Straatsburg, 12.4.2016

COM(2016) 198 final

2016/0107(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 117 final}
{SWD(2016) 118 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Een gezonde eengemaakte markt kan niet zonder een billijk, efficiënt en groeivriendelijk vennootschapsbelastingstelsel dat gebaseerd is op het beginsel dat ondernemingen belastingen betalen in het land waar de winsten worden gegenereerd. Agressieve fiscale planning ondermijnt dit beginsel. De meeste ondernemingen houden zich niet bezig met agressieve fiscale planning en ondervinden concurrentienadelen ten opzichte van ondernemingen die dat wel doen. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben zwaar te lijden onder dit fenomeen.

De strijd tegen belastingontwijking en agressieve fiscale planning, binnen de EU en wereldwijd, is een politieke prioriteit van de Europese Commissie. Als onderdeel van een bredere strategie voor een eerlijk en doeltreffend vennootschapsbelastingstelsel in de EU 1 kan publiek toezicht er mede voor zorgen dat winsten effectief worden belast waar zij worden gegenereerd. Publiek toezicht kan het publieke vertrouwen versterken en ondernemingen aanzetten tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zij kunnen namelijk tot de welvaart bijdragen door belastingen te betalen in het land waar zij actief zijn. Het kan ook een beter onderbouwd debat over mogelijke lacunes in de belastingwetgeving stimuleren.

De Commissie heeft in maart 2015 een uitvoerige lijst van initiatieven aangekondigd in haar actieplan voor een eerlijker vennootschapsbelastingstelsel (COM(2015) 302) en heeft als onderdeel van het daarop aansluitende pakket anti-ontgaansmaatregelen (Anti-Tax Avoidance Package, ATAP) 2 voorgesteld om actie 13 van het door de G20 bekrachtigde actieplan van de OESO ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving (Base Erosion and Profit Shifting, hierna "BEPS" genoemd) in de Unie uit te voeren. Dat betekent dat belastingdiensten voortaan van multinationale ondernemingen (MNO's) een verslag per land zullen ontvangen over de winstbelasting die zij hebben betaald. Deze maatregel moet in een betere naleving van de belastingwetgeving resulteren.

Naar aanleiding van de oproepen van de G20 en anderen is een grotere transparantie van de kant van de ondernemingen nodig om het mogelijk te maken dat het publiek erop kan toezien dat belastingen worden betaald waar de winsten worden gemaakt. Volgens dit voorstel moeten MNO's in een specifiek verslag openbaar maken hoeveel winstbelasting zij betalen en andere relevante fiscale informatie verstrekken. MNO's met een omzet van meer dan 750 miljoen EUR, ongeacht of zij hun hoofdkantoor in de EU of daarbuiten hebben, zullen aan die aanvullende transparantie-eisen moeten voldoen. Voor het eerst zullen niet alleen Europese ondernemingen, maar ook niet-Europese multinationale ondernemingen die in Europa zakendoen dezelfde rapportageverplichtingen hebben.

Rechtsgebieden in derde landen die zich niet houden aan de internationale normen voor goed fiscaal bestuur creëren bijzondere kansen voor belastingontwijking en belastingontduiking. Als MNO's in zulke rechtsgebieden actief zijn, moeten speciale transparantie-eisen gelden.

Dit voorstel spitst zich toe op groepen van ondernemingen met een wereldwijde geconsolideerde netto-omzet van meer dan 750 miljoen EUR, wat overeenkomt met het toepassingsgebied van de wereldwijde initiatieven van de OESO inzake fiscale transparantie. Het voorstel legt geen verplichtingen op aan kleine en middelgrote ondernemingen 3 . Het is evenredig zowel wat betreft het toepassingsgebied als wat betreft de informatie die openbaar moet worden gemaakt om de nalevingskosten en de andere kosten voor de betrokken ondernemingen te beperken, evenals om hun concurrentiepositie niet in gevaar te brengen of hen ten onrechte het risico van dubbele belasting te laten lopen. Het past in de multilaterale benadering die de G20 en de OESO voorstaan. De Commissie zal over deze kwesties proactief blijven samenwerken met alle betrokken internationale partners.

Samenhang met de bestaande bepalingen op dit beleidsgebied

Dit voorstel vormt een aanvulling op de huidige financiële rapportageverplichtingen van ondernemingen en laat de verplichtingen in verband met bijvoorbeeld hun financiële overzichten onverlet.

Dit voorstel wijzigt niets aan de reeds bestaande regels inzake de niet-financiële rapportage en de sectorale rapportage per land voor zowel de banksector 4 als de winningsindustrie en de houtkap 5 . Het voert echter een uitzonderingsbepaling in om dubbele rapportage te voorkomen voor de banksector, die op grond van de EU-bankenwetgeving al aan strenge regels voor openbare rapportage moet voldoen.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

In aansluiting op de goedkeuring door de G20 van het actieplan van de OESO ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving is in januari 2016 het ATAP gepresenteerd, dat zeer grote MNO's 6 ertoe verplicht informatie per land aan de belastingdienst te rapporteren. De aan de belastingdienst verstrekte informatie wordt niet openbaar gemaakt. De verplichte rapportage per land waarin het ATAP voorziet, is een instrument dat de belastingdiensten zal helpen bij het oriënteren van hun belastingcontroles en bij het waarborgen van de naleving.

Dit voorstel vormt een aanvulling op het ATAP-voorstel, maar heeft een ander doel. Op grond daarvan zullen diezelfde MNO's verplicht zijn om bepaalde onderdelen van de bij de belastingdienst ingediende informatie openbaar te maken.

Dit voorstel draagt bij aan het EU-beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, groei en banen. Het komt tevens tegemoet aan de verzoeken van het Europees Parlement om een rapportage per land in te voeren voor de vennootschapsbelasting.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 50, lid 1, VWEU wordt beschouwd als een passende rechtsgrondslag voor dit initiatief, omdat het een bestaande richtlijn wijzigt die op dat artikel is gebaseerd.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

In een steeds meer geïntegreerde en gedigitaliseerde wereldeconomie zijn ondernemingen en productiewaardeketens steeds minder aan nationale en zelfs aan regionale grenzen gebonden. Het belastingbeleid en de belastingdiensten blijven daarentegen in de eerste plaats een nationale verantwoordelijkheid. Vanwege de grensoverschrijdende aard van tal van structuren voor fiscale planning en verrekenprijsregelingen kunnen MNO's gemakkelijk hun belastinggrondslag verplaatsen van het ene rechtsgebied naar het andere binnen of buiten de Unie. EU-optreden is dus gerechtvaardigd vanuit het oogpunt van de subsidiariteit om de grensoverschrijdende dimensie bij fiscale planning en verrekenprijsregelingen aan te pakken.

Evenredigheid

Qua werkingssfeer en qua inhoud bouwt dit initiatief grotendeels voort op de internationale consensus die binnen de G20 is bereikt. Het zorgt voor de juiste balans tussen de door openbare transparantie geboden voordelen en de behoefte aan een sterke en robuuste EU-economie. Het initiatief komt tegemoet aan de door de belanghebbenden uitgedrukte bekommernissen over de verstoringen op de eengemaakte markt, zonder afbreuk te doen aan het concurrentievermogen van de EU. Het zou geen onnodige administratieve lasten voor ondernemingen veroorzaken, niet tot verdere fiscale disputen leiden of geen risico van dubbele belasting doen ontstaan. Het is beperkt tot wat nodig is om de doelstelling van meer transparantie te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Gelet op de rechtsgrondslag en het feit dat het initiatief nauw verband houdt met de bedrijfsrapportage, met inbegrip van niet-financiële rapportage, wordt een wijziging van de jaarrekeningrichtlijn voorgesteld.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Dit voorstel introduceert een rapportage per land die nieuw is voor de meeste sectoren. Voor de banksector, de houtkap en de winningsindustrie zijn reeds vergelijkbare rapportageverplichtingen ingevoerd. Uit de rapportage per land die de banken hebben gepubliceerd sinds die verplichting in 2015 van kracht is geworden, is gebleken dat een dergelijke rapportage een nuttig instrument is om te kunnen nagaan of belastingen worden betaald waar winsten worden gegenereerd.

Raadplegingen

Tussen juni en december 2015 hielden de diensten van de Commissie een brede raadpleging, die standpunten heeft opgeleverd van ruim vierhonderd respondenten, die bedrijven, brancheorganisaties, ngo's, burgers en denktanks vertegenwoordigden. De feitelijke samenvatting van die raadpleging is beschikbaar op de website van de Europese Commissie 7 . Daarnaast kon de Commissie door ad-hocuitwisselingen van informatie, bijeenkomsten en een rondetafelconferentie op hoog niveau 8 een dieper inzicht verkrijgen in de uitdagingen waar het om gaat, met inbegrip van de zowel de voordelen als de risico's van meer openbare transparantie op het gebied van de vennootschapsbelasting. Alle tijdens deze consultatie ontvangen reacties zijn zorgvuldig onderzocht en in aanmerking genomen.

Volgens de meeste personen die op de openbare raadpleging hebben gereageerd, moet de EU het debat leiden en indien nodig verder gaan dan de lopende internationale initiatieven inzake rapportage per land. Ngo's en vakbonden waren het over het algemeen eens met dit standpunt. De meeste bedrijven pleitten er daarentegen voor om op EU-niveau niet verder te gaan dan de uitvoering van het BEPS-actieplan van de G20/OESO, op grond waarvan alleen bij de belastingdienst een verslag per land moet worden ingediend.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De diensten van de Commissie hebben op 24 september 2015 een bijeenkomst over fiscale transparantie gehouden met het Platform inzake goed fiscaal bestuur 9 . Naast ander onderzoek hebben de diensten van de Commissie in 2014 bij PwC een studie 10 aangevraagd over de mogelijke economische gevolgen voor banken van de rapportage per land. Een beknopt overzicht van de door de Europese Commissie gehouden raadplegingen ter ondersteuning van dit initiatief is beschikbaar op de website van de Europese Commissie.

Effectbeoordeling

Het voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling die gunstig werd ontvangen door de raad voor regelgevingstoetsing. Nadat die raad zijn advies had gegeven, werd de effectbeoordeling op meerdere manieren verbeterd. Ten eerste wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, maatregelen waarmee wordt beoogd het probleem van de ontwijking van vennootschapsbelasting rechtstreeks aan te pakken en, anderzijds, de indirecte voordelen die naar verwachting uit meer transparantie zullen voortvloeien. Ten tweede wordt verder ingegaan op een optie voor vrijwillige openbaarmaking (keurmerksysteem). Ten derde is de beoordeling van de verwachte effecten duidelijker gescheiden van de effecten van andere in het basisscenario voorkomende maatregelen ter bestrijding van belastingontwijking.

Dit voorstel is gebaseerd op de optie waaraan in de effectbeoordeling de voorkeur wordt gegeven, namelijk een openbare rapportage per land over de wereldwijde activiteiten, uitgesplitst naar EU-lidstaat en geaggregeerd voor niet-EU-activiteiten. Het voorstel geldt voor alle EU- en niet-EU-MNO's die een geconsolideerde omzet van ten minste 750 miljoen EUR realiseren en door middel van ten minste een vestiging activiteiten in de EU ontplooien. Het soort informatie dat openbaar moet worden gemaakt, omvat de betaalde en toerekenbare winstbelasting en de nodige achtergrondinformatie. Het voorstel wijkt op twee punten van de effectbeoordeling af. Het is verfijnd wat betreft de rapportage voor niet-EU-activiteiten: voor bepaalde fiscale rechtsgebieden zal dezelfde mate van detail vereist zijn als voor EU-lidstaten. Daarnaast wordt voorgesteld om te verplichten dat de geaccumuleerde winsten per land openbaar worden gemaakt en om op het niveau van de ondernemingsgroep uitleg te vragen als er grote discrepanties bestaan tussen de toerekenbare belastingen en de daadwerkelijk betaalde belastingen.

In termen van maatschappelijke voordelen beantwoordt dit initiatief aan de toegenomen vraag naar transparantie omtrent de belastingzaken van MNO-groepen. Omdat meer informatie in een handigere vorm wordt verstrekt, zou het ook het publieke vertrouwen in de billijkheid van de belastingstelsels moeten vergroten.

Wat de economische effecten betreft, brengt het voorstel geen grote extra administratieve lasten mee, aangezien zeer grote MNO's hoe dan ook een uitgebreidere rapportage per land bij de belastingdiensten moeten indienen wanneer het ATAP wordt uitgevoerd. Voor alle zeer grote MNO's met activiteiten in de EU geldt dezelfde rapportageverplichting, ongeacht of zij hun hoofdkantoor in de EU of in een derde land hebben. Bovendien zorgt deze publieke rapportage per land ervoor dat informatie die reeds grotendeels toegankelijk is in de ondernemingsregisters van elke lidstaat, in één enkel document wordt gepresenteerd. Het concurrentievermogen van de ondernemingen zal derhalve niet worden aangetast. Het risico dat verdere fiscale disputen en dubbele belasting ontstaan, zal beperkt zijn omdat publiek beschikbare fiscale informatie maar voor een beperkt aantal fiscale rechtsgebieden zal worden uitgesplitst. Voor activiteiten in andere rechtsgebieden is de informatie over het algemeen geaggregeerd.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Er worden geen nieuwe verplichtingen opgelegd aan micro-ondernemingen en kleine ondernemingen in de EU. De maatregel is alleen gericht op multinationale ondernemingen die het best zijn uitgerust voor activiteiten op het gebied van fiscale planning, dat wil zeggen ondernemingen waarvan de geconsolideerde omzet meer dan 750 miljoen EUR bedraagt. Naar schatting ten minste 6 000 multinationale ondernemingen zullen een verslag per land moeten opstellen omdat zij op de EU-markten actief zijn. Daarvan hebben zo'n 2 000 ondernemingen hun hoofdkantoor in de EU, wat maar een fractie is van de in totaal 7,5 miljoen Europese ondernemingen. Om ook de multinationale ondernemingen te bestrijken die in derde landen zijn gevestigd, zullen de middelgrote en grote dochterondernemingen in de EU – of de bijkantoren van een vergelijkbare omvang – aan verplichtingen moeten voldoen.

Digitale verslagen moeten de toegang en de verwerking voor alle partijen (zowel de geïnteresseerde belegger als iemand van het maatschappelijk middenveld) vergemakkelijken. Daarom moet de informatie op de website van de onderneming gepubliceerd worden. Er wordt geen bepaald formaat of een taal opgelegd.

Grondrechten

De omvang van de beoogde informatie staat in verhouding tot de doelstellingen om de openbare transparantie en het publieke toezicht te verbeteren. De rapportage bouwt voort op informatie die in de EU in het algemeen in de financiële overzichten van de meeste MNO-groepen wordt bekendgemaakt.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het initiatief heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De Commissie zal in samenwerking met de lidstaten toezien op de uitvoering van het beleid. Vijf jaar na de omzettingsdatum zal de Commissie een evaluatie van deze richtlijn opstellen.

In die evaluatie zullen de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, coherentie en de meerwaarde in termen van publieke informatie van het voorstel worden onderzocht, met inbegrip van enigerlei aanzienlijke effecten voor ondernemingen of in derde landen. Er zal ook rekening worden gehouden met nieuwe internationale ontwikkelingen.

Toelichtende stukken

Rapportage per land is een relatief nieuw concept dat technisch naar behoren moet worden geïmplementeerd. Om de doelstelling van dit voorstel te verwezenlijken en mogelijke lacunes en mismatches te vermijden wat betreft de omzetting in nationaal recht door de lidstaten, zijn toelichtende stukken noodzakelijk om te helpen bij de omzetting en een doeltreffende verificatie mogelijk te maken.

Dit rechtvaardigt de behoefte van de lidstaten om de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van toelichtende stukken, bijvoorbeeld in de vorm van een concordantietabel.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Toepassingsgebied – zeer grote MNO-groepen

Om ervoor te zorgen dat de rapportagelast evenwichtig is, zullen alleen MNO-groepen met een totale geconsolideerde groepsomzet van meer dan 750 miljoen EUR een rapportage per land moeten opstellen. Dat is dezelfde drempelwaarde als in de OESO/BEPS en in het ATAP. In het licht van de specifieke doelstellingen van openbare fiscale transparantie, zal de drempelwaarde van 750 miljoen EUR op mondiale basis worden berekend en zullen de MNO-groepen informatie over hun wereldwijde activiteiten moeten indienen. Dit gaat in sommige opzichten verder dan de regels die momenteel van toepassing zijn in de banksector en de winningsindustrie. Volgens de OESO zal op basis van deze drempelwaarde maar 10 à 15 % van de MNO's een rapportage per land moeten indienen. De omzet van die MNO's zal echter ongeveer 90 % van de omzet van alle MNO's uitmaken. Kleine en middelgrote ondernemingen vallen niet onder dit voorstel 11 .

Voor een MNO met hoofdkantoor in een derde land zal de verplichting gelden voor haar dochterondernemingen of bijkantoren in de EU, tenzij de MNO van buiten de EU het groepsverslag in het kader van de rapportage per land voor het publiek toegankelijk maakt en aangeeft welke dochteronderneming of welk bijkantoor in de EU namens de moederonderneming voor de publicatie van de rapportage per land verantwoordelijk is.

Dit is in overeenstemming met de richtlijn inzake administratieve samenwerking 12 , waarin is bepaald dat dochterondernemingen of bijkantoren in de EU de rapportage per land van hun in een derde land gevestigde moedergroep aan de belastingdienst moeten verstrekken. Het doel is veeleer om de belastingdienst een volledige set informatie te geven die nodig is om mogelijk schadelijke belastingpraktijken te onderzoeken, dan om het brede publiek een algemene set gegevens per land te geven om de transparantie te verbeteren.

Gezien de voorgestelde drempelwaarde waaraan multinationale ondernemingen moeten voldoen om binnen het toepassingsgebied van dit initiatief te vallen en gezien de huidige rapportageverplichtingen in de EU, is het evenredig en efficiënt om de rapportageverplichting alleen aan middelgrote of grotere in de EU gevestigde dochterondernemingen op te leggen. Er worden dus geen nieuwe verplichtingen opgelegd aan kleine ondernemingen, die meer dan 95 % van alle ondernemingen in de EU vertegenwoordigen.

Bankgroepen

In de EU gevestigde bankgroepen moeten al een rapportage per land publiceren overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad. Als zij MNO's zijn die binnen het toepassingsgebied van dit initiatief vallen, worden ze vrijgesteld van de verplichting om informatie over de winstbelasting te verstrekken, mits het verslag uit hoofde van artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU de activiteiten van de uiteindelijke moederonderneming in de EU en al haar verbonden ondernemingen omvat 13 .

Inhoud

Alleen informatie die noodzakelijk en toereikend is om te voldoen aan de doelstellingen van dit initiatief zal worden verstrekt, namelijk: de aard van de activiteiten, het aantal werknemers, de netto-omzet (met inbegrip van de met verbonden partijen gerealiseerde netto-omzet), de winst vóór belastingen, het bedrag van de in het land verschuldigde winstbelasting vanwege de in het lopende jaar gemaakte winst, de daadwerkelijk in dat jaar verrichte betalingen aan de schatkist van het land en het bedrag van de geaccumuleerde winsten.

Om te zorgen voor een mate van detail waardoor burgers beter zullen kunnen beoordelen hoe MNO's in elke lidstaat tot de welvaart bijdragen, moet de informatie per lidstaat worden uitgesplitst. Omdat sommige derde landen weigeren zich te houden aan de normen voor goed fiscaal bestuur en specifieke fiscale uitdagingen vormen, moet de informatie over de activiteiten van MNO's bovendien ook zeer gedetailleerd worden weergegeven. De EU heeft zich ertoe verbonden om op basis hiervan een gemeenschappelijke lijst met bepaalde fiscale rechtsgebieden op te stellen in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 28 januari 2016 14 , waarin de voorgestelde aanpak en de criteria voor het opstellen van een dergelijke lijst werden beschreven.

Zoals in die mededeling is uiteengezet, zal de gemeenschappelijke EU-lijst gebaseerd zijn op duidelijke en internationaal te rechtvaardigen criteria, geënt op internationaal overeengekomen normen zoals uiteengezet in de richtlijn, en op een solide screeningproces. De lijst zal worden opgesteld door de Commissie en de lidstaten. De Commissie stelt voor dat een definitieve beslissing over welke fiscale rechtsgebieden in de gemeenschappelijke EU-lijst moeten worden opgenomen, in een gedelegeerde handeling zal worden genomen, waardoor zowel de Raad als het Parlement een rol kan spelen.

Behalve in het hierboven genoemde uitzonderlijke geval van bepaalde rechtsgebieden in derde landen die een specifieke uitdaging vormen, zal dezelfde informatie over activiteiten van de groep in andere rechtsgebieden op geaggregeerde basis worden verstrekt. Als de rapportage per land meer dan één entiteit van een groep in een bepaald land betreft, zal daarin de som van de informatie over elke entiteit in dat land worden weergegeven.

Bekendmaking

Het geconsolideerde verslag met informatie over de winstbelasting zal in een ondernemingsregister worden bekendgemaakt teneinde zekerheid en beschikbaarheid in de loop van de tijd te garanderen. Aangezien dit initiatief ten doel heeft publiek toezicht mogelijk te maken, zullen die verslagen bovendien ook voor het publiek toegankelijk worden gemaakt op de websites van de ondernemingen. Om vergelijkingen in de tijd mogelijk te maken, zullen de verslagen minstens vijf opeenvolgende jaren beschikbaar blijven op de websites.

Handhaving

De handhaving van dit initiatief zal worden gewaarborgd door een combinatie van bepalingen. De lidstaten moeten een collectieve verantwoordelijkheid van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen voor deze verslagen invoeren. De verantwoordelijke wettelijke auditor van een lokale dochteronderneming moet controleren of de rapportage per land is verstrekt en op internet beschikbaar is gesteld. Voor een bijkantoor van een MNO uit een derde land wordt die verantwoordelijkheid gedragen door de personen die belast zijn met de openbaarmakingsformaliteiten. Ten slotte is artikel 51 van Richtlijn 2013/34/EU van toepassing, uit hoofde waarvan inbreuken worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor MNO's of hun dochterondernemingen of bijkantoren.

2016/0107 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU wat betreft de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting door bepaalde ondernemingen en bijkantoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 15 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Ontwijking van vennootschapsbelasting is de afgelopen jaren een almaar grotere uitdaging geworden en vormt in de Unie en wereldwijd een grote reden tot bezorgdheid. De Europese Raad erkende in zijn conclusies van 18 december 2014 dat de inspanningen voor de bestrijding van belastingontwijking dringend moeten worden opgevoerd, zowel wereldwijd als op EU-niveau. De Commissie heeft in haar mededelingen "Het werkprogramma van de Commissie voor 2016. Tijd voor verandering" 16 en "Het werkprogramma van de Commissie voor 2015. Een nieuwe start" 17 de noodzaak om over te stappen op een systeem waarin het land waar winst wordt gemaakt, ook het land is waar belasting wordt geheven, als prioriteit aangeduid. De Commissie heeft ook de noodzaak om tegemoet te komen aan de roep vanuit de samenleving om rechtvaardigheid en fiscale transparantie als een prioriteit aangegeven.

(2)Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 16 december 2015 over meer transparantie, coördinatie en convergentie van het vennootschapsbelastingbeleid in de Unie 18 erkend dat meer transparantie op het gebied van de vennootschapsbelasting de belastinginning kan verbeteren, de werkzaamheden van de belastinginstanties efficiënter kan maken en het vertrouwen van de burger in belastingstelsels en regeringen kan vergroten.

(3)Naar aanleiding van de conclusies van de Europese Raad van 22 mei 2013 werd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 19 een evaluatieclausule ingevoegd waarbij de Commissie wordt opgedragen de mogelijkheid te onderzoeken om voor grote ondernemingen van andere bedrijfssectoren een verplichting in te voeren om jaarlijks een rapportage per land op te stellen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en met de resultaten van aanverwante Europese initiatieven.

(4)In november 2015 pleitte de G20 voor een wereldwijd eerlijk en modern internationaal belastingstelsel en bekrachtigde ze het "actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving" (Base Erosion and Profit Shifing, hierna "BEPS" genoemd) van de OESO, dat erop gericht was overheden duidelijke internationale oplossingen aan te reiken voor het aanpakken van de leemtes en mismatches in de bestaande regels waardoor bedrijfswinsten kunnen worden verplaatst naar plaatsen waar geen of een lage belasting wordt geheven, maar waar mogelijk geen reële waarde wordt gecreëerd. Met name BEPS-actie 13 voorziet in de invoering voor bepaalde multinationale ondernemingen van een rapportage per land die op vertrouwelijke basis aan de nationale belastingautoriteiten moet worden verstrekt. Op 27 januari 2016 heeft de Commissie het "pakket anti-ontgaansmaatregelen" goedgekeurd. Een van de doelstellingen van dat pakket is om BEPS-actie 13 in het recht van de Unie om te zetten door Richtlijn 2011/16/EU van de Raad 20 te wijzigen.

(5)Een beter publiek toezicht op de vennootschapsbelasting ten laste van multinationale ondernemingen die activiteiten in de Unie verrichten, is een essentieel element om maatschappelijk verantwoord ondernemen verder te bevorderen, tot de welvaart bij te dragen door belastingen te betalen, een eerlijkere belastingconcurrentie binnen de Unie te stimuleren door middel van een beter onderbouwd openbaar debat en het publieke vertrouwen in de billijkheid van de nationale belastingstelsels te herstellen. Dit publiek toezicht kan worden bereikt door middel van een verslag met informatie over de winstbelasting, ongeacht waar de uiteindelijke moederonderneming van de multinationale groep is gevestigd.

(6)Het publiek moet alle activiteiten van een groep nauwlettend kunnen volgen als die groep vestigingen heeft in de Unie. Voor groepen die alleen via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten in de Unie uitoefenen, moeten de dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming publiceren en toegankelijk maken. Omwille van de evenredigheid en doeltreffendheid moet de verplichting om het verslag te publiceren en toegankelijk te maken beperkt blijven tot middelgrote of grote in de Unie gevestigde dochterondernemingen of in een lidstaat opgerichte bijkantoren van een vergelijkbare grootte. Het toepassingsgebied van Richtlijn 2013/34/EU moet daarom dienovereenkomstig worden uitgebreid tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die buiten de Unie is gevestigd.

(7)Om dubbele rapportage voor de banksector te voorkomen, moeten de uiteindelijke moederondernemingen die onder Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 vallen en die in hun verslag overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU al hun activiteiten en alle activiteiten van de verbonden ondernemingen die in de geconsolideerde financiële overzichten zijn opgenomen vermelden, met inbegrip van activiteiten die niet onder de bepalingen in deel drie, titel 1, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 22 vallen, van de rapportagevereisten in deze richtlijn worden vrijgesteld.

(8)Het verslag met informatie over de winstbelasting moet informatie verschaffen over alle activiteiten van een onderneming of van alle verbonden ondernemingen van een groep waarover een uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent. Deze informatie moet gebaseerd zijn op de specificaties voor de rapportage in BEPS-actie 13 en moet beperkt zijn tot wat nodig is om een doeltreffend publiek toezicht mogelijk te maken, teneinde te voorkomen dat de openbaarmaking tot onevenredige risico's of nadelen leidt. Het verslag moet ook een korte beschrijving van de aard van de activiteiten bevatten. Die beschrijving kan gebaseerd zijn op de indeling in tabel 2 van bijlage III bij hoofdstuk V van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen op het gebied van documentatie. Het verslag moet een algemene commentaar met uitleg bevatten als er op groepsniveau grote discrepanties bestaan tussen de toerekenbare belastingen en de betaalde belastingen, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

(9)Om te zorgen voor een mate van detail waardoor burgers beter kunnen beoordelen hoe multinationale ondernemingen in elke lidstaat tot de welvaart bijdragen, moet de informatie per lidstaat worden uitgesplitst. Bovendien moet de informatie over de activiteiten van multinationale ondernemingen ook sterk in detail worden weergegeven voor bepaalde fiscale rechtsgebieden die een specifieke uitdaging vormen. Voor de activiteiten in alle andere derde landen moet de informatie in geaggregeerde cijfers worden weergegeven.

(10)Om de verantwoordelijkheid ten opzichte van derden te versterken en passend bestuur te garanderen, moeten de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de uiteindelijke moederonderneming die in de Unie is gevestigd en die verplicht is het verslag met informatie over de winstbelasting op te stellen, te publiceren en toegankelijk te maken, collectief verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van die rapportageverplichtingen. Aangezien de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van dochterondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en waarover een buiten de Unie gevestigde uiteindelijke moederonderneming zeggenschap uitoefent of de perso(o)n(en) die voor het bijkantoor met de openbaarmakingsformaliteiten is (zijn) belast, mogelijk maar over een beperkte kennis beschikken van de inhoud van het door de uiteindelijke moederonderneming opgestelde verslag met informatie over de winstbelasting, moet hun verantwoordelijkheid om het verslag met informatie over de winstbelasting te publiceren en toegankelijk te maken, beperkt zijn.

(11)Om ervoor te zorgen dat gevallen van niet-naleving openbaar worden gemaakt, moet(en) de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) nagaan of het verslag met informatie over de winstbelasting overeenkomstig deze richtlijn is ingediend en gepresenteerd en op de website van de betrokken onderneming of op de website van een verbonden onderneming beschikbaar is.

(12)Met deze richtlijn wordt beoogd de transparantie en het publieke toezicht op de vennootschapsbelasting te vergroten door het bestaande rechtskader betreffende de verplichtingen voor vennootschappen en ondernemingen met betrekking tot de publicatie van verslagen aan te passen om de belangen zowel van deelnemers als van derden te beschermen in de zin van artikel 50, lid 2, onder g), VWEU. Zoals het Hof van Justitie heeft geoordeeld, met name in zaak C-97/96, Verband deutscher Daihatsu-Händler 23 , spreekt artikel 50, lid 2, onder g), VWEU van de bescherming van de belangen van derden in het algemeen, zonder daarbij onderscheid te maken of bepaalde categorieën uit te zonderen. Overigens kan de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging, die artikel 50, lid 1, VWEU in zeer ruime bewoordingen aan de instellingen tot taak stelt, niet door artikel 50, lid 2, VWEU worden ingeperkt. Aangezien deze richtlijn niet de harmonisatie van belastingen betreft, maar alleen verplichtingen om verslagen met informatie over de winstbelasting te publiceren, vormt artikel 50, lid 1, VWEU de passende rechtsgrondslag.

(13)Om vast te stellen voor welke fiscale rechtsgebieden sterk in detail moet worden getreden, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU de bevoegdheid om handelingen vast te stellen aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot het opstellen van een gemeenschappelijke Unielijst met die fiscale rechtsgebieden. Die lijst moet worden opgesteld op basis van een aantal criteria, die zijn vastgesteld op basis van bijlage 1 bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een externe strategie voor effectieve belastingheffing (COM(2016) 24 final). Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat deze raadplegingen worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven, zoals goedgekeurd door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en waarvan de formele ondertekening wordt verwacht. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(14)Daar de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(15)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(16)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken 24 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(17)Richtlijn 2013/34/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 2013/34/EU

Richtlijn 2013/34/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)in artikel 1 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

"1 bis. De coördinatiemaatregelen die bij de artikelen 2, 48 bis tot en met 48 octies en 51 worden voorgeschreven, zijn ook van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot bijkantoren die in een lidstaat zijn opgericht door een onderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt, maar een rechtsvorm heeft die vergelijkbaar is met een van de in bijlage I genoemde ondernemingsvormen.";

(2)het volgende hoofdstuk 10 bis wordt ingevoegd:

"Hoofdstuk 10 bis

Verslag met informatie over de winstbelasting

Artikel 48 bis

Definities inzake de rapportage van informatie over de winstbelasting

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(1)"uiteindelijke moederonderneming": een onderneming die de geconsolideerde financiële overzichten opstelt van het grootste geheel van ondernemingen;

(2)"geconsolideerde financiële overzichten": de financiële overzichten die zijn opgesteld door een moederonderneming van een groep en waarin de activa, de passiva, het eigen vermogen, de baten en de lasten worden gepresenteerd als die van één economische eenheid;

(3)"fiscaal rechtsgebied": een rechtsgebied van een staat of een niet-staat dat fiscale autonomie heeft wat de vennootschapsbelasting betreft.

Artikel 48 ter

Ondernemingen en bijkantoren die over informatie over de winstbelasting moeten rapporteren

1.De lidstaten schrijven voor dat onder hun nationale recht vallende uiteindelijke moederondernemingen met een geconsolideerde netto-omzet van meer dan 750 000 000 EUR en onder hun nationale recht vallende ondernemingen die geen verbonden ondernemingen zijn en een netto-omzet van meer dan 750 000 000 EUR realiseren, jaarlijks een verslag met informatie over de winstbelasting moeten opstellen en publiceren.

Het verslag met informatie over de winstbelasting wordt op de datum van publicatie publiek toegankelijk gemaakt op de website van de onderneming.

2.De lidstaten passen de in lid 1 van dit artikel bedoelde regels niet toe op uiteindelijke moederondernemingen als die ondernemingen of hun verbonden ondernemingen onder artikel 89 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad* vallen en in een verslag per land informatie vermelden over alle activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in het geconsolideerde financiële overzicht van die uiteindelijke moederondernemingen zijn opgenomen.

3.De lidstaten schrijven voor dat de in artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde middelgrote en grote dochterondernemingen die onder hun nationale recht vallen en waarover een uiteindelijke moederonderneming die een geconsolideerde netto-omzet van meer dan 750 000 000 EUR realiseert en niet onder het recht van een lidstaat valt, zeggenschap uitoefent, jaarlijks het verslag met informatie over de winstbelasting van die uiteindelijke moederonderneming moeten publiceren.

Het verslag met informatie over de winstbelasting wordt op de datum van publicatie publiek toegankelijk gemaakt op de website van de dochteronderneming of op de website van een verbonden onderneming.

4.De lidstaten schrijven voor dat bijkantoren die op hun grondgebied zijn opgericht door een onderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt, jaarlijks het verslag met informatie over de winstbelasting van de in lid 5, onder a), van dit artikel bedoelde uiteindelijke moederonderneming moeten publiceren.

Het verslag met informatie over de winstbelasting wordt op de datum van publicatie publiek toegankelijk gemaakt op de website van het bijkantoor of op de website van een verbonden onderneming.

De lidstaten passen de eerste alinea van dit lid alleen toe op bijkantoren met een netto-omzet die groter is dan de drempelwaarde voor de netto-omzet die overeenkomstig artikel 3, lid 2, in de wetgeving van elke lidstaat is vastgesteld.

5.De lidstaten passen de in lid 4 bedoelde regels alleen toe op een bijkantoor als aan de volgende criteria is voldaan:

(a)de onderneming die het bijkantoor heeft opgericht is ofwel een verbonden onderneming van een groep waarover een uiteindelijke moederonderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt en een geconsolideerde netto-omzet van meer dan 750 000 000 EUR realiseert, zeggenschap uitoefent, ofwel een onderneming die geen verbonden onderneming is en een netto-omzet van meer dan 750 000 000 EUR realiseert;

(b)de onder a) bedoelde uiteindelijke moederonderneming heeft geen middelgrote of grote dochteronderneming als bedoeld in lid 3.

6.De lidstaten passen de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde regels niet toe indien een verslag met informatie over de winstbelasting dat overeenkomstig artikel 48 quater is opgesteld, binnen een redelijke termijn van niet meer dan 12 maanden na balansdatum publiek toegankelijk wordt gemaakt op de website van de uiteindelijke moederonderneming die niet onder het recht van een lidstaat valt, en indien in het verslag de naam en statutaire zetel worden vermeld van de ene dochteronderneming die of het ene bijkantoor dat onder het recht van een lidstaat valt en het verslag overeenkomstig artikel 48 quinquies, lid 1, heeft gepubliceerd.

7.De lidstaten schrijven voor dat dochterondernemingen of bijkantoren die niet onder de bepalingen van de leden 3 en 4 vallen, het verslag met informatie over de winstbelasting moeten publiceren en toegankelijk maken als die dochterondernemingen of bijkantoren zijn opgericht met als doel de rapportageverplichtingen in dit hoofdstuk te ontwijken.

Artikel 48 quater

Inhoud van het verslag met informatie over de winstbelasting

1.Het verslag met informatie over de winstbelasting omvat informatie over alle activiteiten van de onderneming en de uiteindelijke moederonderneming, met inbegrip van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen die in het financiële overzicht van het desbetreffende boekjaar zijn geconsolideerd.

2.De in lid 1 bedoelde informatie omvat het volgende:

(a)een korte beschrijving van de aard van de activiteiten;

(b)het aantal werknemers;

(c)het bedrag van de netto-omzet, met inbegrip van de met verbonden partijen gerealiseerde omzet;

(d)het bedrag van de winst of het verlies vóór winstbelasting;

(e)het bedrag van de toerekenbare winstbelasting (lopend boekjaar) – dit zijn de belastinglasten van het lopende jaar die in de belastbare winsten of verliezen van het boekjaar zijn opgenomen door ondernemingen en bijkantoren die fiscaal inwoner zijn van het desbetreffende fiscaal rechtsgebied;

(f)het bedrag van de betaalde winstbelasting – dit is het bedrag van de winstbelasting die ondernemingen en bijkantoren die fiscaal inwoner zijn van het desbetreffende fiscaal rechtsgebied tijdens het desbetreffende boekjaar hebben betaald; en

(g)het bedrag van de gecumuleerde winst.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder e), hebben de belastinglasten van het lopende jaar alleen betrekking op de activiteiten van een onderneming in het lopende boekjaar en omvatten deze geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingverplichtingen.

3.In het verslag wordt de in lid 2 bedoelde informatie voor elke lidstaat afzonderlijk weergegeven. Wanneer een lidstaat meerdere fiscale rechtsgebieden omvat, wordt de informatie op het niveau van de lidstaat samengevoegd.

Het verslag bevat ook de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie afzonderlijk voor elk fiscaal rechtsgebied dat aan het einde van het vorige boekjaar was opgenomen in de overeenkomstig artikel 48 octies opgestelde gemeenschappelijke Unielijst met bepaalde fiscale rechtsgebieden, tenzij in het verslag, onder de in artikel 48 sexies bedoelde verantwoordelijkheid, uitdrukkelijk wordt bevestigd dat de verbonden ondernemingen van een groep die onder het recht van dat fiscaal rechtsgebied vallen, niet rechtstreeks transacties uitvoeren met een verbonden onderneming van dezelfde groep die onder het recht van een lidstaat valt.

In het verslag wordt de in lid 2 bedoelde informatie voor andere fiscale rechtsgebieden op geaggregeerde basis weergegeven.

De informatie wordt aan elk desbetreffend fiscaal rechtsgebied toegewezen op basis van het bestaan van een vaste bedrijfsvestiging of permanente bedrijfsactiviteiten waardoor de groep, vanwege haar activiteiten, in dat fiscaal rechtsgebied winstbelastingen is verschuldigd.

Indien de activiteiten van meerdere verbonden ondernemingen tot belastingplicht binnen één fiscaal rechtsgebied leiden, is de aan dat fiscaal rechtsgebied toegewezen informatie de som van de gegevens over dergelijke activiteiten van iedere verbonden onderneming en hun bijkantoren in dat fiscaal rechtsgebied.

Informatie over een bepaalde activiteit wordt niet gelijktijdig aan meer dan één fiscaal rechtsgebied toegerekend.

4.Het verslag bevat een algemene commentaar op groepsniveau met uitleg voor eventuele grote discrepanties tussen de overeenkomstig lid 2, punten e) en f), vermelde bedragen, in voorkomend geval, rekening houdend met de overeenkomstige bedragen in vorige boekjaren.

5.Het verslag met informatie over de winstbelasting wordt in ten minste één van de officiële talen van de Unie op de website gepubliceerd en toegankelijk gemaakt.

6.De in het verslag met informatie over de winstbelasting gebruikte munteenheid is de munteenheid waarin de geconsolideerde financiële overzichten worden gepresenteerd. De lidstaten mogen niet eisen dat dit verslag in een andere munteenheid wordt gepubliceerd dan de munteenheid die in de financiële overzichten wordt gebruikt.

7.Voor lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, is de tegenwaarde in de nationale munteenheid van de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde drempelwaarde de waarde die wordt verkregen door toepassing van de wisselkoers die op [Publications Office- set the date = the date of the entry in force of this Directive] in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt en die met niet meer dan 5 % wordt vermeerderd of verminderd om ronde bedragen in de nationale munteenheid te verkrijgen.

De in artikel 48 ter, leden 3 en 4, genoemde drempelwaarden worden omgezet in een bedrag van dezelfde waarde in de nationale munteenheid van de betrokken derde landen door toepassing van de wisselkoers op [Publications Office - set the date = the date of the entry in force of this Directive], afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal.

Artikel 48 quinquies

Publicatie en toegankelijkheid

1.Het verslag met informatie over de winstbelasting wordt openbaar gemaakt op de wijze die overeenkomstig hoofdstuk 2 van Richtlijn 2009/101/EG in de wetgeving van elke lidstaat is vastgesteld, samen met de in artikel 30, lid 1, van deze richtlijn bedoelde documenten en, in voorkomend geval, met de boekhoudkundige documenten als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 89/666/EEG van de Raad**.

2.Het in artikel 48 ter, leden 1, 3, 4 en 6, bedoelde verslag blijft minstens vijf opeenvolgende jaren beschikbaar op de website.

Artikel 48 sexies

Verantwoordelijkheid voor het opstellen, publiceren en toegankelijk maken van het verslag met informatie over de winstbelasting

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 1, bedoelde uiteindelijke moederonderneming, handelend binnen het kader van de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat het verslag met informatie over de winstbelasting wordt opgesteld, gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van de administratieve, leidinggevende en toezichthoudende organen van de in artikel 48 ter, lid 3, van deze richtlijn bedoelde dochterondernemingen en de perso(o)n(en) die is (zijn) aangewezen voor het vervullen van de in artikel 13 van Richtlijn 89/666/EEG bedoelde openbaarmakingsformaliteiten voor het in artikel 48 ter, lid 4, van deze richtlijn bedoelde bijkantoor, handelend binnen het kader van de hun krachtens het nationaal recht toegewezen bevoegdheden, collectief verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat het verslag met informatie over de winstbelasting naar hun beste weten en vermogen wordt opgesteld, gepubliceerd en toegankelijk gemaakt overeenkomstig de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies.

Artikel 48 septies

Onafhankelijke controle

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de financiële overzichten van een verbonden onderneming overeenkomstig artikel 34, lid 1, door een of meer wettelijke auditors of auditkantoren worden gecontroleerd, de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) tevens nagaat (nagaan) of het verslag met informatie over de winstbelasting overeenkomstig de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies is verstrekt en toegankelijk gemaakt. Als het verslag met informatie over de winstbelasting niet is verstrekt of toegankelijk gemaakt overeenkomstig die artikelen, vermeldt (vermelden) de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) dit in het auditrapport.

Artikel 48 octies

Gemeenschappelijke Unielijst met bepaalde fiscale rechtsgebieden

De Commissie is overeenkomstig artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot het opstellen van een gemeenschappelijke Unielijst met bepaalde fiscale rechtsgebieden. Die lijst is gebaseerd op de beoordeling van de fiscale rechtsgebieden die niet voldoen aan de volgende criteria:

(1)transparantie en uitwisseling van inlichtingen, met inbegrip van uitwisseling van inlichtingen op verzoek en automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen;

(2)eerlijke belastingconcurrentie;

(3)door de G20 en/of de OESO opgestelde normen;

(4)andere relevante normen, met inbegrip van door de Financial Action Task Force opgestelde internationale normen.

De Commissie evalueert de lijst regelmatig en wijzigt ze, indien nodig, om rekening te houden met nieuwe omstandigheden.

Artikel 48 nonies

Aanvangsdatum voor de rapportage van informatie over de winstbelasting

De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van de artikelen 48 bis tot en met 48 septies van toepassing zijn uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van het eerste boekjaar dat op of na [Publications Office- set the date = one year after the transposition deadline] van start gaat.

Artikel 48 decies

Verslag

De Commissie brengt verslag uit over de naleving en de effecten van de in de artikelen 48 bis tot en met 48 septies vastgestelde rapportageverplichtingen. In dat verslag wordt nagegaan of het verslag met informatie over de winstbelasting passende en evenredige resultaten oplevert, rekening houdend met de noodzaak om te zorgen voor voldoende transparantie en de behoefte van ondernemingen aan een concurrerende omgeving.

Het verslag wordt uiterlijk op [Publications Office- set the date = five years after the transposition date of this Directive] bij het Europees Parlement en de Raad ingediend."

(3)artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 2 en 3 worden vervangen door:

"2. De in artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, artikel 46, lid 2, en artikel 48 octies bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de in artikel 54 bedoelde datum.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, artikel 46, lid 2, en artikel 48 octies bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.";

(b)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

"3 bis. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van [date].";

(c)lid 5 wordt vervangen door:

"5. Een overeenkomstig artikel 1, lid 2, artikel 3, lid 13, artikel 46, lid 2, of artikel 48 octies vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd."

______________________

* Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

** Elfde Richtlijn 89/666/EG van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 36)."

Artikel 2

Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [Publications Office - set the date = one year after entry into force] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Zie Europese Commissie, Actieplan over vennootschapsbelasting , juni 2015. Zie ook Europese Commissie, Pakket anti-ontgaansmaatregelen , januari 2016.
(2) Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied.
(3) Met uitzondering van middelgrote dochterondernemingen en bijkantoren van MNO-groepen van buiten de EU met een geconsolideerde omzet van meer dan 750 miljoen EUR, die aan rapportagevereisten moeten voldoen.
(4) Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (artikel 89).
(5) Richtlijn 2013/34/EU (hoofdstuk 10).
(6) Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied.
(7) Europese Commissie, Feitelijke samenvatting van de antwoorden op de openbare raadpleging om de mogelijkheden na te gaan voor meer transparantie met betrekking tot de vennootschapsbelasting , januari 2016.
(8) Rondetafelconferentie waarop de commissarissen Dombrovskis, Hill en Moscovici een diverse groep belanghebbenden hebben ontmoet (1 oktober 2015).
(9) Europese Commissie, Platform inzake goed fiscaal bestuur .
(10) Studie " General assessment of potential economic consequences of country-by-country reporting under CRD IV ", PwC, 2014.
(11) Ibid. 3.
(12) Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied.
(13) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(14) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over een externe strategie voor effectieve belastingheffing, COM(2016) 24 final.
(15) PB C van , blz. .
(16) COM(2015) 610 final van 27 oktober 2015.
(17) COM(2014) 910 final van 16 december 2014.
(18) 2015/2010(INL)
(19) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(20) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(21) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(22) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(23) Arrest van het Hof van Justitie van 4 december 1997, Verband deutscher Daihatsu-Händler eV / Daihatsu Deutschland GmbH, C-97/96, ECLI:EU:C:1997:581.
(24) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.