Brussel, 25.5.2016

COM(2016) 283 final

2016/0148(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 164 final}
{SWD(2016) 165 final}


TOELICHTING

In artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming, hierna de "SCB-verordening" genoemd) 1 is bepaald dat de Commissie de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van deze verordening beoordeelt en een diepgaand onderzoek instelt naar de mogelijke opneming in de bijlage van aanvullende wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. Indien van toepassing stelt de Commissie na deze beoordeling een wetgevingsvoorstel op voor de wijziging van de verordening.

De Commissie is hiermee begonnen in 2012, toen een externe evaluatie 2 is voltooid van de werking van de SCB-verordening. Deze evaluatie werd gevolgd door een openbare raadpleging 3 (2013-2014), een consumententop in 2013 4 , twee tweejaarlijkse verslagen in 2009 5 en in 2012 6 en het verslag van de Commissie uit 2014 over de werking van de SCB-verordening 7 . In 2015 is een effectbeoordeling voltooid die was uitgevoerd om de behoefte aan een wetgevingsvoorstel te beoordelen. De Commissie heeft ook opdracht gegeven tot juridische en economische onderzoeken 8 ter ondersteuning van de evaluatie van de SCB-verordening. De conclusie van deze evaluatie was aanvankelijk voorzien voor eind 2014, maar is uitgesteld om rekening te houden met de politieke prioriteiten van de huidige Commissie.

In de door de Commissie op 6 mei 2015 vastgestelde strategie voor een digitale eengemaakte markt 9 werd aangekondigd dat de Commissie een voorstel zal indienen voor de herziening van de SCB-verordening om efficiëntere mechanismen te ontwikkelen voor de samenwerking tussen de nationale instanties die belast zijn met de handhaving van de EU-consumentenwetgeving. In de door de Commissie op 28 oktober 2015 vastgestelde strategie voor de eengemaakte markt 10 werd herhaald dat de Commissie de handhaving van de consumentenwetgeving van de EU door de nationale instanties zal verbeteren door middel van de hervorming van de SCB-verordening.

In het verslag van de Commissie dat is opgesteld op grond van artikel 21 bis van de SCB-verordening en waarin rekening is gehouden met het verslag over de in 2015 voltooide effectbeoordeling, worden de resultaten gepresenteerd van de beoordeling van de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van de SCB-verordening. De conclusie van het verslag is dat de huidige verordening moet worden vervangen om te kunnen reageren op de uitdagingen van de digitale economie en de ontwikkeling van de grensoverschrijdende detailhandel in de EU. Het verslag van de Commissie wordt vastgesteld samen met het voorstel van de Commissie voor een verordening die de huidige SCB-verordening zal vervangen.

Dit voorstel voor een gemoderniseerde verordening is onderdeel van het werkprogramma van de Commissie voor 2016 11 en is gebaseerd op de ervaringen van het SCB-netwerk op het gebied van samenwerking bij de handhaving sinds 2007. In deze toelichting worden de redenen voor het voorstel toegelicht, waarbij de nadruk ligt op de belangrijkste elementen van het voorstel en in het bijzonder op de nieuwe samenwerkingsinstrumenten die worden voorgesteld.

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Beleidscontext: de behoefte aan een formeel grensoverschrijdend samenwerkingsmechanisme op het gebied van handhaving

De SCB-verordening harmoniseert het kader voor samenwerking tussen nationale instanties in de EU 12 , zodat hun handhavingsactiviteiten de volledige dimensie van de interne markt 13 kunnen beslaan. De primaire doelstelling van de SCB-verordening is het waarborgen van de rechtszekerheid op de interne markt door middel van een samenhangende handhaving van het belangrijkste acquis van de Unie op het gebied van consumenten dat is opgenomen in de bijlage bij de verordening 14 . De bestaande nationale regelingen voor de handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie zijn niet toereikend in een grensoverschrijdende context. Doeltreffende samenwerking op het gebied van handhaving tussen openbare instanties in de gehele Unie is daarom van cruciaal belang om te voorkomen dat handelaren die zich niet aan de voorschriften houden, gebruikmaken van territoriale of andere beperkingen of mazen in de handhavingscapaciteit van elke lidstaat.

Momenteel vindt deze samenwerking plaats door middel van een waarschuwingsmechanisme en een mechanisme voor wederzijdse bijstand 15 , aangevuld met enkele minimumbevoegdheden 16 die nationale instanties nodig hebben voor een efficiënte en juridisch solide grensoverschrijdende samenwerking. Er bestaat ook een mechanisme voor de aanpak van wanpraktijken die betrekking hebben op meer dan twee landen 17 , waarbij de lidstaten, met ondersteuning van de Commissie, gezamenlijk kwesties van gemeenschappelijk belang kunnen aanpakken.

1.2.Evaluatie van de werking van de SCB-verordening

De Commissie gaf in 2012 een contractant opdracht tot het uitvoeren van een evaluatie van de SCB-verordening 18 , die concludeerde dat de SCB-verordening positieve gevolgen had voor de bevoegde instanties, consumenten en handelaren, en de geschiktheid en relevantie van de doelstellingen bevestigde 19 . In de evaluatie werd er tevens op gewezen dat deze doelstellingen niet volledig waren bereikt en dat de verordening nog niet optimaal was benut 20 . De belangrijkste bevindingen hebben betrekking op het volgende 21 :

Toepassingsgebied van de SCB-verordening: in het evaluatieverslag werd voorgesteld de behoefte aan het bijwerken van de bijlage bij de SCB-verordening te onderzoeken om consistentie te verzekeren tussen de sectorale en de horizontale wetgeving die momenteel is opgenomen in de bijlage, in het bijzonder voor de vervoerssector en de sector financiële dienstverlening 22 .

Beperkingen als gevolg van verschillen in de nationale procedureregels en handhavingsbevoegdheden: in het evaluatieverslag werd voorgesteld de opties te onderzoeken om procedurele minimumnormen op te nemen in de SCB-verordening en om de minimumbevoegdheden op het gebied van onderzoek en handhaving van SCB-instanties 23 uit te breiden, om zo bepaalde moeilijkheden met betrekking tot de efficiëntie van de samenwerking het hoofd te bieden 24 .

Werking van het SCB-netwerk en gemeenschappelijke acties en de rol van de Commissie en andere actoren: in het evaluatieverslag werd erop gewezen dat grootschalige inbreuk die zich gelijktijdig voordoet in meerdere lidstaten onder de huidige SCB-verordening mogelijk niet volledig wordt aangepakt  25 . In het verslag werd vastgesteld dat er behoefte bestaat aan nadere richtsnoeren voor het SCB-netwerk inzake de manier waarop gemeenschappelijke handhavingsactiviteiten moeten worden uitgevoerd en gecoördineerd 26 , onder meer in de vorm van een verduidelijking van de rol van de Commissie 27 bij deze activiteiten.

1.3.Motivering en doel van het voorstel

De SCB-verordening heeft de handhaving van de consumentenwetgeving in de EU versterkt 28 . Er is echter nog steeds sprake van een hoog niveau van non-conformiteit met de belangrijkste voorschriften van de Unie op het gebied van consumenten op de belangrijkste consumentenmarkten. Het huidige kader zorgt niet voor een strikte en gelijkwaardige handhaving van deze wetgeving in de gehele Unie, wat wel noodzakelijk is om een dynamische digitale eengemaakte markt te kunnen ondersteunen.

Een grote mate van niet-naleving van de belangrijkste voorschriften van de Unie op het gebied van consumenten

Uit de mate waarin het bedrijfsleven thans het consumentenacquis van de Unie niet naleeft, blijkt dat de handhaving niet optimaal is. Uit gecoördineerde controles van online websites voor elektronische handel ("sweeps") die sinds 2007 zijn uitgevoerd door de SCB-instanties blijkt dat de mate van niet-naleving van de basisvoorschriften betreffende consumenten voor de gecontroleerde markten tussen de 32 % en 69 % ligt 29 . Deze resultaten worden bevestigd door de gegevens van de Europese Consumentencentra: twee derde van de 37 000 afzonderlijke klachten die zij in 2014 ontvingen, had betrekking op grensoverschrijdende online aankopen 30 . Daarnaast laat een voorzichtige schatting op basis van een representatieve steekproef bij vijf online sectoren (kleding, elektronica, recreatie, consumentenkrediet en pakketreizen) zien dat bij 37 % van de elektronische handel in de EU in 2014 de consumentenwetgeving van de Unie niet in acht werd genomen. Dit benadeelt consumenten die online grensoverschrijdende aankopen doen alleen al in de onderzochte sectoren naar schatting voor 770 miljoen euro per jaar 31 .

Derhalve is er een wetgevingsvoorstel nodig om de geconstateerde tekortkomingen van de SCB-verordening aan te pakken. De algemene doelstelling van het voorstel is de ontwikkeling van moderne, efficiënte en doeltreffende SCB-mechanismen die de benadeling van de consument die wordt veroorzaakt door grensoverschrijdende en wijdverspreide inbreuken op de consumentenwetgeving van de Unie verminderen. Dit omvat in het bijzonder de terugdringing van situaties waarin belangrijke grensoverschrijdende en wijdverspreide inbreuken niet worden opgespoord of onvoldoende worden aangepakt via het SCB-kader en de verzekering dat instanties voor consumentenbescherming met betrekking tot dezelfde wanpraktijken soortgelijke resultaten bereiken.

1.4.Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

De Commissie stelt voor de huidige SCB-verordening te moderniseren door een verdergaande harmonisering om zo de voornoemde kwesties aan te pakken en de grensoverschrijdende handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie op de interne markt te stimuleren.

In het voorstel worden de beginselen van de bestaande SCB-verordening verder ontwikkeld op gebieden waar behoefte is aan versterking als gevolg van het toegenomen bereik en de toegenomen omvang van inbreuken op de interne markt en in het bijzonder het online gedeelte daarvan. Een van die gebieden is de samenwerking om grootschalige inbreuken aan te pakken. Een van de voorgestelde instrumenten is een gemeenschappelijke procedure op het niveau van de Unie om belangrijke schadelijke inbreuken aan te pakken die betrekking hebben op minstens driekwart van de lidstaten die samen minstens driekwart van de bevolking in de EU omvatten. Er wordt voorgesteld dat de Commissie besluit de gemeenschappelijke procedure te starten en dat zij een verplichte coördinerende rol vervult in deze procedure. Tevens zullen de betrokken lidstaten verplicht zijn om deel te nemen aan deze gemeenschappelijke actie.

De voorgestelde instrumenten zijn een aanzienlijke stap voorwaarts in de samenwerking op het gebied van handhaving waar het gaat om een doeltreffende, efficiënte en evenredige reactie op wijdverspreide inbreuken die een Unie-dimensie hebben en die aanzienlijke schade voor consumenten en de interne markt met zich brengen.

Gelet op de veelheid aan voorgestelde wijzigingen stelt de Commissie voor om, in lijn met de beginselen inzake betere regelgeving, de huidige SCB-verordening te vervangen door een nieuwe verordening waarin de wijzigingen worden geconsolideerd.

1.5.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel is tevens volledig consistent en verenigbaar met het bestaande beleid van de Unie, waaronder in de vervoerssector, waar de specifieke wetgeving over passagiersrechten voorziet in voorschriften voor de compensatie van consumenten 32 . Het vormt een aanvulling op de samenwerkingsregelingen (uitwisseling van informatie tussen instanties) waarin de sectorale instrumenten die onder de SCB-verordening vallen, voorzien.

Het voorstel vormt geen duplicatie van de bestaande sectorale voorschriften in deze wetgeving van de Unie. De bestaande voorschriften worden ook in het kader van de SCB toegepast op de compensatie van consumenten in de desbetreffende sectoren, in het bijzonder voor de berekening van de hoogte van de compensatie voor passagiers (bv. in het luchtvervoer). Het voorstel vormt een aanvulling op deze voorschriften door te voorzien in bevoegdheden en samenwerkingsprocedures voor het omgaan met wijdverspreide inbreuken binnen de Unie.

De verordening strookt met de grensoverschrijdende samenwerkingsmechanismen op grond van de richtlijn inzake betaalrekeningen en de richtlijn hypothecair krediet, waarvan de bepalingen onder de SCB-verordening vallen. Gelet op de bestaande samenwerkingsmechanismen voor inbreuken binnen de Unie op grond van deze richtlijnen, is hoofdstuk III (mechanisme voor wederzijdse bijstand) niet van toepassing op inbreuken binnen de Unie op deze richtlijnen. Hoofdstuk IV is volledig van toepassing op wijdverspreide inbreuken op deze richtlijnen. Ter verzekering van een samenhangend optreden op het gebied van financiële diensten, moet de Europese Bankautoriteit worden geïnformeerd over gecoördineerde en gemeenschappelijke acties in het kader van de delen I en II van hoofdstuk IV van de verordening voor zover zij betrekking hebben op inbreuken op deze twee richtlijnen (waarnemende rol).

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorstel is, net als voor de huidige SCB-verordening, artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De doelstelling van het voorstel is het wegnemen van verstoringen van de mededinging en van belemmeringen op de interne markt (artikel 26 VWEU) en tevens het behouden en verbeteren van de doeltreffendheid en efficiëntie van het systeem voor grensoverschrijdende handhaving van de consumentenwetgeving van de Unie.

2.2.Subsidiariteit

Consumentenbescherming valt onder de gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten. Op grond van artikel 169 VWEU draagt de Unie onder andere bij aan de bescherming van de economische belangen van consumenten alsmede aan de bevordering van hun recht op voorlichting en vorming om hun belangen te beschermen. De grensoverschrijdende aard van digitale technologieën stelt openbare instanties wier activiteiten worden beperkt door de grenzen van hun nationale rechtsbevoegdheid voor uitdagingen bij de handhaving van EU-consumentenrechten. Toch geven online handelaren in de gehele Unie en zelfs wereldwijd uitvoering aan hun bedrijfsmodellen en -praktijken, zonder door grenzen te worden belemmerd.

Ter verzekering van een consistente handhaving van consumentenwetgeving in de hele Unie en om inbreuken op de wetgeving inzake consumentenbescherming van de Unie die zich over meerdere lidstaten uitstrekken op efficiënte wijze aan te pakken, is het derhalve noodzakelijk om te voorzien in geharmoniseerde bepalingen voor de coördinatie van openbare handhavingsactiviteiten. Zonder een Unie-kader voor samenwerking zouden de lidstaten moeten vertrouwen op een groot aantal bilaterale overeenkomsten of op de lange en omslachtige juridische of consulaire uitwisseling van bewijs en documenten. Daarnaast zouden besluiten tegen een handelaar die zich in een andere lidstaat bevindt niet altijd uitvoerbaar zijn. Op deze manier wordt de handhaving in grensoverschrijdende gevallen langzaam en vaak inefficiënt en dit leidt tot aanzienlijke vertragingen en hiaten in de handhaving. Bovendien zou een dergelijk systeem ertoe kunnen leiden dat handelaren zich elders binnen de Unie vestigen om te voorkomen dat zij moeten voldoen aan de in een bepaalde lidstaat genomen handhavingsbesluiten. Dit zou vervolgens weer leiden tot verstoring van het gelijke speelveld en de mededinging op de interne markt en een daling van het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties.

Alle maatregelen in dit voorstel hebben betrekking op grensoverschrijdende situaties of wijdverspreide inbreuken die plaatsvinden in meerdere lidstaten. De grensoverschrijdende aspecten van de consumentenwetgeving van de Unie kunnen niet in voldoende mate worden aangepakt door afzonderlijk optreden van de lidstaten. Elk voor zich kunnen de lidstaten geen efficiënte samenwerking en coördinatie van hun handhavingsactiviteiten verzekeren. Met name in zaken waarbij meerdere lidstaten of de gehele Unie betrokken zijn, moet de samenhang van de handhavingsresultaten worden verzekerd, aangezien deze maatregelen zijn gebaseerd op de consumentenwetgeving van de Unie, die voornamelijk bestaat uit bepalingen inzake maximumharmonisatie. Daarom is de Commissie, met name voor kwesties die gevolgen hebben in de gehele Unie (wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie waarbij minstens 21 lidstaten worden getroffen door de inbreuk), het meest geschikt om de coördinerende rol op zich te nemen, gezien de omvang en het bereik van het probleem, de noodzaak om veel instanties te coördineren en de noodzaak om een consistent resultaat te waarborgen voor consumenten en handelaren. In dit opzicht zorgt een actie op het niveau van de Unie voor duidelijke voordelen (in vergelijking met afzonderlijke acties door de lidstaten) in de zin van een verbeterde doeltreffendheid en efficiëntie voor alle betrokken actoren.

Tegelijkertijd voorziet het voorstel voor grootschalige inbreuken die niet voldoen aan de drempel voor de Unie-dimensie er, in lijn met de subsidiariteitsbepalingen, in dat dergelijke gecoördineerde acties in eerste instantie worden gecoördineerd door de lidstaten. De betrokkenheid van de Commissie als coördinator bij dergelijke acties is slechts optioneel, wanneer deze gelet op de omvang en het bereik van dergelijke inbreuken passend is.

Bovendien strekt het voorstel zich, net als de huidige SCB-verordening, uit tot inbreuken binnen de Unie en tevens tot, als nieuw element, wijdverbreide inbreuken die gemeenschappelijke kenmerken hebben en plaatsvinden in meerdere of alle lidstaten. Het voorstel heeft geen betrekking op nationale inbreuken die uitsluitend plaatsvinden binnen één lidstaat.

De harmonisering van de bevoegdheden van de bevoegde instanties die voortvloeien uit deze verordening, is beperkt tot inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken, waarvoor de voor openbare instanties op grond van het nationale recht beschikbare bevoegdheden meestal niet kunnen worden gebruikt, omdat het gebruik daarvan is beperkt tot nationale zaken. De voorgestelde minimumbevoegdheden voor samenwerking in grensoverschrijdende context kunnen niet door elke lidstaat afzonderlijk worden ingevoerd, aangezien de grenzen van hun rechtsbevoegdheid het gebruik buiten de nationale grenzen niet toestaan in gevallen waarbij consumenten in meerdere lidstaten worden getroffen. Om die reden kan bijvoorbeeld bewijs dat is verzameld met behulp van dergelijke nationale beschikbare bevoegdheden niet worden gebruikt in een andere lidstaat, aangezien het niet op rechtmatige wijze is verkregen in die lidstaat. Daarom moeten de minimumbevoegdheden die worden gebruikt in grensoverschrijdende context worden ontleend aan een instrument op het niveau van de Unie dat de nationale beperkingen op grond van het rechtsgebied overstijgt. De beperkingen qua jurisdictie van handhavingsactiviteiten van afzonderlijke lidstaten worden al erkend in de overwegingen 2, 5, 6, 7 en 18 van de huidige SCB-verordening.

2.3.Evenredigheid

Het voorstel is niet van invloed op de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van handhaving. Sommige lidstaten moeten echter mogelijk hun nationale procedurele regels aanpassen om te verzekeren dat SCB-instanties in grensoverschrijdende context op doeltreffende wijze gebruik kunnen maken van de geactualiseerde minimumbevoegdheden om samen te werken en inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken aan te pakken.

In het voorstel is, net als in de huidige SCB-verordening, voorzien in een gemeenschappelijke reeks minimumbevoegdheden voor alle bevoegde autoriteiten in de lidstaten in het kader van inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken. De gekozen mate van harmonisatie is noodzakelijk voor een soepele samenwerking en uitwisseling van bewijsstukken tussen bevoegde instanties en voor het verhelpen van de huidige situatie waarin bepaalde delen van het consumentenacquis van de Unie niet op consistente en samenhangende wijze kunnen worden gehandhaafd op de interne markt, omdat de bevoegde instanties in enkele lidstaten niet de bevoegdheden hebben die nodig zijn om dergelijke inbreuken te onderzoeken en te beëindigen. De harmonisatie gaat echter niet verder dan noodzakelijk om deze doelstelling te bereiken.

Het voorstel zorgt daarom voor verbeterde samenwerking op het gebied van handhaving zonder een onevenredige of buitensporige last op te leggen aan de instanties van de lidstaten.

2.4.Keuze van het instrument

Net als bij de huidige SCB-verordening, is een verordening het enige geschikte instrument voor het bereiken van de voornoemde doelstellingen. Een richtlijn of kaderrichtlijn is niet voldoende om de doelstellingen te bereiken, aangezien na de omzetting daarvan grenzen op het gebied van de rechtsbevoegdheid en dus conflicten op dit gebied zouden blijven bestaan.

3.RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN, EFFECTBEOORDELING EN HET SCB-BEOORDELINGSVERSLAG

3.1.Raadpleging van belanghebbenden

Tussen oktober 2013 en februari 2014 heeft de Commissie een online openbare raadpleging 33 gehouden, gelet op een mogelijk hervorming van de SCB-verordening 34 . Belanghebbenden zijn uitgenodigd om hun standpunten mee te delen over de manier waarop de werking en doeltreffendheid van de SCB-verordening konden worden verbeterd. Hierbij werd de nadruk gelegd op drie gebieden: i) methoden voor de vaststelling van markttendensen en inbreuken, ii) behoefte aan aanvullende bevoegdheden voor samenwerking en gemeenschappelijke procedurele normen voor handhavingsinstanties, en iii) gelet op de beperkte publieke begrotingen, de vraag of en hoe gecoördineerde handhaving op het niveau van de Unie kan bijdragen aan een doeltreffendere aanpak van wijdverspreide schendingen van de consumentenwetgeving van de Unie die consumenten en handelaren in Europa schade berokkenen.

Er zijn in totaal 222 reacties ontvangen die in totaal voldoende representatief waren voor alle belanghebbenden die rechtstreeks belang hebben bij de herziening van de SCB-verordening 35 .

Alle belanghebbenden (openbare instanties, consumentenorganisaties, ECC's, ondernemingen en afzonderlijke consumenten) spraken zich uit voor aanvullende minimumbevoegdheden, in het bijzonder de bevoegdheden om testaankopen te doen ten behoeve van onderzoek, een expliciete bevoegdheid (onder bepaalde omstandigheden) om overtredende handelaren met naam te noemen, de bevoegdheid om te verzoeken om boetebetalingen voor het terugvorderen van onrechtmatig verkregen winst en de bevoegdheid om te verzoeken om tijdelijke maatregelen, in afwachting van de voltooiing van de procedure. Deze bevoegdheden werden in elke belanghebbendengroep voor meer dan 50 % gesteund 36 .

De belangrijkste voorstanders van maatregelen met betrekking tot verhaalsmogelijkheden voor consumenten 37 waren instanties uit Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Sommige andere lidstaten (Oost-Europese landen, Italië, Ierland en Luxemburg) waren terughoudender omdat ze bang waren dat dergelijke maatregelen de instanties veel zouden kunnen kosten. Andere instanties hadden een neutrale houding. Ook ondernemersorganisaties steunden deze maatregel minder 38 . Consumentenorganisaties waren echter groot voorstander van deze maatregel (alle 34 organisaties die reageerden in het kader van de openbare raadpleging waren unaniem voor deze maatregel) 39 .

Met betrekking tot normen voor de afhandeling van inbreuken in het kader van de SCB-verordening om zo bestaande verschillen in nationale procedurele regels te ondervangen, steunde 88 % van de respondenten de mogelijkheid voor het introduceren van gemeenschappelijke procedurele criteria/normen 40 . Gebieden waarvoor de introductie van normen bijzonder relevant werd beschouwd en werd gesteund door meer dan 55 %, waren onder meer: de bekendmaking van handhavingsbesluiten, toegang tot documenten, het verzamelen van bewijs, het onderzoek van websites en de aanvaarding van de resultaten van een onderzoek door een partnerinstantie 41 .

Bijna alle respondenten (190 beantwoordden de vraag) erkenden dat wijdverspreide inbreuken vragen om specifieke acties 42 . Meer dan de helft van de handhavingsinstanties zou interesse hebben in één enkele EU-brede procedure om dergelijke inbreuken aan te pakken. Andere instanties erkennen over het algemeen dat er betere coördinatie nodig is om dergelijke inbreuken op doeltreffende wijze aan te pakken 43 . Ondernemersorganisaties steunen de ontwikkeling van handhavingscoördinatie op het niveau van de Unie, aangezien zij duidelijk de voordelen zien van één loket en uniforme voorschriften voor hun ondernemingen 44 . Ook consumentenorganisaties zijn groot voorstander van de samenwerkingsprocedure voor handhaving op het niveau van de Unie 45 .

Bijna alle handhavingsinstanties steunden in beginsel de verbetering van het toezichtmechanisme 46 . Europese consumentencentra (83 %), consumentenorganisaties (75 %) en het bedrijfsleven (62 %) hebben ook aangedrongen op meer mogelijkheden voor hen om invloed te hebben op de prioritering van handhaving en het signaleren van inbreuken via het waarschuwingsmechanisme 47 . Openbare instanties waren voorzichtiger met het betrekken van externe partijen bij het markttoezichtmechanisme, aangezien ze bang zijn dat dit een negatieve invloed kan hebben op de vertrouwelijkheid van hun onderzoeken 48 .

Met deze resultaten is rekening gehouden in het voorstel voor de vervanging van de SCB-verordening.

3.2.Verslag van de Commissie op grond van artikel 21 bis van de SCB-verordening

In lijn met artikel 21 bis van de SCB-verordening stelt de Commissie, samen met dit voorstel, het verslag vast waarin de doeltreffendheid van de SCB-verordening is beoordeeld. In het verslag worden de resultaten gepresenteerd van de toetsing en wordt bevestigd dat de tenuitvoerlegging van de SCB-verordening in 2007 heeft geleid tot de ontwikkeling van doeltreffende openbare middelen om de collectieve belangen van consumenten in de gehele EU te beschermen.

In het verslag worden ook de uitdagingen geïdentificeerd op het gebied van SCB-samenwerking. In het verslag worden de belangrijkste problemen in verband met de doeltreffendheid van de operationele SCB-mechanismen die ook al waren vastgesteld tijdens de externe evaluatie, bevestigd. De conclusie van het verslag is dat de bijlage moet worden bijgewerkt om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden naar belangrijke wetgeving inzake consumentenbescherming van de Unie die momenteel niet onder de verordening valt. Er wordt voorgesteld de volgende wetgeving van de Unie op te nemen in de bijlage bij de SCB-verordening: de richtlijn hypothecair krediet, de richtlijn inzake betaalrekeningen, de verordening betreffende rechten van reizigers in het treinverkeer, de verordening inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen, de prijsbepalingen van de verordening inzake luchtdiensten, en artikel 20 van de dienstenrichtlijn 49 . In het verslag wordt benadrukt dat de behoefte bestaat aan een verbetering van de snelheid, flexibiliteit en samenhang van de handhaving op het gebied van SCB en dus op het gebied van consumentenbescherming, in het bijzonder in de online omgeving.

3.3.Effectbeoordeling

Het verslag over de effectbeoordeling dat is opgesteld door de Commissie heeft betrekking op aspecten die verband houden met dit voorstel. De Raad voor regelgevingstoetsing van de Commissie gaf in november 2015 een positief advies, onder voorbehoud van enkele opmerkingen, waarmee vervolgens terdege rekening is gehouden 50 .

Er werden vijf beleidsopties onderzocht. De voorkeursoptie is die waarbij de SCB-verordening wordt herzien door het toepassingsgebied ervan uit te breiden en de efficiëntie te verbeteren 51 . Deze beleidsoptie is uitgewerkt in dit voorstel. Hoewel de voorkeursoptie meer kosten met zich meebrengt dan de beleidsopties "geen wijzigingen" of "zachte wetgeving" (1 en 2), bereikt zij alle beleidsdoelstellingen tegen redelijke kosten voor de nationale instanties en de Commissie, in het bijzonder in vergelijking met de beleidsopties 4 en 5. De optie zorgt voor een doeltreffender overheidsoptreden en een beter beheer van de grensoverschrijdende detailhandelsmarkten in de Unie, die eerlijker en transparanter zullen worden voor handelaren en consumenten. De kosten van overheidsoptreden en de transactiekosten voor economische actoren zullen afnemen. Dit zal in het algemeen het concurrentievermogen van de economie van de Unie vergroten.

Het voorstel houdt geen wijziging in van de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van handhaving. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor hun institutionele organisatie en het aanwijzen van SCB-instanties en andere entiteiten in het kader van de SCB-verordening.

Op wie en op welke wijze is het voorstel van invloed

Het voorstel is van invloed op consumenten die grensoverschrijdend diensten en goederen aanschaffen in offline en online omgevingen, aangezien de belangrijkste doelstelling van het voorstel is hun bescherming op dergelijke markten te verbeteren. Het voorstel neemt gedeeltelijk het risico op benadeling van de consument weg, waarmee consumenten geconfronteerd kunnen worden, bv. wanneer goederen die in het buitenland zijn aangeschaft niet worden geleverd of wanneer ze misleidende informatie krijgen over betalingsregelingen of wanneer er kosten in rekening worden gebracht door middel van standaard instellingen zonder hun uitdrukkelijke toestemming. Consumenten zullen profiteren van een betere bescherming bij grensoverschrijdende aankopen, met name online. Er werd geschat dat voor de in de effectbeoordeling onderzochte vijf online markten een afname van 10 punten in het niet-nalevingspercentage van 37 % de benadeling zou kunnen terugbrengen van een geraamde 770 miljoen euro per jaar tot ongeveer 539 miljoen euro, d.w.z. een daling van 30 % 52 . Een nieuwe SCB-actie tegen een wijdverspreide inbreuk kan de benadeling van de consument in de gehele EU aanzienlijk verminderen. Hoewel de daadwerkelijke vermindering van de benadeling van de consument bij elke actie afhankelijk is van de afzonderlijke omstandigheden van elk geval, werd geschat dat bijvoorbeeld gecoördineerde acties in het kader van SCB tegen de misleidende marketing van in-app-aankopen de benadeling van de consument met 68 miljoen euro verminderde 53 .

Vertegenwoordigers van consumentenbelangen en Europese consumentencentra (het ECC-net) kunnen beschikken over waardevolle informatie en kennis, maar verstrekken deze gegevens momenteel niet op systematische wijze aan de SCB-instanties. In de nieuwe verordening worden ze uitgenodigd dat wel te doen. Zo worden de SCB-instanties geholpen bij het identificeren van prioriteitsgebieden in de Unie of worden SCB-instanties gewaarschuwd over het ontstaan van grensoverschrijdende of wijdverspreide wanpraktijken.

SCB-instanties en verbindingsbureaus worden momenteel geconfronteerd met hogere administratieve kosten als gevolg van inefficiënte grensoverschrijdende samenwerking (zoals hogere onderzoekskosten). Dankzij de verbeterde coördinatie van de handhaving, wordt voorkomen dat nationale instanties dubbele inspanningen verrichten. In het bijzonder zal het bundelen van middelen voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken leiden tot besparingen. Zo kan bijvoorbeeld één gecoördineerde actie 28 nationale acties vervangen, wat leidt tot netto besparingen van tussen de ca. 180 000 euro (bij een succesvolle gecoördineerde actie) tot ongeveer 815 000 euro (in geval van een mislukte actie) 54 . Enkele lidstaten moeten mogelijk hun nationale wetgeving aanpassen om de bevoegde instanties in staat te stellen op naadloze wijze gebruik te maken van bewijsstukken/onderzoeksresultaten van andere SCB-instanties en om te verzekeren dat de aanvullende minimumbevoegdheden voor samenwerking in een grensoverschrijdende context op doeltreffende wijze kunnen worden gebruikt overeenkomstig de nationale procedurele regels. Het is de verwachting dat er op de middellange termijn sprake zal zijn van besparingen, die de eenmalige aanpassingskosten zullen compenseren.

Marktdeelnemers: fabrikanten, handelaren, verkopers, online marktplaatsen, en bemiddelaars, en dan met name die welke online en offline werkzaam zijn in meer dan één lidstaat, hebben te maken met onzekerheden en hogere kosten als gevolg van de complexiteit en diversiteit van de bestaande 28 handhavingsregimes in de EU. Als gevolg van de uiteenlopende aanpak van handhaving tussen de lidstaten moeten dergelijke handelaren juridische kennis inwinnen over elk van deze stelsels. Bovendien hebben alle handelaren last van oneerlijke mededinging van handelaren die zich niet aan de voorschriften houden en die bedrijfsmodellen hebben ontwikkeld waarmee ze wetgeving kunnen omzeilen en consumenten kunnen benadelen vanuit een ander land. Dit voorstel leidt tot meer rechtszekerheid voor ondernemingen en een meer consistente en meer samenhangende grensoverschrijdende handhaving bevordert het concurrentievermogen van handelaren die zich aan de wet houden en verbetert het gelijke speelveld op de interne markt. In het voorstel worden geen aanvullende wettelijke verplichtingen opgelegd aan het bedrijfsleven.

Voor wijdverspreide inbreuken die van invloed zijn op consumenten in de gehele Unie is een sterk en samenhangend antwoord nodig op het niveau van de Unie. De rol van de Commissie in het SCB-netwerk wordt groter, met name voor de coördinatie van maatregelen tegen wijdverspreide inbreuken die voldoen aan de drempel van de Unie-dimensie.

3.4.Grondrechten

Het voorstel heeft positieve gevolgen voor de grondrechten, aangezien consumentenrechten worden verbeterd, in het bijzonder door de eerlijke en vrije toegang tot producten en diensten in de gehele Unie. In overeenstemming met artikel 52 van het Handvest van de grondrechten zijn op de beperking van de uitoefening van de grondrechten de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid van toepassing en staan dienaangaande doeltreffende nationale rechtsmiddelen open. De verordening waarborgt tevens een eerlijke rechtsbedeling, transparantie en het recht van verdediging van de ondernemingen die het voorwerp kunnen vormen van een maatregel van de bevoegde instanties op grond van hoofdstuk IV van de SCB-verordening.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het is de verwachting dat er gemiddeld vier gemeenschappelijke acties per jaar zullen worden uitgevoerd tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie. Dit leidt tot een aanvullende werkbelasting van de Commissie, waarvoor naar schatting twee voltijds ambtenaren 55 nodig zijn om deze gemeenschappelijke acties te coördineren 56 . Deze middelen worden verkregen door een andere verdeling en andere inzet van het bestaande personeel. De Commissie maakt ook aanvullende kosten voor het toezicht op de werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand en het waarschuwingsmechanisme 57 . De totale extra kosten voor de Commissie in het kader van haar rol inzake verbeterde coördinatie en meer toezicht worden geschat op minder dan 300 000 euro per jaar en deze kosten worden gedekt door bestaande middelen intern anders toe te wijzen.

De gevolgen voor de begroting zijn derhalve reeds opgenomen in het bestaande consumentenprogramma 2014-2020 58 en stemmen overeen met het meerjarig financieel kader. Details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5.ANDERE ELEMENTEN

5.1.Datum van toepassing en de SCB-database

In het voorstel is erin voorzien dat de verordening pas na één jaar van toepassing wordt, zodat de lidstaten, de bevoegde instanties en de Europese Commissie de nodige praktische regelingen en wetgevingswijzigingen kunnen doorvoeren. De bestaande uitvoeringsmaatregelen 59 moeten worden vervangen om rekening te houden met de wijzigingen als gevolg van dit voorstel. De SCB-database en het platform voor de uitwisseling van informatie moeten worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen als gevolg van dit voorstel.

5.2.Uitleg van de belangrijkste bepalingen van het voorstel

Het voorstel bestaat uit acht hoofdstukken met 53 artikelen en één bijlage.

Hoofdstuk I – Inleidende bepalingen

In dit hoofdstuk worden het toepassingsgebied en de belangrijkste termen die in de verordening worden gebruikt, gedefinieerd. Vergeleken met de huidige verordening worden de definities bijgewerkt zodat deze rekening houden met de uitbreiding van de verordening tot wijdverspreide inbreuken en beëindigde inbreuken (inbreuken van korte duur die zijn beëindigd voordat er handhavingsmaatregelen konden worden genomen, maar die nadien consumenten schade kunnen berokkenen, zoals kortlopende misleidende online advertentiecampagnes).

Ter verzekering van een samenhangende en consistente handhaving inzake beëindigde inbreuken en rechtszekerheid in een grensoverschrijdend kader, introduceert de verordening een verjaringstermijn voor de mogelijkheid om sancties op te leggen (vijf jaar na de beëindiging van dergelijke inbreuken) en worden er regels ingesteld voor het berekenen van de verjaringstermijn en de opschorting daarvan.

Hoofdstuk II – Bevoegde instanties en hun bevoegdheden

In dit hoofdstuk wordt gedefinieerd hoe bevoegde instanties en verbindingsbureaus ten behoeve van deze verordening moeten worden aangewezen. De rol van de verbindingsbureaus wordt verduidelijkt. In dit hoofdstuk worden de lidstaten opgeroepen een soepele samenwerking te waarborgen tussen de leden van het handhavingsnetwerk op hun grondgebied. De lidstaten worden verplicht te verzekeren dat andere nationale instanties de werkzaamheden van de bevoegde instanties ondersteunen, aangezien dit van essentieel belang is in met name gevallen waarbij strafmaatregelen nodig zijn om de inbreuk te stoppen.

In het hoofdstuk worden ook de minimumbevoegdheden van de bevoegde instanties vastgesteld die nodig zijn om samen te werken en het consumentenacquis van de Unie in grensoverschrijdende context te handhaven. Vergeleken met de huidige verordening zijn er minimumbevoegdheden toegevoegd, zoals de bevoegdheid om testaankopen te doen en gebruik te maken van "mystery shopping", de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen vast te stellen, de bevoegdheid om websites te blokkeren en de bevoegdheid om sancties op te leggen en de compensatie van consumenten in een grensoverschrijdende context te waarborgen. Enkele van de bestaande minimumbevoegdheden zijn verduidelijkt, om te verzekeren dat ze in alle lidstaten een gelijkwaardige reikwijdte hebben en gelijkwaardig worden toegepast, zoals de bevoegdheid om te verzoeken om informatie en documenten of de bevoegdheid om inspecties ter plaatse uit te voeren. De lidstaten houden de mogelijkheid om te besluiten of de bevoegde instantie de minimumbevoegdheden rechtstreeks krachtens hun eigen gezag uitoefenen of dat deze bevoegdheden worden uitgeoefend via de indiening van een verzoek bij de rechtbank.

Hoofdstuk III – Mechanisme voor wederzijdse bijstand

Het mechanisme voor wederzijdse bijstand bestaat uit twee instrumenten: verzoeken om informatie, waarmee de bevoegde instanties informatie en bewijs kunnen verkrijgen uit het buitenland, en verzoeken om handhavingsmaatregelen, waarmee een bevoegde instantie een andere bevoegde instantie in een andere lidstaat kan verzoeken om handhavingsmaatregelen te nemen.

Het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt gebruikt voor inbreuken binnen de Unie die van invloed zijn op consumenten in één lidstaat, maar die een grensoverschrijdend element hebben (bv. de verantwoordelijke handelaar is gevestigd in een andere lidstaat). Nieuw in deze verordening is dat de aangezochte instantie binnen de in de uitvoeringsmaatregelen vastgestelde uiterste termijn moet reageren op een verzoek om wederzijdse bijstand. In aanvulling op de in de verordening vastgestelde bevoegdheden, mag de aangezochte instantie andere, op grond van de nationale wetgeving verleende bevoegdheden gebruiken om de inbreuk te beëindigen. Na het indienen van een verzoek om wederzijdse bijstand treedt de aangezochte instantie op namens de consumenten uit de lidstaat van de verzoekende instantie alsof het haar eigen consumenten zijn.

Om lidstaten met handhavingsstelsels die de betrokkenheid van consumentenorganisaties kennen in staat te stellen ten volste te profiteren van het mechanisme voor wederzijdse bijstand, wordt in de verordening de rol gedefinieerd van de aangewezen instanties die van de bevoegde instanties de instructie kunnen krijgen om een inbreuk te stoppen of het benodigde bewijs te verkrijgen. Het mechanisme voor wederzijdse bijstand kan worden gebruikt in acties tegen wijdverspreide inbreuken (hoofdstuk IV), in het bijzonder wanneer bewijs zich bevindt in een lidstaat die niet betrokken is bij de wijdverspreide inbreuk.

Nieuw in deze verordening is dat het mechanisme voor de beslechting van geschillen tussen bevoegde instanties in het kader van het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt versterkt. De rol van de Commissie in het mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt versterkt door middel van systematisch toezicht, richtsnoeren voor bevoegde instanties en de mogelijkheid adviezen vast te stellen op verzoek van de bevoegde instanties of uit eigen beweging.

Hoofdstuk IV – Mechanisme voor de coördinatie van toezicht, onderzoek en handhaving inzake wijdverspreide inbreuken

In dit hoofdstuk wordt voorzien in de instrumenten voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken. Deze instrumenten omvatten gecoördineerde acties (deel I), gemeenschappelijke acties tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie (deel II) en gecoördineerd onderzoek van consumentenmarkten (artikel 32).

Deel I

Gecoördineerde acties voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken die niet voldoen aan de drempel voor de Unie-dimensie zijn een flexibel instrument, waarmee de bevoegde instanties de meest geschikte middelen om de wijdverspreide inbreuk aan te pakken kunnen kiezen uit de in de verordening geboden middelen. Deze acties moeten in beginsel worden gecoördineerd door de bevoegde instanties. De Commissie mag hierbij alleen een coördinerende rol op zich nemen als dat noodzakelijk is gelet op de omvang van de inbreuk of als het waarschijnlijk is dat de inbreuk de collectieve belangen van consumenten aanzienlijke schade zal berokkenen.

In dit deel worden de opties uiteengezet voor gecoördineerde onderzoeks- en handhavingsmaatregelen. Indien van toepassing, worden de resultaten van het gecoördineerde onderzoek en de beoordeling van het geval vastgesteld in een gemeenschappelijk standpunt. Ter verzekering van de naleving van de consumentenwetgeving van de Unie kunnen de bevoegde instanties één instantie de bevoegdheid verlenen om handhavingsmaatregelen te nemen namens de consumenten in andere lidstaten die getroffen zijn door de inbreuk. De bevoegde instanties mogen ook gelijktijdig optreden in alle of enkele van de betrokken lidstaten.

Hoewel het niet mogelijk is om de deelname aan een gecoördineerde actie te delegeren aan een aangewezen orgaan, kunnen deze organen worden geïnstrueerd om door middel van een gecoördineerde actie vervolgmaatregelen inzake handhaving te nemen. Dit is echter uitsluitend mogelijk wanneer de andere bevoegde instanties daarmee instemmen en wordt verzekerd dat het beroeps- en handelsgeheim overeenkomstig deze verordening wordt geëerbiedigd.

Deel II

In dit deel wordt een nieuw instrument vastgesteld voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie waarvan het waarschijnlijk is dat deze consumenten in een groot deel van de Unie schaden. Ook worden de drempels vastgesteld om te bepalen welke vermeende inbreuken een Unie-dimensie hebben. De drempel is gebaseerd op twee criteria, inzake respectievelijk het aantal landen en de betrokken bevolking, waaraan beide moet worden voldaan.

De Commissie stelt vast of aan de drempels voor de Unie-dimensie is voldaan en start de gemeenschappelijke actie door middel van een besluit. Tevens heeft zij de verplichting om onderzoeks- en andere maatregelen te coördineren die de lidstaten moeten nemen om de inbreuk te beëindigen. De bevoegde instanties in de lidstaten die de inbreuk betreft, zijn verplicht deel te nemen aan een gemeenschappelijke actie. In dit deel worden tevens de redenen gedefinieerd op grond waarvan de bevoegde instanties mogen weigeren om deel te nemen aan de gemeenschappelijke actie. De Commissie sluit de actie af door middel van een besluit wanneer aan de redenen voor de afsluiting is voldaan.

Het belangrijkste instrument van de gemeenschappelijke actie is het gemeenschappelijke standpunt van de betrokken bevoegde instanties dat de resultaten van het onderzoek bevat. Het gemeenschappelijke standpunt moet worden meegedeeld aan de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk en de handelaar moet de mogelijkheid krijgen om te worden gehoord over het gemeenschappelijke standpunt.

De primaire doelstelling van de gemeenschappelijke actie is het beëindigen van de inbreuk en, indien nodig, het verzekeren van verhaalsmogelijkheden voor consumenten door middel van toezeggingen van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk. Indien het onwaarschijnlijk is dat er toezeggingen zullen worden gedaan (bv. in geval van inbreuken door malafide handelaren), kunnen de bevoegde instanties direct overgaan tot handhavingsmaatregelen die nodig zijn om de inbreuk te beëindigen. De bevoegde instanties moeten over deze optie kunnen beschikken om ervoor te kunnen zorgen dat handelaren geen misbruik maken van de procedure om de handhaving te omzeilen.

Ten behoeve van vervolgmaatregelen op het gebied van handhaving moeten de bevoegde instanties één bevoegde instantie kiezen die het meest geschikt is om handhavingsmaatregelen te nemen om de inbreuk te beëindigen. Met behulp van een overeenkomst tussen de bevoegde instanties waarbij één bevoegde instantie wordt aangewezen om op te treden namens de andere, stelt die instantie in staat om op te treden namens de consumenten van andere lidstaten alsof het haar eigen consumenten waren. Indien nodig kunnen de bevoegde instanties ook gelijktijdig handhavingsmaatregelen nemen.

Deel III

Dit deel bevat gemeenschappelijke bepalingen voor procedures voor gecoördineerde en gemeenschappelijke acties, zoals inzake het recht te worden gehoord voor handelaren, de rol van de coördinator, besluitvorming en taalregeling. Daarnaast wordt hier de rechtsgrondslag vastgelegd voor gecoördineerd onderzoek van consumentenmarkten (sweeps).

Hoofdstuk V – Toezichtmechanisme

Het nieuwe toezichtmechanisme vervangt het huidige SCB-stelsel van waarschuwingen. Dit mechanisme combineert de waarschuwingen op grond van de huidige SCB-verordening met een bredere uitwisseling van informatie die relevant en noodzakelijk is voor de tijdige opsporing van wijdverspreide inbreuken.

Andere entiteiten kunnen deelnemen aan het waarschuwingsmechanisme door middel van externe waarschuwingen. Er kunnen twee categorieën entiteiten bij het waarschuwingsmechanisme betrokken zijn. De aangewezen organen en de Europese consumentencentra zijn betrokken uit hoofde van de verordening. De tweede categorie bestaat uit de door de lidstaten en de Commissie benoemde entiteiten afkomstig uit consumentenorganisaties, handelsorganisaties en andere entiteiten met passende deskundigheid en een rechtmatig belang bij consumentenwetgeving die deel mogen nemen aan het waarschuwingsmechanisme. De toegang tot het waarschuwingsmechanisme is voor al deze entiteiten beperkt tot het plaatsen van "waarschuwingen ter informatie". In overeenstemming met de vereisten van het beroepsgeheim, hebben zij geen toegang tot andere informatie of waarschuwingen die worden uitgewisseld tussen de bevoegde instanties.

Hoofdstuk VI – Andere EU-brede activiteiten

Net als in de bestaande SCB-verordening voorziet dit hoofdstuk in de coördinatie, samenwerking en informatie-uitwisseling over andere activiteiten die verband houden met samenwerking op het gebied van handhaving.

Hoofdstuk VII – Beroeps- en handelsgeheim en andere regelingen

Beroepsgeheim is van cruciaal belang, niet alleen om de belangen van derden te beschermen, maar ook om de doeltreffendheid van het onderzoek te verzekeren en te voorkomen dat bewijs wordt vernietigd. De verordening waarborgt de bescherming van het beroeps- en het handelsgeheim. Tevens wordt in dit hoofdstuk bepaald dat de informatie die is verzameld met behulp van de minimumbevoegdheden op grond van deze verordening uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van het verzekeren van de naleving van de wetgeving die de belangen van consumenten beschermt. In de verordening wordt voorts gewaarborgd dat bewijs en onderzoeksbevindingen die worden verkregen met behulp van de minimumbevoegdheden naadloos grensoverschrijdend kunnen worden gebruikt, in het bijzonder wanneer wijdverspreide inbreuken moeten worden aangepakt.

De verordening vervangt de tweejaarlijkse rapportageverplichting in de huidige verordening door tweejaarlijkse nationale handhavingsplannen die moet zorgen voor de prioritering van de activiteiten alsmede een efficiënter gebruik van middelen ter bestrijding van inbreuken op de interne markt. Gelet op de grensoverschrijdende aard van de inbreuken waarop deze verordening betrekking heeft en waarvan de gevolgen verder reiken dan de grenzen van de rechtsbevoegdheid van één enkele lidstaat, worden in de verordening de beginselen vastgesteld voor het opleggen van sancties voor dergelijke inbreuken.

Bijlage

In de bijlage met de lijst met wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, wordt het toepassingsgebied van de verordening rationae materiae vastgesteld. Vergeleken met de bestaande verordening is de bijlage bijgewerkt om wetgeving te verwijderen die niet langer van kracht is en gewijzigd om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden naar meer instrumenten op het gebied van de consumentenwetgeving van de Unie.

De uitbreiding van de bijlage naar meer instrumenten op het gebied van de consumentenwetgeving van de Unie dient al van toepassing te zijn voordat deze verordening van toepassing wordt.

2016/0148 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 60 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad 61 voorziet in geharmoniseerde voorschriften en procedures om de samenwerking te bevorderen tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van grensoverschrijdende wetgeving inzake consumentenbescherming. Artikel 21 bis voorziet in een toetsing van de doeltreffendheid en de operationele mechanismen van die verordening en op grond van dat artikel heeft de Commissie geconcludeerd dat Verordening (EG) nr. 2006/2004 niet toereikend is om op doeltreffende wijze op de interne markt en met name op de digitale eengemaakte markt de uitdagingen op het gebied van handhaving aan te gaan.

(2)In de door de Commissie op 6 mei 2015 vastgestelde strategie voor de digitale eengemaakte markt werd het verbeteren van het consumentenvertrouwen door middel van snelle, flexibele en consistente handhaving van consumentenvoorschriften geïdentificeerd als een van de prioriteiten. In de door de Commissie op 28 oktober 2015 vastgestelde strategie voor de eengemaakte markt werd herhaald dat de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming van de Unie verder moet worden versterkt door de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming.

(3)Dankzij de ineffectieve handhaving van grensoverschrijdende inbreuken, met name op het digitale domein, die hiervan het gevolg is, kunnen handelaren handhaving voorkomen door zich binnen de Unie elders te vestigen, wat leidt tot een verstoring van de mededinging voor handelaren die zich aan de wet houden en hun activiteiten nationaal of grensoverschrijdend uitvoeren, waardoor consumenten rechtstreeks schade wordt berokkend en het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties en de interne markt wordt ondermijnd. Een hoger niveau van harmonisatie waarbij doeltreffende en efficiënte samenwerking op het gebied van handhaving wordt ingevoerd tussen bevoegde openbare handhavingsinstanties is derhalve noodzakelijk om inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken op te sporen en te onderzoeken en de beëindiging daarvan te gelasten.

(4)In het kader van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad is een netwerk van bevoegde overheidsinstanties opgezet in de gehele Unie. Een doeltreffende coördinatie tussen de verschillende bevoegde instanties die deelnemen aan het netwerk en andere overheidsinstanties op het niveau van de lidstaten, is noodzakelijk. De coördinerende rol van het verbindingsbureau moet in elke lidstaat worden toevertrouwd aan een bevoegde instantie met voldoende bevoegdheden en middelen om deze sleutelrol in het netwerk van bevoegde instanties te vervullen.

(5)Consumenten moeten ook worden beschermd tegen kort durende inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken die slechts korte tijd duren, maar waarvan de schadelijke gevolgen nog lang nadat de inbreuk is beëindigd, kunnen voortduren. De bevoegde instanties moeten beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden om in de toekomst dergelijke inbreuken te kunnen onderzoeken en de beëindiging ervan te gelasten.

(6)De bevoegde instanties moeten beschikken over een reeks minimumbevoegdheden op het gebied van onderzoek en handhaving om deze verordening op doeltreffende wijze toe te passen, om met elkaar samen te werken en om handelaren te weerhouden van het plegen van inbreuken in de Unie en wijdverspreide inbreuken. Deze bevoegdheden moeten toereikend zijn om de problemen met betrekking tot handhaving aan te pakken op het gebied van elektronische handel en de digitale omgeving, waar de mogelijkheden van een handelaar om zijn identiteit op eenvoudige wijze te verhullen of te wijzigen een bijzondere bron van zorg vormen. Deze bevoegdheden moeten waarborgen dat bewijs op geldige wijze tussen de bevoegde instanties kan worden uitgewisseld om zo in alle lidstaten een doeltreffende handhaving van gelijkwaardig niveau te bereiken.

(7)De lidstaten kunnen kiezen of de bevoegde instanties deze bevoegdheden rechtstreeks krachtens eigen gezag uitoefenen of door middel van de indiening van een verzoek bij de bevoegde rechtbank. Wanneer de lidstaten ervoor kiezen dat de bevoegde instanties hun bevoegdheden uitoefenen door een verzoek in te dienen bij de bevoegde rechtbank, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze bevoegdheden op doeltreffende en tijdig kunnen worden uitgeoefend en dat de kosten voor het uitoefenen van deze bevoegdheden evenredig is en de toepassing van deze verordening niet belemmert.

(8)Wanneer bevoegde instanties reageren op een verzoek dat is gedaan via het mechanisme voor wederzijdse bijstand, moeten zij, indien van toepassing, tevens gebruikmaken van andere bevoegdheden of maatregelen die hen op nationaal niveau zijn toegestaan, waaronder de bevoegdheid tot inleiding van een strafrechtelijke vervolging of verwijzing naar de strafrechter. Het is van cruciaal belang dat rechtbanken en andere instanties, in het bijzonder die instanties die betrokken zijn bij strafrechtelijke vervolging, beschikken over de noodzakelijke middelen en bevoegdheden om op doeltreffende en tijdige wijze samen te werken met de bevoegde instanties.

(9)De bevoegde instanties moeten in staat zijn op eigen initiatief een onderzoek te starten wanneer hun op andere wijze dan via klachten van consumenten inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken ter kennis komen. Dit is met name noodzakelijk om een doeltreffende samenwerking te waarborgen tussen bevoegde instanties bij de aanpak van wijdverspreide inbreuken.

(10)De bevoegde instanties moeten toegang hebben tot alle benodigde bewijsstukken, gegevens en informatie om vast te kunnen stellen of er sprake is van een inbreuk binnen de Unie of een wijdverspreide inbreuk en in het bijzonder om de verantwoordelijke handelaar te identificeren, ongeacht wie deze bewijsstukken, informatie of gegevens in bezit heeft, waar deze zich bevinden en welke vorm ze hebben. De bevoegde instanties moeten externe partijen in de digitale waardeketen rechtstreeks kunnen verzoeken om alle benodigde bewijsstukken, gegevens en informatie te verstrekken.

(11)De bevoegde instanties moeten de naleving van de wetgeving inzake consumentenbescherming kunnen controleren en bewijs van inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken kunnen verkrijgen, met name van inbreuken die plaatsvinden tijdens of na de aanschaf van goederen of diensten. Zij moeten daarom de bevoegdheid krijgen om testaankopen te doen en goederen of diensten met gebruikmaking van een fictieve identiteit aan te schaffen.

(12)Met name in de digitale omgeving moeten de bevoegde instanties snel en doeltreffend een einde kunnen maken aan inbreuken, zeker wanneer de handelaar die goederen of diensten verkoopt zijn identiteit verhult of zich elders vestigt binnen de Unie of in een derde land om zo handhaving te voorkomen. In gevallen waar het risico bestaat op ernstige en onherstelbare schade voor consumenten, moeten de bevoegde instanties tijdelijke maatregelen kunnen vaststellen om deze schade te voorkomen of te beperken, waaronder, indien nodig, de opschorting van een website, domein of soortgelijke digitale site, dienst of account. Bovendien moeten de bevoegde instanties de bevoegdheid hebben om een website, domein of soortgelijke digitale site, dienst of account offline te halen of door een externe dienstverlener offline te laten halen.

(13)Om te verzekeren dat handelaren voldoende worden ontmoedigd om inbreuken te plegen of nogmaals te plegen en om te voorkomen dat zij profiteren van dergelijke inbreuken, moeten de sanctieregels die door de lidstaten in overeenstemming met de wetgeving van de Unie ter bescherming van de belangen van de consument zijn vastgesteld, tevens worden toegepast op inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken. Om dezelfde redenen moeten consumenten recht hebben op verhaalsmogelijkheden voor schade die door dergelijke inbreuken is veroorzaakt.

(14)Met betrekking tot de verhaalsmogelijkheden van consumenten moeten de bevoegde instanties kiezen voor passende, rechtvaardige en redelijke maatregelen die inbreuken voorkomen of het risico op herhaling hiervan verminderen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de verwachte voordelen voor consumenten en de redelijke administratieve kosten die waarschijnlijk met de uitvoering van dergelijke maatregelen samenhangen. Wanneer de betrokken consumenten niet kunnen worden geïdentificeerd of wanneer zij niet kunnen worden geïdentificeerd zonder onevenredige kosten voor de verantwoordelijke handelaar, kan de bevoegde instantie gelasten dat de vergoeding van dankzij de inbreuk behaalde winst wordt betaald aan de staatskas of aan een door de bevoegde instantie of op grond van de nationale wetgeving aangewezen begunstigde.

(15)De doeltreffendheid en de doelmatigheid van het mechanisme voor wederzijdse bijstand moet worden verbeterd. De gevraagde informatie moet tijdig worden verstrekt en de benodigde handhavingsmaatregelen moeten tijdig worden vastgesteld. De Commissie moet derhalve met behulp van uitvoeringsmaatregelen bindende termijnen vaststellen waarbinnen de bevoegde instanties moeten reageren op verzoeken om informatie en handhaving en procedurele en andere aspecten van de afhandeling van verzoeken om informatie en handhaving verduidelijken.

(16)Wanneer er zich problemen voordoen moet de Commissie beter in staat zijn om de werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand te coördineren en hier toezicht op te houden, richtsnoeren te verstrekken, aanbevelingen te doen en adviezen te verstrekken aan de lidstaten. De Commissie moet tevens beter in staat zijn bevoegde instanties doeltreffend en snel bij te staan bij de beslechting van geschillen over de interpretatie van de verplichtingen van de bevoegde autoriteiten die voortvloeien uit het mechanisme voor wederzijdse bijstand.

(17)Er moet worden voorzien in geharmoniseerde regels waarin de procedures voor de coördinatie van toezicht, onderzoek en handhaving inzake wijdverspreide inbreuken zijn vastgesteld. Gecoördineerde acties tegen wijdverspreide inbreuken moeten verzekeren dat de bevoegde instanties de meest geschikte en efficiënte hulpmiddelen kiezen om een einde te maken aan wijdverspreide inbreuken en om compensatie voor consumenten te garanderen.

(18)De gecoördineerde controle van online websites voor elektronische handel ("sweeps") is een andere vorm van handhavingscoördinatie die zich heeft bewezen als een doeltreffend hulpmiddel tegen inbreuken dat moet worden behouden en in de toekomst worden versterkt.

(19)Wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie kunnen op grote schaal schade toebrengen aan een meerderheid van de consumenten in de Unie. Deze inbreuken vereisen daarom een specifieke coördinatieprocedure op het niveau van de Unie, waarbij de Commissie verplicht als coördinator optreedt. Om te waarborgen dat de procedure op tijdige, samenhangende en doeltreffende wijze wordt gestart en dat de omstandigheden op uniforme wijze worden geverifieerd, moet de Commissie de leiding hebben over de verificatie of aan de voorwaarden voor het starten van de procedure is voldaan. Bewijsstukken en informatie die tijdens de gemeenschappelijke actie zijn verzameld, moeten, indien nodig, naadloos kunnen worden gebruikt in nationale procedures.

(20)In het kader van wijdverspreide inbreuken en wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie moeten de rechten op verdediging van de betrokken handelaren worden geëerbiedigd. Hiervoor is in het bijzonder vereist dat de handelaar het recht heeft om gehoord te worden en om de taal van zijn keuze te gebruiken tijdens de procedure.

(21)Indien een handelaar die verantwoordelijk is voor een wijdverspreide inbreuk of een wijdverspreide inbreuk met Unie-dimensie de inbreuk niet vrijwillig beëindigt, moeten de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten één bevoegde instantie in een lidstaat aanwijzen om handhavingsmaatregelen te nemen die geschikt zijn om de rechten van consumenten die in de andere bij de inbreuk betrokken lidstaten verblijven, te handhaven. Bij de aanwijzing van die bevoegde instantie moet rekening worden gehouden met haar capaciteit om doeltreffende actie te ondernemen tegen de handelaar, bijvoorbeeld wanneer de handelaar is gevestigd in de lidstaat van die instantie. De aangewezen bevoegde instantie moet handelen alsof de consumenten van de andere lidstaten haar eigen consumenten zijn. Indien nodig moet het voor sommige of alle bij de inbreuk betrokken lidstaten, ter voorkoming van extraterritoriale toepassing van het recht, mogelijk zijn om op hetzelfde moment handhavingsmaatregelen vast te stellen om hun eigen consumenten of consumenten die in andere lidstaten verblijven te beschermen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn om inbreuken van soortgelijke aard door dochterondernemingen van een onderneming die is gevestigd in meer dan één lidstaat, te beëindigen wanneer deze uitsluitend van invloed zijn op de consumenten in die lidstaat, zonder duidelijk grensoverschrijdend element (parallelle inbreuken).

(22)Het toezichtmechanisme en het waarschuwingsmechanisme moeten worden versterkt om de tijdige en doeltreffende opsporing van wijdverspreide inbreuken te verzekeren. De informatie die moet worden uitgewisseld en de opvolging die nodig is na een uitwisseling van informatie moeten worden verduidelijkt om te verzekeren dat aan waarschuwingen die tot maatregelen nopen naar behoren gevolg wordt gegeven. De Commissie moet de werking van het toezichtmechanisme coördineren.

(23)Consumentenorganisaties spelen een essentiële rol bij het informeren van consumenten over hun rechten, de educatie van consumenten en het beschermen van de belangen van consumenten, onder meer door de beslechting van geschillen. Consumenten moeten worden gestimuleerd om samen te werken met de bevoegde instanties om de toepassing van deze verordening te versterken. Consumentenorganisaties, met name consumentenorganisaties waaraan op grond van deze verordening handhavingstaken worden gedelegeerd, en Europese consumentencentra moeten in staat zijn de bevoegde instanties in kennis te stellen van vermeende inbreuken en om informatie met hen te delen die noodzakelijk is voor het opsporen, onderzoeken en beëindigen van inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken.

(24)Inbreuken die wijdverspreid plaatsvinden in de Unie moeten op doeltreffende en efficiënte wijze worden beëindigd. Daarom moet de prioritering en planning van de handhaving op het niveau van de lidstaat worden gecoördineerd en moeten de beschikbare middelen van de bevoegde instanties worden samengevoegd. Om dit te bereiken, moet een systeem van tweejaarlijkse voortschrijdende handhavingsplannen worden ingevoerd.

(25)Gegevens die verband houden met klachten van consumenten kunnen beleidsmakers op nationaal niveau en op het niveau van de Unie helpen bij de beoordeling van het functioneren van consumentenmarkten en de opsporing van inbreuken. Teneinde de uitwisseling van dergelijke gegevens op het niveau van de Unie te faciliteren, heeft de Commissie een aanbeveling vastgesteld inzake het gebruik van een geharmoniseerde methode voor de indeling en rapportage van consumentenklachten en -vragen 62 . Deze aanbeveling moet worden uitgevoerd om samenwerking op het gebied van handhaving volledig te ondersteunen en om de opsporing van inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken te faciliteren.

(26)De bestaande uitdagingen op het gebied van handhaving overschrijden de grenzen van de Unie en de belangen van consumenten in de Unie moeten worden beschermd tegen malafide handelaren die zijn gevestigd in derde landen. Daarom moet er worden onderhandeld over internationale overeenkomsten met derde landen op het gebied van wederzijdse bijstand bij de handhaving van wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument. Deze internationale overeenkomsten moeten mede het onderwerp omvatten dat in deze verordening is vastgelegd en er moet op het niveau van de Unie over worden onderhandeld om de optimale bescherming van consumenten in de Unie en een soepele samenwerking met derde landen te verzekeren.

(27)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering en uitoefening van de minimumbevoegdheden van de bevoegde instanties te verzekeren, tijdslimieten vast te stellen en andere details van de procedures om inbreuken in de Unie en wijdverspreide inbreuken tegen te gaan en details van het toezichtmechanisme en de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties vast te stellen, moeten er uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen aan de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 63 .

(28)Voor de vaststelling van handelingen op grond van de artikelen 10, 11, 12, 13, 15, 20, 27, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 39, 43 en 46 van deze verordening moet de onderzoeksprocedure worden gebruikt, aangezien deze handelingen van algemene strekking zijn.

(29)Deze verordening vormt een aanvulling op sectorale voorschriften van de Unie die voorzien in samenwerking tussen sectorale regelgevende instanties en sectorale voorschriften van de Unie betreffende de compensatie van consumenten voor schade als gevolg van inbreuk op deze voorschriften. Deze verordening laat de andere samenwerkingssystemen en -netwerken die zijn vastgesteld in sectorale wetgeving van de Unie onverlet. Deze verordening bevordert de samenwerking en coördinatie tussen de netwerken inzake consumentenbescherming en de netwerken van regelgevende organen en instanties die zijn opgericht krachtens sectorale wetgeving van de Unie.

(30)Deze verordening doet geen afbreuk aan de bestaande voorschriften van de Unie met betrekking tot de bevoegdheden van nationale regelgevende instanties die zijn opgericht krachtens sectorale wetgeving van de Unie. Deze organen moeten, indien passend en mogelijk, de bevoegdheden waarover zij op grond van nationale wetgeving en wetgeving van de Unie beschikken, gebruiken om inbreuken binnen de Unie of wijdverbreide inbreuken te beëindigen of te verbieden, of om de bevoegde instanties hierin bij te staan.

(31)Voor de berekening van de compensatie voor schade aan collectieve belangen van consumenten, moeten de voorschriften van sectorale wetgeving van de Unie voor passagiers, zoals Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad 64 , Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad 65 , Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad 66 en Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad 67 van toepassing zijn. Wanneer de sectorale wetgeving van de Unie zich niet uitstrekt tot compensatie voor schade die is veroorzaakt door inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken, moet de compensatie worden gebaseerd op de toepasselijke nationale wetgeving.

(32)Deze verordening doet geen afbreuk aan de rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en van de Europese Bankautoriteit met betrekking tot de bescherming van de collectieve economische belangen van consumenten in zaken die verband houden met betaalrekeningsdiensten en kredietovereenkomsten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen op grond van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad 68 en Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad 69 .

(33)Gezien de bestaande samenwerkingsmechanismen op grond van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad is het mechanisme voor wederzijdse bijstand (hoofdstuk III) niet van toepassing op inbreuken binnen de Unie op deze richtlijnen.

(34)Deze verordening laat onverlet de sancties die zijn vastgelegd in sectorale wetgeving van de Unie en consumentenwetgeving van de Unie die wordt toegepast op nationale inbreuken. De bevoegde instanties moeten, indien passend, de bepalingen van de nationale wetgeving toepassen die deze bepalingen ten uitvoer leggen, rekening houdend met de daadwerkelijke omvang en de reikwijdte van de inbreuk en de schade die door de inbreuk wordt berokkend aan consumenten in andere lidstaten.

(35)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 70 worden erkend. Deze verordening dient dan ook met eerbiediging van die rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast. Bij de uitoefening van de in deze verordening vastgelegde minimumbevoegdheden moeten de bevoegde instanties een juiste balans zien te vinden tussen de belangen die door de grondrechten worden beschermd, zoals een hoog niveau van consumentenbescherming, de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van informatie.

(36)Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten de samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat zij alléén niet kunnen instaan voor samenwerking en coördinatie, en deze doelstelling derhalve als gevolg van zijn territoriale en persoonlijke omvang beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(37)Verordening (EG) nr. 2006/2004 moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de bevoegde instanties die in de lidstaten belast zijn met handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument, met elkaar en met de Commissie samenwerken om die wetgeving te doen naleven en de soepele werking van de interne markt te waarborgen, alsmede om de bescherming van de economische belangen van de consument te verbeteren.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken, zoals gedefinieerd in artikel 3, onder b) en c).

2. Deze verordening is tevens van toepassing op inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken van korte duur, zelfs als deze inbreuken zijn beëindigd voordat er is aangevangen met handhaving of voordat deze is voltooid.

3. Deze verordening doet geen afbreuk aan de regels van de Unie met betrekking tot het internationale privaatrecht, in het bijzonder de regels met betrekking tot de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht.

4. Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van maatregelen inzake justitiële samenwerking in strafzaken en in burgerlijke zaken, met name de werking van het Europees justitieel netwerk, onverlet.

5. Deze verordening doet geen afbreuk aan de overige verplichtingen van de lidstaten inzake wederzijdse bijstand bij de bescherming van de collectieve economische belangen van de consumenten, waaronder in strafzaken, welke voortvloeien uit andere rechtsbesluiten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

6. Deze verordening doet geen afbreuk aan de rol en de bevoegdheden van bevoegde instanties en de Europese Bankautoriteit op grond van Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.

7. Hoofdstuk III van deze verordening is niet van toepassing op inbreuken binnen de Unie op de volgende wetgeving:

(a)Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen;

(b)Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.

8. Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 71 .

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a)"wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument": de richtlijnen zoals omgezet in het interne recht van de lidstaten en de in de bijlage genoemde verordeningen;

(b)"inbreuk binnen de Unie": elke lopende of beëindigde handeling of omissie die in strijd is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument en die schade heeft toegebracht, toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad, waar de voor de handeling of omissie verantwoordelijke handelaar gevestigd is, of waar bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen van de handelaar met betrekking tot de handeling of omissie gevonden kunnen worden;

(c)"wijdverspreide inbreuk":

(1)elke handeling of omissie die in strijd is met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument en die schade heeft toegebracht, toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten die woonachtig zijn in ten minste twee andere lidstaten dan de lidstaat waar de handeling of omissie haar oorsprong vond of plaatshad, of waar de voor de handeling of omissie verantwoordelijke handelaar gevestigd is, of waar bewijsmateriaal of vermogensbestanddelen met betrekking tot de handeling of omissie gevonden kunnen worden, ongeacht of deze handeling of omissie nog voortduurt of is beëindigd, of

(2)handelingen of omissies die in strijd zijn met de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument en gemeenschappelijke kenmerken hebben, waarvan bijvoorbeeld sprake is in geval van dezelfde onrechtmatige praktijk of inbreuk op hetzelfde belang of wanneer zij zich gelijktijdig, in ten minste twee lidstaten voordoen;

(d)"verzoekende instantie": de bevoegde instantie die om wederzijdse bijstand verzoekt;

(e)"aangezochte instantie": de bevoegde instantie die een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt;

(f)"handelaar": elke natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht of deze in publieke of private handen is, die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handel, bedrijf, ambacht of beroep, waaronder via een andere persoon die in zijn naam of namens hem handelt;

(g)"markttoezicht": activiteiten, acties of maatregelen van een bevoegde instantie die bedoeld zijn om op te sporen of er inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

(h)"consumentenklacht": een met redelijk bewijsmateriaal gestaafde verklaring dat een handelaar inbreuk heeft gemaakt of kan maken op de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument;

(i)"schade aan de collectieve belangen van consumenten": daadwerkelijke of mogelijke schade aan de belangen van een aantal consumenten die betrokken zijn bij inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken en waarvan het bestaan met name zal worden aangenomen wanneer de inbreuk mogelijk of daadwerkelijk een aanzienlijk aantal consumenten in een soortgelijke situatie schade heeft toegebracht, schade toebrengt of waarschijnlijk schade zal toebrengen.

Artikel 4

Verjaringstermijnen voor inbreuken

1. De bevoegde instanties mogen de in artikel 2 bedoelde inbreuken onderzoeken en handelaren verbieden dergelijke inbreuken in de toekomst te plegen. De bevoegde instanties kunnen sancties opleggen voor deze inbreuken binnen vijf jaar na de beëindiging van de inbreuk.

2. De verjaringstermijn voor het opleggen van sancties vangt aan op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

3. Acties die door de bevoegde instantie wordt genomen ten behoeve van onderzoeks- of handhavingsprocedures met betrekking tot de inbreuk, schorten de verjaringstermijn voor het opleggen van sancties op totdat er een eindbesluit over de kwestie is vastgesteld. De verjaringstermijn voor het opleggen van sancties wordt opgeschort zo lang het besluit, het bevel of een andere actie van de bevoegde instantie het voorwerp vormt van een bij de rechtbank aanhangig gemaakte procedure.

HOOFDSTUK II

BEVOEGDE INSTANTIES EN HUN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5

Bevoegde instanties en verbindingsbureaus

1. Elke lidstaat wijst als de bevoegde instanties overheidsinstanties op nationaal, regionaal of lokaal niveau aan die belast zijn met specifieke verantwoordelijkheden tot handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

2. De bevoegde instanties komen hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na alsof zij handelen namens consumenten in hun eigen land en op eigen initiatief.

3. Elke lidstaat wijst één bevoegde instantie aan als verbindingsbureau.

4. Het verbindingsbureau is verantwoordelijk voor de coördinatie van onderzoeks- en handhavingsactiviteiten die verband houden met inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken en die worden uitgevoerd door de bevoegde instanties, andere overheidsinstanties, zoals bedoeld in artikel 6, aangewezen organen, zoals bedoeld in artikel 13, en entiteiten die deelnemen aan het waarschuwingsmechanisme, zoals bedoeld in artikel 34.

5. De lidstaten waarborgen dat bevoegde instanties en verbindingsbureaus beschikken over voldoende middelen voor de toepassing van deze verordening en voor het doeltreffende gebruik van hun bevoegdheden uit hoofde van artikel 8, waaronder toereikende begrotings- en andere middelen, kennis, procedures en andere regelingen.

6. Indien meer dan één instantie op hun grondgebied bevoegd is, zien lidstaten erop toe dat hun respectieve taken duidelijk worden omschreven en dat deze instanties nauw met elkaar samenwerken zodat zij zich op doeltreffende wijze van hun respectieve taken kunnen kwijten.

Artikel 6

Samenwerking met andere overheidsinstanties en aangewezen organen

1. Elke lidstaat kan aan andere overheidsinstanties een verplichting opleggen om de bevoegde instanties bij te staan bij het voldoen aan hun verplichtingen.

2. Een bevoegde instantie kan de in lid 1 bedoelde andere overheidsinstanties verzoeken alle noodzakelijke handhavingsmaatregelen die hen ter beschikking staan uit hoofde van de nationale wetgeving te nemen om de beëindiging van of het verbod op inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken te bewerkstelligen.

3. De lidstaten waarborgen dat de andere overheidsinstanties beschikken over de middelen en bevoegdheden die nodig zijn om bij de toepassing van deze verordening op doeltreffende wijze samen te werken met de bevoegde instanties. Deze andere overheidsinstanties informeren de bevoegde instantie regelmatig over de voor de toepassing van deze verordening genomen maatregelen.

4. Elke lidstaat kan organen aanwijzen die een rechtmatig belang hebben bij de beëindiging van of het verbod op inbreuken (hierna "aangewezen organen" genoemd) om de benodigde informatie te verzamelen en de nodige handhavingsmaatregelen te nemen die hen uit hoofde van de nationale wetgeving ter beschikking staan namens een aangezochte bevoegde instantie.

5. De lidstaten waarborgen de samenwerking tussen bevoegde instanties en aangewezen organen, in het bijzonder om te verzekeren dat de in artikel 2 bedoelde inbreuken onverwijld onder de aandacht van de bevoegde instanties worden gebracht.

Artikel 7

Informatie en lijsten

1. Elke lidstaat deelt onverwijld de Commissie en de andere lidstaten de identiteit mee van de bevoegde instanties, van het verbindingsbureau, van de in artikel 13 bedoelde aangewezen organen, en van de entiteiten die deelnemen aan het waarschuwingsmechanisme, zoals bedoeld in artikel 34, evenals eventuele wijzigingen daarin.

2. De Commissie houdt op haar website een openbare lijst bij van verbindingsbureaus, bevoegde instanties, aangewezen organen en entiteiten en werkt deze bij.

Artikel 8

Minimumbevoegdheden van bevoegde instanties

1. Elke bevoegde instantie heeft de voor de toepassing van deze verordening vereiste onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden en oefent deze uit in overeenstemming met deze verordening en het nationale recht.

2. Elke bevoegde instantie beschikt ten minste over de volgende bevoegdheden en oefent deze uit onder de in artikel 9 vastgestelde voorwaarden:

(a)    beschikken over toegang tot alle relevante documenten, gegevens of informatie met betrekking tot een inbreuk krachtens deze verordening, in elke vorm en in elk formaat en ongeacht het medium waarop of de locatie waar ze zijn opgeslagen;

(b)    gelasten van de overlegging door elke natuurlijke of rechtspersoon, waaronder banken, aanbieders van internetdiensten, domeinregisters en -administrateurs en aanbieders van hostingdiensten, van alle relevante informatie, gegevens of documenten in elk formaat of elke vorm en ongeacht het medium waarop of de locatie waar ze zijn opgeslagen, ten behoeve van onder andere het identificeren en volgen van financiële en gegevensstromen of het vaststellen van de identiteit van personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen, informatie over bankrekeningen en de eigendom van websites;

(c)    gelasten van de overlegging door alle overheidsdiensten, -organen of -agentschappen in de lidstaat van de bevoegde instantie van alle relevante informatie, gegevens of documenten in elk formaat of elke vorm en ongeacht het medium waarop of de locatie waar ze zijn opgeslagen, ten behoeve van onder andere het identificeren en volgen van financiële en gegevensstromen of het vaststellen van de identiteit van personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen, informatie over bankrekeningen en de eigendom van websites;

(d)    uitvoeren van de noodzakelijke inspecties ter plaatse, waaronder in het bijzonder de bevoegdheid om alle kantoren, terreinen of vervoersmiddelen te betreden of om andere instanties verzoeken dat te doen om informatie, gegevens of documenten te onderzoeken, in beslag te nemen, mee te nemen of hiervan kopieën te verkrijgen, ongeacht het medium waarop ze zijn opgeslagen; elk kantoor en alle informatie, gegevens of documenten te verzegelen gedurende een noodzakelijke periode en voor zover noodzakelijk voor de inspectie; een vertegenwoordiger of personeelslid van de betrokken handelaar verzoeken toelichting te geven over feiten, informatie of documenten die verband houden met het onderwerp van de inspectie en de antwoorden vast te leggen;

(e)    kopen van goederen of diensten als testaankoop om inbreuken krachtens deze verordening op te sporen en bewijsmateriaal te verkrijgen;

(f)kopen van goederen of diensten met gebruikmaking van een fictieve identiteit om inbreuken op te sporen en bewijsmateriaal te verkrijgen;

(g)vaststellen van tijdelijke maatregelen om het risico op ernstige en onherstelbare schade voor consumenten te voorkomen, in het bijzonder het tijdelijk offline halen van een website, domein of soortgelijke digitale site, dienst of account;

(h)    op eigen initiatief starten van een onderzoek of procedure voor het bewerkstelligen van de beëindiging van of het verbod op inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken en, indien passend, hierover informatie bekend te maken;

(i)verkrijgen van een toezegging van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk binnen de Unie of de wijdverspreide inbreuk om de inbreuk te beëindigen en, indien passend, consumenten te compenseren voor de veroorzaakte schade;

(j)schriftelijk verzoeken om de beëindiging van de inbreuk door de handelaar;

(k)bewerkstelligen van de beëindiging van of het verbod op de inbreuk;

(l)offline halen van een website, domein of soortgelijke digitale site, dienst of account of een gedeelte daarvan, waaronder door een derde of een andere overheidsinstantie te verzoeken een dergelijke maatregel uit te voeren;

(m)opleggen van sancties, waaronder boetes en dwangsommen, voor inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken en voor het nalaten een besluit, bevel, tijdelijke maatregel, toezegging of andere op grond van deze verordening vastgestelde maatregel in acht te nemen;

(n)    de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk binnen de Unie of de wijdverspreide inbreuk gelasten consumenten te compenseren die schade hebben ondervonden als gevolg van de inbreuk, onder meer door geldelijke compensatie, consumenten de mogelijkheid te bieden de overeenkomst te beëindigen of andere maatregelen die waarborgen dat consumenten die schade hebben geleden als gevolg van de inbreuk verhaalsmogelijkheden hebben;

(o)gelasten van de terugbetaling van de winst die is behaald als gevolg van de inbreuken, onder meer door een bevel tot betaling van deze winsten aan de staatskas of een door de bevoegde instantie of op grond van de nationale wetgeving aangewezen begunstigde;

(p)bekendmaken van eindbesluiten, tijdelijke maatregelen of bevelen, onder meer door de bekendmaking van de identiteit van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk binnen de Unie of de wijdverspreide inbreuk;

(q)raadplegen van consumenten, consumentenorganisaties, aangewezen organen en andere betrokken personen over de doeltreffendheid van de voorgestelde toezeggingen om de inbreuk te beëindigen en de door de inbreuk veroorzaakte schade weg te nemen.

Artikel 9

Uitoefening van de minimumbevoegdheden

1. De bevoegde instanties oefenen de in artikel 8 vastgestelde bevoegdheden in overeenstemming met deze verordening en het nationale recht als volgt uit:

(j)rechtstreeks op eigen gezag; of

(k)door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die bevoegd zijn de vereiste beslissing te nemen, onder meer door, in voorkomend geval, beroep in te stellen ingeval het verzoek om het geven van de vereiste beslissing wordt afgewezen.

2. Indien de bevoegde instanties hun bevoegdheden uitoefenen door de indiening van een verzoek bij de rechtbanken, zijn deze rechtbanken bevoegd om de vereiste beslissingen te geven en handelen zij binnen het kader van deze verordening.

3. De lidstaten waarborgen dat de gerechtskosten en andere kosten in verband met de vaststelling van besluiten door de rechtbank in de procedure die uit hoofde van deze verordening is ingeleid, evenredig zijn en de toepassing van deze verordening niet belemmeren.

Artikel 10

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de voorwaarden zijn vastgesteld voor de uitvoering en uitoefening van de in artikel 8 bedoelde minimumbevoegdheden van de bevoegde instanties. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK III

MECHANISME VOOR WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 11

Verzoeken om informatie

1. Een aangezochte instantie verstrekt, op verzoek van een verzoekende instantie alle relevante informatie die nodig is om vast te stellen of er sprake is van een inbreuk binnen de Unie en om de beëindiging van die inbreuk te bewerkstelligen. De aangezochte instantie stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek om informatie en van haar antwoord.

2. De aangezochte instantie voert passend onderzoek uit of neemt andere noodzakelijke of passende maatregelen om de vereiste informatie te verzamelen. Indien nodig, worden deze onderzoeken uitgevoerd met steun van andere overheidsinstanties of aangewezen organen.

3. Op verzoek van de verzoekende instantie kan de aangezochte instantie bevoegde ambtenaren van de verzoekende instantie toestaan de ambtenaren van de aangezochte instantie bij hun onderzoek te vergezellen.

4. De aangezochte instantie reageert op het verzoek via de procedure voor verzoeken om informatie en binnen de door de Commissie in de uitvoeringshandeling vastgestelde uiterste termijn.

5. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast waarin de uiterste termijnen, standaardformulieren en details van de procedures voor verzoeken om informatie zijn vastgesteld. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 12

Verzoeken om handhavingsmaatregelen

1. Een aangezochte instantie neemt, op verzoek van een verzoekende instantie, alle noodzakelijke handhavingsmaatregelen om de inbreuk binnen de Unie te beëindigen of verbieden, onder meer door het opleggen van sancties en het gelasten of faciliteren van de compensatie van consumenten voor de door de inbreuk veroorzaakte schade.

2. Om de in lid 1 vastgestelde verplichtingen na te komen, oefent de aangezochte instantie de in artikel 8 vastgestelde bevoegdheden uit, alsmede alle aanvullende bevoegdheden die haar krachtens het nationale recht zijn toegekend. De aangezochte instantie bepaalt welke handhavingsmaatregelen passend zijn om de beëindiging of het verbod van de inbreuk binnen de Unie op evenredige, doelmatige en doeltreffende wijze te bewerkstelligen. Indien nodig worden deze maatregelen vastgesteld en uitgevoerd met steun van andere overheidsinstanties.

3. De aangezochte instantie informeert en raadpleegt de verzoekende instantie regelmatig over de genomen stappen en maatregelen. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie, de bevoegde instanties van de andere lidstaten en de Commissie via de in artikel 43 bedoelde databank onverwijld in kennis van de genomen maatregelen en het effect daarvan op de inbreuk binnen de Unie en deelt tevens het volgende mee:

(a)of er tijdelijke maatregelen zijn opgelegd;

(b)of de inbreuk is beëindigd;

(c)welke sancties zijn opgelegd;

(d)in welke mate consumenten zijn gecompenseerd;

(e)of de genomen maatregelen zijn uitgevoerd.

4. De aangezochte instantie reageert op het verzoek via de procedures voor verzoeken om handhavingsmaatregelen en binnen de door de Commissie in de uitvoeringshandeling vastgestelde uiterste termijnen.

5. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast waarin de uiterste termijnen, standaardformulieren en details van de procedures voor verzoeken om handhavingsmaatregelen zijn vastgesteld. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 13

Rol van aangewezen organen

1. De aangezochte instantie kan een aangewezen orgaan opdragen de benodigde informatie te verzamelen of de handhavingsmaatregelen te nemen die nodig zijn om de inbreuk te doen beëindigen of te verbieden. De aangezochte instantie mag dit alleen maar doen wanneer dat orgaan waarschijnlijk net zo doelmatig en doeltreffend als de aangezochte instantie de verzochte informatie kan verkrijgen of de beëindiging of het verbod van de inbreuk kan bewerkstelligen.

2. De aangezochte instantie zorgt ervoor dat de instructie van het aangewezen orgaan niet leidt tot de bekendmaking van informatie waarop de voorschriften inzake vertrouwelijkheid en het beroeps- en handelsgeheim als neergelegd in artikel 41 van toepassing zijn.

3. Wanneer het aangewezen orgaan er niet in slaagt binnen de krachtens artikel 11, lid 4, en artikel 12, lid 4, vastgestelde uiterste termijn de beëindiging of het verbod van de inbreuk binnen de Unie te bewerkstelligen, handelt de aangezochte instantie zelf naar aanleiding van het verzoek krachtens de artikelen 11 en 12. 

4. Voor het aangewezen orgaan iets wordt opgedragen, raadpleegt de aangezochte bevoegde instantie de verzoekende instantie over haar voornemen om een aangewezen orgaan te instrueren. Wanneer de verzoekende instantie niet instemt met de instructie van een aangewezen orgaan, informeert zij de aangezochte instantie onverwijld schriftelijk met vermelding van de redenen voor haar bezwaar. In dat geval instrueert de aangezochte instantie het aangewezen orgaan niet en handelt zij zelf naar aanleiding van het verzoek.

6. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast waarin de uiterste termijnen, standaardformulieren en details van de procedures waarbij aangewezen organen betrokken zijn, zijn vastgesteld. De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 14

Procedure voor verzoeken om wederzijdse bijstand

1. Bij verzoeken om wederzijdse bijstand waarborgt de verzoekende instantie dat deze voldoende informatie bevatten, waaronder al het noodzakelijke bewijsmateriaal dat alleen in de lidstaat van de verzoekende instantie kan worden verkregen, zodat een aangezochte instantie aan het verzoek kan voldoen.

2. De verzoekende instantie zendt verzoeken naar het verbindingsbureau van de lidstaat van de aangezochte instantie en naar het verbindingsbureau van de lidstaat van de verzoekende instantie ter informatie. Het verbindingsbureau van de lidstaat van de aangezochte instantie zendt de verzoeken onverwijld toe aan de desbetreffende bevoegde instantie.

3. Verzoeken om wederzijdse bijstand en alle daarmee verband houdende communicatie worden schriftelijk ingediend met behulp van de standaardformulieren en via de overeenkomstig artikel 43 opgerichte databank elektronisch verzonden.

4. Door de betrokken bevoegde instanties wordt in onderling overleg vastgesteld welke talen worden gebruikt voor verzoeken om wederzijdse bijstand en voor alle daarmee verband houdende communicatie.

5. Indien geen overeenstemming over de talen kan worden bereikt, worden de verzoeken toegezonden in de officiële taal van de lidstaat waar de verzoekende instantie is gevestigd, en de antwoorden in de officiële taal van de lidstaat waar de aangezochte instantie is gevestigd. In dat geval zorgt elke bevoegde instantie voor de noodzakelijke vertalingen van de verzoeken, antwoorden en andere documenten die zij van een andere bevoegde instantie ontvangt.

6. De aangezochte instantie antwoordt de verzoekende autoriteit en de verbindingsbureaus van de lidstaten waar de verzoekende en de aangezochte instantie gevestigd is rechtstreeks.

Artikel 15

Weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand

1. Een aangezochte instantie kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek om informatie zoals bedoeld in artikel 11, wanneer een of meer van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a) de aangezochte instantie is, na overleg met de verzoekende instantie, van mening dat de verzoekende instantie de gevraagde informatie niet nodig heeft om vast te stellen of er een inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden of een redelijk vermoeden bestaat dat een dergelijke inbreuk kan plaatsvinden;

b) de verzoekende instantie deelt niet de mening dat de informatie onderworpen is aan de in artikel 41 neergelegde bepalingen inzake vertrouwelijkheid en het beroeps- en handelsgeheim;

c) met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar is al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of is door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing gegeven.

2. Een aangezochte instantie kan, na overleg met de verzoekende instantie, weigeren gevolg te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 12, wanneer een of meer van de onderstaande gevallen van toepassing zijn:

a) met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaren is al een strafrechtelijk onderzoek ingesteld of een gerechtelijke procedure ingeleid voor de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaat van de aangezochte of de verzoekende instantie, of is door die gerechtelijke autoriteiten al een definitieve beslissing gegeven;

b) de aangezochte instantie is van mening dat behoorlijk onderzoek door de aangezochte instantie uitwijst dat er geen inbreuk binnen de Unie heeft plaatsgevonden;

c) de verzoekende instantie heeft naar de mening van de aangezochte instantie onvoldoende informatie verstrekt in overeenstemming met artikel 12, lid 1.

Het is niet toegestaan om te weigeren gevolg te geven aan een verzoek om handhavingsmaatregelen op grond dat er onvoldoende informatie is verstrekt als een verzoek om informatie betreffende dezelfde inbreuk binnen de Unie is geweigerd omdat er reeds met betrekking tot dezelfde inbreuk binnen de Unie en tegen dezelfde handelaar een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld of een gerechtelijke procedure is ingeleid, of al een definitieve beslissing is gegeven, zoals bedoeld in lid 1, onder c).

3. De aangezochte instantie stelt de verzoekende instantie en de Commissie in kennis van de weigering gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand en motiveert deze weigering.

4. Indien de verzoekende en de aangezochte instanties het oneens zijn, verwijst de verzoekende of de aangezochte instantie de zaak onverwijld naar de Commissie, die daarna advies zal uitbrengen. Wanneer de zaak niet naar haar wordt doorverwezen, kan de Commissie op eigen initiatief een advies uitbrengen.

5. De Commissie houdt toezicht op de werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand en op de naleving door de bevoegde instanties van de procedures en uiterste termijnen voor de afhandeling van verzoeken om wederzijdse bijstand. De Commissie heeft toegang tot de verzoeken om wederzijdse bijstand en tot de informatie en documenten die worden uitgewisseld tussen de verzoekende en de aangezochte instantie.

6. De Commissie kan, in voorkomend geval, richtsnoeren opstellen en advies verstrekken aan de lidstaten om de doeltreffende en doelmatige werking van het mechanisme voor wederzijdse bijstand te waarborgen.

7. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd voor de procedures inzake de in de leden 3 en 4 bedoelde gevallen van verschil van mening tussen bevoegde instanties. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK IV

MECHANISME VOOR DE COÖRDINATIE VAN TOEZICHT, ONDERZOEK EN HANDHAVING VOOR WIJDVERSPREIDE INBREUKEN

Deel I

Wijdverspreide inbreuken

Artikel 16

Inleiden van gecoördineerde actie en aanwijzen van de coördinator

1. Wanneer een bevoegde instantie een redelijk vermoeden heeft dat er een wijdverspreide inbreuk plaatsvindt, stelt zij de bevoegde instanties van de andere lidstaten die de wijdverspreide inbreuk betreft en de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Commissie een redelijk vermoeden heeft dat er een wijdverspreide inbreuk plaatsvindt, stelt zij de bevoegde instanties die de wijdverspreide inbreuk betreft daarvan in kennis.

3. Na de ontvangst van de in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgevingen, wijzen de bevoegde instanties die de wijdverspreide inbreuk betreft, handelend bij consensus, de bevoegde instantie aan die de actie coördineert.

4. De betrokken bevoegde instanties kunnen de Commissie verzoeken de coördinerende rol op zich te nemen. De Commissie stelt de bevoegde instanties onverwijld ervan in kennis of zij de coördinerende rol aanvaardt.

5. Wanneer de Commissie de bevoegde instantie krachtens lid 2 in kennis stelt, kan zij voorstellen de coördinerende rol op zich te nemen. De betrokken bevoegde instanties delen de Commissie onverwijld mee of zij aanvaarden dat de Commissie de actie coördineert.

6. Wanneer de Commissie weigert de coördinerende rol op zich te nemen of wanneer de betrokken bevoegde instanties niet aanvaarden dat de Commissie de actie coördineert, wijzen de betrokken bevoegde instanties een bevoegde instantie aan die de actie coördineert. Wanneer de bevoegde instanties geen overeenstemming bereiken, coördineert de bevoegde instantie die als eerste de vermeende inbreuk aan de andere bevoegde instanties heeft gemeld de actie.

Artikel 17

Onderzoeksmaatregelen bij gecoördineerde acties

1. De betrokken bevoegde instanties waarborgen dat de benodigde bewijsstukken, gegevens en informatie doelmatig en doeltreffend worden verzameld. De betrokken bevoegde instanties waarborgen dat de onderzoeken en inspecties gelijktijdig worden uitgevoerd en dat de tijdelijke maatregelen gelijktijdig worden toegepast.

2. De betrokken bevoegde instanties kunnen het mechanisme voor wederzijdse bijstand gebruiken overeenkomstig hoofdstuk III, met name voor het verzamelen van bewijsmateriaal en informatie uit andere lidstaten dan de lidstaten die betrokken zijn bij de gecoördineerde actie of om te verzekeren dat de betrokken handelaar handhavingsmaatregelen niet omzeilt.

3. De betrokken bevoegde instanties kunnen, in voorkomend geval, de resultaten van het onderzoek en de beoordeling van de wijdverspreide inbreuk vastleggen in een gemeenschappelijk standpunt dat zij onderling zijn overeengekomen.

4. In voorkomend geval en zonder afbreuk te doen aan de voorschriften op het gebied van het beroeps- en handelsgeheim als neergelegd in artikel 41, kunnen de betrokken bevoegde instanties besluiten het gemeenschappelijke standpunt of delen daarvan bekend te maken op hun websites en op de website van de Commissie en verzoeken om de mening van andere betrokken partijen.

Artikel 18

Handhavingsmaatregelen bij gecoördineerde acties

1. De betrokken bevoegde instanties kunnen de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk uitnodigen toezeggingen voor te stellen om de inbreuk te beëindigen en, in voorkomend geval, consumenten te compenseren of andere maatregelen te nemen die de compensatie van consumenten die schade hebben geleden faciliteert. De handelaar kan ook, op eigen initiatief, toezeggingen voorstellen om de inbreuk te beëindigen en consumenten te compenseren.

2. Indien de handelaar toezeggingen voorstelt, kunnen de betrokken bevoegde instanties, in voorkomend geval, de voorgestelde toezeggingen bekendmaken op hun websites of, naargelang het geval, op de website van de Commissie, teneinde de mening te vragen van andere betrokken partijen en te verifiëren of de toezeggingen voldoende zijn om de inbreuk te beëindigen en consumenten te compenseren.

3. De betrokken bevoegde instanties kunnen één bevoegde instantie aanwijzen om handhavingsmaatregelen te nemen namens de andere bevoegde instanties om de beëindiging of het verbod van de wijdverspreide inbreuk te bewerkstelligen, de compensatie van consumenten te waarborgen of sancties op te leggen. Bij het aanwijzen van een bevoegde instantie om handhavingsmaatregelen te nemen, houden de bevoegde instanties rekening met de locatie van de desbetreffende handelaar. Zodra de bevoegde instantie door de andere betrokken bevoegde instanties is aangewezen om handhavingsmaatregelen te nemen, is zij bevoegd om te handelen namens de consumenten van elke betrokken lidstaat alsof het haar eigen consumenten waren.

4. De bevoegde instanties kunnen besluiten gelijktijdig handhavingsmaatregelen te nemen in alle of sommige lidstaten die betrokken zijn bij de wijdverspreide inbreuk. In dat geval waarborgen de bevoegde instanties dat deze handhavingsmaatregelen gelijktijdig worden gestart in alle betrokken lidstaten.

5. Een aangewezen orgaan kan alleen worden opgedragen handhavingsmaatregelen te nemen op grond van de leden 1 tot en met 4 als de betrokken bevoegde instanties toestemming verlenen voor een dergelijke opdracht en indien deze opdracht niet leidt tot de bekendmaking van informatie waarop de voorschriften inzake het beroeps- en handelsgeheim als neergelegd in artikel 41 bedoelde van toepassing zijn.

Artikel 19

Afsluiting van gecoördineerde acties

De coördinerende instantie informeert de Commissie en de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten onverwijld wanneer de wijdverspreide inbreuk is beëindigd of is verboden.

Artikel 20

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd van de procedures voor gemeenschappelijke acties inzake wijdverspreide inbreuken, met name de standaardformulieren voor kennisgevingen en andere uitwisselingen tussen bevoegde instanties en de Commissie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel II

Wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie

Artikel 21

Gemeenschappelijke acties tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie

1. Wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat een wijdverspreide inbreuk consumenten schade heeft toegebracht, schade toebrengt of waarschijnlijk schade zal toebrengen in ten minste driekwart van de lidstaten waar samen ten minste driekwart van de bevolking van de Unie woont (hierna "wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie" genoemd), start de Commissie een gemeenschappelijke actie. Voor dit doeleinde kan de Commissie de benodigde informatie of documenten opvragen bij de bevoegde instanties.

2. Het besluit om de gemeenschappelijke actie te starten wordt bekendgemaakt aan de verbindingsbureaus van de lidstaten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke actie.

3. Een bevoegde instantie kan weigeren deel te nemen aan de gemeenschappelijke actie vanwege een van de volgende redenen:

(l)met betrekking tot dezelfde inbreuk is tegen dezelfde handelaar in die lidstaat al een gerechtelijk onderzoek ingesteld;

(m)met betrekking tot dezelfde inbreuk is tegen dezelfde handelaar in die lidstaat al een definitieve rechterlijke uitspraak of een definitief administratief besluit vastgesteld.

4. Na de kennisgeving van het besluit om een gemeenschappelijke actie te starten op grond van lid 2, informeert een bevoegde instantie die besluit geen deel te nemen aan de gemeenschappelijke actie onverwijld de Commissie en de andere betrokken bevoegde instanties over haar besluit, vermeld zij hier de redenen voor overeenkomstig lid 3 en verstrekt zij de benodigde ondersteunende documenten.

5. De Commissie coördineert de gemeenschappelijke actie.

Artikel 22

Onderzoeksmaatregelen

1. De betrokken bevoegde instanties voeren, onder coördinatie van de Commissie, gelijktijdige onderzoeken uit om vast te stellen of er sprake is van een wijdverbreide inbreuk met een Unie-dimensie.

2. De betrokken bevoegde autoriteiten kunnen gebruikmaken van het mechanisme voor wederzijdse bijstand krachtens hoofdstuk III, in het bijzonder voor het verzamelen van bewijsstukken en informatie van andere lidstaten dan de lidstaten die betrokken zijn bij de gemeenschappelijke actie of om te verzekeren dat de desbetreffende handelaar handhavingsmaatregelen niet omzeilt.

Artikel 23

Gemeenschappelijk standpunt

1. De resultaten van het onderzoek en de beoordeling van de wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie worden vastgelegd in een gemeenschappelijk standpunt dat de betrokken bevoegde instanties onderling zijn overeengekomen.

2. Wanneer het onwaarschijnlijk is dat de inbreuk zal worden beëindigd als gevolg van toezeggingen van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk, kunnen de bevoegde instanties handhavingsmaatregelen nemen op grond van artikel 25 zonder een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen en de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk uit te nodigen toezeggingen voor te stellen.

3. In voorkomend geval en zonder afbreuk te doen aan de voorschriften op het gebied van beroeps- en handelsgeheim als neergelegd in artikel 41, kunnen de bevoegde instanties besluiten het gemeenschappelijke standpunt of delen daarvan bekend te maken op hun websites en op de website van de Commissie of, naar gelang het geval, om de mening van andere betrokken partijen verzoeken.

Artikel 24

Toezeggingen

1. De betrokken bevoegde instanties kunnen, onder coördinatie van de Commissie, de handelaar die verantwoordelijk is voor de wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie uitnodigen toezeggingen voor te stellen om de inbreuk te beëindigen en consumenten die schade hebben geleden als gevolg van de inbreuk te compenseren. De handelaar kan ook, op eigen initiatief, toezeggingen voorstellen om de inbreuk te beëindigen en consumenten te compenseren.

2. Indien de handelaar toezeggingen voorstelt, kunnen de betrokken bevoegde instanties, in voorkomend geval, de voorgestelde toezeggingen bekendmaken op hun websites en op de website van de Commissie om de mening te vragen van andere betrokken partijen en om te verifiëren of deze toezeggingen voldoende zijn om de inbreuk te beëindigen en consumenten te compenseren.

3. De betrokken bevoegde instanties beoordelen de voorgestelde toezeggingen en delen de resultaten van de beoordeling in een gemeenschappelijk standpunt mee aan de handelaar. Indien de toezeggingen voldoende zijn om de inbreuk te beëindigen en, in voorkomend geval, consumenten te compenseren, aanvaarden de bevoegde instanties deze en stellen zij een uiterste termijn vast waarbinnen de toezeggingen moeten zijn nagekomen.

4. De betrokken bevoegde instanties houden toezicht op de nakoming van de toezeggingen. Ze waarborgen in het bijzonder dat de desbetreffende handelaar regelmatig verslag uitbrengt aan de Commissie over de voortgang van de nakoming van de toezeggingen. De bevoegde instanties kunnen, in voorkomend geval, verzoeken om het standpunt van consumentenorganisaties, andere betrokken partijen en deskundigen om te verifiëren of de door de handelaar genomen stappen overeenstemmen met de toezeggingen.

Artikel 25

Handhavingsmaatregelen

1. De betrokken bevoegde instanties komen overeen welke bevoegde instantie of, indien nodig, bevoegde instanties handhavingsmaatregelen nemen tegen de handelaar namens de andere bevoegde instanties indien sprake is van een van de volgende omstandigheden:

a)    het is onwaarschijnlijk dat de inbreuk zal worden beëindigd als gevolg van toezeggingen van de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk;

b)    de handelaar stelt geen toezeggingen voor;

c)    De handelaar stelt toezeggingen voor die onvoldoende zijn om de inbreuk te beëindigen en consumenten te compenseren;

d)    de handelaar komt de toezeggingen niet na binnen de in lid 3 vastgestelde uiterste termijn.

2. Zodra een bevoegde instantie door de andere betrokken bevoegde instanties is aangewezen om handhavingsmaatregelen te nemen, is zij bevoegd om te handelen namens de consumenten van elke lidstaat alsof het haar eigen consumenten waren. Bij het aanwijzen van een bevoegde instantie om handhavingsmaatregelen te nemen, houden de bevoegde instanties rekening met de locatie van de desbetreffende handelaar.

3. Indien de bevoegde instanties niet handelen in overeenstemming met lid 2, nemen zij gelijktijdig handhavingsmaatregelen in meerdere of alle lidstaten die betrokken zijn bij de wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie. De bevoegde instanties waarborgen dat deze handhavingsmaatregelen in alle betrokken lidstaten gelijktijdig worden gestart.

4. Een aangewezen orgaan kan alleen worden opgedragen handhavingsmaatregelen te nemen op grond van de leden 1 tot en met 3 van dit artikel als de bevoegde instanties van de lidstaten waarop dergelijke maatregelen betrekking hebben toestemming verlenen en indien deze opdracht niet leidt tot de bekendmaking van informatie waarop de voorschriften inzake het beroeps- en handelsgeheim zoals neergelegd in artikel 41 van toepassing zijn.

Artikel 26

Afsluiting van gemeenschappelijke acties tegen wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie

1. De Commissie besluit om de gemeenschappelijke actie af te sluiten wanneer een van de volgende situaties van toepassing is:

a) er wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de gemeenschappelijke actie overeenkomstig artikel 21, lid 1;

b) de betrokken bevoegde instanties concluderen dat er geen sprake is van een wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie;

c) de betrokken bevoegde instanties concluderen dat na de nakoming van de toezeggingen door de handelaar de inbreuk is beëindigd en dat, in voorkomend geval, de consumenten zijn gecompenseerd;

d) de betrokken bevoegde instanties concluderen dat na de handhavingsmaatregelen krachtens artikel 25 de inbreuk is beëindigd of is verboden en dat, in voorkomend geval, de consumenten zijn gecompenseerd.

2. De Commissie stelt het verbindingsbureau van de betrokken lidstaten in kennis van het besluit om de gemeenschappelijke actie af te sluiten.

Artikel 27

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd van de procedures voor gemeenschappelijke acties inzake wijdverspreide inbreuken met een Unie-dimensie, met name de standaardformulieren voor kennisgevingen en andere uitwisselingen tussen bevoegde instanties en de Commissie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel III

Algemene bepalingen die van toepassing zijn op gecoördineerde acties en gemeenschappelijke acties op grond van dit hoofdstuk

Artikel 28

Procedure voor besluitvorming tussen de lidstaten onderling

De betrokken bevoegde instanties handelen in aangelegenheden in het kader van dit hoofdstuk bij consensus.

Artikel 29

Rol van de coördinator

1. De in overeenstemming met artikel 16, artikel 21 of artikel 32 aangewezen coördinator dient in het bijzonder voor het volgende te zorgen:

(n)verzekeren dat alle betrokken bevoegde instanties en de Commissie naar behoren en tijdig worden geïnformeerd over de voortgang van de handhavingsactie, de verwachte volgende stappen en de vast te stellen maatregelen;

(o)coördineren van de onderzoeken, inspecties en vaststelling van tijdelijke maatregelen waartoe is besloten door de betrokken bevoegde instanties in overeenstemming met de delen I en II en toezicht houden op de onderzoeken, inspecties en tijdelijke maatregelen, evenals andere maatregelen, uit hoofde van artikel 8;

(p)coördineren van de voorbereiding en verspreiden van alle benodigde documenten onder de betrokken bevoegde instanties en de Commissie;

(q)onderhouden van contact met de handelaren en andere partijen die zijn betrokken bij de toezichts-, onderzoeks- en handhavingsmaatregelen, tenzij anders is overeengekomen door de betrokken bevoegde instanties en de Commissie;

(r)coördineren van de beoordeling, de raadplegingen en het toezicht door de betrokken bevoegde instanties, evenals van de andere stappen die nodig zijn om de door de desbetreffende handelaren voorgestelde toezeggingen te verwerken en ten uitvoer te leggen;

(s)coördineren van andere handhavingsmaatregelen die zijn vastgesteld door de betrokken bevoegde instanties, waaronder verzoeken aan de rechtbank om de nodige bevelen en besluiten, het opleggen van sancties en het vaststellen van maatregelen om de compensatie van consumenten te verzekeren;

(t)coördineren van verzoeken om wederzijdse bijstand die zijn ingediend door de betrokken bevoegde instanties uit hoofde van hoofdstuk III.

2. De coördinator is niet verantwoordelijk voor de handelingen of omissies van de betrokken bevoegde instanties wanneer zij gebruikmaken van de in artikel 8 vermelde bevoegdheden.

Artikel 30

Samenwerkingsverplichting en taalregelingen

1. De bevoegde instanties coördineren hun markttoezichtactiviteiten en hun onderzoeks- en handhavingsmaatregelen voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken uit hoofde van de delen I en II. Zij wisselen alle benodigde informatie uit en verlenen elkaar en de Commissie onverwijld alle andere benodigde bijstand.

2. De bevoegde instanties stellen toereikende middelen te beschikking voor de uitvoering van gecoördineerde onderzoeks- en handhavingsacties. De bevoegde instanties kunnen ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd, uitnodigen deel te nemen aan de gecoördineerde onderzoeken, handhavingsacties en andere maatregelen uit hoofde van dit hoofdstuk.

3. Door de betrokken bevoegde instanties en de Commissie wordt in onderling overleg vastgesteld welke talen zij gebruiken voor kennisgevingen en voor alle communicatie in verband met gecoördineerde acties, gemeenschappelijke acties en gecoördineerde onderzoeken van consumentenmarkten uit hoofde van dit hoofdstuk.

4. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, worden kennisgevingen en andere communicatie toegezonden in de officiële taal van de lidstaat die de kennisgeving doet of de andere communicatie verzendt. In dat geval zorgt elke betrokken bevoegde instantie voor de benodigde vertalingen van de kennisgevingen, mededelingen en andere documenten die zij van andere bevoegde instanties ontvangt.

5. Indien de gecoördineerde of gemeenschappelijke acties uit hoofde van de delen I en II betrekking hebben op wijdverspreide inbreuken op de volgende wetgeving van de Unie, nodigt de coördinator de Europese Bankautoriteit uit om een waarnemende rol te vervullen:

(u)Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen;

(v)Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties.

Artikel 31

Gemeenschappelijk standpunt en het horen van handelaren

1. Het in de artikelen 17 en 23 bedoelde gemeenschappelijke standpunt wordt meegedeeld aan de handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk. De handelaar die verantwoordelijk is voor de inbreuk wordt de gelegenheid geboden om te worden gehoord over zaken die onderdeel uitmaken van het gemeenschappelijke standpunt.

2. De handelaar heeft het recht om te communiceren in de officiële taal van de lidstaat waar hij is gevestigd of verblijft. De handelaar kan afstand doen van dat recht of verzoeken een andere officiële taal van de Unie te gebruiken voor de communicatie met de bevoegde instanties.

3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd van de uitoefening van de rechten van verdediging van de handelaar bij gecoördineerde en gemeenschappelijke acties. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 32

Gecoördineerde onderzoeken van consumentenmarkten

1. Indien markttendensen, consumentenklachten of andere indicaties erop duiden dat er wijdverspreide inbreuken kunnen hebben plaatsgevonden, plaatsvinden of kunnen plaatsvinden, kunnen de betrokken bevoegde instanties besluiten een gecoördineerd onderzoek van de consumentenmarkten (hierna "sweep" genoemd) uit te voeren. Een dergelijk gecoördineerd onderzoek wordt gecoördineerd door de Commissie.

2. Bij de uitvoering van gecoördineerde onderzoeken maken de betrokken bevoegde instanties op doeltreffende wijze gebruik van de in artikel 8 vermelde bevoegdheden en van andere bevoegdheden die hun uit hoofde van het nationale recht zijn verleend.

3. De bevoegde autoriteiten kunnen ambtenaren van de Commissie en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd, uitnodigen om deel te nemen aan sweeps.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details zijn vastgelegd van de procedures voor sweeps. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

TOEZICHTMECHANISME VOOR SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CONSUMENTENBESCHERMING

Artikel 33

Toezichtmechanisme

1. De Commissie onderhoudt een toezichtmechanisme voor de uitwisseling van informatie in verband met inbreuken of vermeende inbreuken.

2. Het toezichtmechanisme bestaat uit het waarschuwingsmechanisme uit hoofde van artikel 34 en de uitwisseling van andere informatie die relevant is voor de opsporing van inbreuken of vermeende inbreuken uit hoofde van artikel 36.

3. Het toezichtmechanisme wordt uitgevoerd door middel van de in artikel 43 bedoelde databank.

Artikel 34

Waarschuwingsmechanisme

1. Een bevoegde instantie stelt de Commissie en andere bevoegde instanties onverwijld in kennis van elk redelijk vermoeden dat er een inbreuk plaatsvindt op haar grondgebied die de belangen van consumenten in andere lidstaten kan schaden (hierna "waarschuwing" genoemd), met behulp van het standaardformulier via de in artikel 43 bedoelde databank.

2. De Commissie stelt onverwijld de betrokken bevoegde instanties in kennis van elk redelijk vermoeden dat er een inbreuk heeft plaatsgevonden op het grondgebied van de Unie (hierna "waarschuwing" genoemd) via de in artikel 43 bedoelde databank.

3. De bevoegde instantie of de Commissie vermeldt in een waarschuwing, indien beschikbaar, in het bijzonder de volgende informatie over de vermeende inbreuk:

a) een beschrijving van de handeling of omissie waarin de inbreuk bestaat;

b) het product of de dienst waarop de inbreuk betrekking heeft;

c) de lidstaten die de inbreuk betreft of mogelijk betreft;

d) de handelaar die verantwoordelijk is of waarvan vermoed wordt dat hij verantwoordelijk is voor de inbreuk;

e) de rechtsgrondslag voor mogelijke acties onder verwijzing naar het nationale recht en de relevante bepalingen van de handelingen van de Unie die zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening;

f) de aard van de gerechtelijke procedure, handhavingsmaatregelen of andere maatregelen die met betrekking tot de inbreuk zijn genomen evenals de data en duur daarvan;

g) de status van de gerechtelijke procedure, handhavingsmaatregelen of andere maatregelen die met betrekking tot de inbreuk zijn genomen;

h) de bevoegde instantie die de gerechtelijke procedure voert en andere maatregelen uitvoert;

i) of de waarschuwing is bedoeld "ter informatie" of "voor actie".

4. Bij een waarschuwing "voor actie" kan de bevoegde instantie of de Commissie andere bevoegde instanties en de Commissie verzoeken te verifiëren of er soortgelijke vermeende inbreuken plaatsvinden op het grondgebied van andere lidstaten dan wel of er al handhavingsmaatregelen zijn genomen tegen dergelijke inbreuken in andere lidstaten.

5. Om de vermeende inbreuken op doeltreffende wijze aan te pakken, nemen de betrokken bevoegde instanties, afhankelijk van de reacties op de waarschuwing, de nodige maatregelen zoals uiteengezet in de hoofdstukken III en IV.

6. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast waarin de details worden vastgelegd van de werking van het waarschuwingsmechanisme, waaronder in het bijzonder specifieke standaardformulieren voor waarschuwingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 35

Deelname van andere entiteiten aan het waarschuwingsmechanisme

1. Aangewezen organen en Europese consumentencentra nemen deel aan het in artikel 34 vermelde waarschuwingsmechanisme. De lidstaten wijzen consumentenorganisaties en -verenigingen en andere entiteiten, zoals handelsverenigingen, met passende kennis en rechtmatige belangen bij consumentenbescherming, aan die deelnemen aan het waarschuwingsmechanisme. De lidstaten delen de Commissie onverwijld mee welke entiteiten zij hebben aangewezen.

2. De Commissie kan andere entiteiten die de belangen van consumenten en bedrijven op het niveau van de Unie vertegenwoordigen aanwijzen om deel te nemen aan het waarschuwingsmechanisme.

3. De in de leden 1 en 2 beschreven entiteiten hebben het recht om de bevoegde instanties van de betrokken lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van vermeende inbreuken en de in artikel 34, lid 3, vermelde informatie te verstrekken met behulp van het standaardformulier voor externe kennisgevingen dat is opgenomen in de in artikel 43 bedoelde databank (hierna "externe waarschuwing" genoemd).

4. Externe waarschuwingen zijn uitsluitend "ter informatie". De bevoegde instanties zijn niet verplicht een procedure te starten of andere actie te ondernemen in reactie op de waarschuwingen en informatie die door deze entiteiten worden verstrekt. Entiteiten die een externe waarschuwing geven, zorgen ervoor dat de verstrekt informatie correct, actueel en nauwkeurig is en corrigeren de ingevoerde informatie onverwijld of trekken deze in, afhankelijk van het geval. Voor dat doeleinde hebben zij toegang tot de informatie die zij hebben verstrekt, onder voorbehoud van de in de artikelen 41 en 43 bedoelde beperkingen.

5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd van de aanwijzing en deelname van andere entiteiten aan het waarschuwingsmechanisme. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 36

Uitwisseling van andere informatie die relevant is voor de opsporing van inbreuken

1. Via de in artikel 43 bedoelde databank stellen de bevoegde instanties de Commissie en andere bevoegde instanties onverwijld in kennis van alle maatregelen die zij hebben genomen om een inbreuk op de wetgeving ter bescherming van de belangen van consumenten op hun grondgebied aan te pakken als zij vermoeden dat de inbreuk de belangen van consumenten in andere lidstaten kan schaden, en met name van:

(w)kennisgevingen, bevelen, besluiten of soortgelijke maatregelen van een bevoegde instantie of een andere instantie die verband houden met het inleiden van een nationale procedure met betrekking tot een inbreuk of een vermeende inbreuk;

(x)besluiten van een rechtbank of andere gerechtelijke instantie, gerechtelijke bevelen of verboden of andere soortgelijke maatregelen die betrekking hebben op een inbreuk of vermeende inbreuk;

(y)andere informatie, besluiten, bevelen of handelingen van andere nationale instanties of aangewezen organen, naargelang het geval, die betrekking kunnen hebben op een inbreuk of vermeende inbreuk.

2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de details worden vastgelegd van de uitwisseling van andere informatie die relevant is voor de opsporing van inbreuken uit hoofde van deze verordening. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK VI

ANDERE ACTIVITEITEN DIE DE HELE UNIE BETREFFEN

Artikel 37

Coördinatie van andere activiteiten die bijdragen aan toezicht en handhaving

1. De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van hun activiteiten op de volgende gebieden:

a) de opleiding van hun bij de handhaving van consumentenbescherming betrokken ambtenaren, met inbegrip van talenopleiding, en de organisatie van opleidingsseminars;

b) het verzamelen, classificeren en uitwisselen van gegevens over consumentenklachten;

c) de ontwikkeling van sectorspecifieke netwerken van bevoegde ambtenaren;

d) de ontwikkeling van informatie- en communicatiemiddelen;

e) de ontwikkeling van normen, methodologieën en richtsnoeren voor bij de handhaving van de consumentenbelangen betrokken ambtenaren;

f) de uitwisseling van hun ambtenaren, met inbegrip van de mogelijkheid om activiteiten uit te voeren uit hoofde van de hoofdstukken III en IV.

2. De in lid 1 vermelde activiteiten worden door de lidstaten gecoördineerd en gezamenlijk georganiseerd.

3. De Commissie en de lidstaten delen regelmatig informatie en gegevens met betrekking tot consumentenklachten. Voor dat doeleinde wordt door de Commissie in samenwerking met de lidstaten een geharmoniseerde methodologie voor de classificering van en verslaglegging over consumentenklachtenontwikkeld en bijgehouden.

4. De Commissie kan de nodige uitvoeringshandelingen vaststellen voor de ontwikkeling van het kader voor samenwerking uit hoofde van de leden 1 en 2. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 38

Uitwisseling van ambtenaren tussen bevoegde instanties

1. De bevoegde instanties mogen deelnemen aan programma's voor de uitwisseling van bevoegde ambtenaren uit andere lidstaten om de samenwerking te verbeteren. De bevoegde instanties treffen de nodige maatregelen opdat bevoegde ambtenaren uit andere lidstaten een doeltreffende rol kunnen spelen bij de activiteiten van de bevoegde instantie. Daartoe worden deze ambtenaren gemachtigd de taken uit te voeren die hun door de bevoegde instantie van ontvangst overeenkomstig het recht van haar lidstaat worden toevertrouwd.

2. Tijdens de uitwisseling is de civiel- en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bevoegde ambtenaar aan dezelfde regels onderworpen als die van de ambtenaren van de bevoegde instantie van ontvangst. De bevoegde ambtenaren uit andere lidstaten nemen beroepsnormen in acht en zijn onderworpen aan de toepasselijke interne gedragscode van de bevoegde instantie van ontvangst. Deze gedragscode waarborgt in het bijzonder de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, eerlijke procedures en de passende inachtneming van de voorschriften met betrekking tot vertrouwelijkheid en het beroeps- en handelsgeheim zoals neergelegd in artikel 41.

Artikel 39

Uitwisseling van informatie op het gebied van consumentenbeleid

1. De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van hun activiteiten op het gebied van de bescherming van de belangen van consumenten, zoals:

a) consumentenvoorlichting en -advisering;

b) de ondersteuning van de activiteiten van consumentenvertegenwoordigers;

c) de ondersteuning van de activiteiten van met de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen belaste organen;

d) de ondersteuning van de toegang van de consument tot de rechter;

e) het verzamelen van statistieken, onderzoeksresultaten of andere gegevens over consumentengedrag en -attitudes.

2. De lidstaten kunnen, in samenwerking met de Commissie, gemeenschappelijke activiteiten uitvoeren op de in lid 1 bedoelde gebieden. De lidstaten ontwikkelen, in samenwerking met de Commissie, een gemeenschappelijk kader voor de in lid 1, onder e), genoemde activiteiten.

3. De Commissie kan de nodige uitvoeringshandelingen vaststellen voor de ontwikkeling van het in lid 1 bedoelde kader voor de uitwisseling van informatie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 40

Internationale samenwerking

1. De Unie werkt op de door deze verordening bestreken gebieden samen met derde landen en met de bevoegde internationale organisaties om de economische belangen van de consument te beschermen. De regelingen voor de samenwerking, met inbegrip van de instelling van regelingen voor wederzijdse bijstand, de uitwisseling van vertrouwelijke informatie en de programma's voor de uitwisseling van personeel, kunnen afhankelijk zijn van overeenkomsten tussen de Unie en de betrokken derde landen.

2. Op overeenkomsten die worden gesloten tussen de Unie en derde landen met betrekking tot samenwerking en wederzijdse bijstand ter bescherming en bevordering van de belangen van consumenten zijn bepalingen inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens van toepassing die equivalent zijn aan de in artikel 41 vermelde voorschriften.

3. Wanneer een bevoegde instantie informatie ontvangt van een instantie van een derde land, verstrekt deze bevoegde instantie de informatie aan de betrokken bevoegde instanties van de andere lidstaten, voor zover dit krachtens de bilaterale bijstandsovereenkomsten met het derde land toegestaan is en in overeenstemming is met de wetgeving van de Unie inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

4. Een bevoegde instantie kan de in het kader van deze verordening verstrekte informatie ook aan een instantie van een derde land verstrekken uit hoofde van een bilaterale bijstandsovereenkomst met dat derde land, mits de bevoegde instantie die de informatie aanvankelijk heeft verstrekt daarmee instemt en dit in overeenstemming is met de wetgeving van de Unie inzake de bescherming van personen voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens.

HOOFDSTUK VII

BEROEPSGEHEIM EN ANDERE REGELINGEN

Artikel 41

Gebruik van informatie en beroeps- en handelsgeheim

1. Informatie die is verzameld krachtens artikel 8 en die wordt meegedeeld aan de bevoegde instanties en de Commissie wordt uitsluitend gebruikt voor het verzekeren van de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument.

2. De informatie die in ongeacht welke vorm wordt verstrekt aan personen die werken voor bevoegde instanties, rechtbanken of andere overheidsinstanties en de Commissie, met inbegrip van informatie die aan de Commissie is toegezonden en in de in artikel 43 bedoelde databank is opgeslagen, is vertrouwelijk en valt onder de verplichtingen uit hoofde van het beroepsgeheim in gevallen waarin de openbaarmaking afbreuk zou doen aan:

(``)de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de wetgeving van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens;

(aa)de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van intellectuele eigendom;

(bb)gerechtelijke procedures en juridisch advies; of

(cc)het doel van inspecties en onderzoeken.

3. Niettegenstaande het bepaalde in lid 2 kunnen de bevoegde instanties de informatie gebruiken en openbaar maken die nodig is om:

(dd)inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken aan te tonen;

(ee)de beëindiging of het verbod van inbreuken binnen de Unie of wijdverspreide inbreuken te bewerkstelligen.

Artikel 42

Gebruik van bewijsmateriaal en onderzoeksbevindingen

1. De bevoegde instanties mogen alle informatie, documenten, bevindingen, verklaringen, gewaarmerkte kopieën of inlichtingen die zijn meegedeeld, gebruiken als bewijsmateriaal, ongeacht het formaat en het medium waarop ze zijn opgeslagen.

2. Door een bevoegde instantie in een lidstaat in overeenstemming met artikel 8 verkregen bewijsmateriaal, documenten, informatie, toelichtingen en onderzoeksbevinding, mogen zonder nadere formele vereisten door bevoegde instanties in andere lidstaten worden gebruikt voor de inleiding van procedures uit hoofde van deze verordening.

Artikel 43

Databank en systeem voor de uitwisseling van informatie over inbreuken

1. Door de Commissie wordt de benodigde elektronische databank opgericht en bijgehouden, waarin zij de informatie opslaat en verwerkt die is ontvangen ter ondersteuning van verzoeken om wederzijdse bijstand krachtens hoofdstuk III, maatregelen krachtens hoofdstuk IV en het toezichtmechanisme krachtens hoofdstuk V. De databank wordt voor raadpleging ter beschikking gesteld aan de bevoegde instanties en aan de Commissie.

2. Informatie die door andere instanties, entiteiten en aangewezen organen is verstrekt, wordt in de elektronische databank opgeslagen en verwerkt, maar deze instanties, entiteiten en aangewezen organen hebben geen toegang tot deze databank.

3. De opgeslagen gegevens die verband houden met een inbreuk worden vijf jaar na de beëindiging van de inbreuk verwijderd. De periode van vijf jaar vangt aan op de datum waarop:

(ff)een aangezochte instantie de Commissie uit hoofde van artikel 12, lid 3, ervan in kennis stelt dat een inbreuk binnen de Unie is beëindigd;

(gg)de coördinerende instantie de Commissie uit hoofde van artikel 19 ervan in kennis stelt dat de wijdverspreide inbreuk is beëindigd of verboden;

(hh)de Commissie uit hoofde van artikel 26 besluit dat de gemeenschappelijke actie met betrekking tot een wijdverspreide inbreuk met een Unie-dimensie is afgesloten, met dien verstande dat de toezeggingen van de handelaar worden opgeslagen gedurende een periode van tien jaar om de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument te verzekeren;

(ii)de informatie is ingevoerd in de databank, in alle overige gevallen.

4. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast die nodig zijn voor de oprichting van de databank. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 44

Afstand van de vergoeding van kosten

De lidstaten zien af van alle aanspraken op de vergoeding van onkosten die zij maken voor de toepassing van deze verordening. De lidstaat van de verzoekende instantie blijft echter aansprakelijk ten aanzien van de lidstaat van de aangezochte instantie voor alle kosten die zijn gemaakt en schade die is geleden als gevolg van maatregelen die door een rechtbank zijn afgewezen en ongegrond verklaard voor zover het de inhoud van de desbetreffende inbreuk betreft.

Artikel 45

Nationale handhavingsplannen en prioritering

1. Vanaf xx xx 20xx [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dient elke lidstaat bij de Commissie elke twee jaar een tweejaarlijks handhavingsplan in, met gebruikmaking van een speciaal online standaardformulier dat door de Commissie wordt verstrekt. De handhavingsplannen bevatten in het bijzonder:

(jj)informatie over markttendensen die de belangen van consumenten in hun lidstaat kunnen schaden, zodat kwesties worden benadrukt die waarschijnlijk ook in andere lidstaten spelen;

(kk)in voorkomend geval, een samenvatting van de tenuitvoerlegging van het voorgaande tweejaarlijkse handhavingsplan, met inbegrip van een overzicht van de acties uit hoofde van deze verordening, ontvangen consumenten- en andere klachten, toezichts- en handhavingsactiviteiten en belangrijke gerechtelijke procedures, uitspraken en andere bevelen of maatregelen, en de redenen waarom het voorgaande tweejaarlijkse plan eventueel niet volledig is uitgevoerd;

(ll)informatie over de organisatie, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties evenals eventuele wijzigingen of geplande wijzigingen daarvan;

(mm)de prioriteitsgebieden voor de handhaving van wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument voor de komende twee jaar in de lidstaat;

(nn)de voorgestelde prioriteitsgebieden voor de handhaving van wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument in de gehele Unie;

(oo)een overzicht van de beschikbare en toegezegde middelen voor de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument in de lidstaat voor de komende twee jaar;

(pp)een verklaring betreffende de toegezegde middelen voor de uitvoering van deze verordening voor de komende twee jaar.

2. In geval van een aanzienlijke wijziging van de omstandigheden of marktomstandigheden tijdens de twee jaar na de indiening van het laatste handhavingsplan, kunnen de lidstaten een herzien handhavingsplan indienen.

Artikel 46

Toezicht op en uitvoering van nationale handhavingsplannen

1. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de nationale handhavingsplannen. De Commissie kan advies verstrekken over de uitvoering van nationale handhavingsplannen, benchmarks vaststellen met betrekking tot de benodigde middelen voor de uitvoering van deze verordening en beste praktijken bevorderen.

2. De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de online standaardformulieren en de details van de in artikel 45 bedoelde nationale handhavingsplannen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 47

Beginselen voor het opleggen van sancties voor inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken

1. Bij het opleggen van sancties in het kader van inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken, houden de bevoegde instanties onder andere rekening met het volgende:

(qq)de territoriale omvang van de inbreuk;

(rr)de totale schade of waarschijnlijke schade die wordt toegebracht aan consumenten in andere lidstaten;

(ss)de herhaling van de inbreuk in dezelfde lidstaat of in de Unie.

2. De Commissie kan aanbevelingen verstrekken over de sancties voor inbreuken binnen de Unie en wijdverspreide inbreuken en over de coördinatie daarvan uit hoofde van hoofdstuk IV.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 48

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 49

Kennisgevingen

De lidstaten delen de Commissie onverwijld de tekst mee van alle bepalingen van nationaal recht die zij vaststellen, alsmede van de niet ter afhandeling van individuele zaken gesloten overeenkomsten, met betrekking tot in deze verordening geregelde aangelegenheden.

Artikel 50

Evaluatie

Uiterlijk op xx xx 20xx [niet later dan zeven jaar nadat deze verordening van toepassing wordt] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening.

Het verslag bevat een evaluatie van de toepassing van de verordening, inclusief een beoordeling van de doeltreffendheid van de handhaving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van de consument op grond van deze verordening en een onderzoek van, onder andere, de manier waarop de naleving van de wetgeving ter bescherming van de belangen van consumenten door handelaren zich heeft ontwikkeld op de belangrijkste consumentenmarkten waar sprake is van grensoverschrijdende handel.

Artikel 51

Wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 worden de volgende punten toegevoegd:

"18. Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

19. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt: artikel 20 (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

20. Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).

21. Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).

22. Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap: artikelen 22, 23 en 24 (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

23. Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen: artikelen 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 22, 23, hoofdstuk 10 en bijlagen I en II (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).

24. Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties: artikelen 4 tot en met 18 en artikel 20, lid 2 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214)."

Artikel 52

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt ingetrokken met ingang van [datum van toepassing van deze verordening].

Artikel 53

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. 

Deze verordening is van toepassing met ingang van [één jaar na de datum van haar inwerkingtreding]. 

Artikel 51 is evenwel van toepassing met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad ter vervanging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming ("verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming")

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 72  

Titel 33 – Justitie en consumenten - Hoofdstuk 33 04: Consumentenprogramma

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 73  

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Strategie voor de digitale eengemaakte markt

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr.

De ontwikkeling van modernere, efficiëntere en doeltreffendere samenwerkingsmechanismen voor handhaving op het gebied van consumentenbescherming en bijdrage aan de voltooiing van de digitale eengemaakte markt.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Op consumenten: dankzij verbeterde hulpmiddelen en procedures kan met behulp van de nieuwe SCB-verordening collectief nadeel voor consumenten dat wordt veroorzaakt door wijdverspreide inbreuken die zich in de gehele EU voordoen doeltreffender worden aangepakt.

Op marktdeelnemers: in het voorstel worden geen wettelijke verplichtingen opgelegd aan het bedrijfsleven. De verbetering van het regelgevingskader voor detailhandelsmarkten zou het ondernemingen, met inbegrip van kmo’s, mogelijk moeten maken kosten voor juridische deskundigheid te vermijden bij grensoverschrijdende handel en er meer vertrouwen in te hebben dat hetzelfde EU-consumentenrecht in de andere landen waarop zij zich willen richten, op dezelfde wijze wordt gehandhaafd. Een consistentere grensoverschrijdende handhaving zou het concurrentievermogen van eerlijke, bonafide handelaars bevorderen, en de mededinging en gelijke concurrentievoorwaarden in de interne markt stimuleren.

Op handhavingsinstanties: in het voorstel wordt het rechtskader verduidelijkt op basis waarvan instanties in een grensoverschrijdende context samenwerken. De Commissie zal de lidstaten optimaal ondersteunen bij hun handhavingsinspanningen met betrekking tot inbreuken met een belangrijke EU-dimensie en nutteloze parallelle procedures zullen worden vermeden. De autoriteiten besparen kosten dankzij de mogelijkheid om bewijs opnieuw te gebruiken, duplicatie te voorkomen en maximale consistentie van handhavingsacties te waarborgen. Een enkele gecoördineerde actie vervangt 28 nationale acties, wat leidt tot een nettobesparing van tussen de 44 % (in geval van een succesvol gecoördineerde actie) en 76 % (in geval van een mislukte actie).

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

- mate van niet-naleving;

- aantal verzoeken om wederzijdse bijstand in het kader van SCB waarvoor de vastgestelde bindende termijnen niet in acht zijn genomen;

- aantal gecoördineerde en gemeenschappelijke acties in het kader van SCB;

- aantal waarschuwingen afkomstig van belanghebbenden, waaronder de Commissie, "ter informatie";

- elke twee jaar uitwerking van nationale handhavingsplannen;

- uitwerking van de benchmarking van middelen die zijn gewijd aan SCB-handhaving.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De Europese Commissie heeft de totstandbrenging van de digitale eengemaakte markt als een van haar belangrijkste prioriteiten aangemerkt voor de bevordering van groei in de EU, en in het bijzonder in haar strategie voor de digitale eengemaakte markt 74 het belang benadrukt van betere toegang voor consumenten en bedrijven tot online goederen en diensten in heel Europa. In de strategie wordt toegezegd te voorzien in "snelle, flexibele en consistente handhaving van de consumentenvoorschriften voor online en digitale aankopen" en met name de "bevoegdheden van de handhavingsautoriteiten te verduidelijken en uit te werken en hun markttoezichtactiviteiten en waarschuwingsmechanismen beter te coördineren, zodat overtredingen sneller kunnen worden opgespoord" door middel van de herziening van de SCB-verordening.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Alle maatregelen in dit voorstel hebben betrekking op grensoverschrijdende situaties of wijdverspreide inbreuken die plaatsvinden in meerdere lidstaten. De grensoverschrijdende aspecten van de consumentenwetgeving van de Unie kunnen niet in voldoende mate worden aangepakt door afzonderlijke activiteiten van de lidstaten. Elk voor zich kunnen de lidstaten geen efficiënte samenwerking en coördinatie van hun handhavingsactiviteiten verzekeren. Daarom is de Europese Commissie, met name voor kwesties die gevolgen hebben in de gehele Unie, het meest geschikt om de coördinerende rol op zich te nemen, gezien de omvang en het bereik van het probleem en de noodzaak om veel instanties te coördineren en om een consistent resultaat te waarborgen voor consumenten en handelaren. In dit opzicht zorgt een actie op het niveau van de Unie voor duidelijke voordelen (in vergelijking met afzonderlijke acties door de lidstaten) in de zin van van verbeterde doeltreffendheid en efficiëntie voor alle betrokken actoren.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De Commissie heeft in 2012 een contractant opdracht gegeven tot het uitvoeren van een evaluatie van de SCB-verordening 75 , waarin werd geconcludeerd dat de SCB-verordening positieve gevolgen had voor de bevoegde instanties, consumenten en handelaren, en waarin de geschiktheid en relevantie van de doelstellingen werden bevestigd. In de evaluatie werd er tevens op gewezen dat deze doelstellingen niet volledig waren bereikt en dat de verordening nog niet ten volste was benut. In het verslag van de evaluatie werd vastgesteld dat het huidige SCB-rechtskader beperkingen kent in de vorm van praktische en juridische belemmeringen voor de doeltreffende samenwerking tussen de bevoegde instanties, die de doelmatigheid en doeltreffendheid van de verordening ondermijnen (bv. onvoldoende minimumbevoegdheden voor de handhavingsinstanties, onvoldoende delen van marktinformatie, beperkte mechanismen voor de aanpak van wijdverspreide inbreuken).

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is een van de initiatieven in het kader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt van de Europese Commissie. Het voorstel is ook volledig consistent en verenigbaar met het bestaande EU-beleid, waaronder in de vervoerssector. Het vormt een aanvulling op de samenwerkingsregelingen (uitwisseling van informatie tussen instanties) die beschikbaar zijn in de sectorale instrumenten die zijn vastgesteld in de bijlage bij de SCB-verordening.

1.6.Duur en financiële gevolgen

◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 76  

X Direct beheer door de Commissie

X via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie;

X    door de uitvoerende agentschappen

X Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement genoemde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

De uitvoering van de voorgestelde verordening moet worden verzekerd via direct gecentraliseerd beheer door de Commissie. Het beheer van de voorgestelde verordening kan worden aangevuld met acties waarbij het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Chafea) betrokken is, dat, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 77 , kan worden belast met bepaalde taken inzake het beheer van Gemeenschapsprogramma's. De Commissie heeft aan Chafea uitvoeringstaken toevertrouwd inzake het beheer van het consumentenprogramma 2014-2020 78 , dat de rechtsgrondslag vormt voor aanbestedingen en subsidies op het gebied van handhavingssamenwerking.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het SCB-comité dat op grond van de nieuwe verordening wordt ingesteld, voorziet in een regelmatig platform voor de bespreking van aangelegenheden die verband houden met de uitvoering van de nieuwe verordening.

In het voorstel wordt voorgesteld dat de Commissie de doeltreffendheid van de nieuwe verordening beoordeelt en uiterlijk zeven jaar nadat de verordening van toepassing wordt een verslag indient bij het Europees Parlement en de Raad.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

Er zijn geen risico's vastgesteld.

2.2.2.Informatie over het opgezette interne controlesysteem

Niet van toepassing.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en beoordeling van het verwachte foutenrisico

Niet van toepassing.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

In artikel 14 van Verordening (EU) nr. 254/2014 tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 worden maatregelen vastgesteld om de bescherming te verzekeren van de financiële belangen van de Unie: zo verlenen bv. besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van het consumentenprogramma de Commissie, OLAF en de Europese Rekenkamer uitdrukkelijk het recht om audits en inspecties en controles ter plaatse uit te voeren. Bovendien wordt tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van voorstellen/aanbesteding aan de hand van verklaringen en het vroegtijdige waarschuwingssysteem (EWS) gecontroleerd of de bekendgemaakte uitsluitingscriteria niet op de indieners van de voorstellen en de inschrijvers van toepassing zijn. Daarnaast krijgen alle personeelsleden die betrokken zijn bij contractbeheer, alsook auditors en controleurs die de verklaringen van de begunstigden ter plaatse onderzoeken, geregeld opleiding over thema's die verband houden met fraude en onregelmatigheden.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer

Hoofdstuk 33 04

Rubriek: Consumentenprogramma

GK/NGK 79

van EVA-landen 80

van kandidaat-lidstaten 81

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

Nr. 3

Veiligheid en burgerschap

33 04 01

Consumentenprogramma 2014-2020

GK

JA

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: geen nieuwe begrotingsonderdelen benodigd.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

[Dit gedeelte dient te worden ingevuld met behulp van de spreadsheet met begrotingsgegevens van administratieve aard (tweede document als bijlage bij dit financieel memorandum) en te worden geüpload naar DECIDE voor overleg tussen de diensten.]

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

3

Veiligheid en burgerschap

DG Justitie en Consumentenzaken

Jaar
N 82

2018

Jaar
N+1

2019

Jaar
N+2

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel: 33 04 01

Vastleggingen

(1)

0

0

0

0

Betalingen

(2)

0

0

0

0

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 83  

Nummer begrotingsonderdeel 33 01 04 03

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG Justitie en Consumentenzaken

Er zijn geen nieuwe kredieten nodig, aangezien de ondersteuning van SCB-activiteiten reeds is gepland in het consumentenprogramma 2014-2020.

Vastleggingen

=1+1a +3

0

0

0

0

Betalingen

=2+2a

+3

0

0

0

0






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 3

van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

• TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4

van het meerjarige financiële kader

(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
N

2018

Jaar
N+1

2019

Jaar
N+2

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN

• Personele middelen

0,268

0,268

0,268

0,804

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG Justitie en Consumentenzaken

Er zijn geen nieuwe kredieten nodig, aangezien de werkzaamheden worden uitgevoerd door middel van de reorganisatie van bestaande taken.

Kredieten

0,268

0,268

0,268

0,804

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5

van het meerjarige financiële kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,268

0,268

0,268

0,804

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
N 84

2018

Jaar
N+1

2019

Jaar
N+2

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5

van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

Betalingen

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

X    Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten (in miljoenen euro's, tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 85

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 86

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
N 87

2018

Jaar
N+1

2019

Jaar
N+2

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

0,268

0,268

0,268

0,804

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

0,268

0,268

0,268

0,804

Buiten RUBRIEK 5 88
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

0,268

0,268

0,268

0,804

Voor de kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zal een beroep worden gedaan op de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar N

2018

Jaar
N+1

2019

Jaar N+2

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

33 04 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2 VTE

2 VTE

2 VTE

Permanent, al worden deze middelen ontleend aan de bestaande toewijzing van posten in DG JUST

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 89

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj 90

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

De benodigde middelen worden vermeld zonder rekening te houden met de taken die worden uitgevoerd door een uitvoerend agentschap. Het voorstel leidt niet tot een toename van de in het uitvoerende agentschap reeds betrokken middelen.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

Beheerders:

verzekeren van, toezicht houden op en verslag leggen over de juiste uitvoering en toepassing van het EU-beleid op het gebied van de handhaving van consumentenwetgeving van de EU;

volgen van beleidsontwikkelingen op het gebied van handhaving en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten;

deelnemen aan en vertegenwoordigen van de Commissie bij comitévergaderingen;

vaststellen van, voorbereiden van, deelnemen aan en opvolgen van initiatieven binnen het kader van de SCB-verordening, in het bijzonder om de coördinatie te verzekeren van handhavingsacties van nationale handhavingsinstanties.

Assistenten:

verzekeren van de administratieve bijstand bij de werking van het comitologiecomité;

uitvoeren van verschillende taken in verband met de interface tussen interne en externe correspondenten en belanghebbenden op het gebied van handhavingssamenwerking;

verzekeren van administratieve ondersteuning bij de exploitatie van het IT-hulpmiddel dat de SCB-samenwerking ondersteunt;

ondersteunen van het starten en beheren van en het toezicht houden op oproepen tot inschrijving en de uitvoering van contracten.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdrage van derden aan de financiering

X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten:

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 91

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming, PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1, geconsolideerde tekst: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:02004R2006-20130708  
(2) "External Evaluation of the Consumer Protection Regulation", eindverslag door het Consumer Policy Evaluation Consortium, 17 december 2012 (hierna "evaluatie" genoemd), blz. 61, http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/docs/cpc_regulation_inception_report_revised290212_en.pdf
(3) Samenvatting van de antwoorden van belanghebbenden in het kader van de openbare raadpleging over de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming (Verordening (EG) nr. 2006/2004), http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/cross-border_enforcement_cooperation/docs/140416_consultation_summary_report_final_en.pdf  
(4) http://ec.europa.eu/consumers/events/ecs_2013/report/Summitconclusions.pdf  
(5) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2006/2004, COM(2009) 336 definitief van 7.7.2009, http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/docs/Commission_report_en.pdf
(6) Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2006/2004, COM(2012) 100 final van 12.3.2012, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2012:100:FIN  
(7) COM(2014) 439 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2014:439:FIN  
(8) Wordt samen met het wetgevingsvoorstel bekendgemaakt.
(9) COM(2015) 192 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2015:192:FIN
(10) COM(2015) 550 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2015:550:FIN  
(11) COM(2015) 610 final.
(12) De SCB-verordening is van toepassing in de gehele EER, zodat ook instanties binnen de EER betrokken zijn.
(13) De verordening voorziet in een rechtsgrondslag om de nationale procedurele regels uit te breiden, zodat ze kunnen worden toegepast in grensoverschrijdende situaties, d.w.z. wanneer wanpraktijken door een handelaar die in een lidstaat is gevestigd gericht zijn op consumenten in een andere lidstaat.
(14) In de bijlage van de SCB-verordening zijn momenteel 18 handelingen op het gebied van consumentenwetgeving opgenomen en deze bijlage wordt regelmatig bijgewerkt wanneer er materiële wetgeving wordt toegevoegd, gewijzigd of ingetrokken. De lijst in de bijlage heeft betrekking op een breed scala aan richtlijnen, bv. betreffende oneerlijke handelspraktijken, oneerlijke bedingen in overeenkomsten, consumentenrechten, garanties, elektronische handel, alternatieve geschillenbeslechting, elektronische privacy of sectorspecifieke wetgeving betreffende de rechten van passagiers of consumentenkrediet.
(15) Artikel 6 tot en met 8 van de SBC-verordening.
(16) Artikel 4, lid 6, van de SCB-verordening.
(17) Artikel 9 van de SCB-verordening.
(18) "External Evaluation of the Consumer Protection Regulation", eindverslag van het Consumer Policy Evaluation Consortium, 17 december 2012: http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/docs/cpc_regulation_inception_report_revised290212_en.pdf
(19) Hoofdstuk 8.2 (blz. 115) van het evaluatieverslag.
(20) Hoofdstuk 8.3.4 (blz. 118) van het evaluatieverslag.
(21) Hoofdstuk 9 (blz. 121) van het evaluatieverslag.
(22) Hoofdstuk 2 (blz. 40) van het evaluatieverslag.
(23) In deze tekst worden de termen "SCB-instanties" en "bevoegde instanties" afwisselend gebruikt en betekenen deze termen hetzelfde.
(24) Hoofdstuk 4 (blz. 58) en hoofdstuk 9.4 (blz. 121) van het evaluatieverslag.
(25) Hoofdstuk 5.9 (blz. 94-95) en hoofdstuk 9.5 (blz. 122) van het evaluatieverslag.
(26) Ibid.
(27) Ibid.
(28) Hoofdstuk 1 van het verslag van de Commissie waarin de doeltreffendheid van Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt beoordeeld. Dit verslag is gevoegd bij dit voorstel.
(29) Hoofdstuk 1.1 van het verslag van de effectbeoordeling dat is gevoegd bij dit voorstel; zie ook een aan SCB-sweepactiviteiten gewijde website op: http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/sweeps/index_en.htm  
(30) Jubileumverslag 2005-2015 van het ECC-netwerk: http://ec.europa.eu/consumers/solving_consumer_disputes/non-judicial_redress/ecc-net/docs/ecc_net_-_anniversary_report_2015_en.pdf De gegevens in dit verslag wijzen op een brede reeks van kwesties waar consumenten in grensoverschrijdende context mee worden geconfronteerd. De vijf belangrijkste klachten zijn: niet-levering (15 % van alle gevallen), defecte producten (11 %), problemen met contracten (10 %), product of dienst is niet conform de bestelling (9 %) en oneerlijke praktijken (6 %).
(31) Deze schatting is gebaseerd op de in het Verenigd Koninkrijk ontworpen benadering voor de schatting van financiële schade van de consument. Deze benadering is gebaseerd op de controle van 2 682 websites voor elektronische handel in 2014 in alle landen van de EU in de vermelde sectoren. Zie voor meer details bijlage IV (blz. 82) van het verslag bij de effectbeoordeling dat bij dit voorstel is gevoegd.
(32) Bv. artikel 7 van Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten, PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1.
(33)

   In aanvulling op de openbare raadpleging, vonden er van 2013 tot 2015 ook raadplegingen plaats van consumentenorganisaties, netwerken en hoge functionarissen van nationale instanties via de gevestigde netwerken van de Commissie. Daarnaast zijn er twee workshops (2014 en 2015) georganiseerd voor deskundigen uit de lidstaten om de belangrijkste gebieden voor de herziening van de verordening te bespreken. Nadere besprekingen hebben plaatsgevonden in het kader van de Europese consumententop (maart 2013, Brussel) en de conferentie (juli 2014, Rome) gewijd aan handhaving, evenals bij de Raad Concurrentievermogen (september 2014).

(34)

   Het verslag met de samenvatting van de reacties van belanghebbenden is beschikbaar op http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/cross-border_enforcement_cooperation/docs/140416_consultation_summary_report_final_en.pdf  

(35)

   Een grote meerderheid (83 %) van de belanghebbenden die bekend zijn met de SCB-verordening, zoals overheden, openbare instanties en consumentenorganisaties, zie hoofdstuk 2.3 (blz. 4) van het verslag over de raadpleging van belanghebbenden.

(36)

   Zie voor een uitsplitsing per type respondent, ibid., hoofdstuk 5.1 (blz. 22).

(37) Hoofdstuk 5.2 (blz. 26-27), ibid.
(38) Ibid.
(39) Ibid.
(40) Ibid., hoofdstuk 5.3 (blz. 27).
(41) Ibid., afbeelding 5.7 (blz. 32).
(42) Ibid., hoofdstuk 6.2 (blz. 37).
(43) Ibid., tabellen 6.5 en 6.6 (blz. 43-44).
(44) Ibid., afbeelding 6.5 (blz. 38) en tabel 6.5 (blz. 43).
(45) Ibid., afbeelding 6.5 (blz. 38) en tabel 6.5 (blz. 43).
(46) Ibid., tabel 4.2 (blz. 15).
(47) Ibid., tabel 4.5 (blz. 19).
(48) Ibid., tabel 4.6 (blz. 20).
(49) Hoofdstuk 3 van het toetsingsverslag dat wordt vastgesteld samen met dit voorstel.
(50) Hoofdstuk 9.5 van het verslag over de effectbeoordeling.
(51) Hoofdstuk 4 en 5 van het verslag over de effectbeoordeling.
(52) Zie hoofdstuk 12.2, bijlage IV bij het verslag over de effectbeoordeling.
(53) Zie het voorbeeld in tekstvak 9 van het verslag over de effectbeoordeling.
(54) Bijlage VI bij het verslag over de effectbeoordeling.
(55)

   De schatting van twee voltijds ambtenaren voor vier gecoördineerde handhavingsacties is gebaseerd op de actuele drempel voor het instellen van de nieuwe coördinatieprocedure op het gebied van handhaving, die is vastgesteld op basis van ervaring die is opgedaan bij eerdere gecoördineerde handhavingsacties op het gebied van autoverhuur en in-app-aankopen. De voorgestelde drempel is hoog genoeg om te verzekeren dat coördinatie op EU-niveau wordt ingeroepen voor de meest ernstige en wijdverspreide inbreuken en is flexibel genoeg om te waarborgen dat belangrijke prioritaire gevallen niet worden gemist, zelfs als niet wordt voldaan aan de kwantitatieve drempel.

(56)

   Momenteel worden de kosten van de gecoördineerde handhavingsactie geschat op ongeveer 37,8 % van een VTE (VTE=voltijdequivalent, wat staat voor één werknemer die voltijd werkt, 220 werkdagen per jaar) = ong. 50 000 euro per actie. Bij de nieuwe procedure is de Commissie echter nauwer betrokken om de actie te coördineren en toezicht te houden op de resultaten, waardoor verwacht wordt dat de kosten per actie iets hoger zijn. De gemiddelde kosten van een functionaris van de Commissie bedragen 132 000 euro per jaar (gegevens van DG BUDGET van 26.6.2014).

(57)

   Onder verwijzing naar de soortgelijke Rapex-database die wordt gebruikt door de instanties van de EU om waarschuwingen met betrekking tot productveiligheid af te geven, wordt geschat dat dit ongeveer 20 % van een VTE kost, wat neerkomt op ongeveer 27 000 euro per jaar en kan worden opgevangen door een andere verdeling en andere focus van het bestaande personeel.

(58)

   Verordening (EU) nr. 254/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1926/2006/EG, PB L 84 van 20.3.2014, blz. 42-56.

(59)

   Beschikking 2007/76/EG van de Commissie ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming wat wederzijdse bijstand betreft (PB C(2008) 987), http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:089:0026:0028:NL:PDF , gewijzigd bij Besluit 2011/141/EU van de Commissie van 1 maart 2011 (PB (2011) 1165), http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32011D0141&from=NL

(60) PB C 108 van 30.4.2004, blz. 86.
(61) Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).
(62) Aanbeveling van de Commissie inzake het gebruik van een geharmoniseerde methode voor de indeling en rapportage van consumentenklachten en -vragen (2010/304/EU, PB L 136 van 2.6.2010, blz. 1).
(63) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(64) Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).
(65) Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).
(66) Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).
(67) Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).
(68) Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
(69) Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).
(70) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.
(71) Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30).
(72) ABM: activiteitsgestuurd management; ABB: activiteitsgestuurd begroten.
(73) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(74)  Mededeling van de Commissie "Strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa", COM(2015) 192 final: http://ec.europa.eu/priorities/digital-single-market/docs/dsm-communication_en.pdf
(75)

     "External Evaluation of the Consumer Protection Regulation", eindverslag van het Consumer Policy Evaluation Consortium, 17 december 2012: http://ec.europa.eu/consumers/enforcement/docs/cpc_regulation_inception_report_revised290212_en.pdf

(76) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(77)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.
(78)  PB L 84 van 20.3.2014, blz. 42.
(79) GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(80) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(81) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(82) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(83) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van programma's en/of –acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(84) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(85) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).
(86) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(87) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(88) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van programma's en/of –acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(89) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(90) Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(91) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

Brussel, 25.5.2016

COM(2016) 283 final

BIJLAGE

bij het

voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

{SWD(2016) 164 final}
{SWD(2016) 165 final}


BIJLAGE

De richtlijnen en verordeningen die worden bedoeld in artikel 3, onder a)

1. Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

2. Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27).

3. Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

4. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel") (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

5. Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik: artikelen 86 tot en met 100 (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

6. Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie): artikel 13 (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

7. Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 90/619/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG van de Raad (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

8. Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1).

9. Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad ("Richtlijn oneerlijke handelspraktijken") (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

10. Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 1).

11. Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21): artikel 1, artikel 2, onder c), en artikelen 4 tot en met 8.

12. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36): artikel 20.

13. Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12. 2007, blz. 14).

14. Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

15. Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3.): artikelen 22, 23 en 24

16. Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10).

17. Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1): artikelen 9, 10, 11 en artikelen 19 tot en met 26.

18. Verordening (EU) nr. 1177/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende de rechten van passagiers die over zee of binnenwateren reizen en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 1).

19. Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).

20. Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

21. Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63): artikel 13.

22. Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34): artikelen 10, 11, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 22 en 23, hoofdstuk 10 en bijlagen I en II.

23. Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214): artikelen 3 tot en met 18 en artikel 20, lid 2.

24. Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad (PB L 326 van 11.12.2015, blz. 1).