14.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 230/77


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het witboek Naar een effectievere EU-concentratiecontrole

(COM(2014) 449 final)

(2015/C 230/12)

Rapporteur:

Juan MENDOZA CASTRO

Op 16 juli 2014 heeft de Europese Commissie besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

„Witboek Naar een effectievere EU-concentratiecontrole”

COM(2014) 449 final.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 19 november 2014 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 10 en 11 december 2014 gehouden 503e zitting (vergadering van 10 december 2014) onderstaand advies uitgebracht, dat met 137 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is zeer te spreken over het witboek omdat het een van de pijlers van het mededingingsbeleid van de Unie versterkt en de procedures vereenvoudigt.

1.2.

In dit witboek zoekt de Commissie naar een balans tussen het publieke belang bij het dichten van een lacune in de regelgeving en het belang van bedrijven bij het behouden van een zo laag mogelijke kostenniveau. Wat echter moet worden vermeden, is dat met de wijzigingen van de concentratieverordening het tegenovergestelde effect wordt bereikt. Ook moet rekening worden gehouden met de voordelen die concentraties opleveren voor bedrijven.

1.3.

Op grond van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) en de administratieve praktijk stelt het EESC voor dat, overeenkomstig het „schadeleerstuk” waarop het witboek is gebaseerd:

a)

uitdrukkelijk wordt aangegeven hoe de mededinging, en dus uiteindelijk ook de consument, eventueel kan worden geschaad;

b)

de beoordeling samenhangend is;

c)

rekening wordt gehouden met de voordelen voor alle partijen, en

d)

de beoordeling in overeenstemming (of in ieder geval niet strijdig) is met het empirisch bewijsmateriaal.

1.4.

Het EESC pleit ervoor om in het nieuwe regelgevingskader ook rekening te houden met de sociale gevolgen, vooral voor de werkgelegenheid en het internationale concurrentievermogen van bedrijven.

1.5.

In het systeem van „gerichte” transparantie dat de Commissie voorstelt, zouden de volgende begrippen naar behoren moeten worden verduidelijkt: „concurrent” (volgens het criterium dat van toepassing is op antitrustmaatregelen), „verticaal verbonden onderneming” (gezien de vaststelling van drempelwaarden), de aard van de band die moet bestaan, wil de verwerving van deelnemingen als „significant” worden bestempeld en het geval van concerns die in verschillende sectoren actief zijn.

1.6.

Het EESC vindt het belangrijk dat de reputatie van het EU-stelsel voor concentratiecontrole wordt behouden en nog wordt verbeterd.

1.7.

Hoewel met het witboek een stap in de goede richting wordt gezet, moet worden nagedacht over een eventuele bredere aanpak die recht doet aan de veranderingen die zich in de afgelopen 25 jaar hebben voorgedaan (toename van het aantal gevallen en van het aantal controleautoriteiten) en aan de behoeften van de Europese economie in de 21e eeuw.

1.8.

Momenteel bestaan er 28 controleautoriteiten in de EU (31 als de hele EER wordt meegeteld), die verschillende criteria hanteren. Het EESC stelt dan ook voor om het witboek opnieuw te bekijken en te streven naar:

harmonisering van de wetgeving van de lidstaten;

aanpassing van de aanmeldingsverplichtingen, en

een snellere totstandbrenging van een „one stop shop”-systeem.

1.9.

In het witboek worden wijzigingen in de procedurevoorschriften aangekondigd, die door het EESC worden onderschreven. Deze wijzigingen betreffen:

vereenvoudiging van de verwijzingen van lidstaten naar de Commissie vóór aanmelding;

schrapping van het zg. „element van zelfbeschuldiging” in de verwijzingen van de Commissie naar lidstaten vóór aanmelding, en

wijzigingen in de verwijzingen van lidstaten naar de Commissie ná aanmelding.

1.9.1.

Het EESC kan zich eveneens vinden in de maatregelen ter vereenvoudiging van de procedures, die volgen op de maatregelen die in het „vereenvoudigingspakket” van 2013 zijn ingevoerd, vooral in het geval van gemeenschappelijke ondernemingen (joint ventures) die buiten de EER zijn gevestigd.

2.   Inhoud van het witboek

2.1.

In dit witboek geeft de Commissie, tien jaar na de ingrijpende herziening van de concentratieverordening in 2004 (1), een stand van zaken van de wijze waarop het materieelrechtelijke toetsingscriterium „significante belemmering van daadwerkelijke mededinging” is toegepast. Tegelijk blikt zij vooruit om te kijken hoe convergentie en samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten verder kan worden bevorderd. Daarnaast doet de Commissie voorstellen voor specifieke aanpassingen die de EU-concentratiecontrole effectiever moeten maken.

2.2.

Bij deze voorstellen gaat het enerzijds om de vraag hoe ervoor te zorgen dat de concentratieverordening een oplossing biedt voor alle oorzaken van mogelijke schade voor de mededinging — en dus ook voor consumenten — die ontstaat door concentraties of herschikkingen van ondernemingen, óók die welke voortvloeien uit het verwerven van minderheidsdeelnemingen die geen overwegende zeggenschap opleveren.

2.3.

Anderzijds wordt nagegaan hoe het best nauwe samenwerking tussen de Commissie en nationale mededingingsautoriteiten kan worden gegarandeerd en hoe een geschikte taakverdeling op het gebied van concentratiecontrole kan worden bereikt, met name door het stroomlijnen van de regels voor het overdragen van concentratiezaken van de lidstaten naar de Commissie, en omgekeerd.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC is zeer te spreken over het witboek omdat de voorstellen die erin worden gedaan een van de pijlers van het mededingingsbeleid beogen te versterken en vooral omdat het maatregelen bevat die bijdragen tot een vereenvoudiging van de procedures.

3.2.

De Commissie baseert het belangrijkste voorstel van het witboek — haar bevoegdheid uitbreiden zodat zij ook minderheidsdeelnemingen die de mededinging kunnen schaden kan controleren — op de redenering dat Verordening (EG) nr. 139/2004 alleen van toepassing is op concentraties die tot „een duurzame wijziging van zeggenschap” leiden (artikel 3, lid 1), hetgeen hier niet het geval is. Bovendien is zij van mening dat de artikelen 101 en 102 van het VWEU alleen niet voldoende rechtsgrondslag bieden om het geval van minderheidsdeelnemingen aan te pakken.

3.3.

In algemene zin zoekt de Commissie met dit witboek naar een balans tussen het publieke belang bij het dichten van een lacune in de regelgeving voor bedrijfsconcentraties en het belang van bedrijven bij het behouden van zo laag mogelijke administratieve kosten.

3.4.

Maar zoals de voorstellen nu zijn geformuleerd, zullen de uitgaven uiteindelijk alleen maar toenemen, zo vreest het EESC, en dat moet worden vermeden. Het feit dat de nieuwe bepalingen ook voordelen opleveren voor bedrijven, kan hierop echter nieuw licht werpen.

3.5.

Het EESC vindt ook dat bepaalde aspecten van het witboek moeten worden verduidelijkt om te voorkomen dat het resultaat in strijd is met het doel, nl. de concentratiecontrole vergemakkelijken zonder de regeldruk te vergroten.

3.6.

Als criterium voor de beoordeling van concentraties wordt in het witboek het „schadeleerstuk” genoemd, dat sinds 2002, na enige juridische tegenspoed, door de Commissie wordt gehanteerd (2). Toepassing van het „schadeleerstuk” vereist dat:

a)

uitdrukkelijk wordt aangegeven hoe de mededinging, en dus uiteindelijk ook de consument, eventueel kan worden geschaad;

b)

de beoordeling samenhangend is;

c)

rekening wordt gehouden met de voordelen voor alle partijen, en

d)

de beoordeling in overeenstemming (of in ieder geval niet in strijd) is met het empirisch bewijsmateriaal (3).

3.6.1.

Deze beginselen, die worden geschraagd door de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de administratieve praktijk van de Commissie (4), moeten ook worden toegepast op minderheidsdeelnemingen.

3.7.

Aangezien de bevoegdheden van de Commissie in het witboek aanzienlijk worden uitgebreid, raadt het EESC aan om bij de beoordeling van concentraties ook rekening te houden met de sociale gevolgen en, in het bijzonder, met de gevolgen voor de werkgelegenheid.

4.   De EU heeft behoefte aan een Europese ruimte voor concentratiecontrole die voldoet aan de behoeften van de interne markt van de 21e eeuw

4.1.

Het EU-stelsel voor concentratiecontrole heeft in de loop der jaren prestige verworven en fungeert als model voor dat van andere landen. Het EESC vindt het belangrijk dat dit prestige wordt behouden en, bij voorkeur, nog groter wordt.

4.2.

Het is dan ook een goede zaak dat in het witboek wordt voorgesteld om de coördinatie tussen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten te verbeteren en naar een „Europese ruimte voor concentratiecontrole” toe te werken, waarin het gemakkelijker is om concentraties op dezelfde manier te behandelen en waar meer rechtszekerheid heerst. Maar de voorgestelde maatregelen moeten verdergaan dan de aanpassing van details in de verordening: het hele huidige controlesysteem moet nl. op de schop.

4.3.

In de afgelopen 25 jaar is de concentratiecontrole in de EU aanzienlijk toegenomen. Tegelijkertijd zijn de Europese bedrijven ook aanzienlijk groter en internationaler geworden. In 1989 waren er slechts drie ter zake bevoegde nationale instanties; in het jaar 2000 waren dat er 14, de Commissie inbegrepen. Momenteel zijn het er 28 (en weldra 31, als we de EER meetellen).

4.4.

De verschillende normen en toepassingscriteria zijn een extra last voor bedrijven, die in veel gevallen onnodig is: minder dan 5 % van de concentraties die bij de Commissie worden aangemeld, vormt een potentiële bedreiging voor de mededinging (5). Het controlesysteem moet de bescherming van consumenten en gebruikers zien te verenigen met de absolute noodzaak dat Europese bedrijven op de wereldmarkt concurreren.

4.5.

Het EESC stelt derhalve voor om het witboek opnieuw te bekijken en op een bredere leest te schoeien, waarbij aandacht wordt besteed aan:

harmonisering van de wetgeving van de lidstaten om te voorkomen dat er verschillende criteria worden gehanteerd;

aanpassing van de aanmeldingsverplichtingen omdat de ervaring leert dat deze in veel gevallen onnodig zijn, en

een snellere totstandbrenging van een „one stop shop”-systeem gezien de toename van het aantal controleautoriteiten.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1.   Een systeem van „gerichte” transparantie

5.1.1.

De Commissie stelt een systeem van „gerichte” transparantie voor; dit betekent dat aan twee criteria moet worden voldaan voordat kan worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van een „significante belemmering van daadwerkelijke mededinging”:

a)

verwerving van een minderheidsdeelneming in een concurrerend of verticaal verbonden bedrijf, en

b)

de band wordt als wezenlijk beschouwd indien de verworven deelneming „rond” 20 % of tussen 5 % en „rond” 20 % bedraagt, maar daarbij nog bijkomende factoren spelen zoals rechten waardoor de verwerver een feitelijke blokkerende minderheid krijgt, een zetel in de raad van bestuur, of toegang tot commercieel gevoelige informatie over de doelonderneming.

5.1.2.

Het EESC beveelt aan om bij het opstellen van de gewijzigde tekst van de verordening de volgende aspecten te verduidelijken:

ten eerste, het begrip „concurrent”. Hiervoor moet dezelfde definitie worden gehanteerd als in het geval van antitrustmaatregelen voor geografisch afgebakende markten;

ten tweede, de parameters die in overweging moeten worden genomen bij de toepassing van het begrip „verticaal verbonden bedrijf”. Overwogen kan worden om bepaalde drempels vast te stellen omdat de algemene formule tot een aanzienlijke stijging van het aantal door de verordening vereiste informatieberichten kan leiden;

ten derde, de juridische aard van de band die moet bestaan wil de verwerving van deelnemingen als „significant” worden bestempeld;

tot slot, of bij het onderzoek naar het bestaan van een significante belemmering van daadwerkelijke mededinging ook rekening moet worden gehouden met de wereldwijde activiteit van concerns die in verschillende economische sectoren actief zijn.

5.2.   Vereenvoudiging van het systeem van verwijzingen van lidstaten naar de Commissie vóór aanmelding

5.2.1.

Het EESC is ingenomen met het voorstel om de tweestapsprocedure op grond van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 (gemotiveerde kennisgeving gevolgd door een aanmelding) af te schaffen en te vervangen door een directe aanmelding bij de Commissie. Deze wijziging, die de procedure zal versnellen, wordt gerechtvaardigd door het feit dat lidstaten slechts in een beperkt aantal gevallen het recht hebben om een veto te stellen.

5.2.2.

Positief is ook het voorstel om de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie te bevorderen door de initiële briefing van de partijen of het verzoek om toewijzing van de zaak naar de lidstaten te zenden, zodat reeds tijdens de prenotificatiecontacten hun aandacht wordt gevestigd op de transactie.

5.3.   Verwijzingen van de Commissie naar een lidstaat vóór aanmelding

5.3.1.

Voorgesteld wordt om „element van zelfbeschuldiging” te schrappen uit artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 139/2004; dit houdt in dat de partijen die bij een fusie of overname zijn betrokken, de Commissie een gemotiveerde kennisgeving kunnen sturen waarin zij aangeven dat de concentratie significante gevolgen kan hebben voor de mededinging op een bepaalde markt in een lidstaat. Na de herziening zou het volstaan om aan te tonen dat de transactie belangrijke gevolgen kan hebben voor deze markt.

5.3.2.

De Commissie denkt dat als deze eis wordt geschrapt, er vaker gebruik zal worden gemaakt van deze vrijwillige verklaring. Het EESC sluit zich hierbij aan.

5.4.   Verwijzingen van lidstaten naar de Commissie ná aanmelding

5.4.1.

In het witboek wordt voorgesteld om artikel 22 van de verordening te wijzigen: alleen lidstaten die bevoegd zijn om een transactie aan hun nationale wetgeving te toetsen, zouden nog binnen 15 werkdagen om een verwijzing naar de Commissie mogen verzoeken (nu kan dat door „één of meer lidstaten” worden gedaan). De Commissie zou kunnen beslissen of zij al dan niet instemt met het verzoek tot verwijzing. Indien zij instemt, dan zou zij bevoegd zijn voor de hele EER. Indien echter één of meer bevoegde lidstaten zich verzetten tegen de verwijzing (zonder hiervoor redenen te hoeven geven), zou de Commissie afzien van haar bevoegdheid voor de hele EER en zouden de lidstaten hun bevoegdheid behouden.

5.4.2.

Hoewel dit voorstel de procedure kan vereenvoudigen, is het effect ervan volgens het EESC beperkt omdat in de EU alleen Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk deze bevoegdheid hebben erkend in het geval van de verwerving van minderheidsdeelnemingen die geen overwegende zeggenschap opleveren.

5.4.3.

De veranderingen in de verwijzingen na aanmelding leiden er ook toe dat de Commissie meer bevoegdheid krijgt. Dat vindt het EESC een goede zaak: als andere lidstaten geen bezwaar maken en de Commissie de aanbeveling overneemt, dan zou zij bevoegd zijn om de transactie in de hele EER te onderzoeken en niet alleen op het grondgebied van de lidstaat in kwestie (tenzij de autoriteit van de lidstaat de transactie op haar grondgebied al heeft goedgekeurd voordat de Commissie daartoe bevoegdheid heeft gekregen).

5.5.   Andere wijzigingen

5.5.1.

Na de goedkeuring van het „vereenvoudigingspakket” van 2013 (6) worden in het witboek nog andere maatregelen met hetzelfde doel voorgesteld, die het EESC van harte toejuicht.

5.5.2.

Het meest opmerkelijke voorstel betreft het voornemen om de verordening niet van toepassing te verklaren op de oprichting van gemeenschappelijke ondernemingen (joint ventures) die volledig buiten de EER gevestigd én actief zijn (en die geen impact zouden hebben op EER-markten).

5.5.3.

Daarnaast zou de Commissie bepaalde categorieën transacties die in de regel geen mededingingsbezwaren doen rijzen, vrij kunnen stellen van de verplichting tot voorafgaande aanmelding.

Brussel, 10 december 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(2)  Met name de zaken T-342/99 Airtours plc vs. Europese Commissie, Jurispr. 2002 blz. II-2585; T-310/01 Schneider Electric SA vs. Europese Commissie, Jurispr. 2002 blz. II-4071; en T-5/02 Tetra Laval vs. Europese Commissie, Jurispr. 2002 blz. II-4381.

(3)  V. Hans Zenger and Mike Walker: Theories of Harm in European Competition Law: A Progress Report, http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=2009296

(4)  Zaak IV/M.938 Guinness/Grand Metropolitan (15.10.1997) en zaak IV/M.1524 Airtours/First Choice (22.9.1999).

(5)  http://ec.europa.eu/competition/mergers/statistics.pdf

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1269/2013 van de Commissie van 5 december 2013 (PB L 336 van 14.12.2013, blz. 1) en mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5, gerectificeerd in PB C 11 van 15.1.2014, blz. 6).