21.10.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 389/43


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken

(COM(2016) 148 final)

(2016/C 389/06)

Rapporteur:

de heer Daniel MAREELS

Co-rapporteur:

de heer Giuseppe GUERINI

De Europese Commissie heeft op 2 mei 2016 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken”.

[COM(2016) 148 final].

De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 juni 2016 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 juli 2016 gehouden 518e zitting (vergadering van 13 juli 2016) het volgende advies uitgebracht, dat met 113 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC verwelkomt het „actieplan betreffende de btw” om te gaan naar een definitief btw-regime in de EU en onderschrijft er zowel de doelstellingen van als de aanpak op basis van 4 pijlers in het kader van een korte- en middellangetermijnperspectief. Het komt er nu echt op aan een kwalitatieve stap („quantum leap”) voorwaarts te zetten om aldus de eengemaakte markt te ondersteunen en bij te dragen aan banen, groei, investeringen en concurrentievermogen.

1.2.

Voor het Comité is het belangrijk dat de realisatie van alle onderdelen van het actieplan als één onlosmakelijk geheel wordt nagestreefd. Dat geldt inzonderheid voor de overstap naar het definitief btw-regime. De effectieve realisatie daarvan, die in het actieplan slechts in een tweede fase is voorzien en afhankelijk wordt gesteld van een afzonderlijke evaluatie door de lidstaten, dient in elk geval en binnen een redelijke termijn geambieerd te worden, zoniet dreigen de vooropgestelde doelstellingen in het gedrang te kunnen komen.

1.3.

Met betrekking tot de in het actieplan voorziene eerste fase, die thans beperkt wordt tot bepaalde leveringen van goederen, moedigt het Comité alle betrokkenen aan om te onderzoeken hoe de diensten sneller onder het nieuwe regime kunnen worden gebracht, waardoor ook de problemen gelinkt aan deze (overgangs-)fase zouden verminderen. Ook zou kunnen worden nagedacht over methoden om financiële diensten meer veralgemeend onder de btw te brengen.

1.4.

In de ogen van het Comité dient de omvorming van het huidig regime te leiden tot een definitief btw-stelsel dat duidelijk, coherent, robuust en sluitend is, en ook proportioneel en toekomstvast („future proof”). In dat verband sluit het Comité zich aan bij de voorgestelde keuze van het bestemmingsland-beginsel als grondslag voor het definitief btw-stelsel, nu daardoor een gelijk speelveld wordt geschapen voor alle leveranciers op eenzelfde nationale markt en minder verstoringen op de markt zullen optreden.

1.5.

Veel aandacht dient voor het Comité ook uit te gaan naar bedrijfsvriendelijkheid in hoofde van de ondernemingen en inzonderheid van kmo’s. Onverminderd de in het actieplan vooropgestelde nieuwigheden en vereenvoudigingen blijft er een ruime bezorgdheid bestaan omtrent het complexe en ingewikkelde karakter van de toekomstige regeling en de grote administratieve last die met de toepassing ervan gepaard kan gaan.

1.6.

Onverminderd de duidelijkheid en de rechtszekerheid die moet vooropstaan bij de uitwerking van het definitief btw-regime, bepleit het Comité dat verder wordt nagedacht over verdere en bijkomende vereenvoudigingen en een vermindering van de administratieve last waarbij een proportionele benadering ten gunste van kmo’s in overweging kan genomen worden, evenwel zonder afbreuk te doen aan het sluitend karakter en de andere essentiële karakteristieken van het definitief btw-stelsel. Ze dienen best vanaf het begin bij de uitwerking hiervan betrokken te worden.

1.7.

Ook een ruime en moderne terbeschikkingstelling van nuttige informatie, bijvoorbeeld via een webportal, ten voordele van de ondernemingen dient te worden overwogen. Dat moet inzonderheid kleine ondernemingen helpen om op voet van gelijkheid te concurreren met andere ondernemingen en met leveranciers uit de publieke sector. Meer algemeen komt het erop aan grensoverschrijdende activiteiten binnen de EU voor alle ondernemingen, en in het bijzonder voor kmo’s, gemakkelijker en aantrekkelijker te maken.

1.8.

Het EESC is ingenomen met de ruime aandacht voor het dichten van de btw-kloof en de fraudegevoeligheid van deze belasting, zeker nu de bedragen hoog oplopen, tot wel 170 miljard EUR per jaar. Het is van belang die doelstelling prioritair aandacht te geven en snel tot resultaten te komen, onder meer via een verbeterde samenwerking tussen belastingdiensten, evenals met de douaneadministraties binnen de EU en met derde landen, meer efficiënte fiscale administraties en een sterkere rol voor Eurofisc, een versterking van de vrijwillige naleving van de regels en een betere inning van de belasting.

1.8.1.

Voor het Comité dienen de lidstaten de capaciteit van hun belastingdiensten te versterken op alle vlakken, zowel menselijk, financieel als technisch. Dat moet hen toelaten mee garant te staan voor het goed en correct functioneren van het nieuwe regime zodat ook de fraude afneemt.

1.8.2.

Onverminderd de in het actieplan voorziene acties in dit vlak stelt het Comité de vraag of niet nog meer en andere middelen moeten worden ingezet in dit vlak, naar het voorbeeld van een aantal recente internationale afspraken inzake automatische gegevensuitwisseling met betrekking tot directe belastingen?

1.8.3.

In dezelfde lijn dient voor het EESC veel aandacht uit te gaan naar de intrinsieke kenmerken en eigenschappen van het definitief btw-stelsel op het gebied van fraudegevoeligheid. De nieuwe regels, een passend toezicht en een uitgebouwde controle met de noodzakelijke middelen tot handhaving, met inbegrip van gerechtelijke middelen, dienen consistent te leiden naar een meer sluitend en correcter toegepast btw-stelsel. In dit kader dient eveneens de bestaande vrijstelling voor kleine zendingen door leveranciers van buiten de EU bekeken te worden, maar het Comité bepleit daar een genuanceerde aanpak.

1.9.

Als het er op aankomt de strijd tegen de fraude concreet gestalte te geven dient volgens het Comité doelgericht en proportioneel gewerkt te worden. „Bonafide” ondernemingen moeten worden ontzien en er mogen hen geen nieuwe buitensporige maatregelen worden opgelegd.

1.10.

Het Comité is ingenomen met de aandacht voor de nieuwe ontwikkelingen in de e-commerce en de ondernemingsvormen. Het komt erop aan in die omgeving klaarheid en duidelijkheid voor alle betrokkenen te brengen, waarbij tegelijk gewaakt wordt over de gelijke behandeling van alle leveranciers, ongeacht of ze deze ontwikkelingen volgen dan wel de meer klassieke kanalen en vormen aanhouden, en voor al hun verrichtingen grensoverschrijdend of niet.

1.11.

Betreffende de verhoogde flexibiliteit inzake verlaagd tarief ten voordele van de lidstaten en de in het actieplan voorziene twee opties ter zake, reserveert het Comité zijn positie aangezien meer informatie nodig is over de voorgestelde mogelijkheden, de wijze waarop ze werken en de regels waaraan ze beantwoorden. Daarom geeft het Comité er thans de voorkeur aan een aantal criteria voor het toekomstig regime aan te reiken. Daarbij moeten flexibiliteit en rechtszekerheid hand in hand gaan, moet het gaan om een transparante regeling en ter wille van de eenvoud dient het aantal lage tarieven en uitzonderingen beperkt gehouden te worden. In de huidige omstandigheden en op basis van de thans beschikbare informatie drukt het Comité zijn voorkeur uit voor optie 1, aangezien die het meest in lijn ligt met de vorenvermelde criteria.

2.   Achtergrond  (1)

2.1.

Het actieplan betreffende de btw stippelt een traject uit voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU. Die ruimte dient in staat te zijn de eengemaakte markt te ondersteunen, bij te dragen aan het stimuleren van banen, groei, investeringen en concurrentievermogen en te voldoen aan de eisen van de 21e eeuw. Het nieuwe stelsel dient eenvoudiger, fraudebestendiger en bedrijfsvriendelijker te zijn.

2.2.

Het huidige btw-stelsel is mateloos versnipperd en ingewikkeld, zeker in een grensoverschrijdende context. Het heeft geen gelijke tred gehouden met de uitdagingen van de nieuwe mondiale, digitale en mobiele economie. Er is een groot verschil tussen de verwachte en de werkelijke btw inkomsten (de „btw-kloof”) en het stelsel is fraudegevoelig.

2.3.

De voorgestelde benadering komt neer op het moderniseren en „rebooten” (heropstarten) van de btw. Andere benaderingen worden niet geacht valabele opties te vormen. Wijzigingen aan het stelsel vereisen unanimiteit van alle lidstaten.

2.4.

Het actieplan omvat een viertal componenten, en ten minste een 27-tal maatregelen (2). Een aantal daarvan zijn in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving (REFIT) ontwikkeld.

2.4.1.

De kern van het actieplan en ook het belangrijkste onderdeel betreft ongetwijfeld de belangrijkste beginselen voor een toekomstige gemeenschappelijke btw-ruimte. Bedoeling is in 2017 met een voorstel voor definitieve regels te komen.

2.4.1.1.

Het definitieve btw-stelsel zal berusten op het beginsel van belastingheffing in het land van bestemming van goederen en diensten (3), omdat het oorsprongslandbeginsel niet haalbaar is gebleken. Dat geldt voor alle verrichtingen, met inbegrip van de grensoverschrijdende transacties. De wijze van inning zal stapsgewijs evolueren naar een meer fraudebestendig stelstel. Deze voorstellen zouden in 2 stappen worden verwezenlijkt.

2.4.2.

Daarnaast zijn er een aantal recente en al lopende initiatieven. Die betreffen:

Enerzijds, de afschaffing van de obstakels die de elektronische handel in de eengemaakte markt belemmeren. De Commissie voorziet eind 2016 een voorstel om de btw te moderniseren en te vereenvoudigen, met name voor kmo’s.

Anderzijds, de lancering in 2017 van een pakket van maatregelen voor kmo’s. Het betreft vereenvoudigingsmaatregelen die een impact hebben op de btw-compliance kost, ten voordele van kleine ondernemingen.

2.4.3.

Het grootste pakket betreft de dringende maatregelen om de btw-kloof en de btw fraude tegen te gaan. Daar wordt de nadruk gelegd op:

De verbetering van de samenwerking tussen belastingdiensten, evenals met de douaneadministraties binnen de EU en met derde landen.

Het streven naar meer efficiënte fiscale administraties en de rol van Eurofisc versterken.

Het versterken van de vrijwillige naleving van de regels.

De inning van de belasting.

Daarnaast komt er een evaluatieverslag over de richtlijn betreffende de wederzijdse bijstand bij het innen van belastingschulden.

2.4.4.

Als laatste gaat het om het streven — op langere termijn — naar een gemoderniseerd tariefbeleid. Bedoeling is de lidstaten meer vrijheid en flexibiliteit te geven inzake de tarieven, en inzonderheid de verlaagde tarieven. Initiatieven volgen in 2017.

3.   Opmerkingen en commentaren

3.1.   Het actieplan

3.1.1.

Het EESC verwelkomt het actieplan om te gaan naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU. Het is een ambitieus, dringend en noodzakelijk actieplan dat past in de uitbouw van een meer moderne en competitieve eenheidsmarkt.

3.1.2.

Het EESC kan zich vinden in een aanpak op basis van 4 componenten (4) met een in de tijd gedifferentieerde aanpak op korte en middellange termijn. Het komt er op aan komaf te maken met de zwakheden en de lacunes van het huidig overgangsregime en een kwalitatieve stap („quantum leap”) voorwaarts te zetten, in overeenstemming met de behoeften van een eengemaakte markt.

3.1.3.

Het Comité kan zich aansluiten bij de voorgestelde benadering waarin het definitieve btw-stelsel berust op het bestemmingsland-beginsel. Tegelijk kan worden gesteld dat het nieuwe stelsel duidelijk, coherent, robuust en sluitend moet zijn, en ook proportioneel en toekomstvast („future proof”). In deze context, vraagt het EESC aan de Europese Commissie om voorzichtigheidshalve de mogelijkheid van het introduceren van een algemeen stelsel „voor veralgemeende verlegging” (5) voor alle grensoverschrijdende B2B-transacties te bekijken. Hoewel het mechanisme van „veralgemeende verlegging” reeds gebruikt wordt in sommige lidstaten om btw fraude te verminderen met betrekking tot bepaalde economische sectoren, zou een algemene toepassing van dit principe kunnen leiden tot een verschuiving van het risico van btw fraude naar verkoop in de detailhandel.

3.1.4.

Het is van belang dat deze overgang naar een definitief regime goed omkaderd gebeurt. Daarbij is het van groot belang dat de performanties van de nationale belastingdiensten en hun grensoverschrijdende samenwerking worden verbeterd en de fraudegevoeligheid van het stelsel wordt aangepakt. Met het oog op een betere inning van de btw en om de fraude te bestrijden is het belangrijk om de ontwikkeling en de uitwisseling van „best practices” overal in de EU aan te moedigen. Aldus zou ook kunnen nagedacht worden over het invoeren van termijnen voor btw-afrekening tussen lidstaten. Alles moet in het werk worden gesteld om de btw-kloof zoveel als mogelijk te dichten. Een en ander moet toelaten zowel aan de belangen van de Overheden tegemoet te komen (correcte btw-inkomsten!) als het gelijk speelveld voor alle leveranciers te verbeteren.

3.1.5.

Tegelijk is het van het grootste belang dat het stelsel meer bedrijfsvriendelijk wordt gemaakt. Duidelijkheid en rechtszekerheid dienen daarbij voorop te staan. Daarnaast is het belangrijk de administratieve lasten te beperken, inzonderheid voor kmo’s, evenwel zonder afbreuk te doen aan het sluitend karakter en de andere essentiële karakteristieken (6) van het definitief btw-stelsel. In dit verband dient werk gemaakt te worden van eenvormige formulieren met het oog op de teruggave van btw, tijdige terugbetalingen en een toegankelijk stelsel van btw-tarieven.

3.1.6.

De toepassing van het bestemmingsland-beginsel laat aan de lidstaten vrijheid in het bepalen van hun tarieven, maar dat zou niet mogen leiden tot fragmentatie en overdadige complicatie. Een proportionele benadering, ten voordele van de kmo’s, is aangewezen. Verder dient rekening te worden gehouden zowel met de nieuwe ontwikkelingen van grensoverschrijdende handel, digitale en mobiele economie als met alle — bestaande zowel als moderne — ondernemingsvormen.

3.1.7.

Voor het EESC dient het streven naar een gemoderniseerd tariefbeleid dat de lidstaten meer flexibiliteit geeft inzake de verlaagde tarieven (7) principieel te worden ingeschreven binnen de doelstelling van de toepassing van het „bestemmingsland”-beginsel nu in deze situatie er normaal minder verstoringen van de handel zullen optreden. Het aantal uitzonderingen dient te worden beperkt en om de economische efficiëntie te verbeteren dienen privaat en publiek verstrekte goederen en diensten op dezelfde manier (8) te worden behandeld voor btw-doeleinden. Hoe ruimer de basis is waarop btw wordt toegepast, hoe lager het tarief moet zijn om aan gelijke belastinginkomsten te komen. Tegelijk kunnen zodoende economische distorties vermeden worden.

3.1.8.

Voor het EESC komt het erop aan dat dit actieplan in zijn geheel en in al zijn onderdelen volledig wordt verwezenlijkt, als een onlosmakelijk geheel. De onzekerheid die daarover thans kan bestaan is niet in lijn met het streven naar een btw-stelsel voor een eengemaakte markt en is van aard om de vooropgestelde doelstellingen in gevaar te brengen. Voor het EESC dienen alle nodige garanties voor het bereiken van deze doelstelling in het actieplan te worden ingebouwd. Dat geldt inzonderheid voor de overstap naar het definitief btw-regime in twee fasen, waarvan de tweede fase nu (9) afhankelijk wordt gemaakt van een afzonderlijke evaluatie door en beslissing van de lidstaten. De effectieve realisatie van het definitief btw-stelsel, via de tweede fase, dient in elk geval en binnen een redelijke termijn nagestreefd te worden.

3.1.9.

Vanuit het perspectief van de volledige realisatie van het actieplan vraagt het Comité aan de lidstaten om de samenwerking met het oog op de uitwisseling van gegevens te vermeerderen en te verdiepen, en om vertrouwen op te bouwen in de inspanningen die gebeuren voor de implementatie van de teksten en de verhoging van de btw-inkomsten. Voor het Comité dienen de lidstaten daartoe de capaciteit van hun belastingdiensten te versterken, die zowel op menselijk vlak als ter zake de financiële en technische (o.a. ICT) mogelijkheden over voldoende middelen moeten beschikken. Het Comité dringt erop aan dat deze vraag wordt ondersteund door de Commissie.

3.1.10.

Het Comité verwacht dat de Commissie te gepaste tijde een diepgaande en alomvattende effectbeoordeling van de voorgestelde maatregelen en van het actieplan in zijn geheel presenteert. Daarin kunnen de gevolgen voor kmo’s voor wie de complexiteit en de administratieve last grote uitdagingen vormen, niet ontbreken.

3.2.   De belangrijkste doelstelling: naar een solide gemeenschappelijke Europese btw-ruimte — op weg naar het definitief btw-regime

3.2.1.

Het EESC onderschrijft de keuze voor het bestemmingsland-principe nu er aldus een level playing field wordt gecreëerd voor alle leveranciers op eenzelfde nationale markt, ongeacht waar ze gevestigd zijn.

3.2.2.

Volgens het actieplan zal het bestemmingsland-beginsel in de eerste fase van de overstap naar het definitief btw-regime enkel voor goederen worden toegepast. Ter wille van de eenvoud en om verdere complicaties te voorkomen moedigt het Comité de Commissie en de lidstaten aan om te onderzoeken hoe de diensten sneller onder het nieuwe regime kunnen worden gebracht en om methoden te exploreren over hoe financiële diensten meer veralgemeend onder btw kunnen worden gebracht.

3.2.3.

De toepassing van het nieuw stelsel brengt risico’s op bijkomende administratieve lasten voor de ondernemingen mee, en daarom onderlijnt het Comité de nood aan vereenvoudigde btw regels, in het bijzonder voor kmo’s, die evenwel geen afbreuk doen aan het sluitend karakter van het stelsel. Tegelijk dient er veel aandacht te zijn voor de duidelijkheid van de regels en de rechtszekerheid.

3.2.4.

Voor ondernemingen moet het gemakkelijk en aantrekkelijk zijn om hun activiteiten grensoverschrijdend binnen de EU uit te breiden. Bij grensoverschrijdende verrichtingen impliceert het bestemmingsland-beginsel dat de leveranciers het btw-tarief van de lidstaat van hun klanten toepassen, wat tot complicaties en bijkomende last kan leiden. Inderdaad, aldus kunnen ze te maken hebben met de stelsels in de 27 andere lidstaten. Om de daaruit voortvloeiende last beheersbaar te houden dient te worden voorzien in publieke informatiestelsels, zoals een webportal, waarop, onder meer, de in alle lidstaten geldende tarieven staan. Het is evenzeer van belang dat ondernemingen zich alleen maar in het land van hun vestiging dienen te registreren. Het EESC prijst daarom het Commissievoorstel dat tot doel heeft „btw-registratieverplichtingen” enkel te vragen in het land van vestiging, wat de betrokken ondernemingen toelaat om een geschat bedrag van ongeveer 1 miljard te besparen.

3.3.   De maatregelen om de btw-kloof te dichten en de fraude te bestrijden.

3.3.1.

Het EESC is ingenomen met de aandacht voor het dichten van de btw-kloof en de fraudegevoeligheid van het btw stelsel, zeker nu het verlies voor de overheden tot 170 miljard EUR per jaar, of niet minder dan 15,2 % van de totale btw inkomsten, oploopt. Grensoverschrijdende fraude alleen al vertegenwoordigt 50 miljard EUR jaarlijks.

3.3.2.

Het is van belang die doelstelling prioritair aandacht te geven en snel tot resultaten te komen. Onverminderd de in het actieplan voorziene acties in dit vlak rijst voor het EESC de vraag of niet nog meer en andere middelen moeten worden ingezet, naar het voorbeeld van de recente internationale afspraken inzake directe belastingen, onder andere inzake uitwisseling van gegevens en de plannen (10) van de Commissie om belastingontwijking tegen te gaan?

3.3.3.

In dezelfde lijn dient voor het EESC veel aandacht uit te gaan naar de intrinsieke kenmerken en eigenschappen van het definitief btw-stelsel op het gebied van de fraudegevoeligheid. Het feit dat de fraude gevoelig (11) kan verminderen door de toepassing van het systeem van gespreide betalingen bij grensoverschrijdende verrichtingen mag niet van aard zijn om op de lauweren te rusten.

3.3.4.

De nieuwe regels, een passend toezicht en een uitgebouwde controle met de noodzakelijke middelen tot handhaving, met inbegrip van gerechtelijke middelen, dienen consistent te leiden naar een meer sluitend en correcter toegepast btw-stelsel.

3.3.5.

Voor het EESC is het van belang dat het dichten van de btw-kloof en de strijd tegen de fraude doelgericht gebeurt. Maatregelen om die kloof te dichten moeten in lijn zijn met het proportionaliteitsbeginsel en de werking van de interne markt verbeteren. De „bona fide” ondernemingen moeten worden ontzien en er mogen hen geen nieuwe buitensporige maatregelen worden opgelegd.

3.3.6.

Zwakheden en lacunes in het huidige systeem zoals de vrijstelling voor de invoer van kleine zendingen door niet-EU leveranciers creëren een ongelijk speelveld, verstoren de markt en leiden tot belangrijk inkomstenverlies door de Overheden (geraamd op 3 miljard EUR jaarlijks). Past een dergelijke regeling principieel niet in een modern Europees btw-stelsel, dan bepleit het Comité vanuit kostenoogpunt een genuanceerde aanpak waarbij echt niet-marktverstorende verrichtingen mogelijks buiten schot blijven, zoals onder meer het geval is voor kleine en sporadische zendingen van geringe waarde voor zuiver privé doeleinden.

3.3.7.

Er zouden ook lessen uit het verleden kunnen worden getrokken. In die zin zou kunnen worden nagedacht over de wenselijkheid, in de toekomst, van een ruime evaluatie van het btw stelsel, niet alleen van de regels en de werking ervan, maar ook, ruimer, over de overeenstemming ervan met de behoeften van de economie en van de Overheden evenals zijn bijdrage aan het Europese project. Dergelijke evaluatie zou op regelmatige tijdstippen kunnen plaatsvinden.

3.4.   Rekening houden met een aantal nieuwe ontwikkelingen, in de e-commerce en de ondernemingsvormen

3.4.1.

Het EESC is ingenomen met de aandacht in het actieplan voor de innovatieve bedrijfsmodellen en de technologische vooruitgang in een alsmaar meer digitaliserende omgeving. Ruimer gesteld is het noodzakelijk rekening te houden met alle belangrijke en toekomstgerichte ontwikkelingen. Dat zou ook de toekomstvastheid („future proof”-karakter) van het definitief btw-stelsel ten goede komen.

3.4.2.

Voor het EESC komt het er op aan dat in deze omgeving de btw-regels worden vastgelegd zodat duidelijkheid en zekerheid ontstaat voor alle betrokkenen.

3.4.3.

Op dezelfde manier moet worden gewaakt over een gelijke behandeling tussen alle leveranciers die — grensoverschrijdend of niet — dezelfde goederen of diensten aanbieden, ongeacht of ze de nieuwe ontwikkelingen volgen (digitale vorm), dan wel de meer klassieke kanalen en vormen aanhouden (fysieke vorm). Het EESC moedigt de implementatie van vereenvoudigingsmaatregelen, zoals de gemeenschappelijke EU btw-drempel om het start-ups in de e-commerce gemakkelijker te maken aan, en stelt dat deze zou moeten worden opengesteld voor alle kmo’s.

3.5.   Rekening houden met de behoeften van de kmo’s

3.5.1.

Het EESC is ingenomen met en onderstreept de aandacht in het actieplan voor de kmo’s. Het is belangrijk en nodig dat het actieplan de realisatie voorziet van een geheel van specifieke maatregelen met proportionele en adequate regels voor kmo’s. Elders in dit advies is daarop al ingegaan.

3.5.2.

De intentie om een breed pakket aan vereenvoudigingsmaatregelen in hun voordeel te voorzien wordt toegejuicht. Die intenties in het actieplan noodzaken wel nog verdere verduidelijking en uitdieping. Voor het EESC is het wel zaak de kmo’s hierbij vanaf het begin te betrekken.

3.5.3.

Voor de ondernemingen uit de landbouw zou het wenselijk zijn de huidige facultatieve mogelijkheid om compensaties te voorzien mbt btw betaald op bepaalde aankopen om te zetten in een verplichting voor alle lidstaten. Tegelijkertijd dienen activiteiten inzake omzetting van landbouwproducten door organisaties van landbouwproducenten en anderen die daarmee gelijk kunnen worden gesteld geassimileerd te worden met landbouwproductie.

3.6.   Maatregelen inzake verlaagd tarief

3.6.1.

Met betrekking tot de verhoogde flexibiliteit inzake de verlaagde tarieven drukt het Comité er zijn bezorgdheid over uit dat dit zou kunnen leiden tot een verhoogde fragmentatie van btw-tarieven tussen de lidstaten, wat ten nadele zou zijn van de duidelijkheid en de toepasbaarheid van het systeem, inzonderheid voor kmo’s.

3.6.2.

Met betrekking tot de in het actieplan voorgestelde opties reserveert het Comité zijn positie aangezien meer informatie nodig is over de voorgestelde mogelijkheden, de wijze waarop ze werken en de regels waaraan ze beantwoorden. Daarom geeft het Comité er thans de voorkeur aan een aantal karakteristieken van het toekomstig regime aan te reiken. Daarbij moeten flexibiliteit en rechtszekerheid hand in hand gaan, het moet gaan om een transparante regeling en het aantal lage tarieven en uitzonderingen dient beperkt gehouden te worden. In de huidige omstandigheden en op basis van de thans beschikbare informatie drukt het Comité zijn voorkeur voor optie 1 (12), aangezien die het meest in lijn ligt met de vorenvermelde criteria.

3.6.3.

Het EESC vraagt dat de rol en de strategische relevantie van sociale ondernemingen (13) in overweging zou worden genomen in het toekomstig definitief btw-regime. In die zin zou kunnen worden gedacht aan een herziening van het nummer 15 van de bijlage III van de Richtlijn 2006/112/EG of een nieuwe bepaling die voorziet in de toepassing van het verlaagd tarief voor sociale-, gezondheids- en opvoedingsdiensten aan minderbedeelde personen verstrekt door instellingen waarvan het sociaal karakter erkend is. In het bijzonder zou de mogelijkheid moeten worden overwogen in het nieuwe btw-regime om vrijstellingen of een verlaagd tarief toe te passen op producten en diensten voor gehandicapten en kansarmen.

3.6.4.

Het is alsook belangrijk om bestaande btw-uitzonderingen, reeds toegestaan in een aantal lidstaten, ten voordele van vrijwilligersorganisaties, te behouden, omwille van het specifieke karakter van de betrokken organisaties, en het ontbreken van een grensoverschrijdend belang.

3.6.5.

In het kader van de herziene btw-richtlijn zou de mogelijkheid van toepassing van hogere btw-tarieven dan de standaardtarieven voor luxeproducten door individuele lidstaten kunnen worden onderzocht, en zo ja, welke regels daarvoor gelden.

3.6.6.

Bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad werden bijzondere verlaagde btw-tarieven en afwijkingen toegestaan aan bepaalde Europese eilanden en afgelegen gebieden ter compensatie van hun permanente natuurlijke en demografische handicaps. Gezien het belang van deze regelingen voor het bedrijfsleven en de lokale economieën op eilanden, pleit het EESC voor de voorzetting ervan.

Brussel, 13 juli 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Navolgende tekst is ruim gebaseerd op het actieplan.

(2)  Een zevental is vermeld in het Plan en een twintigtal in het document „20 measures to tackle the VAT gap”. Zie http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/tax_cooperation/vat_gap/2016-03_20_measures_en.pdf

(3)  Het „bestemmingsland”-beginsel.

(4)  Zie hierboven punt 2.4.

(5)  Ook bekend onder de Engelse term „reversed charge system”.

(6)  Cf punt 3.1.3

(7)  Zie hierboven punt 2.4.4

(8)  Bijvoorbeeld, in de zorgsector moeten private ondernemingen in de regel de btw toepassen, in tegenstelling tot publieke leveranciers die vaak een vrijstelling genieten.

(9)  In de huidige versie van het actieplan. Zie punt 4, laatste alinea.

(10)  Zie het Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden, dat door de Commissie is bekendgemaakt op 28 januari 2016 (de zogenaamde anti-BEPS richtlijn. Zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1465293669136&uri=CELEX:52016PC0026 en http://europa.eu/rapid/press-release_IP-16-159_nl.htm; Zie hierover het EESC advies ECO/405 Pakket bestrijding belastingontwijking, van 28 april 2016 (PB C 264 van 20.7.2016, blz. 93).

(11)  Met ongeveer 40 miljard EUR of 80 %.

(12)  Optie 1 betreft de „uitbreiding en regelmatige herziening van de lijst van goederen en diensten die voor een verlaagd tarief in aanmerking komen”.

(13)  Over het belang van de sociale economie, zie de mededeling van de Commissie — Initiatief voor sociaal ondernemerschap — Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie (COM(2011) 682 final).