9.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 50/98


P8_TA(2016)0067

Gezondheid van dieren ***II

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 8 maart 2016 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (11779/1/2015 — C8-0008/2016 — 2013/0136(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)

(2018/C 050/14)

Het Europees Parlement,

gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (11779/1/2015 — C8-0008/2016),

gezien het gemotiveerde advies dat in het kader van protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is uitgebracht door de Oostenrijkse Bondsraad, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 10 december 2013 (1),

na raadpleging van het Comité van de Regio's,

gezien zijn standpunt in eerste lezing (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2013)0260),

gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 76 van zijn Reglement,

gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A8-0041/2016),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad in eerste lezing;

2.

hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij de onderhavige resolutie is gevoegd;

3.

neemt kennis van de aan deze resolutie gehechte verklaringen van de Commissie;

4.

constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen;

6.

verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;

7.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


(1)  PB C 170 van 5.6.2014, blz. 104.

(2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0381.


BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende antimicrobiële resistentie

In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld „Actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie” (COM(2011)0748) wordt de nadruk gelegd op de preventieve rol van de verordening met betrekking tot overdraagbare dierziekten en de daaruit voortvloeiende verwachte vermindering van het gebruik van antibiotica bij dieren. In aanvulling op de voorschriften van deze verordening worden de lidstaten opgeroepen zich ertoe te verbinden om relevante, vergelijkbare en voldoende gedetailleerde gegevens over het gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen bij dieren te verzamelen en om deze gegevens aan de Commissie toe te zenden, teneinde een verstandiger gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen bij dieren te bevorderen en aldus bij te dragen tot het verminderen van het risico van antimicrobiële resistentie.

Verklaring van de Commissie betreffende antimicrobiële resistentie

De Commissie verbindt zich ertoe regelmatig een verslag te publiceren over het gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen bij dieren in de EU op basis van door de lidstaten ter beschikking gestelde gegevens.

Verklaring van de Commissie betreffende dierenwelzijn

Deze verordening stelt bepalingen vast voor de preventie en bestrijding van dierziekten die kunnen worden overgedragen op dieren of mensen, en bevat geen bepalingen die speciaal gericht zijn op dierenwelzijn, hoewel diergezondheid en dierenwelzijn verband houden met elkaar. De Unie heeft een goed ontwikkeld acquis inzake dierenwelzijn voor verschillende diersoorten (mesthoenders, leghennen, varkens, kalveren) of activiteiten (kweek, vervoer, slacht, wetenschappelijk onderzoek, enz.). Deze wetgeving inzake dierenwelzijn zal derhalve van toepassing blijven. De Commissie is vastbesloten om overeenkomstig artikel 13 van het Verdrag en binnen de daarin aangegeven grenzen ten volle rekening te houden met dierenwelzijn, wat onder andere inhoudt dat zij zorgt voor de volledige tenuitvoerlegging en gepaste ontwikkeling van deze wetgeving.