Brussel, 1.10.2015

COM(2015) 480 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen

1.Inleiding

Illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO-)visserij put de visbestanden uit, vernietigt mariene habitats, ondermijnt de voedselzekerheid, verstoort de concurrentie, benadeelt eerlijke vissers en verzwakt kustgemeenschappen, vooral in ontwikkelingslanden. IOO-visserij vormt een ernstig milieurisico voor de visbestanden en kan ervoor zorgen dat visserijen ineenstorten. De waarde van IOO-visserij wordt wereldwijd op 10 miljard euro per jaar geraamd 1 . Elk jaar wordt 11 tot 26 miljoen ton vis illegaal gevangen, minstens 15 % van de wereldwijde vangst. Daardoor gaan aanzienlijke hulpbronnen, inkomsten, voedings- en bestaansmiddelen verloren. Dat veroorzaakt ernstige problemen voor de mensenrechten en de veiligheid, de maritieme beveiliging en de economische activiteit en de handel, zowel op zee als aan land.

Omdat enkele lidstaten hun in internationaal recht vastgestelde verplichtingen inzake de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat niet konden nakomen, is de internationale gemeenschap op zoek gegaan naar vernieuwende wijzen om IOO-visserij te bestrijden. Door de Gedragscode voor een verantwoorde visserij van 1995 en het internationaal actieplan van 2001 om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IOO-IAP), die door de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) werden aangenomen, ging de internationale gemeenschap zich opnieuw inzetten voor duurzame mariene rijkdommen. Het gaat om niet-bindende teksten in het kader van het internationale visserijrecht, met name het Zeerechtverdrag van de VN van 1982 (UNCLOS) en de VN-overeenkomst inzake visbestanden van 1995 (UNFSA), die een kader en instrumenten voor de bestrijding van IOO-visserij hebben gecreëerd. Volgens de bepalingen ervan moeten alle staten passende maatregelen nemen voor en samenwerken aan een duurzaam beheer van de mariene rijkdommen. Bovendien heeft de FAO in 2009 de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PSMA) aangenomen. Doel van die overeenkomst is om via geharmoniseerde maatregelen een versterkte multilaterale samenwerking bij de bestrijding van de IOO-visserij te verzekeren en om de instroom van IOO-visserijproducten op de markt tegen te houden. Ook regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) hebben maatregelen tegen IOO-visserij genomen, zoals vangstdocumentatieregelingen 2 , uitgebreide vlaggenstaatverplichtingen en lijsten van IOO-vaartuigen 3 .

In hun duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen hebben de Verenigde Naties de bestrijding van IOO-visserij opgenomen als een belangrijk werkpunt onder de doelstelling "behoud en duurzaam gebruik van de oceanen, zeeën en mariene rijkdommen voor duurzame ontwikkeling" 4 .

De Europese Unie (EU) is partij bij het UNCLOS, de UNSFA en de PSMA en is lid of samenwerkend niet-lid van zes ROVB's voor tonijn 5 en elf ROVB's voor andere soorten dan tonijn 6 .

Omdat IOO-visserij een groot en dringend probleem vormt, heeft de EU besloten om krachtiger op te treden en aanvullende maatregelen te nemen die zijn afgeleid van het bestaande internationale kader. In 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening) 7 vastgesteld. Die verordening is op 1 januari 2010 in werking getreden. In 2009 heeft de Commissie bepalingen ter uitvoering van de IOO-verordening vastgesteld 8 .

De IOO-verordening wijst elke lidstaat en elk derde land zijn op verantwoordelijkheid om zijn internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat te vervullen. Het is een transparant en niet-discriminerend instrument, dat van toepassing is op alle vaartuigen die betrokken zijn bij de commerciële exploitatie van visbestanden die bestemd zijn voor de EU-markt, en op iedere EU-burger die betrokken is bij visserijactiviteiten onder welke vlag dan ook. Het doel van de IOO-verordening is de handel in IOO-visserijproducten in de EU te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

De EU heeft daartoe een aantal instrumenten ingevoerd die de traceerbaarheid verbeteren en de communicatie en de samenwerking tussen de EU, de lidstaten, derde landen en ROVB's bevorderen. Het gaat onder meer om de EU-vangstcertificeringsregeling, het systeem van wederzijdse bijstand tussen de lidstaten, de procedure voor samenwerking met derde landen en de lijst van IOO-vaartuigen.

Door zowel binnen als buiten de EU tegen IOO-visserij op te treden, beschermt de EU de noodzakelijke middelen voor levensonderhoud, bevordert ze de ontwikkeling van de legitieme visserijsector en creëert ze eerlijker concurrentievoorwaarden. Ze doet dit door zowel in de lidstaten als in derde landen strengere normen voor visserijbeheer op te stellen.

De EU voert niet alleen een beleid tegen IOO-visserij maar heeft ook beleidsmaatregelen opgesteld en uitgevoerd voor het duurzame beheer van andere natuurlijke rijkdommen, zoals hout 9 en in het wild levende dieren 10 .

Volgens artikel 55 van de IOO-verordening moeten de lidstaten bij de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van de verordening. Op basis van die verslagen en haar eigen waarnemingen moet de Commissie verslag uitbrengen bij de Raad en het Europees Parlement.

Vijf jaar nadat de IOO-verordening in werking is getreden, zijn een aantal resultaten merkbaar. In deze mededeling worden de belangrijkste resultaten kort voorgesteld 11 . Gedetailleerdere statistische informatie over de toepassing van de verordening in de lidstaten met betrekking tot de inspectie en controle van aanlanding en overlading, gegevens over vangstcertificaten, over invoer, uitvoer en wederuitvoer en het gebruik van IT-systemen, over de toepassing van sancties en over samenwerking, opleiding en voorlichting is te vinden in het onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot de toepassing en uitvoering van de IOO-verordening 12 .

 

2.De IOO-verordening – belangrijkste resultaten

Voor de EU was de bestrijding van IOO-visserij de afgelopen jaren een politieke prioriteit. De EU bestrijdt IOO-visserij op vier onderling verbonden terreinen: samenwerking met de lidstaten, samenwerking met derde landen, onderzoek naar vermoedelijke IOO-vaartuigen en samenwerking op internationaal niveau en met belanghebbenden. De EU streefde daarbij altijd naar een positief veranderingsklimaat door structurele hervormingen. Identificatie van landen, ondernemingen of personen was slechts een laatste redmiddel.

2.1.    SAMENWERKING MET DE LIDSTATEN

Vlaggenstaatverantwoordelijkheden van de lidstaten

Tegelijk met de IOO-verordening zijn twee andere belangrijke onderdelen van de EU-wetgeving in werking getreden: de controleverordening 13 en de vismachtigingsverordening 14 . Daardoor werd het EU-controlesysteem ingrijpend veranderd. Er is nu geen discriminatie meer tussen EU-vaartuigen die actief zijn in EU-wateren en die actief zijn in wateren van derde landen. De Commissie stopt veel werk in de uitvoering van deze drie verordeningen om ervoor te zorgen dat de lidstaten, net zoals van derde landen wordt verwacht, hun verantwoordelijkheid als vlaggenstaat nakomen.

Havenstaatverantwoordelijkheden van de lidstaten

De lidstaten kunnen de IOO-verordening gebruiken als een solide kader voor uitvoering van de havenstaatmaatregelen en om de kans te verkleinen dat producten van IOO-visserij rechtstreeks in de EU worden aangeland. Vaartuigen uit derde landen mogen volgens de IOO-verordening alleen aangewezen havens aandoen, en slechts onder strikte voorwaarden. In 2012 en 2013 hebben de EU-lidstaten bijna 1 500 vaartuigen in hun havens geïnspecteerd. Tijdens die inspecties zijn een aantal inbreuken vastgesteld, onder meer fouten in de aanlandingsaangiften, foutieve informatie in het logboek van het vaartuig en het negeren van havenstaatmaatregelen, zoals de verplichting om het geschatte tijdstip van aankomst in de haven vooraf te melden of de verplichte aanwezigheid van een inspecteur bij de aanlanding.

Door de grondige inspectie van aanlandingen en overladingen door vaartuigen van derde landen in havens van de EU is er een en ander veranderd. Dat is bijvoorbeeld het geval in de haven van Las Palmas, waar de Spaanse autoriteiten producten uit West-Afrikaanse visgebieden met een hoog risico streng controleren, met als gevolg dat aanzienlijk minder IOO-visserijproducten worden aangeland.

Marktstaatverantwoordelijkheden van de lidstaten

Dankzij de IOO-verordening beschikken de lidstaten over instrumenten om de invoer in de EU te controleren en toe te zien op de inkomende stroom van visserijproducten die in wateren buiten de EU worden gevangen. De autoriteiten van de lidstaten kunnen de invoer beter verifiëren doordat ze gegevens uit vangstcertificaten en handelsinformatie gebruiken en uitwisselen. Die informatie vormt een goede basis voor een doeltreffende risicoanalyse. De autoriteiten kunnen bijvoorbeeld beoordelen of een bepaald invoerpatroon vanuit het standpunt van de visserij-economie steek houdt. Gezien de omvang van de invoer is een doeltreffende risicoanalyse van essentieel belang: tussen 2010 en 2013 kregen de lidstaten meer dan 810 000 vangstcertificaten en 108 000 verwerkingsverklaringen, en stuurden zij meer dan 6 400 verificatieverzoeken.

Volgens de bepalingen van de IOO-verordening kunnen de lidstaten de invoer van een zending weigeren als zij bij een verificatie vaststellen dat de producten afkomstig zijn van IOO-visserij. Sinds 2010 hebben de lidstaten meer dan 200 invoerzendingen afgewezen. Redenen voor een weigering zijn onder meer valse, ongeldige, onjuiste of onvolledige vangstcertificaten, inbreuken op de instandhoudings- en beheersmaatregelen (inclusief quota) van het land of de ROVB, illegale overladingen op zee en visvangst met een vissersvaartuig dat niet is opgenomen in de lijst van vaartuigen die in het relevante ROVB-gebied mogen opereren. Ook als de vlaggenstaat die verantwoordelijk is voor het certificeren van de vangst te weinig maatregelen neemt of niet genoeg meewerkt, kan een zending worden geweigerd.

Met het oog op een doeltreffende controle is er binnen de lidstaten een betere samenwerking tussen de autoriteiten die bij grenscontroles betrokken zijn en die de EU-markt moeten beschermen tegen IOO-visserijproducten, zoals de douane en de ministeries voor visserij en volksgezondheid.

Samenwerking tussen de lidstaten

Dankzij de IOO-verordening kunnen de lidstaten gemakkelijker samenwerken bij de bestrijding van IOO-visserij. De lidstaten kunnen elkaar waarschuwen voor verdachte transacties via het systeem van wederzijdse bijstand. De Commissie kan dat systeem gebruiken om alle lidstaten te waarschuwen en informeren. Sinds 2010 heeft de Commissie via meer dan 160 wederzijdsebijstandsberichten de autoriteiten van de lidstaten verzocht om enerzijds gerichte controles en inspecties van risicosituaties te verrichten en anderzijds onderzoeken naar vermoedelijke gevallen van IOO-visserij in te stellen. De lidstaten wisselen informatie uit als de invoer van zendingen wordt geweigerd en voeren controles van vaartuigen, marktdeelnemers en invoeractiviteiten uit. De lidstaten hebben bijvoorbeeld dergelijk bericht gekregen toen vissersvaartuigen van derde landen die actief zijn in West-Afrika, zich niet aan de regels hielden. Verschillende kuststaten hebben uiteindelijk meer dan 4,2 miljoen EUR aan geldboeten opgelegd. Een ander concreet voorbeeld betreft de terugvordering van meer dan 2 miljoen EUR aan licentievergoedingen, nadat een derde land valse licenties had verleend.

2.2.    SAMENWERKING MET DERDE LANDEN

Volgens het internationaal recht moeten alle staten passende maatregelen treffen en samenwerken om een duurzaam beheer van de mariene rijkdommen te waarborgen. Het begrip verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat en van de kuststaat is in de internationale visserijwetgeving gestaag versterkt en wordt vandaag beschouwd als een "zorgvuldigheidsplicht", wat inhoudt dat de staat verplicht is zijn uiterste best te doen om IOO-visserij te voorkomen — onder meer door bestuursrechtelijke en handhavingsmaatregelen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat noch de onder zijn vlag varende vissersvaartuigen, noch zijn onderdanen, noch de vaartuigen die in zijn wateren actief zijn, betrokken zijn bij activiteiten die een inbreuk vormen op de geldende maatregelen voor de instandhouding en het beheer van biologische rijkdommen van de zee — en dat die staat, in geval van inbreuk, verplicht is met andere staten samen te werken en te overleggen teneinde de zaak te onderzoeken en zo nodig sancties op te leggen die zwaar genoeg zijn om het begaan van inbreuken te ontraden en om overtreders de uit hun illegale activiteiten voortvloeiende voordelen te ontnemen.

Door de IOO-verordening worden ook instrumenten en een werkwijze ingevoerd om te verzekeren dat alle landen aan hun verplichtingen inzake IOO-visserij en visserijbeheer voldoen. Mededelingen door de vlaggenstaten, vangstcertificaten en de identificatieprocedure voor niet-meewerkende derde landen zijn voor de EU doeltreffende middelen om de strijd tegen IOO-visserij wereldwijd en in samenwerking met derde landen op te voeren.

De EU gebruikt de maatregelen om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen als middel om derde landen te helpen bij de aanpak van visserijbeheersproblemen. De EU wil derde landen, waaronder ontwikkelingslanden, met dialoog, samenwerking en technische en ontwikkelingshulp helpen om hun beleid en instrumenten te versterken, om op een voldoende ontradende wijze overtreders te bestraffen, om de instandhouding en het duurzame gebruik van mariene rijkdommen te bevorderen en om betere kansen te bieden aan visserijgemeenschappen en bonafide marktdeelnemers. De voorbije jaren heeft de Commissie diverse derde landen kunnen helpen om hun visserijbeleid fundamenteel te veranderen, door bijvoorbeeld de wetgeving te wijzigen, capaciteit op te bouwen en het toezicht, de controle en de bewaking te verbeteren. Die landen hebben de hervormingen overgenomen en hun visserijbeheer aangepast aan de huidige internationale rechtsnormen.

Betere traceerbaarheid van geïmporteerde zeevisserijproducten

De EU-vangstcertificeringsregeling is ingevoerd om in de volledige productieketen de traceerbaarheid van alle zeevisserijproducten die met de EU worden verhandeld te verbeteren, van het net tot op het bord. De certificeringsregeling is de basis voor samenwerking met derde landen. Tot nu toe zijn er 91 derde landen die hun bevoegde autoriteiten in het kader van de IOO-verordening hebben aangemeld en de EU-vangstcertificeringsregeling voor uitvoer naar de EU toepassen 15 .

Als onderdeel van de procedure voor de beoordeling van derde landen neemt de Commissie, in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA), steekproeven van vangstcertificaten uit derde landen om zwakke punten en tekortkomingen in hun validatiesysteem vast te stellen. Op verzoek kan de Commissie in deze derde landen zorgen voor opleiding en capaciteitsopbouw, zodat hun validatiesysteem voor vangstcertificaten voortdurend wordt verbeterd 16 . Voorts hebben verscheidene derde landen moderne IT-systemen ingevoerd voor de vergelijkende controle van de gegevens die nodig zijn voor de validatie van vangstcertificaten, en sommige hebben ook marktstaatmaatregelen ingevoerd (onder meer nationale vangstcertificeringssystemen), zoals aanbevolen in het IOO-IAP van de FAO.

Dialoog voor sterker visserijbeheer

De belangrijkste doelstelling van het EU-beleid tegen IOO-visserij is samenwerken met derde landen om een gedragsverandering te bevorderen en het visserijbeheer te versterken. De gesprekken kunnen van start gaan na een beoordeling van de staat van dienst van het derde land als vlaggenstaat, kuststaat, havenstaat of marktstaat, en van de mate waarin het land zich inzet bij de bestrijding van IOO-visserij, waarbij rekening wordt gehouden met de algemene ontwikkeling van het land.

De Commissie voert gesprekken met bijna 50 landen. In meer dan 15 landen hebben die bezoeken en vergaderingen geleid tot wettelijke en administratieve hervormingen. De tastbaarste resultaten van die samenwerking met derde landen zijn met name herziene wetgeving, nationale actieplannen volgens het IOO-IAP van de FAO, strengere sancties, betere samenwerking en coördinatie tussen en mobilisering van de verschillende betrokken autoriteiten, en politieke inzet tot op het hoogste niveau voor de strijd tegen IOO-visserij. Dankzij de dialoog beschikken de landen nu over een kader om controle en bewaking te versterken door middel van beter toezicht op de visserijactiviteiten, onder meer dankzij vereisten voor het volgsysteem voor vaartuigen (VMS) in nationale en verre wateren en versterkte inspecties en controles.

Pre-identificatie ("gele kaart")

Soms heeft een dialoog met een derde land niet tot een oplossing voor de vastgestelde tekortkomingen geleid. In dat geval heeft de Commissie het derde land laten weten dat het kan worden aangemerkt als niet-meewerkend land bij de bestrijding van IOO-visserij (pre-identificatieprocedure, artikel 32, de zogenaamde "gele kaart"). Voor elk van de 18 landen die tot nu toe een gele kaart hebben gekregen, heeft de Commissie maatregelen op maat voorgesteld om de vastgestelde tekortkomingen binnen een bepaalde termijn aan te pakken. Deze procedure creëert een samenwerkingskader voor een beter visserijbeheer.

De werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot pre-identificatie, identificatie, opheffing van pre-identificatie en schrapping van de lijst zijn voornamelijk gebaseerd op de analyse van de maatregelen die derde landen hebben genomen, op het vóórkomen van IOO-visserij door vaartuigen die de vlag van het betrokken land voeren en van IOO-visserij in de wateren van het land in kwestie, marktactiviteiten (verwerking en uitvoer), havenactiviteiten, de beoordeling van de naleving van internationale overeenkomsten, "soft law"-instrumenten (onder meer de beoordeling van de naleving van de ROVB-maatregelen), handhavingsinstrumenten (inclusief onderzoek van het juridische en administratieve kader), het concreet optreden tegen IOO-visserij (inclusief voldoende afschrikking) en de mate van ontwikkeling van het land.

In november 2012 werd een pre-identificatieprocedure ingeleid voor Belize, Cambodja, Fiji, Guinee, Panama, Sri Lanka, Togo en Vanuatu 17 , in november 2013 voor Curaçao, Ghana en Korea 18 , in juni 2014 voor de Filipijnen en Papoea-Nieuw-Guinea 19 , in december 2014 voor de Salomonseilanden, Tuvalu, Saint Kitts en Nevis en Saint Vincent en de Grenadines 20 en in april 2015 voor Thailand 21 .

Landen met een pre-identificatie die konden aantonen dat ze volgens de voorgestelde maatregelen vooruitgang boekten, kregen de nodige extra tijd om de hervormingen af te ronden. Op basis van de tot dusver geboekte vooruitgang verlengde de Commissie in juli 2013 de pre-identificatie van Fiji, Panama, Sri Lanka, Togo en Vanuatu, zodat zij genoeg tijd hadden om hun rechtskaders en controlecapaciteit voor de visserij te herzien volgens de internationale regels. Curaçao, Ghana en Korea kregen dezelfde verlenging in juli 2014, de Filipijnen en Papoea-Nieuw-Guinea in februari 2015 en Ghana en Curaçao in maart 2015.

Identificatie ("rode kaart")

Als een land met een pre-identificatie er niet slaagde om volgens de internationaal geldende verplichtingen de IOO-visserijproblemen op te lossen, werd het door de Commissie aangemerkt als niet-meewerkend land bij de bestrijding van IOO-visserij (identificatieprocedure, artikel 31, de zogenaamde "rode kaart"). De Commissie stelde de Raad voor om het land op te nemen in de lijst van niet-meewerkende derde landen bij de bestrijding van IOO-visserij (procedure voor opname in de lijst, artikel 33). Identificatie en opname in de lijst leiden tot handelsmaatregelen. Visserijproducten uit niet-meewerkende landen mogen dan niet in langer in de EU worden ingevoerd en EU-vaartuigen mogen niet langer in de wateren van niet-meewerkende landen vissen.

In november 2013 werd een identificatieprocedure ingeleid voor Belize, Cambodja en Guinee 22 , in oktober 2014 voor Sri Lanka 23 . De procedure voor opname in de lijst, uitmondend in een Raadsbesluit om die landen in de lijst van niet-meewerkende landen op te nemen, werd in maart 2014 afgerond voor Belize, Cambodja en Guinee 24 en in januari 2015 voor Sri Lanka 25 .

Als gevolg van de identificatieprocedure wordt artikel 18, lid 1, onder g), toegepast, d.w.z. dat de lidstaten de invoer weigeren van uit het geïdentificeerde derde land afkomstige zeevisserijproducten met een vangstcertificaat dat is gevalideerd vanaf de datum van inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van de Commissie. De procedure voor opname in de lijst houdt in dat vanaf de datum van inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van de Raad de handelsmaatregelen van artikel 38 gelden, zoals een invoerverbod, een verbod op het aanvaarden van vangstcertificaten, een verbod op de aankoop van vissersvaartuigen, op het omvlaggen van EU-vissersvaartuigen en op charterovereenkomsten, een verbod op de uitvoer van EU-vissersvaartuigen, een verbod op particuliere handelsregelingen met EU-onderdanen, een verbod op gezamenlijke visserijactiviteiten met de EU-vaartuigen, een mogelijke opzegging van bestaande bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschappen en/of schorsing van de onderhandelingen over het sluiten van bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschappen.

Intrekking van pre-identificatie en schrapping van de lijst ("groene kaart")

De dialoog wordt in alle stadia van de procedure voortgezet. Wanneer prege-identificeerde, geïdentificeerde of in de lijst opgenomen landen concrete maatregelen namen om de strijd tegen IOO-visserij grondig aan te pakken, trok de Commissie de pre-identificatie in of stelde zij de Raad voor het land van de lijst te schrappen, naargelang het stadium van de procedure (de zogenoemde "groene kaart").

In oktober 2014 trok de Commissie de pre-identificatie in van Fiji, Panama, Togo en Vanuatu, nadat die hun visserijbeheer structureel hadden hervormd en solide garanties hadden verstrekt dat die hervormingen daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd 26 . In december 2014 schrapte de Raad Belize van de lijst van niet-meewerkende landen, nadat het zijn visserijbeheerssysteem had herzien en concrete maatregelen ter bestrijding van IOO-visserij had ingevoerd 27 . In april 2015 trok de Commissie de pre-identificatie in van Korea en de Filipijnen, nadat die hun visserijbeheer structureel hadden hervormd en solide garanties hadden verstrekt dat die hervormingen daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd 28 .

Steun aan derde landen

Opleiding en capaciteitsopbouw zijn vaak noodzakelijk om tot duurzame veranderingen te komen.

De IOO-dialoog biedt een kader voor dergelijke capaciteitsopbouw en de Commissie heeft, vaak in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) en op specifiek verzoek van bepaalde derde landen, passende capaciteitsopbouwsessies georganiseerd over vangstcertificering, over instrumenten voor toezicht, controle en bewaking en over beleid. De specifieke sessies over IOO-visserij vormen een aanvulling op de capaciteitsopbouwactiviteiten van de Commissie en het EFCA met derde landen en internationale visserijorganisaties, inclusief ROVB’s, onder auspiciën van het GVB. Daartoe behoort onder meer het gebruik van sectorale steun in het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (SFPA) tussen de EU en derde landen, die erop gericht zijn de capaciteit voor toezicht, controle en bewaking en het visserijbeheer van het partnerland te versterken 29 .

Er is niet alleen vaak technische bijstand verleend om specifieke acties in derde landen te financieren; meer dan 55 ontwikkelingslanden hebben technische bijstand van de EU gekregen via twee programma’s: het ACP Fish II-programma voor de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (30 miljoen EUR) en het programma voor milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder energie (ENRTP) (2 miljoen EUR). Een duurzaam en billijk visserijbeheer in de betrokken regio’s behoort tot de doelstellingen van die programma's. De bestrijding van IOO-visserij is een integrerend onderdeel van diverse nieuwe financieringsvoorstellen, die van belang zijn voor de programma’s voor voedselzekerheid en de aanpak van de maritieme beveiliging. Het doel van de EU-acties is een holistische en sectoroverschrijdende aanpak van alle problemen die verband houden met het maritiem domein, zoals IOO-visserij, voedselzekerheid, piraterij en gewapende overvallen op zee, grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en terrorisme op zee, illegale handel, mensenhandel, smokkel van migranten, smokkel van wapens en drugs, illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten en andere illegale activiteiten op zee.

2.3.    ONDERZOEK NAAR VERMOEDELIJKE IOO-VISSERIJ

Sinds 2010 heeft de Commissie meer dan 200 zaken onderzocht van vermoedelijke IOO-visserij door vaartuigen uit 27 landen. Die onderzoeken zijn gebaseerd op gegevens die de Commissie zelf heeft verzameld of heeft ontvangen van lidstaten, derde landen en belanghebbenden. Naar aanleiding van die onderzoeken hebben acht vlaggenstaten (Belize, Brazilië, de Comoren, Litouwen, Panama, Guinee, Korea en Spanje) en vier kuststaten (Liberia, Guinee, Sierra Leone en Guinee Bissau) sancties opgelegd aan meer dan 50 vaartuigen. In totaal gaat het om ruim 8 miljoen EUR aan geldboeten en rechten. Aangezien het gaat om sancties die zijn opgelegd door een vlaggenstaat, kuststaat of beide, was het tot nu toe niet nodig om vaartuigen overeenkomstig artikel 27, lid 1 in de EU-lijst op te nemen. Tegelijk heeft de Commissie de betrokken vlaggenstaten aangemoedigd om administratieve en wetgevende hervormingen door te voeren zodat zij de activiteiten van hun vissersvloot beter kunnen controleren.

De onderzoeken vonden vooral plaats in gebieden waar IOO-visserijactiviteiten het meest voorkomen en de ernstigste gevolgen hebben, niet alleen voor de mariene rijkdommen maar ook voor de inkomsten van de lokale gemeenschappen. Het ging specifiek om zaken met een concreet Europees aspect, om vaartuigen die betrokken waren bij de uitvoer naar de EU, vaartuigen die door Europese exploitanten werden gecontroleerd of vaartuigen die onder de vlag van een EU-lidstaat voeren.

Acht ROVB's houden lijsten bij van vaartuigen die in hun verdragsgebied IOO-visserijactiviteiten verrichten of ondersteunen, en maken die lijsten bekend. De lijsten zijn een belangrijk instrument voor vlaggen- en havenstaatcontroles, omdat inspecteurs ze kunnen gebruiken bij risicoanalyses in verband met havenactiviteiten en vangstcertificering. Elk jaar neemt de EU op grond van artikel 30 van de IOO-verordening al die lijsten op in de EU-lijst van IOO-vaartuigen 30 .

Vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de EU-lijst van IOO-vaartuigen, mogen niet in de wateren van lidstaten vissen, krijgen geen machtiging en mogen niet gecharterd worden door lidstaten, mogen geen EU-havens aandoen, krijgen geen voorraden en brandstof en mogen geen bemanning wisselen, kunnen niet deelnemen aan activiteiten met vissersvaartuigen die onder EU-vlag varen, mogen geen visserijproducten invoeren naar de EU, mogen geen vangstcertificaten afgeven en mogen geen visserijproducten uit de EU uitvoeren of wederuitvoeren.

3.Samenwerking met andere landen en belanghebbenden

3.1.    INTERNATIONALE SAMENWERKING

De EU kan IOO-visserij niet in haar eentje bestrijden. Internationale samenwerking is van essentieel belang om veranderingen wereldwijd sneller door te kunnen voeren. De EU heeft in september 2011 een gezamenlijke verklaring inzake de bestrijding van IOO-visserij met de VS ondertekend en in juli 2012 één met Japan. Wat de aanpak van IOO-visserij betreft, wil de EU samenwerken met elk land dat dezelfde normen voor de instandhouding en het duurzame gebruik van visbestanden heeft.

De Commissie waardeert de vooruitgang die de FAO heeft geboekt op het gebied van een mondiaal register van vissersvaartuigen, koelschepen en bevoorradingsschepen. Dankzij dat register zullen identificatiegegevens van vaartuigen en andere relevante informatie ter beschikking worden gesteld, zodat die gegevens op een betrouwbare en snelle manier kunnen worden vergeleken met andere bronnen. De Commissie werkt mee aan de deskundigenraadpleging van de FAO over vangstdocumentatie. Zij staat achter het gebruik van het IMO-nummer voor vaartuigen met een brutotonnage van 100 ton en meer, en is verheugd dat de Visserijcommissie van de FAO de vrijwillige richtsnoeren voor de prestaties van de vlaggenstaat onlangs heeft bekrachtigd.

De Commissie werkt nauw samen met Interpol. Sinds 2013 is de Commissie waarnemer in de werkgroep visserijmisdrijven, die is opgericht in het kader van het milieucriminaliteitsprogramma van Interpol. Samen met de lidstaten steunt de Commissie het SCALE-project van Interpol, een mondiaal initiatief voor de opsporing, beteugeling en bestrijding van criminaliteit in de visserij.

3.2.    SAMENWERKING MET BELANGHEBBENDEN

Niet alleen de samenwerking met andere landen, maar ook de betrokkenheid van alle andere belanghebbenden is essentieel bij de bestrijding van IOO-visserij.

Ngo's spelen daarbij een belangrijke rol, omdat ze illegale visserijactiviteiten ter plaatste vaststellen en registreren, beleidsmakers in de hele wereld aanmoedigen om IOO-visserij op de politieke agenda te plaatsen en het brede publiek voorlichten over de gevolgen van IOO-visserij. Ngo's hebben vaak afdoende bewijzen voor IOO-activiteiten geleverd, die door de Commissie in verschillende onderzoeken konden worden gebruikt.

Ook de samenwerking met de sector is belangrijk, omdat die als eerste met de uitvoering van de IOO-verordening wordt geconfronteerd. De sector besteedt nu extra aandacht aan alle schakels van de bevoorradingsketen, om ervoor te zorgen dat alleen legaal gevangen visserijproducten de EU binnenkomen. Leveranciers die zich aan de wet houden, behalen voordeel bij het veranderde beleid, illegale marktdeelnemers lijden verlies. Dankzij de informatie die zij rechtstreeks of via nationale autoriteiten van de sector heeft ontvangen, is de Commissie nu op de hoogte van een aantal praktische problemen. Als die worden verholpen, zal de doeltreffendheid van de IOO-verordening nog worden verhoogd.

4.De IOO-verordening – volgende stappen

Vijf jaar nadat de IOO-verordening is ingevoerd, is het effect op de visserijactiviteiten in de hele wereld duidelijk merkbaar. Er is een permanent mechanisme voor samenwerking tussen de EU en derde landen gecreëerd. De bereidwilligheid van zowel lidstaten als derde landen om hun internationale verplichtingen als vlaggen-, kust-, haven- of marktstaat beter na te komen, is toegenomen. Zowel lidstaten als derde landen zijn zich nu bewust van de concrete voordelen die de strijd tegen IOO-visserij oplevert, zoals hogere inkomsten voor de regio of het land. Geld dat anders zou verdwijnen in de zakken van IOO-exploitanten.

Intern zal de Commissie zich blijven inspannen om de huidige systemen te verbeteren en de uitvoering van de IOO-verordening te vereenvoudigen en te moderniseren. Een aantal technische verbeteringen kan worden ingevoerd op basis van de huidige wettekst. Doel is het huidige systeem kostenefficiënter en eenvoudiger te maken, door over te stappen van een op papier gebaseerd systeem naar een elektronisch. Daardoor kunnen verrichtingen beter worden getraceerd en is het systeem beter beschermd tegen documentenfraude. De Commissie zal met name de vangstcertificeringsregeling aan de hand van een IT-systeem moderniseren en in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole een geharmoniseerd systeem voor de uitwisseling en vergelijking van gegevens opzetten. Dankzij dit IT-systeem zal het mogelijk zijn de lacunes in de invoercontroles op te vullen en er beter op toe te zien dat de hoeveelheden die zijn aangegeven in één vangstcertificaat dat voor meerdere zendingen geldt, volledig worden opgebruikt, zodat IOO-visserijproducten niet langer kunnen worden witgewassen. Door de geharmoniseerde risicoanalyse zal de controle van vangstcertificaten kosteneffectiever verlopen en zullen de douaneautoriteiten van de lidstaten minder administratie te verwerken krijgen. Deze verbeteringen zullen worden uitgevoerd in de periode 2015-2016.

Extern zal de Commissie met derde landen blijven samenwerken via bilaterale samenwerking, dialoog en het formele proces in het kader van de procedure voor (pre-)identificatie en opname in de lijst, zodat de vastgestelde IOO-visserijproblemen worden opgelost.

De Commissie zal technische en ontwikkelingshulp aan derde landen blijven verstrekken voor de aanpak van IOO-visserijproblemen. Dat kan door gerichte capaciteitsopbouw van de overheid en via EU-programma's voor ontwikkelingshulp. Daarbij zullen de behoeften van derde landen worden getoetst aan de mogelijke programma’s.

In het kader van haar inspanningen om het internationaal beheer van de oceanen te verbeteren, zal de Commissie ook nagaan welke aanvullende maatregelen op internationaal niveau tegen IOO-visserij moeten worden genomen.  31

Ten slotte heeft de Commissie voorgesteld om de IOO-verordening aan te passen aan de nieuwe regels van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 32 . Dat voorstel wordt nog behandeld door het Europees Parlement en de Raad.

(1)

Agnew et al. (2009) PLoS ONE 4(2): e4570.

(2)

Voor vangstdocumentatieregelingen van ROVB's: zie bijlage V van Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie (PB L 280 van 27.10.2009, blz. 1) over vangstdocumentatieregelingen die zijn aangenomen door regionale organisaties voor visserijbeheer en zijn erkend als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van de IOO-verordening.

(3)

Voor lijsten van IOO-vaartuigen van ROVB's: zie deel B van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 468/2010 van de Commissie, laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1296/2015 van de Commissie (PB L 199 van 29.7.2015, blz.12).

(4)

Zie https://sustainabledevelopment.un.org/sdgsproposal.html , doelstelling 14.4.

(5)

Voor een uitgebreide lijst zie: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/rfmo/index_en.htm

(6)

Voor een uitgebreide lijst zie: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/rfmo/index_en.htm

(7)

PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.

(8)

Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie (PB L 280 van 27.10.2009, blz. 1).

(9)

Zie het actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) ( http://www.euflegt.efi.int/flegt-action-plan ).

(10)

Zie de acties van de EU tegen illegale handel in wilde dieren zoals beschreven in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de aanpak van de EU van de bestrijding van de handel in wilde dieren (COM(2014) 64 final van 7.2.2014) en het Werkdocument van de Commissie met de samenvatting van de reacties op de raadpleging van belanghebbenden over de EU-aanpak van de bestrijding van de handel in wilde dieren (SWD (2014) 347 final van 26.11.2014).

(11)

Gedetailleerde EU-voorschriften ter bestrijding van IOO-visserij, met inbegrip van juridische documenten, toelichtingen en persmateriaal, is beschikbaar op http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/illegal_fishing/index_en.htm .

(12)

  http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies/iuu-regulation-application/index_en.htm  

(13)

PB L 343 van 22.12.2009, blz.1.

(14)

PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.

(15)

Voor de lijst van derde landen die hun bevoegde autoriteiten in het kader van de IOO-verordening hebben aangemeld: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/illegal_fishing/info/flag_state_notifications_en.pdf

(16)

Dat is onder meer gebeurd in de Filipijnen, Curaçao, Kaapverdië, Ghana, Papoea-Nieuw-Guinea, de Salomonseilanden en Korea.

(17)

PB C 354 van 17.11.2012, blz. 1.

(18)

PB C 346 van 27.11.2013, blz. 26.

(19)

PB C 185 van 17.6.2014, blz. 2 en blz. 17.

(20)

PB C 447 van 13.12.2014, blz. 6, 16 en 23, PB C 453 van 17.12.2014, blz. 5.

(21)

PB C 142 van 29.4.2015, blz. 7.

(22)

PB C 346 van 27.11.2013, blz. 2.

(23)

PB L 297 van 15.10.2014, blz. 13.

(24)

PB L 91 van 27.3.2014, blz. 43.

(25)

PB L 33 van 10.2.2015, blz. 15.

(26)

PB C 364 van 15.10.2014, blz. 2.

(27)

PB L 360 van 17.12.2014, blz. 53.

(28)

PB C 142 van 29.4.2015, blz. 5, PB C 142 van 29.4.2015, blz. 6.

(29)

Voor bilaterale overeenkomsten met landen buiten de EU en bedragen voor de ontwikkeling van het visserijbeleid, zie:

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/agreements/index_en.htm  

(30)

PB L 199 van 29.7.2015, blz. 12.

(31)

Zie de openbare raadpleging van de Europese Commissie over het beheer van de oceanen:

http://ec.europa.eu/dgs/maritimeaffairs_fisheries/consultations/ocean-governance/index_en.htm

(32)

Zie: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, COM/2012/0332 final - 2012/0162 (COD), http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52012PC0332&from=EN