoongidsen, telefooncellen, abonnementsdocumenten ð van eindgebruikers ï en afrekeningen. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar de Commissie moet voortgaan zowel met de ondersteuning als met de aanvulling van de initiatieven van de lidstaten om de bekendheid van „112” te bevorderen en de kennis ervan bij de bevolking periodiek te evalueren. Om de burger beter te beschermen, moet de verplichting worden versterkt om informatie over de locatie van de oproeper ter beschikking te stellen. Met name moeten ondernemingen locatiegegevens over de beller beschikbaar stellen aan de noodhulpdiensten zodra de oproep die dienst bereikt, ongeacht de gebruikte technologie. Om te kunnen reageren op technologische ontwikkelingen, met inbegrip van deze die resulteren in steeds nauwkeuriger informatie over de locatie van de oproeper, moet de Commissie technische uitvoeringsmaatregelen kunnen vaststellen om een doeltreffende toegang tot de „112”-diensten in de Gemeenschap te waarborgen in het belang van de burgers. Dergelijke maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de organisatie van de noodhulpdiensten in de lidstaten.

ò nieuw

(259)Informatie over de locatie van de oproeper verbetert het beschermingsniveau en de beveiliging van de eindgebruikers en helpt de noodhulpdiensten om hun taken uit te voeren, op voorwaarde dat de doorschakeling van noodhulpcommunicatie en bijbehorende gegevens naar de betrokken noodhulpdiensten is gewaarborgd door het nationale systeem van alarmcentrales. De ontvangst en het gebruik van informatie over de locatie van de oproeper moeten in overeenstemming zijn met het relevante recht van de Unie betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Ondernemingen die netwerkgebaseerde locatiegegevens verstrekken, moeten informatie over de oproeper beschikbaar stellen aan de noodhulpdiensten zodra de oproep die dienst bereikt, ongeacht de gebruikte technologie. Handsetgebaseerde locatietechnologieën zijn echter accurater en kosteneffectiever gebleken vanwege de beschikbaarheid van gegevens die worden verstrekt door de EGNOS en het Galileo satellietsysteem, en door andere wereldwijde satellietnavigatiesystemen en wifi-gegevens. Daarom moet uit de handset afgeleide informatie over de locatie van de oproeper netwerkgebaseerde informatie over de locatie aanvullen, ook al is het mogelijk dat de handsetgebaseerde informatie pas beschikbaar wordt nadat de noodhulpcommunicatie tot stand komt. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de alarmcentrales de beschikbare informatie over de locatie van de oproeper kunnen opvragen en beheren. De vaststelling en doorgifte van informatie over de locatie van de oproeper moet kosteloos zijn, zowel voor de eindgebruiker als voor de instantie die de noodhulpcommunicatie behandelt, ongeacht de wijze van vaststelling, bijvoorbeeld via de handset of het netwerk, of de wijze van doorgifte, bijvoorbeeld via spraak, SMS of op IP-basis.

(260)Om te kunnen reageren op technologische ontwikkelingen in verband met nauwkeurige informatie over de locatie van de oproeper, gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap en oproeproutering naar de meest geschikte alarmcentrale, moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de maatregelen te nemen die nodig zijn om de compatibiliteit, interoperabiliteit, kwaliteit en continuïteit van noodhulpcommunicatie in de Unie te waarborgen. Deze maatregelen kunnen bestaan in functionele bepalingen tot vaststelling van de rol van de verschillende partijen in de communicatieketen, zoals aanbieders van persoonlijke communicatiediensten, exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en alarmcentrales, evenals technische bepalingen tot vaststelling van de technische middelen om de functionele bepalingen na te leven. Dergelijke maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de organisatie van de noodhulpdiensten in de lidstaten.

ê 2009/136/EG overweging 36 (aangepast)

ð nieuw

(261)Om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap kunnen profiteren van de mededinging en de keuze tussen aanbieders van diensten die de meerderheid van de eindgebruikers hebben, dienen de desbetreffende nationale instanties, indien nodig en in het licht van de nationale omstandigheden, te bepalen aan welke voorschriften inzake consumentenbescherming ð voor gehandicapte eindgebruikers ï de aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten moeten voldoen. Die voorschriften kunnen, met name, inhouden dat ondernemingen ervoor moeten zorgen dat eindgebruikers met een handicap van hun diensten gebruik kunnen maken op dezelfde gelijkwaardige voorwaarden, prijzen , en tarieven ð en kwaliteit ï daaronder begrepen, als die welke aan hun andere eindgebruikers worden aangeboden, ongeacht de eventuele extra kosten die daarvoor Ö door deze ondernemingen Õ gemaakt moeten worden. Zij kunnen ook voorschriften omvatten betreffende de wholesaleregelingen tussen ondernemingen. ð Om te vermijden dat buitensporige lasten worden gecreëerd voor aanbieders van diensten, moeten de nationale regelgevende instanties nagaan of de doelstellingen van gelijkwaardige toegang en keuze feitelijk kunnen worden bereikt zonder dergelijke maatregelen. ï 

ò nieuw

(262)Naast de maatregelen inzake betaalbaarheid voor gebruikers met een handicap die in deze richtlijn zijn vastgesteld, bevat Richtlijn xxx/YYYY/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toegankelijkheidseisen voor producten en diensten een aantal verplichte eisen voor de harmonisatie van een aantal toegankelijkheidskenmerken voor gehandicapte gebruikers van elektronische communicatiediensten en bijbehorende eindapparatuur voor consumenten. Daarom is de overeenkomstige verplichting in deze richtlijn die vereist dat de lidstaten de beschikbaarheid van eindapparatuur voor gehandicapte gebruikers moeten bevorderen, achterhaald en moet deze worden ingetrokken.

ê 2002/22/EG overweging 35 (aangepast)

(263)Ö Er is daadwerkelijke mededinging tot stand gekomen in de Õ De aanbieding van inlichtingendiensten en telefoongidsen Ö overeenkomstig onder meer artikel 5 van Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie 79  Õ is reeds voor concurrentie opengesteld. De bepalingen van deze richtlijn vormen een aanvulling op de bepalingen van Richtlijn 97/66/EG door abonnees het recht te verlenen hun persoonlijke gegevens in gedrukte of elektronische telefoongidsen te laten opnemen. Ö Om deze daadwerkelijke mededinging te handhaven, Õ moeten alleAlle aanbieders van diensten die telefoonnummers aan hun abonnees toekennen, zijn verplicht Ö eindgebruikers toekennen, verplicht blijven Õ de desbetreffende informatie op een eerlijke, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende wijze ter beschikking te stellen.

ò nieuw

(264)De eindgebruikers moeten worden geïnformeerd over hun recht om te bepalen of zij al dan niet wensen te worden opgenomen in een telefoongids. Aanbieders van nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten moeten de beslissing van eindgebruikers eerbiedigen wanneer zij gegevens beschikbaar maken voor verstrekkers van telefoongidsdiensten. Artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG waarborgt het recht op persoonlijke levenssfeer van de eindgebruikers met betrekking tot de opname van persoonlijke informatie in een openbare gids.

ê 2002/22/EG overweging 32 (aangepast)

(265)Eindgebruikers moeten de garantie hebben dat alle apparatuur die in de Gemeenschap Ö Unie Õ wordt verkocht voor de ontvangst van digitale televisie, aan de vereiste interoperabiliteit voldoet. De lidstaten moeten voor dergelijke apparatuur minimale geharmoniseerde normen kunnen eisen; die normen kunnen van tijd tot tijd worden aangepast aan de technologische en marktontwikkelingen.

ê 2002/22/EG overweging 33 (aangepast)

ð nieuw

(266)Het is wenselijk dat consumenten in staat worden gesteld een zo volledig mogelijke aansluiting op digitale televisietoestellen tot stand te brengen: interoperabiliteit is een evoluerend concept op dynamische markten. Normaliseringsinstituten moeten al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat passende normen de ontwikkeling van betrokken technologieën volgen. Van even groot belang is het ervoor te zorgen dat in ð digitale ï televisietoestellen connectoren aangebracht zijn die alle noodzakelijke elementen van een digitaal signaal kunnen doorlaten, met inbegrip van audio- en video-streams, voorwaardelijke toegang tot informatie, service-informatie, informatie over de applicatieprogramma-interface (API) en kopieerbeveiligingsinformatie. Derhalve Ö moet Õ wordt met deze richtlijn worden gewaarborgd dat de functionaliteit ð verbonden met en/of geïmplementeerd in connectoren ï van een open interface voor digitale televisietoestellen niet wordt beperkt door netwerkexploitanten, dienstverleners of fabrikanten van apparatuur, en dat zij verder de technologische ontwikkelingen blijft volgen. Voor de weergave en presentatie van digitale interactieve ð geconnecteerde ï televisiediensten wordt de vaststelling van een gemeenschappelijke norm met behulp van een marktgestuurd mechanisme als een voordeel voor de consument aangezien. De lidstaten en de Commissie kunnen met het Verdrag verenigbare beleidsinitiatieven nemen om deze ontwikkeling aan te moedigen.

ê 2009/136/EG overweging 38 (aangepast)

(267)Telefooninlichtingendiensten moeten onder concurrerende marktvoorwaarden worden aangeboden, en worden dat ook vaak, op grond van artikel 5 van Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten 80 . Wholesalemaatregelen om te zorgen voor opneming van de gegevens van eindgebruikers (zowel vast als mobiel) in gegevensbanken moeten voldoen aan de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens Ö krachtens Richtlijn 95/46/EG die zal worden vervangen door Verordening (EU) 2016/697 81 op 25 mei 2018, en Õ, inclusief artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Er moet een kostengebaseerde levering van die gegevens aan aanbieders van diensten aanwezig zijn met de mogelijkheid dat de lidstaten een gecentraliseerd mechanisme opzetten voor de verstrekking van volledige gebundelde gegevens aan aanbieders van telefoonboeken, en de verlening van toegang tot het net op redelijke en transparante voorwaarden, om te waarborgen dat de eindgebruikers ten volle kunnen profiteren van de mededinging, met als uiteindelijk doel Ö die ruimschoots heeft bijgedragen tot Õ  de volledige afschaffing van regulering van deze dienst op retailniveau mogelijk te maken en op redelijke en transparante voorwaarden gidsdiensten aan te bieden.

ò nieuw

(268)Na de afschaffing van de universele dienstverplichting voor gidsdiensten en gezien het bestaan van een functionerende markt voor dergelijke diensten, is het recht op toegang tot telefooninlichtingendiensten lijkt niet langer noodzakelijk. De nationale regelgevende instanties moeten echter nog verplichtingen en voorwaarden kunnen opleggen aan ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren, om te zorgen voor toegang tot en concurrentie op die markt.

ê 2002/22/EG overweging 43 (aangepast)

ð nieuw

(269)Momenteel leggen de lidstaten netwerken voor de distributie van radio- of televisie-uitzendingen naar het publiek, bepaalde doorgifteverplichtingen op. Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn, in het belang van gewettigde beleidsoverwegingen, onder hen ressorterende ondernemingen evenredige verplichtingen op te leggen. Dergelijke verplichtingen mogen echter alleen worden opgelegd indien zij noodzakelijk zijn om doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ door de lidstaten duidelijk zijn omschreven, en moeten evenredig en transparant zijn en periodiek worden geëvalueerd. Ö Er kunnen doorgifteverplichtingen ("must-carry") worden opgelegd met betrekking tot welbepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten die door een gespecificeerde aanbieder van mediadiensten worden aangeboden. Õ Door de lidstaten opgelegde doorgifteverplichtingen moeten redelijk zijn, dat wil zeggen zij moeten evenredig en transparant zijn, in het licht van duidelijk omschreven doelstellingen van algemeen belang. ð De lidstaten moeten dergelijke doorgifteverplichtingen die zij opleggen, objectief motiveren in hun nationale wetgeving zodat wordt gewaarborgd dat zij transparant, evenredig en duidelijk gedefinieerd zijn. De verplichtingen moeten ontworpen zijn om een afdoende stimulans voor efficiënte investeringen in infrastructuur te leveren. De verplichtingen moeten regelmatig en ten minste om de vijf jaar worden herzien om ze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij evenredig blijven met het beoogde doel. ï en Ö De verplichtingen Õ kunnen in voorkomend geval een bepaling betreffende een evenredige vergoeding behelzen. Dergelijke doorgifteverplichtingen kunnen de doorgifte inhouden van diensten die specifiek bestemd zijn voor het verschaffen van passende toegang aan gebruikers met een handicap.

ê 2002/22/EG overweging 44 (aangepast)

ð nieuw

(270)Netwerken die worden gebruikt voor de distributie van radio- en televisie-uitzendingen onder het publiek omvatten kabeltelevisie Ö en IPTV, Õ alsmede satelliet- en terrestrische omroepnetwerken; voorts kunnen zij andere netwerken omvatten voorzover een significant aantal eindgebruikers deze netwerken gebruikt als hun belangrijkste middel voor de ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen. ð Doorgifteverplichtingen kunnen de doorgifte inhouden van diensten die specifiek bestemd zijn voor het verschaffen van passende toegang aan gebruikers met een handicap. Dienovereenkomstig omvatten extra faciliteiten onder meer diensten voor betere toegankelijkheid voor eindgebruikers met een handicap, zoals videotekstdiensten, ondertiteling, audiobeschrijving of gebarentaal. Vanwege het groeiende aanbod en ontvangst van geconnecteerde TV-diensten en het blijvende belang van elektronische programmagidsen voor de keuze van de gebruiker, kan de doorgifte van programmagerelateerde gegevens ter ondersteuning van deze functies worden opgenomen in doorgifteverplichtingen. ï 

ê 2002/22/EG overweging 39

(271)Faciliteiten als toonkiezen en identificatie van de oproeper zijn in de regel beschikbaar bij moderne telefooncentrales en kunnen bijgevolg in toenemende mate tegen geringe of geen extra kosten worden aangeboden. Toonkiezen wordt steeds vaker gebruikt voor interactie van de gebruiker met speciale diensten en faciliteiten, waaronder diensten met toegevoegde waarde, en het ontbreken van deze faciliteit kan de gebruiker beletten van deze diensten gebruik te maken. De lidstaten zijn niet verplicht het aanbieden van deze faciliteiten op te leggen wanneer deze reeds beschikbaar zijn. Richtlijn 97/66/EG 2002/58/EG garandeert de privacy van de gebruiker met betrekking tot de gespecificeerde rekeningen, door hem de mogelijkheid te bieden om zijn recht op privacy te beschermen wanneer identificatie van de oproepende lijn mogelijk is. De ontwikkeling van deze diensten op pan-Europese basis zal de consument ten goede komen en wordt door deze richtlijn gestimuleerd.

ê 2002/19/EG overweging 22

(272)De publicatie van informatie door de lidstaten zal ervoor zorgen dat de marktpartijen en potentiële nieuwe aanbieders meer inzicht krijgen in hun rechten en verplichtingen en weten waar zij nadere gegevens kunnen vinden. Publicatie in het Staatsblad draagt ertoe bij dat de betrokken partijen en andere lidstaten de nodige informatie kunnen verkrijgen.

ê 2002/19/EG overweging 23

(273)Teneinde de efficiency en doelmatigheid van de pan-Europese elektronische-communicatiemarkt te waarborgen, dient de Commissie controle uit te oefenen op en informatie te publiceren over de kosten aan de hand waarvan de prijs aan de eindverbruiker wordt berekend.

ê 2002/19/EG overweging 24

De ontwikkeling van de elektronische-communicatiemarkt met bijbehorende infrastructuur kan schadelijk zijn voor het milieu en het landschappelijk schoon. De lidstaten moeten dan ook toezien op dit proces en zo nodig ingrijpen om de gevolgen ervan te beperken door met de betrokken autoriteiten passende overeenkomsten te sluiten en adequate oplossingen te zoeken.

ê 2002/19/EG overweging 25 (aangepast)

(274)Om te kunnen nagaan of het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ correct wordt toegepast dient de Commissie te weten welke ondernemingen als partijen met een aanmerkelijke marktmacht zijn aangewezen en welke verplichtingen door de nationale regelgevende instanties aan de marktpartijen zijn opgelegd. Het is dus noodzakelijk dat de lidstaten de informatie die zij op nationaal niveau publiceren ook aan de Commissie toezenden. Als de Commissie van de lidstaten informatie verlangt, kan die informatie langs elektronische weg worden toegezonden, mits passende waarmerkingsprocedures worden overeengekomen.

ò nieuw

(275)Om rekening te kunnen houden met markt-, technologische en sociale ontwikkelingen, ter beheersing van de risico’s voor de beveiliging van netwerken en diensten en te zorgen voor daadwerkelijke toegang tot de noodhulpdiensten door noodcommunicatie, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de vaststelling van maatregelen voor het aanpakken van beveiligingsrisico’s; de aanpassing van de voorwaarden voor toegang tot digitale televisie- en radiodiensten; de vaststelling van één wholesalegespreksafgiftetarief in vaste en mobiele markten; de vaststelling van maatregelen in verband met c in de Unie; en de aanpassing van bijlagen II, IV, V, VI, VIII, IX en X bij deze richtlijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(276)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om besluiten te nemen om grensoverschrijdende schadelijke interferentie tussen lidstaten op te lossen; om de tenuitvoerlegging van normen verplicht te maken, of normen en/of specificaties uit het verplichte deel van de lijst van normen te verwijderen; besluiten te nemen waarin wordt aangegeven of rechten in een geharmoniseerde band wordt onderworpen aan een algemene machtiging dan wel individuele gebruiksrechten vereist zijn; om de wijze van toepassing van de criteria, regels en voorwaarden voor geharmoniseerd radiospectrum te specificeren; om de wijze van toepassing te specificeren van de voorwaarden die de lidstaten kunnen verbinden aan machtigingen voor het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum; om de banden vast te stellen waarvoor gebruiksrechten voor radiofrequenties tussen ondernemingen mogen worden overgedragen of verhuurd. om gemeenschappelijke datums vast te stellen waarop het gebruik van specifieke geharmoniseerde radiospectrumbanden uiterlijk wordt toegestaan; om overgangsmaatregelen vast te stellen met betrekking tot de duur van gebruiksrechten voor radiospectrum; om criteria vast te stellen voor het coördineren van de tenuitvoerlegging van bepaalde verplichtingen; om de technische kenmerken te specificeren voor het ontwerp, de implementatie en de exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik; om tegemoet te komen aan de grensoverschrijdende of pan-Europese onvervulde vraag naar nummers; en om de aard en het toepassingsgebied te specificeren van verplichtingen waarbij de effectieve toegang tot noodhulpdiensten of eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in één of meer lidstaten of in de gehele Europese Unie wordt gewaarborgd. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

(277)ð Ten slotte moet de Commissie indien nodig, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, aanbevelingen kunnen vaststellen met betrekking tot de identificatie van de relevante product- en dienstenmarkten, de kennisgevingen in het kader van de procedure voor het consolideren van de interne markt en de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van het regelgevingskader. ï

ê 2002/21/EG overweging 39

(278)De bepalingen van deze richtlijn en de specifieke maatregelen moeten op gezette tijden worden geëvalueerd, met name om na te gaan of zij in het licht van de veranderende technologische omstandigheden of marktomstandigheden moeten worden gewijzigd.

ê 2002/21/EG overweging 42

(279)Sommige richtlijnen en beschikkingen op dit gebied moeten worden ingetrokken.

ê 2002/21/EG overweging 43 (aangepast)

(280)De Commissie dient toe te zien op de overgang van het bestaande kader naar het nieuwe kader en kan, op het daarvoor geschikte tijdstip, voorstellen om Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnet in te trekken 82 .

ê 2002/21/EG overweging 34

Het ONP-comité dat is ingesteld bij artikel 9 van Richtlijn 90/387/EEG en het Vergunningencomité dat is ingesteld bij artikel 14 van Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten [18], dienen te worden vervangen door één enkel comité 83 .

ê 2002/21/EG overweging 35

De nationale regelgevende instanties en de nationale mededingingsautoriteiten leveren elkaar de nodige informatie voor de toepassing van de bepalingen van de onderhavige richtlijn en de bijzondere richtlijnen, zodat zij volledig kunnen samenwerken. Ten aanzien van de uitgewisselde informatie is de ontvangende instantie gehouden hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid in acht te nemen als de informatieverstrekkende instantie.

ê 2002/21/EG overweging 36

De Commissie heeft meegedeeld voornemens te zijn een European Regulators Group for Electronics Communications Networks and Services te willen opzetten, hetgeen een passend mechanisme zou vormen voor het aanmoedigen van samenwerking en coördinatie van nationale regelgevende instanties, ter bevordering van de ontwikkeling van de interne markt voor elektronische communicatienetwerken en -diensten, en ter bewerkstelliging van een consistente toepassing in alle lidstaten van de bepalingen in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen, met name op gebieden waarop de nationale wetgeving tot omzetting van het Gemeenschapsrecht de nationale regelgevende instanties aanzienlijke beslissingsbevoegdheid laat bij de toepassing van de relevante regelgeving.

ê 2002/21/EG overweging 41 (aangepast)

ð nieuw

(281)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, de totstandbrenging van een geharmoniseerd ðen vereenvoudigdï kader voor de regulering van elektronische-communicatiediensten, elektronische-communicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten , ð van de voorwaarden voor de vergunning van netwerken en diensten, van spectrumgebruik en van nummers, van de regulering van toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten en van de bescherming van de eindgebruiker ï , niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap Ö Unie Õ kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

ê 2002/20/EG overweging 1 (aangepast)

De resultaten van de openbare raadpleging over de in 1999 ondernomen herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie, als weergegeven in de mededeling van de Commissie van 26 april 2000, alsmede de bevindingen van de Commissie in haar mededelingen over het vijfde en het zesde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving, hebben de noodzaak bevestigd van een beter geharmoniseerde en lichtere markttoegangsregeling voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten in de Gemeenschap.

ê 2002/20/EG overweging 2

De convergentie tussen verschillende elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de daarbij gebruikte technieken maakt de totstandbrenging noodzakelijk van een machtigingssysteem waarin alle vergelijkbare diensten op vergelijkbare wijze worden behandeld, ongeacht de gebruikte technologieën.

ê 2002/20/EG overweging 14

De lidstaten kunnen noch verplicht, noch belet worden aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten rechten te verlenen voor het gebruik van nummers uit nationale nummerplannen of rechten om faciliteiten te installeren.

ê 2002/20/EG overweging 26

Wanneer ondernemingen van mening zijn dat hun aanvragen voor rechten voor het installeren van faciliteiten niet zijn behandeld overeenkomstig de beginselen van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) of wanneer dergelijke besluiten ongerechtvaardigde vertragingen hebben opgelopen, moeten zij het recht hebben beroep aan te tekenen tegen besluiten of vertragingen in dergelijke besluiten overeenkomstig die richtlijn.

ê 2002/20/EG overweging 27

De sancties voor het niet-voldoen aan de voorwaarden in het kader van de algemene machtiging moeten in verhouding staan tot de inbreuk. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden geldt opschorting of intrekking van het recht om elektronische-communicatiediensten aan te bieden of het recht om radiofrequenties of nummers te gebruiken wanneer een onderneming niet aan een of meerdere voorwaarden in het kader van de algemene machtiging voldoet, als onevenredige maatregel. Dit doet geen afbreuk aan de dringende maatregelen die de lidstaten kunnen nemen bij ernstige bedreigingen van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid of economische en bedrijfstechnische belangen van andere ondernemingen. De richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan vorderingen tot schadevergoeding tussen ondernemingen op grond van nationaal recht.

ê 2002/19/EG overweging 4 (aangepast)

In Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen 84 is geen specifiek uitzendsysteem voor digitale televisie of specifieke eisen voor het aanbieden van de desbetreffende diensten opgelegd, en dit heeft de marktpartijen de gelegenheid geboden zelf het initiatief te nemen en passende systemen te ontwikkelen. Via de Digital Video Broadcasting Group hebben de Europese marktpartijen een stelsel van uitzendsystemen voor televisie ontwikkeld die door omroepen in de hele wereld zijn overgenomen. Deze systemen zijn door het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) genormaliseerd en zijn aanbevelingen van de Internationale Telecommunicatie-Unie geworden. Wat de term „digitale breedbeeldtelevisiedienst” betreft, geldt de 16:9-beeldverhouding als referentiekader voor breedbeeldtelevisiediensten en -programma's, en dit heeft thans vaste voet gekregen op de markt van de lidstaten sinds de vaststelling van Besluit 93/424/EEG van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van een Actieplan voor de invoering van geavanceerde televisiediensten in Europa 85 .

ê 2002/19/EG overweging 26 (aangepast)

Gezien het tempo van de technologische en de marktontwikkeling zal de tenuitvoerlegging van de richtlijn binnen drie jaar na de datum van toepassing daarvan worden geëvalueerd om na te gaan of de doelstellingen worden gehaald.

ê 2002/19/EG overweging 27 (aangepast)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 86 .

ê 2002/19/EG overweging 28 (aangepast)

Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk het vaststellen van een geharmoniseerd kader om de toegang tot en de interconnectie van elektronische-telecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten te reguleren niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

ê 2002/22/EG overweging 7 (aangepast)

De lidstaten dienen ook in de toekomst te waarborgen dat de in hoofdstuk II beschreven diensten onder handhaving van de gespecificeerde kwaliteit beschikbaar gesteld worden voor alle eindgebruikers op hun grondgebied, ongeacht hun geografische locatie, en dit tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs. De lidstaten kunnen, in het kader van de universeledienstverplichtingen en in het licht van nationale omstandigheden, specifieke maatregelen nemen ten behoeve van consumenten in plattelands- of geografisch geïsoleerde gebieden om te waarborgen dat de betrokkenen toegang hebben tot de in hoofdstuk II omschreven diensten en dat deze diensten betaalbaar zijn, alsmede om deze toegang onder gelijke voorwaarden te waarborgen, met name voor ouderen, gehandicapten en mensen met bijzondere sociale behoeften. Hieronder kunnen ook maatregelen vallen die door welbepaalde consumenten hulp te bieden rechtstreeks ten goede komen aan consumenten met bijzondere sociale behoeften, bijvoorbeeld door middel van specifieke maatregelen die genomen worden na beoordeling van individuele aanvragen, bijvoorbeeld voor verminderingen van schulden.

ê 2002/22/EG overweging 45 (aangepast)

Diensten die inhoud aanbieden, zoals het aanbod tot verkoop van inhoud van radio- of televisieomroep, vallen niet onder het gemeenschappelijke regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten. Op aanbieders van deze diensten zijn ten aanzien van deze activiteiten niet de universeledienstverplichtingen van toepassing. Ten aanzien van dergelijke diensten doet deze richtlijn geen afbreuk aan op nationaal niveau genomen maatregelen die met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming zijn.

ê 2002/22/EG overweging 46 (aangepast)

Indien een lidstaat het aanbieden van andere specifieke diensten op het gehele nationale grondgebied wenst te waarborgen, moeten dergelijke verplichtingen op een kostenefficiënte grondslag en buiten het kader van universeledienstverplichtingen worden ingevoerd. Dienovereenkomstig kunnen de lidstaten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht aanvullende maatregelen treffen (zoals het vergemakkelijken van de ontwikkeling van infrastructuur of diensten in gevallen waarin de markt niet adequaat voldoet aan de eisen van de eindgebruikers of de consumenten). Als reactie op het eEurope-initiatief van de Commissie heeft de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 de lidstaten verzocht ervoor te zorgen dat alle scholen toegang hebben tot internet en tot multimediahulpmiddelen.

ê 2002/22/EG overweging 52 (aangepast)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 87 .

ò nieuw

(282)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 88 , hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

ê

(283)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen substantieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

(284)Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage XI, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 2009/140/EG (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Deel I. KADER (Algemene regels voor de organisatie van de sector)

Titel 1I: Toepassingsgebied, doel, doelstellingen en definities

HOOFDSTUK I

Ö ONDERWERP Õ TOEPASSINGSGEBIED, DOELSTELLING EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied Ö Onderwerp Õ en doelstelling 

ê 2009/140/EG art. 1, lid 1, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. Bij deze richtlijn wordt een geharmoniseerd kader voor de regulering van elektronischecommunicatiediensten, elektronischecommunicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten vastgesteld, evenals bepaalde aspecten van eindapparatuur om de toegang voor gebruikers met een handicap te vergemakkelijken. De richtlijn legt taken van de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï vast alsmede een reeks procedures om de geharmoniseerde toepassing van het regelgevingskader in de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ te waarborgen.

ê 2002/20/EG

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

12. Deze richtlijn heeft Ö enerzijds Õ tot doel door middel van harmonisatie en vereenvoudiging van de regels en voorwaarden inzake machtigingen, een interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten te realiseren teneinde het aanbieden ervan in de Gemeenschap te vergemakkelijken.

2. Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

ê 2002/19/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1

Toepassingsgebied en doelstelling 

1. Binnen het bij Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) vastgestelde kader harmoniseert deze richtlijn de wijze waarop de lidstaten de toegang tot en de interconnectie van elektronische- communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten reguleren. Doelstelling is, met inachtneming van de beginselen van de interne markt een regelgevingskader voor de betrekkingen tussen aanbieders van netwerken en diensten tot stand te brengen, dat die leidt tot ð het opzetten en benutten van netwerken met zeer hoge capaciteit, ï duurzame concurrentie, interoperabiliteit van elektronische communicatiediensten en voordelen voor de consument ð eindgebruiker ï.

2. Deze richtlijn voorziet in rechten en verplichtingen voor exploitanten en voor ondernemingen die interconnectie met en/of toegang tot hun netwerken of bijbehorende faciliteiten wensen. De richtlijn bevat doelstellingen voor de nationale regelgevende instanties met betrekking tot toegang en interconnectie en stelt procedures vast om te garanderen dat de door de nationale regelgevende instanties opgelegde verplichtingen worden herzien en, waar nodig, opgeheven wanneer de beoogde doelstellingen zijn verwezenlijkt. Toegang in de zin van deze richtlijn omvat geen toegang voor eindgebruikers.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 1 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1. Binnen het kader van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) heeft deze richtlijn betrekking op het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan eindgebruikers. Doel van deze richtlijn is Ö Anderzijds heeft zij tot doel Õ ervoor te zorgen dat door middel van daadwerkelijke mededinging en keuzevrijheid in de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ ð publiek beschikbare diensten van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs ï diensten van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs algemeen beschikbaar zijn ð worden aangeboden, ï en maatregelen vast te stellen voor situaties waarin de markt niet op bevredigende wijze in de behoeften van eindgebruikers ð , waaronder gehandicapte gebruikers, ï voorziet ð en om de noodzakelijke rechten van eindgebruikers vast te stellen ï . De richtlijn bevat tevens bepalingen betreffende bepaalde aspecten van eindapparatuur, onder meer bepalingen bedoeld om de toegang van eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken.

2. Deze richtlijn regelt de rechten van eindgebruikers en dienovereenkomstig de plichten van ondernemingen die openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten aanbieden. Ter zake van het leveren van de universele dienst op open en concurrerende markten wordt in deze richtlijn het minimumpakket van diensten van gespecificeerde kwaliteit vastgelegd waartoe alle eindgebruikers toegang hebben tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs en zonder concurrentieverstoring te veroorzaken. Deze richtlijn voorziet voorts in verplichtingen inzake het leveren van bepaalde verplichte diensten.

ê 2002/21/EG (aangepast)

23. Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen Ö doet geen afbreuk aan Õ : 

- verplichtingen onverlet die door het nationale recht in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ of door het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ zijn opgelegd met betrekking tot diensten die worden geleverd met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten. ;

3. Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen laten -de maatregelen onverlet die op communautair Ö Unie- Õ of nationaal niveau met inachtneming van het communautaire recht Ö recht van de UnieÕ zijn genomen voor de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, in het bijzonder wat betreft regulering van de inhoud en audiovisueel beleid.

4. Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen laten - de bepalingen van Richtlijn 2014/53/EU1999/5/EC onverlet.

ê 544/2009 art. 2 (aangepast)

5. Deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen laten de specifieke maatregelen onverlet die zijn genomen met het oog op de regulering van internationale roaming op openbare mobiele communicatienetwerken binnen de Gemeenschap. Ö - Verordening (EU) nr. 531/2012 en Verordening (EU) 2015/2120 Õ.

ê 2009/136/EG (aangepast)

3. Deze richtlijn voorziet niet in en verbiedt evenmin voorwaarden die aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten aan eindgebruikers opleggen, waarbij de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen wordt beperkt, indien deze krachtens de nationale wetgeving zijn toegestaan en in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht, maar verplicht wel tot het verstrekken van informatie over dergelijke voorwaarden. Nationale maatregelen betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de gebruikers via elektronische communicatienetwerken moeten de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen eerbiedigen, waaronder het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op een eerlijk proces, zoals bepaald in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 

4. De bepalingen in deze richtlijn betreffende de rechten van eindgebruikers gelden onverminderd de communautaire voorschriften Ö van de Unie Õ inzake consumentenbescherming, met name de Richtlijnen 93/13/EEG, en 97/7/EG Ö en 2011/83/EU Õ, en de nationale voorschriften die met het Gemeenschapsrecht Ö van de Unie Õ in overeenstemming zijn.

ê 2002/21/EG

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder a)

ð nieuw

1a) "elektronischecommunicatienetwerk": de transmissiesystemen, ð al dan niet gebaseerd op een permanente infrastructuur of gecentraliseerde beheerscapaciteit,ï en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerkelementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;

ò nieuw

2) "netwerk met zeer hoge capaciteit": een netwerk voor elektronische communicatie dat ten minste tot aan het distributiepunt volledig uit optische-vezelelementen bestaat, of dat in gebruikelijke piekomstandigheden in staat is om soortgelijke netwerkprestaties te bieden wat betreft downlink- en uplinkbandbreedte, veerkrachtigheid van het netwerk, parameters met betrekking tot fouten, latentietijden en de veranderingen daarin. De prestaties van het netwerk kunnen ook als vergelijkbaar worden beschouwd als de eindgebruiker een andere gebruikservaring heeft vanwege de inherent verschillende kenmerken van het medium dat op het netwerk wordt aangesloten.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder b) (aangepast)

3b) "transnationale markten": overeenkomstig artikel 15, lid 4, 63 gedefinieerde markten die de Gemeenschap Ö Unie Õ of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaan;

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

c4) "elektronische-communicatiedienst": een gewoonlijk tegen vergoeding Ö via elektronische-communicatienetwerken aangeboden dienst, Õ die geheel of hoofdzakelijk bestaat ð "internettoegangsdienst" omvat zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2120; en/of "persoonlijke communicatiedienst"; en/of diensten ï die geheel of hoofdzakelijk bestaatn in het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken, waaronder telecommunicatiediensten en Ö zoals Õ transmissiediensten op netwerken die voor ð het verlenen van diensten tussen machines en voor ï omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd;. Hij omvat niet de diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 98/34/EG, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan uit het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken;

ò nieuw

5) "persoonlijke communicatiedienst": een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die directe persoonlijke en interactieve uitwisseling van informatie via elektronische-communicatienetwerken tussen een eindig aantal personen mogelijk maakt, en waarbij de personen die de communicatie starten of eraan deelnemen, bepalen welke de ontvangers zijn; daaronder vallen niet diensten die persoonlijke en interactieve communicatie mogelijk maken als een louter bijkomstig kenmerk dat onlosmakelijk verbonden is met een andere dienst;

6) "nummergebaseerde persoonlijke communicatiedienst": een persoonlijke communicatiedienst die een verbinding maakt met het openbare geschakelde telefoonnet, hetzij door middel van toegewezen nummervoorraden, dat wil zeggen een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale telefoonnummerplannen, hetzij door communicatie mogelijk te maken met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale telefoonnummerplannen;

7) "nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiedienst": een persoonlijke communicatiedienst die geen verbinding maakt met het openbare geschakelde telefoonnet, hetzij door middel van toegewezen nummervoorraden, dat wil zeggen een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale telefoonnummerplannen, hetzij door communicatie mogelijk te maken met een nummer of een aantal nummers in nationale of internationale telefoonnummerplannen;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder c)

d8) "openbaar communicatienetwerk": een elektronischecommunicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden ter ondersteuning van de overdracht van informatie tussen netwerkaansluitpunten;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder d) (aangepast)

ð nieuw

d bis9) "netwerkaansluitpunt" (NAP) Ö of "NAP" Õ: het fysieke punt waarop een abonnee ð een eindgebruiker ï de toegang tot een openbaar communicatienetwerk wordt geboden; in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het NAP bepaald door middel van een specifiek netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam ð een nummer of naam van een eindgebruiker ï kan zijn verbonden;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder e)

e10) "bijbehorende faciliteiten": de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder f)

ð nieuw

e bis11) "bijbehorende diensten": de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten ð , het zelf verstrekken van diensten of het geautomatiseerd aanbieden ï via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies, voorwaardelijke toegangssystemen en elektronische programmagidsen ð , gesproken commando's, meertaligheid of vertaling, ï alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvatten;

ê 2002/21/EG

ð nieuw

f12) "systeem voor voorwaardelijke toegang" elke technische maatregel, ð authenticatiesysteem ï en/of regeling waarbij toegang tot een beschermde radio- of televisie-omroepdienst in begrijpelijke vorm afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een andere vorm van voorafgaande individuele machtiging;

g) "nationale regelgevende instantie": één of meer lichamen die door een lidstaat zijn belast met een van de regelgevende taken die in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen worden opgelegd;

h13) "gebruiker": een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst;

n14) "eindgebruiker": een gebruiker die geen openbaar communicatienetwerk of openbare elektronische-communicatiediensten aanbiedt.

i15) "consument": een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronische-communicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;

j) "universele dienst": het minimumpakket van diensten als gedefinieerd in Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) van een bepaalde kwaliteit dat voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie, beschikbaar is voor een in het licht van specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs;

k) "abonnee": een natuurlijke of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met de aanbieder van openbare elektronische-communicatiediensten voor de levering van die diensten;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder g)

l)"bijzondere richtlijnen": Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn), Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) 89 ;

ê 2002/21/EG

m16) "aanbieden van een elektronische-communicatienetwerk": het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;

o17) "geavanceerde digitale eindapparatuur": kastjes met converter en decoder en geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van de digitale interactieve televisiediensten;

p18) "Application Program Interface — toepassingsprogrammaverbinding (API)": een software interface tussen externe toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen in de eindapparatuur;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 2, onder h) (aangepast)

ð nieuw

q19) "spectrumtoewijzing": de aanwijzing van een specifieke frequentieband voor gebruik door een of meer soorten radiocommunicatiediensten, waar passend onder duidelijk omschreven voorwaarden;

r20) "schadelijke interferentie": interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, communautaire Ö Unie- Õ of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;;

s21) "oproep": door middel van een openbaar beschikbare elektronische ð persoonlijke ï communicatiedienst tot stand gebrachte verbinding die tweewegspraakcommunicatie mogelijk maakt;

ò nieuw

22) "beveiliging van netwerken en diensten": het vermogen van elektronische-communicatienetwerken en -diensten om met een bepaalde mate van betrouwbaarheid bestand te zijn tegen acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de opgeslagen, verzonden of verwerkte gegevens of de daaraan gerelateerde diensten die via die netwerken of diensten worden aangeboden of toegankelijk zijn, in gevaar brengen.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 1 (aangepast)

2. De volgende definitie is eveneens van toepassing:

23) "algemene machtiging": regelgeving door de lidstaten waarbij rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die overeenkomstig de richtlijn kunnen gelden voor alle of voor specifieke soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, overeenkomstig deze richtlijn.

ò nieuw

24) "draadloos toegangspunt met een klein bereik": draadloze netwerktoegangsapparatuur met laag vermogen van kleine omvang die binnen een klein bereik werkt, gebruikmaakt van vergunningplichtig of vergunningvrij spectrum of van een combinatie van beide, en al dan niet deel uitmaakt van een openbaar, terrestrisch mobiel communicatienetwerk en uitgerust is met een of meerdere antennes met lage visuele impact, waarmee aan de gebruikers toegang tot elektronische-communicatienetwerken wordt verleend, ongeacht of de onderliggende netwerktopologie mobiel dan wel vast is;

25) "Radio Local Area Network" (RLAN): een draadloos toegangssysteem met laag vermogen dat binnen een klein bereik werkt, met een laag risico op interferentie met andere dergelijke systemen die in de nabijheid door andere gebruikers zijn opgesteld, dat spectrum op niet-exclusieve basis gebruikt waarvan de voorwaarden voor beschikbaarheid en efficiënt gebruik op EU-niveau zijn geharmoniseerd;

26) "gedeeld gebruik van radiospectrum": toegang door twee of meer gebruikers om gebruik te maken van dezelfde frequenties in het kader van een bepaalde regeling inzake gedeeld gebruik, toegestaan door een nationale regelgevende instantie op basis van een algemene machtiging, individuele gebruiksrechten of een combinatie daarvan, met inbegrip van regelgevingsbenaderingen, zoals vergunningsplichtige gedeelde toegang, die als doel hebben het gedeeld gebruik van frequentieruimte te vergemakkelijken, en onderworpen aan een bindende overeenkomst tussen alle betrokken partijen, overeenkomstig de regels inzake gedeeld gebruik die zijn opgenomen in hun gebruiksrechten, zodat aan alle gebruikers voorspelbare en betrouwbare regelingen inzake delen kunnen worden gewaarborgd, en zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het mededingingsrecht;

27) "geharmoniseerd radiospectrum": radiospectrum waarvan de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik onderworpen zijn aan voorwaarden die door middel van een technische uitvoeringshandeling zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG (Radiospectrumbeschikking).

ê 2009/140/EG art. 2, lid 1, onder a)

ð nieuw

a28) "toegang": het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten of het aanbieden van diensten voor de informatiemaatschappij of inzake inhoud voor radio- en televisieomroepen. Deze term bestrijkt onder meer toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen (dit houdt met name toegang in tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, ð met inbegrip van softwaregeëmuleerde netwerken, ï met name voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitaletelevisiediensten; toegang tot virtuele netwerkdiensten;

   ê 2002/19/EG

b29) "interconnectie": het fysiek en logisch verbinden van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden. Diensten kunnen worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk. Interconnectie is een specifiek type toegang dat wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare netwerken;

c30) "exploitant": onderneming die een openbaar communicatienetwerk of een bijbehorende faciliteit aanbiedt of gemachtigd is aan te bieden;

d) „breedbeeldtelevisiedienst” televisiedienst die geheel of gedeeltelijk bestaat uit programma's die zijn geproduceerd en gemonteerd om te worden weergegeven in een schermvullend breedbeeldformaat. Het 16:9-formaat geldt als referentiekader voor breedbeeldtelevisiediensten;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 1, onder b) (aangepast)

e31) "aansluitnet": fysieke Ö pad dat door electronische-communicatiesignalen wordt gebruikt en Õcircuit dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een verdeler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare elektronische communicatienetwerk.

ê 2002/22/EG art. 2

a) "openbare betaaltelefoon" een voor het publiek beschikbaar telefoontoestel, voor het gebruik waarvan met munten en/of krediet-/debetkaarten en/of vooruitbetaalde telefoonkaarten, waaronder kaarten met een toegangscode, kan worden betaald;

ê 2009/136/EG art. 1, lid 2, onder b) (aangepast)

ð nieuw

c32) "openbare telefoondienst" ð "spraakcommunicatie" ï: een voor het publiek beschikbaar gestelde dienst voor rechtstreeks of onrechtstreeks uitgaande en binnenkomende nationale of nationale en internationale gesprekken, met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal telefoonnummerplan;

d33) "geografisch nummer": een nummer van een nationaal telefoonnummerplan waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft die wordt gebruikt voor het routeren van gesprekken naar de fysieke locatie van het netwerkaansluitpunt (NAP);

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 2, onder d) (aangepast)

f34) "niet-geografisch nummer": een nummer van een nationaal telefoonnummerplan dat geen geografisch nummer is. Het betreft hier onder meer Ö , zoals Õnummers voor mobiel bellen, kosteloze nummers en betaalnummers;.

ò nieuw

35) "alarmcentrale" ("PSAP" — Public Safety Answering Point): de fysieke locatie waar noodcommunicatie eerst wordt ontvangen onder de verantwoordelijkheid van een openbare instantie of een door de overheid erkende private organisatie;

36) "meest geschikte alarmcentrale": een alarmcentrale die vooraf door de bevoegde autoriteiten is aangewezen om noodcommunicatie uit een bepaald gebied of van een bepaald type te behandelen;

37) "noodcommunicatie": communicatie door middel van persoonlijke communicatiediensten tussen een eindgebruiker en de alarmcentrale met het doel noodhulp te vragen en te ontvangen van hulpdiensten;

38) "noodhulpdienst": een als zodanig door de lidstaat erkende dienst die onmiddellijk spoedhulp verleent in situaties waarin er met name sprake is van direct gevaar voor lijf en leden, de individuele of volksgezondheid of veiligheid, eigendommen van particulieren of van de overheid of het milieu, overeenkomstig de nationale wetgeving.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK II

DOELSTELLINGEN

Artikel 83

Ö Algemene Õ beleidsdoelstellingen en regelgevingsbeginselen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven regelgevende taken alle redelijke maatregelen treffen die gericht zijn op Ö noodzakelijk en evenredig zijn voor Õde verwezenlijking van de in lid 2 de leden 2, 3 en 4 genoemde doelstellingen. Die maatregelen dienen in evenredigheid te zijn met die doelstellingen. ð Ook de lidstaten en BEREC dragen bij tot de verwezenlijking van deze doelstellingen. ï

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder a)

Tenzij anders bepaald in artikel 9, dat handelt over radiofrequenties, houden de lidstaten zoveel mogelijk rekening met de wenselijkheid van voorschriften die technologisch neutraal zijn, en zorgen zij ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven regelgevende taken, met name die welke erop gericht zijn daadwerkelijke concurrentie te waarborgen, eveneens daarmee rekening houden.

ê 2002/21/EG

ð nieuw

De nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï kunnen binnen hun bevoegdheden bijdragen tot het waarborgen van de uitvoering van beleid ter bevordering van culturele en taalkundige verscheidenheid en pluralisme in de media.

2. De nationale regelgevende instanties bevorderen de concurrentie bij de levering van elektronische-communicatienetwerken en -diensten en de bijbehorende faciliteiten en diensten, onder meer op de volgende wijze:

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder b)

a) zij zorgen ervoor dat de gebruikers, met inbegrip van gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften optimaal profiteren wat betreft keuze, prijs en kwaliteit;

b) zij zorgen ervoor dat er in de sector elektronische communicatie geen verstoring of beperking van de mededinging is, met inbegrip van de doorgifte van inhoud;

ê 2002/21/EG

d) zij bevorderen efficiënt gebruik en zorgen voor een efficiënt beheer van de radiofrequenties en de nummervoorraad.

ò nieuw

2. De nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties, en BEREC:

a) bevorderen de toegang tot en benutting van zowel vaste als mobiele connectiviteit met een zeer hoge capaciteit, voor alle burgers en bedrijven van de Unie;

b) bevorderen de mededinging inzake het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur, en inzake het aanbieden van elektronische-communicatiediensten en bijbehorende diensten;

c) dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt door het opheffen van de resterende belemmeringen voor en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor investeringen in en het aanbieden van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten en diensten, en elektronische-communicatiediensten in de hele Unie, door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgevingsbenaderingen, en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van spectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eind connectiviteit;

d) bevorderen de belangen van de burgers van de Unie, onder meer op lange termijn, door te zorgen voor brede toegang tot en benutting van zowel vaste als mobiele connectiviteit met een zeer hoge capaciteit, en van persoonlijke communicatiediensten, door ervoor te zorgen dat op grond van daadwerkelijke concurrentie optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit, door de beveiliging van netwerken en diensten te handhaven, door een hoog en gemeenschappelijk beschermingsniveau voor eindgebruikers te waarborgen via de noodzakelijke sectorspecifieke regels en door aandacht te schenken aan de behoeften, zoals betaalbare prijzen, van specifieke maatschappelijke groepen, met name gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften.

ê 2002/21/EG

3. De nationale regelgevende instanties dragen bij aan de ontwikkeling van de interne markt, onder meer op de volgende wijze:

a) zij heffen resterende belemmeringen op voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken, bijbehorende faciliteiten en diensten en elektronische-communicatiediensten op Europees niveau;

b) zij moedigen het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten aan en eind-tot-eind connectiviteit;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder e)

d) zij werken met elkaar, met de Commissie en met de BEREC op transparante wijze samen om de ontwikkeling van een consistente regelgevende praktijk en de consistente toepassing van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen te waarborgen.

ê 2002/21/EG

4. De nationale regelgevende instanties bevorderen de belangen van de burgers van de Europese Unie, onder meer op de volgende wijze:

a) zij waarborgen dat alle burgers toegang hebben tot een universele dienst als omschreven in Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn);

b) zij waarborgen de consument een hoog niveau van bescherming bij zijn transacties met leveranciers, met name door ervoor te zorgen dat er eenvoudige en goedkope geschillenprocedures beschikbaar zijn die worden toegepast door een van de betrokken partijen onafhankelijke instantie;

c) zij dragen bij tot het waarborgen van een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer;

d) zij bevorderen de verstrekking van duidelijke informatie, met name door te verplichten tot transparantie ten aanzien van tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van openbare elektronische-communicatiediensten;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder f)

e) zij schenken aandacht aan de behoeften van specifieke maatschappelijke groepen, met name gebruikers met een handicap, oudere gebruikers en gebruikers met speciale sociale behoeften;

ê 2002/21/EG

f) zij waarborgen de integriteit en de veiligheid van de openbare communicatienetwerken;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder g)

g) zij bevorderen het vermogen van de eindgebruikers om toegang te krijgen tot informatie en deze te verspreiden of om gebruik te maken van toepassingen en diensten van hun keuze;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder h) (aangepast)

ð nieuw

35. Bij het nastreven van de in lid de leden 2, 3 en 4 bedoelde Ö , en in dit lid gespecificeerde Õ beleidsdoelstellingen passen de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï objectieve, doorzichtige, niet-discriminerende en proportionele regelgevingsbeginselen toe, onder meer op de volgende wijze:

a) zij bevorderen de voorspelbaarheid van de regelgeving door te zorgen voor een consistente aanpak in de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden ð en door samen te werken met elkaar, met BEREC en met de Commissie ï;

b) zij waarborgen dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten leveren;

c) zij beschermen de concurrentie in het belang van de consument, en bevorderen waar nodig een op infrastructuur gebaseerde concurrentie;

ò nieuw

c) zij passen het EU-recht toe op technologisch neutrale wijze, voor zover dat in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van lid 1;

ê 2009/140/EG art. 1, lid 8, onder h) (aangepast)

ð nieuw

d) zij bevorderen efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met het door de investering genomen risico en door verschillende samenwerkingsafspraken tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben, toe te staan om het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de concurrentie op de markt en het non-discriminatiebeginsel worden gevrijwaard;

e) zij houden naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden die wat betreft ð infrastructuur, ïconcurrentie en consumenten in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan;

f) zij leggen regelgevende verplichtingen ex ante uitsluitend daar op waar geen effectieve en duurzame concurrentie is ð op voor zover dat noodzakelijk is om effectieve en duurzame concurrentie te waarborgen ï Ö op de betrokken retailmarkt Õ en zij verlichten de verplichtingen of heffen deze op zodra er wel aan die voorwaarde is voldaan.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 9 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 8 bis4

Strategische planning en coördinatie van het radiospectrumbeleid

1. De lidstaten werken met elkaar en met de Commissie samen bij de strategische planning, coördinatie en harmonisatie van het gebruik van het radiospectrum in de Europese Gemeenschap Ö Unie Õ. Daartoe houden zij onder meer rekening met economische, veiligheids-, gezondheids-, maatschappelijke, ð openbareveiligheids- en defensie- ï , vrijemeningsuitings-, culturele, wetenschappelijke, sociale en technische aspecten van het beleid van de Europese Unie, alsmede met de uiteenlopende belangen van de kringen van radiospectrumgebruikers met het oog op de optimalisatie van het gebruik van het radiospectrum en het vermijden van schadelijke interferentie.

2. Door met elkaar en met de Commissie samen te werken, bevorderen de lidstaten de coördinatie van de radiospectrumbeleidsaanpak in de Europese Gemeenschap Ö Unie Õ en, in voorkomend geval, de harmonisatie van de voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die vereist zijn voor het tot stand brengen en het functioneren van de interne markt op het gebied van elektronische communicatie.

3. De lidstaten werken via de Beleidsgroep Radiospectrum, die is opgericht bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie, samen met elkaar en met de Commissie, en op hun verzoek met het Europees Parlement en de Raad, ter ondersteuning van de strategische planning en de coördinatie van de radiospectrumbeleidsaanpak in de Unie.

34. De Commissie kan, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum (RSPG), opgericht bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum 90 , wetgevingsvoorstellen bij het Europees Parlement en de Raad indienen voor de vaststelling van meerjarenprogramma’s voor het radiospectrumbeleid. Deze programma’s bepalen de beleidslijnen en doelstellingen voor de strategische planning en harmonisatie van het radiospectrumgebruik overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

4. Wanneer dit nodig is om de effectieve coördinatie van de belangen van de Europese Gemeenschap in internationale organisaties die bevoegd zijn voor radiospectrumaangelegenheden te garanderen, kan de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de RSPG, het Europees Parlement en de Raad voorstellen doen voor gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

Ö Titel II: Institutionele structuur en governance Õ

HOOFDSTUK II I 

Nationale regelgevende Ö en andere bevoegde Õ instanties

Artikel 35

Nationale regelgevende Ö en andere bevoegde Õ instanties

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle taken die ð in deze richtlijn zijn vastgesteld ï bij deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen aan de nationale regelgevende instanties worden opgedragen, door een bevoegd lichaam Ö bevoegde instantie Õworden uitgevoerd.

ò nieuw

De nationale regelgevende instantie is ten minste bevoegd om:

marktregulering ex ante uit te voeren, met inbegrip van het opleggen van verplichtingen op het gebied van toegang en interconnectie;

het in artikel 22 bedoelde geografische onderzoek te voeren;

ervoor te zorgen dat geschillen tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en consumenten worden opgelost;

te beslissen over de marktvormings-, mededingings- en regelgevingselementen van nationale procedures voor de verlening, aanpassing of verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum overeenkomstig deze richtlijn;

algemene machtiging te verlenen;

de consumentenbescherming en de rechten van de eindgebruiker te waarborgen in de sector van de elektronische communicatie;

de mechanismen te bepalen voor de financiering alsmede de oneerlijke belasting te beoordelen en de nettokosten te berekenen van het aanbieden van de universele dienst;

problemen te behandelen die verband houden met open-internettoegang;

nummervoorraden toe te wijzen en nummerplannen te beheren;

nummerportabiliteit te waarborgen;

alle andere taken uit te voeren die door deze richtlijn aan nationale regelgevende instanties worden voorbehouden.

De lidstaten kunnen andere taken waarin deze richtlijn voorziet, toewijzen aan nationale regelgevende instanties.

2. Nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties van dezelfde lidstaat of van verschillende lidstaten hebben het recht om met elkaar samenwerkingsafspraken te maken ter bevordering van samenwerking op het gebied van regelgeving.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

43. De lidstaten maken de door de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï uit te voeren taken op een gemakkelijk toegankelijke wijze bekend, met name wanneer die taken aan meer dan één lichaam worden toegewezen. De lidstaten zorgen in voorkomend geval voor overleg en samenwerking tussen die instanties onderling en tussen die instanties en de nationale instanties belast met de uitvoering van het mededingingsrecht en de nationale instanties belast met de uitvoering van het consumentenrecht, in aangelegenheden van gemeenschappelijk belang. Indien meer dan één instantie bevoegd is om die aangelegenheden te behandelen, zorgen de lidstaten ervoor dat de respectieve taken van elke instantie in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt worden.

64. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï waaraan krachtens deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen taken zijn opgedragen, en van hun onderscheiden verantwoordelijkheden, Ö alsook van eventuele wijzigingen daarvan Õ.

Artikel 6

Ö Onafhankelijkheid van Õ Nnationale regelgevende Ö instanties en andere bevoegde Õ instanties

21. De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties ð en van andere bevoegde instanties ï door ervoor te zorgen dat zij juridisch gezien onderscheiden zijn van en functioneel onafhankelijk zijn van alle organisaties die elektronische-communicatienetwerken, -apparatuur of -diensten aanbieden. Lidstaten die de eigendom van of de zeggenschap over elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbiedende ondernemingen behouden, zorgen voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de regelgevende taken en de met eigendom of zeggenschap verband houdende activiteiten.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 3, onder a) (aangepast)

ð nieuw

32. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï hun bevoegdheden op onpartijdige en transparante wijze en tijdig uitoefenen. De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties Ö zij Õ over voldoende financiële en menselijke middelen beschikken om de hun toegewezen taken uit te voeren.

ò nieuw

Artikel 7

Benoeming en ontslag van leden van nationale regelgevende instanties

1. Het hoofd van de nationale regelgevende instantie of, in voorkomend geval, de leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult binnen een nationale regelgevende instantie of hun plaatsvervangers, worden benoemd voor een ambtstermijn van ten minste vier jaar uit personen met een erkende reputatie en beroepservaring, op basis van verdienste, vaardigheden, kennis en ervaring, en na een open selectieprocedure. Zij mogen niet meer dan twee ambtstermijnen vervullen, ook al volgen die ambtstermijnen elkaar niet op. De lidstaten zorgen voor continuïteit in de besluitvorming door in een adequaat rouleringsschema te voorzien voor de leden van het collegiale orgaan of van het topmanagement, bijvoorbeeld door de eerste leden van het collegiale orgaan voor verschillende termijnen te benoemen, zodat hun mandaten en die van hun opvolgers niet op hetzelfde ogenblik verstrijken.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 3, onder b) (aangepast)

ð nieuw

23 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat het hoofd, of, in voorkomend geval, de leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van een nationale regelgevende instantie als bedoeld in de eerste alinea, of hun plaatsvervangers Ö tijdens hun ambtstermijn Õ alleen kunnen worden ontslagen indien zij niet meer aan de tevoren in de nationale wetgeving vastgestelde eisen voor de uitoefening van dat ambt ð in dit artikel vastgestelde eisen ï voldoen.

3. Het besluit om het hoofd, of, in voorkomend geval, de leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van de betrokken nationale regelgevende instantie te ontslaan wordt openbaar gemaakt op het moment van ontslag. Het ontslagen hoofd of, in voorkomend geval, de ontslagen leden van het collegiale orgaan dat die functie vervult, van de nationale regelgevende instantie ontvangen een motivering en hebben het recht de openbaarmaking daarvan te verlangen, indien zulks anders niet zou geschieden; in dat geval wordt zij openbaar gemaakt. ð De lidstaten zorgen ervoor dat dat besluit aan rechterlijke toetsing kan worden onderworpen, zowel wat feitenkwesties betreft, als wat rechtsvragen betreft. ï

Artikel 8

Ö Politieke onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht van de nationale regelgevende instanties Õ

3 bis1. Onverminderd de bepalingen van de leden 4 en 5 Ö artikel 10 Õ, treden de nationale regelgevende instanties die verantwoordelijk zijn voor marktregulering ex ante of voor de beslechtingen van geschillen tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 20 of 21 van deze richtlijn, onafhankelijk ð en objectief ï op, en vragen of aanvaarden zij geen instructies van andere instanties in verband met de uitoefening van deze taken die hun op grond van de nationale wetgeving tot omzetting van het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ zijn toegewezen. Dit vormt geen beletsel voor toezicht overeenkomstig de nationale grondwet. Alleen beroepsinstanties die zijn opgezet in overeenstemming met artikel 431, zijn bevoegd besluiten van de nationale regelgevende instanties te schorsen of ongedaan te maken.

ò nieuw

2. De nationale regelgevende instanties brengen jaarlijks verslag uit, onder meer over de toestand van de markt voor elektronische communicatie, de besluiten die zij nemen, hun personele en financiële middelen en de toewijzing daarvan, en over toekomstige plannen. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.

ê 2009/140/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 9

Ö Regelgevingscapaciteit van nationale regelgevingsinstanties Õ

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde nationale regelgevende instanties over afzonderlijke jaarlijkse begrotingen beschikken ð met autonomie in de uitvoering van de toegewezen begroting ï. De begroting wordt openbaar gemaakt.

ò nieuw

2. Onverminderd de verplichting om ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties over voldoende financiële en personele middelen beschikken om de hun toegewezen taken uit te voeren, belet de financiële autonomie niet dat er toezicht of controle is overeenkomstig het nationale grondwettelijke recht. Elke controle op de begroting van de nationale regelgevende instanties wordt op een transparante manier uitgevoerd en openbaar gemaakt.

ê 2009/140/EG (aangepast)

3. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat de nationale regelgevende instanties over voldoende financiële middelen en personeel beschikken om hen in staat te stellen actief deel te nemen aan en bij te dragen tot het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) 91 .

Artikel 10

Ö Deelname van de nationale regelgevende instanties aan BEREC Õ

3 ter 1. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de doelstellingen van BEREC voor wat het bevorderen van de coördinatie van de regelgeving en van de coherentie betreft, actief worden ondersteund door de respectieve nationale regelgevende instanties.

3 quater 2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties bij de aanneming van hun beslissingen voor hun nationale markten zeer zorgvuldig rekening houden met door BEREC gegeven adviezen en gemeenschappelijk standpunten.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 11

Ö Samenwerking tussen nationale instanties Õ

51. De nationale regelgevende instanties ð , andere in het kader van deze richtlijn bevoegde instanties ï en de nationale mededingingsautoriteiten leveren elkaar de informatie die nodig is voor de toepassing van de onderhavige richtlijn en de bijzondere richtlijnen. Ten aanzien van de uitgewisselde informatie is de ontvangende instantie gehouden hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid in acht te nemen als de informatieverstrekkende instantie.

ê 2002/20/EG

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1. Deze richtlijn heeft tot doel door middel van harmonisatie en vereenvoudiging van de regels en voorwaarden inzake machtigingen, een interne markt voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten te realiseren teneinde het aanbieden ervan in de Gemeenschap te vergemakkelijken.

2. Deze richtlijn is van toepassing op machtigingen in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK II

Algemene machtiging

Afdeling 1 Algemeen deel

Artikel 312

Algemene machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten

1. De lidstaten waarborgen de vrijheid om, mits aan de door deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldaan is, elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden. Te dien einde mogen de lidstaten een onderneming niet beletten elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, tenzij dat noodzakelijk is omwille van de in artikel 46 Ö 52 Õ , lid 1, van het Verdrag bedoelde redenen. ð Elke dergelijke beperking van de vrijheid om elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden, wordt met redenen omkleed en ter kennis gebracht van de Commissie. ï

2. Het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of het aanbieden van elektronische communicatiediensten ð andere elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten ï kan, onverminderd de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, en de gebruiksrechten van artikel artikel 5de artikelen 46 en 88, alleen worden onderworpen aan een algemene machtiging.

3. ð Wanneer een lidstaat van oordeel is dat een kennisgevingsvereiste gerechtvaardigd is, mag die lidstaat uitsluitend van ondernemingen verlangen dat zij een kennisgeving indienen ï Van de betrokken onderneming kan worden verlangd dat zij een kennisgeving indient ð bij BEREC ï, maar Ö mag hij Õ niet Ö van hen verlangen Õdat zij een expliciet besluit of andere bestuurshandeling van de nationale regelgevende instantie ð of van een andere instantie ï moet verkrijgen alvorens de uit de machtiging voortvloeiende rechten te kunnen uitoefenen. Na de eventueel vereiste kennisgeving ð aan BEREC ï kan een onderneming haar activiteiten aanvangen, waar nodig met inachtneming van de bepalingen inzake gebruiksrechten Ö overeenkomstig deze richtlijn Õ van de artikelen 5, 6 en 7. ð BEREC stuurt op elektronische wijze en onverwijld elke kennisgeving door naar de nationale regelgevende instantie in alle lidstaten die betrokken zijn bij het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of het aanbieden van elektronische-communicatiediensten. ï 

ð Informatie overeenkomstig dit lid over bestaande kennisgevingen die reeds bij de nationale regelgevende instantie zijn gedaan op de datum van omzetting van deze richtlijn, wordt uiterlijk op [datum van omzetting] aan BEREC verstrekt. ï 

ê 2009/140/EG art. 3, lid 2

Ondernemingen die grensoverschrijdende elektronischecommunicatiediensten verlenen aan ondernemingen in diverse lidstaten zijn verplicht tot niet meer dan één kennisgeving per betrokken lidstaat.

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

3.4. De in lid 2 Ö 3 Õ bedoelde kennisgeving behelst niet meer dan een verklaring waarmee een natuurlijke of rechtspersoon de nationale regelgevende instantie ð BEREC ï in kennis stelt van zijn voornemen om te beginnen met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten en de indiening van de minimale informatie die nodig is om ð BEREC en ï de nationale regelgevende instantie in staat te stellen een register of lijst van aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten bij te houden. Deze informatie moet beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is voor de identificatie van de aanbieder, zoals de registratienummers van de onderneming, zijn contactpersonen, zijn adres, een korte beschrijving van de dienst of het netwerk, alsmede de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan.:

ò nieuw

(1)de naam van de aanbieder;

(2)de rechtsstatus, vorm en registratienummer van de aanbieder, de plaats waar de aanbieder ingeschreven staat in een handelsregister of een soortgelijk openbaar register in de EU;

(3)het geografische adres van de hoofdvestiging van de aanbieder in de EU en, in voorkomend geval, van elk secundair bijkantoor in een lidstaat;

(4)een contactpersoon en contactgegevens;

(5)een korte beschrijving van de aan te bieden netwerken of diensten;

(6)de betrokken lidstaten, en

(7)de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan.

De lidstaten mogen geen aanvullende of afzonderlijke kennisgevingseisen opleggen.

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 613

Voorwaarden die aan de algemene machtiging en de gebruiksrechten voor radio frequenties Ö spectrum Õ  en voor nummers kunnen worden verbonden, en specifieke verplichtingen

ê 2009/140/EG art. 3, lid 4, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. De algemene machtiging voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en of -diensten en de gebruiksrechten voor radio ð spectrum ï frequenties en gebruiksrechten voor nummers kunnen alleen aan de in de bijlage Ö I Õ genoemde voorwaarden worden onderworpen. Deze voorwaarden moeten niet-discriminerend, evenredig en transparant zijn en in het geval van gebruiksrechten voor radio ð spectrum ï frequenties in overeenstemming met de artikelen 45 en 51 artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). ð in het geval van gebruiksrechten voor nummers in overeenstemming met artikel 88 ï .

ê 2002/20/EG (aangepast)

è1 2009/140/EG art. 3, lid 4, onder b)

2. Specifieke verplichtingen die kunnen worden opgelegd aan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken en -diensten krachtens artikel 5, leden 1 en 2, en de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) en de artikelen 13, 36, 46, lid 1, en 48, lid 2, è1 de artikel 17 van Richtlijn Directive 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn) ç of aan aanbieders die zijn aangewezen voor het aanbieden van de universele dienst overeenkomstig Ö deze richtlijn Õ de Universeledienstrichtlijn, moeten juridisch gescheiden zijn van de rechten en verplichtingen in het kader van de algemene machtiging. Met het oog op transparantie ten aanzien van ondernemingen, worden de criteria en procedures voor het opleggen van dergelijke specifieke verplichtingen aan individuele ondernemingen in de algemene machtiging genoemd.

3. In de algemene machtiging worden alleen voorwaarden opgenomen die specifiek zijn voor de betrokken sector en die genoemd zijn in deeldelen A, B en C van de bijlage I, en worden geen voorwaarden opgenomen die reeds krachtens andere nationale wetgeving voor ondernemingen gelden.

4. De lidstaten leggen de voorwaarden van de algemene machtiging niet nogmaals op wanneer zij het gebruiksrecht voor radiofrequenties of nummers verlenen.

ê 2002/20/EG

ð nieuw

Artikel 914

Verklaringen om de uitoefening van rechten om faciliteiten te installeren en interconnectierechten te vergemakkelijken

Op verzoek van een onderneming ð geeft BEREC ï geven de nationale regelgevende instanties binnen een week standaardverklaringen, waar zulks van toepassing is, met een bevestiging dat de onderneming een kennisgeving heeft verricht overeenkomstig artikel 312, lid 2, en waarin wordt gestipuleerd onder welke voorwaarden elke onderneming die uit hoofde van de algemene machtiging elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbiedt een aanvraag kan indienen met het oog op het recht faciliteiten te installeren, te onderhandelen over interconnectie en/of toegang of interconnectie te verkrijgen teneinde de uitoefening van deze rechten, bijvoorbeeld op andere bestuursniveaus of tegenover andere ondernemingen, te vergemakkelijken. In voorkomend geval kunnen dergelijke verklaringen ook automatisch worden afgegeven naar aanleiding van een kennisgeving overeenkomstig artikel 312, lid 2.

Afdeling 2 Algemene machtiging rechten en verplichtingen

ê 2002/20/EG (aangepast)

Artikel 415

Minimumlijst van uit de algemene machtiging voortvloeiende rechten

1. Ondernemingen die overeenkomstig artikel 312 zijn gemachtigd hebben het recht:

a) elektronische-communicatienetwerken en -diensten aan te bieden;

b) op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het installeren van faciliteiten overeenkomstig artikel 11 43 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

ò nieuw

c) radiospectrum te gebruiken in het kader van elektronische-communicatiediensten en -netwerken onverminderd de artikelen 13, 46 en 54.

d) op behandeling van hun aanvragen voor de nodige rechten voor het gebruik van nummers overeenkomstig artikel 88.

ê 2002/20/EG (aangepast)

2. Dergelijke ondernemingen die openbare elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden, worden door de algemene instantie voorts gemachtigd om:

a) te onderhandelen over interconnectie met en eventueel toegang of interconnectie te verkrijgen van andere aanbieders van openbare communicatienetwerken en -diensten die ongeacht waar in de Gemeenschap Ö Unie Õ onder een algemene machtiging vallen, onder de voorwaarden van en overeenkomstig Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn);

   in staat te worden gesteld te worden aangewezen om verschillende onderdelen van een universele dienst aan te bieden op het gehele nationale grondgebied of op een deel daarvan, overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn)  92 . Ö Artikel 81 of 82. Õ

ê 2002/20/EG

ð nieuw

Artikel 1216

Administratieve bijdragen

1. Administratieve bijdragen die worden opgelegd aan ondernemingen die een dienst of een netwerk aanbieden in het kader van de algemene machtiging of waaraan een gebruiksrecht is verleend:

a) dienen uitsluitend ter dekking van de administratiekosten die voortvloeien uit het beheer, de controle van en het toezicht op de naleving van het algemene machtigingssysteem van de gebruiksrechten en van de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, die ook de kosten kunnen omvatten voor internationale samenwerking, harmonisatie en normering, marktanalyse, controle op de naleving en ander markttoezicht, alsmede regelgevende werkzaamheden in het kader van de opstelling en handhaving van afgeleide wetgeving en administratieve besluiten, zoals besluiten betreffende toegang en interconnectie; en

b)worden opgelegd aan individuele ondernemingen volgens een objectieve, transparante en evenredige verdeling, die de extra administratiekosten en daarmee samenhangende bijdragen tot een minimum beperkt. ð De lidstaten mogen ervoor kiezen om geen administratieve bijdragen op te leggen aan ondernemingen waarvan de omzet kleiner is dan een bepaalde drempel of waarvan de activiteiten niet een bepaald minimaal marktaandeel uitmaken of zeer beperkt territoriaal verspreid zijn. ï

2. Wanneer de nationale regelgevende instanties ð of andere bevoegde instanties ï administratieve bijdragen heffen, publiceren zij een jaarlijks overzicht van hun administratieve kosten en het totale bedrag van de geïnde bijdragen. In het licht van het verschil tussen het totale bedrag aan vergoedingen en het totale bedrag aan administratieve kosten, vinden de nodige aanpassingen plaats.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1317

Scheiding van boekhoudingen en financiële verslaglegging

1. De lidstaten eisen van ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden en die in dezelfde of een andere lidstaat over bijzondere of uitsluitende rechten voor het aanbieden van diensten in andere sectoren beschikken, dat zij:

a) voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten een gescheiden boekhouding voeren, in dezelfde mate als vereist zou zijn wanneer de betrokken activiteiten door juridisch onafhankelijke ondernemingen zouden worden verricht, teneinde alle kosten en inkomsten, met de daarvoor gebruikte berekeningsgrondslag en gedetailleerde toewijzingsmethoden, aan te geven die betrekking hebben op hun activiteiten in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten, met inbegrip van een puntsgewijs overzicht van de vaste activa en de structurele kosten, of

b) een structurele scheiding hebben voor de activiteiten in verband met het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten.

De lidstaten kunnen afzien van de toepassing van de in de eerste alinea genoemde eisen op ondernemingen waarvan de jaaromzet in activiteiten in verband met elektronische-communicatienetwerken of -diensten in de lidstaten minder bedraagt dan 50 miljoen EUR.

2. Wanneer ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden, niet zijn onderworpen aan de vereisten van het vennootschapsrecht en niet beantwoorden aan de MKB-criteria voor de in het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ vastgelegde regels inzake financiële verslaglegging, worden hun financiële verslagleggingen opgesteld, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderworpen en gepubliceerd. De accountantscontrole wordt uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communautaire en nationale voorschriften Ö en voorschriften van de Unie Õ.

Deze eis geldt ook voor de krachtens lid 1, onder a), vereiste gescheiden boekhoudingen.

Afdeling 3 Wijziging en intrekking

ê 2009/140/EG Art. 3, lid 8

ð nieuw

Artikel 1418

Wijziging van rechten en verplichtingen

1. Lidstaten zorgen ervoor dat de rechten, voorwaarden en procedures inzake algemene machtigingen en gebruiksrechten ð voor radiospectrum of voor nummers ï of rechten om faciliteiten te installeren alleen kunnen worden gewijzigd in objectief met redenen omklede gevallen en op evenredige wijze, in voorkomend geval rekening houdend met de specifieke voorwaarden die van toepassing zijn op de overdraagbare gebruiksrechten voor radiofrequenties ð spectrum en voor nummers ï.

2. Tenzij de voorgestelde wijzigingen minimaal zijn en daarover overeenstemming is bereikt met de houder van de rechten of de algemene machtiging, zal het Het voornemen om dergelijke wijzigingen aan te brengen, zal ð onverminderd artikel 35 ï op passende wijze worden bekendgemaakt en de belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, zullen over een adequate termijn kunnen beschikken om hun standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen kenbaar te maken; deze termijn bedraagt behoudens uitzonderlijke gevallen ten minste vier weken.

ò nieuw

Elke wijziging wordt openbaar gemaakt, met vermelding van de redenen daarvoor.

ê 2009/140/EG Art. 3, lid 8 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 19

Ö Beperking of intrekking van rechten Õ

21. De lidstaten mogen de rechten om faciliteiten te installeren of gebruiksrechten voor radiofrequenties Ö spectrum Õ ð of nummers ï niet vóór het verstrijken van de periode waarvoor zij verleend zijn beperken of intrekken, behalve in met redenen omklede gevallen Ö overeenkomstig lid 2 Õen, waar nodig, in overeenstemming met de bijlage Ö I Õ en met de relevante nationale bepalingen inzake compensatie voor de intrekking van rechten.

ò nieuw

2. Overeenkomstig de noodzaak te zorgen voor het doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum of de uitvoering van de krachtens Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde geharmoniseerde voorwaarden, kunnen de lidstaten de intrekking van rechten toestaan, onder meer van die met een minimumduur van 25 jaar, op basis van vooraf vastgestelde procedures en in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie.

3. Een wijziging in het gebruik van radiospectrum als gevolg van de toepassing van artikel 45, leden 4 of 5, rechtvaardigt op zichzelf niet de intrekking van een recht om radiospectrum te gebruiken.

4. Elk voornemen om machtigingen of individuele gebruiksrechten voor radiospectrum of nummers te beperken of in te trekken, wordt aan een openbare raadpleging onderworpen overeenkomstig artikel 23.

ê 2002/21/EG art. 5 (aangepast)

HOOFDSTUK III

Verstrekking van informatie, onderzoeken en raadplegingsmechanisme

Artikel 520

Verstrekking van informatie Ö Verzoek om informatie aan ondernemingen Õ

ê 2009/140/EG art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten ð , bijbehorende faciliteiten of bijbehorende diensten ïaanbieden, alle, ook financiële, informatie verstrekken die de nationale regelgevende instanties , ð andere bevoegde instanties en BEREC ï nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn, van de besluiten die zijn genomen in overeenstemming ermee en van de specifieke richtlijnen. Met name kunnen de nationale regelgevende instanties van deze ondernemingen verlangen dat zij informatie verstrekken met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen van hun netwerk of diensten die een impact zouden kunnen hebben op de diensten op groothandelsniveau die zij beschikbaar stellen aan concurrenten. ð Zij kunnen ook om informatie over elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten verzoeken die uitgesplitst is op lokaal niveau en voldoende gedetailleerd is zodat de nationale regelgevende instantie het geografische onderzoek kan voeren en overeenkomstig artikel 22 digitale uitsluitingsgebieden kan aanwijzen. Overeenkomstig artikel 29 kunnen de nationale regelgevende instanties ondernemingen die opzettelijk misleidende, foutieve of onvolledige informatie verstrekken, een sanctie opleggen. ï 

Van ondernemingen met een aanmerkelijke macht op groothandelsmarkten kan ook worden verlangd dat zij gegevens verstrekken over de detailhandelsmarkten die verbonden zijn met die groothandelsmarkten.

ò nieuw

Nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties kunnen ook de centrale informatiepunten die zijn opgericht overeenkomstig Richtlijn 2014/61/EU inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid, om informatie verzoeken.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 5

ð nieuw

Ondernemingen verstrekken dergelijke informatie op verzoek onverwijld en volgens de door de nationale regelgevende instantie vastgestelde termijnen en mate van detail. De door de nationale regelgevende instantie gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taak. De nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie noemt de redenen voor haar verzoek om informatie en behandelt de informatie overeenkomstig lid 3.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties Ö en andere bevoegde instanties Õ de Commissie, op met redenen omkleed verzoek, de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar taken uit hoofde van het Verdrag te vervullen. De door de Commissie gevraagde informatie dient in evenredigheid te zijn met de uitvoering van die taken. Wanneer de verstrekte informatie betrekking heeft op informatie die voordien door ondernemingen op verzoek van de nationale regelgevende instantie is verstrekt, worden die ondernemingen daarvan in kennis gesteld. Behoudens een uitdrukkelijk en met redenen omkleed andersluidend verzoek van de instantie die de informatie verschaft, stelt de Commissie de verstrekte informatie voor zover nodig aan een andere nationale regelgevende instantie in een andere lidstaat beschikbaar.

Onder voorbehoud van de vereisten van lid 3 zorgen de lidstaten ervoor dat de aan één nationale regelgevende instantie verstrekte informatie aan een andere regelgevende instantie in dezelfde of een andere lidstaat ð en aan BEREC ï na een met redenen omkleed verzoek ter beschikking kan worden gesteld, indien zulks nodig is om de respectieve instanties ð  of BEREC ï in staat te stellen hun taken uit hoofde van het communautaire recht Ö recht van de Unie Õ te vervullen.

3. Wanneer informatie door een nationale regelgevende instantie Ö of andere bevoegde instantie Õ in overeenstemming met de communautaire en nationale voorschriften Ö nationale en Unievoorschriften Õ betreffende vertrouwelijke bedrijfs- of fabricagegegevens ð of de bescherming van persoonsgegevens ï als vertrouwelijk wordt beschouwd, garanderen de Commissie ð , BEREC ï en de betrokken nationale regelgevende instanties het vertrouwelijke karakter van de verstrekte informatie. ð Overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking weigeren nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties de gevraagde informatie niet te verstrekken aan de Commissie, BEREC of een andere instantie op gronden van vertrouwelijkheid of de noodzaak om de partijen die de informatie hebben verstrekt, te raadplegen. Wanneer de Commissie, BEREC of een bevoegde instantie zich ertoe verbindt de vertrouwelijkheid te eerbiedigen van informatie die als zodanig is aangemerkt door de instantie die over de informatie beschikt, deelt de laatstgenoemde deze informatie op verzoek met het vastgestelde doel, zonder dat de partijen die de informatie hebben verstrekt, moeten worden geraadpleegd. ï 

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï, handelend in overeenstemming met de nationale regels inzake de toegang van het publiek tot informatie en met inachtneming van de communautaire en nationale voorschriften Ö nationale en Unievoorschriften Õ betreffende het zakengeheim ð en de bescherming van persoonsgegevens ï, de informatie publiceren die kan bijdragen tot een open en concurrerende markt.

5. De nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï  publiceren de voorwaarden voor de toegang van het publiek tot informatie als bedoeld in lid 4, met inbegrip van de procedures voor het verkrijgen van die toegang.

ê 2002/20/EG

ð nieuw

Artikel 1121

Informatie die moet worden verstrekt in het kader van de algemene machtiging, voor gebruiksrechten en voor specifieke verplichtingen

1. Onverminderd de informatie- en rapportageverplichtingen krachtens andere nationale wetgeving dan de algemene machtiging mogen de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï de ondernemingen in het kader van de algemene machtiging, de gebruiksrechten of de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, enkel verzoeken om informatie die passend en objectief gerechtvaardigd is voor:

ê 2009/140/EG art. 3, lid 7, onder a) (aangepast)

a) controle, hetzij systematisch, hetzij per geval, op de naleving van de voorwaarden 1 en 2 van deel A, voorwaarden 2 en 6 van deel B Ö D Õ en voorwaarden 2 en 7 van deel C Ö E Õ van de bijlage Ö I Õ en op de naleving van de in artikel 136, lid 2, genoemde verplichtingen;

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

b) controle per geval op de naleving van de voorwaarden genoemd in the bijlage I wanneer een klacht is ontvangen, wanneer de nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie andere redenen heeft om aan te nemen dat aan een voorwaarde niet wordt voldaan, of wanneer de nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie op eigen initiatief een onderzoek heeft verricht;

c) procedures voor en evaluatie van aanvragen om verlening van gebruiksrechten;

d) publicatie van vergelijkende overzichten van kwaliteit en prijs van diensten ten behoeve van de consumenten;

e) duidelijk omschreven statistische doeleinden;

f) marktonderzoek voor de toepassing van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) of Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn);

ê 2009/140/EG art. 3, lid 7, onder b)

ð nieuw

g) het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiofrequenties ð spectrum en van nummervoorraden ï;

h) het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de groothandelsdiensten die beschikbaar zijn gesteld aan concurrenten ð , voor de voor eindgebruikers beschikbare connectiviteit of voor de aanwijzing van digitale uitsluitingsgebieden ï.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 7, onder c)

De in de punten a), b), d), e), f), g) en h) van de eerste alinea bedoelde informatie mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.

ò nieuw

2. Wat de gebruiksrechten voor radiospectrum betreft, heeft dergelijke informatie met name betrekking op het doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum alsook op de naleving van de dekking en de kwaliteit van de dienstverplichtingen die zijn gekoppeld aan de gebruiksrechten voor radiospectrum en de verificatie ervan.

ê 2002/20/EG

ð nieuw

23. Wanneer de nationale regelgevende instanties ð of andere bevoegde instanties ï ondernemingen verplichten informatie te verstrekken als bedoeld in lid 1, delen zij hun mee voor welk specifiek doel de informatie zal worden gebruikt.

ò nieuw

4. Nationale regelgevende instanties of andere bevoegde instanties mogen geen dubbele verzoeken om informatie doen wanneer bij BEREC reeds een verzoek is gedaan overeenkomstig artikel 30 van Verordening [xxxx/xxxx/EG ( de BEREC-verordening)] 93 .

Artikel 22

Geografisch onderzoek van de uitrol van netwerken

1. De nationale regelgevende instanties voeren een geografisch onderzoek naar het bereik van elektronische-communicatienetwerken die breedbanddiensten kunnen leveren ("breedbandnetwerken") binnen drie jaar na [omzettingstermijn van de richtlijn] en werken dat minstens om de drie jaar bij.

Dat geografisch onderzoek bestaat uit:

a) een onderzoek van het actuele geografische bereik van breedbandnetwerken op hun grondgebied, met name om de taken uit te voeren die zijn opgelegd door de artikelen 62 en 65, en door artikel 81, en om verplichtingen op te leggen overeenkomstig artikel 66, en voor de onderzoeken die vereist zijn voor de toepassing van de regels inzake staatssteun; en

b) een prognose voor drie jaar over het bereik van breedbandnetwerken op hun grondgebied, die is gebaseerd op de informatie die is verzameld overeenkomstig het bepaalde onder a), wanneer die beschikbaar en relevant is.

Deze prognose geeft de economische vooruitzichten weer voor de sector elektronische-communicatienetwerken en investeringsvoornemens van exploitanten ten tijde van het verzamelen van de gegevens, teneinde de beschikbare connectiviteit in verschillende gebieden te kunnen vaststellen. Deze prognose bevat informatie over de geplande uitrol door ondernemingen of door de overheid, met name van netwerken met zeer hoge capaciteit en belangrijke moderniseringen of uitbreidingen van bestaande breedbandnetwerken, tenminste tot de prestaties van toegangsnetwerken van de volgende generatie. Met dat doel verzoeken de nationale regelgevende instanties ondernemingen om relevante informatie te verstrekken over de geplande uitrol van dergelijke netwerken.

De in het onderzoek verzamelde informatie bevat in passende mate plaatselijke bijzonderheden en bevat voldoende informatie over de kwaliteit van de diensten en de parameters daarvan.

2. De nationale regelgevende instanties kunnen een "digitaal uitsluitingsgebied" aanwijzen dat overeenstemt met een gebied dat duidelijk territoriaal begrensd is en waarvoor op grond van de overeenkomstig lid 1 verzamelde informatie is vastgesteld dat voor de duur van de betrokken prognosetermijn, geen onderneming of overheid een netwerk met zeer hoge capaciteit heeft uitgerold en dat ook niet van plan is, of zijn netwerk niet heeft gemoderniseerd of uitgebreid tot een downloadsnelheid van ten minste 100 Mbps en dat ook niet van plan is. De nationale regelgevende instanties maken de aangewezen digitale uitsluitingsgebieden bekend.

3. In een aangewezen digitaal uitsluitingsgebied kunnen de nationale regelgevende instanties een oproep richten tot alle ondernemingen om te verklaren dat zij voornemens zijn netwerken met zeer hoge capaciteit uit te rollen voor de duur van de betrokken prognoseperiode. De nationale regelgevende instantie specificeert de informatie die in dergelijke inschrijvingen moet worden opgenomen, om ten minste een soortgelijke mate van detail te garanderen als die waarmee rekening is gehouden in de prognose bedoeld in lid 1, onder b). Zij deelt ook elke onderneming die blijk geeft van belangstelling, mee of het aangewezen digitale uitsluitingsgebied wordt gedekt of waarschijnlijk zal worden gedekt door een toegangsnetwerk van de volgende generatie (NGA) dat downloadsnelheden biedt van minder dan 100 Mbps, op basis van de informatie die overeenkomstig lid 1, onder b) is verzameld.

4. Wanneer de nationale regelgevende instanties maatregelen nemen overeenkomstig lid 3, doen zij dat op basis van een efficiënte, objectieve, transparante en niet-discriminerende procedure, waarbij geen enkele onderneming a priori wordt uitgesloten. Het niet verstrekken van informatie overeenkomstig lid 1, onder b), of het niet reageren op de oproep voor blijken van belangstelling overeenkomstig lid 3, kan worden beschouwd als misleidende informatie overeenkomstig de artikelen 20 of 21.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de lokale, regionale en nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toewijzing van openbare middelen voor de uitrol van elektronische-communicatienetwerken, voor het ontwerp van nationale breedbandplannen, voor het vaststellen van dekkingsverplichtingen gekoppeld aan gebruiksrechten voor radiospectrum en voor de controle van de beschikbaarheid van diensten die onder de universeledienstverplichting op hun grondgebied vallen, rekening houden met de resultaten van de onderzoeken en van de aangewezen digitale uitsluitingsgebieden die zijn uitgevoerd in overeenstemming met de leden 1, 2 en 3, en dat de nationale regelgevende instanties dergelijke resultaten verstrekken, op voorwaarde dat de ontvangende autoriteit hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid en bescherming van bedrijfsgeheimen als de informatieverstrekkende autoriteit waarborgt. Deze resultaten worden ook ter beschikking gesteld van BEREC en de Commissie, op hun verzoek en onder dezelfde voorwaarden.

6. De nationale regelgevende instanties kunnen informatie-instrumenten voor eindgebruikers beschikbaar stellen om hen te helpen bij het bepalen van de beschikbaarheid van connectiviteit in verschillende gebieden, met een mate van gedetailleerdheid die nuttig is ter staving van hun keuze in termen van connectiviteitsdiensten, in lijn met de verplichtingen van de nationale regelgevende instantie inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie en bedrijfsgeheimen.

7. Uiterlijk op [datum] stelt BEREC met het oog op de consistente toepassing van geografische onderzoeken en prognoses, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, richtsnoeren vast om nationale regelgevende instanties te helpen bij de consistente uitvoering van de krachtens dit artikel op hen rustende verplichtingen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 6 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 623

Raadpleging en transparantie

Behalve in gevallen die vallen onder artikel 732, lid 9, artikel 2026 of artikel 21 27, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer de nationale regelgevende instanties Ö of andere bevoegde instanties Õ voornemens zijn krachtens deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen maatregelen te nemen, dan wel wanneer zij voornemens zijn krachtens artikel 945, leden 3 en 44 en 5, beperkingen vast te stellen die een belangrijke impact op de betrokken markt hebben, de belanghebbende partijen de mogelijkheid wordt geboden binnen een redelijke periode opmerkingen over de ontwerpmaatregel in te dienenð , rekening houdend met de complexiteit van de materie, en in elk geval niet binnen een periode van minder dan 30 dagen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden ï.

De nationale regelgevende instanties Ö en andere bevoegde instanties Õ publiceren hun nationale raadplegingsprocedures.

De lidstaten dragen zorg voor de oprichting van een enkel informatiepunt waar inzage verkregen kan worden in alle lopende raadplegingsprocedures.

De resultaten van de raadpleging worden door de nationale regelgevende instanties openbaar gemaakt, behalve in geval van vertrouwelijke informatie overeenkomstig het communautair en  Ö recht van de Unie en het Õ nationaal recht betreffende zakelijke vertrouwelijkheid.

ê 2002/22/EG

Artikel 3324

Overleg met belanghebbenden

ê 2009/136/EG art. 1, lid 23, onder a)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties in passende mate rekening houden met de standpunten van eindgebruikers, consumenten (met inbegrip van met name consumenten met een handicap), fabrikanten en ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten aanbieden over aangelegenheden die verband houden met alle eindgebruikers- en consumentenrechten met betrekking tot openbare elektronischecommunicatiediensten, met name wanneer zij een belangrijke invloed hebben op de markt.

Met name zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties een raadplegingsmechanisme opzetten dat waarborgt dat bij hun besluitvorming inzake vraagstukken die verband houden met al de rechten van eindgebruikers en consumenten wat openbare elektronischecommunicatiediensten betreft op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de consument op het gebied van elektronische communicatie.

ê 2002/22/EG

2. Indien nodig kunnen belanghebbende partijen, met advies van de nationale regelgevende instanties, mechanismen ontwikkelen, waarbij consumenten, gebruikersgroepen en aanbieders van diensten worden betrokken, teneinde de algehele kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren door onder meer gedragscodes en functioneringsnormen te ontwikkelen en bij te houden.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 23, onder b) (aangepast)

3. Onverminderd de met het Gemeenschapsrecht Ö van de Unie Õstrokende nationale voorschriften ter bevordering van doelstellingen op het gebied van cultuur- en mediabeleid, zoals culturele en taaldiversiteit en mediapluralisme, kunnen de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde overheden de samenwerking bevorderen tussen de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten en de sectoren die geïnteresseerd zijn in de bevordering van wettelijke inhoud in elektronischecommunicatienetwerken en -diensten. Deze samenwerking kan ook de coördinatie omvatten van de informatie van algemeen belang die ingevolge artikel 96, lid 3, en de tweede alinea van artikel 95, lid 1, ter beschikking moet worden gesteld.

ê 2002/22/EG

Artikel 3425

Buitengerechtelijke beslechting van geschillen

ê 2009/136/EG art. 1, lid 24 (aangepast)

ð nieuw

1. De lidstaten zorgen ervoor dat Ö consumenten toegang hebben tot Õ transparante, niet-discriminatoire, eenvoudige Ö , snelle, billijke Õ en goedkope buitengerechtelijke procedures beschikbaar zijn voor het behandelen van Ö hun Õ niet-beslechte geschillen die, in het kader van deze richtlijn, ontstaan tussen consumenten en Ö met Õ ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten ð andere openbare elektronische-communicatiediensten ï aanbieden ð dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, ï en die betrekking hebben op de contractuele voorwaarden en/of prestaties van contracten voor het beschikbaar stellen van die netwerken en/of diensten. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat Ö stellen de nationale regelgevende instantie in staat om als geschillenbeslechtingsentiteit op te treden. Õ dDie procedures Ö voldoen aan de kwaliteitsvereisten van hoofdstuk II van Richtlijn 2013/11/EU. Õ een eerlijke en vlotte beslechting van geschillen mogelijk maken, en kunnen in gerechtvaardigde gevallen een regeling voor terugbetaling en/of schadevergoeding invoeren. Door middel van deze procedures is het mogelijk geschillen op onpartijdige wijze bij te leggen en zij ontnemen de consument niet het recht op juridische bescherming overeenkomstig de nationale wetgeving. De lidstaten kunnen deze verplichtingen uitbreiden tot geschillen waarbij ð toegang tot deze procedures verlenen ï Ö aan Õ andere eindgebruikers zijn betrokken ð , met name kleine en middelgrote ondernemingen. ï 

ê 2002/22/EG (aangepast)

ð nieuw

2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun wetgeving geen belemmeringen bevat voor de instelling van klachtenloketten en online-diensten op geschikt territoriaal niveau om de toegang voor consumenten en Ö andere Õ eindgebruikers tot geschillenbeslechting te vergemakkelijken. ð Op geschillen waarbij consumenten betrokken zijn en die binnen de werkingssfeer van Verordening (EU) 524/2013 vallen, zijn de bepalingen van die verordening van toepassing op voorwaarde dat de betrokken geschillenbeslechtingsentiteit ter kennis van de Commissie is gebracht overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2013/11/EU. ï 

3. Indien partijen uit verschillende lidstaten bij het geschil betrokken zijn, coördineren de lidstaten hun inspanningen om het geschil te beslechten Ö , onverminderd de bepalingen van Richtlijn 2013/11/EU Õ.

4. Dit artikel geldt onverminderd nationaal procesrecht.

ê 2002/21/EG

Artikel 2026

Beslechting van geschillen tussen ondernemingen

ê 2009/140/EG art. 1, lid 22 (aangepast)

ð nieuw

1. Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een geschil in verband met de bestaande verplichtingen ontstaat tussen ondernemingen die diensten aanbieden waarbij een van de partijen een onderneming is die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbiedt in een lidstaat, tussen dergelijke ondernemingen en andere ondernemingen in de lidstaat die profiteert van de verplichtingen op het gebied van toegang en/of interconnectie, ð of tussen ondernemingen die elektronische- communicatienetwerken of -diensten aanbieden in een lidstaat en aanbieders van bijbehorende faciliteiten, ï  neemt de betrokken nationale regelgevende instantie op verzoek van een van beide partijen en zonder afbreuk te doen aan lid 2, een bindend besluit om het geschil te beslechten, en wel zo spoedig mogelijk of in ieder geval binnen vier maanden, met uitzondering van uitzonderlijke omstandigheden. De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat alle partijen volledig met de nationale regelgevende instantie samenwerken.

ê 2002/21/EG (aangepast)

2. De lidstaten kunnen bepalen dat de nationale regelgevende instanties kunnen besluiten een geschil niet op te lossen door middel van een bindend besluit wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden bijdragen tot het tijdige beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 38. De nationale regelgevende instantie stelt de partijen daarvan onverwijld in kennis. Indien het geschil na 4 maanden niet is beslecht en indien het geschil door de eisende partij nog niet voor de rechter is gebracht, neemt de regelgevende instantie op verzoek van een van de partijen een bindend besluit om het geschil zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen 4 maanden, te beslechten.

3. Bij het beslechten van een geschil laat de nationale regelgevende instantie zich leiden door het nastreven van de doelstellingen van artikel 38. De verplichtingen die de nationale regelgevende instantie aan een onderneming oplegt in het kader van het oplossen van een geschil moeten voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn of van de bijzondere richtlijnen.

4. Het besluit van de nationale regelgevende instantie wordt openbaar gemaakt, met inachtneming van het zakengeheim. Het besluit dient voor de betrokken partijen volledig met redenen te worden omkleed.

5. De procedure van de leden 1, 3 en 4 laat het recht van elk der partijen om bij de rechterlijke instanties een procedure in te leiden, onverlet.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 23 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 2127

Beslechting van grensoverschrijdende geschillen

1. Wanneer op een onder deze richtlijn of de bijzondere richtlijnen vallend gebied een grensoverschrijdend geschil ontstaat Ö tussen ondernemingen in verschillende lidstaten Õ , en indien dat onder de bevoegdheid van nationale regelgevende instanties van ten minste twee lidstaten valt, is de procedure van de leden 2, 3 en 4 van toepassing. ð Deze bepalingen zijn niet van toepassing op geschillen betreffende radiospectrumcoördinatie die onder artikel 28 vallen. ï

2. Elke partij kan het geschil voorleggen aan de betrokken nationale regelgevende Ö instantie of Õinstanties. De bevoegde nationale regelgevende Ö instantie of Õ instanties coördineren hun werkzaamheden en hebben het recht BEREC te raadplegen ð brengen het geschil ter kennis van BERECï om een consistente oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig de doelstellingen van artikel 83.

Elke nationale regelgevende instanties die bevoegd is in een dergelijk geschil kan BEREC verzoeken een aanbeveling te geven over de maatregelen die moeten worden genomen in overeenstemming met de bepalingen van de kaderrichtlijn en/of de bijzondere richtlijnen om het geschil op te lossen.

ò nieuw

3. BEREC brengt een advies uit waarin aan de nationale regelgevende instantie of instanties wordt aangegeven om specifieke maatregelen te nemen om het geschil op te lossen of om geen maatregelen te nemen, op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen vier maanden, behalve in uitzonderlijke omstandigheden.

ê 2002/21/EG art. 1, lid 23

Wanneer een dergelijk verzoek is gericht tot BEREC moet de nationale regelgevende instantie met bevoegdheid voor alle aspecten van het geschil het advies van BEREC afwachten alvorens maatregelen te nemen om het geschil op te lossen, onverminderd de mogelijkheid voor nationale regelgevende instanties om daar waar nodig urgente maatregelen te nemen.

ò nieuw

4. De betrokken nationale regelgevende instantie of instanties wachten het advies van BEREC af alvorens maatregelen te nemen om het geschil op te lossen. In uitzonderlijke omstandigheden kan een bevoegde nationale regelgevende instantie, wanneer er een dringende noodzaak is om te handelen teneinde de concurrentie te waarborgen of de belangen van eindgebruikers te beschermen, hetzij op verzoek van de partijen, hetzij op eigen initiatief, voorlopige maatregelen vaststellen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 23 (aangepast)

ð nieuw

Verplichtingen die ondernemingen worden opgelegd door de nationale regelgevende instanties in het kader van de beslechting  van een geschil zijn in overeenstemming met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

5. Alle door een nationale regelgevende instantie aan een onderneming opgelegde verplichtingen om een geschil op te lossen Ö als onderdeel van de oplossing van een geschil Õ moeten de bepalingen van deze richtlijn of de bijzondere richtlijn in acht nemen en zoveel mogelijk rekening houden met de door BEREC gegeven aanbeveling ð , en worden binnen een maand na die aanbeveling vastgesteld ï .

ê 2009/140/EG art. 1, lid 23, gewijzigd bij rectificatie, PB L 241 van 10.9.2013, blz. 8.

3. De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde nationale regelgevende instanties gezamenlijk besluiten een geschil niet te beslechten wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden kunnen bijdragen tot het tijdig beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 8.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 23

Zij stellen de partijen onverwijld daarvan in kennis. Wanneer het geschil binnen vier maanden niet is beslecht, indien het geschil niet voor de rechter is gebracht en indien een van beide partijen daarom verzoekt, coördineren de nationale regelgevende instanties hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig artikel 8, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de door BEREC gegeven aanbeveling.

46. De procedure van lid 2, laat het recht van elk van beide partijen onverlet om een zaak bij de rechtbank aanhangig te maken.

ò nieuw

Artikel 28

Radiospectrumcoördinatie tussen lidstaten

1. De lidstaten en hun nationale bevoegde instanties zorgen ervoor dat het gebruik van radiospectrum op hun grondgebied zodanig wordt georganiseerd dat geen andere lidstaat wordt belemmerd, met name door grensoverschrijdende schadelijke interferentie tussen de lidstaten, in het toestaan van het gebruik op zijn grondgebied van geharmoniseerd radiospectrum overeenkomstig de wetgeving van de Unie.

Zij nemen daartoe alle nodige maatregelen onverminderd hun verplichtingen krachtens het internationaal recht en de relevante internationale overeenkomsten, zoals de radioregelgeving van de ITU.

2. De lidstaten werken via de Beleidsgroep Radiospectrum met elkaar samen inzake de grensoverschrijdende coördinatie van het gebruik van radiospectrum teneinde:

(a) de naleving van lid 1 te waarborgen;

(b)alle problemen of geschillen in verband met de grensoverschrijdende coördinatie of grensoverschrijdende schadelijke interferentie op te lossen.

3. Elke betrokken lidstaat en de Commissie kunnen de Beleidsgroep Radiospectrum verzoeken om van haar goede diensten gebruik te maken en, in voorkomend geval, in een advies een gecoördineerde oplossing voor te stellen, teneinde de lidstaten te helpen de leden 1 en 2 na te leven.

4. Op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief kan de Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum, uitvoeringsmaatregelen vaststellen om grensoverschrijdende schadelijke interferenties tussen twee of meer lidstaten op te lossen, die hen ervan weerhouden op hun grondgebied gebruik te maken van het geharmoniseerde radiospectrum. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Titel III: Uitvoering

ê 2009/140/EG art. 1, lid 24 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 21 bis29

Sancties

De lidstaten stellen ð zo nodig ï de regels vast inzake de sancties ð , boetes en periodieke boetes ï die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn ð of een relevant juridisch besluit van de nationale regelgevende instantie of andere bevoegde instantie ï en de bijzondere richtlijnen vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. ð  Binnen de grenzen van het nationale grondwettelijke recht beschikken de nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties over de bevoegdheid om dergelijke sancties op te leggen. ï De aldus vastgestelde sancties moeten passend, doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op woensdag 25 mei 2011 Ö [datum voor omzetting] Õ in kennis van deze bepalingen en delen haar eventuele latere wijzigingen onverwijld mee.

ê 2002/20/EG art. 10

Artikel 1030

Nakoming van de voorwaarden voor de algemene machtiging of voor gebruiksrechten, alsmede van specifieke verplichtingen

ê 2009/140/EG art. 3, lid 6, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. ð De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties toezicht houden ï De nationale regelgevende instanties toezicht op de naleving van de voorwaarden van de algemene machtiging of van het gebruik van gebruiksrechten ð voor radiospectrum en voor nummers, ï en met de specifieke in artikel 613, lid 2, bedoelde verplichtingen overeenkomstig artikel 11. ð en met de verplichting om radiospectrum daadwerkelijk en efficiënt te gebruiken overeenkomstig de artikelen 4, 45 en 47, leden 1 en 2. ï 

De nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï kunnen eisen dat ondernemingen die onder de algemene machtiging vallende elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden of gebruiksrechten hebben ten aanzien van radio ð spectrum ï frequenties of nummers, de nodige informatie verstrekken om na te gaan of wordt voldaan aan de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of aan de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, Ö of  artikel 47, leden 1 end 2, Õovereenkomstig artikel 1121.

2. Indien een nationale regelgevende ð bevoegde ïinstantie van oordeel is dat een onderneming niet voldoet aan een of meer voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of aan de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, deelt zij dit aan de onderneming mee en geeft zij de onderneming een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken.

3. De instantie in kwestie kan eisen dat de in lid 2 bedoelde inbreuk wordt gestopt, hetzij onmiddellijk hetzij binnen een redelijke termijn en neemt passende en evenredige maatregelen met het oog op naleving.

In dit verband mogen de lidstaten de desbetreffende instanties de bevoegdheid geven om het volgende op te leggen:

a) ontmoedigende geldelijke sancties waar zulks passend is, waaronder eventueel periodieke sancties met terugwerkende kracht; en

b) opdracht om de levering van een dienst of dienstenpakket te staken die bij voortzetting zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging, zolang de toegangsverplichtingen die na een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 16 65 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) zijn opgelegd, niet worden nageleefd.

De maatregelen en de daaraan ten grondslag liggende redenen worden onverwijld meegedeeld aan de onderneming met opgave van een redelijke termijn binnen welke de onderneming aan de maatregel moet voldoen.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 6, onder b) (aangepast)

ð nieuw

4. Niettegenstaande het bepaalde in de leden 2 en 3 moeten de lidstaten de desbetreffende instantie de bevoegdheid geven om waar zulks passend is geldelijke sancties op te leggen aan ondernemingen indien zij binnen een door de nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie bepaalde redelijke termijn geen informatie verstrekken overeenkomstig de verplichtingen uit hoofde van artikel 1121, lid 1, onder a) of onder b), van deze richtlijn of van artikel 9 67 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn);

ê 2009/140/EG art. 3, lid 6, onder c) (aangepast)

5. De Ö lidstaten zorgen ervoor dat de Õnationale regelgevende instanties Ö ofen andere bevoegde instanties Õ kunnen, bij ernstige Ö niet-nakoming Õ en herhaaldelijke niet-nakoming van de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of van de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, Ö of van artikel 47, leden 1 of 2, Õ wanneer de in lid 3 van dit artikel bedoelde maatregelen om naleving van de voorwaarden te verzekeren hebben gefaald, een onderneming kunnen beletten verder elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aan te bieden, of de gebruiksrechten opschorten of intrekken. Ö De lidstaten geven de betrokken instantie de bevoegdheid om Õ Ssancties en straffen Ö op te leggen Õ die doelmatig, evenredig en ontmoedigend zijn. Ö Die sancties en straffen Õ kunnen worden toegepast om de periode van een inbreuk te bestrijken, zelfs indien de inbreuk vervolgens is rechtgezet.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 6, onder d) (aangepast)

6. Ongeacht het bepaalde in de leden 2, 3 en 5 kan de betrokken instantie, wanneer zij over bewijzen beschikt dat een inbreuk op de voorwaarden voor de algemene machtiging of de gebruiksrechten of op de specifieke verplichtingen van artikel 613, lid 2, Ö of  artikel 47 , leden 1 en 2, Õ een directe en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of ernstige economische of bedrijfstechnische problemen voor andere aanbieders of gebruikers van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten tot gevolg zal hebben, in afwachting van een definitief besluit tussentijdse spoedmaatregelen nemen om een eind te maken aan de situatie. De betrokken onderneming krijgt vervolgens een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken en oplossingen voor te stellen. De betrokken onderneming krijgt vervolgens een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken en oplossingen voor te stellen. In voorkomend geval kan de instantie in kwestie de voorlopige maatregelen bevestigen die geldig zijn voor maximaal drie maanden.

ê 2002/20/EG (aangepast)

7. Ondernemingen hebben het recht beroep in te stellen tegen uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen overeenkomstig de in artikel 4 31 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) bedoelde procedure.

ê 2002/21/EG

Artikel 431

Recht van beroep

ê 2009/140/EG art. 1, lid 4, onder a)

ð nieuw

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er op nationaal niveau doeltreffende regelingen voorhanden zijn krachtens welke iedere gebruiker of onderneming die elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten aanbiedt, die door een beslissing van een nationale regelgevende ð bevoegde ïinstantie is getroffen, het recht heeft om tegen die beslissing beroep in te stellen bij een lichaam van beroep dat ð volledig ï onafhankelijk is van de betrokken partijen ð en van elke externe interventie of politieke druk die haar onafhankelijke oordeel over de vraagstukken die haar worden voorgelegd, in gevaar zouden kunnen brengen ï . Dit lichaam, bijvoorbeeld een rechtbank, bezit de nodige deskundigheid om zijn taken effectief te kunnen uitoefenen. De lidstaten dragen er zorg voor dat de feiten van de zaak op afdoende wijze in aanmerking worden genomen en dat er een doeltreffende regeling voor het instellen van beroep aanwezig is.

In afwachting van de uitkomst van het beroep wordt de beslissing van de ð bevoegde ï nationale regelgevende instantie gehandhaafd, behalve wanneer overeenkomstig het nationaal recht voorlopige maatregelen worden verleend.”;»

ê 2002/21/EG

2. Wanneer het in lid 1 genoemde lichaam van beroep geen rechtscollege is, moeten zijn beslissingen altijd schriftelijk met redenen worden omkleed. Voorts moet het in dat geval mogelijk zijn tegen die beslissingen beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 van het Verdrag.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 4, onder b)

ð nieuw

3. De lidstaten verzamelen informatie over het algemene voorwerp van de beroepen, het aantal verzoeken voor beroep, de duur van de beroepsprocedures en het aantal besluiten om voorlopige maatregelen te verlenen. De lidstaten verstrekken die gegevens ð alsook de besluiten en rechterlijke beslissingen ï aan de Commissie, respectievelijk BEREC ingevolge een met redenen omkleed verzoek van de Commissie, respectievelijk BEREC.

Titel IV: Internemarktprocedures

ê 2009/140/EG art. 1, lid 6 (aangepast)

Artikel 732

Consolidatie van de interne markt voor elektronische communicatie

1. De nationale regelgevende instanties houden bij de uitvoering van de in deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen omschreven taken zoveel mogelijk rekening met de doelstellingen van artikel 8 3, waaronder die welke verband houden met de werking van de interne markt.

2. Nationale regelgevende instanties dragen bij tot de ontwikkeling van de interne markt door op transparante wijze met elkaar en met de Commissie en BEREC samen te werken om te zorgen voor de consistente toepassing in alle lidstaten van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen. Hiertoe moeten zij met name samenwerken met de Commissie en BEREC om na te gaan welke soorten instrumenten en oplossingen het meest geschikt zijn om bepaalde soorten situaties op de markt aan te pakken.

3. Behalve wanneer anders bepaald in aanbevelingen of richtsnoeren die zijn vastgesteld op grond van artikel 7ter 34, nadat de in artikel 6 23 bedoelde raadpleging is afgesloten, maakt een nationale regelgevende instantie, wanneer zij voornemens is een maatregel te nemen die:

a) valt binnen de draagwijdte van de artikelen Ö 59, 62, 65 of 66 Õ 15 of 16 van deze richtlijn of de artikelen 5 of 8 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn); en

b) van invloed is op de handel tussen de lidstaten,

de ontwerpmaatregel tegelijkertijd toegankelijk is voor de Commissie, BEREC en de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten, vergezeld van een motivering, overeenkomstig artikel 520, lid 3, en brengt zij de Commissie, BEREC en de andere nationale regelgevende instanties daarvan op de hoogte. De nationale regelgevende instanties, BEREC en de Commissie krijgen een maand de tijd om opmerkingen in te dienen bij de nationale regelgevende instantie in kwestie. De periode van één maand kan niet worden verlengd.

4. Indien een maatregel als bedoeld in lid 3 betrekking heeft op:

a) het definiëren van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling overeenkomstig artikel 15 62, lid 1, zijn gedefinieerd; of

b) het al dan niet aanwijzen van een onderneming die, hetzij individueel of gezamenlijk met anderen, aanzienlijke marktmacht bezit overeenkomstig artikel 1665, leden 3 of 4 , leden 3, 4 of 5,

en van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Commissie de nationale regelgevende instantie heeft meegedeeld dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne Europese markt opwerpt of indien zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van de ontwerpmaatregel met het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õen met name met de in artikel 83 genoemde doelstellingen, wordt de vaststelling van de maatregel met nog eens twee maanden uitgesteld. Deze periode kan niet worden verlengd. De Commissie stelt de andere nationale regelgevende instanties in dat geval in kennis van haar voorbehouden.

5. De Commissie kan binnen de in lid 4 genoemde periode van 2 maanden:

a) een besluit nemen waarmee zij van de betrokken nationale regelgevende instantie verlangt dat deze de ontwerpmaatregel intrekt, en/of

b) het besluit nemen haar voorbehouden bij de in lid 4 bedoelde ontwerpmaatregelen in te trekken.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van BEREC alvorens een besluit te nemen. Het besluit gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet dient te worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel.

6. Uiterlijk zes maanden na de dag waarop de Commissie overeenkomstig lid 5 een besluit heeft genomen waarmee van de nationale regelgevende instantie wordt verlangd dat deze een ontwerpmaatregel intrekt, trekt de nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel in dan wel wijzigt zij deze. Wanneer de ontwerpmaatregel wordt gewijzigd houdt de nationale regelgevende instantie een openbare raadpleging in overeenstemming met de in artikel 623 bedoelde procedures, en stelt zij de Commissie opnieuw in kennis van de gewijzigde ontwerpmaatregel overeenkomstig het bepaalde in lid 3.

7. De betrokken nationale regelgevende instantie houdt zoveel mogelijk rekening met opmerkingen van andere nationale regelgevende instanties, BEREC en de Commissie en kan, uitgezonderd in de in de leden 4 en 5, onder a), genoemde gevallen, de uiteindelijke ontwerpmaatregel goedkeuren en, in voorkomend geval, aan de Commissie meedelen.

8. De nationale regelgevende instantie deelt de Commissie en BEREC alle aangenomen definitieve maatregelen mee die onder artikel 7, lid 3, onder a) en b), Ö van dit artikel Õ vallen.

9. In uitzonderlijke omstandigheden kan een nationale regelgevende instantie die oordeelt dat er een dringende noodzaak is om te handelen, in afwijking van de procedure genoemd in de leden 3 en 4, teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen, onmiddellijk evenredige en voorlopige maatregelen vaststellen. Zij deelt die maatregelen onverwijld volledig met redenen omkleed mede aan de Commissie, de andere nationale regelgevende instanties en BEREC. Een besluit van de nationale regelgevende instantie om dergelijke maatregelen permanent te maken of de periode waarvoor zij van toepassing zijn, te verlengen, valt onder de bepalingen van de leden 3 en 4.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 7 (aangepast)

Artikel 7 bis33

Procedure voor de consequente toepassing van oplossingen

1. Wanneer een maatregel in het kader van artikel 732, lid 3, voorgenomen maatregel bedoeld is om een verplichting voor een exploitant op te leggen, te wijzigen of in te trekken in toepassing van artikel 16 65 in samenhang met de artikelen 5 59 en 967 tot en met 13 bis 74 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) en artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), kan de Commissie, binnen de periode van één maand als bepaald in artikel 732, lid 3, van deze richtlijn, de betrokken nationale regelgevende instantie en BEREC in kennis stellen van redenen waarom dat zij vindt dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of van de ernstige twijfels die zij heeft omtrent de verenigbaarheid van de maatregel met het Gemeenschapsrecht Ö recht van de Unie Õ. In een dergelijk geval wordt het vaststellen van de maatregel uitgesteld tot drie maanden na de kennisgeving van de Commissie.

Bij uitblijven van een dergelijke kennisgeving kan de betrokken nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel vaststellen, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met eventuele opmerkingen die door de Commissie, BEREC of door andere nationale regelgevende instanties zijn gemaakt.

2. Binnen de periode van drie maanden zoals genoemd in lid 1, werken de Commissie, BEREC en de betreffende nationale regelgevende instantie nauw samen, om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen in het licht van de doelstellingen van artikel 83, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om te zorgen voor de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk.

3. Binnen zes weken vanaf het begin van de periode van drie maanden als bedoeld in lid 1, brengt BEREC, handelend met een meerderheid van zijn leden, advies uit over de kennisgeving van de Commissie als bedoeld in lid 1, geeft aan of het van mening is dat de ontwerpmaatregel moet worden gewijzigd of ingetrokken en doet hiertoe zo nodig specifieke voorstellen. Dit advies is met redenen omkleed en wordt openbaar gemaakt.

4. Indien BEREC in zijn advies de ernstige twijfels van de Commissie deelt, werkt het nauw samen met de betrokken nationale regelgevende instantie, om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen. Vóór het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden kan de nationale regelgevende instantie:

a) de ontwerpmaatregel wijzigen of intrekken, zoveel mogelijk rekening houdend met de in lid 1 bedoelde kennisgeving van de Commissie en de adviezen van BEREC;

b) de ontwerpmaatregel handhaven.

5. Indien BEREC de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt of geen advies uitbrengt, of indien de nationale regelgevende instantie de ontwerpmaatregel overeenkomstig lid 4 wijzigt of handhaaft, kan de Commissie De Commissie kan binnen een maand na het einde van de in lid 1 bedoelde periode van drie maanden en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC:

a) een aanbeveling doen waarin van de betrokken nationale regelgevende instantie wordt verlangd de ontwerpmaatregel te wijzigen of in te trekken en waarin zij haar aanbeveling met redenen omkleed, vooral wanneer BEREC de ernstige twijfels van de Commissie niet deelt, en specifieke voorstellen hiertoe voorstellen;

b) het besluit nemen haar overeenkomstig lid 1 aangegeven voorbehouden in te trekken.

ò nieuw

c) een besluit nemen waarin van de betrokken nationale regelgevende instantie wordt verlangd de ontwerpmaatregel in te trekken, wanneer BEREC de ernstige twijfels van de Commissie deelt. Het besluit gaat vergezeld van een gedetailleerde en objectieve analyse van de redenen waarom de Commissie van mening is dat de ontwerpmaatregel niet dient te worden genomen, samen met specifieke voorstellen tot wijziging van de ontwerpmaatregel. In dat geval is de in artikel 32, lid 6, bedoelde procedure van overeenkomstige toepassing.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 7 (aangepast)

6. Binnen een maand na de aanbeveling van de Commissie overeenkomstig lid 5, onder a), of de intrekking van haar voorbehouden overeenkomstig lid 5, onder b), Ö van dit artikel Õ deelt de betrokken nationale regelgevende instantie de vastgestelde definitieve maatregel aan de Commissie en BEREC mee.

Deze periode kan worden verlengd om de nationale regelgevende instantie in staat te stellen overeenkomstig artikel 623 een openbare raadpleging te houden.

7. Indien de nationale regelgevende instantie besluit de ontwerpmaatregel niet te wijzigen of in te trekken op basis van de overeenkomstig lid 5, onder a), gedane aanbeveling, dient zij dit met redenen te omkleden.

8. De nationale regelgevende instantie kan de voorgestelde ontwerpmaatregel op elk moment tijdens de procedure intrekken.

Artikel 7 ter34

Uitvoeringsbepalingen

1. Na een openbare raadpleging en na raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, kan de Commissie in verband met artikel 732 aanbevelingen en/of richtsnoeren aannemen tot vaststelling van het formaat, de inhoud en de gedetailleerdheid van de in artikel 732, lid 3, bedoelde kennisgeving, alsmede van de omstandigheden waaronder kennisgeving niet vereist zou zijn, en de wijze waarop de termijnen worden berekend.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen worden volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2, vastgesteld.

ò nieuw

HOOFDSTUK II

Consistente toewijzing van spectrum

Artikel 35

Peerreviewprocedure

1. Wat het beheer van radiospectrum betreft, krijgen de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid om ten minste het volgende te bepalen:

(a)in het geval van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum, de selectieprocedure, in het kader van artikel 54;

(b)de criteria om als bieder in aanmerking te komen, in voorkomend geval, in het kader van artikel 48, lid 4;

(c)de parameters van de maatregelen voor de economische waardering van spectrum, zoals de reserveprijs, in het kader van artikel 42;

(d)de duur van de gebruiksrechten en de voorwaarden voor verlenging in overeenstemming met de artikelen 49 en 50;

(e)maatregelen ter bevordering van de concurrentie overeenkomstig artikel 52, indien nodig;

(f)de voorwaarden met betrekking tot de toewijzing en overdracht, met inbegrip van handel in en verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum in het kader van artikel 51, het gezamenlijk gebruik van spectrum of draadloze infrastructuur in het kader van artikel 59 lid 3 of de concentratie van gebruiksrechten in het kader van artikel 52, lid 2, onder c) en e); en

(g)de parameters van dekkingsomstandigheden op grond van algemene beleidsdoelstellingen van de lidstaat in dit verband, in het kader van artikel 47.

Bij het nemen van die maatregelen houdt de nationale regelgevende instantie rekening met de relevante nationale beleidsdoelstellingen van de lidstaten alsook andere relevante nationale maatregelen met betrekking tot het beheer van het radiospectrum overeenkomstig het Unierecht en baseert zij haar maatregelen op een grondige en objectieve beoordeling van de concurrerende, technische en economische situatie op de markt.

2. Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is een maatregel te nemen die onder het toepassingsgebied van lid 1, onder a) tot en met g) valt, maakt zij de ontwerpmaatregel, samen met de redenering waarop de maatregel is gebaseerd, tegelijkertijd beschikbaar voor BEREC, de Commissie en de nationale regelgevende instanties in andere lidstaten.

3. Binnen een maand, of langer wanneer de nationale regelgevende instantie instemt met een termijnverlenging, brengt BEREC een met redenen omkleed advies uit over de ontwerpmaatregel, waarin wordt nagegaan of deze maatregel het meest geschikt zou zijn om:

(a)de ontwikkeling van de interne markt en de concurrentie te bevorderen en de voordelen voor de consument te maximaliseren, en in het algemeen de in de artikelen 3 en 45, lid 2, vastgestelde doelstellingen en beginselen te verwezenlijken;

(b)het doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum te garanderen; en

(c)te zorgen voor stabiele en voorspelbare investeringsvoorwaarden voor bestaande en toekomstige gebruikers van het radiospectrum bij het uitrollen van netwerken voor de levering van elektronische-communicatiediensten die afhankelijk zijn van radiospectrum.

Het met redenen omkleed advies vermeldt of de ontwerpmaatregel moet worden gewijzigd, dan wel ingetrokken. In voorkomend geval geeft BEREC specifieke aanbevelingen. De nationale regelgevende instanties en de Commissie kunnen ook opmerkingen over de ontwerpmaatregel maken bij de betrokken nationale regelgevende instantie.

4. Bij het uitvoeren van hun taken uit hoofde van dit artikel houden BEREC en de nationale regelgevende instanties met name rekening met:

(a)de doelstellingen en beginselen waarin deze richtlijn voorziet; elk relevant uitvoeringsbesluit van de Commissie dat is vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn en de Beschikkingen 676/2002/EG en 243/2012/EG;

(a)eventuele specifieke nationale doelstellingen die door de lidstaat in overeenstemming met het recht van de Unie zijn vastgesteld;

(b)de noodzaak te voorkomen dat de mededinging verstoord wordt bij de vaststelling van dergelijke maatregelen;

(c)de resultaten van het meest recente geografische onderzoek van netwerken overeenkomstig artikel 22;

(d)de noodzaak te zorgen voor samenhang met recente en lopende toewijzingsprocedures in andere lidstaten en mogelijke gevolgen voor de handel tussen de lidstaten; en

(e)elk relevante advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

5. De betrokken nationale regelgevende instantie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van BEREC en met de opmerkingen van de Commissie en van andere nationale regelgevende instanties alvorens een definitief besluit te nemen. Zij deelt het definitieve besluit dat is vastgesteld, mee aan BEREC en de Commissie.

Indien de nationale regelgevende instantie besluit de ontwerpmaatregel niet te wijzigen of in te trekken op basis van het overeenkomstig lid 2 van dit artikel uitgebracht met redenen omkleed advies, motiveert zij dat besluit.

De nationale regelgevende instantie kan haar ontwerpmaatregel in elke fase van de procedure intrekken.

6. Bij het opstellen van een ontwerpmaatregel overeenkomstig dit artikel, kunnen de nationale regelgevende instanties BEREC om ondersteuning verzoeken.

7. BEREC, de Commissie, en de betrokken nationale regelgevende instantie werken nauw samen om de meest geschikte en effectieve oplossing vast te stellen in het licht van de regelgevingsdoelstellingen en -beginselen die in deze richtlijn zijn neergelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk te waarborgen.

8. Het definitieve besluit van de nationale regelgevende instantie wordt gepubliceerd.

ê 2002/20/EG (aangepast)

Artikel 836

Geharmoniseerde toewijzing van radiofrequenties

Wanneer het gebruik van radiofrequenties is geharmoniseerd, de voorwaarden en procedures voor toegang zijn overeengekomen en de ondernemingen waaraan de radiofrequenties zullen worden toegewezen, geselecteerd zijn overeenkomstig de internationale overeenkomsten en de communautaire voorschriften Ö Union Õ, verlenen de lidstaten dienovereenkomstig het recht om radiofrequenties te gebruiken. Als in het geval van een gezamenlijke selectieprocedure aan alle aan het gebruiksrecht van de betrokken radiofrequenties gekoppelde voorwaarden is voldaan, mogen de lidstaten geen nadere voorwaarden, bijkomende criteria of procedures opleggen die de correcte toepassing van de gemeenschappelijke toewijzing van dergelijke radiofrequenties beperken, wijzigen of uitstellen.

ò nieuw

Artikel 37

Gezamenlijke machtigingsprocedure voor de toekenning van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum

1. Twee of meer lidstaten kunnen samenwerken met elkaar en met de Commissie en BEREC om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de artikelen 13, 46 en 54, door gezamenlijk de gemeenschappelijke aspecten van een machtigingsprocedure vast te stellen, en ook gezamenlijk de selectieprocedure te voeren voor de toekenning van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum, in voorkomend geval in overeenstemming met een gemeenschappelijk tijdschema, vastgesteld in overeenstemming met artikel 53. De gezamenlijke machtigingsprocedure voldoet aan de volgende criteria:

(a)de individuele nationale machtigingsprocedures worden ingeleid en uitgevoerd door de bevoegde autoriteiten volgens een onderling overeengekomen schema;

(b)zij voorziet in voorkomend geval in gezamenlijke voorwaarden en procedures voor de selectie en toekenning van individuele rechten aan de betrokken lidstaten;

(c)zij voorziet in voorkomend geval in gezamenlijke of vergelijkbare voorwaarden die worden gekoppeld aan de individuele gebruiksrechten voor de betrokken lidstaten, waardoor onder meer gelijkaardige radiospectrumblokken kunnen worden toegekend aan gebruikers;

(d)zij staat te allen tijde open totdat de machtigingsprocedure naar andere lidstaten wordt uitgebreid.

2. Indien de voor de toepassing van lid 1 genomen maatregelen in de werkingssfeer van artikel 35, lid 1, vallen, wordt de procedure van dat artikel tegelijkertijd gevolgd door de betrokken nationale regelgevende instanties.

HOOFDSTUK III

Harmonisatieprocedures

ê 2009/140/EG art. 1, lid 21 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1938

Harmonisatieprocedures

1. De Commissie kan, wanneer zij vaststelt dat verschillen bij de tenuitvoerlegging door de nationale regelgevende instanties ð of door andere bevoegde instanties ï van de in deze richtlijn en de specifieke richtlijnen gespecificeerde taken obstakels opwerpen voor de interne markt, onverminderd  Ö de Õ artikelÖ en Õ 9 Ö 37, 45, 46, lid 3, 47, lid 3, en 53, Õ van deze richtlijn en de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, een aanbeveling doen of een besluit vaststellen inzake de geharmoniseerde toepassing van de bepalingen van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen bij de verwezenlijking van de in artikel 38 uiteengezette doelstellingen.

2. Wanneer de Commissie een aanbeveling doet overeenkomstig lid 1, handelt zij in overeenstemming met de in artikel 22, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ð en andere bevoegde instanties ï bij de uitvoering van hun taken zoveel mogelijk rekening houden met dergelijke aanbevelingen Ö overeenkomstig lid 1 Õ . Wanneer een nationale regelgevende instantie ð of andere bevoegde instantie ïbesluit om een aanbeveling niet op te volgen, brengt zij de Commissie daarvan op de hoogte met vermelding van de motivering van haar standpunt.

3. Besluiten die zijn genomen overeenkomstig lid 1 kunnen enkel de identificatie omvatten van een geharmoniseerde of gecoördineerde aanpak van de volgende aangelegenheden:

(e)de inconsequente uitvoering van algemene benaderingen bij de regelgeving door de nationale regelgevende instanties met betrekking tot de regulering van de communicatie elektronischecommunicatiemarkten ter toepassing van de artikelen 15 62 en 16 65, indien dit een obstakel opwerpt voor de interne markt. Dergelijke besluiten hebben geen betrekking op de specifieke kennisgevingen die overeenkomstig artikel 7 bis33 door de nationale regelgevende instanties worden gedaan.

In een dergelijk geval stelt de Commissie alleen een ontwerpbesluit voor:

na ten minste twee jaar volgend op de goedkeuring van een aanbeveling van de Commissie over hetzelfde onderwerp; en

zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC over de vaststelling van een dergelijk besluit, dat binnen drie maanden na het verzoek van de Commissie door BEREC wordt ingediend;

(f)nummering, met inbegrip van nummerreeksen, de meeneembaarheid van nummers en identificatienummers, nummer- en adresvertaalsystemen en toegang tot de 112-hulpdiensten.

4. Het in lid 1 genoemde besluit, dat niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 22 , lid 3,110, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure  ð onderzoeksprocedure ï met toetsing.

5. BEREC kan de Commissie op eigen initiatief advies verstrekken over de vraag of maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig lid 1.

ê 2002/21/EG

è1 2009/140/EG art. 1, lid 19, onder a)

Artikel 1739

Normalisatie

1. De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure, een lijst van è1 niet-verplichte normen ç en/of specificaties op die moet dienen als basis voor het aanmoedigen van het geharmoniseerde aanbieden van elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten en bijbehorende faciliteiten en diensten. Deze wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd. Waar nodig kan de Commissie volgens de procedure van artikel 22, lid 2, en na raadpleging van het bij Richtlijn 2015/1535/EU 98/34/EC ingestelde Comité, verzoeken dat er normen worden opgesteld door de Europese normalisatie-organisaties (de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN), het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI)).

2. De lidstaten moedigen het gebruik aan van de in lid 1 bedoelde normen en/of specificaties voor het aanbieden van diensten, technische interfaces en/of netwerkfuncties, voor zover dat strikt nodig is om interoperabiliteit van diensten te waarborgen en de keuzevrijheid van de gebruikers te verbeteren.

Zolang niet overeenkomstig lid 1 normen en/of specificaties zijn gepubliceerd, moedigen de lidstaten de toepassing aan van normen en/of specificaties die zijn vastgesteld door Europese normalisatie-organisaties.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 19, onder b)

Indien dergelijke normen en/of specificaties ontbreken, moedigen de lidstaten de toepassing aan van internationale normen of aanbevelingen die door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU), de Europese Conferentie van de administraties van posterijen en van telecommunicatie (CEPT), de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) of de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) zijn aangenomen.

ê 2002/21/EG

Wanneer er internationale normen bestaan, moedigen de lidstaten de Europese normalisatie-organisaties aan om deze normen of de relevante onderdelen daarvan te gebruiken als basis voor de normen die zij ontwikkelen, tenzij dergelijke internationale normen of relevante onderdelen daarvan ondoelmatig zouden zijn.

3. Wanneer de in lid 1 bedoelde normen en/of specificaties niet in toereikende mate zijn toegepast, zodat de interoperabiliteit van diensten in één of meer lidstaten niet kan worden gewaarborgd, kan de toepassing van die normen en/of specificaties verplicht worden gesteld overeenkomstig lid 4, voor zover dat strikt noodzakelijk is om de interoperabiliteit te waarborgen en de keuzevrijheid van de gebruikers te verbeteren.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 19, onder c)

4. Wanneer de Commissie voornemens is de toepassing van bepaalde normen en/of specificaties verplicht te stellen, publiceert zij een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en nodigt zij alle betrokken partijen uit om hun opmerkingen openbaar mee te delen. De Commissie neemt de nodige uitvoeringsmaatregelen en stelt de toepassing van de relevante normen verplicht door deze te vermelden als verplichte normen in de lijst van normen en/of specificaties die wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

5. Wanneer de Commissie van mening is dat de in lid 1 bedoelde normen en/of specificaties niet langer bijdragen tot de levering van geharmoniseerde elektronischecommunicatiediensten of dat zij niet langer beantwoorden aan de behoeften van de consument of de technologische ontwikkeling in de weg staan, schrapt zij die normen en/of specificaties van de in lid 1 bedoelde lijst van normen en/of specificaties volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2.

ê 2002/21/EG

è1 2009/140/EG art. 1, lid 19, onder d)

6. Wanneer de Commissie van mening is dat de in lid 4 bedoelde normen en/of specificaties niet langer bijdragen tot de levering van geharmoniseerde elektronische-communicatiediensten of dat zij niet langer beantwoorden aan de behoeften van de consument of de technologische ontwikkeling in de weg staan, neemt è1 zij passende uitvoeringsmaatregelen en schrapt zij die normen en/of specificaties van de in lid 1 bedoelde lijst van normen en/of specificatiesç.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 19, onder e) (aangepast)

ð nieuw

6 bis7. De uitvoeringsmaatregelen die beogen niet-essentiële elementen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, zoals beschreven in de leden 4 en 6, worden vastgesteld volgens de regelgevende procedure ð onderzoeksprocedure ï met toetsing als bedoeld in artikel 110, lid 422, lid 3.

ê 2002/21/EG

78. Dit artikel geldt niet voor een van de essentiële vereisten, interfacespecificaties of geharmoniseerde normen, waarop Richtlijn 2014/53/EU1999/5/EC van toepassing is.

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 18

Interoperabiliteit van digitale interactieve televisiediensten

1. Om te zorgen voor een vrije informatiestroom, pluralisme van de media en toegang van consumenten tot culturele diversiteit, moedigen de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, lid 2:

   a) leveranciers van digitale interactieve tv-diensten bestemd voor de distributie aan het publiek in de Gemeenschap op digitale interactieve tv-platforms, ongeacht de wijze van transmissie, aan om een open API te gebruiken;

   B) leveranciers van alle voor ontvangst van digitale interactieve televisiediensten bestemde eindapparatuur op interactieve digitale tv-platforms aan om een open API in gebruik te nemen, overeenkomstig de minimumeisen van de relevante normen of specificaties;

   c) leveranciers van digitale tv-diensten en apparatuur om samen te werken bij het aanbieden van interoperabele tv-diensten voor eindgebruikers met een handicap.

2. Onverminderd artikel 5, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) moedigen de lidstaten de eigenaars van API's aan om op billijke, redelijke en niet discriminerende voorwaarden alsmede tegen passende vergoeding alle nodige informatie ter beschikking te stellen om leveranciers van digitale interactieve tv-diensten in staat te stellen alle, door de API ondersteunende diensten met volledige functionaliteit te leveren.

Titel V: Veiligheid en integriteit

ê 2009/140/EG art. 1, lid 15 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 13 bis40

Veiligheid en integriteit Ö van netwerken en diensten Õ

1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden passende technische en organisatorische maatregelen nemen om de risico’s voor de veiligheid van hun netwerken of diensten goed te beheersen. Deze maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een veiligheidsniveau dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen. Er worden met name maatregelen genomen om de impact van veiligheidsincidenten op gebruikers en onderling verbonden ð op andere ï netwerken ð en diensten ï zo laag mogelijk te houden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, alle nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de integriteit van hun netwerken zodat kan worden gezorgd voor de continuïteit van de diensten die via deze netwerken worden geleverd.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden de bevoegde nationale regelgevende instantie ð onverwijld ï in kennis stellen van elke inbreuk op de veiligheid of elk verlies van integriteit die een belangrijke impact had op de exploitatie van netwerken of diensten.

Om te bepalen of een veiligheidsincident een belangrijke impact heeft, wordt met name met de volgende parameters rekening gehouden:

(a)het aantal gebruikers dat door de inbreuk wordt getroffen;

(b)de duur van de inbreuk;

(c)de geografische spreiding van het door de inbreuk getroffen gebied;

(d)de mate waarin de werking van de dienst wordt verstoord;

(e)de impact op economische en maatschappelijke activiteiten.

In voorkomend geval brengt de betrokken nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie de nationale regelgevende ð bevoegde ï instanties in andere lidstaten en de het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) op de hoogte. De betrokken nationale regelgevende ð bevoegde ïinstantie kan het publiek hiervan op de hoogte brengen of eisen dat de ondernemingen dit doen, indien zij de bekendmaking van de schending in het algemeen belang acht.

Eenmaal per jaar dient de betrokken nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie bij de Commissie en ENISA een samenvattend verslag in over de kennisgevingen die zij heeft ontvangen en de maatregelen die overeenkomstig dit lid zijn genomen.

4. De Commissie, zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van ENISA, kan passende technische uitvoeringsmaatregelen nemen om de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen te harmoniseren, met inbegrip van maatregelen die de omstandigheden, het formaat en de procedures definiëren die van toepassing zijn op de kennisgevingseisen. Deze technische uitvoeringsmaatregelen worden zoveel mogelijk gebaseerd op Europese en internationale normen, en beletten niet dat de lidstaten aanvullende eisen vaststellen om te voldoen aan de in de leden 1 en 2 genoemde doelstellingen.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

4. Dit artikel doet geen afbreuk aan Verordening EU/2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie.

5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 109 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen te specificeren, met inbegrip van maatregelen die de omstandigheden, het formaat en de procedures definiëren die van toepassing zijn op de kennisgevingseisen. De gedelegeerde handelingen worden zoveel mogelijk gebaseerd op Europese en internationale normen, en beletten niet dat de lidstaten aanvullende eisen vaststellen om te voldoen aan de in de leden 1 en 2 genoemde doelstellingen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 15 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 13 ter41

Toepassing en handhaving

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden bindende instructies, ook met betrekking tot ð de maatregelen om een inbreuk te verhelpen en ïde termijnen voor de uitvoering, te geven met het oog op de uitvoering van artikel 13 bis40.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben ondernemingen die openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden te vragen om:

a) informatie te verschaffen die nodig is om de veiligheid en/of integriteit van hun diensten en netwerken te beoordelen, met inbegrip van gedocumenteerd veiligheidsbeleid; en

b) een veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een gekwalificeerde onafhankelijke instantie of een bevoegde nationale instantie en de resultaten ervan beschikbaar te stellen aan de nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie. De kosten van de controle worden door de onderneming gedragen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevings ð bevoegde ï instanties alle nodige bevoegdheden hebben om gevallen van niet-naleving te onderzoeken, evenals de effecten ervan op de beveiliging en integriteit van de netwerken Ö en diensten Õ.

ò nieuw

4. De lidstaten zorgen ervoor dat, ter uitvoering van artikel 40, de bevoegde instanties de bevoegdheid hebben om de hulp in te roepen van de Computer security incident response teams ("CSIRT's") overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2016/1148/EU met betrekking tot kwesties die vallen onder de taken van de CSIRT's overeenkomstig bijlage I, punt 2, bij die richtlijn.

5. Waar nodig en in overeenstemming met het nationale recht werken de bevoegde instanties samen met en overleggen zij met de betrokken nationale rechtshandhavingsinstanties, de bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 8, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/1148 en de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 15

4. Deze bepalingen laten artikel 3 van deze richtlijn onverlet.

ê 2002/20/EG

Artikel 13

Vergoedingen voor gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren

De lidstaten kunnen de betrokken instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

Ö Deel II. NETWERKEN Õ

Ö Titel I: Toegang tot de markt en implementatie Õ

Artikel 13 42

Vergoedingen voor gebruiksrechten Ö voor radiospectrum Õ en rechten om faciliteiten te installeren

De lidstaten kunnen de betrokken Ö bevoegde Õ instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties ð radiospectrum ï of nummers of rechten om faciliteiten ð die worden gebruikt voor de levering van elektronische-communicatienetwerken of -netwerken en aanverwante faciliteiten ï te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van de artikelen 3, 4 en 45, lid 2, 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). Ö , waarbij aan de volgende vereisten wordt voldaan: Õ

ò nieuw

(a)de diensten- en technologieneutraliteit wordt gewaarborgd, waarbij uitsluitend de beperkingen van artikel 45, leden 4 en 5, van toepassing zijn, terwijl het doeltreffende en efficiënte gebruik van spectrum wordt bevorderd en het maatschappelijke en economische nut van spectrum wordt gemaximaliseerd;

(b)er wordt rekening gehouden met de noodzaak om de ontwikkeling van innovatieve diensten te bevorderen; en

(c)er wordt rekening gehouden met mogelijke alternatieve toepassingen van de middelen.

2. De lidstaten waarborgen dat in de reserveprijzen die worden vastgesteld als minimale vergoedingen voor gebruiksrechten voor radiospectrum de aanvullende kosten worden opgenomen die worden gemaakt als gevolg van voorwaarden in verband met deze rechten bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de artikelen 3 en 4 en artikel 45, lid 2, zoals dekkingsverplichtingen die overeenkomstig lid 1 buiten de normale commerciële normen zouden vallen.

3. De lidstaten passen betalingsvoorwaarden in verband met de daadwerkelijke beschikbaarheid van het desbetreffende radiospectrum toe die geen onredelijke last vormen met betrekking tot aanvullende investeringen in netwerken en aanverwante faciliteiten die nodig zijn voor het efficiënte gebruik van radiospectrum en de verstrekking van verwante diensten.

4. De lidstaten waarborgen dat bevoegde instanties wanneer zij vergoedingen opleggen, rekening houden met andere vergoedingen of administratiekosten in verband met de algemene machtiging of gebruiksrechten die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld, teneinde geen onnodige financiële lasten op te leggen aan ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden en teneinde te zorgen voor prikkels waarmee optimaal gebruik van de toegewezen middelen wordt bevorderd.

5. Bij het opleggen van vergoedingen op grond van dit artikel wordt voldaan aan de vereisten van artikel 23 en, wanneer van toepassing, artikel 35, artikel 48, lid 6, en artikel 54.

ê 2002/21/EG (aangepast)

HOOFDSTUK I

Ö TOEGANG TOT TERREINEN Õ

ê 2002/21/EG

Artikel 1143

Doorgangsrechten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een bevoegde instantie een aanvraag behandelt voor

het verlenen van rechten om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, aan een onderneming die gemachtigd is om openbare communicatienetwerken aan te bieden; of

het verlenen van rechten om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar eigendom aan een onderneming die gemachtigd is om niet-openbare elektronische-communicatienetwerken aan te bieden,

deze bevoegde instantie:

ê 2009/140/EG art. 1, lid 13, onder a)

handelt op basis van eenvoudige, efficiënte, transparante en openbare procedures die zonder discriminatie en onverwijld worden toegepast, en in ieder geval een besluit neemt binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag, behalve in gevallen van onteigening, en

ê 2002/21/EG

de beginselen van transparantie en non-discriminatie volgt bij het verbinden van voorwaarden aan deze rechten.

De bovengenoemde procedure kan variëren al naargelang de aanvrager al dan niet openbare communicatienetwerken aanbiedt.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 13, onder b)

2. De lidstaten zorgen ervoor dat er, wanneer lokale of andere overheden de eigendom van of zeggenschap behouden over ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken en/of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten exploiteren, een daadwerkelijke structurele scheiding is tussen de verantwoordelijkheid voor het verlenen van de in lid 1 bedoelde rechten en de activiteiten die verband houden met de eigendom of zeggenschap.

ê 2002/21/EG

3. De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende mechanismen bestaan die ondernemingen in staat stellen beroep aan te tekenen tegen besluiten betreffende het verlenen van rechten voor het installeren van faciliteiten bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 14

Artikel 12

Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronische communicatienetwerken

1. Wanneer een onderneming die elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt, krachtens de nationale wetgeving het recht heeft om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, dan wel een procedure kan volgen voor de onteigening of het gebruik van eigendom, moeten de nationale regelgevingsinstanties met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten, verplicht kunnen stellen.

2. De lidstaten kunnen houders van de in lid 1 bedoelde rechten het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom (met inbegrip van fysieke collocatie) voorschrijven of maatregelen treffen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken ten einde het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale autoriteiten ook de bevoegdheid hebben om na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen op te leggen voor het gedeeld gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie indien dit zich buiten het gebouw bevindt, aan de houders van de in lid 1 bedoelde rechten en/of aan de eigenaar van de bekabeling, indien dit wordt gerechtvaardigd omwille van het feit dat duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar zou zijn. Dergelijke regelingen inzake gedeeld gebruik of coördinatie kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, waar nodig aangepast aan de risico’s.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale autoriteiten van ondernemingen, indien daartoe verzocht door de bevoegde autoriteiten, kunnen verlangen de nodige informatie verstrekken, zodat deze autoriteiten, samen met de nationale regelgevende instanties, een gedetailleerd overzicht kunnen opstellen van de aard, de beschikbaarheid en de geografische locatie van de in lid 1 bedoelde faciliteiten en dit aan de belanghebbende partijen ter beschikking kunnen stellen.

ò nieuw

Artikel 44

Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten voor aanbieders van elektronische-communicatienetwerken

1. Wanneer een exploitant krachtens de nationale wetgeving gebruik heeft gemaakt van het recht om faciliteiten op, boven of onder openbare of particuliere eigendom te installeren, of een procedure voor de onteigening of het gebruik van eigendom heeft toegepast, kunnen de bevoegde instanties collocatie en gedeeld gebruik van geïnstalleerde netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten opleggen om het milieu, de volksgezondheid of de openbare veiligheid te beschermen of om bij te dragen tot stedenbouwkundige of planologische doelstellingen. Collocatie of gedeeld gebruik van geïnstalleerde netwerkelementen en faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom kan uitsluitend worden opgelegd als gedurende een passende periode een openbare raadpleging heeft plaatsgevonden, waarbij alle belangstellende partijen de mogelijkheid krijgen om hun standpunten tot uitdrukking te brengen, en uitsluitend in de specifieke gebieden waarin dergelijk gedeeld gebruik nodig wordt geacht met het oog op de verwezenlijking van de in dit artikel genoemde doelstellingen. De bevoegde instanties kunnen gedeeld gebruik opleggen met betrekking tot dergelijke faciliteiten of eigendom, met inbegrip van terreinen, gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling van gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten of maatregelen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken. Wanneer noodzakelijk voorzien de nationale regelgevende instanties een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom en van de coördinatie van civiele werken.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 14 (aangepast)

ð nieuw

52. Maatregelen die door een nationale regelgevende ð bevoegde ï instantie zijn genomen in overeenstemming met dit artikel moeten objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn. In voorkomend geval worden deze maatregelen in overleg met Ö de Õ plaatselijke ð nationale regelgevende ï instanties uitgevoerd.

HOOFDSTUK II

TOEGANG TOT RADIOSPECTRUM

Afdeling 1 Machtigingen

ê 2009/140/EG art. 1, lid 10 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 945

Beheer van Ö radiospectrum Õ de radiofrequenties voor elektronischecommunicatiediensten

1. Naar behoren rekening houdend met het feit dat radiofrequenties ð radiospectrum ï een publiek goed zijn ð is ï dat een belangrijke maatschappelijke, sociale en economische waarde heeft, zorgen de lidstaten ervoor dat de radiofrequenties ð radiospectrum ï voor elektronische-communicatiediensten ð en -netwerken ï op hun grondgebied efficiënt worden wordt beheerd overeenkomstig de artikelen 83 en 48a. Zij zorgen ervoor dat de ð radiospectrumtoewijzing ï spectrumtoewijzing voor elektronische-communicatiediensten ð en -netwerken ï en de afgifte van algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten voor die radiofrequenties ð dat radiospectrum ï door de bevoegde nationale instanties gebaseerd zijn op objectieve, transparante, niet-discriminerende en proportionele criteria.

Bij de toepassing van dit artikel eerbiedigen de lidstaten de desbetreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van de radioregelgeving van de ITU ð en andere overeenkomsten die in het kader van de ITU zijn gesloten ï, en mogen zij overwegingen van openbare orde in aanmerking nemen.

2. De lidstaten bevorderen de harmonisatie van het gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï in de Gemeenschap Ö Unie Õ in overeenstemming met de noodzaak een daadwerkelijk en efficiënt gebruik daarvan te waarborgen en met als doel voordelen voor de consumenten, zoals schaalvoordelen en interoperabiliteit van diensten Ö en netwerken Õ. Zij handelen daarbij in overeenstemming met artikel 8a 4 en Beschikking nr. 676/2002/EG (radiospectrumbeschikking) ð door onder meer ï :.

ò nieuw

(a)te zorgen voor hoogwaardige en snelle dekking van hun nationale grondgebied en bevolking, zowel binnenshuis als buitenshuis, waaronder langs belangrijke transportroutes, met inbegrip van het trans-Europese vervoersnetwerk;

(b)ervoor te zorgen dat voor gebieden met vergelijkbare karakteristieke kenmerken, met name wat betreft netwerkuitrol of bevolkingsdichtheid, consistente voorwaarden inzake dekking van toepassing zijn;

(c)de snelle ontwikkeling in de Unie van nieuwe technologieën en toepassingen op het gebied van draadloze communicatie te bevorderen, waarbij indien passend een sectoroverschrijdende aanpak wordt gehanteerd;

(d)te zorgen voor de preventie van grensoverschrijdende of nationale schadelijke interferentie overeenkomstig respectievelijk de artikelen 28 en 46, en daartoe passende preventieve en corrigerende maatregelen te treffen;

(e)het gedeeld gebruik van radiospectrum voor soortgelijke en/of verschillende toepassing van spectrum te bevorderen door middel van passende vastgestelde voorschriften en voorwaarden inzake gedeeld gebruik, waaronder de bescherming van bestaande gebruiksrechten, in overeenstemming met het recht van de Unie;

(f)het meest passende en minst bezwarende machtigingssysteem in overeenstemming met artikel 46 toe te passen met het oog op een optimale mate van flexibiliteit, gedeeld gebruik en efficiëntie bij het gebruik van radiospectrum;

(g)ervoor te zorgen dat de voorschriften voor het verlenen, overdragen, verlengen, aanpassen en intrekken van gebruiksrechten inzake radiospectrum duidelijk en transparant zijn geformuleerd en worden toegepast teneinde de rechtszekerheid, consistentie en voorspelbaarheid te waarborgen;

(h)in de hele Unie te zorgen voor consistentie en voorspelbaarheid wat betreft de manier waarop machtigingen voor het gebruik van radiospectrum worden verleend met het oog op de bescherming van de volksgezondheid wat betreft schadelijke elektromagnetische velden.

Wanneer de Commissie overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG technische harmonisatiemaatregelen vaststelt, kan zij, terdege rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum, een uitvoeringsmaatregel vaststellen waarin overeenkomstig artikel 46 van deze richtlijn wordt bepaald of voor rechten op de geharmoniseerde frequentieband een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten gelden. Die uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Wanneer de Commissie overweegt actie te ondernemen om te voorzien in maatregelen overeenkomstig artikel 39, kan zij de Beleidsgroep Radiospectrum verzoeken een advies te verstrekken met betrekking tot de effecten van een dergelijke norm of specificatie inzake de coördinatie, harmonisering en beschikbaarheid van radiospectrum. De Commissie houdt bij alle stappen die zij vervolgens neemt terdege rekening met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

3. Indien er op nationaal of regionaal niveau op de markt geen vraag is naar het gebruik van een geharmoniseerde band, kunnen de lidstaten in overeenstemming met de op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde harmonisatiemaatregel en overeenkomstig de leden 4 en 5 een alternatief gebruik van die gehele band of een gedeelte daarvan toestaan, met inbegrip van het bestaande gebruik, mits:

(a)de conclusie dat er op de markt geen vraag is naar het gebruik van de geharmoniseerde band is gebaseerd op een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 23;

(b)een dergelijk alternatief gebruik de beschikbaarheid of het gebruik van de geharmoniseerde band in andere lidstaten niet onmogelijk maakt of schaadt; en

(c)de betrokken lidstaat terdege rekening houdt met de beschikbaarheid en het gebruik op lange termijn van de geharmoniseerde band in de Unie en met de schaalvoordelen betreffende apparatuur als gevolg van het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum in de Unie.

Alternatief gebruik mag alleen bij wijze van uitzondering worden toegestaan. Beoordeling van dit gebruik vindt om de drie jaar plaats, of naar aanleiding van een verzoek dat een potentiële gebruiker aan de bevoegde instantie richt met betrekking tot gebruik van de band in overeenstemming met de harmonisatiemaatregel. De lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de resultaten van zijn beoordeling, indien die is uitgevoerd, en de bijbehorende motivering.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 10 (aangepast)

ð nieuw

34. Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten voor elektronischecommunicatiediensten ð of netwerken ï gebruikte technologie kunnen worden gebruikt op de radiofrequentiebanden ð het radiospectrum ï dat die in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ beschikbaar is zijn verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen.

De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten voor elektronischecommunicatiediensten gebruikte technologie, indien dat nodig is om:

a) schadelijke interferentie te vermijden;

b) de volksgezondheid te beschermen tegen elektromagnetische velden Ö , terdege rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad 94 Õ

c) de technische kwaliteit van de dienst te garanderen;

d) te zorgen voor zoveel mogelijk gedeeld gebruik van de radiofrequenties ð gedeeld gebruik van radiospectrummiddelen, overeenkomstig het recht van de Unie;  ï

e) een efficiënt ð radio ïspectrumgebruik te waarborgen; of

f) een doelstelling van algemeen belang te verwezenlijken overeenkomstig lid  54.

45. Tenzij anders bepaald in de tweede alinea zorgen de lidstaten ervoor dat alle soorten elektronischecommunicatiediensten kunnen worden aangeboden op de radiofrequentiebanden  ð het radiospectrum ï dat die in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ beschikbaar is zijn verklaard voor elektronischecommunicatiediensten in hun nationale frequentietoewijzingsplannen. De lidstaten kunnen echter proportionele en niet-discriminerende beperkingen opleggen met betrekking tot de soorten elektronischecommunicatiediensten die worden aangeboden, ook, waar nodig, om te voldoen aan vereisten van de radioregelgeving van de ITU.

Maatregelen die vereisen dat een elektronischecommunicatiedienst in een specifieke voor elektronischecommunicatiediensten beschikbare band wordt aangeboden, worden gerechtvaardigd door de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving Ö wetgeving van de Unie Õ gedefinieerd, zoals, maar niet beperkt tot:

a) veiligheid van het menselijk leven;

b) het bevorderen van de sociale, regionale of territoriale samenhang;

c) het vermijden van een ondoelmatig gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï ; of

d) de bevordering van culturele en taalkundige diversiteit en pluralisme van de media, bijvoorbeeld door het aanbieden van radio- en televisieomroepdiensten.

Een maatregel die het verlenen van iedere andere elektronischecommunicatiedienst in een specifieke band verbiedt, mag alleen worden opgelegd wanneer zij gerechtvaardigd is op grond van de noodzaak de veiligheid van het menselijk leven te beschermen. De lidstaten mogen een dergelijke maatregel in uitzonderingsgevallen ook uitvaardigen voor de verwezenlijking van andere doelstellingen van algemeen belang zoals door de lidstaten in overeenstemming met de communautaire wetgeving Ö wetgeving van de Unie Õ gedefinieerd.

65. De lidstaten heronderzoeken beoordelen geregeld de noodzaak van de in de leden 34 en 45 bedoelde beperkingen en maatregelen en maken de resultaten van dat heronderzoek deze beoordelingen bekend.

ò nieuw

7. Beperking die vóór 25 mei 2011 zijn vastgesteld, voldoen uiterlijk op de datum van toepassing van deze richtlijn aan de leden 4 en 5.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 10

6. De leden 3 en 4 zijn van toepassing op spectrum dat is toegewezen voor elektronischecommunicatiediensten, algemene machtigingen die zijn afgegeven en individuele gebruiksrechten voor radiofrequenties die zijn verleend na 25 mei 2011.

Spectrumtoewijzingen, algemene machtigingen en individuele gebruiksrechten die bestonden op 25 mei 2011 vallen onder artikel 9 bis.

7. Onverminderd het bepaalde in de bijzondere richtlijnen en rekening houdend met de relevante nationale omstandigheden, kunnen de lidstaten voorschriften vaststellen om hamsteren van spectrum te voorkomen, met name door strikte termijnen te bepalen waarbinnen de gebruiksrechten door de houder van de rechten daadwerkelijk moeten worden geëxploiteerd en door sancties toe te passen, met inbegrip van geldboetes of intrekking van de gebruiksrechten indien de termijnen niet worden nageleefd. Deze voorschriften moeten op evenredige, niet-discriminerende en transparante wijze worden opgesteld en toegepast.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 5 46 

Gebruiksrechten voor radiofrequenties en nummers Ö Machtiging voor het gebruik van radiospectrum Õ

1. De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van ð radiospectrum, met inbegrip van gedeeld gebruik, ï radiofrequenties in het kader van algemene machtigingen ð en zij beperken het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum tot situaties waarin dergelijke rechten noodzakelijk zijn om het efficiënt gebruik met het oog op de vraag te optimaliseren, rekening houdend met de in de tweede alinea vastgestelde criteria ï. ð In alle andere gevallen stellen zij de voorwaarden voor het gebruik van radiospectrum vast in een algemene machtiging.  ï

ð Daartoe nemen de lidstaten een besluit inzake de meest geschikte regeling voor het machtigen van het gebruik van radiospectrum, rekening houdend met  ï De lidstaten kunnen zo nodig individuele gebruiksrechten verlenen teneinde:

ò nieuw

(a)de specifieke kenmerken van het betrokken radiospectrum;

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3

ð nieuw

(b)ð de noodzaak van bescherming tegen ï schadelijke interferentie te vermijden ,;

ò nieuw

(c)in voorkomend geval de vereisten voor een betrouwbare regeling inzake gedeeld gebruik;

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

(d)ð het adequate niveau van bestendigheid van de ontvanger om ï de technische kwaliteit van ð communicatie of ï de dienst te verzekeren,;

een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of

(e)andere doelstellingen van algemeen belang te vervullen die door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ worden bepaald.

ò nieuw

Wanneer een algemene machtiging of individuele gebruiksrechten worden toegepast, rekening houdend met overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde maatregelen, en de betrokken radiospectrumband is geharmoniseerd, streven de lidstaten ernaar problemen in verband met schadelijke interferentie zoveel mogelijk te beperken, ook in gevallen van gedeeld gebruik van radiospectrum op basis van een combinatie van een algemene machtiging en individuele gebruiksrechten. Daarbij houden zij rekening met de noodzaak om:

prikkels voor de integratie in apparatuur van technologieën met betrekking tot de bestendigheid van ontvangers in stand te houden;

door alternatieve gebruikers veroorzaakte belemmeringen te voorkomen;

de toepassing van het beginsel van de interferentievrije en onbeschermde basis op regelingen inzake algemene machtiging zoveel mogelijk te voorkomen; en

voor zover dat beginsel nog steeds van toepassing is, bescherming te bieden tegen interferentie buiten de band.

2. Wanneer de bevoegde instanties op grond van lid 1 een besluit nemen teneinde het gedeeld gebruik van radiospectrum te vergemakkelijken, waarborgen zij dat de voorschriften en voorwaarden met betrekking tot het gedeeld gebruik van radiospectrum duidelijk zijn geformuleerd en in de handelingen inzake machtiging concreet zijn gespecificeerd.

3. De Commissie kan, terdege rekening houdend met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum, uitvoeringsmaatregelen vaststellen betreffende de toepassingsvoorwaarden van de in de leden 1 en 2 bedoelde criteria, voorschriften en voorwaarden met betrekking tot geharmoniseerd radiospectrum. De Commissie stelt deze maatregelen vast overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 47

Voorwaarden in verband met algemene machtigingen en gebruiksrechten voor radiospectrum

1. De bevoegde instanties stellen voorwaarden vast in verband met individuele rechten en algemene machtigingen betreffende het gebruik van radiospectrum overeenkomstig artikel 13, lid 1, waarbij zij zorgen voor het meest doeltreffende en efficiënte gebruik van radiospectrum door de begunstigden van de algemene machtiging, de houders van individuele gebruiksrechten of derden die via handel of verhuur in het bezit van individuele rechten zijn gekomen. De bevoegde instanties geven een duidelijke omschrijving van dergelijke voorwaarden, met inbegrip van het vereiste gebruiksniveau en de mogelijkheid om tot handel en verhuur over te gaan met betrekking tot deze verplichting teneinde de uitvoering van deze voorwaarden overeenkomstig artikel 30 te waarborgen. Voorwaarden in verband met de verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum mogen voor bestaande houders van dergelijke rechten geen onrechtmatige voordelen opleveren.

Om optimale efficiëntie met betrekking tot het radiospectrum te bereiken, houdt de bevoegde instantie bij het bepalen van de hoeveelheid en soort toe te wijzen radiospectrum met name rekening met:

a. de mogelijkheid om complementaire banden in één toewijzingsproces te combineren; en

b. de relevantie van de omvang van radiospectrumblokken of van de mogelijkheid om dergelijke blokken te combineren naargelang van de mogelijke toepassingen ervan, in het bijzonder rekening houdend met de behoeften van nieuwe opkomende communicatiesystemen.

De bevoegde instanties raadplegen en informeren de belanghebbende partijen wat betreft de voorwaarden in verband met individuele gebruiksrechten en algemene machtigingen ruimschoots voordat deze worden opgelegd. De bevoegde instanties leggen de criteria voor de beoordeling van de naleving van deze voorwaarden van tevoren vast en stellen de belanghebbende partijen daarvan in kennis.

2. De bevoegde instanties kunnen, wanneer zij voorwaarden verbinden aan individuele gebruiksrechten voor radiospectrum, toestemming geven voor gedeeld gebruik van passieve infrastructuur, actieve infrastructuur of radiospectrum, dan wel voor commerciële overeenkomsten inzake roamingtoegang of de gezamenlijke uitrol van infrastructuur voor het aanbieden van diensten of netwerken die afhankelijk zijn van het gebruik van radiospectrum, met name om een doeltreffend en efficiënt gebruik van radiospectrum te waarborgen of dekking te bevorderen. Voorwaarden in verband met gebruiksrechten mogen er niet toe leiden dat gedeeld gebruik van radiospectrum wordt voorkomen. Bij de uitvoering van voorwaarden overeenkomstig dit lid wordt het mededingingsrecht nageleefd.

3. De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen teneinde de modaliteiten voor de toepassing te specificeren inzake de voorwaarden die de lidstaten kunnen verbinden aan machtigingen om geharmoniseerd radiospectrum te gebruiken overeenkomstig de leden 1 en 2, met uitzondering van vergoedingen overeenkomstig artikel 42.

Wat betreft de dekkingsverplichting op grond van deel D van bijlage I worden alle uitvoeringsmaatregelen beperkt tot het specificeren van de criteria die door de bevoegde instantie zijn te gebruiken om dekkingsverplichtingen te definiëren en meten, waarbij rekening wordt gehouden met vergelijkbare regionale geografische kenmerken, de bevolkingsdichtheid, de economische ontwikkeling of de ontwikkeling op het gebied van netwerken voor specifieke soorten elektronische communicatie en de ontwikkeling van de vraag. In de uitvoeringsmaatregelen worden geen specifieke dekkingsverplichtingen gedefinieerd.

Dergelijke uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

Ö Afdeling 2 Gebruiksrechten Õ

Artikel 48

Ö Verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum Õ

21. Wanneer individuele gebruiksrechten moeten worden verleend voor radiofrequenties en nummers ð radiospectrum ï, verlenen de lidstaten die rechten op verzoek aan alle ondernemingen die diensten of netwerken aanbieden of gebruiken in het kader van de in artikel 12 bedoelde algemene machtiging, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 613, 754 en 1121 lid 1, onder c), van deze richtlijn en alle andere regels die een efficiënt gebruik van deze middelen moeten waarborgen overeenkomstig Ö deze Õ richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

2. Onverminderd de door de lidstaten vooraf aangenomen specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties ð radiospectrum ï aan aanbieders van inhoud voor radio- en televisieomroepen welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ na te streven worden dergelijke rechten gebruiksrechten voor radiospectrum verleend door middel van procedures die objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn, en in het geval van frequenties, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 945 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

3. De procedures moeten open zijn behalve in gevallen waarin kan worden aangetoond dat het verlenen van individuele gebruiksrechten voor gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï voor aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten van fundamenteel belang is om te kunnen voldoen aan een specifieke verplichting die door de lidstaten van te voren is gedefinieerd als noodzakelijk met het oog op het algemeen belang overeenkomstig de communautaire wetgeving Ö Uniewetgeving Õ. 

ò nieuw

4. De bevoegde instanties beoordelen in het kader van selectieprocedures aanvragen voor individuele gebruiksrechten voor radiospectrum aan de hand van objectieve, transparante, evenredige en niet-discriminerende criteria die van tevoren zijn vastgesteld en waarin de voorwaarden in verband met dergelijke rechten zijn opgenomen. De bevoegde instanties kunnen de aanvragers verzoeken om alle informatie die zij nodig hebben om op basis van bovengenoemde criteria te beoordelen of de aanvragers over de capaciteit beschikken om aan de voorwaarden te voldoen. Als de instantie naar aanleiding van de beoordeling tot de conclusie komt dat een aanvrager niet over de nodige capaciteit beschikt, verstrekt de instantie een met redenen omkleed besluit.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

5. Bij het verlenen van gebruiksrechten specificeren de lidstaten of en onder welke voorwaarden deze kunnen worden overgedragen ð of verhuurd ï door de houder van de rechten. In het geval van radiofrequenties ð radiospectrum ï zijn deze bepalingen overeenkomstig de artikelen 945 en 9 ter 51 van deze richtlijn2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Wanneer lidstaten gebruiksrechten verlenen voor een bepaalde termijn, moet de duur zijn aangepast aan de betrokken dienst, gelet op het nagestreefde doel, naar behoren rekening houdend met het feit dat een passende periode voor de afschrijving van investeringen nodig is.

Wanneer individuele rechten om radiofrequenties te mogen gebruiken worden verleend voor een periode van 10 jaar of meer en zulke rechten niet kunnen worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen zoals toegestaan ingevolge artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), zorgt de bevoegde nationale instantie ervoor dat de criteria om individuele gebruiksrechten te verlenen van toepassing zijn en in acht worden genomen voor de duur van de vergunning. Wanneer deze criteria niet langer van toepassing zijn, worden de individuele gebruiksrechten veranderd in een algemene machtiging voor het gebruik van radiofrequenties, mits dit vooraf wordt aangemeld en na een redelijke periode, of kan het recht vrij worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

36. Besluiten over gebruiksrechten worden zo spoedig mogelijk ð genomen, meegedeeld en gepubliceerd, doch voor radiospectrum dat in het nationale frequentieplan is aangemerkt als beschikbaar voor elektronische-communicatiediensten uiterlijk zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag door de nationale regelgevende instantie ï , doch voor nummers uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van de volledige aanvraag, door de nationale regelgevende instantie genomen, meegedeeld en gepubliceerd, en voor radiofrequenties die in het nationale frequentieplan zijn toegewezen voor elektronische communicaties binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag door de bevoegde instantie. Deze laatstgenoemde termijnen laten Ö termijn laat Õ de toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï of van posities in de ruimte onverlet.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 49

Ö Geldigheidsduur van rechten Õ

Wanneer lidstaten Ö door middel van individuele gebruiksrechten een machtiging verstrekken voor het gebruik van radiospectrum gedurende een bepaalde termijn, waarborgen zij dat de machtiging wordt verstrekt voor een periode die passend is met het oog op het nagestreefde doel, waarbij zij er naar behoren rekening mee houden dat doeltreffend en efficiënt gebruik moet worden gewaarborgd en efficiënte investeringen moeten worden bevorderd, onder meer door een passende periode voor de afschrijving van investeringen te voorzien Õ gebruiksrechten verlenen voor een bepaalde termijn, moet de duur zijn aangepast aan de betrokken dienst, gelet op het nagestreefde doel, naar behoren rekening houdend met het feit dat een passende periode voor de afschrijving van investeringen nodig is.

ò nieuw

2. Wanneer de lidstaten gebruiksrechten verlenen voor geharmoniseerd radiospectrum voor een bepaalde termijn, zijn deze gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum gedurende ten minste 25 jaar geldig, behalve in het geval van tijdelijke rechten, een tijdelijke verlenging van rechten overeenkomstig lid 3 en rechten voor secundair gebruik in geharmoniseerde banden.

3. De lidstaten kunnen de geldigheidsduur van gebruiksrechten gedurende een korte periode verlengen teneinde te waarborgen dat de rechten in één of meerdere banden tegelijkertijd verstrijken.

Artikel 50

Verlengen van rechten

1. De bevoegde instanties nemen ten minste drie jaar voordat individuele gebruiksrechten voor geharmoniseerd radiospectrum verstrijken een besluit inzake het verlengen van deze rechten. Zij nemen een dergelijk verlenging op eigen initiatief dan wel op verzoek van de houder van de rechten in overweging, in het laatste geval niet eerder dan vijf jaar vóór het verstrijken van de desbetreffende rechten. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan bepalingen inzake verlenging die van toepassing zijn op bestaande rechten.

2. Bij het nemen van een besluit overeenkomstig lid 1 houden de bevoegde instanties rekening met het volgende:

a) naleving van de doelstellingen van artikel 3, artikel 45, lid 2, en artikel 48, lid 2, en van doelstellingen van het overheidsbeleid op grond van nationaal recht of het recht van de Unie;

b) uitvoering van een overeenkomstig artikel 4 van Beschikking nr. 676/2002/EG vastgestelde maatregel;

c) beoordeling van de correcte tenuitvoerlegging van de voorwaarden in verband met de desbetreffende rechten;

d) de noodzaak om overeenkomstig artikel 52 de mededinging te bevorderen of enige verstoring ervan te voorkomen;

e) het gebruik van radiospectrum efficiënter maken in het licht van ontwikkelingen op het vlak van de technologie of de markt;

f) de noodzaak om ernstige verstoring van de dienstverlening te voorkomen.

3. Bij het overwegen van mogelijke verlenging van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum waarvoor het aantal gebruiksrechten beperkt is, hanteren de bevoegde instanties een open, transparante en niet-discriminerende procedure voor het onderzoek naar de in lid 2 bedoelde criteria, waarbij zij met name:

a) alle belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de mogelijkheid geven hun standpunten tot uitdrukking te brengen door middel van een openbare raadpleging in overeenstemming met artikel 23; en

b) de redenen voor een dergelijke mogelijke verlenging duidelijk vermelden.

Als uit de in lid 1 bedoelde raadpleging blijkt dat er marktvraag is van ondernemingen die geen gebruiksrechten voor spectrum in de betrokken band hebben, verlenen de bevoegde instanties de rechten in overeenstemming met artikel 54.

4. Een besluit om een verlenging van rechten te verlenen, gaat vergezeld van een beoordeling van de daarmee verband houdende vergoedingen. Indien passend kunnen de bevoegde instanties de vergoedingen voor de gebruiksrechten in overeenstemming met de in artikel 42, leden 1 en 2, bedoelde beginselen aanpassen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 11 (aangepast)

Artikel 9 bis

Toetsing van de beperkingen op bestaande rechten

1. Gedurende een periode van vijf jaar, die ingaat op 25 mei 2011, mogen de lidstaten houders van rechten op het gebruik van radiofrequenties die vóór die datum zijn verleend en die voor een periode van ten minste vijf jaar na die datum geldig zullen blijven, toestaan een aanvraag in te dienen bij de bevoegde nationale instantie om beperkingen die overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, op hun rechten zijn gesteld, opnieuw te onderzoeken.

Alvorens zij een besluit neemt, stelt de nationale regelgevende instantie de houder van het recht in kennis van haar hernieuwde toetsing van de beperkingen, waarbij zij haar bevindingen aangaande de omvang van dit recht vermeldt, en de houder een redelijke termijn toekent om zijn verzoek in te trekken.

Wanneer de houder zijn verzoek intrekt, blijft het recht ongewijzigd tot het verstrijken ervan en uiterlijk tot het eind van de periode van vijf jaar.

2. Na de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar nemen de lidstaten alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat alle resterende algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten en spectrumtoewijzingen voor elektronischecommunicatiediensten die op 25 mei 2011 bestonden, voldoen aan het bepaalde in artikel 9, leden 3 en 4.

3. Bij de toepassing van dit lid nemen de lidstaten passende maatregelen om een eerlijke mededinging te bevorderen.

4. Ten behoeve van de toepassing van dit artikel genomen maatregelen zijn niet als verlening van nieuwe gebruiksrechten aan te merken en vallen derhalve niet onder de desbetreffende bepalingen van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn).

ê 2002/20/EC (aangepast)

Artikel 17

Bestaande machtigingen

ê 2009/140/EG art. 3, lid 10 (aangepast)

1. Onverminderd artikel 9 bis van Richtlijn 2001/21/EG (Kaderrichtlijn) zorgen de lidstaten ervoor dat de algemene machtigingen en de individuele gebruiksrechten die op 31 december 2009 reeds bestaan uiterlijk op 19 december 2011 in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 5, 6 en 7 en de bijlage van deze richtlijn.

2. Wanneer de toepassing van lid 1 leidt tot een beperking van de rechten of een verzwaring van de verplichtingen in het kader van reeds bestaande algemene machtigingen of individuele gebruiksrechten, kunnen de lidstaten de geldigheid van die rechten of verplichtingen verlengen tot uiterlijk 30 september 2012, mits dit geen afbreuk doet aan de rechten van andere ondernemingen krachtens het Gemeenschapsrecht. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze verlengingen en de redenen daarvoor.

ê 2002/20/EG (aangepast)

3. Wanneer de betrokken lidstaat kan aantonen dat de afschaffing van een machtigingsvoorwaarde betreffende de toegang tot elektronische communicatienetwerken die van toepassing was vóór de datum van inwerkingtreding, buitensporige moeilijkheden zou opleveren voor ondernemingen die in het bezit waren van een machtiging voor toegang tot een ander netwerk, en het niet mogelijk is voor de betrokken ondernemingen om tegen redelijke commerciële voorwaarden te onderhandelen over nieuwe overeenkomsten vóór de in artikel 18, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing, kan die lidstaat om een tijdelijke verlenging van de relevante voorwaarden verzoeken. Dergelijke verzoeken dienen uiterlijk op de in artikel 18, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing te worden ingediend, met vermelding van de desbetreffende voorwaarde(n) en de duur van de gevraagde tijdelijke verlenging.

De lidstaat brengt de Commissie op de hoogte van de redenen voor het verzoek om verlenging. De Commissie onderzoekt het verzoek, rekening houdend met de specifieke situatie in de betrokken lidstaat en van de betrokken onderneming, alsmede met de noodzaak om op Gemeenschapsniveau een samenhangend regelgevend klimaat te waarborgen. Zij neemt een besluit over de eventuele inwilliging van het verzoek, over de plaats waarvoor het verzoek wordt ingewilligd, en over het toepassingsgebied en de looptijd van de toegestane verlenging. De Commissie deelt haar besluit mee aan de betrokken lidstaat binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het verzoek tot verlenging. Dergelijke besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 11 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 9b51

Overdracht of verhuur van individuele rechten op het gebruik Ö gebruiksrechten ÕÖ voor Õ radiofrequenties Ö radiospectrum Õ

1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen individuele gebruiksrechten voor ð radiospectrum ï radiofrequenties in de banden waarvoor hierin is voorzien in de krachtens lid 4 vastgestelde uitvoeringsmaatregelen ð of in een andere EU-maatregel, zoals het overeenkomstig artikel 4, lid 4, vastgestelde programma voor het radiospectrumbeleid, ï overeenkomstig de voorwaarden die aan de gebruiksrechten voor ð radiospectrum ï radiofrequenties zijn verbonden en overeenkomstig de nationale procedures kunnen overdragen of verhuren aan andere ondernemingen.

In andere banden kunnen de lidstaten voorzien in de mogelijkheid dat ondernemingen individuele rechten op het gebruik ð gebruiksrechten ï van voor radiofrequenties in overeenstemming met nationale procedures overdragen of verhuren aan andere ondernemingen.

Ö Zonder afbreuk te doen aan lid 3 Õ D Ö blijven Õ de voorwaarden die aan de individuele rechten op het gebruik van ð gebruiksrechten voor ï radiofrequenties ð radiospectrum ï zijn verbonden, blijven gelden na de overdracht of de verhuur, tenzij door de bevoegde nationale instantie anders aangegeven.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat de bepalingen van dit lid niet van toepassing zijn indien het individuele recht van de onderneming op het gebruik van radiofrequenties oorspronkelijk zonder kosten is verkregen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat het voornemen van een onderneming om de rechten op het gebruik van ð gebruiksrechten voor ï radiofrequenties ð radiospectrum ï over te dragen, evenals de daadwerkelijke overdracht van die rechten, overeenkomstig de nationale procedures wordt meegedeeld aan de ð nationale regelgevende instantie en aan de ï bevoegde nationale instantie die verantwoordelijk is voor de verlening van individuele gebruiksrechten, en bekend wordt gemaakt. Wanneer het gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï geharmoniseerd is via de toepassing van Beschikking nr. 676/2002/EG (Radiospectrumbeschikking) of andere GemeenschapsmaatregelenÖ maatregelen van de Unie Õ, voldoet dergelijke overdracht aan zulk geharmoniseerd gebruik.

ò nieuw

3. De lidstaten staan de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum toe wanneer de oorspronkelijke voorwaarden in verband met de gebruiksrechten worden gehandhaafd. Zonder afbreuk te doen aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt verstoord, met name in overeenstemming met artikel 52 van deze richtlijn, gaan de lidstaten als volgt te werk:

a) de procedure waaraan zij de overdracht en verhuur onderwerpen, is zo min mogelijk belastend;

b) nadat de verhuurder hen in kennis heeft gesteld, weigeren zij de verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum niet, tenzij de verhuurder niet beoogt aansprakelijk te blijven voor de naleving van de oorspronkelijke voorwaarden in verband met de gebruiksrechten;

c) nadat de partijen daarom hebben verzocht, keuren zij de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum goed, tenzij de nieuwe houder niet in staat is om aan de oorspronkelijke voorwaarden voor het gebruiksrecht te voldoen.

De punten a) tot en met c) doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om de naleving van voorwaarden in verband met de gebruiksrechten te allen tijde af te dwingen, zowel ten aanzien van de verhuurder als van de huurder, in overeenstemming met het respectievelijke nationale recht.

De bevoegde instanties vergemakkelijken de overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum doordat zij alle verzoeken betreffende de aanpassing van de voorwaarden in verband met het recht tijdig in beraad nemen en doordat zij waarborgen dat de rechten of het radiospectrum dat daarmee verband houdt zo veel mogelijk kunnen worden opgesplitst of ontbundeld.

Ten aanzien van elke overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum stellen de bevoegde instanties alle details in verband met verhandelbare individuele rechten publiekelijk beschikbaar in een gestandaardiseerd elektronisch formaat zodra de rechten tot stand worden gebracht, en zij bewaren deze details gedurende de volledige looptijd van de rechten.

ê 2009/140/EG (aangepast)

ð nieuw

43. De Commissie kan passende uitvoeringsmaatregelen aannemen ter vaststelling van banden waarvoor rechten op het gebruik van Ö gebruiksrechten voor Õ radiofrequenties tussen ondernemingen mogen worden overgedragen of verhuurd. Deze maatregelen hebben geen betrekking op frequenties die voor omroep worden gebruikt.

Deze technische uitvoeringsmaatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure ð onderzoeksprocedure ï met toetsing van artikel Ö 110, lid 4 Õ 22, lid 3.

ò nieuw

Artikel 52

Mededinging

1. De nationale regelgevende instanties bevorderen daadwerkelijke mededinging en voorkomen verstoringen van de mededinging op de interne markt wanneer zij overeenkomstig deze richtlijn besluiten nemen inzake de verlening, aanpassing of verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum voor elektronische-communicatienetdiensten en -werken.

2. Wanneer de lidstaten gebruiksrechten voor radiospectrum verlenen, aanpassen of verlengen, kunnen hun nationale regelgevende instanties passende maatregelen nemen, zoals:

a) beperkingen vaststellen voor de hoeveelheid radiospectrum waarvoor gebruiksrechten aan ondernemingen worden verleend, of het koppelen van voorwaarden aan dergelijke gebruiksrechten, zoals het aanbieden van wholesaletoegang, nationale of regionale roaming, in bepaalde banden of in bepaalde groepen van banden met soortgelijke kenmerken;

b) het voorbehouden van een deel van een frequentieband of een groep van banden voor toewijzing aan nieuwe marktdeelnemers, als dit passend is gezien de uitzonderlijke situatie op de nationale markt;

c) het weigeren om nieuwe gebruiksrechten voor radiospectrum toe te kennen of om nieuw radiomspectrumgebruik in bepaalde banden toe te staan, dan wel het koppelen van voorwaarden aan de toekenning van gebruiksrechten voor radiospectrum of de machtiging voor nieuw radiospectrumgebruik, teneinde concurrentieverstoring ten gevolge van de toekenning, overdracht of concentratie van gebruiksrechten te voorkomen;

d) het verbieden van of het opleggen van voorwaarden aan de overdracht van gebruiksrechten voor radiospectrum die niet onder het toezicht inzake fusies van de lidstaten of de Unie vallen, daar waar het waarschijnlijk is dat door een dergelijke overdracht de concurrentie aanzienlijk in het gedrang komt;

e) het wijzigen van de bestaande rechten in overeenstemming met deze richtlijn, daar waar dat noodzakelijk is om ex post een einde te maken aan de concurrentieverstoring ten gevolge van de overdracht of concentratie van gebruiksrechten voor radiospectrum.

Rekening houdend met de marktomstandigheden en beschikbare benchmarks baseren de nationale regelgevende instanties hun besluit op een objectieve en toekomstgerichte beoordeling van de mededingingsomstandigheden op de markt, van de vraag of dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn om daadwerkelijke mededinging in stand te houden of tot stand te brengen en van de waarschijnlijke effecten van dergelijke maatregelen op bestaande en toekomstige investeringen door marktdeelnemers, met name op het gebied van de uitrol van netwerken.

3. Bij de toepassing van lid 2 gaan de nationale regelgevende instanties te werk overeenkomstig de procedures van de artikelen 18, 19, 23 en 35 van deze richtlijn.

Afdeling 3 Procedures

Artikel 53

Gecoördineerde tijdschema’s betreffende toewijzingen

Teneinde het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum in de Unie te coördineren, kan de Commissie, terdege rekening houdend met de verschillende nationale marktsituaties, door middel van een uitvoeringsmaatregel:

a) één of, indien passend, meerdere gemeenschappelijke datums vaststellen waarop het gebruik van specifieke geharmoniseerde radiospectrumbanden uiterlijk wordt toegestaan;

b) voor zover nodig om de doeltreffendheid van de coördinatie te waarborgen, een overgangsmaatregel vaststellen met betrekking tot de looptijd van rechten overeenkomstig artikel 49, zoals een verlenging of inkorting van de looptijd ervan, teneinde bestaande rechten of machtigingen aan te passen aan een dergelijke geharmoniseerde datum.

Dergelijke uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

ê 2002/20/EG (aangepast)

Artikel 7 54

Ö Procedure voor het beperken van het aantal te verlenen gebruiksrechten voor radiospectrum Õ

ê 2009/140/EG art. 3, lid 5, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. Wanneer een lidstaat Ö , zonder afbreuk te doen aan een overeenkomstig artikel 53 vastgestelde uitvoeringshandeling, Õ ð tot de conclusie komt dat een recht betreffende het gebruik van radiospectrum op grond van artikel 46 niet kan worden verleend ï Ö en wanneer een lidstaat Õ overweegt het aantal gebruiksrechten voor radiofrequenties ð radiospectrum ï te beperken of de duur van bestaande rechten te verlengen op andere wijze dan in overeenstemming met de in dergelijke rechten gespecificeerde voorwaarden, dient hij onder meer:

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

a) ð  de redenen voor het beperken van de gebruiksrechten duidelijk te vermelden, waarbij hij er met name voor zorgt  ï voldoende rekening te houden met de noodzaak de voordelen voor de gebruikers te maximaliseren en de ontwikkeling van de mededinging te bevorderen ð , en met regelmatige tussenpozen dan wel op redelijk verzoek van betrokken ondernemingen een beoordeling van de beperking uit te voeren ï ;

b) alle belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de mogelijkheid te bieden om zich Ö door middel van een openbare raadpleging Õ uit te spreken over elke eventuele beperking overeenkomstig artikel 236 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) ð . In het geval van geharmoniseerd radiospectrum gaat deze openbare raadpleging uiterlijk zes maanden na de vaststelling van de uitvoeringsmaatregel overeenkomstig Beschikking nr. 676/2002/EG van start, tenzij deze maatregel technische kenmerken omvat die een langere termijn vergen ï ;

ò nieuw

2. Als een lidstaat concludeert dat het aantal gebruiksrechten moet worden beperkt, zorgt hij voor een duidelijke omschrijving en rechtvaardiging van de doelstellingen die met de selectieprocedure worden nagestreefd en worden deze voor zover mogelijk gekwantificeerd, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de noodzaak om aan doelstellingen betreffende de nationale en de interne markt te voldoen. De doelstellingen die de lidstaat vastlegt met het oog op het ontwerp van de specifieke selectieprocedure omvatten één of meer van de volgende doelstellingen:

a) bevorderen van de dekking;

b) vereiste kwaliteit van dienstverlening;

c) bevorderen van de mededinging;

d) bevorderen van innovatie en bedrijfsontwikkeling; en

e) waarborgen dat vergoedingen optimaal gebruik van radiospectrum in overeenstemming met artikel 42 bevorderen.

De nationale regelgevende instantie zorgt voor een duidelijke omschrijving en rechtvaardiging van de keuze van de selectieprocedure, met inbegrip van elke eventuele voorbereidingsfase voorafgaand aan de toegang tot de selectieprocedure. De nationale regelgevende instantie maakt ook duidelijk melding van de resultaten van elke aanverwante beoordeling van de concurrentie-, technische en economische situatie van de markt, en geeft redenen voor het mogelijk gebruik en de keuze van maatregelen overeenkomstig artikel 35.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 5, onder a) (aangepast)

ð nieuw

3. c) Ö De lidstaten maken Õ elk besluit ð inzake de gekozen selectieprocedure en de daarmee samenhangende elementen ï  tot beperking van het verlenen van gebruiksrechten of het verlengen van gebruiksrechten met opgave van redenen bekend bekend, Ö waarbij zij een duidelijke opgave van redenen verstrekken Õ met opgave van redenen bekend te maken; ð en duidelijk vermelden op welke manier rekening is gehouden met de door de nationale regelgevende instantie overeenkomstig artikel 35 vastgestelde maatregel. Daarnaast wordt bekendgemaakt welke voorwaarden aan de gebruiksrechten worden verbonden. ï

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

4. d) Nna de vaststelling van de procedure Ö doet de lidstaat een uitnodiging  Õ tot het indienen van aanvragen voor gebruiksrechten; en

e) de beperking met een redelijke regelmaat of ingevolge een redelijk verzoek van de getroffen ondernemingen te herzien.

52. Wanneer een lidstaat besluit dat er meer gebruiksrechten voor ð radiospectrum ï radiofrequenties ð of een combinatie van verschillende soorten rechten ï kunnen worden verleend, ð waarbij rekening wordt gehouden met geavanceerde methoden voor de bescherming tegen schadelijke interferentie, ï maakt hij deze conclusie bekend en ð initieert hij proces voor het verlenen van ï doet hij een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor deze rechten.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 5, onder b) (aangepast)

ð nieuw

63. Wanneer de verlening van gebruiksrechten voor ð radiospectrum ï radiofrequenties moet worden beperkt, verlenen de lidstaten deze rechten op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige selectiecriteria ð en een door hun nationale regelgevende instanties overeenkomstig artikel 35 vastgestelde procedure  ï. Dergelijke selectiecriteria moeten naar behoren belang hechten aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en aan de eisen van de artikelen 3, 4, 28 en 459 van die richtlijn.

ò nieuw

7. De Commissie kan uitvoeringsmaatregelen vaststellen die criteria omvatten voor het coördineren van de naleving door de lidstaten van de in de leden 1 tot en met 3 vastgestelde verplichtingen. De uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde procedure, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het advies van de Beleidsgroep Radiospectrum.

ê 2002/20/EG

è1 2009/140/EG art. 3, lid 5, onder c)

ð nieuw

84. Wanneer vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedures moeten worden toegepast, kunnen de lidstaten de in artikel 48, lid 6, 5, lid 3, genoemde termijn van zes weken verlengen zolang als nodig is om ervoor te zorgen dat deze procedures billijk, redelijk, open en transparant zijn voor alle belanghebbende partijen, welke verlenging echter niet meer dan acht maanden mag bedragen ð , waarbij rekening wordt gehouden met overeenkomstig artikel 53 vastgestelde specifieke tijdschema’s ï .

Deze termijnen doen geen afbreuk aan toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van ð radiospectrum ï radiofrequenties en satellietcoördinatie.

95. Dit artikel doet geen afbreuk aan de overdracht van gebruiksrechten voor ð radiospectrum ï radiofrequenties overeenkomstig è1 artikel 519b ç van deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

ò nieuw

HOOFDSTUK III

IMPLEMENTATIE EN GEBRUIK VAN DRAADLOZE NETWERKAPPARATUUR

Artikel 55

Toegang tot lokale radionetwerken

1. De bevoegde instanties staan het aanbieden van toegang via lokale radionetwerken tot een openbaar communicatienetwerk toe, evenals het gebruik van geharmoniseerd radiospectrum voor dat aanbod, waarbij uitsluitend toepasselijke voorwaarden inzake algemene machtiging gelden.

Wanneer dat aanbod geen commercieel karakter heeft of een bijkomend element van een andere commerciële activiteit of openbare dienst is die niet afhankelijk is van het overbrengen van signalen op die netwerken, wordt een onderneming, overheidsinstantie of eindgebruiker die dergelijke toegang aanbiedt niet onderworpen aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken of -diensten overeenkomstig artikel 12, en evenmin aan verplichtingen inzake de rechten van eindgebruikers overeenkomstig titel III van deel III van deze richtlijn, en verplichtingen tot interconnectie van hun netwerken overeenkomstig artikel 59, lid 1.

2. De bevoegde instanties belemmeren de aanbieders van openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten niet om aan het publiek toegang tot hun netwerken te verlenen via lokale radionetwerken die zich mogelijk op terreinen of in gebouwen van een eindgebruiker bevinden, mits de toepasselijke algemene machtigingsvoorwaarden worden nageleefd en de eindgebruiker hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

3. In overeenstemming met in het bijzonder artikel 3, lid 1, van Verordening 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad 95 waarborgen de bevoegde instanties dat aanbieders van elektronische communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten de volgende rechten niet eenzijdig beperken:

a) het recht van eindgebruikers om toe te treden tot de lokale radionetwerken van hun keuze, aangeboden door derden;

b) het recht van eindgebruikers om wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang te verlenen tot de netwerken van dergelijke aanbieders via lokale radionetwerken, onder meer op basis van initiatieven van derde partijen die de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers bundelen en openbaar toegankelijk maken.

Daartoe zorgen aanbieders van openbare communicatienetwerken of openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten ervoor dat zij op duidelijke en transparante wijze producten of specifieke aanbiedingen, waarmee hun eindgebruikers toegang kunnen verlenen aan derde partijen via een lokaal radionetwerk, ter beschikking stellen en actief aanbieden.

4. De bevoegde instanties beperken het recht van de eindgebruikers niet om wederzijds of meer in het algemeen andere eindgebruikers toegang te verlenen tot hun lokale radionetwerken, onder meer op basis van initiatieven van derde partijen die de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers bundelen en openbaar toegankelijk maken.

5. De bevoegde instanties leggen geen beperkingen op ten aanzien van het aanbieden van toegang tot lokale radionetwerken aan het publiek:

a) door overheden op terreinen of in gebouwen waarin dergelijke overheidsinstanties zijn gevestigd dan wel in de onmiddellijke nabijheid daarvan, wanneer dat aanbod een bijkomend element is van de openbare diensten die op die terreinen of in die gebouwen worden geleverd;

b) door initiatieven van niet-gouvernementele organisaties of overheden om de lokale radionetwerken van verschillende eindgebruikers te bundelen en onderling of meer algemeen toegankelijk te maken, met inbegrip van, indien van toepassing, de lokale radionetwerken waartoe publieke toegang wordt verleend zoals bedoeld onder a).

Artikel 56

Implementatie en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik

1. De bevoegde instanties staan de implementatie, aansluiting en exploitatie van discrete draadloze toegangspunten met klein bereik onder de algemene machtiging toe en belemmeren de implementatie, aansluiting en exploitatie niet onnodig middels individuele stedenbouwkundige vergunningen of op een andere manier wanneer dit gebruik in overeenstemming is met de overeenkomstig lid 2 aangenomen uitvoeringsmaatregelen. De draadloze toegangspunten met klein bereik worden niet onderworpen aan vergoedingen of heffingen die verder gaan dan de administratieve heffing die eventueel verbonden is aan de algemene machtiging overeenkomstig artikel 16.

Dit lid doet geen afbreuk aan het machtigingsstelsel voor het radiospectrum dat wordt toegepast om draadloze toegangspunten met klein bereik te bedienen.

2. Om te zorgen voor een uniforme uitvoering van het algemene machtigingsproces voor de implementatie, aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik, kan de Commissie, door middel van een uitvoeringshandeling, technische kenmerken voor het ontwerp, de implementatie en de exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik specificeren, waarbij ten minste wordt voldaan aan de vereisten van Richtlijn 2013/35/EU 96 en rekening wordt gehouden met de in Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad 97 vastgestelde drempelwaarden. De Commissie specificeert deze technische kenmerken aan de hand van de maximale grootte, kracht en elektromagnetische eigenschappen, evenals de visuele impact van de ingezette draadloze toegangspunten met klein bereik. Door naleving van de gespecificeerde kenmerken wordt het discrete karakter van draadloze toegangspunten met klein bereik bij gebruik binnen verschillende lokale contexten gewaarborgd.

De gespecificeerde technische kenmerken voor de implementatie, aansluiting en exploitatie van draadloze toegangspunten met klein bereik die kunnen profiteren van lid 1, doen geen afbreuk aan de essentiële vereisten van Richtlijn 2014/53/EU 98 .

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 2002/19/EG (aangepast)

Ö Titel II: Toegang Õ

HOOFDSTUK I II

ALGEMEN BEPALINGENÖ , BEGINSELEN INZAKE TOEGANG Õ

Artikel 357

Algemeen kader inzake toegang en interconnectie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er geen beperkingen zijn die het ondernemingen, gevestigd in één lidstaat of in verscheidene lidstaten, beletten onderling overeenkomsten inzake technische en commerciële regelingen voor toegang en/of interconnectie aan te gaan overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ. De onderneming die om toegang of om interconnectie verzoekt hoeft niet gemachtigd te zijn om te opereren in de lidstaat waar om toegang of interconnectie wordt verzocht, indien zij in die lidstaat geen diensten aanbiedt en geen netwerk exploiteert.

2. Onverminderd artikel 106 31 van Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) 99 handhaven de lidstaten geen wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen die exploitanten verplichten om, wanneer zij toegang of interconnectie mogelijk maken, voor gelijkwaardige diensten ten aanzien van verschillende ondernemingen verschillende eisen en voorwaarden te hanteren, en/of die de exploitanten verplichtingen opleggen die geen verband houden met de daadwerkelijk geleverde toegangs- en interconnectiediensten, onverminderd de voorwaarden in de bijlage I bij Ö deze richtlijn ÕRichtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn).

Artikel 458

Rechten en verplichtingen van ondernemingen

ê 2009/140/EG art. 2, lid 2 (aangepast)

1. Exploitanten van openbare communicatienetwerken zijn gerechtigd en, wanneer hun daarom wordt verzocht door daartoe overeenkomstig artikel 4 15 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn), gemachtigde ondernemingen, verplicht te onderhandelen over interconnectie met het doel algemeen beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden, teneinde de verlening en de interoperabiliteit van de diensten in de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ te waarborgen. Exploitanten verlenen andere ondernemingen toegang en interconnectie onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de verplichtingen die door de nationale regelgevende instantie worden opgelegd uit hoofde van de artikelen 59, 60 en 66 5 tot en met 8.

ê 2002/19/EG (aangepast)

2. Openbare elektronische-communicatienetwerken die zijn opgezet voor de distributie van digitale televisiediensten moeten in staat zijn breedbeeldtelevisiediensten en -programma's door te geven. Netwerkexploitanten die breedbeeldtelevisiediensten of -programma's ontvangen en doorgeven handhaven dat breedbeeldformaat.

23. Onverminderd artikel 11 21 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) eisen de lidstaten van ondernemingen die voor, tijdens of na onderhandelingen over toegangs- of interconnectieovereenkomsten informatie van een andere onderneming verkrijgen, dat zij die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor zij werd verstrekt en te allen tijde de vertrouwelijkheid van verstrekte of opgeslagen informatie in acht nemen. De verkregen informatie wordt niet doorgegeven aan enige andere partij, in het bijzonder andere afdelingen, dochterondernemingen of partners, die door die informatie concurrentievoordeel zouden kunnen behalen.

HOOFDSTUK II

TOEGANG EN INTERCONNECTIE

Artikel 559

Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de nationale regelgevende instanties met betrekking tot toegang en interconnectie

ê 2009/140/EG art. 2, lid 3, onder a)

ð nieuw

1. Met het oog op de doelstellingen van artikel 3 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), bevorderen, en waar nodig waarborgen de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn passende toegang en interconnectie, alsook interoperabiliteit van diensten, en oefenen zij daarbij hun bevoegdheid uit op een wijze die bevorderlijk is voor efficiëntie en duurzame concurrentie, ð de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit ï, efficiënte investeringen en innovatie, en die de eindgebruikers het grootste voordeel biedt. ð Zij bieden richtsnoeren en stellen de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie publiekelijk beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en exploitanten met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen. ï

ê 2002/19/EG (aangepast)

ð nieuw

De nationale regelgevende instanties moeten in het bijzonder, onverminderd maatregelen overeenkomstig artikel 866 ten aanzien van ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht:

a) verplichtingen kunnen opleggen, voor zover noodzakelijk om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen, aan Ö de Õ ondernemingen ð die aan algemene machtiging zijn onderworpen ï Ö en Õ die de toegang tot de eindgebruikers controleren; hetgeen in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is ook de verplichting inhoudt om te zorgen voor interconnectie van hun netwerken waar dat niet reeds gebeurd is;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 3, onder a), gewijzigd bij rectificatie, PB L 241 van 10.9.2013, blz. 8

ð nieuw

ab) in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is en voor zover noodzakelijk, verplichtingen kunnen opleggen aan ondernemingen ð die aan algemene machtiging zijn onderworpen en ï die de toegang tot de eindgebruikers controleren om hun diensten interoperabel te maken;

ò nieuw

c) in gevallen waarin zulks gerechtvaardigd is, verplichtingen kunnen opleggen aan aanbieders van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten om hun diensten interoperabel te maken, met name wanneer de toegang tot noodhulpdiensten of eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers in gevaar komt door een gebrek aan interoperabiliteit tussen persoonlijke communicatiediensten.

ê 2002/19/EG

db) exploitanten kunnen verplichten, voorzover noodzakelijk om de toegang van eindgebruikers tot door de lidstaat gespecificeerde digitale radio- en televisieomroepdiensten te waarborgen, toegang tot de andere in bijlage II, deel II, bedoelde faciliteiten aan te bieden op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

ò nieuw

De in lid 2, onder c), bedoelde verplichtingen kunnen alleen worden opgelegd:

 i) voor zover noodzakelijk om de interoperabiliteit van persoonlijke communicatiediensten te waarborgen, en kunnen verplichtingen omvatten inzake het gebruik en de implementatie van de in artikel 39, lid 1, bedoelde normen of specificaties, of van andere relevante Europese of internationale normen; en

ii) wanneer de Commissie, op basis van een verslag waarom zij Berec had verzocht, heeft geconstateerd dat er een noemenswaardig gevaar bestaat voor de doeltreffende toegang tot noodhulpdiensten of tot eind-tot-eindverbindingen tussen eindgebruikers binnen één of meerdere lidstaten of in de hele Europese Unie, en zij uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld waarin de aard en het toepassingsgebied van eventueel op te leggen verplichtingen worden gespecificeerd, in overeenstemming met de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. De nationale regelgevende instanties leggen op redelijk verzoek verplichtingen op voor het verlenen van toegang tot bedrading en kabels in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie wanneer dat punt zich buiten het gebouw bevindt, aan de eigenaren van dergelijke bedrading en kabels of aan ondernemingen die het recht hebben dergelijke bedrading en kabels te gebruiken, wanneer zulks gerechtvaardigd is doordat de replicatie van dergelijke netwerkelementen in economisch opzicht inefficiënt of fysiek niet uitvoerbaar zou zijn. De voorwaarden inzake toegang die worden opgelegd kunnen specifieke voorschriften omvatten betreffende toegang, transparantie en niet-discriminatie en betreffende een omslagregeling voor de toegangskosten die, indien passend, worden aangepast naargelang van risicofactoren.

De nationale regelgevende instanties kunnen aan deze eigenaren of ondernemingen onder billijke en redelijke voorwaarden toegangsverplichtingen opleggen die verder reiken dan het eerste punt van samenkomst of distributie, zodat een punt van samenkomst wordt bereikt dat zich zo dicht mogelijk bij de eindgebruikers bevindt, voor zover strikt noodzakelijk om onoverkomelijke economische of fysieke belemmeringen ten aanzien van replicatie in gebieden met een lagere bevolkingsdichtheid aan te pakken.

De nationale regelgevende instanties leggen geen verplichtingen overeenkomstig lid 2 op wanneer:

a) een haalbaar en soortgelijk alternatief middel voor de toegang tot eindgebruikers aan een onderneming ter beschikking wordt gesteld, mits onder billijke en redelijke voorwaarden toegang wordt aangeboden tot een netwerk met zeer hoge capaciteit door een onderneming die voldoet aan de in artikel 77, onder a) en b), vastgestelde criteria; en

b) in het geval van recentelijk geïmplementeerde netwerkelementen, met name door middel van kleinere lokale projecten, het verlenen van toegang de economische of financiële levensvatbaarheid van de implementatie ervan in het gedrang zou brengen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties de bevoegdheid hebben om in overeenstemming met het recht van de Unie aan ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden of gemachtigd zijn die aan te bieden verplichtingen op te leggen in verband met het gedeeld gebruik van passieve of actieve infrastructuur, of verplichtingen om gelokaliseerde overeenkomsten inzake roamingtoegang te sluiten, of verplichtingen inzake de gezamenlijke uitrol van infrastructuurvoorzieningen die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de lokale verlening van diensten die afhankelijk zijn van het gebruik van spectrum, wanneer zulks gerechtvaardigd is omdat:

a) de replicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar zou zijn; en

b) de connectiviteit in het desbetreffende gebied, waaronder langs belangrijke transportroutes, ernstig tekort zou schieten, of de plaatselijke bevolking met ernstige beperkingen inzake de keuze en/of kwaliteit van dienstverlening zou worden geconfronteerd.

De nationale regelgevende instanties houden rekening met:

a) de noodzaak om de connectiviteit in de hele Unie en in bepaalde territoriale gebieden te optimaliseren;

b) een efficiënt gebruik van radiospectrum;

c) de technische haalbaarheid van voorwaarden inzake gedeeld gebruik en aanverwante voorwaarden;

d) de toestand van op infrastructuur gebaseerde en op diensten gebaseerde concurrentie;

e) de mogelijkheid om voor significantie verbeteringen te zorgen betreffende de keuze en de kwaliteit van de dienstverlening voor eindgebruikers;

f) technologische innovatie;

g) de dwingende noodzaak prikkels te ondersteunen op basis waarvan de aanbiedende partij de infrastructuur in eerste instantie uitrolt.

Dergelijke verplichtingen inzake gedeeld gebruik, toegang of coördinatie worden onderworpen aan overeenkomsten die op billijke en redelijke voorwaarden zijn gesloten. In het geval van geschillenbeslechting kunnen de nationale regelgevende instanties aan de begunstigde van de verplichting inzake gedeeld gebruik of toegang onder meer de verplichting opleggen om zijn spectrum te delen met de aanbieder van de infrastructuur in het desbetreffende gebied.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 3, onder b)

ð nieuw

42. Overeenkomstig lid 1 de leden 1, 2 en3 opgelegde verplichtingen en voorwaarden zijn objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend en worden toegepast volgens de procedures van de artikelen 236, 732 en 7a33van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). ð  De nationale regelgevende instanties beoordelen uiterlijk vijf jaar na de vaststelling van de vorige maatregel die in verband met dezelfde exploitanten is vastgesteld de resultaten van dergelijke verplichtingen en voorwaarden; verder beoordelen zij of het passend is deze verplichtingen in te trekken of te wijzigen naar aanleiding van de zich ontwikkelende voorwaarden. De nationale regelgevende instanties geven volgens dezelfde procedures kennis van de resultaten van de beoordeling ï.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 3, onder d) 

53. Wat de in lid 1 genoemde toegang en interconnectie betreft, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instantie de bevoegdheid heeft indien gerechtvaardigd, op eigen initiatief in te grijpen ter waarborging van de beleidsdoelstellingen van artikel 3 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), zulks overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn en volgens de procedures van de artikelen 236 en 327 alsmede 2620 en 21 27.

ò nieuw

6. Uiterlijk op [inwerkingtreding plus 18 maanden stelt Berec, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, richtsnoeren vast inzake gemeenschappelijke benaderingen betreffende de identificatie van het netwerkaansluitpunt in verschillende netwerktopologieën, teneinde bij te dragen tot een consistente omschrijving van de locatie van netwerkaansluitpunten door de nationale regelgevende instanties. De nationale regelgevende instanties houden zoveel mogelijk rekening met deze richtsnoeren bij de omschrijving van de locatie van netwerkaansluitpunten.

ê 2002/19/EG (aangepast)

Artikel 660

Systemen van voorwaardelijke-toegang en andere faciliteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de voorwaarden van de bijlage II, deel I, van toepassing zijn met betrekking tot de voorwaardelijke toegang tot digitale televisie- en radio-omroepdiensten ten behoeve van kijkers en luisteraars in de Gemeenschap Ö Unie Õ , ongeacht de wijze van doorgifte.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 4 (aangepast)

ð nieuw

2. In het licht van de markt- en technologische ontwikkelingen kan de Commissie uitvoeringsmaatregelen nemen Ö is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 109 vast te stellen Õ om bijlage II te wijzigen. Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 

ê 2002/19/EG (aangepast)

3. Niettegenstaande lid 1 kunnen de lidstaten hun nationale regelgevende instantie machtigen om zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens op gezette tijden, een evaluatie uit te voeren van de uit hoofde van dit artikel toegepaste voorwaarden, door overeenkomstig lid 1 van artikel 6516 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) een marktanalyse uit te voeren om te bepalen of zij moeten worden gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken.

Wanneer een nationale regelgevende instantie uit die marktanalyse opmaakt dat één of meer exploitanten op de desbetreffende markt geen aanmerkelijke macht bezitten, kan zij de voorwaarden met betrekking tot die exploitanten wijzigen of intrekken overeenkomstig de procedure van de artikelen 6 23 en 327 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), doch alleen voorzover:

a) de toegankelijkheid voor eindgebruikers van radio- en televisie-uitzendingen, omroepkanalen en diensten, nader aangeduid overeenkomstig artikel 106 31 van Richtlijn 2001/22/EG (universeledienstrichtlijn), niet door een dergelijke wijziging of intrekking wordt aangetast; en

b) de vooruitzichten voor werkelijke mededinging in de markten voor:

i) detailhandel in digitale televisie- en radio-omroepdiensten en

ii) systemen van voorwaardelijke toegang en andere bijbehorende faciliteiten

niet door een dergelijke wijziging of intrekking worden aangetast.

Voor de voorafgaande kennisgeving aan de partijen waarvoor een dergelijke wijziging of opheffing van verplichtingen geldt wordt een passende termijn in acht genomen.

4. Voorwaarden die in overeenstemming met dit artikel worden opgelegd doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten verplichtingen op te leggen in verband met de presentatie van elektronische programmagidsen en soortgelijke overzichts- en navigatiefaciliteiten.

HOOFDSTUK III

MARKTANALYSE EN AANMERKELIJKE MARKTMACHT

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 1461

Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht

1. Wanneer de bijzondere Ö deze Õ richtlijnen voorschrijftven dat de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de procedure van artikel 1665 moeten bepalen of exploitanten een aanmerkelijke marktmacht hebben, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing.

2. Een onderneming wordt geacht een aanmerkelijke marktmacht te hebben, wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, dit wil zeggen een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen.

Wanneer de nationale regelgevende instanties beoordelen of twee of meer ondernemingen gezamenlijk een machtspositie op de markt innemen, dienen zij meer in het bijzonder de communautaire Ö Unie Õwetgeving in acht te nemen en zich zeer zorgvuldig te houden aan de „Richtsnoeren voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht”, die de Commissie bekend heeft gemaakt uit hoofde van artikel 1562. De bij die beoordeling te hanteren criteria zijn aangegeven in bijlage II.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 16

3. Wanneer een onderneming aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt (de eerste markt) bezit, kan zij ook worden aangewezen als onderneming met een aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt (de tweede markt) als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de eerste markt op de tweede markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Bijgevolg kunnen ingevolge de artikelen 9, 10, 11 en 13 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) oplossingen worden toegepast om te voorkomen dat naar meer macht op de tweede markt wordt gestreefd, en wanneer die oplossingen ontoereikend blijken, kunnen oplossingen worden aangewend ingevolge artikel 17 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn).

ê 2002/21/EG art.15

Artikel 1562

ê 2009/140/EG art. 1, lid 17, onder a)

Procedure voor het bepalen en definiëren van markten

ê 2009/140/EG art. 1, lid 17, onder b) (aangepast)

1. Na een openbare raadpleging, met inbegrip van raadpleging van de nationale regelgevende instanties, en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van BEREC, neemt de Commissie volgens de raadplegingsprocedure van artikel 22, lid 2, een aanbeveling aan inzake relevante markten voor producten en diensten (de aanbeveling). Daarin worden de markten voor producten en diensten in de sector elektronische communicatie vermeld waarvan de kenmerken zodanig kunnen zijn dat het opleggen van regulerende verplichtingen als beschreven in de bijzondere Ö deze Õ richtlijnen gerechtvaardigd kan zijn, onverminderd markten die in bepaalde gevallen uit hoofde van het mededingingsrecht kunnen worden gedefinieerd. De Commissie definieert de markten overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht.

ò nieuw

De Commissie neemt product- en dienstenmarkten in de aanbeveling op wanneer zij op basis van algemene tendensen die zij in de Unie waarneemt, constateert dat aan alle criteria van artikel 65, lid 1, is voldaan.

ê 2002/21/EG (nieuw)

De Commissie herziet de aanbeveling op gezette tijden.

2. De Commissie publiceert, uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, richtsnoeren voor marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht (hierna „de Ö AMM- Õrichtsnoeren” te noemen), in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 17, onder c) (aangepast)

ð nieuw

3. De nationale regelgevende instanties bepalen, zoveel mogelijk rekening houdend met de aanbeveling en de Ö AMM- Õrichtsnoeren, de relevante markten die overeenkomen met de nationale omstandigheden, met name relevante geografische markten binnen hun grondgebied, overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht. De nationale regelgevende instanties ð houden rekening met de resultaten van het overeenkomstig artikel 22, lid 1, uitgevoerde geografische onderzoek. Zij ï volgen de procedures van de artikelen 623 en 732 voordat zij markten definiëren die verschillen van de in de aanbeveling genoemde.

ò nieuw

Artikel 63

Procedure voor het bepalen van transnationale markten

1. Na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, kan Berec door middel van een besluit transnationale markten bepalen in overeenstemming met de beginselen van het mededingingsrecht, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de overeenkomstig artikel 62 vastgestelde aanbeveling en de AMM-richtsnoeren. Berec voert een analyse van een potentiële transnationale markt uit indien de Commissie of ten minste twee betrokken nationale regelgevende instanties daartoe een met redenen omkleed verzoek inclusief bewijsstukken ter staving daarvan indienen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 18, onder b) (aangepast)

ð nieuw

52. In het geval van transnationale markten die worden omschreven in de beschikking als bedoeld in artikel 15, lid 4, ð overeenkomstig lid 1 ï , dragen de betrokken nationale regelgevende instanties samen zorg voor de uitvoering van de marktanalyse, waarbij de Ö AMM Õ-richtsnoeren maximaal in acht worden genomen, en spreken zij zich op gecoördineerde wijze uit over het opleggen, handhaven, wijzigen of opheffen van wettelijke verplichtingen als bedoeld in lid 2 van dit artikel 65, lid 4. ð De betrokken nationale regelgevende instanties stellen de Commissie gezamenlijk in kennis van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen krachtens de artikelen 32 en 33. ï

ò nieuw

Twee of meer nationale regelgevende instanties kunnen eveneens kennis geven van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen indien er geen transnationale markten zijn, wanneer zij van mening zijn dat de marktvoorwaarden in hun respectievelijke rechtsgebieden voldoende homogeen zijn.

Artikel 64

Procedure voor het bepalen van transnationale vraag

1. Berec voert een analyse uit van transnationale vraag door eindgebruikers naar producten en diensten die binnen de Unie worden aangeboden op één of meer van de in de aanbeveling opgenomen markten, indien het van de Commissie of van ten minste twee betrokken nationale regelgevende instanties een met redenen omkleed verzoek inclusief bewijsstukken ter staving daarvan ontvangt, waarin is vermeld dat er een ernstig probleem is dat moet worden aangepakt. Berec kan een dergelijke analyse ook uitvoeren indien het een met redenen omkleed verzoek inclusief voldoende bewijsstukken van marktdeelnemers ontvangt en het van mening is dat er een ernstig probleem is dat moet worden aangepakt. De analyse van Berec doet geen afbreuk aan bevindingen inzake transnationale markten overeenkomstig artikel 63, lid 1, noch aan bevindingen inzake nationale of subnationale geografische markten door nationale regelgevende instanties overeenkomstig artikel 62, lid 3.

Deze analyse van de transnationale vraag door eindgebruikers kan producten en diensten omvatten die worden geleverd op producten- of dienstenmarkten die door één of meer nationale regelgevende instanties op grond van nationale omstandigheden op verschillende manier zijn omschreven, mits deze producten en diensten substitueerbaar zijn door de producten en diensten die op één van de in de aanbeveling opgenomen markten worden geleverd.

Indien Berec concludeert dat er een transnationale vraag door eindgebruikers bestaat, dat deze vraag significant is en er niet afdoende aan wordt voldaan door levering waarin op commerciële of gereguleerde basis wordt voorzien, brengt Berec, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, richtsnoeren uit inzake gemeenschappelijke benaderingen op basis waarvan de nationale regelgevende instanties aan de geconstateerde transnationale vraag kunnen voldoen, onder meer wanneer zij, indien passend, corrigerende maatregelen overeenkomstig artikel 66 opleggen. De nationale regelgevende instanties houden bij de uitvoering van hun reguleringstaken binnen hun rechtsgebied zoveel mogelijk rekening met deze richtsnoeren.

2. Op basis van de in lid 1 bedoelde richtsnoeren van Berec kan de Commissie overeenkomstig artikel 38 een besluit vaststellen inzake de harmonisering van de technische specificaties van wholesaletoegangsproducten waarmee aan een dergelijke geconstateerde transnationale vraag kan worden voldaan, wanneer deze door de nationale regelgevende instanties worden opgelegd aan exploitanten die zijn aangemerkt als beschikkend over aanmerkelijke marktmacht op markten waarop dergelijke toegangsproducten worden geleverd, als gedefinieerd overeenkomstig de nationale omstandigheden. In dat geval is artikel 38, lid 3, onder a), tweede alinea, eerste streepje, niet van toepassing.

ê 2002/21/EG

Artikel 16 65

Marktanalyseprocedure

ê 2009/140/EG art. 1, lid 18, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. De nationale regelgevende instanties

voeren een analyse uit van de relevante in de aanbeveling vermelde markten, en houden daarbij rekening met de in de aanbeveling genoemde markten, met maximale inachtneming van de richtsnoeren ð bepalen of de kenmerken van een overeenkomstig artikel 62, lid 3, gedefinieerde relevante markt zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is om de in deze richtlijn vastgestelde regelgevingsverplichtingen op te leggen ï . De lidstaten zorgen ervoor dat deze Ö een Õ analyse, in voorkomend geval, in samenwerking met de nationale mededingingsinstanties wordt uitgevoerd. ð De nationale regelgevende instanties houden zoveel mogelijk rekening met de AMM-richtsnoeren en volgen de in de artikelen 23 en 32 bedoelde procedures wanneer zij een dergelijke analyse uitvoeren. ï

ò nieuw

De kenmerken van een markt kunnen zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is om de in deze richtlijn vastgestelde regelgevingsverplichtingen op te leggen indien cumulatief aan de volgende criteria wordt voldaan:

a) er zijn hoge en niet-voorbijgaande toetredingsdrempels van structurele, wettelijke of regelgevende aard aanwezig;

b) er is een marktstructuur die niet neigt naar daadwerkelijke mededinging binnen de relevante periode, gezien de toestand van de op infrastructuur gebaseerde en andere mededinging die aan de toegangsbelemmeringen ten grondslag ligt;

c) het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken.

Wanneer een nationale regelgevende instantie een analyse uitvoert van een markt die in de aanbeveling is opgenomen, gaat zij ervan uit dat aan lid 2, onder a), b) en c), is voldaan, tenzij de nationale regelgevende instantie constateert dat onder de specifieke nationale omstandigheden aan één of meer van dergelijke criteria niet is voldaan.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 18, onder a)

2. Wanneer een nationale regelgevende instantie krachtens leden 3 en 4 van dit artikel, artikel 17, van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstenrichtlijn), of artikel 8 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) moet bepalen of ten aanzien van ondernemingen verplichtingen moeten worden opgelegd, gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken, bepaalt zij overeenkomstig de richtsnoeren op basis van haar analyse volgens lid 1 van dit artikel of een relevante markt daadwerkelijk concurrerend is.

ò nieuw

2. Wanneer een nationale regelgevende instantie de krachtens lid 1 vereiste analyse uitvoert, beoordeelt zij ontwikkelingen vanuit een toekomstgericht perspectief indien op die relevante markt geen regulering op basis van dit artikel is opgelegd, rekening houdend met de volgende elementen:

a) de aanwezigheid van marktontwikkelingen waardoor het waarschijnlijker wordt dat de relevante markt naar daadwerkelijke mededinging neigt, zoals commerciële overeenkomsten inzake mede-investeringen of toegang tussen exploitanten waarbij de concurrentiedynamiek duurzaam baat heeft;

b) elke vorm van concurrentiedruk, waaronder op retailniveau, ongeacht de vraag of de bronnen van deze druk worden beschouwd als elektronische-communicatienetwerken, elektronische-communicatiediensten of andere types diensten of toepassingen die vanuit het oogpunt van de eindgebruiker vergelijkbaar zijn, en ongeacht de vraag of deze druk deel uitmaakt van de relevant markt;

c) andere soorten opgelegde regulering of maatregelen waardoor de relevante markt dan wel verwante retailmarkt of -markten gedurende de desbetreffende periode wordt of worden beïnvloed, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, overeenkomstig de artikelen 44, 58 en 59 opgelegde verplichtingen; en

d) regulering die op andere relevante markten krachtens dit artikel is opgelegd.

ê 2002/21/EG (aangepast)

ð nieuw

3. Wanneer een nationale regelgevende instantie concludeert datð de kenmerken van een relevante markt niet zodanig zijn dat het gerechtvaardigd is regelgevingsverplichtingen overeenkomstig de procedure van de leden 1 en 2 van dit artikel op te leggen, of wanner niet aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel is voldaan ï de markt daadwerkelijk concurrerend is, mag zij Ö geen Õ niet een van de wettelijke verplichtingen als beschreven in lid 2 opleggen of handhaven Ö overeenkomstig artikel 66 Õ . Wanneer er reeds Ö overeenkomstig artikel 66 opgelegde Õ sectorspecifieke verplichtingen Ö zijn Õ bestaan, trekt zij die verplichtingen van ondernemingen op die relevante markt in. Partijen die gevolgen ondervinden van het intrekken van die verplichtingen worden tijdig in kennis gesteld.

ò nieuw

De nationale regelgevende instanties waarborgen dat voor de partijen waarop een dergelijke intrekking van verplichtingen van invloed is, een passende termijn in acht wordt genomen die wordt bepaald door een evenwicht tot stand te brengen tussen de noodzaak om te zorgen voor een duurzame overgang voor de begunstigden van deze verplichtingen en de eindgebruikers, keuze voor de eindgebruikers, en te waarborgen dat de regulering niet verder gaat dan noodzakelijk is. Bij het bepalen van een dergelijke termijn kunnen de nationale regelgevende instanties in verband met bestaande overeenkomsten inzake toegang specifieke voorwaarden en termijnen vaststellen.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 18, onder b) (aangepast)

ð nieuw

4. Wanneer een nationale regelgevende instantie vaststelt dat Ö op Õ een relevante markt niet daadwerkelijk concurrerend is ð het opleggen van regelgevingsverplichtingen overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel gerechtvaardigd is ï , gaat zij na welke ondernemingen op die Ö relevante Õ markt afzonderlijk of gezamenlijk aanmerkelijke macht op de markt in de zin van artikel 14 61 hebben. en legt zij zZij legt de onderneming in kwestie passende specifieke wettelijke verplichtingen op als bedoeld in lid 2 van dit artikelÖ in overeenstemming met artikel 66 Õ of handhaaft zij zij handhaaft deze verplichtingen wanneer zij reeds bestaan ð indien zij van mening is dat één of meer retailmarkten niet daadwerkelijk concurrerend zouden zijn bij afwezigheid van deze verplichtingen ï .

56. Voor de in de leden 3 en 4 genoemde maatregelen gelden de procedures van de artikelen  623 en 732. De nationale regelgevende instanties voeren een analyse uit van de relevante markt en delen conform artikel 327 de corresponderende ontwerpmaatregel mee:

a) binnen drie ð vijf ï jaar na de aanneming van een eerdere maatregel ð wanneer de nationale regelgevende instantie de relevante markt heeft afgebakend en heeft bepaald welke ondernemingen aanmerkelijke marktmacht hebben ï met betrekking tot die markt. De termijn Ö van vijf jaar Õ kan in uitzonderlijke gevallen echter met maximaal nog eens drie ð één ï jaar worden verlengd wanneer de NRI daartoe bij de Commissie ð uiterlijk vier maanden voordat de periode van vijf jaar verstrijkt ï een gemotiveerd verzoek heeft ingediend en de Commissie binnen één maand geen bezwaar heeft gemaakt tegen de verlenging;

b) voor markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Commissie, binnen twee jaar na goedkeuring van een herziene aanbeveling inzake relevante markten of;

c) voor lidstaten die onlangs zijn toegetreden tot de Unie, binnen twee ð drie ï jaar na hun toetreding.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 18, onder c) (aangepast)

ð nieuw

76. Wanneer een regelgevende instantie haar analyse van een in de aanbeveling geïdentificeerde relevante markt niet binnen de in lid 6 vastgestelde termijn ð zal kunnen uitvoeren of ï heeft uitgevoerd, verleent BEREC aan de betrokken nationale regelgevende instantie op haar verzoek bijstand bij de voltooiing van de analyse van de specifieke markt en de specifieke verplichtingen die moeten worden opgelegd. Met deze bijstand stelt de betrokken nationale regelgevende instantie conform artikel 732 de Commissie binnen zes maanden Ö na de in lid 5 vastgestelde uiterste termijn Õ in kennis van de ontwerpmaatregel.

ê 2002/19/EG    art. 8 (aangepast)

è1 2009/140/EG art. 2, lid 6, onder a)

è2 2009/140/EG art. 2, lid 6, onder b)

ð nieuw

HOOFSTUK IV

Ö CORRIGERENDE MAATREGELEN INZAKE TOEGANG EN AANMERKELIJKE MARKTMACHT Õ

Artikel 866

Oplegging, wijziging of opheffing van verplichtingen

1. De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties de nodige bevoegdheden krijgen om de in de è1 artikelen 967 tot en met 13a78 ç vermelde verplichtingen op te leggen.

2. Wanneer een overeenkomstig artikel 16 65 van deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) verrichte marktanalyse uitwijst dat een exploitant een aanmerkelijke macht op een specifieke markt bezit, kunnen leggen de nationale regelgevende instanties hem, waar passend, ð één of meer van ï de in de artikelen 9 67 tot en met 13 75 en artikel 77 van deze richtlijn genoemde verplichtingen opleggen.

3. Onverminderd

è2 artikel 595, lid 1, en artikel 6 60 ç,

de artikelen 12 44 en 1317 van deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), Voorwaarde 7 in Sectie B D van de bijlage I bij Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn) toegepast krachtens artikel 613, lid 1, van die Ö deze Õ richtlijn, en artikelen 27, 28 91 en 30 99 van deze richtlijn Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), en de relevante bepalingen van è2 Richtlijn 2002/58/EGvan het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) 100  ç, die verplichtingen opleggen aan die ondernemingen die niet zijn aangemerkt als ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht; of

de noodzaak aan internationale verbintenissen te voldoen,

leggen de nationale regelgevende instanties de in de artikelen 967 tot en met 1375 Ö en artikel 77 Õ vermelde verplichtingen niet op aan exploitanten die niet overeenkomstig lid 2 zijn aangewezen.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 6, onder b) (aangepast)

ð nieuw

Wanneer een nationale regelgevende instantie in uitzonderlijke omstandigheden voornemens is aan exploitanten met een aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie op te leggen dan die welke zijn vermeld in de artikelen 967 tot en met 1375 Ö en artikel 77 Õ, vraagt zij daarvoor toestemming aan de Commissie. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies van BEREC. De Commissie neemt overeenkomstig ð de procedure bedoeld in ï artikel 14, lid 2, Ö 110, lid 3 Õ, een besluit dat de nationale regelgevende instantie toestaat of verhindert dergelijke maatregelen te nemen.

ê 2002/19/EG (aangepast)

ð nieuw

4. De overeenkomstig dit artikel opgelegde verplichtingen worden op de aard van het geconstateerde probleem gebaseerd, ð met name op retailniveau en indien passend rekening houdend met de vaststelling van transnationale vraag overeenkomstig artikel 64. Zij zijn ï proportioneel ð , houden rekening met de kosten en baten en zijn ï gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen van artikel 83 van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Die verplichtingen worden alleen opgelegd na overleg als bedoeld in de artikelen 6 23 en 732 van die richtlijn.

5. Met betrekking tot lid 3, eerste alinea, derde streepje, geven de nationale regelgevende instanties de Commissie kennis van besluiten om voor marktpartijen in de Gemeenschap geldende verplichtingen op te leggen, te wijzigen of op te heffen, volgens de procedure van artikel 732van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

ò nieuw

6. De nationale regelgevende instanties houden rekening met de effecten van nieuwe marktontwikkelingen, bijvoorbeeld in verband met commerciële overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten inzake mede-investeringen, die zijn afgesloten dan wel op onvoorzienbare wijze verbroken of beëindigd, hetgeen de concurrentiedynamiek heeft beïnvloed. Indien deze ontwikkelingen niet voldoende zijn om de noodzaak tot uitvoering van een nieuwe marktanalyse overeenkomstig artikel 65 te kunnen bepalen, beoordelen de nationale regelgevende instanties of het noodzakelijk is de verplichtingen te evalueren die zijn opgelegd aan exploitanten die zijn aangewezen als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht, teneinde te waarborgen dat dergelijke verplichtingen nog steeds aan de in lid 4 bedoelde voorwaarden voldoen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd na overleg als bedoeld in de artikelen 23 en 32.

ê 2002/19/EG

Artikel 967

Verplichting tot transparantie

ê 2009/140/EG art. 2, lid 7, onder a) (aangepast)

1. De nationale regelgevende instanties kunnen overeenkomstig artikel 866 verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie en/of toegang opleggen op grond waarvan exploitanten nader genoemde informatie, zoals boekhoudkundige informatie, technische specificaties, netwerkkenmerken, eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, met inbegrip van voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ, alsmede tarieven, openbaar moeten maken.

ê 2002/19/EG

2. In het bijzonder wanneer voor een exploitant verplichtingen inzake non-discriminatie gelden, kunnen de nationale regelgevende instanties van die exploitant eisen dat hij een referentieofferte publiceert die voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de ondernemingen niet behoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn, en waarin een beschrijving wordt gegeven van de betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naar gelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven. De nationale regelgevende instantie kan onder meer eisen dat een referentieofferte wordt gewijzigd om uitvoering te geven aan de uit hoofde van deze richtlijn opgelegde verplichtingen.

3. De nationale regelgevende instanties kunnen preciseren welke informatie beschikbaar moet worden gesteld, hoe gedetailleerd zij moet zijn en op welke wijze zij moet worden gepubliceerd.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 7, onder b) (aangepast)

ð nieuw

4. ð Teneinde bij te dragen tot de consistente toepassing van verplichtingen tot transparantie, brengt Berec uiterlijk op [1 jaar na de vaststelling van deze richtlijn, na raadpleging van de belanghebbenden en in nauwe samenwerking met de Commissie, richtsnoeren uit betreffende de minimumcriteria voor een referentieofferte en beoordeelt het deze zo nodig, teneinde deze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen. Door deze minimumcriteria te verstrekken, draagt Berec bij tot de in artikel 3 bedoelde doelstellingen, rekening houdend met de behoeften van de begunstigden van toegangsverplichtingen en de eindgebruikers die actief zijn in meer dan één lidstaat alsmede met alle richtsnoeren van Berec ter bepaling van de transnationale vraag overeenkomstig artikel 64 en met alle verwante besluiten van de Commissie.ï

Onverminderd lid 3 zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat, wanneer een exploitant verplichtingen uit hoofde van artikel 12 Ö 70 of artikel 71 Õ heeft aangaande groothandelstoegang tot netwerkinfrastructuur, er een referentieofferte wordt gepubliceerd die ten minste de in bijlage II genoemde elementen bevat ð , waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de richtsnoeren van Berec betreffende de minimumcriteria voor een referentieofferte ï.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 7, onder c)

5. De Commissie kan de nodige wijzigingen van bijlage II goedkeuren om deze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Bij de uitvoering van de bepalingen van dit lid kan de Commissie worden bijgestaan door BEREC.

ê 2002/19/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1068

Verplichting inzake non-discriminatie

1. Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 668 verplichtingen inzake non-discriminatie met betrekking tot interconnectie en/of toegang opleggen.

2. Verplichtingen inzake non-discriminatie moeten er in het bijzonder voor zorgen dat de exploitant ten aanzien van andere ondernemingen die gelijkwaardige diensten aanbieden onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke hij zijn eigen diensten of diensten van zijn dochterondernemingen of partners biedt. ðMet name in gevallen waarin de exploitant nieuwe systemen uitrolt, kunnen de nationale regelgevende instanties aan die exploitant verplichtingen opleggen inzake de levering van toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, inclusief aan zichzelf, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen, teneinde gelijkwaardigheid op het gebied van toegang te waarborgen.ï

Artikel 1169

Verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen

1. Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 866 het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot bepaalde met interconnectie en/of toegang verband houdende activiteiten.

Met name kan een nationale regelgevende instantie van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen dat deze opening van zaken geeft over haar groothandelsprijzen en verrekenprijzen, onder andere om ervoor te zorgen dat eventuele non-discriminatievoorschriften als bedoeld in artikel 6810 nageleefd worden of om, zonodig, onbillijke kruissubsidiëring te voorkomen. De nationale regelgevende autoriteiten kunnen nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd.

2. Onverminderd artikel 20 5 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) hebben de nationale regelgevende instanties, om het toezicht op de naleving van verplichtingen inzake transparantie en non-discriminatie te vergemakkelijken, de bevoegdheid voor te schrijven dat boekhouddocumenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, op verzoek worden overgelegd. De nationale regelgevende instanties kunnen dergelijke informatie publiceren wanneer zij bijdraagt tot een open en concurrentiegerichte markt, met inachtneming van de nationale en communautaire regels Ö Unieregels Õ inzake vertrouwelijkheid van handelsgegevens.

ò nieuw

Artikel 70

Toegang tot civieltechnische voorzieningen

1. Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 66 aan exploitanten verplichtingen opleggen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van civieltechnische voorzieningen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gebouwen of toegangen tot gebouwen, kabels in gebouwen inclusief bedrading, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, palen, masten, kabelgaten, leidingen, inspectieputten, mangaten en straatkasten, onder andere wanneer uit de marktanalyse blijkt dat het weigeren van toegang of verlening van toegang onder onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte retailmarkt zou belemmeren en niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.

2. De nationale regelgevende instanties mogen aan een exploitant verplichtingen opleggen om toegang te verlenen overeenkomstig dit artikel, ongeacht of de activa die door de verplichtingen worden beïnvloed deel uitmaken van de relevante markt in overeenstemming met de marktanalyse, mits de verplichting noodzakelijk en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3.

ê 2002/19/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1271

Verplichtingen inzake toegang tot en gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten

1. Ö Alleen wanneer Õ Een een nationale regelgevende instantie ð concludeert dat de overeenkomstig artikel 70 opgelegde verplichtingen op zichzelf niet zouden leiden tot de verwezenlijking van de in artikel 3 bedoelde doelstellingen, mag zijï , overeenkomstig artikel 866, de verplichting Ö aan exploitanten Õ opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, onder andere wanneer de nationale regelgevende instantie van mening is dat het weigeren van toegang of het opleggen van onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte detailhandelsmarkt zou belemmeren Ö en Õ of niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn.

Van exploitanten kan onder meer worden verlangd dat zij:

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder a), gewijzigd bij rectificatie, PB L 241 van 10.9.2013, blz. 8 (aangepast)

ð nieuw

a) derden toegang verlenen tot bepaalde netwerkelementen en/of faciliteiten, ð in voorkomend geval ï met inbegrip van toegang tot netwerkelementen die Ö ofwel Õ niet actief ð of fysiek ï zijn en/of ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, onder meer om carrierkeuze en/of carriervoorkeur en/of verkoopaanbod van abonneelijnen mogelijk te maken;

ê 2002/19/EG

b) te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;

c) reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;

d) op groothandelsbasis bepaalde diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;

de) open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder b)

ef) collocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;

ê 2002/19/EG

ð nieuw

fg) bepaalde diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, inclusief faciliteiten voor ð softwaregeëmuleerde netwerken ï intelligente netwerkdiensten of roaming binnen mobiele netwerken;

gh) toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;

hi) zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder c)

ij) toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten.

ê 2002/19/EG

De nationale regelgevende instanties kunnen aan die verplichtingen voorwaarden verbinden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder d) (aangepast)

ð nieuw

2. Wanneer de nationale regelgevende instanties overwegen ð of het passend is één of meer van ï de in lid 1 genoemde ð , eventueel specifieke, ï verplichtingen op te leggen, en in het bijzonder bij de evaluatie Ö , in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, Õ  van de vraag of Ö en hoe Õ dergelijke verplichtingen Ö moeten worden opgelegd Õ wel evenredig zijn met de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) , ð analyseren zij of andere vormen van toegang tot wholesale-inputs op dezelfde of een verwante wholesalemarkt reeds afdoende zouden zijn om het geconstateerde probleem op retailniveau aan te pakken. De beoordeling omvat bestaande of toekomstige commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang krachtens artikel 59 of bestaande dan wel beoogde gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs krachtens dit artikel. ï betrekken zijZij betrekken met name de volgende factoren in hun overwegingen:

a) de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie en/of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;

ò nieuw

b) de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en beheer van netwerken;

ê 2002/19/EG

cb) de haalbaarheid van de voorgestelde toegangverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder e)

ð nieuw

dc) de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico’s ð , in het bijzonder rekening houdend met investeringen in en risiconiveaus betreffende netwerken met zeer hoge capaciteit ï ;

ed) de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur ð en voor duurzame concurrentie op basis van mede-investeringen in netwerken ï ;

ê 2002/19/EG

fe) in voorkomend geval, ter zake geldende intellectuele-eigendomsrechten;

gf) het verlenen van pan-Europese diensten.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 8, onder f) (aangepast)

3. Als een exploitant in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel de verplichting wordt opgelegd toegang te verlenen, kunnen de nationale regelgevende instanties conform de Gemeenschapswetgeving technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder en/of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen moeten in overeenstemming zijn met de overeenkomstig artikel 39 17, 1id 1, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) vastgestelde normen en specificaties.

ê 2002/19/EG

Artikel 1372

Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening

ê 2009/140/EG art. 2, lid 9 (aangepast)

ð nieuw

1. Een nationale regelgevende instantie kan overeenkomstig artikel 668 verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat de betrokken exploitant de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.

ð Wanneer zij bepalen of verplichtingen inzake prijscontrole passend zouden zijn, houden de nationale regelgevende instanties rekening met de belangen van de eindgebruikers op de lange termijn op het gebied van de implementatie en toepassing van nieuwegeneratienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit. In het bijzonder om ï tOm investeringen door de exploitant in nieuwegeneratienetwerken ook aan te moedigen, houden de nationale regelgevende instanties rekening met de door de exploitant gedane investeringen,. ð Wanneer de nationale regelgevende instanties van mening zijn dat prijscontrole passend is, ï en laten zij toe dat Ö de exploitant Õ hij een redelijke opbrengst krijgt uit zijn kapitaalinbreng, waarbij zij de specifieke risico’s van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking nemen.

ò nieuw

De nationale regelgevende instanties leggen op grond van dit artikel geen verplichtingen op of houden die in stand wanneer zij vaststellen dat er een aantoonbare retailprijsbeperking is en één of meerdere overeenkomstig de artikelen 67 tot en met 71 opgelegde verplichtingen, inclusief met name een overeenkomstig artikel 68 opgelegde economische-repliceerbaarheidstoets, waarborgen dat toegang op doeltreffende en niet-discriminerende wijze plaatsvindt.

Wanneer de nationale regelgevende instanties het passend achten prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houden zij ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele groothandelsprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle exploitanten nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen.

ê 2002/19/EG

ð nieuw

2. De nationale regelgevende instanties zien erop toe dat regelingen voor het terugverdienen van kosten en tariferingsmethoden die worden opgelegd erop gericht zijn ð de uitrol van nieuwe en verbeterde netwerken ï  alsmede de efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de consument maximaal ð en op duurzame wijze ï voordeel te bieden. In dat verband kunnen de nationale regelgevende autoriteiten ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten.

3. Wanneer voor een exploitant een verplichting inzake kostenoriëntering van zijn tarieven geldt, is het aan hem om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten verhoogd met een redelijk investeringsrendement. Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kunnen de nationale regelgevende instanties boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de onderneming gebruikte methoden. De nationale regelgevende instanties kunnen van een exploitant verlangen dat deze volledige verantwoording aflegt over zijn tarieven en indien nodig dat deze worden aangepast.

4. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat, wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dit systeem ter beschikking van het publiek wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld. Een gekwalificeerde onafhankelijke instantie ziet toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. Ieder jaar wordt een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem gepubliceerd.

ò nieuw

Artikel 73

Afgiftetarieven

1. Wanneer een nationale regelgevende instantie verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole oplegt aan exploitanten die zijn aangewezen als exploitanten met aanmerkelijke marktmacht op een markt voor gespreksafgifte op wholesaleniveau, stelt zij maximale symmetrische afgiftetarieven vast op basis van de kosten die door een efficiënte exploitant worden gemaakt. De evaluatie van efficiënte kosten wordt gebaseerd op waarden van de huidige kosten. De kostenmethodologie voor de berekening van efficiënte kosten wordt gebaseerd op een bottom-up modelleringsaanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van met het verkeer samenhangende incrementele langetermijnkosten van de verstrekking van gespreksafgifte op wholesaleniveau aan derden.

De bijzonderheden van de kostenmethodologie worden bepaald door middel van een besluit van de Commissie dat krachtens artikel 38 wordt vastgesteld.

2. Uiterlijk op [datum] stelt de Commissie, na raadpleging van Berec, overeenkomstig artikel 109 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot een enkel maximaal afgiftetarief dat door de nationale regelgevende instanties wordt opgelegd aan ondernemingen die zijn aangemerkt als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op respectievelijk de markt voor vaste en mobiele spraakafgifte in de Unie.

Wanneer de Commissie dergelijke gedelegeerde handelingen vaststelt, leeft zij de in lid 1, alinea 1, vastgestelde beginselen na en voldoet zij aan de in bijlage III vastgestelde criteria en parameters.

4. Bij de toepassing van lid 2 zorgt de Commissie ervoor dat het enkele gespreksafgiftetarief in mobiele netwerken niet hoger is dan 0,0123 EUR per minuut en het enkele gespreksafgiftetarief in vaste netwerken niet hoger is dan 0,0014 EUR per minuut. De Commissie houdt rekening met het gewogen gemiddelde van de maximale afgiftetarieven in vaste en mobiele netwerken, vastgesteld overeenkomstige de in lid 1, alinea 1, bedoelde beginselen, en voor de hele Unie toegepast in het kader van het voor de eerste keer vastleggen van het enkele maximale afgiftetarief.

5. Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen overeenkomstig lid 2 houdt de Commissie rekening met het totale aantal eindgebruikers in elke lidstaat teneinde een adequate weging van de maximale afgiftetarieven te waarborgen, alsmede met nationale omstandigheden die significante verschillen tussen de lidstaten tot gevolg hebben wat betreft het bepalen van de maximale afgiftetarieven in de Unie

6. De Commissie kan Berec verzoeken om een economisch model te ontwikkelen teneinde de Commissie bij te staan bij het bepalen van de maximale afgiftetarieven in de Unie. De Commissie houdt rekening met door Berec, de nationale regelgevende instanties of rechtstreeks door ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten aanbieden verstrekte marktinformatie.

7. De Commissie beoordeelt de krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen om de vijf jaar.

Artikel 74

Regelgeving inzake nieuwe netwerkelementen

1. Een nationale regelgevende instantie legt geen verplichtingen op ten aanzien van nieuwe netwerkelementen die deel uitmaken van de relevante markt waarop zij overeenkomstig de artikel 66 en de artikelen 67 tot en met 72 beoogt verplichtingen op te leggen of te handhaven, en die de exploitant die is aangewezen als exploitant met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt heeft geïmplementeerd of beoogt te implementeren, indien cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de implementatie van de nieuwe netwerkelementen staat open voor aanbiedingen betreffende mede-investeringen door middel van een transparant proces en op voorwaarden die de duurzame concurrentie op lange termijn bevorderen, met inbegrip van onder meer billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die worden aangeboden aan potentiële mede-investeerders, flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die door elke mede-investeerder worden aangegaan, de mogelijkheid om dergelijke verbintenissen in de toekomst uit te breiden en verlening van wederzijdse rechten door de mede-investeerders na de implementatie van infrastructuur die is medegefinancierd;

b) de implementatie van de nieuwe netwerkelementen draagt aanzienlijk bij tot de implementatie van netwerken met zeer hoge capaciteit;

c) toegangvragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen profiteren van dezelfde kwaliteit, snelheid, voorwaarden en bereik onder de eindgebruikers als voorafgaand aan de implementatie, door middel van commerciële overeenkomsten op basis van billijke en redelijke voorwaarden of via gereguleerde toegang die door de nationale regelgevende instantie wordt gehandhaafd of aangepast;

Bij de beoordeling van de in lid 1, onder a), bedoelde aanbiedingen betreffende mede-investeringen en processen waarborgen de nationale regelgevende instanties dat die aanbiedingen en processen voldoen aan de in bijlage IV vastgestelde criteria.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 10

è1 2009/140/EG art. 2, lid 10 gewijzigd bij rectificatie, PB L 241 van 10.9.2013, blz. 8

A rtikel 13 bis75

Functionele scheiding

1. Wanneer de nationale regelgevende instantie besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 67 tot en met 729 tot en met 13 er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op groothandelsniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan zij in overeenstemming met de bepalingen van de tweede alinea van artikel 866, lid 3, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op groothandelsniveau in een onafhankelijke bedrijfseenheid te plaatsen.

Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en diensten leveren aan alle ondernemingen met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen de dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen.

2. Wanneer een nationale regelgevende instantie voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient het hiertoe een verzoek in te dienen bij de Commissie met:

a) bewijs dat de in lid 1 bedoelde besluiten van de nationale regelgevende instantie rechtvaardigt;

b) een gemotiveerde evaluatie die stelt dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde concurrentie;

c) een analyse van de verwachte impact op de regelgevende instantie, de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden onderneming en op de elektronische communicatiesector als geheel, en op de stimuli om in haar sector als een geheel te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, è1 en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele gevolgen voor de consument ç ;

d) een analyse van de redenen waarom deze verplichting het efficiëntste middel zou zijn om de geïdentificeerde mededingingsproblemen/markttekortkomingen op te lossen.

3. De ontwerpadviezen omvatten ontwerpmaatregel omvat de volgende elementen:

a) de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;

b) de identificatie van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid en de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;

c) de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de dienovereenkomstige stimulerende structuur;

d) voorschriften om te zorgen voor naleving van de wetgeving verplichtingen;

e) voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name naar de belanghebbenden toe;

f) een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag.

4. Naar aanleiding van het besluit van de Commissie inzake de ontwerpmaatregelen die moet worden genomen in overeenstemming met artikel 866, lid 3, voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 65 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven procedure. Op basis van dit onderzoek moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de artikelen 236 en 327 van deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken.

5. 5. Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 967 tot en met 7213 vermelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft met aanmerkelijke marktmacht overeenkomstig artikel 6516 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) , of andere verplichtingen die op grond van artikel 8 66, lid 3, door de Commissie zijn goedgekeurd.

Artikel 13b76

Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming

1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in een of verschillende markten in overeenstemming met artikel 6516 van deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) brengen de nationale regelgevende instantie vooraf en tijdig, zodat de nationale regelgevende instantie het effect van de voorgenomen transactie kan beoordelen, op de hoogte wanneer zij voornemens zijn hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva over te dragen of een belangrijk deel ervan aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om alle kleinhandelaren, met inbegrip van de eigen kleinhandelsafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten aan te bieden.

Die ondernemingen stellen de nationale regelgevende instanties tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.

ò nieuw

Ondernemingen kunnen ook verbintenissen inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode en nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde doeltreffende en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van verbintenissen is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd, zodat de nationale regelgevende instantie haar taken overeenkomstig lid 2 van dit artikel kan uitvoeren. Dergelijke verbintenissen kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen die in artikel 65, lid 6, is vastgesteld.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 10 (aangepast)

ð nieuw

2. De nationale regelgevende instantie onderzoekt welk het effect de voorgenomen transactie ð , indien van toepassing in combinatie met de voorgestelde verbintenissen, ï zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van Ö deze richtlijn Õ Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Hiertoe voert de nationale regelgevende instantie een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 65 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) beschreven procedure.

ò nieuw

De nationale regelgevende instantie neemt alle door de onderneming aangeboden verbintenissen in acht en houdt in het bijzonder rekening met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen. In het kader daarvan raadpleegt de nationale regelgevende instantie derden in overeenstemming met 23 en richt zich daarbij in het bijzonder, maar niet uitsluitend, op derden waarop de beoogde transactie rechtstreeks invloed heeft.

ê 2009/140/EG art. 2, lid 10

ð nieuw

Op basis van dit onderzoek moet de nationale regelgevende instantie, overeenkomstig de artikelen 236 en 32 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken, , ð waarbij in voorkomend geval de bepalingen van artikel 77 worden toegepast. De nationale regelgevende instantie kan in haar besluit bepalen dat de verbintenissen in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn. De nationale regelgevende instantie kan als uitzondering op artikel 65, lid 6, bepalen dat sommige of alle verbintenissen bindend zijn voor de gehele periode waarvoor zij worden aangeboden. ï 

3. ð Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 77, ï kunnen Dde juridisch en/of operationeel gescheiden bedrijfseenheden kunnen ð in voorkomend geval ï worden onderworpen aan alle in de artikelen 679 tot en met 1372 vermelde verplichtingen op alle specifieke markten waar is vastgesteld dat de onderneming aanmerkelijke marktmacht heeft overeenkomstig artikel 65 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), of andere verplichtingen die de Commissie op grond van artikel 866, lid 3, heeft toegestaan ð , wanneer alle aangeboden verbintenissen niet afdoende zijn om aan de doelstellingen van artikel 3 te voldoenï .

ò nieuw

4. De nationale regelgevende instantie houdt toezicht op de implementatie van de door de ondernemingen aangeboden verbintenissen die zij overeenkomstig lid 2 van dit artikel bindend heeft gemaakt, en neemt de verlenging ervan in overweging wanneer de looptijd waarvoor deze oorspronkelijk werden aangeboden, is verstreken.

Artikel 77

Verticaal gescheiden ondernemingen

1. Een nationale regelgevende instantie die een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten overeenkomstig artikel 65 aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meerdere wholesalemarkten, gaat na of die onderneming over de volgende kenmerken beschikt:

a) alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, inclusief alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar of eigenaren zeggenschap heeft of hebben, maar die niet per se volledig in zijn of hun bezit zijn, ontplooien slechts activiteiten op wholesalemarkten voor elektronische-communicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die in de Unie aan eindgebruikers worden verstrekt;

b) de onderneming is geen partij bij een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst met een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronische-communicatiediensten die aan particuliere of commerciële eindgebruikers worden verstrekt.

2. Indien de nationale regelgevende instantie concludeert dat aan de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde voorwaarden is voldaan, kan zij aan die onderneming uitsluitend verplichtingen overeenkomstig artikel 70 of artikel 71 opleggen.

3. De nationale regelgevende instantie kan de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen te allen tijde heroverwegen indien zij concludeert dat niet meer aan de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde voorwaarden wordt voldaan, en zij past in voorkomend geval de artikelen 65 tot en met 72 toe.

4. De nationale regelgevende instantie heroverweegt de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen ook als zij op basis van bewijsstukken betreffende de door de onderneming aan haar downstreamklanten aangeboden voorwaarden concludeert dat er concurrentieproblemen zijn ontstaan waardoor de eindgebruikers worden benadeeld en het noodzakelijk is één of meer van de in de artikelen 67, 68, 69 of 72 bedoelde verplichtingen op te leggen of de overeenkomstig lid 2 opgelegde verplichtingen aan te passen.

5. Het opleggen van verplichtingen en de heroverweging daarvan overeenkomstig dit artikel wordt uitgevoerd in overeenstemming met de in de artikelen 23, 32 en 33 bedoelde procedures.

Artikel 78

Migratie van legacy-infrastructuur

1. Ondernemingen waarvan is vastgesteld dat zij aanmerkelijke marktmacht hebben in één of verschillende markten in overeenstemming met artikel 65 stellen de nationale regelgevende instantie van tevoren en tijdig in kennis wanneer zij beogen over te gaan tot buitenbedrijfstelling van onder verplichtingen krachtens de artikelen 66 tot en met 77 vallende delen van het netwerk, met inbegrip van legacy-infrastructuur die nodig is om een kopernetwerk te gebruiken.

2. De nationale regelgevende instantie waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling transparante tijdschema’s en voorwaarden omvat, inclusief onder meer een passende aankondigingstermijn en een passende overgangsperiode, en zij stelt vast dat indien nodig alternatieve vergelijkbare producten beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot netwerkelementen als vervanging voor de buiten bedrijf gestelde infrastructuur, teneinde de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers zeker te stellen.

De nationale regelgevende instantie kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling is beoogd, intrekken wanneer zij het volgende heeft geconstateerd:

a) de aanbieder van toegang heeft passende voorwaarden voor de migratie tot stand gebracht, onder meer door een vergelijkbaar alternatief toegangsproduct beschikbaar te stellen waarmee dezelfde eindgebruikers kunnen worden bereikt als met de legacy-infrastructuur; en

b) de aanbieder van toegang voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan de nationale regelgevende instantie overeenkomstig het onderhavige artikel in kennis is gesteld.

Een dergelijke intrekking wordt uitgevoerd overeenkomstig de in de artikelen 23, 32 en 33 bedoelde procedures.

Deel III: DIENSTEN

Titel I: Universeledienstverplichtingen

Artikel 79

Betaalbare universele dienst

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindgebruikers op hun grondgebied, in het licht van de specifieke nationale omstandigheden en ten minste op een vaste locatie, tegen een betaalbare prijs toegang hebben tot functionele-internettoegang en spraaktelefoniediensten van een op hun grondgebied gespecificeerde kwaliteit, met inbegrip van de aansluiting op het net.

2. De lidstaten definiëren de in lid 1 bedoelde internettoegangsdiensten als een correcte weergave van de door de meerderheid van de eindgebruikers op hun grondgebied gebruikte diensten. De functionele-internettoegang moet het in bijlage V omschreven minimumpakket van diensten kunnen ondersteunen.

3. Indien een eindgebruiker daarom verzoekt, mag de in lid 1 bedoelde aansluiting worden beperkt tot de ondersteuning van uitsluitend spraaktelefonie.

Artikel 80

Aanbieden van een betaalbare universele dienst

1. De nationale regelgevende instanties zien toe op de ontwikkeling en het niveau van de tarieven voor de eindgebruiker van de in artikel 79, lid 1, genoemde diensten die op de markt beschikbaar zijn, met name rekening houdend met de binnenlandse prijzen en het nationaal inkomen van de eindgebruiker.

2. Wanneer lidstaten, in het licht van nationale omstandigheden, constateren dat de tarieven voor de eindgebruiker van de in artikel 79, lid 1, genoemde diensten niet betaalbaar zijn omdat eindgebruikers er door hun lage inkomens of bijzondere speciale behoeften geen toegang toe hebben, kunnen zij verlangen dat ondernemingen die deze diensten aanbieden aan die eindgebruikers tariefopties of -pakketten aanbieden die afwijken van die welke onder de gebruikelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt. Daartoe kunnen lidstaten eisen dat die ondernemingen op het gehele grondgebied uniforme tarieven toepassen, met inbegrip van geografische gemiddelden. De lidstaten zorgen ervoor dat eindgebruikers die recht hebben op dergelijke tariefopties of -pakketten recht hebben op een contract met een onderneming die de in artikel 79, lid 1, genoemde diensten aanbiedt en dat die onderneming ervoor zorgt dat zij gedurende een passende termijn over een nummer beschikken en dat ongegronde onderbrekingen van de dienst worden vermeden.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die overeenkomstig lid 2 tariefopties of pakketten aanbieden aan eindgebruikers met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften de nationale regelgevende instanties op de hoogte houden over de inhoud van die opties of pakketten. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat aan de overeenkomstig lid 2 aangeboden tariefopties of -pakketten gekoppelde voorwaarden volledig transparant zijn, worden bekendgemaakt en worden toegepast overeenkomstig het non-discriminatiebeginsel. De nationale regelgevende instanties kunnen eisen dat specifieke regelingen worden gewijzigd of ingetrokken.

4. In het licht van de specifieke nationale omstandigheden zorgen de lidstaten ervoor dat ondersteuning wordt verleend aan eindgebruikers met een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften zodat, minstens op een vaste locatie, een betaalbare toegang tot functionele-internettoegang en spraaktelefoniediensten wordt gewaarborgd.

5. In het licht van de specifieke nationale omstandigheden, zorgen de lidstaten ervoor dat passende steun wordt verleend aan eindgebruikers met een handicap of dat andere maatregelen worden genomen om de betaalbaarheid te waarborgen van de nodige eindapparatuur, specifieke uitrusting en diensten die hen een gelijkwaardige toegang bieden.

6. Bij de toepassing van dit artikel, trachten de lidstaten verstoring van de markt tot een minimum te beperken.

ê 2002/22/EG

Artikel 3

Beschikbaarheid van de universele dienst

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in dit hoofdstuk beschreven diensten van een nader gespecificeerde kwaliteit en tegen een in het licht van de specifieke nationale omstandigheden betaalbare prijs beschikbaar zijn voor alle eindgebruikers op hun grondgebied, onafhankelijk van de geografische locatie.

2. De lidstaten bepalen de meest efficiënte en geschikte wijze om te waarborgen dat in de universele dienst wordt voorzien, met inachtneming van de beginselen van objectiviteit, transparantie, niet-discriminatie en evenredigheid. Zij trachten verstoring van de markt, met name het aanbieden van diensten tegen prijzen of onder andere voorwaarden die afwijken van normale commerciële voorwaarden, tot een minimum te beperken en daarbij het algemeen belang te beschermen.

ê 2002/22/EG (aangepast)

Artikel 8

Aanwijzing van ondernemingen

1. De lidstaten kunnen een of meer ondernemingen aanwijzen teneinde de aanbieding van de universele dienst als omschreven in de artikelen 4, 5, 6 en 7 en, waar van toepassing, artikel 9, lid 2, te waarborgen, zodat het gehele nationale grondgebied kan worden bestreken. De lidstaten kunnen verschillende ondernemingen of groepen van ondernemingen aanwijzen die verschillende onderdelen van de universele dienst aanbieden en/of verschillende gedeelten van het nationale grondgebied bestrijken.

2. Wanneer de lidstaten voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan ondernemingen aanwijzen die met universeledienstverplichtingen worden belast, hanteren zij daartoe een efficiënt, objectief, doorzichtig en niet-discriminerend aanwijzingssysteem waarin geen enkele onderneming a priori van aanwijzing is uitgesloten. Deze aanwijzingsmethoden zorgen ervoor dat de universele dienst op een kosteneffectieve wijze wordt aangeboden en kan worden gebruikt als middel om de nettokosten van de universeledienstverplichting te bepalen in overeenstemming met artikel 12.

3. Wanneer een overeenkomstig lid 1 aangewezen onderneming voornemens is een belangrijk deel of het geheel van haar netwerk voor lokale toegang af te stoten naar een afzonderlijke juridische entiteit met een ander eigenaarschap, stelt zij de nationale regelgevende instantie daarvan tijdig op de hoogte zodat die instantie het effect van de geplande transactie kan afwegen op de levering van toegang op vaste locaties en van telefoondiensten overeenkomstig artikel 4. De nationale regelgevende instantie kan in dit verband voorwaarden opleggen overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2002/20/EG (machtigingsrichtlijn).

ò nieuw

Artikel 81

Beschikbaarheid van de universele dienst

1. Wanneer een lidstaat, rekening houdend met de resultaten van het overeenkomstig artikel 22, lid 1, gevoerde geografisch onderzoek, naar behoren heeft aangetoond dat de beschikbaarheid van functionele-internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten op een vaste locatie niet onder normale commerciële omstandigheden of middels andere potentiële beleidsinstrumenten kan worden gewaarborgd, kan hij passende universeledienstverplichtingen opleggen om tegemoet te komen aan alle redelijke verzoeken om toegang tot dergelijke diensten op zijn grondgebied. 

2. De lidstaten bepalen de meest efficiënte en geschikte wijze om te waarborgen dat functionele-internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten op een vaste locatie beschikbaar zijn met inachtneming van de beginselen van objectiviteit, transparantie, niet-discriminatie en evenredigheid. Zij trachten verstoring van de markt, met name het aanbieden van diensten tegen prijzen of onder andere voorwaarden die afwijken van normale commerciële voorwaarden, tot een minimum te beperken en daarbij het algemeen belang te beschermen.

3. Met name wanneer lidstaten besluiten verplichtingen op te leggen om de beschikbaarheid op een vaste locatie van functionele-internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten te waarborgen, kunnen zij één of meerdere ondernemingen aanwijzen om op hun volledige grondgebied de beschikbaarheid op een vaste locatie van functionele-internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten te waarborgen. De lidstaten kunnen verschillende ondernemingen of groepen van ondernemingen aanwijzen die functionele-internettoegangs- en spraaktelefoniediensten op een vaste locatie aanbieden en/of verschillende gedeelten van het nationale grondgebied bestrijken.

4. Wanneer de lidstaten voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan ondernemingen aanwijzen die belast worden met het waarborgen van de beschikbaarheid van de functionele-internettoegangsdienst als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten, hanteren zij daartoe een efficiënt, objectief, doorzichtig en niet-discriminerend aanwijzingssysteem waarin geen enkele onderneming a priori van aanwijzing is uitgesloten. Deze aanwijzingsmethoden zorgen ervoor dat functionele internettoegangs- en spraaktelefoniediensten op een vaste locatie op een kosteneffectieve wijze worden aangeboden en kunnen worden gebruikt als middel om de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te bepalen in overeenstemming met artikel 84.

5. Wanneer een overeenkomstig lid 3 aangewezen onderneming voornemens is een belangrijk deel of het geheel van haar netwerk voor lokale toegang af te stoten naar een afzonderlijke juridische entiteit met een ander eigenaarschap, stelt zij de nationale regelgevende instantie daarvan tijdig in kennis zodat die instantie het effect van de geplande transactie kan afwegen op het aanbod op een vaste locatie van de functionele internettoegangsdienst als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten. De nationale regelgevende instantie kan in dit verband voorwaarden opleggen, wijzigen of schrappen overeenkomstig artikel 13, lid 2.

ê 2009/136/EG art. 3, lid 3

Artikel 4

Aanbieding van toegang op een vaste locatie en aanbieding van telefoondiensten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat aan alle redelijke aanvragen om aansluiting op een vaste locatie op een openbaar communicatienetwerk door ten minste één onderneming wordt voldaan.

2. De geleverde aansluiting ondersteunt spraak-, fax- en datacommunicatie, met datasnelheden die toereikend zijn voor functionele toegang tot het internet, rekening houdend met de voor de meerderheid van de abonnees gangbare technologieën en met de technologische haalbaarheid.

3. De lidstaten waken erover dat aan alle redelijke aanvragen voor de levering van een voor het publiek beschikbare telefoondienst over de in lid 1 bedoelde netwerkaansluiting, die uitgaande en binnenkomende nationale en internationale gesprekken mogelijk maakt, door ten minste één onderneming wordt voldaan. 

ê 2002/22/EG

Artikel 5

Telefooninlichtingendiensten en telefoongidsen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) ten minste één volledige telefoongids beschikbaar is voor de eindgebruikers in een door de betrokken instantie goedgekeurde vorm, gedrukt of elektronisch of beide, en dat die gids regelmatig en ten minste eenmaal per jaar wordt bijgewerkt;

b) ten minste één volledige telefooninlichtingendienst beschikbaar is voor alle eindgebruikers, met inbegrip van de gebruikers van openbare betaaltelefoons.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 4

2. In de in lid 1 bedoelde telefoongidsen worden onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) 101 alle abonnees van openbare telefoondiensten vermeld. 

ê 2002/22/EG

3. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die de in lid 1 vermelde diensten aanbieden, bij de behandeling van hun door andere ondernemingen verstrekte informatie het beginsel van niet-discriminatie in acht nemen.

Artikel 6

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 5

Openbare betaaltelefoons en andere openbare toegangspunten voor spraaktelefonie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ondernemingen verplichtingen kunnen opleggen teneinde te waarborgen dat openbare betaaltelefoons of andere openbare toegangspunten voor spraaktelefonie worden geïnstalleerd om te voorzien in de redelijke behoeften van de eindgebruikers, zowel wat geografische spreiding als wat het aantal telefooncellen of andere toegangspunten, toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap en de kwaliteit van de diensten betreft.

ê 2002/22/EG

2. Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale regelgevende instantie na overleg met de belanghebbende partijen zoals bedoeld in artikel 33 kan besluiten ervan af te zien om op zijn gehele grondgebied of een gedeelte ervan verplichtingen uit hoofde van lid 1 op te leggen indien hij oordeelt dat deze faciliteiten of vergelijkbare diensten op ruime schaal beschikbaar zijn.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat het mogelijk is om vanaf openbare betaaltelefoons kosteloos en zonder gebruik te maken van enig betaalmiddel via het uniforme Europese alarmnummer „112” en andere nationale alarmnummers hulpdiensten op te roepen.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 6

Artikel 7

Bijzondere maatregelen voor eindgebruikers met een handicap

1. Tenzij in hoofdstuk IV eisen zijn bepaald die een gelijkwaardig effect bewerkstelligen, treffen de lidstaten bijzondere maatregelen teneinde ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap een betaalbare toegang hebben tot de in artikel 4, lid 3, en artikel 5 bedoelde diensten, die gelijkwaardig is aan het niveau van andere eindgebruikers. De lidstaten kunnen nationale regelgevende instanties verplichten de algemene noodzaak en de specifieke eisen te beoordelen, met inbegrip van de omvang en concrete vorm van dergelijke specifieke maatregelen voor eindgebruikers met een handicap.

2. De lidstaten kunnen, in het licht van de nationale omstandigheden, specifieke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap eveneens kunnen profiteren van de keuze tussen ondernemingen en aanbieders van diensten die voor het merendeel van de eindgebruikers beschikbaar zijn.

3. Door middel van de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen bevorderen de lidstaten de naleving van de relevante normen of specificaties die zijn gepubliceerd overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

ê 2002/22/EG

Artikel 9

Betaalbaarheid van de tarieven

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 8

1. De nationale regelgevende instanties houden toezicht op de ontwikkeling en het niveau van de tarieven voor de eindgebruiker van de in de artikelen 4 tot en met 7 omschreven diensten die onder de universeledienstverplichtingen vallen en door aangewezen ondernemingen worden verstrekt, of, als er geen onderneming in verband met dergelijke diensten is aangewezen, die op een andere wijze op de markt beschikbaar zijn, met name met betrekking tot de nationale consumentenprijzen en inkomens.

2. In het licht van de nationale omstandigheden kunnen de lidstaten verlangen dat de aangewezen ondernemingen de consument tariefopties of -pakketten aanbieden die afwijken van die welke onder de gebruikelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt, met name om ervoor te zorgen dat consumenten met een laag inkomen of met bijzondere sociale behoeften niet wordt verhinderd gebruik te maken van de in artikel 4, lid 1, bedoelde netwerktoegang of van de diensten die in artikel 4, lid 3, en de artikelen 5, 6 en 7 zijn aangemerkt als vallend onder de universeledienstverplichtingen en die door de aangewezen ondernemingen worden aangeboden.

ê 2002/22/EG

3. In aanvulling op bepalingen luidens welke aangewezen ondernemingen bijzondere tariefopties moeten aanbieden of moeten voldoen aan voorschriften inzake maximumprijzen of geografische gemiddelden of andere vergelijkbare regelingen, kunnen de lidstaten voorzien in waarborgen dat consumenten van wie vaststaat dat zij een laag inkomen of bijzondere sociale behoeften hebben, worden bijgestaan.

4. De lidstaten kunnen eisen dat ondernemingen met verplichtingen uit hoofde van de artikelen 4, 5, 6 en 7 op het gehele grondgebied uniforme tarieven toepassen, met inbegrip van geografische gemiddelden, zulks in het licht van de nationale omstandigheden of om aan voorschriften inzake maximumprijzen te voldoen.

5. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat, wanneer een aangewezen onderneming verplicht is te voorzien in speciale tariefopties, uniforme tarieven, met inbegrip van geografische gemiddelden, of aan voorschriften inzake maximumprijzen moet voldoen, de voorwaarden volledig transparant zijn, worden bekendgemaakt en worden toegepast overeenkomstig het beginsel van niet-discriminatie. De nationale regelgevende instanties kunnen eisen dat specifieke regelingen worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 11

Kwaliteit van de dienstverlening door aangewezen ondernemingen

1. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat alle aangewezen ondernemingen met verplichtingen uit hoofde van de artikelen 4, 5, 6 en 7 en artikel 9, lid 2, toereikende en actuele informatie over hun prestaties bij het verlenen van de universele dienst publiceren, aan de hand van de in bijlage III vermelde parameters voor de kwaliteit van de dienst, definities en meetmethoden. De gepubliceerde informatie wordt eveneens aan de nationale regelgevende instantie verstrekt.

2. De nationale regelgevende instanties kunnen aanvullende standaarden vaststellen om de kwaliteit van diensten die aan eindgebruikers en consumenten met een handicap worden geleverd, te bepalen, voorzover hiervoor relevante parameters zijn ontwikkeld. Nationale regelgevende instanties zien erop toe dat informatie over de prestatie van ondernemingen in verband met deze parameters tevens wordt gepubliceerd en aan de nationale regelgevende instantie ter beschikking wordt gesteld.

3. Nationale regelgevende instanties kunnen bovendien de inhoud, vorm en wijze van de bekendmaking van de te publiceren informatie bepalen, teneinde ervoor te zorgen dat de eindgebruikers en consumenten toegang hebben tot volledige, vergelijkbare en gebruikersvriendelijke informatie.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 9

4. De nationale regelgevende instanties kunnen prestatiedoelstellingen vaststellen voor de ondernemingen met universeledienstverplichtingen. Daarbij houden de nationale regelgevende instanties rekening met de standpunten van de belanghebbende partijen, met name zoals bedoeld in artikel 33.

ê 2002/22/EG

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen controleren of de aangewezen ondernemingen aan die prestatiedoelstellingen voldoen.

6. Indien een onderneming stelselmatig niet aan de prestatiedoelstellingen voldoet, kunnen specifieke maatregelen worden getroffen overeenkomstig Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn) 102 . De nationale regelgevende instanties kunnen onafhankelijke onderzoeken of soortgelijke evaluaties van de prestatiegegevens laten uitvoeren, op kosten van de betrokken onderneming, teneinde te garanderen dat de gegevens die door ondernemingen met universeledienstverplichtingen worden verstrekt, correct en vergelijkbaar zijn.

ò nieuw

Artikel 82

Status van bestaande universele diensten

Indien de behoefte aan dergelijke diensten naar behoren is aangetoond in het licht van nationale omstandigheden, kunnen de lidstaten de beschikbaarheid of betaalbaarheid van andere diensten dan functionele-internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraakcommunicatiediensten op een vaste locatie die vόόr [datum] beschikbaar waren, blijven waarborgen. Wanneer de lidstaten voor hun gehele grondgebied of een gedeelte daarvan ondernemingen aanwijzen die belast worden met de levering van die diensten, is artikel 81 van toepassing. Dergelijke verplichtingen worden gefinancierd overeenkomstig artikel 85.

De lidstaten evalueren de overeenkomstig dit artikel opgelegde verplichtingen uiterlijk 3 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens jaarlijks.

ê 2002/22/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 10 83

Controle van de uitgaven

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen ondernemingen Ö die overeenkomstig de artikelen 79, 81 en 82 diensten verlenen Õ bij het aanbieden van extra faciliteiten en diensten, naast de in Ö artikel 79 Õ de artikelen 4, 5, 6 en 7 en artikel 9, lid 2, vermelde Ö faciliteiten en diensten Õ bepalingen en voorwaarden, zodanig vaststellen op basis waarvan dat ð de eindgebruiker ï abonnee niet verplicht is voor faciliteiten of diensten te betalen die niet noodzakelijk of niet vereist zijn voor de gewenste dienst.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen de ondernemingen waarop verplichtingen uit hoofde van de artikelen 4, 5, 6 en 7 en artikel 9, lid 2, rusten, Ö die overeenkomstig artikel 80 spraaktelefoniediensten als bedoeld in artikel 79 leveren Õ de in bijlage VI, deel A, genoemde faciliteiten en diensten verstrekken, zodat ð eindgebruikers ï abonnees de uitgaven kunnen controleren en beheersen en ð dat die ondernemingen, voor eindgebruikers die daar recht op hebben en met inbegrip van een mechanisme om te controleren of zij nog steeds van de dienst gebruik wensen te maken, een systeem opzetten ï om een ongegronde onderbreking van de spraaktelefoniedienst kunnen vermijden.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie de voorschriften van lid 2 niet hoeft toe te passen op zijn gehele grondgebied of een gedeelte ervan indien hij oordeelt dat deze faciliteit op ruime schaal beschikbaar is.

Artikel 12 84

Kostenberekening van de universeledienstverplichtingen

1. Wanneer de nationale regelgevende instanties van oordeel zijn dat het aanbieden van de universele dienst ð functionele internettoegangsdienst als gedefinieerd in artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten ï als omschreven Ö in de artikelen 79, 80 en 81 of de voortzetting van de universele dienst als omschreven in artikel 82 Õ 3 tot en met 10 een onredelijke last kan vormen voor voor ondernemingen ð die dergelijke diensten aanbieden en compensatie aanvragen ondernemingen ï die zijn aangewezen om de universele dienst aan te bieden berekenen zij de nettokosten voor het aanbieden van die dienst.

De nationale regelgevende instanties zullen daartoe:

a) de nettokosten van de universeledienstverplichtingen berekenen, rekening houdend met eventuele marktvoordelen die voor een aangewezen onderneming uit het aanbieden van de universele dienst voortvloeien ð uit het aanbieden van functionele internettoegangsdiensten als gedefinieerd overeenkomstig artikel 79, lid 2, en spraaktelefoniediensten; als omschreven in de artikelen 79, 80 en 81 of de voortzetting van bestaande universele diensten als omschreven in artikel 82 ï overeenkomstig bijlage IV, deel A VII; of

b) gebruik maken van de nettokosten van het aanbieden van de universele dienst als vastgesteld door een aanwijzingssysteem overeenkomstig artikel 8, lid 2. 81, leden 3, 4 en 5.

2. De kostenramingen en/of de andere gegevens die als basis dienen voor de berekening van de nettokosten van de universeledienstverplichtingen zoals bedoeld in lid 1, onder a), worden gecontroleerd of geverifieerd door de nationale regelgevende instantie of een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en door de nationale regelgevende instantie is gemachtigd. De resultaten van de kostenberekening en de conclusies van de controle zijn voor het publiek beschikbaar.

Artikel 13 85

Financiering van de universeledienstverplichtingen

1. Indien de nationale regelgevende instanties, op grond van de nettokostenberekening bedoeld in artikel 8412 vaststellen dat een onderneming een onredelijke last wordt opgelegd, kunnen de lidstaten op verzoek van de betrokken een aangewezen onderneming besluiten:

A) een mechanisme in te voeren waarmee die onderneming voor de vastgestelde nettokosten onder transparante voorwaarden uit publieke middelen worden gecompenseerd., en/of Alleen de nettokosten als bepaald overeenkomstig artikel 84, van de in de artikelen 79, 81 en 82 vastgelegde verplichtingen mogen worden gefinancierd.

b) de nettokosten van de universeledienstverplichtingen te verdelen onder de aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten.

2. Indien de nettokosten worden gedeeld overeenkomstig lid 1, onder b), voeren de lidstaten een gezamenlijke financieringsregeling in die wordt beheerd door de nationale regelgevende instantie of door een van de begunstigden onafhankelijk orgaan onder supervisie van de nationale regelgevende instantie. Alleen de nettokosten, als bepaald in overeenstemming met artikel 12, van de in de artikelen 3 tot en met 10 vastgelegde verplichtingen mogen worden gefinancierd.

3. Bij een gezamenlijke financieringsregeling worden de beginselen van transparantie, minimale verstoring van de markt, niet-discriminatie en evenredigheid in acht genomen, overeenkomstig de beginselen van bijlage IV, deel B. De lidstaten kunnen beslissen geen bijdrage te vragen van ondernemingen waarvan de nationale omzet onder een bepaalde grens blijft.

4. Eventuele onkosten in verband met de deling van de kosten van universeledienstverplichtingen worden voor iedere onderneming gespecificeerd en afzonderlijk bepaald. Die onkosten mogen niet worden aangerekend aan of geïnd van ondernemingen die geen diensten verlenen op het grondgebied van de lidstaat die de gezamenlijke financieringsregeling heeft ingesteld.

Artikel 14 86

Transparantie

1. Indien een regeling tot deling van de nettokosten van de universeledienstverplichtingen moeten worden berekend overeenkomstig artikel 85 zoals bedoeld in artikel 13 wordt ingevoerd, zien de nationale regelgevende instanties erop toe dat de beginselen voor de berekening van de nettokosten kostendeling en moeten de details van de toegepaste methode regeling voor het publiek beschikbaar zijn.

2. Onder voorbehoud van de communautaire Uniewetgeving en nationale voorschriften betreffende het zakengeheim zorgen de nationale regelgevende instanties ervoor dat een jaarlijks verslag wordt gepubliceerd waarin de berekende kosten van de universeledienstverplichtingen worden vermeld alsook de bijdragen die alle betrokken ondernemingen hebben betaald en met inbegrip van de eventuele marktvoordelen die voor de ondernemingen zijn voortgevloeid daaruit uit de universele dienstverplichtingen als vastgesteld in de artikelen 79, 81 en 82 zijn voortgevloeid voor de ondernemingen die voor het aanbieden van de universele dienst zijn aangewezen, wanneer een fonds daadwerkelijk is ingesteld en functioneert.

ê 2002/22/EC (aangepast)

HOOFDSTUK V

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Aanvullende verplichte diensten

De lidstaten kunnen besluiten op hun grondgebied aanvullende diensten, buiten de in hoofdstuk II omschreven universeledienstverplichtingen, algemeen beschikbaar te stellen, doch dan mag geen vergoedingsregeling voor specifieke ondernemingen worden opgelegd.

ê 2002/21/EC (nieuw)

Ö Titel II: nummers Õ

Artikel 10 87

Nummervoorraden

ê 2009/140/EG art. 1, lid 12, oder a) (nieuw)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties toezicht uitoefenen op de verlening van rechten van gebruik van alle nationale nummervoorraden en het beheer van de nationale nummerplannen. De lidstaten zorgen ervoor Ö en Õ dat Ö er Õ voor alle openbare elektronische-communicatiediensten adequate nummers en nummerreeksen worden aangeboden Ö beschikbaar zijn Õ . De nationale regelgevende instanties stellen objectieve, transparante en niet-discriminerende procedures op voor de verlening van gebruiksrechten voor de nationale nummervoorraden.

ò nieuw

2. Nationale regelgevende instanties kunnen voor de verlening van specifieke diensten aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten rechten verlenen op het gebruik van nummers uit de nationale nummerplannen op voorwaarde dat die ondernemingen aantonen dat zij bekwaam zijn om die nummers te beheren en dat de nummervoorraad toereikend is om tegemoet te komen aan de bestaande en voorspelbare toekomstige vraag. Wanneer er een aantoonbaar risico op uitputting van de nummervoorraad bestaat, kunnen de nationale regelgevende instanties de toekenning van nummervoorraden aan die ondernemingen schorsen. Met het oog op de coherente toepassing van dit lid stelt Berec uiterlijk [18 maanden na de inwerkingtreding], na raadpleging van de belanghebbenden en in nauw overleg met de Commissie richtsnoeren op over de gezamenlijke criteria voor de beoordeling van de bekwaamheid om nummervoorraden te beheren en van het risico op uitputting van nummervoorraden.

ê 2009/140/EG art. 1, lid 12, onder a)

ð nieuw

23. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat nationale nummeringsplannen en procedures zo worden toegepast dat alle aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten ð en andere ondernemingen die op grond van lid 2 in aanmerking komen gelijk ï worden behandeld. In het bijzonder zorgen de lidstaten ervoor dat een onderneming waaraan het gebruiksrecht voor een nummerreeks is verleend, andere aanbieders van elektronische-communicatiediensten niet discrimineert wat de nummersequenties betreft die worden gebruikt om toegang te geven tot hun diensten.

ò nieuw

4. Elke lidstaat bepaalt welke reeks van zijn niet-geografische nummervoorraden mogen worden gebruikt voor het aanbieden van andere elektronische communicatiediensten dan persoonlijke communicatiediensten op het hele grondgebied van de Unie, onverminderd Verordening (EU) nr. 531/2012 en de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen, alsmede artikel 91, lid 2, van deze richtlijn. Wanneer aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische-communicatienetwerken of -diensten rechten op het gebruik van nummers zijn verleend overeenkomstig lid 2 is dit lid van toepassing op de door die ondernemingen verleende specifieke diensten. De nationale regelgevende instanties zien erop toe dat de voorwaarden voor het recht op het gebruik van nummers voor het aanbieden van diensten buiten de lidstaat van de landcode, en de handhaving daarvan, niet minder streng zijn dan de voorwaarden en handhaving voor diensten die binnen de lidstaat van de landcode van toepassing zijn. De nationale regelgevende instanties zien erop toe dat aanbieders die hun landcode in andere lidstaten gebruiken voldoen aan de nationale regelgeving inzake consumentenbescherming en het gebruik van nummers die van toepassing is in de lidstaten waar de nummers worden gebruikt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de handhavingsbevoegdheden van de bevoegde instanties van die lidstaten.

Berec ondersteunt de nationale regelgevende instanties bij de coördinatie van hun werkzaamheden voor een efficiënt beheer van de nummervoorraden en het extraterritoriaal gebruik daarvan overeenkomstig het regelgevingskader.

Berec zet een register over extraterritoriaal gebruik van nummers op; de nationale regelgevende instanties delen relevante informatie mee aan dat register.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de code „00” de standaard internationale toegangscode is. Er kunnen bijzondere regelingen voor het tot stand brengen van gesprekken tussen aangrenzende locaties aan weerszijden van een lidstaatgrens worden ingevoerd of gehandhaafd. De eindgebruikers op de betrokken locaties ontvangen volledige informatie over dergelijke regelingen.

Lidstaten kunnen voor alle of specifieke categorieën van diensten gemeenschappelijk nummerplannen delen.

6. De lidstaten promoten het via de ether aanbieden van nummervoorraden – voor zover technisch haalbaar – om de overstap naar een andere aanbieder van elektronische-communicatienetwerken of -diensten door andere eindgebruikers dan consumenten, met name aanbieders en gebruikers van machine-to-machinediensten, te faciliteren.

ê 2002/21/EG

37. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale nummerplannen en alle latere toevoegingen of wijzigingen daarop worden gepubliceerd. Deze verplichting kan alleen om redenen van nationale veiligheid worden beperkt.

2009/140/EG Artikel 1, lid 12, onder b) (aangepast)

 nieuw

48. De lidstaten ondersteunen harmonisatie van specifieke nummers of nummerreeksen binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ wanneer dat de werking van de interne markt en de ontwikkeling van pan-Europese diensten bevordert. De Commissie ð blijft de marktontwikkelingen monitoren en deelnemen aan de werkzaamheden van internationale organisaties en fora waar besluiten inzake de nummering worden genomen. Wanneer de Commissie oordeelt dat dit gerechtvaardigd en passend is, neemt zij ï kan op dit gebied passende technische uitvoeringsmaatregelen nemen ð in het belang van de interne markt, teneinde een oplossing te bieden voor de onvervulde grensoverschrijdende en pan-Europese vraag naar nummers, die een belemmering kan vormen voor de handel tussen de lidstaten. ï 

ð Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 110, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. ï Deze maatregelen die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing

ê 2002/21/EG

5. Waar dit passend is om op mondiaal niveau volledige interoperabiliteit van diensten te waarborgen, coördineren de lidstaten hun standpunten in internationale organisaties en fora waar besluiten worden genomen over aangelegenheden die betrekking hebben op de nummering, naamgeving en adressering van elektronische-communicatienetwerken en -diensten.

ê 2009/140/EG Artikel 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 88

Ö Toekenning van Õ Ggeruiksrechten voor radiofrequenties en nummers

1. De lidstaten vergemakkelijken het gebruik van radiofrequenties in het kader van algemene machtigingen. De lidstaten kunnen zo nodig individuele gebruiksrechten verlenen teneinde:

schadelijke interferentie te vermijden;

de technische kwaliteit van de dienst te verzekeren;

een efficiënt spectrumgebruik te waarborgen, of

andere doelstellingen van algemeen belang te vervullen die door de lidstaten overeenkomstig het Gemeenschapsrecht worden bepaald.

21. Wanneer individuele gebruiksrechten moeten worden verleend voor radiofrequenties en nummers, verlenen de lidstaten ð de nationale regelgevende instanties ï die rechten op verzoek aan alle ondernemingen die Ö elektronische-communicatienetwerken of –diensten Õ diensten of netwerken aanbieden of gebruiken in het kader van de algemene machtiging als bedoeld in artikel 12, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 613, 7 en 11 21(1)(c) van deze richtlijn en alle andere regels die een efficiënt gebruik van deze middelen moeten waarborgen overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). ð De nationale regelgevende instanties kunnen rechten op het gebruik van nummers verlenen aan andere ondernemingen dan aanbieders van elektronische communicatienetwerken of -diensten overeenkomstig artikel 87, lid 2). ï Onverminderd de door de lidstaten vooraf aangenomen specifieke criteria voor het verlenen van gebruiksrechten voor radiofrequenties aan aanbieders van inhoud voor radio- en televisieomroepen welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van algemeen belang overeenkomstig het Gemeenschapsrecht na te streven worden dergelijke De rechten voor het gebruik van radiofrequenties en nummers worden verleend door middel van procedures die objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig zijn, en in het geval van frequenties, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). De procedures moeten open zijn behalve in gevallen waarin kan worden aangetoond dat het verlenen van individuele gebruiksrechten voor gebruik van radiofrequenties voor aanbieders van diensten inzake inhoud voor radio- en televisiediensten van fundamenteel belang is om te kunnen voldoen aan een specifieke verplichting die door de lidstaten van te voren is gedefinieerd als noodzakelijk met het oog op het algemeen belang overeenkomstig de communautaire wetgeving.

Bij het verlenen van gebruiksrechten ð van nummers ï specificeren ð de nationale regelgevende instanties ï lidstaten of en onder welke voorwaarden deze kunnen worden overgedragen door de houder van de rechten. In het geval van radiofrequenties zijn deze bepalingen overeenkomstig de artikelen 9 en 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

Wanneer ð de nationale regelgevende instanties ï lidstaten gebruiksrechten verlenen voor een bepaalde termijn, moet de duur zijn aangepast aan de betrokken dienst, gelet op het nagestreefde doel, naar behoren rekening houdend met het feit dat een passende periode voor de afschrijving van investeringen nodig is.

Wanneer individuele rechten om radiofrequenties te mogen gebruiken worden verleend voor een periode van 10 jaar of meer en zulke rechten niet kunnen worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen zoals toegestaan ingevolge artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), zorgt de bevoegde nationale instantie ervoor dat de criteria om individuele gebruiksrechten te verlenen van toepassing zijn en in acht worden genomen voor de duur van de vergunning. Wanneer deze criteria niet langer van toepassing zijn, worden de individuele gebruiksrechten veranderd in een algemene machtiging voor het gebruik van radiofrequenties, mits dit vooraf wordt aangemeld en na een redelijke periode, of kan het recht vrij worden overgedragen of verhuurd tussen ondernemingen overeenkomstig artikel 9 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

3. Besluiten over gebruiksrechten ð van nummers ï worden zo spoedig mogelijk, doch voor nummers die binnen het nationale frequentieplan voor specifieke doeleinden zijn toegewezen uiterlijk binnen drie weken, na ontvangst van de volledige aanvraag, door de nationale regelgevende instantie genomen, meegedeeld en gepubliceerd, en voor radiofrequenties die in het nationale frequentieplan zijn toegewezen voor elektronische communicaties binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag door de bevoegde instantie. Deze laatstgenoemde termijnen laten de toepasselijke internationale overeenkomsten betreffende het gebruik van radiofrequenties of van posities in de ruimte onverlet.

4. Indien na overleg met de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 623van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) is beslist dat gebruiksrechten voor nummers van uitzonderlijke economische waarde via vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedures moeten worden verleend, kunnen de ð nationale regelgevende instanties ï lidstaten de maximumperiode van drie weken met ten hoogste drie weken verlengen.

Artikel 7 is van toepassing op de vergelijkende en op mededinging gebaseerde selectieprocedure voor radiofrequenties.

5. De ð nationale regelgevende instanties ï  lidstaten beperken het aantal te verlenen gebruiksrechten niet, tenzij dat noodzakelijk is om een efficiënt gebruik van ð nummervoorraden ï radiofrequenties te waarborgen overeenkomstig artikel 7.

6. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat radiofrequenties daadwerkelijk en efficiënt worden gebruikt in overeenstemming met de artikelen 8 en 9, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Zij zorgen er ook voor dat de mededinging niet wordt verstoord als gevolg van een overdracht of accumulatie van gebruiksrechten voor radiofrequenties. Voor dergelijke doeleinden nemen de lidstaten passende maatregelen zoals een vermindering, intrekking of gedwongen verkoop van een recht om radiofrequenties te mogen gebruiken.

ò nieuw

6. Wanneer het gebruiksrecht van nummers extraterritoriaal gebruik binnen de Unie overeenkomstig artikel 87, lid 4, omvat, koppelt de nationale regelgevende instantie aan dat gebruiksrecht specifieke voorwaarden om te waarborgen dat alle relevante nationale regels inzake consumentenbescherming en de nationale regelgeving in verband met het gebruik van nummers die van toepassing is in de lidstaten waar de nummers worden gebruikt, worden nageleefd.

Op verzoek van een nationale regelgevende instantie van een andere lidstaat die aantoont dat inbreuk is gepleegd op de relevante regelgeving inzake consumentenbescherming of de nationale wetgeving inzake nummers van die lidstaat, handhaaft de nationale regelgevende instantie van de lidstaat waar het gebruiksrecht voor de nummers is toegekend de op grond van de eerste alinea opgelegde voorwaarden overeenkomstig artikel 30, met inbegrip van de intrekking van het recht op extraterritoriaal gebruik van de aan de betrokken onderneming toegekende nummers.

Berec faciliteert en coördineert de uitwisseling van informatie tussen de nationale regelgevende instanties van de betrokken lidstaten en waarborgt een goede coördinatie van hun werkzaamheden.

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1389

Vergoedingen voor gebruiksrechten

De lidstaten kunnen de betrokken ð nationale regelgevende ï instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van artikel 3 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

ê 2009/136/EG art. 1, lid 17

Artikel 27

Europese telefoontoegangscodes

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de code „00” de standaard internationale toegangscode is. Er kunnen bijzondere regelingen voor het tot stand brengen van gesprekken tussen aan locaties in aangrenzende gebieden over de grenzen van de lidstaten worden ingevoerd of gehandhaafd. De eindgebruikers op de betrokken locaties ontvangen volledige informatie over dergelijke regelingen.

2. Een in de Gemeenschap gevestigde en door de Commissie aangewezen rechtspersoon is als enige belast met de verantwoordelijkheid voor beheer, met inbegrip van nummertoewijzing, en bevordering van de Europese Telefoonnummeringsruimte (European Telephone Numbering Space — ETNS). De Commissie stelt de nodige uitvoeringsmaatregelen vast.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat alle ondernemingen die openbare telefoondiensten verstrekken waarmee internationale oproepen mogelijk zijn, alle oproepen naar en van de ETNS behandelen aan tarieven die vergelijkbaar zijn met die voor oproepen van en naar andere lidstaten.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 18

Artikel 27 bis

Geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde, met inbegrip van het nummer van het telefonische meldpunt voor vermiste kinderen

1. De lidstaten bevorderen de specifieke nummers in de nummerreeks die begint met „116”, zoals vastgesteld in Beschikking 2007/116/EG van de Commissie van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met „116” voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde 103 . Zij moedigen aan dat op hun grondgebied de diensten worden aangeboden waarvoor dergelijke nummers voorbehouden zijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat eindgebruikers met een handicap maximaal toegang kunnen hebben tot diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen. De getroffen maatregelen om te bevorderen dat eindgebruikers met een handicap dergelijke diensten kunnen oproepen wanneer zij in andere lidstaten reizen, zijn gebaseerd op de naleving van de relevante normen of specificaties als gepubliceerd overeenkomstig artikel 17 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van diensten die binnen de nummerreeks „116” vallen, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen.

4. Naast de maatregelen die algemeen van toepassing zijn op alle nummers binnen de nummerreeks „116” en die genomen zijn overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, stellen de lidstaten alles in het werk om ervoor te zorgen dat de burgers vlot toegang hebben tot een telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen. Dit meldpunt is bereikbaar op het nummer 116000.

5. Met het oog op de effectieve invoering in de lidstaten van de nummerreeks „116”, met name van het nummer 116000 van het meldpunt voor vermiste kinderen, inclusief de toegang voor eindgebruikers met een handicap die in een andere lidstaat reizen, kan de Commissie, na BEREC te hebben geraadpleegd, technische uitvoeringsmaatregelen vaststellen. Deze technische uitvoeringsmaatregelen mogen evenwel geen afbreuk doen aan en evenmin van invloed zijn op de organisatie van deze diensten, wat de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten blijft.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 

ò nieuw

Artikel 90

Nummer van het meldpunt voor vermiste kinderen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers toegang hebben tot een telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen. Dit meldpunt is bereikbaar op het nummer „116000”.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat eindgebruikers met een handicap maximaal toegang kunnen hebben tot diensten die binnen de nummerreeks „116000” vallen. De getroffen maatregelen om te bevorderen dat eindgebruikers met een handicap dergelijke diensten kunnen oproepen wanneer zij in andere lidstaten reizen, zijn gebaseerd op de relevante normen of specificaties als gepubliceerd overeenkomstig artikel 39.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 19 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 2891

Toegang tot nummers en diensten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, voor zover technisch en economisch gezien haalbaar en tenzij een opgeroepen abonnee ð eindgebruiker ï om commerciële redenen heeft besloten de toegang van oproepende gebruikers die zich in specifieke geografische gebieden bevinden, te beperken, de bevoegde nationale instanties alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers:

a) toegang hebben tot en gebruik kunnen maken van diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ , en

b) toegang hebben tot alle in de Gemeenschap Ö Unie Õ toegekende nummers, ongeacht de door de exploitant gebruikte technologie en apparatuur, inclusief de nummers in de nationale nummerplannen van de lidstaten, die van de ETNS en de Universal International Freephone Numbers (UIFN).

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde ð nationale regelgevende ï instanties kunnen verlangen dat aanbieders van openbare communicatienetwerken en/of openbare elektronische-communicatiediensten gevalsgewijs de toegang tot nummers en diensten blokkeren wanneer dit gerechtvaardigd is om redenen van fraude of misbruik, en dat aanbieders van elektronische-communicatiediensten in deze gevallen de overeenkomstige inkomsten uit interconnectie of andere diensten inhouden.

HOOFDSTUK III

ê 2009/136/EG art. 1, lid 10 (aangepast)

VOORGESCHREVEN CONTROLES VOOR ONDERNEMINGEN MET EEN AANMERKELIJKE MARKTMACHT OP SPECIFIEKE EINDGEBRUIKERSMARKTEN

ê 2002/22/EG (aangepast)

Artikel 17

Voorgeschreven controles betreffende diensten aan eindgebruikers

ê 2009/136/EG art. 1, lid 12, onder a) (aangepast)

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties passende voorgeschreven verplichtingen opleggen aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een specifieke eindgebruikersmarkt overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) indien:

a) na een marktanalyse overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) een nationale regelgevende instantie vaststelt dat er op een gegeven eindgebruikersmarkt, aangewezen overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), geen sprake is van daadwerkelijke mededinging, en

b) de nationale regelgevende instantie vaststelt dat de verplichtingen die worden opgelegd door de artikelen 9 tot en met 13 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) niet leiden tot verwezenlijking van de doelstellingen zoals bepaald bij artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). 

ê 2002/22/EG (aangepast)

2.  Verplichtingen die worden opgelegd krachtens lid 1 moeten gebaseerd zijn op de aard van het geconstateerde probleem, en evenredig en verantwoord zijn in het licht van de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn). De opgelegde verplichtingen kunnen inhouden dat de aangewezen ondernemingen geen buitensporige prijzen mogen vragen, de toegang tot de markt niet mogen belemmeren, de mededinging niet mogen beperken door middel van afbraakprijzen, geen ongegronde voorkeur voor bepaalde eindgebruikers aan de dag mogen leggen en diensten niet op een onredelijke wijze mogen bundelen. De nationale regelgevende instanties kunnen dergelijke ondernemingen passende prijsplafonds opleggen, verplichtingen om individuele tarieven te controleren of verplichtingen om de tarieven af te stemmen op de kosten of prijzen op vergelijkbare markten, teneinde de belangen van de eindgebruiker te beschermen en tegelijkertijd daadwerkelijke mededinging te stimuleren.

4.  De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat, indien een onderneming aan regulering van de eindgebruikerstarieven of andere desbetreffende controles van de eindgebruikerstarieven is onderworpen, de noodzakelijke en geëigende kostentoerekeningssystemen worden toegepast. De nationale regelgevende instanties kunnen nader bepalen welk model en welke boekhoudkundige methode moeten worden gehanteerd. Een gekwalificeerde onafhankelijke instantie ziet toe op de inachtneming van het kostentoerekeningssysteem. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat elk jaar een verklaring omtrent de naleving van deze bepalingen wordt gepubliceerd.

5.  Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 2, en artikel 10, passen de nationale regelgevende instanties de in lid 1 bedoelde eindgebruikerscontroleregelingen niet toe op geografische of gebruikersmarkten waar naar hun oordeel daadwerkelijke mededinging bestaat.

ò nieuw

Titel III: Rechten van de eindgebruiker

Artikel 92

Non-discriminatie

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken of -diensten mogen voor de toegang van of het gebruik door eindgebruikers geen discriminerende eisen of voorwaarden opleggen op basis van hun nationaliteit of verblijfplaats, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is.

ê 2015/2120 artikel 8 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 93

ð Eerbiedigen van fundamentele rechten ï 

31. Nationale maatregelen betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers via elektronische communicatienetwerken eerbiedigen de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, waaronder het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op een eerlijk proces, zoals bepaald in gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ð het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de beginselen van de Uniewetgeving ï  .

ê 2009/140/EG Artikel 1, lid 1, onder b) (aangepast)

ð nieuw

3 bis. „ Maatregelen van de lidstaten betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers via elektronische communicatienetwerken eerbiedigen de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen zoals die door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden gewaarborgd.

2. 

Maatregelen betreffende toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers via elektronische communicatienetwerken die die fundamentele rechten en vrijheden kunnen beperken, mogen alleen worden opgelegd ð indien de wetgeving daarin voorziet, zij de wezenlijke inhoud van deze rechten eerbieden en ï zij passend, evenredig en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, en zij worden uitgevoerd met inachtneming van adequate procedurele waarborgen ð daadwerkelijk aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen beantwoorden ï overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Ö overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie Õ en de algemene beginselen van Ö de Uniewetgeving Õ het Gemeenschapsrecht, waaronder doeltreffende rechtsbescherming en eerlijke rechtsbedeling. Deze maatregelen mogen derhalve alleen worden genomen met inachtneming van het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht op een persoonlijke levenssfeer. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure wordt gegarandeerd, inclusief het recht van de betrokkene of betrokkenen om te worden gehoord, met dien verstande dat voor naar behoren gestaafde spoedeisende gevallen geëigende voorwaarden en procedurele regelingen gelden overeenkomstig Ö het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie Õ het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het recht op een daadwerkelijke en tijdige beroepsmogelijkheid bij een rechterlijke instantie is gegarandeerd.

ò nieuw

Artikel 94

Niveau van harmonisatie

De lidstaten behouden in hun nationale wetgeving inzake de bescherming van de eindgebruiker geen bepalingen betreffende de inhoud van deze titel en die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze titel, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van bescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze titel anders is bepaald.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 14

Artikel 20

Contracten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de consumenten en andere hierom verzoekende eindgebruikers die zich abonneren op diensten waarbij een aansluiting tot het openbare communicatienetwerk en/of openbare elektronischecommunicatiediensten worden aangeboden, recht hebben op een contract met een onderneming of ondernemingen die dergelijke aansluiting en/of diensten aanbieden. In het contract worden ten minste de volgende elementen in een heldere, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm gespecificeerd:

a) de identiteit en het adres van de onderneming;

b) de verstrekte diensten, met name:

het al dan niet bieden van toegang tot noodhulpdiensten en gegevens over de plaats waar de beller zich bevindt, en eventuele beperkingen van de geboden noodhulpdiensten overeenkomstig artikel 26;

informatie over eventuele beperkingen inzake toegang tot en/of gebruik van diensten en toepassingen, indien zulks volgens de nationale wetgeving overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving toegestaan is;

de minimumkwaliteitsniveaus van de geboden diensten, te weten de wachttijd bij eerste aansluiting en, in voorkomend geval, andere parameters voor de kwaliteit van de dienst, zoals gedefinieerd door de nationale regelgevende instanties;

door de onderneming ingestelde procedures om het verkeer te meten en te sturen, om te voorkomen dat een netwerkaansluiting tot haar maximum wordt gevuld of overloopt, en over de wijze waarop deze procedures gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van de dienstverlening;

het type van de aangeboden onderhoudsdiensten en de verstrekte klantondersteuningsdiensten alsmede de wijzen waarop contact met deze diensten kan worden opgenomen;

alle beperkingen die de leverancier heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik van geleverde eindapparatuur;

c) in geval van een verplichting in de zin van artikel 25, de keuzemogelijkheden van de abonnee met betrekking tot de vraag of zijn persoonsgegevens in een gids al dan niet zullen worden opgenomen, en de gegevens in kwestie;

   d) bijzonderheden van prijzen en tarieven, de middelen voor het verkrijgen van actuele informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten, aangeboden betalingsmethoden en verschillen qua kosten als gevolg van de betalingsmethode;

e) de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging van de diensten en van het contract, inclusief:

het minimale gebruik of de minimale gebruiksperiode die eventueel vereist is om van speciale aanbiedingen te kunnen genieten;

alle kosten in verband met de portabiliteit van nummers en andere identificatoren;

alle kosten die bij de opzegging van het contract verschuldigd zijn, inclusief elke terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur;f) de schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen die gelden ingeval niet aan contractueel overeengekomen kwaliteitsniveaus van de dienst wordt voldaan;

g) de wijze waarop geschillenbeslechtingsprocedures kunnen worden ingesteld overeenkomstig artikel 34;

h) het type actie dat door de onderneming kan worden ondernomen in reactie op beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

De lidstaten mogen ook voorschrijven dat het contract alle eventueel daartoe door de bevoegde overheidsinstanties verstrekte informatie over het gebruik van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud en over beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bevat waarnaar in artikel 21, lid 4, wordt gewezen en die van toepassing is op de aangeboden dienst.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat abonnees zonder boete hun contract kunnen opzeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de onderneming die de elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten verstrekt. De abonnees worden tijdig en ten minste één maand vooraf naar behoren op de hoogte gesteld van dergelijke wijzigingen en worden tegelijkertijd op de hoogte gesteld van hun recht om zonder boete hun contract op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties het formaat van dergelijke kennisgevingen kunnen specificeren. 

ò nieuw

Artikel 95

Informatievereisten voor contracten

1. Een consument is niet gebonden door een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod alvorens aanbieders van andere openbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijk persoonlijke communicatiediensten, ongeacht het bedrag van de eventueel te verrichten betaling, op duidelijke en begrijpelijke wijze de overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2011/83/EU vereiste informatie verstrekken, alsmede de volgende informatie:

a) als onderdeel van de belangrijkste kenmerken van elke dienst die wordt verleend:

i) de minimumkwaliteitsniveaus van de geboden diensten overeenkomstig de na raadpleging van de belanghebbenden in nauw overleg met de Commissie vast te stellen Berec-richtsnoeren inzake:

voor internettoegangsdiensten: wachttijd, vertraging en pakketverlies,

voor openbaar beschikbare nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten: minstens de wachttijd bij eerste aansluiting, het uitvalrisico, de verbindingstijd, en

voor andere diensten dan internettoegangsdiensten als bedoeld in artikel 3, lid 5, van Verordening 2015/2120: de gewaarborgde specifieke kwaliteitsparameters,

ii) onverminderd het recht van eindgebruikers om eindapparatuur van hun keuze te gebruiken overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening 2015/2120/EG, alle beperkingen die de leverancier heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik van verstrekt eindapparatuur;

b) de schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen die gelden ingeval niet aan de contractueel overeengekomen kwaliteitsniveaus van de dienst wordt voldaan;

c) als onderdeel van de informatie inzake tarieven:

i) de bijzonderheden van de tariefplannen die aan het contract zijn gekoppeld en, desgevallend, de communicatievolumes (MB, minuten, SMS) per facturatieperiode, en de prijs voor extra communicatie-eenheden;

ii) informatie over de tarieven voor nummers en diensten waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; voor afzonderlijke categorieën van diensten kunnen de nationale regelgevende instanties eisen dat deze informatie wordt verstrekt onmiddellijk vóór de doorschakeling van het gesprek;

iii) voor dienstenpakketen en pakketten die zowel diensten als apparatuur omvatten, de prijs van de individuele elementen die tot het pakket behoren, voor zover ze ook afzonderlijk worden aangeboden;

iv) nadere informatie over de service na verkoop en de onderhoudskosten; en

v) de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven en onderhoudskosten kan worden verkregen;

d) als onderdeel van de informatie over de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract:

i) het minimale gebruik of de minimale gebruiksperiode die eventueel vereist is om van speciale aanbiedingen te kunnen genieten;

ii) eventuele kosten met betrekking tot omschakeling en portabiliteit van nummers en andere identificatoren, en compensatieregelingen voor vertraging of misbruik van het recht om over te stappen;

iii) alle kosten die bij de vroegtijdige opzegging van het contract verschuldigd zijn, inclusief elke terugvordering van kosten met betrekking tot eindapparatuur en andere promotionele voordelen;

iv) voor dienstenpakketen de voorwaarden voor de opzegging van het pakket of onderdelen daarvan;

e) informatie over producten en diensten voor eindgebruikers met een handicap en over de manier waarop bijwerkingen van die informatie kunnen worden verkregen;

f) de wijze waarop geschillenbeslechtingsprocedures kunnen worden ingesteld overeenkomstig artikel 25;

g) het type actie dat door de onderneming kan worden ondernomen in reactie op beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.

2. Bovenop de in lid 1 uiteengezette eisen dienen aanbieders van openbare aan nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten de volgende informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze manier te verstrekken:

eventuele beperkingen aan de toegang tot noodhulpdiensten en/of informatie over de locatie van de oproeper indien technisch niet haalbaar;

het recht van de eindgebruiker om te bepalen of, en zo ja welke, zijn of haar persoonsgegevens in een abonneelijst worden opgenomen, overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG;

3. De leden 1 en 2 gelden ook voor kleine en micro-ondernemingen als eindgebruikers, tenzij zij er expliciet mee hebben ingestemd dat deze bepalingen niet of slechts gedeeltelijk van toepassing zijn.

4. Aanbieders van internettoegangsdiensten verstrekken de in de leden 1 en 2 genoemde informatie bovenop de informatie die moet worden verstrekt op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 2015/2120.

5. Uiterlijk [inwerkingtreding + 12 maanden], stelt het BEREC een model van een summier contract vast, waarin de belangrijkste aspecten van de op grond van de leden 1 en 2 vereiste informatie is vermeld. Die belangrijkste aspecten omvatten ten minste informatie over:

(a)de naam en het adres van de aanbieder;

(b)de belangrijkste kenmerken van elke dienst die wordt verleend;

(c)de respectieve tarieven;

(d)de looptijd van het contract en de voorwaarden voor verlenging en opzegging;

(e)de mate waarin producten en diensten afgestemd zijn op eindgebruikers met een handicap;

(f)in verband met internettoegangsdiensten, de op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2120 vereiste informatie.

Aanbieders waarop de verplichtingen in de leden 1 t.e.m. 4 van toepassing zijn dienen de vereiste informatie in te vullen in dit model van summier contract en moeten dit, voorafgaand aan het sluiten van het contract, verstrekken aan de consumenten, micro- en kleine ondernemingen. Het model van summier contract is een integrerend onderdeel van het contract.

6. Aanbieders van internettoegangsdiensten en aanbieders van openbare nummergebaseerde persoonscommunicatiediensten bieden eindgebruikers een faciliteit om het gebruik van elke op basis van tijd- of verbruikt volume gefactureerde dienst te bewaken en te beheersen. Die faciliteit omvat toegang tot tijdige informatie over het verbruiksniveau van de diensten die tot het tariefplan behoren.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 14

Artikel 21

Transparantie en bekendmaking van informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken en/of openbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden, kunnen verplichten transparante, vergelijkbare, toereikende en bijgewerkte informatie over de geldende prijzen en tarieven, eventuele in rekening gebrachte kosten bij de opzegging van een overeenkomst en de algemene voorwaarden bekend te maken in verband met de toegang tot en het gebruik van door hen overeenkomstig bijlage II aan de eindgebruikers en aan de consumenten aangeboden diensten. Dergelijke informatie is duidelijk en volledig en wordt bekendgemaakt in een gemakkelijk toegankelijke vorm. De nationale regelgevende instanties kunnen voorschriften vaststellen ten aanzien van de vorm waarin dergelijke informatie bekend moet worden gemaakt.

2. De nationale regelgevende instanties bevorderen het verstrekken van vergelijkbare informatie om eindgebruikers en consumenten bijvoorbeeld met behulp van interactieve gidsen of soortgelijke technieken in staat te stellen zich een onafhankelijk oordeel te vormen over de kosten van een alternatief gebruikspatroon. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer dergelijke faciliteiten niet kosteloos of voor een redelijke prijs op de markt beschikbaar zijn, de nationale regelgevende instanties deze gidsen of technieken zelf of via derden beschikbaar kunnen maken. Derden hebben het recht om, met het doel dergelijke interactieve gidsen of soortgelijke technieken te verkopen of beschikbaar te maken, kosteloos de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en/of openbare elektronischecommunicatiediensten.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties de aanbieders van openbare elektronischecommunicatienetwerken en/of openbare elektronischecommunicatiediensten kunnen verplichten om, onder andere:

a) abonnees te informeren over de geldende tarieven voor elk nummer en elke dienst waarvoor bijzondere tariefvoorwaarden gelden; voor afzonderlijke categorieën van diensten kunnen de nationale regelgevende instanties eisen dat deze informatie wordt verstrekt onmiddellijk vóór de doorschakeling van het gesprek;

b) abonnees te informeren over eventuele wijzigingen betreffende de toegang tot noodhulpdiensten of informatie over de locatie van de oproeper in de dienst waarop zij geabonneerd zijn;

c) abonnees te informeren over eventuele wijzigingen in de voorwaarden voor beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen, indien zulks volgens de nationale wetgeving overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving toegestaan is;

d) informatie te verstrekken over door de aanbieder ingestelde procedures om het verkeer te meten en vorm te geven, om te voorkomen dat een netwerkaansluiting vol- of overloopt, en over de wijze waarop deze procedures gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van de dienstverlening;

e) abonnees te informeren over hun recht om te bepalen of, en zo ja welke, persoonsgegevens in een abonneelijst worden opgenomen, overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), en

f) abonnees met een handicap geregeld en gedetailleerd te informeren over producten en diensten die voor hen zijn bedoeld.

Als dit nodig wordt geacht, mogen de nationale regelgevende instanties zelf- of mederegulerende maatregelen bevorderen alvorens verplichtingen op te leggen.

4. De lidstaten mogen voorschrijven dat de ondernemingen als bedoeld in lid 3 met dezelfde middelen waarmee de ondernemingen doorgaans met abonnees communiceren indien nodig kosteloos informatie van algemeen belang aan bestaande en nieuwe abonnees verstrekken. In dat geval wordt dergelijke informatie door de bevoegde openbare instanties in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft onder meer betrekking op de volgende punten:

a) de meest voorkomende vormen van gebruik van elektronischecommunicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, met name waar dit de eerbiediging van de rechten en vrijheden van derden kan aantasten, inclusief schendingen van het auteursrecht en hiermee samenhangende rechten, en de juridische gevolgen hiervan, en

b) beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bij het gebruik van elektronischecommunicatiediensten.

ò nieuw

Artikel 96

Transparantie, vergelijken van aanbiedingen en publicatie van informatie

1. De nationale regelgevende instanties publiceren zelf de informatie als bedoeld in bijlage VIII of zorgen ervoor dat die op duidelijke en begrijpelijke wijze en in een gemakkelijk toegankelijke vorm wordt gepubliceerd door ondernemingen die andere openbare elektronische-communicatiediensten aanbieden dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten. De nationale regelgevende instanties kunnen voorschriften vaststellen met betrekking tot de vorm waarin dergelijke informatie bekend moet worden gemaakt.

2. Nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat eindgebruikers gratis toegang hebben tot ten minste één onafhankelijke vergelijkingstool waarmee zij de prijzen, tarieven en kwaliteit van de diensten van de verschillende andere openbare communicatiediensten dan nummeronafhankelijk persoonlijke communicatiediensten kunnen vergelijken en beoordelen.

Die vergelijkingstool:

(a)is operationeel onafhankelijk en waarborgt dat aanbieders van diensten in de zoekresultaten gelijk worden behandeld;

(b)vermeldt wie er eigenaar van is en wie het beheert;

(c)vermeldt de duidelijke, objectieve criteria waarop de vergelijking wordt gebaseerd;

(d)maakt gebruik van gewone en ondubbelzinnige taal;

(e)geeft nauwkeurige en actuele informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;

(f)belicht een breed scala aan aanbiedingen die een significant deel van de markt bestrijken en vermeldt in voorkomend geval duidelijk dat de gepresenteerde informatie geen volledig overzicht van de markt biedt, voordat de zoekresultaten worden getoond;

(g)voorziet in een effectieve procedure om foute informatie te melden.

De vergelijkingsinstrumenten die aan de eisen in de punten a) tot en met g) voldoen, worden op verzoek gecertificeerd door de nationale regelgevende instanties. Derden hebben het recht om, met het oog op het aanbieden van dergelijke onafhankelijke vergelijkingstools, kosteloos de informatie te gebruiken die wordt bekendgemaakt door de aanbieders van andere openbare elektronische-communicatienetwerken dan nummeronafhankelijk persoonlijke communicatiediensten.

3. De lidstaten mogen verlangen dat de ondernemingen die andere openbare elektronische-communicatienetwerken dan nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten aanbieden indien nodig kosteloos informatie van algemeen belang aan bestaande en nieuwe eindgebruikers verstrekken met dezelfde middelen waarmee zij doorgaans met eindgebruikers communiceren. In dat geval wordt die informatie van algemeen belang door de bevoegde openbare instanties in een gestandaardiseerde vorm aangeleverd en heeft zij, onder meer, betrekking op de volgende punten:

(h)de meest voorkomende vormen van gebruik van internettoegangsdiensten en openbare nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten voor onwettige activiteiten of de verspreiding van schadelijke inhoud, met name waar dit de eerbiediging van de rechten en vrijheden van derden kan aantasten, inclusief schendingen van het auteursrecht en hiermee samenhangende rechten, en de juridische gevolgen hiervan, en

(i) beschermingsmaatregelen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens bij het gebruik van internettoegangsdiensten en openbare nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 14 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 9722

Kwaliteit van de dienst

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de Ö De Õ nationale regelgevende instanties, na de meningen van de belanghebbenden te hebben gehoord, kunnen verlangen dat ondernemingen die Ö aanbieders van Õ ð internettoegangsdiensten en ï openbare ð nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten ï elektronische-communicatienetwerken en/of -diensten aanbieden, ten behoeve van de eindgebruikers ð volledige, ï eindgebruikers vergelijkbare, ð betrouwbare, gebruiksvriendelijke en ï toereikende en actuele informatie over de kwaliteit van hun diensten bekendmaken en over de maatregelen die zijn genomen om gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met een handicap te waarborgen. Die informatie wordt, op verzoek, vóór publicatie eveneens aan de nationale regelgevende instantie verstrekt.

2. De nationale regelgevende instanties ð bepalen ï kunnen onder andere instanties ð in het bijzonder op basis van de Berec-richtsnoeren ï de te hanteren parameters voor de kwaliteit van de dienst ð en de daartoe te hanteren meetmethoden ï , alsook de inhoud, vorm en wijze van bekendmaking van de te publiceren informatie, met inbegrip van mogelijke kwaliteitscertificerings-regelingen., bepalen teneinde ervoor te zorgen dat de eindgebruikers, inclusief eindgebruikers met een handicap, toegang hebben tot volledige, vergelijkbare, betrouwbare en gebruikersvriendelijke informatie In voorkomend geval Ö kunnen Õ mogen de in bijlage III IX vermelde parameters, definities en meetmethoden worden gebruikt.

3. Teneinde een achteruitgang van de dienstverlening en een belemmering of vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties minimumvoorschriften inzake de kwaliteit van de diensten kunnen opleggen aan de aanbieder(s) van openbare communicatienetwerken.

De nationale regelgevende instanties bezorgen de Commissie ruime tijd voor de vaststelling van deze eisen een samenvatting van de redenen voor optreden, de geplande eisen en de voorgestelde aanpak. Deze informatie wordt ook aan het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) ter beschikking gesteld. De Commissie kan na onderzoek van deze informatie opmerkingen of aanbevelingen formuleren, met name om ervoor te zorgen dat de beoogde eisen geen negatieve invloed hebben op de werking van de interne markt. De nationale regelgevende instanties houden bij hun besluit over de eisen maximaal rekening met de opmerkingen en aanbevelingen van de Commissie.

Met het oog op de coherente toepassing van dit lid stelt Berec uiterlijk [18 maanden na de inwerkingtreding], na raadpleging van de belanghebbenden en in nauw overleg met de Commissie, richtsnoeren op over relevante parameters voor de kwaliteit van de dienst, waaronder parameters voor eindgebruikers met een handicap, de toepasselijke meetmethodes, de inhoud en vorm van de informatie en kwaliteitscertificeringsmechanismen.

ò nieuw

Artikel 98

Looptijd en opzegging van contracten

1. De lidstaten zien erop toe dat de voorwaarden en procedures voor de opzegging van contracten en de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen en dat in contracten tussen consumenten en aanbieders van andere openbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten geen initiële contractduur van meer dan 24 maanden wordt vastgelegd. De lidstaten kunnen voor de initiële contractduur kortere looptijden vaststellen of handhaven.

Dit lid is niet van toepassing op de looptijd van een contract op afbetaling, waarbij de consument voor een fysieke aansluiting een afzonderlijk contract heeft gesloten waarbij in tranches wordt betaald.

2. Wanneer een contract of het nationaal recht voorziet in een vaste looptijd die automatisch wordt verlengd, zorgt de lidstaat ervoor dat consumenten na het verstrijken van de initiële looptijd het contract op elk willekeurig moment mogen opzeggen met een opzeggingstermijn van één maand en zonder andere kosten dan die voor de dienstverlening tijdens de opzeggingstermijn, tenzij de consument er expliciet mee heeft ingestemd dat het contract wordt verlengd.

3. Eindgebruikers hebben het recht hun contract zonder extra kosten op te zeggen wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de voorwaarden die worden voorgesteld door de aanbieder van andere openbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, tenzij de voorgestelde wijzigingen uitsluitend de eindgebruiker ten goede komen of strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van wijzigingen in de wet- of regelgeving. Aanbieders brengen de eindgebruikers ten minste één maand vooraf op de hoogte van dergelijke wijzigingen en informeren hen tegelijkertijd over hun recht om hun contract kosteloos op te zeggen indien zij de nieuwe voorwaarden niet aanvaarden. De lidstaten zorgen ervoor dat die kennisgeving op duidelijke en begrijpelijke wijze en via een duurzame drager gebeurt, in een formaat dat de eindgebruiker bij het sluiten van het contract heeft gekozen.

4. Wanneer deze richtlijn, dan wel andere bepalingen van de Unie- of nationale wetgeving, de eindgebruiker toestaan een contract voor openbare elektronische-communicatiediensten vroegtijdig op te zeggen, is de eindgebruiker geen andere compensatie verschuldigd dan de waarde pro rata temporis van de bij de sluiting van het contract aan dat contract gekoppelde gesubsidieerde apparatuur en een terugbetaling pro rata temporis van de promotionele voordelen die bij de sluiting van het contract als dusdanig werden genoemd. Eventuele beperkingen van het gebruik van eindapparatuur op andere netwerken worden kosteloos door de aanbieder opgeheven, ten laatste bij de betaling van een dergelijke vergoeding.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 21 (aangepast)

Artikel 3099

GemakkelijkerWijziging wijziging van aanbieder Ö en nummerportabiliteit Õ

ò nieuw

1. In geval van overstap tussen aanbieders van internettoegangsdiensten, verstrekken de betrokken aanbieders de eindgebruiker vóόr en tijdens het overstapproces toereikende informatie en waarborgen zij de continuïteit van de dienst. De ontvangende aanbieder zorgt ervoor dat de dienst wordt geactiveerd op de met de eindgebruiker overeengekomen datum. De overdragende aanbieder blijft zijn diensten onder dezelfde voorwaarden aanbieden tot de diensten van de ontvangende aanbieder geactiveerd zijn. Tijdens het overstap proces mag de dienst niet langer dan één werkdag worden onderbroken.

De nationale regelgevende instanties waarborgen de efficiency van het overstapproces voor de eindgebruiker.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 21

ð nieuw

12. De lidstaten zorgen ervoor dat alle ð eindgebruikers ï abonnees met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken, hun nummer(s) kunnen behouden overeenkomstig het bepaalde in bijlage IVI, deel C, ongeacht de onderneming die de dienst levert.

23. De nationale regelgevende instanties zorgen ervoor dat de prijsstelling tussen exploitanten en/of dienstenaanbieders met betrekking tot het aanbieden van nummerportabiliteit op de kosten gebaseerd is en eventuele kosten voor abonnees de verandering van dienstaanbieder niet ontmoedigen ð dat de eindgebruiker geen directe kosten moet betalen ï 

34. De nationale regelgevende instanties leggen voor de nummerportabiliteit geen tarieven voor eindgebruikers op die de concurrentie zouden kunnen verstoren, zoals specifieke of uniforme tarieven voor eindgebruikers.

45. Nummers worden zo snel mogelijk overgedragen en geactiveerd. De activering van het nummer van ð eindgebruikers ï abonnees die een overeenkomst hebben gesloten om een nummer over te dragen naar een nieuwe onderneming vindt hoe dan ook plaats binnen één werkdag ð na het sluiten van die overeenkomst ï .

ð De ontvangende aanbieder trekt het overstap- en overdrachtsproces. ï Zonder afbreuk te doen aan de eerste alinea, kunnen de bevoegde De nationale ð regelgevende ï instanties kunnen het totaalproces voor ð het overstappen ï en overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten, technische haalbaarheid en de gewaarborgde continuïteit van de dienst voor de abonnee ð eindgebruiker ï . Hoe dan ook mag de dienst tijdens het overdrachtsproces niet langer dan één werkdag worden onderbroken. ð Indien het overdrachtsproces mislukt, reactiveert de overdragende aanbieder het nummer van de eindgebruiker tot de overdracht is gelukt. ï De bevoegde nationale ð regelgevende ï instanties houden nemen zo nodig ook rekening met ð passende ï maatregelen om ervoor te zorgen dat abonnees ð eindgebruikers ï gedurende het gehele overschakelproces ð goed worden geïnformeerd en ï worden beschermd en er geen verandering van aanbieder gebeurt tegen hun wil

56. De lidstaten zorgen ervoor dat passende sancties worden opgelegd aan ondernemingen, inclusief de verplichting ð eindgebruikers ï abonnees te vergoeden, in geval van vertraging bij de overdracht of misbruik van de overdracht door of namens hen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat in contracten tussen consumenten en aanbieders van elektronischecommunicatiediensten geen initiële contractduur van meer dan 24 maanden wordt vastgelegd. De lidstaten waarborgen tevens dat de ondernemingen de gebruikers de mogelijkheid bieden een contract met een maximumlooptijd van 12 maanden te ondertekenen.

6. Onverminderd de mogelijkheid van een minimumcontractduur zien de lidstaten erop toe dat de voorwaarden en procedures voor contractbeëindiging de verandering van dienstenaanbieder niet ontmoedigen.

ò nieuw

Artikel 100

Gebundelde aanbiedingen

1. Indien een aan eindgebruikers aangeboden pakket van diensten of pakket van goederen en diensten minstens andere openbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten omvat, zijn de artikelen 95, 96, lid 1, 98 en 99, lid 1, mutatis mutandis van toepassing op alle elementen uit het pakket, tenzij de op de andere elementen van het pakket toepasselijke bepalingen voordeliger zijn voor de eindgebruiker.

2. Een abonnement op aanvullende diensten of goederen die door dezelfde aanbieder van andere openbare elektronische-communicatiediensten dan nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten worden verstrekt, leidt niet tot herstart van de oorspronkelijke looptijd van het contract, tenzij de aanvullende diensten of goederen worden aangeboden tegen een promotioneel tarief dat alleen beschikbaar is als de bestaande looptijd van het contract herbegint.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 14

Artikel 23101

Beschikbaarheid van diensten

De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om de beschikbaarheid van de openbare telefoondiensten over de openbare communicatienetwerken zo volledig mogelijk te waarborgen in gevallen waarin het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen die openbare telefoondiensten aanbieden alle nodige maatregelen nemen om een ononderbroken toegang tot de noodhulpdiensten te waarborgen.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 17 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 26102

Ö Noodcommunicatie Õ Noodhulpdiensten en het uniforme Europese alarmnummer

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindgebruikers van de in lid 2 bedoelde dienst, inclusief gebruikers van openbare betaaltelefoons, kosteloos en zonder dat zij daarvoor een betaalmiddel hoeven te gebruiken om ð noodcommunicatie met de ï noodhulpdiensten kunnen oproepen ð tot stand kunnen brengen ï via het uniforme Europese alarmnummer „112” en via eventuele nationale alarmnummers zoals bepaald door de lidstaten.

2. De lidstaten zorgen er in overleg met de nationale regelgevende instanties, Ö en Õ de noodhulpdiensten en de aanbieders ð van elektronische-communicatiediensten ï voor dat ondernemingen die eindgebruikers ð nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten leveren ï een elektronischecommunicatiedienst aanbieden voor uitgaande nationale gesprekken naar een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, ð via de meest geschikte alarmcentrale (PSAP) ï toegang verschaffen tot noodhulpdiensten. ð In geval van een noemenswaardige bedreiging van de daadwerkelijke toegang tot noodhulpdiensten kan de verplichting voor de ondernemingen worden uitgebreid tot alle persoonlijke communicatiediensten overeenkomstig de voorwaarden en procedures van artikel 59, lid 1, onder c). ï 

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat ð alle noodcommunicatie ï oproepen via het uniforme Europese alarmnummer „112” naar behoren worden beantwoord en behandeld op de wijze die het meest geschikt is voor de nationale organisatie van noodhulpdiensten. Dergelijke oproepen worden ð noodcommunicatie wordt ï ten minste zo snel en doeltreffend beantwoord en behandeld als oproepen ð noodcommunicatie ï via de eventueel nog bestaande nationale alarmnummers.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang voor eindgebruikers met een handicap tot noodhulpdiensten ð via noodcommunicatie beschikbaar en ï gelijkwaardig is aan die van andere eindgebruikers. Maatregelen die worden genomen om te waarborgen dat eindgebruikers met een handicap ð via noodcommunicatie ï toegang hebben tot noodhulpdiensten wanneer zij in andere lidstaten reizen, zijn zoveel mogelijk gebaseerd op Europese normen of specificaties die overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 17 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn zijn bekendgemaakt, zonder te beletten dat de lidstaten aanvullende voorschriften vaststellen met het oog op de in dat artikel vermelde doelstellingen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken ondernemingen locatiegegevens over de beller kosteloos ð na het tot stand brengen van de communicatie onverwijld beschikbaar zijn voor de PSAP ï . stellen aan de instantie die noodhulpoproepen beheert, zodra die instantie de oproep ontvangt. ð De lidstaten zorgen de lidstaten ervoor dat de overdracht van de locatiegegevens over de beller kosteloos is voor de eindgebruiker en de instantie die de noodcommunicatie behandelt ï Dit geldt voor alle oproepen naar het uniforme Europese alarmnummer „112”. De lidstaten kunnen deze verplichting uitbreiden tot ð noodcommunicatie met ï oproepen naar nationale alarmnummers. De bevoegde regelgevende instanties stellen criteria vast voor de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de verstrekte locatiegegevens over de beller.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de burgers adequaat worden ingelicht over het bestaan en het gebruik van het uniforme Europese alarmnummer „112”, met name via initiatieven die specifiek gericht zijn op personen die tussen lidstaten reizen.

7.  Om te zorgen voor een effectieve ð toegang tot noodhulpdiensten via noodcommunicatie met ï invoering van "112-diensten" in de lidstaten te waarborgen, kan de wordt de Commissie, na raadpleging van Berec, technische uitvoeringsmaatregelen nemen ð gemachtigd uitvoeringshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 109 met betrekking tot maatregelen om de compatibiliteit, interoperabiliteit, kwaliteit, betrouwbaarheid en continuïteit van noodcommunicatie in de Unie, wat betreft oplossingen voor locatiegegevens van de beller, toegang voor personen met een handicap en doorschakeling naar de meest geschikte PSAP te waarborgen. ï

Deze technische uitvoeringsmaatregelen Die maatregelen mogen evenwel geen afbreuk doen aan en evenmin van invloed zijn op de organisatie van de noodhulpdiensten, wat de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten blijft.

Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 15 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 23 bis103

Waarborgen van gelijkwaardige Ö Gelijkwaardige Õ toegang en keuzes voor eindgebruikers met een handicap

1. De lidstaten stellen zorgen ervoor dat de bevoegde nationale regelgevende instanties in staat in voorkomend geval voorschriften op te leggen Ö kan opleggen Õ aan aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap:

a) een toegang tot elektronische-communicatiediensten kunnen hebben die gelijkwaardig is aan die van de meerderheid van de eindgebruikers, en

b) profiteren van de keuze tussen ondernemingen en diensten, die ter beschikking staan van de meerderheid van de eindgebruikers.

2. Om voor eindgebruikers met een handicap specifieke maatregelen te kunnen nemen en uitvoeren, bevorderen de lidstaten de beschikbaarheid van eindapparatuur met de noodzakelijke diensten en functies. 

ò nieuw

2. Door middel van de in lid 1 bedoelde maatregelen bevorderen de lidstaten de naleving van de relevante overeenkomstig artikel 39 gepubliceerde normen of specificaties.

ê 2002/22/EG    Artikel 25

è1 2009/136/EC Artikel 1, lid 16, onder a)

Artikel 25104

è1 Telefooninlichtingendienst ç

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 16, onder b)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat abonnees van openbare telefoondiensten het recht hebben op vermelding in de in artikel 5, lid 1, onder a), genoemde openbare telefoongids en dat hun gegevens beschikbaar worden gemaakt voor de verstrekkers van telefooninlichtingendiensten en/of telefoongidsen overeenkomstig lid 2.

ê 2002/22/EG (aangepast)

ð nieuw

21. De lidstaten zorgen ervoor dat alle ondernemingen die telefoonnummers aan abonnees ð eindgebruikers ï toekennen, aan alle redelijke verzoeken voldoen om, ten behoeve van het verstrekken van openbare telefooninlichtingendiensten en telefoongidsen, de relevante informatie in een overeengekomen formaat beschikbaar te stellen op billijke, objectieve, kostengeoriënteerde en niet-discriminerende voorwaarden.

ê 2009/136/EC Artikel 1, lid 16, onder c) (aangepast)

ð nieuw

32. De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindgebruikers die over een openbare telefoondienst beschikken, toegang hebben tot telefooninlichtingendiensten. De nationale regelgevende instanties moeten verplichtingen en voorwaarden kunnen opleggen aan ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren voor het verstrekken van telefooninlichtingendiensten, overeenkomstig artikel 59 5 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn). Die verplichtingen en voorwaarden zijn objectief, billijk, niet-discriminerend en transparant.

43. De lidstaten handhaven in de regelgeving geen restricties die beletten dat eindgebruikers in een bepaalde lidstaat via spraaktelefonie of SMS rechtstreeks toegang hebben tot de telefooninlichtingendienst in een andere lidstaat en nemen maatregelen om deze toegang overeenkomstig artikel 9128 te garanderen.

54. De leden 1 tot en met 4 3 gelden met inachtneming van de eisen van de communautaire regelgeving Ö Uniewetgeving Õ inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer en met name artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

ê 2002/22/EG (nieuw)

ð nieuw

Artikel 24105

Interoperabiliteit van digitale televisieapparatuur voor consumenten

De lidstaten waarborgen de interoperabiliteit van digitale televisieapparatuur voor consumenten overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van bijlage X  V.I

ê 2002/22/EG Artikel 31

Artikel 31106

Doorgifteverplichtingen

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 22 (aangepast)

ð nieuw

1. De lidstaten kunnen ten aanzien van nader bepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra ð daaraan gerelateerde ï faciliteiten, in het bijzonder toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor eindgebruikers met een handicap ð en dataondersteunende connected Tv-diensten en elektronische programmagidsen ï mogelijk te maken, aan de onder hun bevoegdheid ressorterende ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden welke voor de distributie van radio- en televisieomroepkanalen naar het publiek worden gebruikt, redelijke doorgifteverplichtingen („must carry”) opleggen indien deze netwerken voor een significant aantal eindgebruikers van die netwerken het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieomroepkanalen te ontvangen. Dergelijke verplichtingen worden alleen opgelegd indien zij noodzakelijk zijn om doelstellingen van algemeen belang als duidelijk omschreven door elke lidstaat te verwezenlijken, en zijn evenredig en transparant.

De in de eerste alinea bedoelde verplichtingen worden uiterlijk één jaar na Ö [de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] Õ 25 mei 2011 door de lidstaten geëvalueerd, uitgezonderd wanneer zij een dergelijke evaluatie reeds hebben gemaakt binnen de voorafgaande vier twee jaar.

De lidstaten evalueren hun doorgifteverplichtingen („must carry”) regelmatig minstens om de vijf jaar.

ê 2002/22/EC (nieuw)

2. Noch lid 1 noch artikel 3,57, lid 2) van Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) doen afbreuk aan de mogelijkheid voor lidstaten om al dan niet een passende vergoeding vast te stellen voor de overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen en er tevens voor te zorgen dat er in vergelijkbare omstandigheden geen sprake is van discriminatie in de behandeling van ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken aanbieden. Wanneer vergoeding wordt aangeboden zorgen de lidstaten ervoor dat dit gebeurt op evenredige en transparante wijze.

ê 2002/22/EG

Artikel 29107

Aanbieding van extra faciliteiten

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 20, onder a) (aangepast)

ð nieuw

1. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 8310, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat alle ondernemingen die ð internettoegangsdiensten ï die openbare telefoondiensten en/of ð openbare nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten ï toegang tot openbare communicatienetwerken aanbieden, de in bijlage IVI, deel B, genoemde extra faciliteiten geheel of gedeeltelijk voor eindgebruikers beschikbaar stellen voor zover dit technisch en economisch gezien haalbaar is, alsook geheel of gedeeltelijk de in bijlage IVI, deel A, genoemde extra faciliteiten.

ê 2002/22/EG (aangepast)

2. Na de meningen van de belanghebbende te hebben gehoord, Ö besluit Õ een lidstaat kan een lidstaat besluiten op zijn gehele grondgebied of een gedeelte daarvan lid 1 niet toe te passen indien hij van mening is dat de toegang tot deze faciliteiten toereikend is.

ê 2009/136/EG art. 1, lid 25 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 35108

Wijziging van de bijlagen

ð De Commissie wordt gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 109 met betrekking tot de wijziging van ï Maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen en die noodzakelijk zijn om de bijlagen V, VI, II VIII, III IX, en VI X ð teneinde rekening te houden met ï aan te passen aan technologische ð en maatschappelijke ï ontwikkelingen of aan veranderingen in de marktvraag, worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 37, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Deel IV. SLOTBEPALINGEN

ê 2002/21/EG

Artikel 22

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité (Comité voor communicatie).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

ê 2009/140/EG Artikel 1, lid 25, onder a)

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, de leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

ê 2002/19/EG (aangepast)

HOOFDSTUK IV

PROCEDUREBEPALINGEN

Artikel 14

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) ingestelde Comité voor communicatie.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

ê 2009/140/EG art. 2. lid 11, onder    a)

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

ê 2009/136/EG Artikel 1, lid 27

Artikel 37

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor communicatie dat is ingesteld bij artikel 22 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. 

ò nieuw

Artikel 109

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in de artikelen 40, 60, 73, 102 en 108 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van …. [datum van inwerkingtreding van de basiswetgevingshandeling of een andere door de medewetgevers vastgestelde datum].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 40, 60, 73, 102 en 108 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig de artikelen 40, 60, 73, 102 en 108 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 110

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Richtlijn 2002/21/EG opgerichte Comité (Comité voor communicatie). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen als bedoeld in de tweede alinea van artikel 45, lid 2, is dat comité het bij artikel 3, lid 1, van Beschikking nr. 676/2002/EG opgerichte Radiospectrumcomité.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een lid van het comité daarom verzoekt. De voorzitter roept dan binnen een redelijke termijn het comité bijeen.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van die verordening.

5. In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een lid van het comité daarom verzoekt. De voorzitter roept dan binnen een redelijke termijn het comité bijeen.

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 23111

Uitwisseling van informatie

1. De Commissie verstrekt het Comité voor communicatie alle relevante informatie over het resultaat van regelmatig overleg met de vertegenwoordigers van de netwerkexploitanten, aanbieders van diensten, gebruikers, consumenten, fabrikanten en vakbonden, evenals met derde landen en internationale organisaties.

2. Het Comité voor communicatie bevordert de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie over de situatie en de ontplooiing van regelgevende activiteiten in verband met elektronische-communicatienetwerken en -diensten en houdt daarbij rekening met het beleid van de Gemeenschap Ö Unie Õ inzake elektronische communicatie.

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 24112

Publicatie van informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat bijgewerkte informatie betreffende de toepassing van deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen openbaar wordt gemaakt op een wijze die alle belanghebbende partijen gemakkelijke toegang tot die informatie waarborgt. Zij publiceren een mededeling in hun Staatsblad waarin wordt beschreven hoe en waar de informatie wordt gepubliceerd. De eerste mededeling van die aard wordt gepubliceerd vóór de in artikel 11828, lid 1, tweede alinea, bedoelde toepassingsdatum en vervolgens wordt telkens een mededeling gepubliceerd wanneer de betrokken informatie wordt gewijzigd.

2. De lidstaten zenden de Commissie een kopie van elke mededeling wanneer deze wordt gepubliceerd. De Commissie deelt de informatie afhankelijk van het geval mee aan het Comité voor communicatie.

ê 2009/140/EG Artikel 3, lid 9

13. De lidstaten zorgen ervoor dat alle relevante informatie over rechten, voorwaarden, procedures, bijdragen, heffingen en besluiten betreffende algemene machtigingen en gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren op zodanige wijze wordt gepubliceerd en geactualiseerd dat alle belanghebbende partijen gemakkelijk toegang hebben tot deze informatie.

ê 2002/20/EG

24. Wanneer de in lid 13 bedoelde informatie, vooral die met betrekking tot de procedures en voorwaarden voor de rechten voor het installeren van faciliteiten, wordt bijgehouden op verschillende bestuursniveaus, levert de nationale regelgevende instantie alle redelijke inspanningen om een gebruikersvriendelijk overzicht van dergelijke informatie, waaronder begrepen informatie over de desbetreffende bestuursniveaus en hun autoriteiten, te verstrekken, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit zulks mogelijk acht tegen redelijke kosten, teneinde aanvragen voor rechten voor het installeren van faciliteiten te vergemakkelijken.

ê 2002/19/EG

15. De lidstaten zorgen ervoor dat de krachtens deze richtlijn aan ondernemingen opgelegde specifieke verplichtingen openbaar worden gemaakt, met vermelding van het specifieke product respectievelijk de specifieke dienst en de betrokken geografische markten. Zij zorgen ervoor dat actuele informatie, op voorwaarde dat zij niet vertrouwelijk is en vooral geen bedrijfsgeheimen bevat, openbaar wordt gemaakt op een wijze die waarborgt dat alle belanghebbende partijen gemakkelijke toegang tot die informatie hebben.

26. De lidstaten zenden de Commissie een kopie van alle gepubliceerde informatie toe. De Commissie stelt deze informatie in een gemakkelijk toegankelijke vorm beschikbaar en verstrekt haar zo nodig aan het Comité communicatie.

ê 2002/22/EG

Artikel 36113

Meldingen en monitoring

1. De nationale regelgevende instanties delen de Commissie uiterlijk op de in artikel 11838, lid 1, tweede alinea, bedoelde toepassingsdatum en daarna in geval van een wijziging onmiddellijk de namen mee van de overeenkomstig artikel s 8, lid 1) 84, lid 1) of 85 aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen.

De Commissie stelt de informatie in een gemakkelijk toegankelijke vorm beschikbaar en verstrekt deze, waar nodig, aan het in artikel 11137.
bedoelde Comité voor communicatie.

 2009/136/EG Artikel 1, lid 26

2. De nationale regelgevende instanties stellen de Commissie in kennis van de universeledienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen. De Commissie wordt onverwijld in kennis gesteld van alle wijzigingen van de opgelegde verplichtingen of van ondernemingen waarop de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn.

ê 2002/22/EG

3. De Commissie evalueert op gezette tijden de werking van deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, voor het eerst uiterlijk drie jaar na de datum van toepassing, als bedoeld in artikel 38, lid 1, tweede alinea. De lidstaten en nationale regelgevende instanties verstrekken daartoe aan de Commissie de noodzakelijke informatie.v

ê 2002/19/EG Artikel 16

1. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de in artikel 18, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing ervan in kennis welke nationale regelgevende instanties met de in deze richtlijn omschreven taken zijn belast.

24. De nationale regelgevende instanties stellen de Commissie in kennis van de namen van de exploitanten die geacht worden een aanzienlijke marktmacht te hebben in de zin van deze richtlijn, en van de verplichtingen die hun krachtens de richtlijn worden opgelegd. Alle wijzigingen met betrekking tot de aan ondernemingen opgelegde verplichtingen of de onder de toepassing van deze richtlijn vallende ondernemingen worden onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.

ê 2002/21/EG

ð nieuw

Artikel 25114

Op gezette tijden evalueert de Commissie de werking van deze richtlijn en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, voor het eerst uiterlijk drie ð vijf ï  na de in artikel 115 28, lid 1, tweede alinea bedoelde datum van toepassing. De Commissie kan daartoe de lidstaten om inlichtingen vragen, welke inlichtingen zonder onnodige vertraging worden verstrekt.

ê 2002/19/EG

2. De Commissie evalueert op gezette tijden de werking van deze richtlijn en brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, de eerste maal uiterlijk drie jaar na de in artikel 18, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing. De Commissie kan de lidstaten daartoe om inlichtingen vragen, die onverwijld worden verstrekt.

ê 2002/20/EG

3. De Commissie evalueert op gezette tijden het functioneren van de nationale machtigingsstelsels en de ontwikkeling van grensoverschrijdende dienstverlening in de Gemeenschap en brengt hierover bij de eerstkomende gelegenheid verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, echter wel binnen drie jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn, genoemd in artikel 18, lid 1, tweede alinea. De Commissie kan de lidstaten daartoe om inlichtingen vragen, die onverwijld worden verstrekt.

ê 2002/22/EG art. 15

ð nieuw

12. De Commissie evalueert op gezette tijden de omvang van de universele dienst, met name met het oog op voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad om de omvang te wijzigen of opnieuw te definiëren. De evaluatie geschiedt voor het eerst binnen twee jaar na de datum van toepassing als bepaald in artikel 38, lid 1, tweede alinea, en daarna driejaarlijks ð gebeurt vijfjaarlijks ï.

23. Deze evaluatie geschiedt in het licht van de sociale, economische en technologische ontwikkelingen waarbij onder andere rekening wordt gehouden met mobiliteit en datasnelheden in het licht van de gangbare, door de meerderheid van de abonnees ð de eindgebruikers ï . Het evaluatieproces vindt plaats overeenkomstig bijlage V. De Commissie brengt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het resultaat van de evaluatie.

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 26

Intrekking

De volgende richtlijnen en beschikkingen worden met ingang van de in artikel 28, lid 1, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing ingetrokken:

Richtlijn 90/387/EEG,

Beschikking 91/396/EEG van de Raad van 29 juli 1991 inzake invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnumer voor hulpdiensten 104 ,

Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network 105 ,

Beschikking 92/264/EEG van de Raad van 11 mei 1992 inzake de invoering van een gemeenschappelijk internationaal toegangsnummer voor het telefoonverkeer in de Gemeenschap 106 ,

Richtlijn 95/47/EG,

Richtlijn 97/13/EG,

Richtlijn 97/33/EG,

Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat 107 .

ê 2009/140/EG art. 1. lid 26

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 28

Omzetting

1. De lidstaten dienen vóór 24 juli 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 25 juli 2003.

2. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, en die van alle latere wijzigingen in die bepalingen.

ê 2002/20/EG (aangepast)

Artikel 18

Omzetting

1. De lidstaten dienen vóór 24 juli 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 25 juli 2003.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, en die van alle latere wijzigingen in die bepalingen.

ê 2002/19/EG (aangepast)

Artikel 18

Omzetting

1. De lidstaten dienen vóór 24 juli 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 25 juli 2003.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, en die van alle latere wijzigingen in die bepalingen.

ê 2002/22/EG (aangepast)

Artikel 38

Omzetting

1. De lidstaten dienen vóór 24 juli 2003 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen die bepalingen toe vanaf 25 juli 2003.

2. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen alsmede van elke latere wijziging van die bepalingen.

ê 2002/19/EG (aangepast)

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 20

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

ê 2002/20/EG (aangepast)

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 20

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

ê 2002/21/EG (aangepast)

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 30

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

ê 2002/22/EG (aangepast)

Artikel 39

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 40

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

ê 

Artikel 115

Omzetting

1.    Uiterlijk op [dag/maand/jaar] stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend om aan de artikelen [ …] en de bijlagen [ …] te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [dag/maand/jaar].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 116

Intrekking

De richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/21/EG, 2002/22/EG als genoemd in bijlage XI, deel A, worden met ingang van […] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage IV, deel B, genoemde termijnen voor de omzetting in intern recht en de toepassingsdata van de aldaar genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XII.

Artikel 117

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 118

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter    

(1) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa, 6.5.2015, COM(2015) 192 final.
(2) De Refit-evaluatie van het regelgevingskader werd aangekondigd in het werkdocument van de diensten van de Commissie "REFIT: Initial results of the mapping of the acquis" (SWD(2013) 401 final) en maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2015 (bijlage 3 (COM(2014) 910 final van 16.12.2014).
(3) Meer informatie over deze procedure is beschikbaar op http://ec.europa.eu/dgs/legal_service/recasting_en.htm.
(4) http://berec.europa.eu/eng/document_register/subject_matter/berec/opinions/5577-berec-opinion-on-the-review-of-the-eu-electronic-communications-regulatory-framework
(5) http://rspg-spectrum.eu/wp-content/uploads/2013/05/RSPG16-001-DSM_opinion.pdf
(6) Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2016 betreffende "Naar een akte voor een digitale interne markt" ( 2015/2147(INI) ).
(7) Conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2016 (doc. EUCO 26/16).
(8) De profielen van de deskundigen en een verslag van het debat zijn opgenomen in bijlage 13 bij de effectbeoordeling.
(9) “ERG Common Position on VoIP” (“Gemeenschappelijk standpunt inzake VoIP van de Europese Groep van regelgevende instanties voor elektronische communicatienetwerken en -diensten”), december 2007.
(10) De verslagen zijn beschikbaar op: https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/digital-scoreboard.  
(11) Voor meer informatie: https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/download-scoreboard-reports.
(12) PB C […] van […], blz. […].
(13) PB C […] van […], blz. […].
(14) Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn)
(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7).
(15) Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Machtigingsrichtlijn)
(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21).
(16) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).
(17) Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).19PB L 192 van 24.7.1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 295 van 29.10.1997, blz. 23).
(18) PB L 192 van 24.7.1990, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 295 van 29.10.1997, blz. 23).
(19) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(20) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(21) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(22) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(23) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(24) The Union Regulatory Framework for Electronic Communications also includes Regulation (EU) No 531/2012 of the European Parliament and of the Council of 13 June 2012 on roaming on public mobile communications networks within the Union (OJ L 172, 30.6.2012, p. 10), Regulation (EU) 2015/2120 of the European Parliament and of the Council of 25 November 2015 laying down measures concerning open internet access and amending Directive 2002/22/EC on universal service and users’ rights relating to electronic communications networks and services and Regulation (EU) No 531/2012 on roaming on public mobile communications networks within the Union (OJ L 310, 26.11.2015, p. 1) and Directive 2014/61 of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on measures to reduce the cost of deploying high-speed electronic communications networks (OJ L 155, 23.5.2014, p. 1), as well as a number of co-legislator and Commission decisions.
(25) Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 1).
(26) Zie blz. 21 van dit Publicatieblad.
(27) Zie blz. 7 van dit Publicatieblad.
(28) Zie blz. 51 van dit Publicatieblad.
(29) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.
(30) PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).
(31) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
(32) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(33) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(34) Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PB L 153 van 22.5.2014, blz. 62)
(35) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
(36) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).
(37) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(38) Zaak C-352/85 Bond van Adverteerders en anderen vs. Staat der Nederlanden, EU:C:1988:196.
(39) Beide gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG [PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77], en in Verordening (EU) nr. 305/2013 van de Commissie van 26 november 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad, wat de geharmoniseerde voorziening in de gehele Unie van een interoperabele eCall betreft [PB L 91 van 3.4.2013, blz. 1].
(40) Als gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/758.
(41) PB L 81 van 21.3.2012, blz. 7.
(42) Zaak C-614/10, Europese Commissie tegen Republiek Oostenrijk, EU:C:2012:631.
(43) Richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid, PB L 155 van 23.5.2002, blz. 1.
(44) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
(45) PB L 320 van 28.11.1998, blz. 54.
(46) Zie blz. 7 van dit Publicatieblad.
(47) Zie blz. 37 van dit Publicatieblad.
(48) Besluit 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49).
(49) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).
(50) PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.
(51) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(52) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 51.
(53) PB L 77 van 26.3.1973, blz. 29.
(54) PB L 139 van 23.5.1989, blz. 19.
(55) Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1)
(56) Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (PB L 108 van 24.4.2002).
(57) Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz, PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.
(58) Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz.1).
(59) Zie blz. 33 van dit Publicatieblad.
(60) Zie blz. 21 van dit Publicatieblad.
(61) Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(62) PB L 199 van 26.7.1997, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/61/EG (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 37).
(63) PB L 101 van 1.4.1998, blz. 24.
(64) PB L 165 van 19.6.1992, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 98/80/EG van de Commissie (PB L 14 van 20.1.1998, blz. 27).
(65) PB L 366 van 30.12.2000, blz. 4.
(66) PB L 199 van 26.7.1997, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/61/EG (PB L 268 van 3.10.1998, blz. 37).
(67) PB L 141 van 13.5.1998, blz. 6.
(68) PB C 265 van 22.8.1998, blz. 2.
(69) PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.
(70) Aanbeveling 2013/466/EU van de Commissie van 11 september 2013 over consistente verplichtingen tot non-discriminatie en kostenmethodologieën om de concurrentie te bevorderen en investeringen in breedband aantrekkelijker te maken (PB L 251 van 21.9.2013, blz. 13).
(71) OJ C […], […], p. […].
(72) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.
(73) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.
(74) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.
(75) Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(76) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
(77) Verordening (EU) 2015/758 van het Europees Parlement en de Raad inzake typegoedkeuringseisen voor de uitrol van het op de 112-dienst gebaseerde eCall-boordsysteem en houdende wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 77)
(78) Zie blz. 7 van dit Publicatieblad.
(79) Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21).
(80) PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21.
(81) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(82) PB L 336 van 30.12.2000, blz. 4.
(83) PB L 117 van 7.5.1997, blz. 15
(84) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 51.
(85) PB L 196 van 5.8.1993, blz. 48.
(86) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(87) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(88) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(89) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(90) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.
(91) Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau.
(92) Zie blz. 51 van dit Publicatieblad.
(93) Verordening (EG) nr. xxxx/xxxx van het Europees Parlement en de Raad van [] tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) (PB L. []).
(94) Aanbeveling van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59).
(95) Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie, PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1.
(96) Richtlijn 2013/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (twintigste bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) en tot intrekking van Richtlijn 2004/40/EG (PB L 179 van 29.6.2013, blz. 1).
(97) Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59).
(98) Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10).
(99) Zie blz. 51 van dit Publicatieblad.
(100) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(101) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.;
(102)

   Zie blz. 21 van dit Publicatieblad.

(103)

   PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.”.

(104) PB L 217 van 6.8.1991, blz. 31.
(105) PB L 165 van 19.6.1992, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 98/80/EG van de Commissie (PB L 14 van 20.1.1998, blz. 27).
(106) PB L 137 van 20.5.1992, blz. 21.
(107) PB L 101 van 1.4.1998, blz. 24.

Brussel, 12.10.2016

COM(2016) 590 final

BIJLAGEN

bij het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie

{SWD(2016) 303 final/2}
{SWD(2016) 304 final}
{SWD(2016) 305 final}
{SWD(2016) 313 final}


BIJLAGEN

bij het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie

ê 2002/20/EG (aangepast)

BIJLAGE I

Ö LIJST VAN VOORWAARDEN DIE KUNNEN WORDEN VERBONDEN AAN ALGEMENE MACHTIGINGEN, GEBRUIKSRECHTEN VOOR RADIOSPECTRUM EN RECHTEN OM NUMMERS TE GEBRUIKEN Õ

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 1 (aangepast)

ð nieuw

Deze bijlage bevat de volledige lijst van voorwaarden die kunnen worden verbonden aan algemene machtigingen ð voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten  ï, (deel A), ð elektronische-communicatienetwerken (deel B), elektronische-communicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten, (deel C), ï rechten om radiofrequenties te gebruiken (deel BD) en rechten om nummers te gebruiken (deel CE) als bedoeld in artikel 6, lid 1, en artikel 11, lid 1, onder a), van deze richtlijn, binnen de grenzen zoals aangegeven in de artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

ê 2002/20/EG (aangepast)

A. Ö Algemene Õ vVoorwaarden die aan een algemene machtiging kunnen worden verbonden

1. Financiële bijdrage voor de financiering van universele dienstverlening overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn).

21. Administratieve bijdragen overeenkomstig artikel 12 16 van deze richtlijn.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder b)

72. Voor de sector elektronische communicatie specifieke bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) 1

ê 2002/20/EG

è1 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder d)

103. Informatie die moet worden verstrekt in het kader van een kennisgevingsprocedure overeenkomstig artikel 3, lid 3, 12  van deze richtlijn, en voor andere doeleinden als bedoeld in artikel 11 21 van deze richtlijn.

114. Mogelijkheid van legale onderschepping door de bevoegde nationale instanties overeenkomstig è1 Richtlijn 2002/58/EG ç en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens 2 .

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder e)

11 bis5. Voorwaarden voor het gebruik van mededelingen van overheidsinstanties aan het algemene publiek om het publiek te waarschuwen voor imminente dreigingen en om de gevolgen van grote rampen te verzachten.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder f)

126. Voorwaarden voor gebruik tijdens grote rampen of nationale noodsituaties om de communicatie tussen hulpdiensten en overheidsinstanties te waarborgen.

ê 2002/20/EG (aangepast)

147. Andere toegangsverplichtingen dan die in artikel 6, lid 2, 13 van deze richtlijn die gelden voor ondernemingen die elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aanbieden, overeenkomstig Richtlijn 2002/19/EG (toegang tot en interconnectie van elektronische communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten).

ê 2002/20/EG

188. Maatregelen om de naleving te waarborgen van de in artikel 39 17 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn) bedoelde normen en/of specificaties.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder h) (aangepast)

199. Transparantieverplichtingen voor aanbieders van openbare communicatienetwerken die openbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van artikel 3 8 van Richtlijn 2002/21/EG, bekendmaking van de voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht alsmede, voor zover dit nodig en evenredig is, toegang van de nationale regelgevende instanties tot de informatie die zij nodig hebben om de juistheid van bedoelde bekendmaking te toetsen.

ê 2002/20/EG (aangepast)

 B. specifieke voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken 

31. Interoperabiliteit van diensten en iInterconnectie van netwerken overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn).

ê 2002/20/EG

5. Milieuvoorschriften en stedenbouwkundige en planologische voorschriften, alsmede voorschriften en voorwaarden in verband met het verlenen van toegang tot of het gebruik van openbaar of particulier terrein en voorwaarden in verband met collocatie en gedeeld gebruik van faciliteiten overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn), in voorkomend geval met inbegrip van alle financiële of technische waarborgen die noodzakelijk zijn om de goede uitvoering van de infrastructuurwerken te waarborgen.

62. Doorgifteverplichtingen overeenkomstig deze richtlijn  Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn).

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

133. Maatregelen ð voor de bescherming van de volksgezondheid tegen ï ter beperking van de blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden die worden veroorzaakt door elektronische communicatienetwerken, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht Ö Unierecht Õ ð , zoveel mogelijk rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad ï .

154. Handhaving van de integriteit van de openbare communicatienetwerken, overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn) en Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn), mede door preventie van elektromagnetische interferentie tussen elektronische communicatienetwerken en/of -diensten overeenkomstig Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit 3 .

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder g)

165. Beveiliging van openbare netwerken tegen ongeoorloofde toegang overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

ê 2002/20/EG (aangepast)

ð nieuw

176. Voorwaarden voor het gebruik van radiofrequenties ð radiospectrum ï overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit 2014/53/EU, wanneer het gebruik niet is onderworpen aan de verlening van individuele gebruiksrechten overeenkomstig artikel 546, lid 1, Ö en artikel 48 Õ.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder h) (aangepast)

197. Transparantieverplichtingen voor aanbieders van openbare communicatienetwerken die openbare elektronischecommunicatiediensten aanbieden om eind-tot-eindverbindingen te waarborgen overeenkomstig de doelstellingen en beginselen van artikel 3 8 van Richtlijn 2002/21/EG, bekendmaking van de voorwaarden ter beperking van de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen indien dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht alsmede, voor zover dit nodig en evenredig is, toegang van de nationale regelgevende instanties tot de informatie die zij nodig hebben om de juistheid van bedoelde bekendmaking te toetsen.

Ö c. specifieke voorwaarden die kunnen worden verbonden aan een algemene machtiging voor het aanbieden van elektronische-communicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten Õ

ò nieuw

1. Interoperabiliteit van diensten overeenkomstig deze richtlijn.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder a)

42. Toegankelijkheid voor eindgebruikers van nummers van het nationale nummerplan, nummers van de Europese telefoonnummerruimte, de internationale universele gratis nummers, en, waar zulks technisch en economisch haalbaar is, nummers van de nummerplannen van andere lidstaten, en de voorwaarden overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn).

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 2, onder c) (aangepast)

83. Voor de sector elektronische communicatie specifieke voorschriften inzake consumentenbescherming, met inbegrip van voorwaarden overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), en voorwaarden inzake toegankelijkheid voor gebruikers met een handicap overeenkomstig artikel 7 van die richtlijn.

ê 2002/20/EG

94. Beperkingen in verband met de doorgifte van onwettige inhoud, overeenkomstig Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt 4 , en beperkingen in verband met de doorgifte van onwettige inhoud overeenkomstig Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten 5 , gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad.

ê 2002/20/EG (aangepast)

BD. Voorwaarden die aan gebruiksrechten voor radiofrequenties  radiospectrum  kunnen worden verbonden

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 3, onder a) (aangepast)

1. Verplichting om een dienst aan te bieden of een soort technologie Ö binnen de grenzen van artikel 45 van deze richtlijn Õ te gebruiken waarvoor de gebruiksrechten voor de frequentie zijn verleend, met inbegrip van in voorkomend geval de Ö vereisten inzake dekking en de kwaliteit van dienstverlening Õ dekkingsvereisten en kwaliteitseisen.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 3, onder b)

ð nieuw

2. Daadwerkelijk en efficiënt gebruik van frequenties ð spectrum ï overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).

ê 2002/20/EG

ð nieuw

3. Technische en operationele voorwaarden ter voorkoming van schadelijke interferentie en ð voor de bescherming van de volksgezondheid tegen ï ter beperking van blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden, ð zoveel mogelijk rekening houdend met Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad 6  ï indien deze voorwaarden afwijken van de in de algemene machtiging opgenomen voorwaarden.

4. Maximumduur overeenkomstig artikel 549 van deze richtlijn, onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale frequentieplan.

5. Overdracht ð of verhuur ï op initiatief van de houder van de rechten, van rechten en de daarvoor geldende voorwaarden overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

6. Gebruiksvergoedingen overeenkomstig artikel 13 42 van deze richtlijn.

7. Alle toezeggingen die de onderneming die het gebruiksrecht heeft verkregen, in ð het kader van een proces inzake machtiging of verlenging van een machtiging heeft gedaan voorafgaand aan de verlening van de machtiging of, indien van toepassing, voorafgaand aan de uitnodiging tot het aanvragen van gebruiksrechten ï de loop van een op mededinging gebaseerde of een vergelijkende selectieprocedure heeft gedaan.

ò nieuw

8. Verplichtingen om radiospectrum te bundelen of te delen of om toegang tot radiospectrum toe te staan aan andere gebruikers in specifieke regio's of op nationaal niveau.

ê 2002/20/EG

89. Verplichtingen uit hoofde van de relevante internationale overeenkomsten aangaande het gebruik van frequenties.

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 3, onder c)

910. Specifieke verplichtingen voor experimenteel gebruik van radiofrequenties.

ê 2002/20/EG

CE. Voorwaarden die aan gebruiksrechten voor nummers kunnen worden verbonden

ê 2009/140/EG art. 3, lid 11, en bijlage, punt 4

1. Aanwijzing van de dienst waarvoor het nummer moet worden gebruikt, met inbegrip van alle vereisten met betrekking tot het verlenen van die dienst alsook, om twijfel te voorkomen, tariefbeginselen en maximumprijzen die voor de specifieke nummerreeks van toepassing kunnen zijn ter waarborging van de bescherming van de consument overeenkomstig artikel 8, lid 4, onder b), van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn)3, lid 2, onder d), van deze richtlijn.

ê 2002/20/EG

ð nieuw

2. Daadwerkelijk en efficiënt gebruik van nummers overeenkomstig deze richtlijn  Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

3. Eisen inzake nummerportabiliteit overeenkomstig deze richtlijn Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn).

4. De verplichting om aan de in de publieke telefoongidsen opgenomen abonnees ð eindgebruikers ï informatie te verstrekken, over de artikelen 5 en 25 artikel 104 van deze richtlijn Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn).

5. Maximumduur overeenkomstig artikel 546 van deze richtlijn, onder voorbehoud van wijzigingen van het nationale nummerplan.

6. Overdracht op initiatief van de houder van de rechten, van rechten en de daarvoor geldende voorwaarden overeenkomstig  deze richtlijn Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).

7. Gebruiksvergoedingen overeenkomstig artikel 13 42 van deze richtlijn.

8. Alle toezeggingen die de onderneming die het gebruiksrecht heeft verkregen, in de loop van een op mededinging gebaseerde of een vergelijkende selectieprocedure heeft gedaan.

9. De verplichtingen uit hoofde van de relevante internationale overeenkomsten aangaande het gebruik van nummers.

ò nieuw

10. Verplichtingen inzake het extraterritoriaal gebruik van nummers binnen de Unie teneinde de naleving van voorschriften inzake consumentenbescherming en andere nummergerelateerde voorschriften in andere lidstaten dan de lidstaat van de landcode te waarborgen.

ê 2002/19/EG (aangepast)

BIJLAGE II

VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT DIGITALE TELEVISIE- EN RADIO-OMROEPDIENSTEN TEN BEHOEVE VAN KIJKERS EN LUISTERAARS IN DE GEMEENSCHAP Ö UNIE Õ

Deel I: Voorwaarden voor systemen van voorwaardelijke toegang overeenkomstig artikel 660, lid 1

De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig artikel 6 60 met betrekking tot de voorwaardelijke toegang tot digitale televisie- en radio-omroepdiensten voor kijkers en luisteraars in de Gemeenschap Ö Unie Õ , ongeacht de wijze van doorgifte, de volgende voorwaarden gelden:

a) systemen van voorwaardelijke toegang die op de markt van de Gemeenschap worden geëxploiteerd moeten de nodige technische mogelijkheden bieden voor een kosteneffectieve controle-overdracht, waarbij de mogelijkheid wordt geboden voor volledige controle door netwerkexploitanten op lokaal of regionaal niveau op de diensten waarbij gebruikt wordt gemaakt van dergelijke systemen van voorwaardelijke toegang;

ba) alle exploitanten van diensten voor voorwaardelijke toegang, ongeacht de wijze van doorgifte, die diensten voor toegang tot digitale televisie- en radiodiensten aanbieden, waarvan de omroepen afhangen om potentiële kijkers of luisteraars te kunnen bereiken, moeten:

alle omroepen op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels Ö mededingingsregels van de Unie Õ , technische diensten aanbieden met behulp waarvan de op digitale wijze doorgegeven diensten van de omroep door gemachtigde kijkers of luisteraars kunnen worden ontvangen door middel van door de exploitant van de betrokken diensten beheerde decoders, en die voldoen aan de communautaire mededingingsregels, Ö mededingingsregels van de Unie Õ ;

een gescheiden boekhouding voeren met betrekking tot hun activiteiten als aanbieders van voorwaardelijke toegang;

cb) wanneer zij licenties verlenen aan fabrikanten van consumentenapparatuur moeten de houders van industriële-eigendomsrechten op producten en systemen voor voorwaardelijke toegang ervoor zorgen dat dit gebeurt op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden. De houders van dergelijke rechten mogen, rekening houdend met technische en commerciële factoren, de verlening van licenties niet binden aan voorwaarden die een verbod leggen op dan wel ontradend of ontmoedigend werken ten aanzien van de verwerking in hetzelfde product van:

een gemeenschappelijke interface die een verbinding met verschillende andere toegangsystemen mogelijk maakt, of

voor een ander toegangsysteem kenmerkende functies, mits de licentiehouder zich houdt aan de redelijke en passende voorwaarden die, wat hem betreft, moeten zorgen voor de veiligheid van de transacties van de exploitanten van systemen van voorwaardelijke toegang.

Deel II: Andere faciliteiten waaraan uit hoofde van artikel 559, lid 1, onder b), voorwaarden kunnen worden opgelegd

a) Toegang tot applicatieprogramma-interfaces (API's)

b) Toegang tot elektronische programmagidsen (EPG's)

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12, onder a)

BIJLAGE II

MINIMUMLIJST VAN PUNTEN DIE MOETEN VOORKOMEN IN HET DOOR AANGEMELDE EXPLOITANTEN MET AANMERKELIJKE MARKTMACHT TE PUBLICEREN REFERENTIEAANBOD VOOR TOEGANG TOT GROOTHANDELSNETWERKINFRASTRUCTUUR, MET INBEGRIP VAN GEDEELDE OF VOLLEDIG ONTBUNDELDE TOEGANG TOT HET AANSLUITNETWERK OP EEN VASTE LOCATIE

ê 2002/19/EG

In deze bijlage wordt verstaan onder:

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12, onder b)

a)„subnetwerk”: een gedeeltelijk aansluitnetwerk dat het netwerkaansluitpunt verbindt met een concentratiepunt of een ander bepaald tussenliggend aansluitpunt in het vaste openbare elektronischecommunicatienetwerk;

ê 2002/19/EG

b) „ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk”: volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk; dit begrip behelst geen verandering in de eigendom van het aansluitnetwerk;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12, onder c)

c)„volledig ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk”: het verlenen van toegang aan een ontvanger tot het aansluitnetwerk of het subnetwerk van de exploitant met aanmerkelijke marktmacht, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van de volledige capaciteit van de netwerkinfrastructuur;

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12. onder d)

d)„gedeelde toegang tot het aansluitnetwerk”: het verlenen aan een ontvanger van toegang tot het aansluitnetwerk of subnetwerk van de aangemelde exploitant met aanmerkelijke marktmacht, waarbij toestemming wordt verleend voor het gebruik van een gespecificeerd deel van de capaciteit van de netwerkinfrastructuur, zoals een deel van de frequentie of iets gelijkwaardigs;

ê 2002/19/EG

A.Voorwaarden voor ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12, onder e)

1. Netwerkelementen waartoe toegang wordt aangeboden, met in het bijzonder de volgende elementen, tezamen met passende bijbehorende faciliteiten:

a) ontbundelde toegang tot aansluitnetwerken (volledige en gedeelde);

b) ontbundelde toegang tot subnetwerken (volledige en gedeelde), met inbegrip van, indien relevant, toegang tot niet-actieve netwerkelementen voor de aanleg van omleidingsnetwerken;

c) indien relevant, toegang tot kabelgoten voor het aanleggen van toegangsnetwerken.

2. Informatie over de locaties van de fysieke aansluitpunten, waaronder straatkasten en distributienetwerken, beschikbaarheid van aansluitnetwerken, subnetwerken en omleidingsnetwerken op bepaalde delen van het toegangsnet, en indien relevant, informatie over de locaties van de kabelgoten en de beschikbaarheid in kabelgoten.

3. Technische voorwaarden die verband houden met toegang tot en gebruik van aansluitnetwerken en subnetwerken, met inbegrip van de technische kenmerken van de tweeaderige metaalleiding, glasvezel of een equivalent, kabeldistributeurs en van kabelgoten, en bijbehorende faciliteiten, alsook, indien relevant, technische condities met betrekking tot toegang tot kabelgoten.

ê 2002/19/EG

4. Procedures voor het bestellen en verstrekken, gebruiksbeperkingen.

B.Collocatiediensten

ê 2009/140/EG art. 2, lid 12, onder f)

1. Informatie over de bestaande desbetreffende plaatsen van de aangemelde exploitanten met aanmerkelijke marktmacht of plaatsen van de apparatuur en de geplande modernisering ervan 7 .

ê 2002/19/EG

2. Collocatieopties op de in punt B1 genoemde plaatsen (met inbegrip van fysieke collocatie en, in voorkomend geval, collocatie op afstand en virtuele collocatie).

3. Apparatuurkenmerken: Eventuele beperkingen voor apparatuur die in collocatie kan worden geplaatst.

4. Veiligheidsaspecten: Door aangemelde exploitanten getroffen maatregelen om de veiligheid van hun locaties te waarborgen.

5. Voorwaarden voor de toegang van het personeel van concurrerende exploitanten.

6. Veiligheidsnormen.

7. Regels voor toewijzing van ruimte wanneer de collocatieruimte beperkt is.

8. Regels voor ontvangers voor de inspectie van locaties waarop fysieke collocatie mogelijk is of plaatsen waar collocatie is geweigerd in verband met ruimtegebrek.

C.Informatiesystemen

Voorwaarden voor toegang tot de operationele ondersteunende systemen, informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering van de aangemelde exploitant.

D.Leveringsvoorwaarden

1. Termijn waarbinnen wordt gereageerd op verzoeken om diensten en faciliteiten, overeenkomsten inzake het niveau van de dienst, procedures om gebreken te verhelpen en om terug te keren naar het gangbare niveau van dienstverlening en parameters voor de kwaliteit van de dienstverlening.

2. Standaardcontract, indien van toepassing met inbegrip van vergoeding voor te late levering.

3. Tarieven of tariferingsformules voor elk van bovengenoemde aspecten, functies en faciliteiten.

ò nieuw

BIJLAGE III

Criteria voor de vaststelling van gespreksafgiftetarieven op groothandelsniveau

Criteria en parameters voor de vaststelling van tarieven voor gespreksafgifte op groothandelsniveau op vaste en mobiele markten als bedoeld in artikel 73, lid 4:

(a)de relevante incrementele kosten van de gespreksafgiftediensten op groothandelsniveau worden vastgesteld op basis van het verschil tussen de totale langetermijnkosten van een exploitant die het volledige gamma van diensten verleent en de totale langetermijnkosten van een exploitant die geen gespreksafgiftediensten op groothandelsniveau aan derden verschaft;

(b)van de kosten die met het verkeer samenhangen, worden alleen kosten die vermeden kunnen worden wanneer geen gespreksafgiftediensten op groothandelsniveau worden geleverd, toegerekend aan het relevante afgifte-increment;

(c)kosten die samenhangen met aanvullende netwerkcapaciteit worden alleen opgenomen voor zover deze ontstaan door de noodzaak om de capaciteit te verhogen met het oog op extra verkeer betreffende gespreksafgifte op groothandelsniveau;

(d)vergoedingen inzake radiospectrum worden uitgesloten van het mobiele afgifte-increment;

(e)van de commerciële kosten op groothandelsniveau worden alleen de kosten opgenomen die rechtstreeks verband houden met het aanbieden van de gespreksafgiftedienst op groothandelsniveau aan derden;

(f)alle exploitanten van vaste netwerken worden geacht gespreksafgiftediensen aan te bieden tegen dezelfde kosten per eenheid als de efficiënte exploitant, ongeacht hun omvang;

(g)voor exploitanten van mobiele netwerken wordt de minimale efficiënte schaal vastgesteld op een marktaandeel van ten minste 20 %;

(h)de relevante benadering voor de waardevermindering van activa is economische waardevermindering; en

(i)de keuze betreft de technologie van de gemodelleerde netwerken is toekomstgericht, gebaseerd op een IP-kernnetwerk, rekening houdend met de verschillende technologieën die waarschijnlijk zullen worden gebruikt gedurende de geldigheidsperiode van het maximale tarief. In het geval van vaste netwerken, wordt ervan uitgegaan dat gesprekken uitsluitend pakketgeschakeld zijn.

BIJLAGE IV

CRITERIA VOOR DE BEOORDELING VAN AANBIEDINGEN BETREFFENDE MEDE-INVESTERINGEN

Wanneer de nationale regelgevende instantie een aanbieding betreffende mede-investeringen overeenkomstig artikel 74, lid 1, onder d) beoordeelt, controleert zij of aan de volgende criteria is voldaan:

(a)De aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis gedurende de levensduur van het door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen aangelegde netwerk open voor alle ondernemingen. De AMM-exploitant kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen, waarbij bijvoorbeeld is bepaald dat potentiële mede-investeerders moeten aantonen dat zij in staat zijn gefaseerde betalingen uit te voeren op basis waarvan de implementatie wordt gepland, de aanvaarding van een strategisch plan op basis waarvan implementatieplannen voor de middellange termijn worden uitgestippeld enz.

(b)De aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant:

de aanbieding is beschikbaar en gemakkelijk te identificeren op de website van de AMM-exploitant;

de volledige voorwaarden, inclusief alle bijzonderheden, moeten ter beschikking worden gesteld van alle potentiële bieders die belangstelling voor de aanbieding hebben, met inbegrip van de rechtsvorm van de overeenkomst betreffende mede-investering en – indien relevant – de belangrijkste governancevoorschriften van het mede-investeringsvehikel; en

het proces, waaronder het stappenplan voor de oprichting en ontwikkeling van het mede-investeringsproject, moet van tevoren worden vastgesteld, het moet op duidelijke wijze schriftelijk aan alle potentiële mede-investeerders worden uiteengezet, en alle significante mijlpalen moeten op niet-discriminerende wijze aan alle ondernemingen worden meegedeeld.

(c)De aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame concurrentie op de lange termijn wordt bevorderd, met name:

Aan alle ondernemingen moeten billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden worden aangeboden voor de deelname aan een overeenkomst betreffende de mede-investering naargelang van het tijdstip waarop zij partij worden, onder meer wat betreft een verplichte financiële bijdrage voor de verwerving van specifieke rechten, wat betreft de bescherming van de mede-investeerders op grond van die rechten, zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase, bijvoorbeeld door het verlenen van onvervreemdbare gebruiksrechten (IRU – Indefeasible Rights of Use) voor de verwachte levensduur van het netwerk waarin mede-investering plaatsvindt, en wat betreft de voorwaarden voor de deelname aan en eventuele opzegging van de overeenkomst betreffende mede-investering. Niet-discriminerende voorwaarden houden in deze context niet in dat aan alle potentiële mede-investeerders precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden, moeten worden aangeboden, maar dat alle varianten van de aangeboden voorwaarden gerechtvaardigd moeten zijn op basis van dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerend en voorspelbare criteria, zoals het aantal vastgelegde eindgebruikerslijnen.

De aanbieding moet voorzien in flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die door elke mede-investeerder worden aangegaan, bijvoorbeeld door middel van een overeengekomen en potentieel toenemend percentage van de totale eindgebruikerslijnen in een bepaald gebied, waartoe de mede-investeerders zich geleidelijk kunnen verbinden, vastgesteld op een niveau per eenheid dat kleinere mede-investeerders de mogelijkheid geeft hun deelname geleidelijk te verhogen, terwijl adequate niveaus van oorspronkelijke verbintenissen worden gewaarborgd. Bij de vaststelling van de door elke mede-investeerder te leveren financiële bijdrage moet rekening worden gehouden met het feit dat vroege investeerders grotere risico's lopen en eerder kapitaal inbrengen.

Een geleidelijk toenemende premie moet als gerechtvaardigd worden beschouwd voor verbintenissen die in een later stadium worden aangegaan en voor nieuwe mede-investeerders die instappen in de mede-investering nadat het project van start is gegaan, zodat rekening wordt gehouden met afnemende risico’s en wordt voorkomen dat er prikkels van uitgaan om kapitaal niet in een vroeg stadium in te brengen.

In het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering moet het mogelijk zijn dat mede-investeerders verkregen rechten overdragen aan andere mede-investeerders of aan derden die bereid zijn partij te worden bij de overeenkomst betreffende de mede-investering, mits de overnemende partij verplicht wordt om alle in het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering aan de overdragende partij opgelegde oorspronkelijke verplichtingen na te leven.

De mede-investeerders moeten elkaar onder billijke en redelijke voorwaarden wederzijdse rechten verlenen betreffende toegang tot infrastructuur waarop de mede-investering betrekking heeft met als doel het downstream aanbieden van diensten, onder meer aan eindgebruikers, op basis van transparante voorwaarden die duidelijk zijn vastgelegd in de aanbieding betreffende mede-investeringen en de daaropvolgende overeenkomst, met name wanneer de mede-investeerders individueel en afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de implementatie van specifieke onderdelen van het netwerk. Indien een mede-investeringsvehikel wordt gecreëerd, moet dit, direct of indirect, voorzien in toegang tot het netwerk voor alle mede-investeerders, op basis van de gelijkwaardigheid van inputs en onder billijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden waarin rekening is gehouden met de verschillende risiconiveaus die de afzonderlijke mede-investeerders aanvaarden.

(d)Met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoet wordt gekomen aan toekomstige behoeften, doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit.

ò nieuw

BIJLAGE V

LIJST VAN DIENSTEN DIE DE FUNCTIONELE INTERNETTOEGANGSDIENST OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 79, LID 2, KAN ONDERSTEUNEN

(1)e-mail

(2)zoekmachines waarmee allerlei soorten informatie kunnen worden opgezocht en gevonden

(3)online-basisinstrumenten voor opleiding en onderwijs

(4)online-kranten/-nieuws

(5)online goederen en diensten kopen/bestellen

(6)opzoeken van vacatures en instrumenten daarvoor

(7)professionele netwerken

(8)internetbankieren

(9)gebruik van e-overheidsdiensten

(10)sociale media en chatten

(11)gesprekken en videogesprekken (standaardkwaliteit)

ê 2009/136/EG art. 1, lid 28, en bijlage I (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE IVI

BESCHRIJVING VAN FACILITEITEN EN DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10 83 (CONTROLE VAN DE UITGAVEN), ARTKEL 29 107 (EXTRA FACILITEITEN) EN ARTIKEL 30 99 (GEMAKKELIJKERE WIJZIGING VAN AANBIEDER Ö EN NUMMERPORTABILITEIT Õ )

Deel A: Faciliteiten en diensten als bedoeld in artikel  1083

a) Gespecificeerde rekeningen

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties, onverminderd de voorschriften van de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, het basisniveau van specificatie van rekeningen kunnen vaststellen dat ondernemingen kosteloos aan de abonnees ð eindgebruikers ï moeten verstrekken, zodat deze:

i) de kosten van het gebruik van het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie en/of bijbehorende openbare telefoondiensten ð spraakcommunicatie ï ð , of nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 107 ï kunnen verifiëren en controleren; en

ii) adequaat toezicht kunnen houden op hun gebruik en uitgaven en zodoende in redelijke mate hun rekeningen kunnen beheersen.

In voorkomend geval kan de abonnee ð de eindgebruiker ï tegen een redelijke vergoeding of gratis een hogere mate van detaillering worden aangeboden.

Gesprekken die voor de oproepende abonnee ð eindgebruiker ï kosteloos zijn, met inbegrip van gesprekken met hulplijnen, worden niet op de gespecificeerde factuur van de oproepende abonnee ð eindgebruiker ï vermeld.

b) Kosteloze selectieve nummerblokkering bij uitgaand telefoonverkeer of Premium-SMS- of MMS-berichten of, waar technisch mogelijk, andere soorten van soortgelijke toepassingen

dat wil zeggen de faciliteit waarbij de abonnee ð eindgebruiker ï de aangewezen aanbieder van telefoondiensten ð spraakcommunicatiediensten ï ð  nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 107 ï kan verzoeken kosteloos bepaalde categorieën uitgaande gesprekken of Premium-SMS-of MMS-berichten of andere soorten van soortgelijke toepassingen van of naar bepaalde categorieën nummers te blokkeren.

c) Vooruitbetalingssystemen

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen in middelen voorzien waarbij de consumenten voor de toegang tot het openbare communicatienetwerk en het gebruik van openbare telefoondiensten ð spraakcommunicatiediensten ï ð , of nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 107, ï vooruitbetalen.

d) Termijnbetaling van aansluitingskosten

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale regelgevende instanties kunnen verlangen dat aangewezen ondernemingen de consument de mogelijkheid bieden voor de aansluiting op het openbare communicatienetwerk in termijnen te betalen.

e) Wanbetaling

De lidstaten staan toe dat, wanneer telefoonrekeningen van ondernemingen niet worden betaald, specifieke maatregelen worden getroffen die in verhouding staan tot de ernst van de wanbetaling, niet-discriminerend zijn en worden bekendgemaakt. Bij deze maatregelen wordt de abonnee ð de eindgebruiker ï vooraf naar behoren gewaarschuwd over een aanstaande onderbreking van de dienstverlening of voor verbreking van de aansluiting. Behalve in geval van fraude, aanhoudend te laat of niet betaalde rekeningen, moeten deze maatregelen waarborgen dat een eventuele onderbreking van de dienstverlening, voor zover dat technisch mogelijk is, beperkt blijft tot de betrokken dienst. Verbreking van de aansluiting wegens wanbetaling mag slechts plaatsvinden nadat de abonnee ð de eindgebruiker ï naar behoren is gewaarschuwd. De lidstaten kunnen alvorens tot volledige verbreking van de aansluiting wordt overgegaan, een periode van beperkte dienstverlening toestaan waarin alleen gesprekken mogelijk zijn die geen kosten voor de abonnee ð de eindgebruiker ï met zich brengen (b.v. „112”-oproepen).

f) Tariefadvies

dat wil zeggen de faciliteit waarbij abonnees ð eindgebruikers ï de onderneming kunnen verzoeken om hen te informeren over alternatieve, goedkopere tarieven, als deze beschikbaar zijn.

g) Kostenbeheersing

dat wil zeggen de faciliteit waarbij ondernemingen andere instrumenten aanbieden, als deze als adequaat zijn aangemerkt door de nationale regelgevende instanties, om de kosten van de openbare telefoondiensten ð spraakcommunicatiediensten ï, ð of nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten in het geval van artikel 107, ï te beheersen, inclusief kostenloze waarschuwingen voor consumenten in geval van abnormale of excessieve consumptiepatronen.

Deel B: Faciliteiten als bedoeld in artikel 29107

a) Toonkiezen of DTMF (dual-tone multi-frequency)

Het openbare communicatienetwerk en/of de openbare telefoondiensten ondersteunt het gebruik van DTMF-tonen, zoals gedefinieerd in ETSI ETR 207, voor signaleringsfuncties van eindpunt tot eindpunt in het gehele netwerk, zowel binnen een lidstaat als tussen lidstaten onderling.

b) Identificatie van de oproepende lijn

Aan de opgeroepene wordt het abonneenummer van de oproeper meegedeeld voordat de oproep tot stand is gebracht.

Bij het ter beschikking stellen van deze faciliteit moet rekening worden gehouden met de relevante wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer, met name Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

Exploitanten moeten, voor zover dat technisch haalbaar is, gegevens en signalen beschikbaar stellen om het aanbieden van identificatie van de oproeplijn en toonkiezen over de grenzen van de lidstaten te vergemakkelijken.

Deel C: Tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende nummerportabiliteit als bedoeld in artikel 3099

De eis dat alle abonnees ð eindgebruikers ï met nummers van het nationale telefoonnummerplan die daarom verzoeken hun nummer(s) kunnen behouden ongeacht de onderneming die de dienst levert, geldt:

a) in het geval van geografische nummers, op een specifieke locatie, en

b) in het geval van niet geografische nummers, voor elke locatie.

Dit deel is niet van toepassing op de portabiliteit van nummers tussen netwerken die diensten leveren op een vaste locatie en mobiele netwerken.

ê 2002/22/EG (aangepast)

ð nieuw

BIJLAGE IVVII

BEREKENING VAN EVENTUELE NETTOKOSTEN VAN UNIVERSELEDIENSTVERPLICHTINGEN EN INSTELLING VAN EEN REGELING VOOR KOSTENDEKKING OF GEZAMENLIJKE FINANCIERING OVEREENKOMSTIG DE ARTIKELEN 12 84 EN 1385

Deel A: Berekening van de nettokosten

Onder universeledienstverplichtingen worden de verplichtingen verstaan die een lidstaat een onderneming oplegt in verband met het aanbieden van ð universele dienstverlening als bedoeld in de artikelen 79, 81 en 82 ï een netwerk en dienst in een bepaald geografisch gebied, indien nodig inclusief gemiddelde prijzen in dat geografische gebied voor het aanbieden van die dienst of het aanbieden van specifieke tariefopties voor consumenten met lage inkomens of met bijzondere sociale behoeften.

De nationale regelgevende instanties onderzoeken alle middelen voor geschikte stimulansen om (al dan niet aangewezen) ondernemingen aan te zetten tot een kostenefficiënte vervulling van universeledienstverplichtingen. Bij de berekening wordt ervan uitgegaan dat de nettokosten van universeledienstverplichtingen het verschil vormen tussen de nettokosten voor  elke  een aangewezen onderneming van het werken met universeledienstverplichtingen en het werken zonder universeledienstverplichtingen. Dit geldt zowel voor een netwerk dat in een bepaalde lidstaat ten volle is ontwikkeld als voor een netwerk dat nog in de ontwikkelings- en expansiefase is. Er dient gepaste aandacht te worden geschonken aan de juiste raming van de kosten die een aangewezen onderneming zou hebben vermeden, indien er geen universeledienstverplichting zou zijn. Bij het berekenen van de nettokosten moeten de voordelen, met inbegrip van de immateriële voordelen, van de universele dienst voor de exploitant in aanmerking worden genomen.

De berekening wordt gebaseerd op de kosten die toe te schrijven zijn aan:

i) elementen van de diensten die slechts met verlies of op voorwaarden die buiten de normale commerciële normen vallen kunnen worden geleverd.

Deze categorie kan elementen van de dienst omvatten zoals de toegang tot alarmtelefoondiensten, aanbieding van bepaalde openbare betaaltelefoons, verstrekking van bepaalde diensten of apparaten voor gehandicapten, enz.;

ii) specifieke eindgebruikers of groepen van eindgebruikers die, rekening houdend met de kosten van het aanbieden van het gespecificeerde netwerk en de gespecificeerde dienst, het gegenereerde inkomen en geografische prijsgemiddelden die door de lidstaat zijn opgelegd, slechts met verlies of op voorwaarden die buiten de normale commerciële normen vallen kunnen worden bediend.

Deze categorie omvat die eindgebruikers of groepen van eindgebruikers die zonder de verplichting tot het aanbieden van de universele dienst niet zouden worden bediend door een commerciële exploitant.

De nettokosten van specifieke aspecten van universeledienstverplichtingen worden afzonderlijk berekend, teneinde dubbeltelling van bepaalde directe of indirecte voordelen en kosten te vermijden. De totale nettokosten van universeledienstverplichtingen voor een onderneming worden berekend als de som van de nettokosten die uit de specifieke componenten van universeledienstverplichtingen voortvloeien, rekening houdend met alle immateriële voordelen. De bevoegdheid voor het verifiëren van de nettokosten berust bij de nationale regelgevende instantie.

Deel B: Dekking van eventuele nettokosten van universeledienstverplichtingen

Ter dekking of financiering van de nettokosten van universeledienstverplichtingen dienen aangewezen ondernemingen met universeledienstverplichtingen te worden vergoed voor de diensten die zij op niet-commerciële voorwaarden aanbieden. Omdat een dergelijke vergoeding gepaard gaat met overdrachten van financiële middelen, zorgen de lidstaten ervoor dat deze overdrachten op een objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige manier plaatsvinden. Dit betekent dat de overdrachten leiden tot zo gering mogelijke verstoring van de concurrentieverhoudingen en de gebruikersvraag.

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, dient een gezamenlijke financieringsregeling op basis van een fonds een transparant en neutraal middel voor het innen van de bijdragen te zijn, dat het gevaar vermijdt van dubbele belasting op zowel de output als de input van ondernemingen.

De onafhankelijke instantie die het fonds beheert, is belast met het innen van de bijdragen van ondernemingen die worden geacht bij te moeten dragen aan de nettokosten van universeledienstverplichtingen in de lidstaat, en ziet toe op de overdracht van de verschuldigde bedragen en/of administratieve betalingen aan de ondernemingen die recht hebben op uitkeringen uit het fonds.

BIJLAGE IIVIII

OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 2196 TE PUBLICEREN INFORMATIE

(TRANSPARANTIE EN PUBLICATIE VAN INFORMATIE)

De nationale regelgevende instantie moet ervoor zorgen dat de informatie in deze bijlage overeenkomstig artikel 2196 wordt bekendgemaakt. Het is aan de nationale regelgevende instantie om te bepalen welke informatie wordt gepubliceerd door de ondernemingen die ð openbare elektronische-communicatiediensten, met uitzondering van nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten ï openbare communicatienetwerken en/of openbare telefoondiensten aanbieden, en welke informatie door de nationale regelgevende instantie zelf, opdat consumenten in staat worden gesteld geïnformeerde keuzes te maken. ð Als dit nodig wordt geacht, mogen de nationale regelgevende instanties zelf- of mederegulerende maatregelen bevorderen alvorens verplichtingen op te leggen. ï

1. Namen en adressen Ö Contactgegevens Õ van Ö de Õ ondernemingen

De namen en de adressen van de hoofdkantoren van de ondernemingen die openbare communicatienetwerken en/of openbare telefoondiensten aanbieden.

2. Beschrijving van de aangeboden diensten

2.1. Omvang van de aangeboden diensten ð en de belangrijkste kenmerken van elke aangeboden dienst, met inbegrip van minimumniveaus van de kwaliteit van de aangeboden dienstverlening en door de aanbieder opgelegde beperkingen inzake het gebruik van geleverde eindapparatuur ï .

2.2. Standaardtarieven tTarieven ð van de aangeboden diensten, inclusief informatie over communicatievolumes van specifieke tariefplannen en de toepasselijke tarieven voor extra communicatie-eenheden, nummers of diensten waarvoor bijzonder prijsstellingsvoorwaarden gelden, ï , met vermelding van de verstrekte diensten en de inhoud van elk tariefelement (bijv. toegangstarieven ð en onderhoudstarieven ï , alle soorten gebruikstarieven, onderhoudskosten), inclusief bijzonderheden over toegepaste standaardkortingen, bijzondere en gerichte tariefregelingen en alle extra kosten, alsmede kosten met betrekking tot eindapparatuur.

2.3. Schadevergoedings-/terugbetalingsbeleid met inbegrip van bijzonderheden omtrent de aangeboden schadevergoedings- en terugbetalingsregelingen.

2.43. Soorten ð After-sales- en ï onderhoudsservice Ö onderhoudsdiensten Õ die worden aangeboden ð en de bijbehorende contactgegevens ï .

2.54. Algemene voorwaarden, met inbegrip van de minimumcontractduur ð contractduur ï , ð kosten die moeten worden betaald bij vroegtijdige ï beëindiging van het contract, ð rechten in verband met de beëindiging van gebundelde aanbiedingen of van elementen daarvan, ï en procedures en directe kosten in verband met de portabiliteit van nummers en andere identificatoren, wanneer relevant.

ò nieuw

2.5. Indien de onderneming een aanbieders van nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten is, informatie over de toegang tot noodhulpdiensten en informatie over de locatie van de beller.

2.6. Details van producten en diensten die zijn ontworpen voor gebruikers met een beperking.

ê 2002/22/EG (aangepast)

ð nieuw

3. Regelingen voor geschillenbeslechting, met inbegrip van door de onderneming opgestelde regelingen.

4. Informatie over rechten ten aanzien van de universeledienstverlening, waaronder, in voorkomend geval, de in bijlage I genoemde faciliteiten en diensten.

BIJAGE IIIIX

PARAMETERS VOOR DE KWALITEIT VAN DE DIENST

Parameters, definities en meetmethoden voor de kwaliteit van de dienst zoals bedoeld in de artikelen 11 en 22 artikel 97 

Voor ondernemingen die toegang aanbieden tot een openbaar communicatienetwerk

PARAMETER

(Noot 1)

DEFINITIE

MEETMETHODE

wachttijd bij eerste aansluiting op het net

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

storingspercentage per toegangslijn

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

storingshersteltijd

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

Voor ð nummergebaseerde persoonlijke communicatiediensten ï ondernemingen die een openbare telefoondienst aanbieden

Ö PARAMETER

(Noot 2) Õ

Ö DEFINITIE Õ

Ö MEETMETHODE Õ

benodigde tijd voor het ontvangen van de kiestoon

(noot 2)

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

wachttijden bij inlichtingendiensten

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

percentage functionerende openbare betaaltelefoons met munten en kaarten

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

klachten over onjuiste rekeningen

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ð kwaliteit van de spraakverbinding ï

ð ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057 ï

ð ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057 ï

ð percentage afgebroken gesprekken ï

ð ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057 ï

ð ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057 ï

percentage mislukte oproepen

(Noot 2)

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ETSI EUROPESE GEMEENSCHAP 202 057

ð foutwaarschijnlijkheid ï 

ð vertragingen gesprekssignalering ï

 

Het versienummer van ETSI Europese Gemeenschap 202 057-1 is 1.3.1 (juli 2008)

ò nieuw

Voor internettoegangsdiensten

PARAMETER

DEFINITIE

MEETMETHODE

latentietijd

variatie in vertraging

pakketverlies

ê 2002/22/EG

Noot 1

De parameters moeten een analyse van de kwaliteit op regionaal niveau (d.w.z. ten minste op niveau 2 van de door Eurostat vastgestelde nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)) mogelijk maken.

Noot 2

Wanneer bewijzen beschikbaar zijn dat de prestaties op deze beide gebieden bevredigend zijn, kunnen de lidstaten besluiten niet te eisen dat actuele informatie betreffende de prestaties voor deze twee parameters wordt bijgehouden.

ê 2002/22/EG

BIJLAGE V

PROCEDURE VOOR HERZIENING VAN DE OMVANG VAN DE UNIVERSELE DIENST OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15

Bij het onderzoek of tot herziening van de omvang van de universeledienstverplichtingen moet worden overgegaan, neemt de Commissie de volgende factoren in overweging:

sociale en marktontwikkelingen in verband met de door de consumenten gebruikte diensten;

sociale en marktontwikkelingen in verband met de beschikbaarheid en keuze van diensten voor de consumenten;

technologische ontwikkelingen in verband met de wijze waarop de diensten aan de consument worden aangeboden.

Bij het onderzoek of de omvang van de universeledienstverplichtingen moet worden gewijzigd dan wel opnieuw gedefinieerd, neemt de Commissie de volgende factoren in overweging:

zijn specifieke diensten beschikbaar voor, en worden zij gebruikt door, een meerderheid van consumenten en leidt het gebrek aan beschikbaarheid of het niet-gebruik ervan door een minderheid van consumenten tot sociale uitsluiting; en

levert de beschikbaarheid en het gebruik van specifieke diensten een algemeen nettovoordeel op voor alle consumenten, zodat een optreden van de overheid gerechtvaardigd is in gevallen waarin de specifieke diensten niet op normale commerciële voorwaarden aan het publiek worden aangeboden?

ê 2009/136/EG art. 1, lid 28, en bijlage II (aangepast)

BIJLAGE VI X

INTEROPERABILITEIT VAN DIGITALE CONSUMENTENAPPARATUUR BEDOELD IN ARTIKEL 24105

1. Gemeenschappelijke coderingsalgoritme en ontvangst van vrije signalen

Alle voor de ontvangst van conventionele digitale televisiesignalen (dat wil zeggen de ontvangst van uitzendingen via terrestrische, kabel- of satellietverbinding die met name bedoeld is voor vaste ontvangst, zoals DVB-T, DVB-C of DVB-S) bestemde consumentenapparatuur die in de Gemeenschap Ö Unie Õ wordt verkocht of verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitale televisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om:

het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken overeenkomstig een gemeenschappelijke Europese coderingsalgoritme zoals beheerd door een erkende Europese normalisatie-instelling, momenteel ETSI;

signalen weer te geven die ongecodeerd zijn uitgezonden, met dien verstande dat, ingeval dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet.

2. Interoperabiliteit voor analoge en digitale televisietoestellen

Analoge televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 42 cm die in de Gemeenschap worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker zoals genormaliseerd door een erkend Europees normalisatie-instituut, b.v. als aangegeven in de norm Cenelec EN 50 049-1:1997, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is, vooral extra decoders en digitale ontvangers.

Digitale televisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm die in de Gemeenschap Ö Unie Õ worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker (zoals genormaliseerd, of in overeenstemming met een norm die is vastgesteld, door een erkend Europees normalisatie-instituut of in overeenstemming met een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie), b.v. de gemeenschappelijke interfaceconnector DVB, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is en die alle Ö relevante Õ elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.

é

BIJLAGE XI

Deel A

Ingetrokken richtlijnen
met [lijst van de successievelijke amendement(en) daarop]

(als bedoeld in artikel 116)

Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33)

Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37)

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 544/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 167 van 29.6.2009, blz. 12)

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32)

Artikel 10

Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21)

Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37)

Artikel 3 en bijlage

Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7)

Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37)

Artikel 2

Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51)

Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 337 van 18.12.2009, blz. 11)

Artikel 1 en bijlage I

Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1)

Artikel 8

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht [en toepassingsdatum/-data]

(als bedoeld in artikel 116)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Toepassingsdatum

2002/19/EG

24 juli 2003

25 juli 2003

2002/20/EG

2002/21/EG

24 juli 2003

24 juli 2003

25 juli 2003

25 juli 2003

2002/22/EG

24 juli 2003

25 juli 2003

BIJLAGE XII

Concordantietabel

Richtlijn 2002/21/EG

Richtlijn 2002/20/EG

Richtlijn 2002/19/EG

Richtlijn 2002/22/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, lid 3, onder a)

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, leden 4 en 5

Artikel 1, leden 5 en 6

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, lid 1

-

-

-

-

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, lid 4

-

-

-

-

Artikel 2, lid 5

-

-

-

-

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 7

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, lid 8

Artikel 2, onder d bis)

Artikel 2, lid 9

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, lid 10

Artikel 2, onder e bis)

Artikel 2, lid 11

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, lid 12

Artikel 2, onder g)

-

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, lid 13

Artikel 2, onder i)

Artikel 2, lid 14

Artikel 2, onder j)

-

Artikel 2, onder k)

-

Artikel 2, onder l)

-

Artikel 2, onder m)

Artikel 2, lid 15

Artikel 2, onder n)

Artikel 2, lid 16

Artikel 2, onder o)

Artikel 2, lid 17

Artikel 2, onder p)

Artikel 2, lid 18

Artikel 2, onder q)

Artikel 2, lid 19

Artikel 2, onder r)

Artikel 2, lid 20

Artikel 2, onder s)

Artikel 2, lid 21

-

-

-

-

Artikel 2, lid 22

Artikel 3, lid 1

Artikel 5, lid 1

-

-

-

-

Artikel 5, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 6, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 6, lid 2

Artikel 3, lid 3 bis, eerste alinea

Artikel 8, lid 1

-

-

-

-

Artikel 8, lid 2

-

-

-

-

Artikel 7, lid 1

Artikel 3, lid 3 bis, tweede alinea

Artikel 7, leden 2 en 3

Artikel 3, lid 3 bis, derde alinea

Artikel 9, leden 1 en 3

-

-

-

-

Artikel 9, lid 2

Artikel 3, lid 3 ter

Artikel 10, lid 1

Artikel 3, lid 3 quater

Artikel 10, lid 2

Artikel 3, lid 4

Artikel 5, lid 3

Artikel 3, lid 5

Artikel 11

Artikel 3, lid 6

Artikel 5, lid 4

Artikel 4

Artikel 31

Artikel 5

Artikel 20

-

-

-

-

Artikel 22

Artikel 6

Artikel 23

Artikel 7

Artikel 32

Artikel 7 bis

Artikel 33

-

-

-

-

Artikel 33, lid 5, onder c)

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 3, leden 1 en 2

Artikel 8, lid 5

Artikel 3, lid 3

Artikel 8 bis, leden 1 en 2

Artikel 4, leden 1 en 2

-

-

-

-

Artikel 4, lid 3

Artikel 8 bis, lid 3

Artikel 4, lid 4

-

-

-

-

Artikel 29

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 45, leden 1 en 2

-

-

-

-

Artikel 45, lid 3

Artikel 9, lid 3

Artikel 45, lid 4

Artikel 9, leden 4 en 5

Artikel 45, leden 5 en 6

Artikel 9, leden 6 en 7

-

Artikel 9 bis

-

Artikel 9 ter, leden 1 en 2

Artikel 51, leden 1 en 2

Artikel 9 ter, lid 3

Artikel 51, lid 4

-

-

-

-

Artikel 51, lid 3

Artikel 10, lid 1

Artikel 89, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 89, lid 3

-

-

-

-

Artikel 89, lid 2

-

-

-

-

Artikel 89, lid 4

-

-

-

-

Artikel 89, lid 5

-

-

-

-

Artikel 89, lid 6

Artikel 10, lid 3

Artikel 89, lid 7

Artikel 10, lid 4

Artikel 89, lid 8

Artikel 10, lid 5

-

Artikel 11

Artikel 43

Artikel 12, lid 1

Artikel 44, lid 1

Artikel 12, lid 2

-

Artikel 12, lid 3

Artikel 59, lid 2

Artikel 12, lid 4

-

Artikel 12, lid 5

Artikel 44, lid 2

Artikel 13

Artikel 17

Artikel 13 bis, leden 1, 2 en 3

Artikel 40, leden 1, 2 en 3

Artikel 13 bis, lid 4

-

-

Artikel 40, lid 5

-

-

-

-

Artikel 40, lid 4

Artikel 13 ter, leden 1, 2 en 3

Artikel 41, leden 1, 2 en 3

-

-

-

-

Artikel 41, lid 4

Artikel 13 ter, lid 4

Artikel 41, lid 7

-

-

-

-

Artikel 41, lid 5

-

-

-

-

Artikel 41, lid 6

Artikel 14

Artikel 61

Artikel 15, leden 1, 2 en 3

Artikel 15, lid 4

Artikel 62, leden 1, 2 en 3

-

-

-

-

-

-

-

-

-

Artikel 64

Artikel 16

Artikel 65

Artikel 17

Artikel 39

Artikel 18

-

Artikel 19

Artikel 38

Artikel 20

Artikel 26

Artikel 21, lid 1

Artikel 27, lid 1

Artikel 21, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 27, lid 2

Artikel 21, lid 2, derde alinea

Artikel 27, lid 3

Artikel 21, lid 2, vierde en vijfde alinea

Artikel 27, lid 4

-

Artikel 27, lid 5

Artikel 21, lid 3

-

Artikel 21, lid 4

Artikel 27, lid 6

Artikel 21 bis

Artikel 29

Artikel 22, lid 1

Artikel 110, lid 1

Artikel 22, lid 2

Artikel 110, lid 3

Artikel 22, lid 3

Artikel 110, lid 4

-

-

-

-

Artikel 11, lid 2

-

-

-

-

Artikel 110, lid 5

-

-

-

-

Artikel 109

Artikel 23

Artikel 111

Artikel 24

Artikel 112, leden 1 en 2

Artikel 25

Artikel 114, lid 1

Artikel 26

Artikel 116

Artikel 28

Artikel 115

Artikel 29

Artikel 117

Artikel 30

Artikel 118

Bijlage II

-

Artikel 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 2, lid 1

-

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 22

-

-

-

-

Artikel 2, lid 23

-

-

-

-

Artikel 2, lid 24

-

-

-

-

Artikel 2, lid 25

-

-

-

-

Artikel 2, lid 26

Artikel 3, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 3, lid 2, eerste zin

Artikel 12, lid 2

Artikel 3, lid 2, tweede, derde en vierde zin

Artikel 12, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 12, lid 4

-

-

-

-

Artikel 4

Artikel 15

Artikel 5, lid 1

Artikel 46, lid 1

-

-

-

-

Artikel 46, leden 2 en 3

Artikel 5, lid 2, eerste alinea

Artikel 48, lid 1

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste zin

Artikel 48, lid 2

Artikel 5, lid 2, derde alinea

Artikel 48, lid 5

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, tweede zin

Artikel 48, lid 3

-

-

-

-

Artikel 48, lid 4

Artikel 5, lid 3

Artikel 48, lid 6

Artikel 5, leden 4 en 5

Artikel 87, leden 4 en 5

Artikel 5, lid 6

Artikel 52

-

-

-

-

Artikel 87

Artikel 6, leden 1, 2, 3 en 4

Artikel 13

-

-

-

-

Artikel 47

Artikel 7

-

-

Artikel 54

Artikel 8

Artikel 36

Artikel 9

Artikel 14

Artikel 10

Artikel 30

-

-

-

-

Artikel 11

Artikel 21

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 13

Artikel 42

-

-

-

-

Artikel 88

Artikel 14, lid 1

Artikel 18

Artikel 14, lid 2

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 112, leden 3 en 4

Artikel 16

-

Artikel 17

-

Artikel 18

-

Artikel 19

-

Artikel 20

-

Bijlage

Bijlage I

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 2 en 3

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, lid 28

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, lid 29

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, lid 30

Artikel 2, onder d)

-

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, lid 31

Artikel 3

Artikel 57

Artikel 4

Artikel 58

Artikel 5

Artikel 59

Artikel 6

Artikel 60

-

Artikel 8

Artikel 66

Artikel 9

Artikel 67

Artikel 10

Artikel 68

Artikel 11

Artikel 69

-

-

-

-

Artikel 70

Artikel 12

Artikel 71

Artikel 13

Artikel 72

-

-

-

-

Artikel 73

-

-

-

-

Artikel 74

Artikel 13 bis

Artikel 75

Artikel 13 ter

Artikel 76

-

-

-

-

Artikel 77

-

-

-

-

Artikel 78

Artikel 14

-

Artikel 15

Artikel 112, lid 5

Artikel 16, lid 1

-

Artikel 16, lid 2

Artikel 113, lid 4

Artikel 17

-

Artikel 18

-

Artikel 19

-

Artikel 20

-

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

-

-

-

-

-

Bijlage III

Artikel 1

Artikel 1, leden 4 en 5

Artikel 2, onder a)

-

Artikel 2, onder c)

Artikel 2, lid 32

Artikel 2, onder d)

Artikel 2, lid 33

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, lid 34

-

-

-

-

Artikel 2, lid 35

-

-

-

-

Artikel 2, lid 36

-

-

-

-

Artikel 2, lid 37

-

-

-

-

Artikel 2, lid 38

-

-

-

-

Artikel 79

-

-

-

-

Artikel 80

Artikel 3

Artikel 81, leden 1 en 2

Artikel 4

-

Artikel 5

-

Artikel 6

-

Artikel 7

-

Artikel 8, lid 1

Artikel 81, lid 3

Artikel 8, lid 2

Artikel 81, lid 4

Artikel 8, lid 3

Artikel 81, lid 5

Artikel 9

-

-

-

-

-

Artikel 82

Artikel 10

Artikel 83

Artikel 11

-

Artikel 12

Artikel 84

Artikel 13

Artikel 85

Artikel 14

Artikel 86

Artikel 15

Artikel 114, leden 2 en 3

Artikel 17

-

-

-

-

-

Artikel 92

-

-

-

-

Artikel 94

Artikel 20, lid 1

Artikel 95

Artikel 20, lid 2

Artikel 98, lid 3

Artikel 21

Artikel 96

Artikel 22

Artikel 97

Artikel 23

Artikel 101

Artikel 23 bis

Artikel 103

Artikel 24

Artikel 105

Artikel 25

Artikel 104

Artikel 26

Artikel 102

Artikel 27

-

Artikel 27 bis

Artikel 90

Artikel 28

Artikel 91

Artikel 29

Artikel 107

Artikel 30, lid 1

Artikel 99, lid 2

Artikel 30, lid 2

Artikel 99, lid 3

Artikel 30, lid 3

Artikel 99, lid 4

Artikel 30, lid 4

Artikel 99, lid 5

Artikel 30, lid 5

Artikel 98, lid 1

Artikel 31

Artikel 106

Artikel 32

-

Artikel 33

Artikel 24

Artikel 34

Artikel 25

Artikel 35

Artikel 108

Artikel 36

Artikel 113

Artikel 37

-

Artikel 38

-

Artikel 39

-

Artikel 40

-

Bijlage I

Bijlage V

Bijlage II

Bijlage VII

Bijlage III

Bijlage VIII

Bijlage IV

Bijlage VI

Bijlage V

-

Bijlage VI

Bijlage IX

Bijlage IV

_____________

(1) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(2) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(3) PB L 139 van 23.5.1989, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).
(4) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
(5) PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23. Richtlijn zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).
(6) Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz (PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59).
(7) Om redenen van openbare veiligheid kan de beschikbaarheid van deze informatie beperkt worden tot belanghebbenden.