14.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 230/24 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Voltooiing van de EMU — Rol van het belastingbeleid
(initiatiefadvies)
(2015/C 230/04)
Rapporteur: |
Carlos TRIAS PINTÓ |
Corapporteur: |
Petru Sorin DANDEA |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 27 februari 2014 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over
„Voltooiing van de EMU — Rol van het belastingbeleid”.
De afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 18 november 2014 goedgekeurd.
Het EESC heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2014 gehouden 503e zitting (vergadering van 10 december) het volgende advies uitgebracht, dat met 164 stemmen vóór en 53 tegen, bij 11 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Dat het herstel in Europa trager is dan in de rest van de wereld is tekenend voor de slechte functionering van het systeem. Dit moet worden verholpen door een diepere Economische en Monetaire Unie tot stand te brengen. Het EESC steunt in dit advies de verdieping van de EMU, met name in de eurozone, en kijkt naar de rol die belastingheffing hierbij kan spelen. De coördinatie van de rechtstreekse belastingen is en blijft moeilijk omdat dit een bevoegdheid van de lidstaten blijft en afhangt van de wijze die iedere lidstaat door de eeuwen heen heeft gekozen om de benodigde overheidsuitgaven te financieren. Iedere verandering van een belasting moet resulteren in een belastingstelsel dat wereldwijd concurrerender en duurzamer is. |
1.2. |
Voor een goede werking van de Economische en Monetaire Unie moeten tijdens de nieuwe legislatuur de grondslagen worden gelegd voor en geleidelijk worden toegewerkt naar een begrotingsunie die in staat is een einde te maken aan de grote verscheidenheid aan nationale regels die een echte integratie en de voltooiing van de eengemaakte markt in de weg staan. Daarnaast moet de weg worden vrijgemaakt voor een hogere gemeenschappelijke begroting voor de eurozone. |
1.3. |
Samen met de monetaire pijler van de ECB zou er op middellange termijn ook een „pijler gemeenschappelijke begroting” moeten komen, die moet zorgen voor macro-economische stabilisatie in de EMU, met name in het geval van „asymmetrische schokken”. |
1.4. |
Om de tekortkomingen en gebreken van het belastingbeleid te verhelpen moeten in de eurozone ambitieuzere stappen worden gezet om het aantal verschillende belastingen te beperken en te harmoniseren, de heffingsgrondslagen te verbreden en de belastingtarieven meer op één lijn te brengen. Ook moeten de instrumenten voor samenwerking en uitwisseling van informatie worden versterkt met het oog op de bestrijding van fraude en belastingontduiking. |
1.5. |
Tijdens de nieuwe legislatuur moet nauw worden samengewerkt met de OESO en de G20 om snel een oplossing te vinden voor de uitholling van de belastinggrondslag en de winstverschuiving, een wereldwijd probleem. De OESO heeft veel vooruitgang geboekt met de invoering van een wereldwijd model voor vennootschapsbelasting, waarbij de belasting wordt geheven op de plaats waar zich de economisch substantie bevindt. Het zou de basis moeten vormen voor een vennootschapsbelasting in de EU. |
1.6. |
Om een diepere begrotingsunie tot stand te brengen is het absoluut zaak dat het begrotingstoezicht in het kader van het two-pack wordt voorgezet, en dat snel een fonds met eigen middelen voor de eurozone in het leven wordt geroepen, om de macro-economische onevenwichtigheden te kunnen rechttrekken (1). |
1.7. |
Het EESC staat volledig achter de voortzetting van het Europees Semester, dat wel zou moeten worden herzien om doeltreffend te zijn. De individuele landenspecifieke aanbevelingen zouden een instrument kunnen zijn om een gemeenschappelijke basis te creëren. |
1.8. |
De magere gemeenschappelijke begroting, die nauwelijks 1 % van het bbp van de EU bedraagt, moet worden verhoogd, met name in de eurozone. De voorzitter van de Commissie, J.-C. Juncker, pleit in zijn beleidsrichtsnoeren „Een nieuwe start voor Europa” voor een begroting die gericht is op banenschepping, groei en concurrentievermogen. Het EESC steunt deze aanpak en benadrukt dat de voor eind 2016 geplande herziening van het meerjarig financieel kader moet worden aangegrepen om de grondslagen te leggen voor een grotere begroting, om de behoorlijke werking van de monetaire unie mogelijk te maken. |
1.9. |
De Commissie zou een vervolg moeten geven aan haar Mededeling uit maart 2013 „Naar een hechte Economische en Monetaire Unie” (2), en een instrument voor convergentie en concurrentievermogen in het leven moeten roepen, met contractuele afspraken voor lidstaten om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om onevenwichtigheden aan te pakken — waar zowel de lidstaten zelf als Europa als geheel bij gebaat zijn — en die zonder financiële bijstand onmogelijk zouden zijn. Dit fonds zou moeten uitmonden in een begrotingscapaciteit met eigen middelen, ten einde tijdelijke bijstand te kunnen verlenen om regionale schokken op te vangen (3). |
1.10. |
De begroting voor de eurozone zou de monetaire unie helpen om beter te functioneren, zou begrotingsondersteuning geven om een volledige bankenunie tot stand te brengen, en zou helpen om asymmetrische schokken op te vangen. Deze functies ontbraken toen de economische crisis toesloeg, waardoor de ongelijkheden dramatisch zijn toegenomen en begrotingsmaatregelen noodzakelijk werden. |
1.11. |
Het EESC is zich bewust van de complexiteit van dit thema, en stelt een reeks maatregelen voor die stap voor stap zouden moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig de in de Europese verdragen vastgelegde doelstellingen (4). Op korte termijn (6 tot 18 maanden):
Op middellange termijn (18 maanden tot 5 jaar):
|
2. Begrotings- en belastingkader van de EMU
2.1. Raamwerk
2.1.1. |
Alle 28 EU-lidstaten zijn de weg van de integratie ingeslagen, waarbij de eurolanden strengere verbintenissen en verplichtingen zijn overeengekomen door een monetaire unie te vormen, die nu wordt versterkt met de ontwikkeling van de bankenunie en het intergouvernementele Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie. |
2.1.2. |
Het fiscaal beleid bestrijkt momenteel meer dan 600 verschillende belastingen. Deze zijn goed voor het leeuwendeel van de inkomsten, waarvan de som (belastingen en sociale premies) gelijk is aan 39,4 % van het bbp van de lidstaten (13) en 40,4 % in de eurozone. Er is behoefte aan meer coördinatie van het belastingbeleid van de lidstaten in de eurozone, in aanvulling op het gezamenlijk monetair beleid van de ECB. |
2.1.3. |
De totstandbrenging van een begrotingsunie betekent voor de eurozone dat zij kan terugvallen op eigen middelen en een begin kan maken met het op doeltreffende wijze ondersteunen van belangrijke structurele hervormingen van economieën die in moeilijkheden verkeren, en dat zij op solidariteit gebaseerde herverdelingsmaatregelen kan nemen, die van essentieel belang zijn om asymmetrische schokken op te vangen. |
2.1.4. |
Vergeleken met andere geavanceerde economieën laat de EU, en de eurozone in het bijzonder, lagere groei- (bbp) en werkgelegenheidspercentages zien. De meeste theorieën inzake economische integratie stellen een model voor dat zowel een monetaire als een begrotingsunie omvat. Het VWEU bepaalt echter dat de besluitvorming inzake belastingen met eenparigheid van stemmen moet gebeuren, wat de goedkeuring van wetgeving op dit gebied veel moeilijker maakt. |
2.1.5. |
Het gebrek aan macro-economische efficiëntie in de eurozone kan deels worden toegeschreven aan de dualiteit tussen het begrotingsbeleid, dat sterk gedecentraliseerd is en onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, en het monetair beleid, dat in de landen van de eurozone steeds meer gecentraliseerd wordt en onder toezicht van de ECB wordt gebracht. |
2.1.6. |
De beperkte bevoegdheden van de ECB maken dat zij begrotingstekorten niet kan financieren met nieuwe geldemissies. Dit kan positief zijn voor de prijsstabiliteit en de waarde van de munt, maar niet voor de groei, werkgelegenheid en andere doelstellingen. Sinds de monetaire unie is er in de EU nog maar heel weinig vooruitgang geboekt met de verwezenlijking van een begrotingsunie. Dit bemoeilijkt de mobiliteit van arbeid en kapitaal, en maakt het lastig om in te spelen op de crisis en asymmetrische schokken op te vangen. |
2.2. Ontwikkeling en problemen in verband met inkomsten en uitgaven
2.2.1. |
De minimale coördinatie van het belastingbeleid waarvan momenteel sprake is volstaat nauwelijks om concurrentievervalsing tussen lidstaten te voorkomen en de belastingwedloop af te zwakken, die vooral betrekking heeft op de nominale en effectieve belastingtarieven van de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting. Dit zou positief zijn als alle lidstaten hierbij op één lijn zouden zitten. Helaas is het vooralsnog een spel met alleen maar negatieve uitkomsten, waarvan de rente op kapitaal en zeer mobiele arbeidskrachten profiteren, terwijl de grote meerderheid erop achteruitgaat. |
2.2.2. |
Hoewel budgettaire integratie een systeem van overdrachten en een autoriteit vergt, bedraagt de EU-begroting slechts 1 % van het bbp. De netto-overdrachten vormen een zeer klein deel van deze middelen, ondanks de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en het Europa 2030-project. |
2.2.3. |
Het stappenplan voor een echte Economische en Monetaire Unie, dat is opgesteld in 2012 (14), behelst dat op middellange termijn een economische, monetaire en budgettaire unie tot stand wordt gebracht, onder meer aan de hand van specifieke initiatieven, terwijl voor de korte termijn wordt voorgesteld het budgettair en economisch bestuur te versterken (six-pack, begrotingspact en two-pack), evenals het Europees Semester en diens aanbevelingen, en ten slotte het intergouvernementele Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie, dat door 25 landen is ondertekend, buiten het VWEU om. Dit systeem werkt echter in één richting, is star en onpraktisch, en biedt onvoldoende flexibiliteit om snel te kunnen inspelen op onmiddellijke economische crisissituaties en een gezamenlijk beleid voor de eurozone in te voeren. |
2.2.4. |
Het is opmerkelijk dat tot nu toe alleen maatregelen aan de uitgavenzijde zijn genomen, terwijl de inkomstenzijde van de begrotingsunie geheel buiten beschouwing is gelaten. |
2.2.5. |
Naast het ontbreken van een toezichthoudende begrotingsautoriteit heeft de trojka een omstreden rol gespeeld bij de besparingsplannen die werden opgelegd aan de steunbehoevende landen, wat op kritiek van het Europees Parlement (15) en het EESC is komen te staan, wegens het gebrek aan efficiëntie en transparantie. |
2.2.6. |
Het EESC steunt de beleidsrichtsnoeren van Commissievoorzitter Juncker, „Een nieuwe start voor Europa”, waarin hij erop aandringt de trojka te vervangen door een op de EU-instellingen gebaseerde structuur met een grotere democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht en een sterkere controle door zowel het EP als de nationale parlementen. |
2.2.7. |
Het beleid van fiscale devaluatie waartoe sommige van de meest kwetsbare landen van de eurozone zijn overgegaan, heeft eerder geleid tot een devaluatie van het Europees sociaal model (16) dan tot een herstel van het concurrentievermogen, aangezien de lagere arbeidslasten nauwelijks hebben bijgedragen aan een verbetering van de werkgelegenheid, groei en schuldenlast, en juist een onnodige derving van belastinginkomsten hebben veroorzaakt. Het lijkt erop dat in sommige lidstaten de correctie van enkele onevenwichtigheden echter vruchten begint af te werpen. |
3. Opmerkingen
3.1. Belang van de belastingheffing op financiële en digitale diensten
3.1.1. |
Op het gebied van financiële transacties en transacties in de digitale economie is het zeer moeilijk gebleken om vooruitgang te boeken met de fiscale integratie. De Commissie dient nu snel met een antwoord te komen, in de lijn van het onderzoek van DG Mededinging, de aanbevelingen van de deskundigengroep Belasting van digitale economie (17) en de eerste voorstellen van de OESO (18) voor een gecoördineerde internationale aanpak om belastingontduiking door multinationale ondernemingen te voorkomen, in het kader van het OESO/G20-project tegen grondslaguitholling en winstverschuiving (bedoeld om één stel internationale belastingvoorschriften in te voeren die een einde moeten maken aan de grondslaguitholling en de kunstmatige verschuiving van winsten naar andere landen, met als doel belastingen te ontduiken). |
3.1.2. |
De geplande EU-brede belasting op financiële transacties is tot op heden niet verder gevorderd dan de in februari 2013 gepubliceerde richtlijn inzake nauwere samenwerking, die slechts door 11 landen van de eurozone is overgenomen (19). Daarom moet de toepassing van deze belasting in ieder geval worden uitgebreid tot de andere landen van de eurozone (om de achterstand van de afgelopen maanden goed te maken). |
3.1.3. |
Het EESC is ingenomen met het voorstel tot wijziging van de Richtlijn belastingheffing op spaargelden (20), om de kwaliteit van de informatie te verbeteren en belastingontduiking beter te kunnen voorkómen. |
3.2. Belastingstructuren: grondslagen, tarieven en vrijstellingen
3.2.1. |
De EU loopt ieder jaar veel meer belastinginkomsten mis dan de VS en andere landen waar de schaduweconomie, belastingfraude, zwartwerk en belastingontduiking een kleinere rol spelen (21). Om disfuncties zoals belastingparadijzen te vermijden, vragen de uitgebreide en complexe belastingstructuren meer homogeniteit, vereenvoudiging en harmonisatie tussen de landen. Dit proces zou een aanvang moeten nemen in de eurozone, en door de Commissie en de Eurogroep moeten worden gecoördineerd, door een vereenvoudigingsbureau op te richten zoals dat in sommige landen al bestaat (22). |
3.2.2. |
Ook denkt het EESC dat de convergentie van het belastingbeleid tot prioriteit moet worden verheven in het kader van het Europees semester (gebruikmakend van enkele landenspecifieke aanbevelingen), aangezien dit de plaats is waar de inspanningen van economisch beleid tussen de lidstaten worden gecoördineerd ten einde de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken, samen met andere beleidsterreinen. |
3.2.3. |
Het EESC pleit voor een doeltreffender en eerlijker systeem, en beveelt aan de belastinghervorming en -harmonisatie te richten op meer transparantie, een verbreding van de belastinggrondslag en het voorkómen van agressieve belastingontduiking, zodat de belastingtarieven kunnen worden verlaagd en de belastingdruk kan worden herverdeeld. |
3.2.4. |
Het EESC beveelt aan het systeem van vrijstellingen te beperken, afhankelijk van het soort belasting, en deze te onderwerpen aan strenge sociaaleconomische kosten-batenanalyses volgens de in 1968 geconsolideerde internationale doctrine inzake „tax expenditures” (belastinguitgaven). Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de stelsels voor belastingvermindering tijdens de afgelopen vijf crisisjaren de toename van de ongelijkheid op de markt in de meeste EU-lidstaten aanzienlijk hebben weten te beperken, zoals onderzoek van de Commissie heeft aangetoond (23). |
3.2.5. |
Het EESC dringt erop aan dat de EU, via vertegenwoordigers van de eurozone, actiever deelneemt aan de debatten om de harmonisatie en vereenvoudiging te coördineren met de OESO (24), het IMF (25) en de G20 (26), om te beginnen door de verrekenprijzen, de fraude, de schaduweconomie en vooral ook de problemen in verband met de billijke verdeling van de belastingdruk aan te pakken. |
3.2.6. |
Het EESC is van mening dat het BEPS-actieplan (27) (Base Erosion and Profit Shifting, grondslaguitholling en winstverschuiving) van fundamenteel belang zal zijn om op mondiaal niveau een vuist te maken tegen belastingontduiking en agressieve belastingplanning. Het spoort de G20, de OESO en alle Europese lidstaten dan ook aan dit project verder te ontwikkelen en een Europees agentschap te creëren dat fungeert als btw-clearing house en dat optreedt tegen belastingfraude, om een einde te maken aan het probleem van carrouselfraude (28) in intracommunautaire transacties, dat nog schadelijker is dan de schaduweconomie zelf. |
3.2.7. |
Aangezien belastingvrijstellingen en -ontheffingen ertoe leiden dat de effectieve belastingtarieven veel lager zijn dan de nominale tarieven, moeten deze ten slotte worden gecoördineerd met de Europese doelstellingen op het gebied van de werkgelegenheid, productieve investeringen, het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en de sociale inclusie, en met het beleid van de Unie voor de totstandkoming van het Europees sociaal model. |
3.3. Vennootschapsbelasting
3.3.1. |
Het EESC dringt erop aan prioriteit te geven aan de harmonisatie van de vennootschapsbelasting en voort te gaan „op weg naar een samenhangende begrotings- en belastingunie” (29), om te voorkomen dat kleine en middelgrote ondernemingen de hoogste effectieve belastingtarieven betalen. Bovendien is het EESC ten zeerste gekant tegen de praktijken van enkele lidstaten die speciale belastingvoordelen bieden aan bepaalde multinationals, zonder het grote publiek daarvan in kennis te stellen, en roept het derhalve de Commissie op alles in het werk te stellen om een einde te maken aan dergelijke praktijken. Deze situatie werkt concurrentieverstoring in de hand en is onverenigbaar met de geest van de interne markt. |
3.3.1.1. |
Een van de eerste en belangrijkste stappen zou de invoering van een „gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag” moeten zijn. Dit standpunt werd in 2006 (30) officieel ingenomen door het Comité, en later (31) nog eens bevestigd. Reeds in 1992 werd in het verslag Ruding gewezen op de noodzaak van gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de heffingsgrondslag, te beginnen met minimum- en maximumtarieven. |
3.3.1.2. |
In de geest van de „monetaire slang” die vóór de invoering van de euro was ontworpen om wisselkoersschommelingen op te vangen, stelt het Comité voor dat de bevoegde autoriteiten worden aangemoedigd om samen te werken ten einde minimum- en maximumbelastingtarieven vast te stellen voor de vennootschapsbelasting. Ook zouden de vrijstellingen die het minst bijdragen aan een toename van de werkgelegenheid en de productiviteit, op gecoördineerde wijze moeten worden afgeschaft. |
3.3.2. |
Het EESC stemt in met het voorstel voor een richtlijn inzake moederbedrijven en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, een van de 34 maatregelen die zijn opgenomen in het eind 2012 door de Commissie gepresenteerde Actieplan om de bestrijding van belastingfraude en -ontduiking te versterken (32). Wel had het liever gezien dat hiervoor een verordening werd opgesteld. |
3.3.3. |
Op het gebied van de intracommunautaire handel in goederen en diensten, is de harmonisatie van de heffingsgrondslagen voor de btw al verder gevorderd, hoewel er nog grote verschillen zijn in de hoogte van de tarieven. |
3.3.4. |
Gelet op het strategisch belang hiervan beveelt het EESC aan prioriteit te geven aan belastingprikkels voor het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling (33). |
3.3.5. |
Bij alle geplande maatregelen moet erop worden gelet dat zij het concurrentievermogen van Europese ondernemingen geen schade berokkenen. |
3.4. Belasting van personen en huishoudens
3.4.1. |
Natuurlijke personen moeten zowel directe als indirecte belastingen betalen. We mogen niet uit het oog verliezen dat indirecte belastingen regressief van aard zijn en dat met name een opwaartse harmonisatie van de indirecte belastingen een regressief karakter heeft en zonder koopkrachtondersteunende maatregelen drastische gevolgen kan hebben voor de bevolkingsgroepen met de laagste inkomens. |
3.4.2. |
De harmonisatie van de directe belastingheffing op natuurlijke personen beperkt zich tot specifieke gevallen, en het convergentieproces van de belastingdruk is tot stilstand gekomen. |
3.4.3. |
In ieder geval in de eurozone is het zaak het aantal schijven in de inkomstenbelasting en de kosten van de sociale premies te herzien, om sociale dumping te voorkomen, de belastingdruk op de factor arbeid meer gelijk te trekken en zo de arbeidsmobiliteit te vergemakkelijken (34). De progressiviteit van de belastingheffing moet worden uitgebreid tot belastingen op inkomsten uit kapitaal en vermogens, waarmee onroerendgoedbelastingen, successie- en schenkingsrechten nieuw leven wordt ingeblazen als controle-instrumenten. Bovendien hebben deze belastingen een minder temperend effect op de vraag dan belastingen op arbeid. |
3.4.4. |
De noodzaak om meer aandacht te besteden aan investeringen dan aan de consumptie vergt een harmonisatie en de vaststelling van bandbreedten („convergentieslangen”) voor belastingen op inkomsten uit spaargelden (35), dividendontvangsten van natuurlijke personen en grensoverschrijdende pensioenuitkeringen. |
3.4.5. |
Het EESC steunt de Commissie in haar zoektocht naar manieren om belastingstructuren meer groeivriendelijk te maken, en te kijken naar de rol die belastingen kunnen spelen om te voldoen aan de consolidatiebehoeften, door een verbreding van de belastinggrondslag van bijvoorbeeld de onroerendgoedbelasting. De aanbevelingen van de Europese Commissie aan de lidstaten in het kader van het Europees Semester waren dan ook om méér gebruik te maken van terugkerende belastingen op onroerend goed, met het oog op de consolidatie of om de belastingdruk op arbeid te helpen verlagen (36). |
3.4.6. |
Het EESC stelt bovendien voor bijkomende maatregelen goed te keuren om de milieubelastingen te harmoniseren, op basis van het door de Commissie voorgestelde kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030. |
3.4.7. |
De burgers zullen helpen om het grote probleem van belasting- en arbeidsfraude te bestrijden, als zij hiertoe worden gestimuleerd. Instrumenten als dienstencheques en belastingvrijstellingen of -verminderingen voor vormen van persoonlijke dienstverlening moeten worden versterkt, omdat zij de doelstellingen van maatschappelijk welzijn combineren met de bestrijding van de schaduweconomie. |
3.4.8. |
Om de schaduweconomie te bestrijden stelt het EESC voor fiscale prikkels in te voeren voor het gebruik van betaalmiddelen die een spoor nalaten en die de financiële en digitale inclusie bevorderen, zoals betaalkaarten en betalingen per mobiele telefoon, door middel van geharmoniseerde belastingverminderingen of vrijstellingen voor personen en ondernemingen die het gebruik van contant geld terugdringen. |
3.4.9. |
De bereidheid van de burgers om mee te werken zou nog kunnen worden versterkt door economische prikkels te geven voor de opsporing van frauduleuze transacties, iets wat in de VS een gangbare praktijk is. |
3.5. Territoriale belastingen (regio’s, staten en EU)
3.5.1. |
De grote verscheidenheid aan belastingen werkt fraude en corruptie in de hand en houdt de schaduweconomie in stand. Het EESC dringt er bij de lidstaten van de eurozone op aan om zichzelf meer bevoegdheden toe te kennen als het gaat om de vier belangrijkste belastingpijlers: directe belastingen voor natuurlijke en rechtspersonen (inclusief de belasting op inkomsten uit kapitaal, de onroerendgoedbelasting en andere aan rijkdom gerelateerde belastingen), en indirecte belastingen zoals btw en speciale belastingen. |
3.5.2. |
Om vooruitgang te boeken met de budgettaire governance is het onvermijdelijk dat de lidstaten geleidelijk hun fiscale soevereiniteit uit handen geven. Zo zou de belastinginning overwegend door de staat kunnen blijven gebeuren, terwijl de controle, inspectie en verdeling van de inkomsten door de Unie en de lidstaten gezamenlijk zouden worden gedaan. Het EESC stelt dan ook voor een Europese belastingautoriteit in het leven te roepen, om te beginnen voor de eurozone. |
3.5.3. |
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de lokale belastingen worden gerespecteerd, maar het EESC beveelt aan de bestaande belastingen te vereenvoudigen door ze te verlagen, groeperen en stroomlijnen. |
3.6. Externe dimensie en verband met het overheidsbeleid
3.6.1. |
Een supranationaal begrotingsbeleid (37) zou het enige doeltreffende instrument zijn om de doelstellingen van de Verdragen, met name op het gebied van het cohesie- en duurzaamheidsbeleid, te verwezenlijken. |
3.6.2. |
Het EESC pleit voor een bijkomende federale begroting, in ieder geval in de eurozone, om belastingen te kunnen innen en om beleid dat beter gemeenschappelijk kan worden gevoerd, zoals werkloosheidsverzekeringen, gekoppeld aan een actief arbeidsmarktbeleid (38), onderzoek en ontwikkeling, defensie en de vaststelling van een gemeenschappelijk mechanisme ter compensatie van de rentelast van de overheidsschuld (39), geleidelijk onder Europese vlag te brengen. |
3.6.3. |
Ten slotte spreekt het EESC zijn krachtige steun uit voor de initiatieven van de OESO en de G-20 op het gebied van internationale samenwerking inzake fiscale aangelegenheden en bestrijding van belastingfraude, en dringt het erop aan dat de automatische uitwisseling van fiscale informatie tot internationale standaard wordt verheven. |
Brussel, 10 december 2014.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) Dit systeem is echter overdreven star en onpraktisch, en biedt onvoldoende flexibiliteit om snel te kunnen inspelen op onmiddellijke economische omstandigheden en met een beleidsmix van de eurozone op de proppen te komen, in een situatie waarin de lidstaten onvoldoende manoeuvreerruimte over hebben om economische herstelplannen te lanceren. Het gevolg is een krachtige financiële instabiliteit.
(2) COM(2013) 165 final.
(3) EESC-advies over CCI/Belangrijke hervormingen van het economische beleid (PB C 271 van 19.9.2013 blz. 45).
(4) Zie met name de artikelen 113 en 115 van het VWEU.
(5) Zie de voor de afdeling ECO relevante hoogtepunten uit de beleidsrichtsnoeren voor de komende Europese Commissie, gepresenteerd aan het Europees Parlement door Jean-Claude Juncker. Zie ook Juncker: Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda […], blz. 6.
(6) EESC-advies over CCCTB (PB C 24 van 28.1.2012, blz. 63).
(7) COM(2011) 121 final.
(8) www.eurofisc.eu
(9) Fictieve verkopen in de lidstaat van bestemming die voor de schatkist potentieel oneindig grote verliezen betekenen.
(10) Richtlijn 2011/16/EU.
(11) Zie de EESC-adviezen over Begrotingsbeleid: groei en begrotingsaanpassing (PB C 248 van 25.8.2011, blz. 8) en Voltooiing van de EMU — De volgende Europese legislatuur, en de Blauwdruk voor een hechte Economische en Monetaire Unie (COM(2012) 777 final/2, paragraaf 3).
(12) Zie EESC-advies over Voltooiing van de EMU —- De volgende Europese legislatuur (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10).
(13) Gegevens van 2012, die door Eurostat zijn gepubliceerd op 16 juni 2014 (92/2014).
(14) COM(2012) 777 final/2.
(15) Alejandro Cercas, Verslag: PE528.091v02-00 l.
(16) http://www.eurofound.europa.eu/publications/annual-report/2014/eurofound-yearbook-2013-living-and-working-in-europe
(17) Zie het verslag — De Commissie heeft op 22 oktober 2013 een besluit tot oprichting van een deskundigengroep goedgekeurd, die datzelfde jaar haar werkterrein heeft afgebakend en een Routekaart heeft vastgesteld. Haar eindverslag werd gepubliceerd op 28 mei 2014.
(18) http://www.oecd.org/tax/beps-2014-deliverables.htm
(19) COM(2013) 71 final, 03/0045 (CNS): België, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en Slowakije.
(20) Richtlijn belastingheffing op spaargelden — Europese Commissie.
(21) Friedrich Schneider, „Shadow Economies and Corruption all over the World: Empirical Results for 1999 to 2003”, in: special issue of the International Journal of Social Economics (IJSE), Serie 1, Vol. 35, Nummer 9, 2008.
(22) Bijvoorbeeld: The Office of Tax Simplification, HM Treasury, dat deel uitmaakt van de regering van het Verenigd Koninkrijk.
(23) European Commission Research note 02/2013 „The effect of tax-benefit changes on income distribution in EU countries since the beginning of the economic crisis”.
(24) OECD project on Base Erosion and Profit Shifting (BEPS).
(25) Rol van het IMF bij de internationale belastingheffing.
(26) https://www.g20.org/sites/default/files/g20_resources/library/Saint_Petersburg_Declaration_ENG.pdf
(27) Centre for Tax Policy and Administration — OECD.
(28) Fictieve verkopen in de lidstaat van bestemming die voor de schatkist potentieel oneindig grote verliezen betekenen.
(29) Zie de EESC-verklaring Een actieplan voor Europa, goedgekeurd tijdens de zitting van 29 en 30 april 2014. Zie ook het EESC-advies Slimme strategieën voor begrotingsconsolidatie — Opsporing van groeistimulerende factoren in Europa (PB C 248 van 25.8.2011, blz. 8).
(30) EESC-advies Invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting in de EU (PB C 88 van 11.4.2006 blz. 48).
(31) EESC-advies Gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (PB C 24 van 28.1.2012 blz. 63).
(32) COM(2012) 722 final.
(33) Zie: Placing taxation at the service of research and development.
(34) Verklaring van de Eurogroep van 8 juli 2014: Structural reform agenda — Thematic discussions on growth and jobs — Reduction of the tax wedge.
(35) http://europa.eu/legislation_summaries/taxation/l31050_en.htm
(36) Europese Commissie (2014), Tax reforms in EU Member States, blz. 112.
(37) Stefan Collignon, Taking European integration seriously.
(38) Zie de EESC-adviezen over Voltooiing van de EMU — De volgende Europese legislatuur en Voor een sociale dimensie van de Europese EMU (PB C 271 van 19.9.2013, blz. 1).
(39) Zie EESC-advies Een nieuwe impuls voor groei (PB C 143 van 22.5.2012, blz. 10).
BIJLAGE
bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Onderstaand wijzigingsvoorstel werd verworpen, maar kreeg minstens een kwart van de uitgebrachte stemmen (artikel 54, lid 3, van het reglement van orde):
Paragraaf 1.4
Als volgt te wijzigen:
|
„Om de tekortkomingen en gebreken van het belastingbeleid te verhelpen, moeten in de eurozone ambitieuzere stappen worden gezet om het aantal verschillende belastingen te beperken en te harmoniseren, de heffingsgrondslagen te verbreden en de belastingtarieven meer op één lijn te brengen. Ook moeten de instrumenten voor samenwerking en uitwisseling van informatie worden versterkt met het oog op de bestrijding van fraude en belastingontduiking. Daarbij moet ervoor worden opgepast dat de totale belastingdruk in de eurozone niet hoger is dan de belastingdruk in de omringende landen. ”. |
Motivering
Aangezien in het advies ook nieuwe belastingen worden voorgesteld, is het van belang dat de totale belastingdruk in de eurozone de belastingdruk in de omringende landen niet overstijgt. Anders kan deze hoge belastingdruk negatief uitpakken voor de eurozone, en ertoe leiden dat meer en meer ondernemingen naar andere landen verhuizen en arbeidskrachten meenemen.
Stemuitslag
Voor: |
80 |
Tegen: |
129 |
Onthoudingen: |
17 |