52014PC0212

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid /* COM/2014/0212 final - 2014/0120 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verbetering van het ondernemingsklimaat voor alle bedrijven, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf (mkb), is een van de hoofdprioriteiten van de tienjarige groeistrategie van de EU, Europa 2020[1], die het zakendoen voor het bedrijfsleven gemakkelijker en beter moet maken. In een mededeling over "een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering"[2], een van de zeven kerninitiatieven van Europa 2020, zijn voor het mkb een aantal relevante maatregelen uiteengezet. Ook bij de evaluatie van de "Small Business Act"[3] en de wetgevingspakketten eengemaakte markt I[4] en II[5] werd gepleit voor maatregelen om de toegang tot financiering te verbeteren en de kosten van het zakendoen in Europa verder te verlagen.

Bedrijven vinden het kostbaar en moeilijk om internationaal actief te zijn en slechts een klein aantal kleine en middelgrote ondernemingen investeert in het buitenland. Redenen hiervoor zijn onder meer de verscheidenheid van de nationale rechtsstelsels, met name de verschillen in het nationale vennootschapsrecht, en het gebrek aan vertrouwen in buitenlandse bedrijven bij afnemers en zakenpartners. Om het gebrek aan vertrouwen weg te nemen, vestigen bedrijven vaak dochterondernemingen in andere lidstaten. Het voordeel hiervan is dat zij afnemers het merk en de reputatie van het moederbedrijf kunnen bieden in combinatie met de zekerheid van het zakendoen met een bedrijf dat wettelijk gezien geen buitenlandse maar een binnenlandse onderneming is. Het oprichten van een bedrijf in het buitenland brengt kosten met zich mee, onder meer voor het voldoen aan wettelijke en administratieve voorschriften in een ander land, die vaak verschillen van die waaraan bedrijven gewend zijn "in eigen land". Die kosten (ook voor het nodige aanvullende juridische advies en vertaalwerk) zijn meestal vooral hoog voor groepen van ondernemingen, aangezien een moederbedrijf, met name in het mkb, momenteel wordt geconfronteerd met verschillende voorschriften in elk land waar het een dochterbedrijf wil vestigen.

Europese kleine en middelgrote ondernemingen spelen een essentiële rol bij de versterking van de economie van de EU. Ze kampen echter nog met een aantal belemmeringen die hun volledige ontwikkeling op de interne markt in de weg staan en het hun onmogelijk maken een optimale bijdrage te leveren aan de economie van de EU.

De Europese Commissie heeft in 2008 iets aan deze kosten willen doen met haar voorstel betreffende een statuut van de Europese besloten vennootschap (SPE).[6] Dit voorstel was bedoeld om kleine en middelgrote bedrijven een instrument voor hun grensoverschrijdende activiteiten te bieden dat eenvoudig, flexibel en in alle lidstaten eenvormig zou zijn. Het voorstel kwam er naar aanleiding van een aantal verzoeken van bedrijven om de instelling van een echte Europese variant van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Ondanks krachtige steun van het bedrijfsleven is het echter niet gelukt een compromis te bereiken dat de unanieme goedkeuring van het statuut door de lidstaten mogelijk maakt. De Commissie heeft daarom besloten het voorstel voor het SPE in te trekken (de REFIT-exercitie[7]) en in plaats daarvan een alternatief voor te stellen waarmee ten minste een deel van de met het SPE bestreden problematiek wordt opgelost. Deze benadering is in lijn met het actieplan uit 2012 inzake Europees vennootschapsrecht en corporate governance[8], waarin opnieuw het voornemen van de Commissie werd uitgesproken om in aansluiting op het SPE-voorstel andere initiatieven te ontplooien om de grensoverschrijdende mogelijkheden voor  het mkb te vergroten.

Het algemene doel van dit voorstel, dat voorziet in een alternatieve benadering van het SPE, is het vereenvoudigen van de oprichting van bedrijven in het buitenland door potentiële oprichters van ondernemingen, met name in het mkb. Dit zou het ondernemerschap moeten aanmoedigen en versterken en tot meer groei, innovatie en werkgelegenheid in de EU moeten leiden.

Het voorstel zou grensoverschrijdende activiteiten van ondernemingen vereenvoudigen doordat de lidstaten wordt verzocht in hun nationale recht een vorm van vennootschapsrecht op te nemen die in alle lidstaten dezelfde regels volgt en een EU-brede afkorting krijgt: SUP (Societas Unius Personae). Een en ander zou moeten worden samengesteld en uitgevoerd overeenkomstig de in alle lidstaten geharmoniseerde regels, waardoor de oprichtings- en bedrijfskosten zouden dalen. De kosten zouden met name worden verlaagd door de geharmoniseerde inschrijvingsprocedure, de mogelijkheid van online-inschrijving met een uniform model voor statutaire bepalingen, en een gering vereist maatschappelijk kapitaal bij oprichting. De crediteuren zouden beschermd worden door de aan de directie van de SUP (en in sommige gevallen de enige vennoot in de SUP) opgelegde verplichting om de uitkeringen te beheersen. Om bedrijven ten volle te laten profiteren van de voordelen van de interne markt, zouden lidstaten niet mogen eisen dat de plaats van vestiging van een SUP en haar hoofdbestuur zich in dezelfde lidstaat bevinden.

Naast en in samenhang met dit voorstel werkt de Commissie ook aan verbetering van de rechtszekerheid voor bedrijven en meer in het algemeen ten aanzien van het recht dat voor hen van toepassing is wanneer ze in andere lidstaten actief zijn. Dit is in overeenstemming met het programma van Stockholm van de Europese Raad uit 2009 voor een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burgers[9].

Als dit voorstel wordt aangenomen, leidt het tot intrekking van Richtlijn 2009/102/EG en wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012[10] teneinde het gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) mogelijk te maken.

2.           RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Dit initiatief bouwt voort op het onderzoek dat is uitgevoerd tijdens de voorbereiding van eerdere EU-initiatieven, zoals het voorstel voor het SPE uit 2008 en een aantal raadplegingen en discussies naar aanleiding van dat voorstel.

In het kader van het reflectieproces over de toekomst van het EU-vennootschapsrecht heeft de reflectiegroep van deskundigen op dat gebied in april 2011 een verslag met een aantal aanbevelingen gepubliceerd.[11] In het verslag werd gepleit voor meer inspanningen ter vereenvoudiging van het voor kleine en middelgrote ondernemingen geldende wettelijke regime. In het bijzonder werd de noodzaak onderstreept om de formaliteiten voor de oprichting van een bedrijf (zoals inschrijving, toegang tot elektronische procedures) te vereenvoudigen. In het verslag werd ook voorgesteld een vereenvoudigd model voor eenpersoonsvennootschappen in de EU in te voeren, waarmee zowel startende bedrijven met één aandeelhouder als houdstermaatschappijen met dochterondernemingen in volledige eigendom kunnen besparen op transactiekosten en onnodige formaliteiten kunnen vermijden.

Op basis van dit verslag begon de Commissie in februari 2012 een brede openbare raadpleging over de toekomst van het Europese vennootschapsrecht. De conclusie bevatte de meningen van belanghebbende partijen over mogelijke maatregelen voor meer steun aan het Europese mkb op EU-niveau. Er werden bijna 500 antwoorden ontvangen van zeer uiteenlopende belanghebbenden, waaronder overheidsdiensten, vakverenigingen, brancheorganisaties, investeerders, wetenschappers en individuele burgers. Een grote meerderheid steunde de maatregelen van de Commissie ter ondersteuning van het mkb, maar over de manier waarop deze kunnen worden gerealiseerd, liepen de meningen uiteen. De Commissie heeft ook profijt gehad van de inbreng van bij de reflectiegroep betrokken vennootschapsrechtdeskundigen, bijvoorbeeld van hun adviezen over de belangrijkste aspecten van de mogelijke toekomstige richtlijn betreffende eenpersoonsvennootschappen.

In juni 2013 werd een meer gedetailleerde online-raadpleging over eenpersoonsvennootschappen[12] gestart, waarbij werd onderzocht of de harmonisatie van nationale regels inzake eenpersoonsvennootschappen tot eenvoudiger en flexibeler regels en kostenverlaging voor bedrijven, en vooral voor het mkb, zou leiden. Er werden in totaal 242 antwoorden ontvangen van uiteenlopende belanghebbenden, waaronder bedrijven, overheidsdiensten, vakverenigingen, brancheorganisaties, universiteiten en individuele burgers. Van de respondenten die een mening uitspraken, vond 62 % dat de harmonisatie van regels voor besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid de grensoverschrijdende activiteiten van het mkb kon bevorderen; 64 % meende dat een dergelijk initiatief regels zou moeten omvatten met betrekking tot online-inschrijving door middel van een in de hele EU geldig standaardinschrijfformulier.

Op 13 september 2013 had het directoraat-generaal Interne markt en diensten van de Europese Commissie een ontmoeting met een aantal vertegenwoordigers van het Europese bedrijfsleven[13]. De meeste deelnemers steunden het initiatief en onderstreepten het positieve effect dat het op bedrijven in de EU zou kunnen hebben. Maar zij benadrukten ook dat dit initiatief niet mocht worden beschouwd als een volwaardig alternatief voor het SPE en dat de inspanningen ten gunste van het SPE dienden te worden voortgezet.

Andere belanghebbenden, zoals notarissen, steunden het initiatief over het algemeen ook, maar uitten wel zorgen, in het bijzonder over de beveiliging van de online-inschrijving van ondernemingen en de noodzaak om de juiste mate van toezicht op de procedure te garanderen. Daarnaast waren sommige belanghebbenden van mening dat de verlaging van de minimumkapitaalvereiste gepaard diende te gaan met passende maatregelen, bijvoorbeeld een solvabiliteitstoets of beperking van de dividenduitkering.

De door de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling betekende dat meteen een aantal opties moest afvallen (met als belangrijkste de invoering van een nieuwe supranationale rechtsvorm en de harmonisatie van het vennootschapsrecht met betrekking tot de oprichting van dochterbedrijven met enkel kleine en middelgrote ondernemingen als oprichter of waarbij beide bedrijven een besloten of naamloze vennootschap zijn) in verband met onhaalbaarheid en/of een gebrek aan steun onder de belanghebbenden.

De na de beoordeling overwogen opties voorzagen in de instelling van vormen van nationaal vennootschapsrecht voor besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid met geharmoniseerde voorwaarden, in het bijzonder ten aanzien van het inschrijvingsproces en de minimumkapitaalvereiste.

Gekozen werd voor de beleidsoptie die voorziet in de mogelijkheid van online-inschrijving, met het standaardmodel voor de statuten, een minimumkapitaalvereiste van 1 EUR, een balanstoets en een solvabiliteitsverklaring. Vergeleken met de andere beleidsopties bood deze in haar geheel de beste oplossing, gemeten naar de doeltreffendheid bij het bereiken van doelen (met name een kostenverlaging voor bedrijven), de doelmatigheid en de mate van samenhang met het EU-beleid.

Het effectbeoordelingscomité besloot op 20 november 2013 tot een algemeen positief oordeel over de effectbeoordeling. De van het comité ontvangen opmerkingen leidden tot een aanpassing van de gedeelten over de probleemdefinitie en de probleemboom, de omvang van de markt en de beleidsopties met hun effecten. Bovendien werd de beschrijving van de situatie in de lidstaten omgezet in tabelvorm en werd een samenvatting van de uitkomsten van de online-raadpleging in 2013 toegevoegd. Meer in het bijzonder bevat de effectbeoordeling naar aanleiding van het besluit van het effectbeoordelingscomité nu naast de opties voor online-inschrijving en het gebruik van het uniforme statutenmodel ook de opties voor een minimumkapitaalvereiste en de bescherming van crediteuren. Voorts wordt de omvang van de betrokken markt prominenter in de effectbeoordeling gepresenteerd: er zijn ongeveer 21 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen in de EU, waarvan er ongeveer 12 miljoen een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid zijn. Onder deze laatste bevinden zich dan weer 5,2 miljoen besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (ongeveer de helft).

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag, subsidiariteit en evenredigheid

Het voorstel is gebaseerd op artikel 50 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor de bevoegdheid van de EU om op te treden op het gebied van het vennootschapsrecht. Met name artikel 50, lid 2, onder f), VWEU voorziet in geleidelijke afschaffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging wat betreft de voorwaarden voor de oprichting van dochterondernemingen.

In het ontwerpvoorstel wordt geen nieuwe supranationale rechtsvorm voor de eenpersoonsvennootschap in het leven geroepen maar wordt wel bijgedragen aan de geleidelijke afschaffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging wat betreft de voorwaarden voor de oprichting van dochterondernemingen op het grondgebied van de lidstaten. In beginsel zou het doel van het ontwerpvoorstel dus ook kunnen worden bereikt door de onafhankelijke invoering van identieke wetten door de lidstaten. In deze omstandigheden verschaft artikel 50 een toereikende rechtsgrondslag voor het voorstel en behoeft geen beroep te worden gedaan op artikel 352 VWEU.

Volgens het subsidiariteitsbeginsel mag de EU enkel optreden waar dit optreden tot betere resultaten kan leiden dan tussenkomst op het niveau van de lidstaten.

De tot nu toe door de afzonderlijke lidstaten vastgestelde oplossingen ten aanzien van de verlaging van de oprichtingskosten zijn niet gecoördineerd op EU-niveau. Dergelijke coördinatie tussen de lidstaten, gericht op de invoering van identieke voorschriften voor een bepaalde nationale vennootschapsrechtsvorm in nationale wettelijke stelsels, is weliswaar theoretisch mogelijk, maar lijkt in de nabije toekomst ook onwaarschijnlijk. In plaats daarvan zullen afzonderlijke handelingen van lidstaten waarschijnlijk blijven resulteren in divergerende uitkomsten, zoals uitvoerig wordt geïllustreerd in de effectbeoordeling.

Afzonderlijke handelingen van lidstaten zijn meestal met name gericht op hun specifieke nationale context en gewoonlijk niet op bevordering van grensoverschrijdende bedrijfsvestigingen. Zo heeft bijvoorbeeld een bepaling die fysieke aanwezigheid bij de notaris of een andere instantie van de lidstaat van inschrijving voorschrijft, verschillende gevolgen voor ingezetenen en niet-ingezetenen, al is zij niet direct discriminerend. De kosten zullen voor buitenlandse oprichters waarschijnlijk aanmerkelijk hoger zijn dan voor binnenlandse oprichters. Ook wanneer online-inschrijving in de praktijk alleen beschikbaar is voor staatsburgers of ingezetenen, hetgeen in de nationale context aanvaardbaar lijkt, levert dat extra kosten op voor buitenlandse bedrijven in vergelijking met binnenlandse.

Het heeft er derhalve alle schijn van dat er zonder maatregelen op EU-niveau slechts niet-geharmoniseerde nationale oplossingen beschikbaar zijn, dat kleine en middelgrote ondernemingen belemmeringen blijven ervaren die hun uitbreiding naar het buitenland bemoeilijken en dat de bijbehorende kosten in het bijzonder buitenlandse oprichters zouden treffen. De vereenvoudiging die het gevolg is van geharmoniseerde regels, is in theorie ook bereikbaar wanneer de lidstaten afzonderlijk optreden, maar dat is hoogst onwaarschijnlijk. In dit verband lijkt het beoogde ingrijpen van de EU in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit.

Op grond van het evenredigheidsbeginsel dient het optreden van de EU passend te zijn om de doelstellingen van het nagestreefde beleid te bereiken en beperkt te worden tot dat wat voor het bereiken daarvan noodzakelijk is. Het is passend om de voorwaarden voor de oprichting en de werking van besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid te harmoniseren teneinde een grotere deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan de interne markt te bereiken. Dit optreden zou de oprichting van ondernemingen moeten vereenvoudigen en aanmoedigen en met name moeten leiden tot een toename van het aantal dochterondernemingen in de EU. Het gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te bereiken, aangezien het niet beoogt alle aspecten van de werking van besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid volledig te harmoniseren, maar zich beperkt tot die aspecten die in een grensoverschrijdende context het belangrijkst zijn. Met de nieuwe richtlijn, die de bestaande richtlijn betreffende eenpersoonsvennootschappen vervangt, wordt tevens gewaarborgd dat de voorgestelde EU-maatregel qua vorm en inhoud niet verder gaat dan wat nodig en evenredig is om het doel van de regelgeving te verwezenlijken.

Nadere uitleg van het voorstel

Deel 1: Algemene regels voor besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

De algemene regels voor besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid gelden voor alle bedrijven die worden vermeld in bijlage I, met inbegrip van de bedrijven als bedoeld in het tweede deel van deze richtlijn (artikelen 1 t/m 5). Met de Twaalfde Richtlijn 89/667/EEG van de Raad inzake het vennootschapsrecht, zoals gecodificeerd bij Richtlijn 2009/102/EG, is een rechtsinstrument geïntroduceerd dat de beperking van de aansprakelijkheid van een eenpersoonsvennootschap in de gehele EU mogelijk maakt. Verder wordt in het eerste deel van deze richtlijn voorgeschreven dat de gegevens van een eenpersoonsvennootschap worden bekendgemaakt in een openbaar register en worden er regels vastgesteld voor besluiten die worden genomen door de enig vennoot en overeenkomsten die worden gesloten tussen de enig vennoot en de vennootschap. Als een lidstaat ook naamloze vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid toestaat één aandeelhouder te hebben, gelden de regels van het eerste deel van de richtlijn ook voor die bedrijven.

Deel 2: Specifieke regels voor de Societas Unius Personae (SUP)

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

De bepalingen in het tweede deel van deze richtlijn gelden voor besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die zijn opgericht als SUP (artikel 6).

Op zaken die niet in deze richtlijn zijn geregeld, is het nationale recht van toepassing.

Hoofdstuk 2: Oprichting van een SUP

De richtlijn beperkt de mogelijkheden voor oprichting van een SUP tot de vorming van een geheel nieuwe onderneming (ex nihilo) of de omzetting van een reeds in een andere rechtsvorm bestaande onderneming. Er worden in de richtlijn voorwaarden gesteld aan elk van beide methoden (artikelen 8 en 9), terwijl het oprichtingsproces van een SUP ook onderhevig is aan nationale regels voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Een SUP kan ex nihilo worden opgericht door elke natuurlijke of rechtspersoon, ook als laatstgenoemde een eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid is. De lidstaten dienen SUP's niet te verhinderen enig vennoot in andere ondernemingen te zijn.

Alleen de in bijlage I genoemde besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid mogen door omzetting een SUP vormen. Een onderneming die wordt omgezet in een SUP behoudt haar rechtspersoonlijkheid. Ten aanzien van de omzettingsprocedures verwijst de richtlijn naar het nationale recht.

Op grond van deze richtlijn moet een SUP haar statutaire zetel en ofwel haar hoofdbestuur ofwel haar hoofdvestiging in de EU hebben (artikel 10).

Hoofdstuk 3: Statuten

De richtlijn voorziet in het standaardmodel voor de statuten, waarvan het gebruik verplicht is in geval van online-inschrijving. Verder wordt de minimale inhoud van het formulier bepaald, zoals die moet worden opgenomen in de door de Commissie vast te stellen uitvoeringshandeling (artikel 11).

De statuten kunnen na inschrijving worden gewijzigd, maar wijzigingen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de richtlijn en het nationale recht (artikel 12).

Hoofdstuk 4: Inschrijving van een SUP

De bepalingen ten aanzien van de inschrijvingsprocedure vormen het hoofdonderdeel van deze richtlijn omdat deze een kritieke rol spelen bij de vereenvoudiging van de oprichting van dochterondernemingen in andere EU-landen dan het land van oorsprong van de onderneming. De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten een inschrijvingsprocedure openstellen die volledig elektronisch en op afstand kan worden voltooid zonder dat de fysieke aanwezigheid van de oprichter bij de instanties van de lidstaat van inschrijving vereist is. Alle communicatie tussen de voor inschrijving verantwoordelijke instantie en de oprichter moet derhalve ook elektronisch kunnen worden gevoerd. Om de snelle oprichting van ondernemingen mogelijk te maken, dient de inschrijving van de SUP binnen drie werkdagen te zijn voltooid (artikel 14).

Verder bevat de richtlijn een uitputtende lijst van documenten en details die de lidstaten voor de inschrijving van een SUP verplicht mogen stellen. Na inschrijving mag de SUP de documenten en details wijzigen overeenkomstig de in het nationale recht voorziene procedure (artikel 13).

Hoofdstuk 5: Eén aandeel

Aangezien een SUP slechts één aandeelhouder heeft, mag zij slechts één aandeel uitgeven dat niet kan worden gesplitst (artikel 15).

Hoofdstuk 6: Aandelenkapitaal

De richtlijn schrijft voor dat het aandelenkapitaal ten minste 1 EUR bedraagt, of ten minste één eenheid van de nationale munt in een lidstaat waar deze niet de euro is. De lidstaten mogen geen maximum aan de waarde van het enige aandeel of het gestort kapitaal stellen en mogen een SUP niet verplichten wettelijke reserves op te bouwen. De richtlijn staat wel toe dat SUP's vrijwillige reserves opbouwen (artikel 16).

De richtlijn bevat ook regels ten aanzien van de uitkeringen (zoals dividenden) aan de aandeelhouder van de SUP. Een uitkering kan plaatsvinden als de SUP een balanstoets doorstaat waaruit blijkt dat de resterende activa van de SUP na de uitkering toereikend zullen zijn om aan haar verplichtingen te voldoen. Bovendien moet de directie voordat een uitkering wordt gedaan een solvabiliteitsverklaring verstrekken aan de aandeelhouder. De opname van beide vereisten in de richtlijn waarborgt een hoge mate van bescherming voor crediteuren, wat ertoe moet bijdragen dat de aanduiding ‘SUP’ een goede reputatie krijgt (artikel 18).

Hoofdstuk 7: Structuur en operationele procedures van een SUP

De richtlijn bestrijkt de besluitvormingsbevoegdheden van de enige vennoot, de werking van de directie en de vertegenwoordiging van de SUP met betrekking tot derden (artikel 21).

Teneinde grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen en andere ondernemingen te bevorderen, verleent de richtlijn de enige vennoot het recht om besluiten te nemen zonder dat een algemene aandeelhoudersvergadering wordt gehouden. Ook wordt daartoe een overzicht gegeven van de onderwerpen waarover de enige vennoot moet beslissen. De enige vennoot moet andere besluiten kunnen nemen dan die welke in de richtlijn worden vermeld, waaronder het besluit tot delegatie van zijn bevoegdheden aan de directie indien het nationale recht dat toestaat.

Alleen natuurlijke personen kunnen directeur van een SUP worden, tenzij de wetgeving van de lidstaat van inschrijving dit ook mogelijk maakt voor rechtspersonen. De richtlijn bevat ook bepalingen over de benoeming en het ontslag van directeuren. De directeuren zijn verantwoordelijk voor het beheer van de SUP en vertegenwoordigen de SUP ook bij haar contacten met derden. Verwacht wordt dat de SUP een aantrekkelijk model kan zijn voor groepen ondernemingen en daarom voorziet de richtlijn in de mogelijkheid dat de enige vennoot aanwijzingen geeft aan de directie. Deze aanwijzingen moeten echter in overeenstemming zijn met het nationale recht ter bescherming van de belangen van derden (artikel 22).

De SUP kan worden omgezet in een andere nationale rechtsvorm. Indien niet langer aan de vereisten van deze richtlijn wordt voldaan, moet de SUP worden omgezet in een andere vennootschapsrechtsvorm of worden ontbonden. Indien dit niet gebeurt, moeten de nationale instanties de bevoegdheid hebben om de onderneming te ontbinden (artikel 25).

Deel 3: Slotbepalingen

De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten passende sancties instellen voor inbreuken op de richtlijn, op het nationale recht of op de statuten (artikel 28). Ook verleent zij de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen.

Om de lijst van vennootschapsrechtsvormen in de lidstaten actueel te houden, zal de Commissie waar nodig een wijziging van bijlage I voorstellen door middel van een gedelegeerde handeling, waarvoor een wijziging van de richtlijn en het doorlopen van de wetgevingsprocedure niet zijn vereist (artikel 1, lid 2). Ook wordt voorgesteld de bevoegdheid aan de Commissie te delegeren om twee uitvoeringshandelingen vast te stellen – ten aanzien van het standaardinschrijvingsformulier en het model voor de statuten (artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 2). De formulieren in de uitvoeringshandelingen zouden eenvoudiger kunnen worden aangepast aan veranderingen in de bedrijfsomgeving dan formulieren die worden vastgesteld via de gewone wetgevingsprocedure. Bij het opstellen van de formulieren wordt de Commissie bijgestaan door het Comité voor het Vennootschapsrecht.

De richtlijn vervangt Richtlijn 2009/102/EG en wijzigt Verordening nr. 1024/2012[14] om het gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) mogelijk te maken (artikelen 29 en 30).

De lidstaten moeten de bepalingen van deze richtlijn uiterlijk twee jaar na de datum waarop de richtlijn is vastgesteld omzetten in nationale wetgeving. Intussen zal de Commissie de nodige uitvoeringshandelingen vaststellen. De lidstaten wordt verzocht het uitvoeringsproces onmiddellijk na de inwerkingtreding van de richtlijn ter hand te nemen.

4.           TOELICHTENDE STUKKEN

Volgens de gezamenlijke politieke verklaring van 27 oktober 2011 moet de Europese Commissie alleen om toelichtende stukken verzoeken indien zij "per geval de noodzaak en de proportionaliteit van het verstrekken van toelichtende stukken, rekening houdend met, met name en respectievelijk, de complexiteit van de richtlijn en van de omzetting ervan, alsook de mogelijke extra administratieve lasten" kan rechtvaardigen.

De Commissie meent dat het in dit geval verantwoord is om de lidstaten te verzoeken toelichtende stukken te verstrekken in het licht van de bestaande uitvoeringsproblemen, die onder andere het gevolg zijn van de aanzienlijke variatie in de wijze waarop het vennootschapsrecht in de lidstaten geregeld is (bijvoorbeeld in het burgerlijk wetboek, het wetboek inzake vennootschapsrecht en ondernemingswetten).

Uitvoeringsmaatregelen hebben een aantal effecten op nationaal niveau en zijn bijvoorbeeld van invloed op het nationale vennootschapsrecht, de inschrijvingsprocedure, de communicatie tussen de voor inschrijving verantwoordelijke instantie en de oprichter, websites van de bevoegde instanties en onlineprocedures voor e-identificatie. Met name de bepalingen in het tweede deel van de richtlijn zullen waarschijnlijk worden omgezet in meerdere nationale wetten. Dit kan in het bijzonder het geval zijn in lidstaten met meer dan één centraal handelsregister.

In dit verband is de kennisgeving van omzettingsmaatregelen essentieel voor de verduidelijking van de relatie tussen de bepalingen van deze richtlijn en de nationale omzettingsmaatregelen, en dus voor de beoordeling van de overeenstemming van nationale wetgeving met de richtlijn.

Een eenvoudige kennisgeving van afzonderlijke omzettingsmaatregelen zou niet voor zich spreken en de Commissie daardoor niet in staat stellen erop toe te zien dat alle wettelijke bepalingen van de EU getrouw en volledig worden uitgevoerd. De toelichtende stukken zijn nodig om volledig inzicht te verkrijgen in de wijze waarop de lidstaten de bepalingen van de richtlijn omzetten in nationaal recht. De lidstaten worden aangemoedigd om de toelichtende stukken te presenteren in de vorm van goed leesbare tabellen die laten zien hoe de genomen afzonderlijke nationale maatregelen overeenkomen met de bepalingen van de richtlijn.

Gezien het bovenstaande wordt de volgende overweging in het voorstel voor de richtlijn opgenomen: "Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord."

2014/0120 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Richtlijn 2009/102/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake het vennootschapsrecht betreffende besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid[15] heeft het voor individuele ondernemers mogelijk gemaakt om op basis van beperkte aansprakelijkheid actief te zijn in de gehele Unie.

(2)       In deel I van deze richtlijn worden de bepalingen van Richtlijn 2009/102/EG ten aanzien van alle eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid overgenomen. Hierin wordt bepaald dat indien alle aandelen in handen zijn van één aandeelhouder, diens identiteit openbaar moet worden gemaakt door opname in het register. In deze richtlijn wordt tevens bepaald dat de door de enige vennoot als algemene vergadering genomen besluiten alsmede de overeenkomsten tussen de aandeelhouder en de vennootschap schriftelijk moeten worden vastgelegd, tenzij ze betrekking hebben op overeenkomsten die onder marktvoorwaarden zijn afgesloten in het kader van de normale bedrijfsvoering.

(3)       De oprichting van eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid als dochterondernemingen in andere lidstaten brengt kosten met zich mee als gevolg van de verschillende wettelijke en administratieve voorschriften die in de betrokken lidstaten moeten worden nageleefd. Dergelijke uiteenlopende voorschriften blijven in de lidstaten bestaan.

(4)       De mededeling van de Commissie "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering - Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen"[16] stimuleert de oprichting, groei en internationalisatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Dit is belangrijk voor de economie van de Unie omdat kleine en middelgrote ondernemingen goed zijn voor twee derde van de werkgelegenheid in de Unie en een aanmerkelijk potentieel voor groei en het scheppen van werkgelegenheid bieden.

(5)       Verbetering van het ondernemingsklimaat, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, door verlaging van de transactiekosten in Europa, bevordering van clusters en bevordering van de internationalisatie van kleine en middelgrote ondernemingen, waren de belangrijkste elementen van het initiatief "Industriebeleid in een tijd van mondialisering" zoals geschetst in de mededeling van de Commissie over de Europa 2020-strategie[17].

(6)       In overeenstemming met de Europa 2020-strategie werd in de evaluatie van de "Small Business Act" voor Europa[18] gepleit voor verdere voortgang op weg naar realisering van slimme regelgeving, verbetering van de markttoegang en bevordering van ondernemerschap, werkgelegenheid en inclusieve groei.

(7)       Ter bevordering van de grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen en de oprichting van eenpersoonsvennootschappen als dochterondernemingen in andere lidstaten, dienen de kosten en administratieve lasten van het oprichten van dergelijke ondernemingen te worden verminderd.

(8)       De beschikbaarheid van een geharmoniseerd wettelijk kader voor de vorming van eenpersoonsvennootschappen, met inbegrip van de vaststelling van een uniform model voor de statuten, kan bijdragen aan de geleidelijke afschaffing van belemmeringen voor de vrijheid van vestiging wat betreft de voorwaarden voor het oprichten van dochterondernemingen op het grondgebied van lidstaten en tot een verlaging van kosten leiden.

(9)       Besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die overeenkomstig deze richtlijn zijn opgericht en functioneren, dienen aan hun naam een gemeenschappelijke, goed herkenbare afkorting toe te voegen: SUP (Societas Unius Personae).

(10)     Uit respect voor bestaande tradities in het vennootschapsrecht van de lidstaten moet hun flexibiliteit worden gegund ten aanzien van de wijze waarop en de mate waarin zij geharmoniseerde regels voor de vorming en werking van SUP's willen toepassen. De lidstaten kunnen deel 2 van deze richtlijn toepassen op alle besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, zodat al die vennootschappen opereren en bekend staan als SUP's. Ze kunnen echter ook bepalen dat de SUP wordt opgericht als een afzonderlijke vennootschapsrechtsvorm naast andere vormen van de besloten eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarin het nationale recht voorziet.

(11)     Om te waarborgen dat de geharmoniseerde regels op zo ruim mogelijke schaal worden toegepast, moeten zowel natuurlijke personen als rechtspersonen gerechtigd zijn SUP's op te richten. Om dezelfde reden moeten ook besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die niet als SUP zijn opgericht, kunnen profiteren van het SUP-kader. Ze moeten overeenkomstig het nationale recht kunnen worden omgezet in SUP's.

(12)     Om bedrijven ten volle te laten profiteren van de voordelen van de interne markt, moeten lidstaten niet eisen dat de statutaire zetel van een SUP en haar hoofdbestuur zich in dezelfde lidstaat bevinden.

(13)     Teneinde het eenvoudiger en goedkoper te maken om dochterondernemingen in andere lidstaten op te richten, moeten de oprichters van SUP's niet verplicht worden fysiek aanwezig te zijn bij enige inschrijvingsinstantie van een lidstaat. Het register dient toegankelijk te zijn vanuit alle lidstaten en de oprichter van een onderneming moet gebruik kunnen maken van de bestaande één-loketten die uit hoofde van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad[19] zijn opgezet als portaal voor nationale online-inschrijfpunten. Het moet derhalve mogelijk zijn om op afstand en met alleen maar elektronische middelen SUP's op te richten.

(14)     Teneinde een hoge mate van transparantie te waarborgen, moeten alle in het handelsregister ingeschreven documenten openbaar worden gemaakt via het systeem van gekoppelde registers als bedoeld in artikel 4 bis, lid 2, van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad[20].

(15)     Om een hoge mate van uniformiteit en online-toegankelijkheid te waarborgen, dient voor de documenten ten behoeve van het registreren van SUP's in alle talen van de Unie een uniform model beschikbaar te zijn. Elke lidstaat mag eisen dat de inschrijving wordt verricht in een officiële taal van die lidstaat, maar de lidstaten worden aangemoedigd inschrijving ook in andere officiële talen van de Unie toe te staan.

(16)     Overeenkomstig de in 2011 door de Europese Commissie in de evaluatie van de "Small Business Act"[21] gedane aanbevelingen om de termijn waarbinnen een nieuwe onderneming kan worden opgericht, te verkorten, dienen SUP's het bewijs van inschrijving in het relevante register van een lidstaat binnen drie werkdagen te ontvangen. Deze mogelijkheid hoeft alleen beschikbaar te zijn voor nieuw opgerichte ondernemingen en niet voor bestaande entiteiten die zich wensen om te vormen tot SUP, aangezien de inschrijving van dergelijke entiteiten door hun aard langer kan duren.

(17)     Elke lidstaat dient een bevoegd elektronisch inschrijfpunt aan te wijzen. Om de aangewezen organen te ondersteunen bij het uitwisselen van informatie over de identiteit van de oprichter, kunnen de lidstaten gebruikmaken van de middelen waarin Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad[22] voorziet.

(18)     Bepalingen betreffende de oprichting van eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid mogen niet ten koste gaan van het recht van de lidstaten om bestaande regels betreffende de controle van het inschrijvingsproces te handhaven, mits de gehele inschrijvingsprocedure elektronisch en op afstand kan worden voltooid.

(19)     Gebruik van het model voor de statuten dient verplicht te zijn als de SUP elektronisch wordt ingeschreven. Als op grond van het nationale recht een andere vorm van inschrijving is toegestaan, hoeft het model niet te worden gebruikt, maar moeten de statuten wel voldoen aan de vereisten van de richtlijn. Het minimumkapitaal dat vereist is voor de vorming van een besloten eenpersoonsvennootschap met beperkte aansprakelijkheid verschilt van lidstaat tot lidstaat. De meeste lidstaten hebben al stappen gezet op weg naar afschaffing van de minimumkapitaalvereiste of naar handhaving ervan op een nominaal niveau. De SUP's mogen niet onderhevig zijn aan een hoge minimumkapitaalvereiste, omdat die zou fungeren als een belemmering voor hun oprichting. Crediteuren dienen echter beschermd te worden tegen buitensporige uitkeringen aan enige vennoten, die ten koste kunnen gaan van het vermogen van een SUP om haar schulden te betalen. Een dergelijke bescherming moet worden gewaarborgd door het stellen van minimumeisen aan de balans (de passiva mogen de activa niet te boven gaan) en met een door de directie op te stellen en te ondertekenen solvabiliteitsverklaring. Er mogen geen verdere beperkingen worden gesteld aan het kapitaalgebruik door de enige vennoot.

(20)     Om misbruik te voorkomen en de controle te vereenvoudigen, mogen SUP's geen extra aandelen uitgeven en mag het enkele aandeel ook niet worden gesplitst. Evenmin mogen SUP's direct of indirect hun enige aandeel verwerven of bezitten. De aan het enige aandeel verbonden rechten mogen slechts door één persoon worden uitgeoefend. Wanneer lidstaten mede-eigendom van één aandeel toestaan, mag slechts één vertegenwoordiger gerechtigd te zijn om namens de mede-eigenaars op te treden en voor de toepassing van deze richtlijn als enige vennoot worden beschouwd.

(21)     Ten behoeve van maximale transparantie moeten door de enige vennoot van de SUP als algemene vergadering genomen besluiten schriftelijk worden vastgelegd. Dergelijke besluiten moeten worden kenbaar gemaakt aan de onderneming en de schriftelijke vastlegging ervan moet ten minste vijf jaar worden bewaard.

(22)     De directie van een SUP moet zijn samengesteld uit een of meer directeuren. Alleen natuurlijke personen mogen tot directeur worden benoemd, tenzij de lidstaat van inschrijving toestaat dat rechtspersonen als directeur optreden.

(23)     Ter bevordering van de werking van groepen ondernemingen dienen aanwijzingen van de enige vennoot aan de directie bindend te zijn. Alleen wanneer het opvolgen van dergelijke aanwijzingen een inbreuk zou betekenen op het nationale recht van de lidstaat waar de onderneming is ingeschreven, dient de directie dat niet te doen. Met uitzondering van bepalingen in de statuten die de vertegenwoordiging van de onderneming beperken tot alle directeuren gezamenlijk, mogen andere beperkingen van de bevoegdheden van de directeuren op grond van de statuten niet bindend zijn voor zover zij derden betreffen.

(24)     De lidstaten dienen regels op te stellen voor sancties die van toepassing zijn bij overtreding van de bepalingen van deze richtlijn en dienen toe te zien op de uitvoering van die regels. Deze sancties moeten doeltreffend en evenredig zijn en een ontmoedigende werking hebben.

(25)     Ter vermindering van de administratieve en juridische kosten in verband met de oprichting van ondernemingen en ter waarborging van een hoge mate van consistentie in het inschrijvingsproces in de verschillende lidstaten, dienen de uitvoeringsbevoegdheden voor het vaststellen van het standaardinschrijvingsformulier en de modelstatuten voor een SUP aan de Commissie te worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad[23].

(26)     Teneinde aanpassing mogelijk te maken aan toekomstige wijzigingen in het recht van de lidstaten en de wetgeving van de Unie inzake ondernemingsvormen, dient de bevoegdheid om handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te worden gedelegeerd aan de Commissie met het oog op de actualisering van de lijst van ondernemingen in bijlage I. Het is met name van belang dat de Commissie passende raadplegingen uitvoert tijdens haar voorbereidende werkzaamheden, onder andere op het niveau van deskundigen. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen op toezien dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(27)     Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011[24] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.

(28)     Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het bevorderen van de oprichting van besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waaronder SUP's, niet voldoende door de lidstaten kan worden bereikt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(29)     Daar substantiële wijzigingen worden aangebracht in Richtlijn 2009/102/EG, dient die richtlijn in het belang van de duidelijkheid en rechtszekerheid te worden ingetrokken.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Deel 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.           De in deze richtlijn voorziene coördinatiemaatregelen zijn van toepassing op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende:

(a) de soorten bedrijven die worden vermeld in bijlage I;

(b) de in artikel 6 bedoelde Societas Unius Personae (SUP).

2.           De lidstaten stellen de Commissie binnen twee maanden op de hoogte van elke wijziging in de soorten besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarin hun nationale recht voorziet indien deze wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van bijlage I.

In dergelijke gevallen is de Commissie overeenkomstig artikel 26 bevoegd om de lijst van ondernemingen in bijlage I te wijzigen door middel van gedelegeerde handelingen.

3.           Wanneer een lidstaat de oprichting als of omvorming tot eenpersoonsvennootschap, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, toestaat van andere ondernemingen dan die welke worden vermeld in bijlage I, is deel 1 van deze richtlijn ook op die ondernemingen van toepassing.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) "eenpersoonsvennootschap": een vennootschap waarvan de aandelen eigendom zijn van één persoon;

(2) "omzetting": een proces waardoor een bestaande onderneming een SUP wordt of ophoudt een SUP te zijn;

(3) "uitkering": een financieel voordeel dat direct of indirect door de enige vennoot wordt verkregen van de SUP in verband met het enkele aandeel, met inbegrip van overdracht van geld of goederen. Uitkeringen kunnen de vorm aannemen van dividend of plaatsvinden in de vorm van koop of verkoop van eigendom of op enige andere wijze;

(4) "statuten": de statutaire bepalingen of andere regels of instrumenten op grond waarvan een vennootschap wordt opgericht;

(5) "directeur": elk lid van de directie of het leidinggevende orgaan, dat formeel benoemd is tot of in feite optreedt als directeur.

Artikel 3 Openbaarmaking

Wanneer een onderneming een eenpersoonsvennootschap wordt doordat al haar aandelen in handen komen van één persoon, wordt dat feit, met de identiteit van de enige vennoot, hetzij geregistreerd in het dossier of opgenomen in het register als bedoeld in artikel 3, leden 1 en 3, van Richtlijn 2009/101/EG, hetzij ingeschreven in een register dat wordt bijgehouden door de vennootschap en openbaar toegankelijk is.

Artikel 4 Algemene vergadering

1.           De enige vennoot oefent de aan de algemene vergadering toegekende bevoegdheden uit.

2.           De door de enige vennoot als algemene vergadering als bedoeld in lid 1 genomen besluiten worden schriftelijk vastgelegd.

Artikel 5 Overeenkomsten tussen de enige vennoot en de vennootschap

1.           Overeenkomsten tussen de enige vennoot en de vennootschap worden schriftelijk vastgelegd.

2.           De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen op overeenkomsten die onder marktvoorwaarden zijn afgesloten in het kader van de normale bedrijfsvoering en die niet schadelijk zijn voor de eenpersoonsvennootschap.

Deel 2 Societas Unius Personae

Hoofdstuk 1 Rechtsvorm en algemene beginselen

Artikel 6 Rechtsvorm

1.           De lidstaten voorzien in de mogelijkheid besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid in te schrijven volgens de in dit deel vastgestelde regels en procedures. Dergelijke vennootschappen worden aangeduid als SUP's.

2.           De lidstaten verhinderen niet dat SUP's enig vennoot in andere ondernemingen zijn.

Artikel 7 Algemene beginselen

1.           De lidstaten verlenen SUP's volledige rechtspersoonlijkheid.

2.           De lidstaten bepalen dat de enige vennoot niet aansprakelijk is voor bedragen die het ingeschreven aandelenkapitaal overschrijden.

3.           De naam van een onderneming met de SUP als rechtsvorm wordt gevolgd door de afkorting "SUP". Uitsluitend een SUP mag de afkorting "SUP" gebruiken.

4.           De SUP en haar statuten zijn onderworpen aan het nationale recht van de lidstaat waar de SUP is ingeschreven (hierna "toepasselijk nationaal recht" genoemd).

5.           De lidstaten bepalen dat de SUP wordt opgericht voor onbepaalde tijd, tenzij in de statuten anders is bepaald.

Hoofdstuk 2 Oprichting

Artikel 8 Oprichting

Een SUP kan worden opgericht door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon.

Artikel 9 Omzetting in SUP

1.           De lidstaten zien erop toe dat een SUP kan worden opgericht door omzetting van de soorten ondernemingen die worden vermeld in bijlage I.

2.           De oprichting van een SUP door omzetting leidt niet tot liquidatieprocedures, verlies of onderbreking van rechtspersoonlijkheid of aantasting van rechten of plichten die dateren van voor de omzetting.

3.           De lidstaten zien erop toe dat een vennootschap geen SUP wordt tenzij:

(a) een besluit van haar aandeelhouders is aangenomen of door haar enige vennoot een besluit is genomen waarbij omzetting van de vennootschap in een SUP wordt toegestaan;

(b) haar statuten in overeenstemming zijn met het toepasselijk nationaal recht; en

(c) haar activa ten minste gelijkwaardig zijn aan de hoogte van haar geplaatste aandelenkapitaal vermeerderd met de reserves die volgens haar statuten niet mogen worden uitgekeerd.

Artikel 10 Zetel van de SUP

Een SUP heeft haar statutaire zetel en ofwel haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging in de Unie.

Hoofdstuk 3 Statuten

Artikel 11 Uniform model voor statutaire bepalingen

1.           De lidstaten schrijven voor dat de statutaire bepalingen van de SUP ten minste de in lid 2 vermelde onderwerpen bestrijken.

2.           Het uniforme model voor de statutaire bepalingen bestrijkt de oprichting, de aandelen, het aandelenkapitaal, de organisatie, de boekhouding en de ontbinding van een SUP.

Het wordt langs elektronische weg beschikbaar gesteld.

3.           De Commissie stelt het uniforme model voor de statutaire bepalingen vast bij een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 27.

Artikel 12 Wijziging van de statutaire bepalingen

1.           Een SUP kan na inschrijving haar statuten langs elektronische of andere weg wijzigen overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht. De wijziging wordt opgenomen in het handelsregister in de lidstaat van inschrijving.

2.           De gewijzigde statutaire bepalingen van de SUP bestrijken ten minste de onderwerpen in het uniforme model als bedoeld in artikel 11, lid 2.

Hoofdstuk 4 Inschrijving

Artikel 13 Formaliteiten met betrekking tot inschrijving

1.           De lidstaten verzoeken ten behoeve van de inschrijving van een SUP uitsluitend om de volgende gegevens of documenten:

(a) de naam van de SUP;

(b) het adres van de statutaire zetel, het hoofdbestuur en/of de hoofdvestiging van de SUP;

(c) het ondernemingsdoel van de SUP;

(d) de namen, adressen en andere gegevens die nodig zijn ter identificatie van de oprichtende vennoot en, indien van toepassing, de begunstigde eigenaar en een vertegenwoordiger die de SUP inschrijft namens de vennoot;

(e) de namen, adressen en andere gegevens die nodig zijn ter identificatie van de personen die gemachtigd zijn de SUP te vertegenwoordigen tegenover derden en in juridische procedures en om te kunnen bepalen of zij niet zijn uitgesloten bij de in artikel 22 bedoelde wetten van lidstaten;

(f) het aandelenkapitaal van de SUP;

(g) de nominale waarde van het enkele aandeel, indien van toepassing;

(h) de statuten van de SUP;

(i) indien van toepassing, het besluit waarbij de omzetting van de onderneming in een SUP wordt toegestaan.

2.           De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een modelformulier vast voor de inschrijving van SUP's in de handelsregisters van de lidstaten overeenkomstig lid 1. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 27.

Artikel 14 Inschrijving

1.           Een SUP wordt ingeschreven in de lidstaat waar haar statutaire zetel wordt gevestigd.

2.           Een SUP verwerft rechtspersoonlijkheid op de datum waarop zij wordt opgenomen in het handelsregister van de lidstaat van inschrijving.

3.           De lidstaten zien erop toe dat de inschrijvingsprocedure voor nieuw opgerichte SUP's volledig elektronisch kan worden voltooid zonder dat de oprichtende vennoot verplicht is in persoon te verschijnen voor een instantie in de lidstaat van inschrijving (online-inschrijving).

4.           Nationale websites voor online-inschrijving bevatten links naar de inschrijvingswebsites in andere lidstaten. De lidstaten zien erop toe dat de volgende modellen voor online-inschrijving worden gebruikt:

(a) het uniforme model voor de statutaire bepalingen als bedoeld in artikel 11, en

(b) het modelformulier voor de inschrijving als bedoeld in artikel 13.

De lidstaten geven een bewijs van inschrijving af als bevestiging dat de inschrijvingsprocedure is voltooid. Het bewijs van inschrijving wordt uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van alle noodzakelijke documenten door de bevoegde instantie afgegeven.

5.           De lidstaten kunnen regels vaststellen voor de controle van de identiteit van de oprichtende vennoot en enige andere persoon die de inschrijving namens hem uitvoert, alsook voor de controle van de aanvaardbaarheid van de aan de inschrijvingsinstantie verstrekte documenten en ander gegevens. Elk identificatiebewijs dat in een andere lidstaat is uitgegeven door of namens de overheid van die lidstaat, met inbegrip van elektronisch uitgegeven identificatiebewijzen, wordt erkend en aanvaard ten behoeve van de controle door de lidstaat van inschrijving.

Wanneer lidstaten ten behoeve van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde controle administratief moeten samenwerken, passen zij Verordening (EU) nr. 1024/2012 toe.

6.           De lidstaten maken de inschrijving van een SUP niet afhankelijk van het verkrijgen van enige vergunning of machtiging. De inschrijving van de SUP, alle documenten die zijn verstrekt tijdens het inschrijvingsproces en alle latere wijzigingen daarin worden onmiddellijk na inschrijving in het relevante handelsregister openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 5 Eén aandeel

Artikel 15 Eén aandeel

1.           Een SUP geeft niet meer dan één aandeel uit. Dit enige aandeel wordt niet gesplitst.

2.           Een SUP verwerft noch bezit direct of indirect haar eigen aandeel.

3.           Wanneer in overeenstemming met het toepasselijk nationaal recht het enige aandeel van een SUP eigendom is van meer dan één persoon, worden die personen met betrekking tot de SUP beschouwd als één vennoot. Zij oefenen hun rechten uit via één vertegenwoordiger en stellen de directie van de SUP onverwijld in kennis van de naam van die vertegenwoordiger en elke wijziging dienaangaande. Totdat een dergelijke kennisgeving is gedaan, wordt de uitoefening van hun rechten in de SUP opgeschort. De eigenaars van het enige aandeel zijn gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die de vertegenwoordiger is aangegaan.

De identiteit van de vertegenwoordiger wordt vastgelegd in het betrokken handelsregister.

Hoofdstuk 6 Aandelenkapitaal

Artikel 16 Aandelenkapitaal

1.           Het aandelenkapitaal van een SUP bedraagt ten minste 1 EUR. In lidstaten waar de euro niet de nationale munt is, bedraagt het aandelenkapitaal ten minste het equivalent van één eenheid van de nationale munt van die lidstaten.

2.           Het aandelenkapitaal van de SUP wordt volledig geplaatst.

3.           De lidstaten stellen geen maximumwaarde voor het enige aandeel vast.

4.           De lidstaten zien erop toe dat de SUP niet wordt onderworpen aan regels waardoor de onderneming verplicht wordt wettelijke reserves op te bouwen. De lidstaten staan vennootschappen toe reserves op te bouwen in overeenstemming met hun statuten.

5.           De lidstaten schrijven voor dat op briefpapier en bestelformulieren, in papieren of andere vorm, het geplaatste en gestorte kapitaal wordt vermeld. Indien de vennootschap een website heeft, is die informatie ook daarop beschikbaar.

Artikel 17 Vergoeding voor het aandeel

1.           De vergoeding voor het aandeel wordt volledig betaald ten tijde van de inschrijving van een SUP.

2.           In geval van online-inschrijving wordt de vergoeding gestort op de bankrekening van de SUP. Vervolgens is toename of afname van het aandelenkapitaal ten minste mogelijk in contanten en in natura.

3.           In geval van contante betaling aanvaardt de lidstaat van inschrijving van een SUP storting op een bankrekening bij een bank die opereert in de Unie als bewijs van betaling of van toename van het aandelenkapitaal.

Artikel 18 Uitkeringen

1.           Een SUP kan op grond van een aanbeveling van de directie een uitkering verrichten aan de enige vennoot, mits deze uitkering in overeenstemming is met de leden 2 en 3.

2.           Een SUP verricht geen uitkering aan de enige vennoot indien op de einddatum van het laatste boekjaar de netto activa zoals opgenomen in de jaarrekening van de SUP minder bedragen, of na de uitkering minder zouden bedragen, dan het aandelenkapitaal vermeerderd met de reserves die op grond van de statuten van de SUP niet mogen worden uitgekeerd. De berekening wordt gebaseerd op de meest recentelijk vastgestelde balans. Ook mutaties in het aandelenkapitaal of in het deel van de reserves dat niet mag worden uitgekeerd, die hebben plaatsgevonden na de einddatum van het boekjaar, worden in aanmerking genomen.

3.           De SUP verricht geen uitkering aan de enige vennoot indien deze tot gevolg heeft dat de SUP niet in staat is haar schulden af te lossen wanneer deze opeisbaar worden na uitkering. De directie verklaart schriftelijk dat zij na grondig onderzoek naar de zaken en vooruitzichten van de SUP tot de redelijke bevinding is gekomen dat de SUP in staat is haar schulden af te lossen wanneer deze opeisbaar worden tijdens de normale bedrijfsvoering in het jaar na de datum van de voorgestelde uitkering (een "solvabiliteitsverklaring"). De solvabiliteitsverklaring wordt ondertekend door de directie en een kopie ervan wordt aan de enige vennoot ter hand gesteld 15 dagen voordat het besluit over de uitkering wordt vastgesteld.

4.           De solvabiliteitsverklaring wordt openbaar gemaakt. Indien de vennootschap een website heeft, wordt deze informatie ook daarop beschikbaar gesteld.

5.           Elke directeur is persoonlijk aansprakelijk voor het aanbevelen of opdragen van een uitkering indien hij wist of gezien de omstandigheden had moeten weten dat de uitkering in strijd zou zijn met lid 2 of 3. Hetzelfde geldt voor de enige vennoot ten aanzien van een besluit tot uitkering als bedoeld in artikel 21.

Artikel 19 Restitutie van ten onrechte verrichte uitkeringen

De lidstaten zien erop toe dat uitkeringen die in strijd met artikel 18, lid 2 of lid 3, zijn verricht, worden terugbetaald aan de SUP wanneer wordt vastgesteld dat de enige vennoot wist of gezien de omstandigheden had moeten weten dat de uitkering in strijd zou zijn met artikel 18, lid 2 of lid 3.

Artikel 20 Kapitaalvermindering

De lidstaten zien erop toe dat verminderingen van het aandelenkapitaal van een SUP die in feite neerkomen op een uitkering aan de enige vennoot, in overeenstemming zijn met artikel 18, leden 2 en 3.

Hoofdstuk 7 Organisatie

Artikel 21 Besluiten van de enige vennoot

1.           Besluiten van de enige vennoot van een SUP worden schriftelijk vastgelegd door de enige vennoot. Registraties van genomen besluiten worden ten minste vijf jaar bewaard.

2.           Een enige vennoot neemt besluiten over:

(a) goedkeuring van de jaarrekening;

(b) uitkering aan de vennoot;

(c) uitbreiding van het aandelenkapitaal;

(d) vermindering van het aandelenkapitaal;

(e) benoeming en ontslag van directeuren;

(f) indien van toepassing, de beloning van directeuren, ook wanneer de enige vennoot directeur is;

(g) wijziging van de statutaire zetel;

(h) indien van toepassing, benoeming en ontslag van de accountant;

(i) omzetting van de SUP in een andere vennootschapsvorm;

(j) ontbinding van de SUP;

(k) wijziging van de statutaire bepalingen.

De enige vennoot delegeert de in de eerste alinea van dit lid bedoelde besluiten niet aan de directie.

3.           De enige vennoot mag besluiten nemen zonder een algemene vergadering te beleggen. De lidstaten leggen geen formele beperkingen op aan de bevoegdheid van de enige vennoot om besluiten te nemen, ook niet ten aanzien van de plaats en tijd waarop dergelijke besluiten kunnen worden genomen.

Artikel 22 Directie

1.           Een SUP wordt geleid door een directie die is samengesteld uit een of meer directeuren.

2.           Het aantal directeuren wordt vastgesteld in de statuten.

3.           De directie kan alle bevoegdheden van de SUP uitoefenen die niet worden uitgeoefend door de enige vennoot of, indien van toepassing, de raad van commissarissen.

4.           De directeuren zijn natuurlijke personen of, indien het toepasselijk nationaal recht dit toestaat, rechtspersonen. Zij worden voor onbepaalde tijd benoemd, tenzij in het besluit van de enige vennoot tot hun benoeming of in de statuten anders is bepaald. De enige vennoot kan directeur worden.

5.           De enige vennoot kan een directeur te allen tijde ontslaan door middel van een besluit. Na ontslag uit zijn functie verliest een directeur onmiddellijk het gezag en de bevoegdheid om namens de SUP als directeur op te treden. Andere rechten en plichten op grond van het toepasselijk nationaal recht blijven onaangetast.

6.           Een natuurlijke persoon die bij wet of bij een gerechtelijk of administratief besluit daartoe ongeschikt is verklaard, kan niet als directeur optreden. Als de directeur ongeschikt is verklaard bij een gerechtelijk of administratief besluit in een andere lidstaat en dit besluit van kracht blijft, moet het besluit bij inschrijving bekend worden gemaakt overeenkomstig artikel 13. Een lidstaat mag bij wijze van beleid de inschrijving van een vennootschap weigeren als ten aanzien van een directeur in een andere lidstaat een ongeschiktheidsverklaring van kracht is.

Wanneer lidstaten ten behoeve van de uitvoering van dit lid administratief moeten samenwerken, passen zij Verordening (EU) nr. 1024/2012 toe.

7.           Iedereen van wie de directeuren van de vennootschap gewoon zijn aanwijzingen of instructies op te volgen, maar die niet formeel benoemd is, wordt beschouwd als directeur ten aanzien van alle verplichtingen en aansprakelijkheden die voor directeuren gelden. Een persoon wordt niet als directeur beschouwd alleen vanwege het feit dat de directie handelt op advies dat door hem of haar in een professionele hoedanigheid is verstrekt.

Artikel 23 Aanwijzingen van de aandeelhouder

1.           De enige vennoot heeft het recht om de directie aanwijzingen te geven.

2.           Aanwijzingen van de enige vennoot zijn niet bindend voor een directeur voor zover ze in strijd zijn met de statuten of het toepasselijk nationaal recht.

Artikel 24 Bevoegdheid om te handelen en overeenkomsten te sluiten namens een SUP

1.           De directie van een SUP, bestaande uit een of meer directeuren, heeft de bevoegdheid om de SUP te vertegenwoordigen, ook bij het sluiten van overeenkomsten met derden en in juridische procedures.

2.           Directeuren kunnen de SUP individueel vertegenwoordigen, ook bij het sluiten van overeenkomsten met derden en in juridische procedures, tenzij de statuten voorzien in gezamenlijke vertegenwoordiging. Op enige andere beperking van de bevoegdheden van de directeuren, door de statuten, door een besluit van de enige vennoot of door een besluit van de directie, kan in een geschil met derden geen beroep worden gedaan, zelfs niet als die beperking openbaar is gemaakt. Handelingen van de directie zijn bindend voor de SUP, zelfs als ze niet binnen de doelstelling van de SUP vallen.

3.           De directie kan het recht om de SUP te vertegenwoordigen delegeren voor zover dit is toegestaan op grond van de statuten. De taak van de directie om faillissement aan te vragen of een soortgelijke insolventieprocedure in te leiden wordt niet gedelegeerd.

Artikel 25 Omzetting van een SUP in een andere vennootschapsvorm

1.           De lidstaten zien erop toe dat hun nationaal recht voorschrijft dat SUP's worden ontbonden of omgezet in een andere vennootschapsvorm indien zij niet meer voldoen aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden. Indien een SUP niet de geëigende maatregelen neemt om zich om te zetten in een andere vennootschapsrechtsvorm, worden de bevoegde instantie de bevoegdheden verleend die nodig zijn om de SUP te ontbinden.

2.           Een SUP kan te allen tijde besluiten zich om te zetten in een andere vennootschapsvorm volgens de in het toepasselijk nationaal recht vastgestelde procedure.

3.           Een SUP die is omgezet in een andere vennootschapsrechtsvorm of ontbonden overeenkomstig lid 1 of 2, staakt het gebruik van de afkorting "SUP".

Deel 3 Slotbepalingen

Artikel 26

Uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie toegekend.

2.           De in artikel 1, lid 2, bedoelde gedelegeerde bevoegdheid wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3.           De in artikel 1, lid 2, bedoelde gedelegeerde bevoegdheid kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens artikel 1, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement of de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 27 Comitéprocedure

1.           De Europese Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Vennootschapsrecht. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 28 Sancties

De lidstaten voorzien in sancties die van toepassing zijn bij overtreding van de nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter uitvoering van deze richtlijn en nemen alle maatregelen die nodig zijn om erop toe te zien dat die sancties worden uitgevoerd. De voorziene sancties zijn doeltreffend en evenredig en hebben een ontmoedigende werking.

Artikel 29 Intrekking

1.           Richtlijn 2009/102/EG wordt ingetrokken 24 maanden en één dag na de datum waarop deze richtlijn is vastgesteld.

2.           Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 30 Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 wordt het volgende punt 6 toegevoegd:

"6. Richtlijn […/…/EU] van het Europees Parlement en de Raad van […] inzake besloten eenpersoonsvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid*:  artikelen 14 en 22.

_________

* PB L […]."

Artikel 31 Omzetting

1.           Uiterlijk 24 maanden na de datum van vaststelling van deze richtlijn worden door de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vastgesteld en bekendgemaakt die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

2.           Zij passen deze bepalingen toe vanaf 24 maanden en één dag na de datum waarop deze richtlijn is vastgesteld.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van het nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 32 Inwerkingtreding

De richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 33 Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               COM(2010) 2020 van 3.3.2010.

[2]               COM(2010) 614.

[3]               COM(2011) 78 van 23.2.2011.

[4]               COM(2011) 206 van 13.4.2011.

[5]               COM(2012) 573 van 3.10.2012.

[6]               Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap, COM(2008) 396.

[7]               De intrekking van het SPE-voorstel werd bekendgemaakt in de bijlage van de mededeling "Gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): resultaten en volgende stappen", COM(2013) 685, 2.10.2013.

[8]               COM(2012) 740 van 12.12.2012; "Actieplan: Europees vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer betrokken aandeelhouders en duurzamere ondernemingen".

[9]               Het programma van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (2010/C115/01).

[10]             Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

[11]             Het verslag van de reflectiegroep: http://ec.europa.eu/internal_market/company/docs/modern/reflectiongroup_report_en.pdf.

[12]             http://ec.europa.eu/internal_market/consultations/2013/single-member-private-companies.

[13]             Business Europe, Council of the Notariats of the European Union, European Small Business Alliance, Council of Bars and Law Societies of Europe, Chambre de Commerce et d’Industrie de région Paris et Ile-de-France, Association Nationale des Sociétés par Actions en Eurochambers.

[14]             Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

[15]             PB L 258 van 1.10.2009, blz. 20.

[16]             COM(2010) 614 definitief van 28.10.2010.

[17]             COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010.

[18]             COM(2011) 78 definitief van 23.2.2011.

[19]             Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

[20]             Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).

[21]             COM(2011) 78 definitief van 23.2.2011.

[22]             Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening") (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

[23]             Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

[24]             PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde vennootschappen

— België:

‘société privée à responsabilité limitée/besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’,

— Bulgarije:

‘дружество с ограничена отговорност',

— Tsjechië:

‘společnost s ručením omezeným’,

— Denemarken:

‘anpartsselskab’,

— Duitsland:

‘Gesellschaft mit beschränkter Haftung’,

— Estland:

‘osaühing’,

— Ierland:

‘private company limited by shares or by guarantee/cuideachta phríobháideach faoi theorainn scaireanna nó ráthaíochta',

— Griekenland:

‘εταιρεία περιορισμένης ευθύνης’,

— Kroatië:

'društvo s ograničenom odgovornošću',

— Spanje:

‘sociedad de responsabilidad limitada’,

— Frankrijk:

‘société à responsabilité limitée’,

— Italië:

‘società a responsabilità limitata’,

— Cyprus:

‘ιδιωτική εταιρεία περιορισμένης ευθύνης με μετοχές ή με εγγύηση’,

— Letland:

‘sabiedrība ar ierobežotu atbildību’,

— Litouwen:

‘uždaroji akcinė bendrovė’,

— Luxemburg:

‘société à responsabilité limitée’,

— Hongarije:

‘korlátolt felelősségű társaság',

— Malta:

‘kumpannija privata/private limited liability company’,

— Nederland:

‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’,

— Oostenrijk:

‘Gesellschaft mit beschränkter Haftung’,

— Polen:

‘spółka z ograniczoną odpowiedzialnością’,

— Portugal:

‘sociedade por quotas’,

— Roemenië:

‘societate cu răspundere limitată’,

— Slovenië:

‘družba z omejeno odgovornostjo’,

— Slowakije:

‘spoločnosť s ručením obmedzeným’,

— Finland:

‘yksityinen osakeyhtiö/privat aktiebolag',

— Zweden:

‘privat aktiebolag’,

— Verenigd Koninkrijk:

‘private company limited by shares or by guarantee’.

BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2009/102/EG || Deze richtlijn

Artikel 1 || Artikel 1, lid 1

Artikel 2, lid 1 || Artikel 2

Artikel 2, lid 2 || -

Artikel 3 || Artikel 3

Artikel 4 || Artikel 4

Artikel 5 || Artikel 5

Artikel 6 || Artikel 1, lid 3

Artikel 7 || -

Artikel 8 || Artikel 31

Artikel 9 || Artikel 29

Artikel 10 || Artikel 32

Artikel 11 || Artikel 33