52014PC0741

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels /* COM/2014/0741 final - 2014/0353 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[1] (hierna "de conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen worden verhandeld.

De EU ondertekende de conventie op 15 juni 2011 en legde haar akte van aanvaarding neer bij de depositaris van de conventie op 26 maart 2012.  Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU op 1 mei 2012 in werking getreden. Noorwegen, IJsland en Liechtenstein, de andere overeenkomstsluitende partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[2] (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), ondertekenden de conventie respectievelijk op 15 juni 2011, 30 juni 2011 en 15 juni 2011, en legden hun akte van aanvaarding neer bij de depositaris van de conventie respectievelijk op 9 november 2011, 12 maart 2012 en 28 november 2011. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein op respectievelijk 1 januari 2012, 1 mei 2012 en 1 januari 2012 in werking getreden.

In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Bijgevolg dient in de EER-overeenkomst protocol 4 betreffende de oorsprongsregels te worden vervangen door een nieuw protocol waarin zoveel mogelijk wordt verwezen naar de conventie. Tegelijk wordt de tekst van protocol 4 aangepast aan onder meer het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

In dit voorstel wordt protocol 4 in zijn geheel vervangen door een nieuw protocol teneinde de leesbaarheid ervan voor de marktdeelnemers en administratieve instanties te vergroten. De wijzigingen in vergelijking met het huidige protocol zijn de volgende:

1.           Artikel 3 wordt aangepast om de toepassing van de diagonale cumulatie van de oorsprong uit te breiden tot alle landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU[3], hetgeen een van de hoofddoelen van de conventie is. De verwijzing naar de landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU wordt toegevoegd in artikel 3, lid 1, om het verplichte gebruik van de EUR-MED-certificatie te vermijden. Om dezelfde reden wordt de verwijzing naar de Faeröer-eilanden verplaatst van artikel 3, lid 2, naar artikel 3, lid 1.

2.           In de inhoudsopgave wordt in de verwijzing naar artikel 32 "Wederzijdse bijstand" vervangen door "Administratieve samenwerking".

3.           In de titel "Gemeenschappelijke verklaringen" in de inhoudsopgave, in artikel 3, leden 1 en 5, artikel 4, lid 2, en artikel 31, lid 1, alsmede in de gemeenschappelijke verklaringen wordt het woord "Gemeenschap" vervangen door "Europese Unie".

4.           In artikel 3, lid 5, artikel 31, lid 3, en artikel 32, lid 1, worden de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door "Europese Commissie".

5.           In artikel 5, lid 2 [wijziging niet van toepassing op het Nederlands].

6.           In artikel 6, lid 1, wordt na punt m) het volgende ingevoegd:         "n)     het mengen van suiker met andere stoffen;"   De bestaande punten n) tot en met p) worden punten o) tot en met q).

7.           De titel van artikel 32 wordt vervangen door:         "Administratieve samenwerking"

De bijlagen I tot en met IVb worden vervangen door een verwijzing naar de conventie.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

De EU-lidstaten werden op 13 mei 2013 geraadpleegd over het ontwerpbesluit van de Raad in het Comité douanewetboek – afdeling oorsprong. De overeenkomstsluitende partijen bij de conventie werden tijdens de vergadering van de pan-Euro-Med-werkgroep op 14 en 15 mei 2013 geraadpleegd.

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. Er behoefde bovendien geen effectbeoordeling te worden verricht omdat de voorgestelde wijzigingen louter technisch van aard zijn en het thans geldende protocol inzake de oorsprong inhoudelijk ongemoeid laten.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De rechtsgrondslag voor de wijziging van deze bepaling is artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Voorgesteld instrument: Besluit van de Raad.

Dit voorstel vervangt COM(2012) 133 final van 22 maart 2012, dat hierbij wordt ingetrokken.

2014/0353 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[4], en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[5] (hierna de "EER-overeenkomst" genoemd) betreft de oorsprongsregels.

(2)       De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[6] (hierna "de conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen worden verhandeld.

(3)       De EU, Noorwegen en Liechtenstein hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend en IJsland heeft de conventie op 30 juni 2011 ondertekend.

(4)       De EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012, 9 november 2011, 12 maart 2012 en 28 november 2011 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en IJsland op 1 mei 2012 en voor Noorwegen en Liechtenstein op 1 januari 2012 in werking getreden.

(5)       In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Daarom moet protocol 4 inzake oorsprongsregels worden vervangen door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de conventie en hier zo veel mogelijk naar verwijst.

(6)       De Europese Unie dient daarom in het Gemengd Comité van de EER het standpunt in te nemen dat in bijgaand ontwerpbesluit is opgenomen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels en hier zo veel mogelijk naar verwijst, is opgenomen in bijgaand ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Minder belangrijke wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in het Gemengd Comité van de EER worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een nieuw besluit van de Raad vereist is.

Artikel 2

Het besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

[2]               PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

[3]               Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo volgens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad.

[4]               PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

[5]               PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

[6]               PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

BIJLAGE BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER nr. .../2014 tot vervanging van protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 9 van de EER-overeenkomst wordt verwezen naar protocol 4, dat de oorsprongsregels bevat en voorziet in de cumulatie van oorsprong tussen de Unie, Zwitserland (inclusief Liechtenstein), IJsland, Noorwegen, Turkije, de Faeröer en de deelnemers aan het Barcelonaproces[1].

(2) De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[2] (hierna "de conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de partijen worden verhandeld.

(3) De EU, Noorwegen en Liechtenstein ondertekenden de conventie op 15 juni 2011 en IJsland ondertekende de conventie op 30 juni 2011.

(4) De EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012, 9 november 2011, 12 maart 2012 en 28 november 2011 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en IJsland op 1 mei 2012 in werking getreden en voor Noorwegen en Liechtenstein op 1 januari 2012.

(5) De deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces zijn via de conventie opgenomen in de pan-Euro-mediterrane zone voor oorsprongscumulatie.

(6) Indien de overgang naar de conventie niet gelijktijdig is voor alle daarbij aangesloten partijen binnen de pan-Euro-mediterrane cumulatiezone, mag dit niet leiden tot een minder gunstige situatie dan de eerdere situatie op grond van protocol 4.

(7) In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Bijgevolg moet in de overeenkomst protocol 4 met betrekking tot de oorsprongsregels worden vervangen door een nieuw protocol dat in lijn is met de conventie.

(8) Besluit nr. XX/XX van het Gemengd Comité van de EER voorzag in overgangsregels voor Kroatië met betrekking tot de toepassing van de in de protocol 4 vastgestelde oorsprongsregels. Deze regels blijven van kracht tot het einde van de overgangsperiode,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Protocol 4 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

2. Onverminderd lid 1 van dit artikel blijft artikel 41 van protocol 4, als gewijzigd bij Besluit nr. XX/XX[3] van het Gemengd Comité van de EER, van toepassing tot 1 januari 2017.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op […], mits alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden[4].

Het is van toepassing vanaf 1 april 2014.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, op […].

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER

BIJLAGE

bij Besluit nr. […] van het Gemengd Comité van de EER

"Protocol 4

INZAKE OORSPRONGSREGELS

INHOUDSOPGAVE

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1          Definities

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2          Algemene voorwaarden

Artikel 3          Diagonale cumulatie

Artikel 4          Volledig verkregen producten

Artikel 5          Toereikende be- of verwerking

Artikel 6          Ontoereikende be- of verwerking

Artikel 7          In aanmerking te nemen eenheid

Artikel 8          Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Artikel 9          Stellen en assortimenten

Artikel 10        Neutrale elementen

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11        Territorialiteitsbeginsel

Artikel 12        Rechtstreeks vervoer

Artikel 13        Tentoonstellingen

TITEL IV

TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 14        Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 15        Algemene voorwaarden

Artikel 16        Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 17        Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 18        Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

Artikel 19        Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Artikel 20        Gescheiden boekhouding

Artikel 21        Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED

Artikel 22        Toegelaten exporteur

Artikel 23        Geldigheid van het bewijs van oorsprong

Artikel 24        Overlegging van het bewijs van oorsprong

Artikel 25        Invoer in deelzendingen

Artikel 26        Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

Artikel 27        Leveranciersverklaring

Artikel 28        Documenten ter staving

Artikel 29        Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken

Artikel 30        Verschillen en vormfouten

Artikel 31        In euro uitgedrukte bedragen

TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32        Administratieve samenwerking

Artikel 33        Controle van de bewijzen van oorsprong

Artikel 34        Controle van de leveranciersverklaring

Artikel 35        Geschillenbeslechting

Artikel 36        Sancties

Artikel 37        Vrije zones

TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 38        Toepassing van het protocol

Artikel 39        Bijzondere voorwaarden

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 40        Overgangsbepalingen voor de doorvoer of opslag van goederen

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage I:         Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II

Bijlage II:        Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt

Bijlage IIIa:     Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage IIIb:    Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED

Bijlage IVa:     Tekst van de factuurverklaring

Bijlage IVb:    Tekst van de factuurverklaring EUR-MED

Bijlage V:        Model van de leveranciersverklaring

Bijlage VI:      Model van de leveranciersverklaring voor herhaald gebruik

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen

Gezamenlijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra

Gezamenlijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

Gezamenlijke verklaring betreffende de opzegging van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

               a)      "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b)      "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

c)       "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

              d)      "goederen": zowel materialen als producten;

e)      "douanewaarde": de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde);

f)       "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de EER in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

g)      "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald;

h)      "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

i)       "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in artikel 3 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de EER voor deze materialen is betaald;

j)       "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "het geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd;

k)      "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

l)       "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één enkele factuur;

              m)      "gebieden": ook de territoriale wateren.

TITEL II

DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2

Algemene voorwaarden

1.        Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de EER:

              a)       geheel en al in de EER verkregen producten in de zin van artikel 4;

b)      in de EER verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5.

In dit verband worden de gebieden van de overeenkomstsluitende partijen waarop deze overeenkomst van toepassing is, als een enkel grondgebied beschouwd.

2.        In afwijking van lid 1 wordt het grondgebied van het Vorstendom Liechtenstein voor de vaststelling van de oorsprong van de in de tabellen I en II van protocol 3 genoemde producten, geacht geen deel uit te maken van de EER. Deze producten worden uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de EER indien ze geheel en al verkregen zijn op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partijen of indien ze aldaar een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.

Artikel 3

Diagonale cumulatie

1.         Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)[5], IJsland, Noorwegen, de Faeröer, Turkije, de Europese Unie, of een land dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie[6], op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

2.         Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten materialen zijn verwerkt van oorsprong uit een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije[7], op voorwaarde dat deze materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

3.         Indien de in de EER verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 6 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de EER beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de EER gebruikte materialen van oorsprong.

4.         De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de EER geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

5.         De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:

a)         een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

b)         materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol;

en

c)         kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in de andere overeenkomstsluitende partijen volgens hun eigen procedures.

De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie).

De Europese Unie zal de andere overeenkomstsluitende partijen door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de data van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 4

Volledig verkregen producten

1. Als geheel en al in de EER verkregen worden beschouwd:

a)         aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

b)         aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

c)         aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d)         producten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;

e)         producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f)         producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de overeenkomstsluitende partijen uit de zee gewonnen producten;

g)         producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

h)         aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

i)          afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen;

j)          producten gewonnen uit een buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, mits een overeenkomstsluitende partij exclusieve ontginningsrechten op deze bodem of ondergrond heeft;

k)         goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

2.         De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

a)         die in een lidstaat van de Europese Unie of een EVA-staat zijn ingeschreven of geregistreerd;

b)         die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat voeren;

c)         die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

d)         waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Europese Unie of van een EVA-staat;

en

e)         waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat.

Artikel 5

Toereikende be- of verwerking

(1) 1.       Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

Deze voorwaarden geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

a)         de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;

b)         wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

3.   De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 6.

Artikel 6

Ontoereikende be- of verwerking

1.   Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan:

a)         conserverende behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

b)         het splitsen en samenvoegen van colli;

c)         het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

d)         het strijken of persen van textiel;

e)         het schilderen of polijsten;

f)         het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen en rijst;

g)         het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

h)         het pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten;

i)          het aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden;

j)          het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

k)         het eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaartjes of plankjes en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de verpakking;

l)          het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken en soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

m)        het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

n)         het mengen van suiker met andere stoffen;

o)         het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

p)         een combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met o) vermelde handelingen;

q)         het slachten van dieren.

2.   Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de EER heeft ondergaan tezamen beschouwd.

Artikel 7

In aanmerking te nemen eenheid

(2) 1.       De voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

a)         wanneer een uit een groep of verzameling van artikelen bestaand product onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

b)         wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, de bepalingen van dit protocol op elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing zijn.

2.   Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 8

Toebehoren, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 9

Stellen en assortimenten

Stellen en assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 10

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van de volgende elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt mochten zijn:

a)     energie en brandstof;

b)     fabrieksuitrusting;

c)     machines en werktuigen;

d)     goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bestemd zijn om daarin voor te komen.

TITEL III

TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11

Territorialiteitsbeginsel

1.   Behoudens artikel 3 en lid 3 van dit artikel moet voor de verkrijging van het karakter van product van oorsprong zonder onderbreking in de EER zijn voldaan aan de voorwaarden van titel II.

2.   Behoudens artikel 3 worden producten van oorsprong die uit de EER naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a)         de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen,

en

b)         de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

3.   De verkrijging van het karakter van product van oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de EER van uit de EER uitgevoerde en later teruggekeerde materialen, indien:

a)         deze materialen geheel en al in de EER zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 6 zijn genoemd;

en

b)         ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

i)          de teruggekeerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,

en

ii)        de totale buiten de EER toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

4.   Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de EER verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde niet mogen overschrijden, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt, tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.

5.   Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder "totale toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de EER gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.

6.   De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5, lid 2.

7.   De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem.

8.   De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de EER moeten plaatsvinden in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 12

Rechtstreeks vervoer

(3) 1.       De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks binnen de EER zijn vervoerd of over het grondgebied van een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is. Producten die één enkele zending vormen, kunnen evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de EER worden vervoerd.

2.   Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

a)          een enkel vervoersdocument voor het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of

b)          een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

i)          de producten nauwkeurig zijn omschreven,

ii)         de data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,

en

iii)        wordt verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer verbleven; of

c)         bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 13

Tentoonstellingen

1.   De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 3 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de EER worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a)         een exporteur deze producten vanuit een van de overeenkomstsluitende partijen naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

b)         deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in een andere overeenkomstsluitende partij;

c)         de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan;

en

d)         de producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2.   Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld zijn. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.

3.   Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

TITEL IV

TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 14

Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

1.   Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de overeenkomstsluitende partijen niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

2.   Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor de algehele of gedeeltelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in een van de overeenkomstsluitende partijen van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit deze materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

3.   De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

4.   De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

5.   De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.

TITEL V

BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 15

Algemene voorwaarden

1.   Producten van oorsprong die in een van de overeenkomstsluitende partijen worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de overeenkomst op overlegging van een van de volgende bewijzen van oorsprong:

a)         een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;

b)         een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;

c)         in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna “factuurverklaring” of “EUR-MED-factuurverklaring” genoemd); de teksten van de factuurverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IV a en b.

2.   Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 16

Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.   Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2.   Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa en b opgenomen. Deze formulieren worden in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld, ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

3.   De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4.   Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij in de volgende gevallen:

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.

5.   Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:

– cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of

– de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen, of

– de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.

6.    Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:

– indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

"CUMULATION APPLIED WITH …" (naam land(en));

– indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

"NO CUMULATION APPLIED".

7.   De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

8.   De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

9.   Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 17

Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.   In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

a)         dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

of

b)         ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2.   In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat aan de in artikel 16, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.

3.   Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

4.   Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

5.   Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

"ISSUED RETROSPECTIVELY",

Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

"ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no … (datum en plaats van afgifte)".

6.   De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

Artikel 18

Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

1.   In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2.   Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:

"DUPLICATE".

3.   De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

4.   Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.

Artikel 19

Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de overeenkomstsluitende partijen onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1- of EUR-MED-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de EER. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 20

Gescheiden boekhouding

1.   Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna: "de methode" genoemd) wordt gebruikt.

2.   Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten "van oorsprong" wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

3.   De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.

4.   De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

5.   Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

6.   De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 21

Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED

1.   Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door:

a)         een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22;

of

b)         iedere exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.

2.   Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2, genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol;

– indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.

3.   Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de EER, of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:

– cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of

– de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen, of

of

– de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen.

4.   Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:

– indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

"CUMULATION APPLIED WITH ………" (naam land(en))

– indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen:

"NO CUMULATION APPLIED".

5.   De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6.   Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IVa en b is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

7.   Factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 hoeft de factuurverklaringen niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke factuurverklaring waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

8.   Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 22

Toegelaten exporteur

1.   De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna "toegelaten exporteur" genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden die nodig zijn voor de controle op het karakter van het product van oorsprong en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

2.    De douaneautoriteiten kunnen de verlening van de status van toegelaten exporteur van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden afhankelijk stellen.

3.    De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer van de douanevergunning toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED moet worden vermeld.

4.    De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

5.    De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt.

Artikel 23

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

1.     Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

2.    Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3.    In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 24

Overlegging van het bewijs van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

Artikel 25

Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 26

Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

1.    Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan ieder handelskarakter vreemd is en bij hun aangifte wordt verklaard dat de producten aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

2.   Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van diens gezin, worden beschouwd als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is voor zover noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.

3.   Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27

Leveranciersverklaring

1.   Indien in een van de overeenkomstsluitende partijen een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een factuurverklaring opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen uit andere overeenkomstsluitende partijen zijn gebruikt die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die in overeenstemming met dit artikel voor die goederen is afgegeven.

2.   De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking van de betrokken goederen in de EER wanneer moet worden vastgesteld of de producten, bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van het protocol voldoen.

3.   Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd.

4.   Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in de EER naar verwachting voor langere tijd constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring, hierna "langlopende leveranciersverklaring" genoemd (ook wel "leveranciersverklaring voor herhaald gebruik" genoemd), opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen.

Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen met een langere geldigheidsduur worden opgesteld.

De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending.

Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

5.   De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden opgesteld; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

6.   De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds alle documenten overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

Artikel 28

Documenten ter staving

De in artikel 16, lid 3, artikel 21, lid 5 en artikel 27, lid 6, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de EER of een van de in artikel 3 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn:

a)     een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de goederen te verkrijgen;

b)     in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

c)     in de overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht van die partij gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de EER blijkt;

d)     certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de overeenkomstsluitende partijen zijn afgegeven of opgesteld, of die in een in artikel 3 genoemd land zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;

e)     leveranciersverklaringen waaruit de in de EER verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen blijkt en die in de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig dit protocol zijn opgesteld;

f)      passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de EER in toepassing van artikel 11 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan.

Artikel 29

Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken

1.   De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

2.   De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

3.   De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.

De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring betrekking had, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende leveranciersverklaring vervalt.

4.   De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven, bewaren het in artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.

5.   De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.

Artikel 30

Verschillen en vormfouten

1.   Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

2.   Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31

In euro uitgedrukte bedragen

1.   Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Europese Unie en van de in artikel 3 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

2.   Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

3.   De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De bedragen worden de Europese Commissie uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.

4.   Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag, naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan vijf procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land mag de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven indien de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, leidt tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

5.   De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de overeenkomstsluitende partijen door het Gemengd Comité van de EER herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Gemengd Comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI

REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32

Administratieve samenwerking

1.   De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen doen elkaar via de Europese Commissie specimens van de afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.

2.    Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de overeenkomstsluitende partijen elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33

Controle van de bewijzen van oorsprong

1.    Bewijzen van oorsprong worden achteraf, door middel van steekproeven, gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

2.    Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze is overgelegd, de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, indien van toepassing onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij voegen bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

3.   De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

4.   Wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling van de betrokken producten in afwachting van de resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

5.   De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de EER of een in artikel 3 genoemd land beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6. Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentie niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 34

Controle van de leveranciersverklaring

1.   Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om EUR.1- of EUR-MED-certificaten of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

2.   Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer de leveranciersverklaring, de factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.

Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn.

3.   De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

4.   De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1- of EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED.

Artikel 35

Geschillenbeslechting

Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité van de EER voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 36

Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel een preferentiële behandeling van de goederen te verkrijgen.

Artikel 37

Vrije zones

1.    De overeenkomstsluitende partijen nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

2.    In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de EER die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

TITEL VII

CEUTA EN MELILLA

Artikel 38

Toepassing van het protocol

1.   De in dit protocol gebruikte term "EER" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. Onder "producten van oorsprong uit de EER" worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan.

2.   Voor de toepassing van protocol 49 betreffende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 39.

Artikel 39

Bijzondere voorwaarden

1.   Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 12, worden beschouwd als:

1.        producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

a)       volledig in Ceuta en Melilla verkregen producten;

b)      in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

i)            deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5;

of

ii)           deze producten van oorsprong zijn uit de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen;

2.         producten van oorsprong uit de EER:

a)      geheel en al in de EER verkregen producten;

b)      in de EER verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

i)            deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5;

of

ii)           deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de EER en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen.

2.   Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

3.   De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "EER" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED.

4.   De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 40

Overgangsmaatregelen

Niettegenstaande artikel 3 van dit protocol blijven de regels betreffende cumulatie van artikel 3 van protocol 4 bij deze overeenkomst, zoals vervangen bij Besluit nr. 136/2005[8] van het Gemengd Comité van de EER, van toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen totdat de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels van toepassing is op alle in artikel 3 van protocol 4 bij deze overeenkomst vermelde landen.

___________________

Bijlage I

Inleidende aantekeningen bij de lijst in bijlage II

Zie bijlage I bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

Elke verwijzing naar "dit aanhangsel" in opmerking 1 en 3.1 van bijlage I bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels moet worden gelezen als verwijzingen naar "dit protocol".

Bijlage II

Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt

Zie bijlage II bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

Bijlage IIIa

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Zie bijlage IIIa bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

Bijlage IIIb

Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED

Zie bijlage IIIb bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

BijLage IVa

Tekst van de factuurverklaring

Zie bijlage IVa bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

BIJLAGE IVb

Tekst van de factuurverklaring EUR-MED

Zie bijlage IVb bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels

BIJLAGE V

Leveranciersverklaring

Bij het opstellen van de leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.

LEVERANCIERSVERKLARING

voor goederen die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen

Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop het document in de bijlage betrekking heeft, verklaart dat:

1. De volgende materialen, die niet van oorsprong zijn uit de EER, in de EER bij de vervaardiging van deze goederen zijn gebruikt:

Omschrijving van de geleverde goederen (1) || Omschrijving van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn || GS-post van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (2) || Waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (2)(3)

|| || ||

|| || ||

|| || ||

Totaal ||

2. Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze goederen in de EER zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit de EER.

3. De volgende goederen hebben buiten de EER een be- of verwerking ondergaan overeenkomstig artikel 11 van protocol 4 bij de overeenkomst waardoor in totaal de volgende waarde werd toegevoegd

Omschrijving van de geleverde goederen || Totale toegevoegde waarde die buiten de EER is verkregen (4)

||

||

||

||

|| (Plaats en datum)

||

||

|| (Naam en handtekening van de leverancier; gevolgd door de naam van de ondertekenaar in blokletters)

 (1)   Indien de factuur, het volgbriefje of het andere handelsdocument waaraan de verklaring is gehecht, op verschillende soorten goederen betrekking heeft of op goederen waarin niet in dezelfde mate materialen die niet van oorsprong zijn, zijn verwerkt, moet de leverancier dit duidelijk aangeven.

Voorbeeld:

Het document heeft betrekking op verschillende modellen elektromotoren van post 8501 die worden gebruikt bij de vervaardiging van wasmachines van post 8450. Bij de vervaardiging van deze motoren zijn materialen gebruikt die niet van oorsprong zijn en waarvan het soort en de waarde per model verschillen. Deze modellen moeten derhalve in de eerste kolom apart worden opgegeven en de gegevens die in de andere kolommen worden gevraagd moeten eveneens voor elk model apart worden opgegeven, zodat de wasmachinefabrikant weet of de verschillende modellen elektromotoren die hij gebruikt het karakter van product van oorsprong bezitten.

(2)    Slechts invullen, indien nodig.

Voorbeelden:

Volgens de regel voor kledingstukken van ex Hoofdstuk 62 mogen garens worden gebruikt die niet van oorsprong zijn. Indien een producent van dergelijke kledingstukken in Frankrijk weefsels uit Noorwegen importeert die daar verkregen zijn uit garen dat niet van oorsprong is, dan is het voldoende dat de leverancier uit de Europese Unie verklaart dat de gebruikte garens niet van oorsprong zijn. Hij behoeft daarbij niet de GS-post en de waarde van het garen te vermelden.

Een producent van ijzerdraad van post 7217 die dit ijzerdraad van ijzeren staven heeft vervaardigd die niet van oorsprong zijn, dient in de tweede kolom "ijzeren staven" in te vullen. Wanneer dit draad gebruikt wordt bij de vervaardiging van een machine waarvoor de regel van oorsprong geldt, dat materialen die niet van oorsprong zijn slechts tot een bepaald percentage gebruikt mogen worden, dan moet in de derde kolom de waarde worden vermeld van de staven die niet van oorsprong zijn.

(3)    Onder "waarde van de materialen" wordt verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald. De precieze waarde van elk gebruikt materiaal dat niet van oorsprong is, moet worden opgegeven per eenheid van de in de eerste kolom vermelde goederen.

(4)    Onder "totale toegevoegde waarde" wordt verstaan alle kosten die buiten de EER zijn gemaakt, met inbegrip van de waarde van alle materialen die daar aan het product zijn toegevoegd. De precieze waarde die buiten de EER is verkregen, wordt opgegeven per eenheid van de goederen die in de eerste kolom zijn vermeld.

BIJLAGE VI

Langlopende leveranciersverklaring

Bij het opstellen van de langlopende leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden overgenomen.

LANGLOPENDE LEVERANCIERSVERKLARING

voor goederen die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen

Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop dit document betrekking heeft en die regelmatig geleverd worden aan………………………………  (1)verklaart het volgende:

1. De volgende materialen, die niet van oorsprong zijn uit de EER, in de EER bij de vervaardiging van deze goederen zijn gebruikt:

Omschrijving van de geleverde goederen (2) || Omschrijving van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn || GS-post van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (3) || Waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (3)(4)

|| || ||

|| || ||

|| || ||

Totaal ||

2. Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze goederen in de EER zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit de EER.

3. De volgende goederen hebben buiten de EER een be- of verwerking ondergaan overeenkomstig artikel 11 van protocol 4 bij de overeenkomst waardoor in totaal de volgende waarde werd toegevoegd:

Omschrijving van de geleverde goederen || Totale toegevoegde waarde die buiten de EER is verkregen(5)

||

||

||

||

Deze verklaring is geldig voor alle toekomstige zendingen van deze goederen die worden verzonden

van …………………………………………………………………………………………

tot……………………………………………………………………………………………..(6)

Ik verbind mij ertoe …………………………………………………………………………….(1) zodra deze verklaring niet meer geldig is, hiervan onmiddellijk in kennis te stellen.

||

||

|| (Plaats en datum)

||

||

||

|| (Naam en handtekening van de leverancier; gevolgd door de naam van de ondertekenaar in blokletters)

(1)   Naam en adres van de afnemer.

(2)    Indien de factuur, het volgbriefje of het andere handelsdocument waaraan de verklaring is gehecht, op verschillende soorten goederen betrekking heeft of op goederen waarin niet in dezelfde mate materialen die niet van oorsprong zijn, zijn verwerkt, moet de leverancier dit duidelijk aangeven.

Voorbeeld:

Het document heeft betrekking op verschillende modellen elektromotoren van post 8501 die worden gebruikt bij de vervaardiging van wasmachines van post 8450. Bij de vervaardiging van deze motoren zijn materialen gebruikt die niet van oorsprong zijn en waarvan het soort en de waarde per model verschillen. Deze modellen moeten derhalve in de eerste kolom apart worden opgegeven en de gegevens die in de andere kolommen worden gevraagd moeten eveneens voor elk model apart worden opgegeven, zodat de wasmachinefabrikant weet of de verschillende modellen elektromotoren die hij gebruikt het karakter van product van oorsprong bezitten.

(3)    Slechts invullen, indien nodig.

Voorbeelden:

Volgens de regel voor kledingstukken van ex Hoofdstuk 62 mogen garens worden gebruikt die niet van oorsprong zijn. Indien een producent van dergelijke kledingstukken in Frankrijk weefsels uit Noorwegen importeert die daar verkregen zijn uit garen dat niet van oorsprong is, dan is het voldoende dat de leverancier uit de Europese Unie verklaart dat de gebruikte garens niet van oorsprong zijn. Hij behoeft daarbij niet de GS-post en de waarde van het garen te vermelden.

Een producent van ijzerdraad van post 7217 die dit ijzerdraad van ijzeren staven heeft vervaardigd die niet van oorsprong zijn, dient in de tweede kolom "ijzeren staven" in te vullen. Wanneer dit draad gebruikt wordt bij de vervaardiging van een machine waarvoor de regel van oorsprong geldt, dat materialen die niet van oorsprong zijn slechts tot een bepaald percentage gebruikt mogen worden, dan moet in de derde kolom de waarde worden vermeld van de staven die niet van oorsprong zijn.

(4)    Onder "waarde van de materialen" wordt verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is betaald. De precieze waarde van elk gebruikt materiaal dat niet van oorsprong is, moet worden opgegeven per eenheid van de in de eerste kolom vermelde goederen.

(5)    Onder "totale toegevoegde waarde" wordt verstaan alle kosten die buiten de EER zijn gemaakt, met inbegrip van de waarde van alle materialen die daar aan het product zijn toegevoegd. De precieze waarde die buiten de EER is verkregen, wordt opgegeven per eenheid van de goederen die in de eerste kolom zijn vermeld.

(6)   Data invullen. De geldigheidsduur van de langetermijnverklaring van de leverancier mag normaliter een tijdvak van 12 maanden niet overschrijden, onder voorbehoud van de voorwaarden die worden vastgesteld door de douaneautoriteiten van het land waar de langetermijnverklaring van de leverancier is opgesteld.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen

1.     Bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, worden aanvaard voor de toekenning van de preferentiële behandeling waarin de EER-overeenkomst voorziet.

2.     Dergelijke producten worden als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij in een aldaar verkregen product zijn verwerkt. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

3.     Wanneer dergelijke producten onder de EER-Overeenkomst vallen, worden zij bij wederuitvoer naar een andere overeenkomstsluitende partij van de EER als van oorsprong uit de EER beschouwd.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende het Vorstendom Andorra

1.     Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem van oorsprong uit het Vorstendom Andorra worden door IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst.

2.     Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de Republiek San Marino

1.     Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst.

2.     Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING

betreffende de opzegging van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij

1.     Indien een overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst de depositaris van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 te willen opzeggen, onderhandelt de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij onverwijld met alle andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst over oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst.

2.     Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels van overeenkomstige toepassing tussen de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de conventie echter zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst toestaan.

_______________________

[1]               Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina, Syrië en Tunesië.

[2]               PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.

[3]               PB L XX van X.X.XXXX, blz. X. en EER-supplement nr. X van X.X.XXXX, blz. X)

[4]               [Er zijn geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Er zijn grondwettelijke vereisten aangegeven.]

[5]               Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

[6]               Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo overeenkomstig Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad.

[7]               Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina, Syrië en Tunesië (*Deze benaming mag niet worden uitgelegd als een erkenning van de staat Palestina en laat de afzonderlijke standpunten van de lidstaten ter zake onverlet.)

[8]               PB L 321 van 8.12.2005, blz. 1 en EER-supplement nr. 63 van 8.12.2005, blz. 1.