16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 451/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Het Europees immigratiebeleid en de betrekkingen met derde landen

(verkennend advies)

(2014/C 451/01)

Rapporteur:

de heer Panagiotis GKOFAS

Corapporteur:

de heer Luis Miguel PARIZA CASTAÑOS

Het Griekse EU-voorzitterschap heeft op 6 december 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, te raadplegen over

Het Europees immigratiebeleid en de betrekkingen met derde landen.

De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 juni 2014 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 9 en 10 juli 2014 gehouden 500e zitting (vergadering van 9 juli) onderstaand advies uitgebracht, dat met 64 stemmen vóór en 1 tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Met dit advies wil het EESC een bijdrage leveren aan de werkzaamheden van het Griekse en het daaropvolgende Italiaanse voorzitterschap en duidelijk maken dat meer gewicht moet worden gegeven aan de externe dimensie van het immigratie- en asielbeleid. Migratie is een bijzonder complexe problematiek die samenwerking van tal van betrokkenen vergt, samen met algemene communautaire middelen die op zowel internationaal als Europees niveau moeten worden ingezet (1).

1.2

De EU moet ophouden het immigratiebeleid bijna uitsluitend als binnenlands beleid te beschouwen, een gedachtegang die al in een aantal gevallen heeft geleid tot verkeerde beslissingen. De EU moet een overkoepelende aanpak van immigratie uitwerken waarbij, wil deze aanpak doeltreffend zijn, zowel de interne als de externe dimensie moeten worden meegenomen: het interne beheer van de migratiestromen en de samenwerking met derde landen zijn twee kanten van dezelfde medaille.

1.3

Wat we nodig hebben is een overkoepelende visie op het probleem van de menselijke mobiliteit in de context van economische globalisering. Migratie en mobiliteit zijn nauw met elkaar verweven. De internationale dialoog over mobiliteit van personen en migratie mag niet los worden gezien van andere Europese beleidskwesties, zoals handel, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten en veiligheid.

1.4

Een adequate aanpak van immigratie en asiel is onmogelijk als elke lidstaat zijn eigen koers volgt. In het Verdrag wordt dan ook de grondslag gelegd voor een gemeenschappelijk beleid, dat harmonisatie van de wetgevingen vereist. De beginselen van solidariteit en een eerlijke verdeling moeten worden versterkt.

1.5

De EU is verantwoordelijk voor de controle van de buitengrenzen van de lidstaten die de grenzen vormen van de EU in haar geheel en het Schengengebied. Frontex moet worden omgesmeed tot een Europese dienst voor bewaking van de grenzen. De EU moet ervoor zorgen dat de lidstaten zich solidairder gaan opstellen en dat de verantwoordelijkheden beter worden verdeeld.

1.6

Door hun geografische ligging hebben bepaalde Europese gebieden te kampen met specifieke problemen: zij fungeren als doorvoerhavens voor de niet-reguliere immigratie en ontvangen soms meer mensen dan ze aankunnen. De EU moet operationele procedures gaan toepassen voor een betere verdeling van de verantwoordelijkheden, de financiële bijstand en de opvang van migranten.

1.7

In een context van globalisering kan de EU niet anders dan samenwerken met derde landen en internationale instellingen bij de invoering van een internationaal regelgevend kader voor migratie en mobiliteit.

1.8

In dit verband moet het probleem van migratie volgens het EESC worden aangepakt op basis van de volgende drie onderling verbonden factoren: het land van oorsprong, het land van doorreis en het land van bestemming (met name in de EU). Alleen op die manier kan een bevredigende oplossing voor de migratiestromen worden gevonden.

1.9

Het immigratie- en asielbeleid moet beter op het externe EU-beleid worden afgestemd. Met het oog op meer samenhang moet de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) de rol spelen die haar toekomt en moet zij zich ook gaan bezighouden met het immigratie-, grens- en asielbeleid. Het EESC, dat heeft bijgedragen aan de werkzaamheden van het Griekse voorzitterschap, is verheugd over de opname van de externe dimensie van migratie, asiel en grensbeheer in de strategische richtsnoeren die door de Europese Raad zijn goedgekeurd op 26 en 27 juni 2014. Voorts moet het Parlement hier een grotere rol gaan spelen.

1.10

In het kader van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit moet de EU overeenkomsten aangaan met derde landen, met name de buurlanden, de landen van herkomst van immigranten en de landen van doorreis.

1.11

Voorts stelt het EESC voor de dialoog met de derde landen te intensiveren en nieuwe mobiliteits- en immigratieovereenkomsten met ruimere werkingssfeer aan te gaan, zoals in de paragrafen 1.3 en 5.16 is aangegeven.

1.12

De partnerschappen voor mobiliteit kennen bepaalde beperkingen — zij zijn immers niet bindend — die de komende jaren zouden moeten worden ondervangen. Hoewel het aan die flexibiliteit te danken is dat vlot politieke akkoorden kunnen worden bereikt, zij het zonder juridische verplichtingen, meent het Comité dat deze partnerschappen moeten worden omgezet in bindende internationale overeenkomsten.

1.13

Naast veiligheid, repatriëring en grenscontrole moeten parameters die economische migratie en mobiliteit betreffen en toegespitst zijn op de organisatie van legale migratie, het visumbeleid, de erkenning van diploma's, de socialezekerheidsrechten, en de bijdrage van migratie en mobiliteit aan ontwikkeling, ook in de prioriteiten van de partnerschappen voor mobiliteit worden opgenomen.

1.14

Voorts stelt het Comité voor om in de landen van herkomst officiële EU-bureaus voor migratie op te richten, die zouden worden beheerd door de Commissie en bemand door ambtenaren van de EDEO, DG HOME en DG EMPL. De immigratiewebsite van de EU is nuttig, maar vatbaar voor verbetering. Het aantal gebruikstalen zou moeten worden verhoogd en het portaal zou interactiever moeten zijn.

1.15

Het is zaak de samenwerking tussen de landen van herkomst en doorreis te verbeteren en niet-reguliere migratie te voorkomen. Daarnaast moeten informatiecampagnes wordt opgezet en moeten de criminele netwerken die zich bezighouden met illegale mensenhandel of -smokkel efficiënt worden bestreden. Politiële en justitiële samenwerking is cruciaal bij de bestrijding van criminele netwerken. Omwille van illegaal financieel gewin zetten mensenhandelaars en –smokkelaars de veiligheid en het leven van anderen op het spel. In het kader van de partnerschappen voor mobiliteit zouden nieuwe vormen van samenwerking bij de bewaking van de grenzen en begeleide terugkeer moeten worden uitgewerkt.

1.16

Van fundamenteel belang zijn de financiële bijstand en de ontwikkelingsprogramma's op basis van het beginsel van positieve conditionaliteit (more for more) en verschillende richtinggevende parameters voor het migratiebeleid (met inbegrip van het terugkeer-en overnamebeleid). Even belangrijk is voorts de versterking van de maatschappelijke organisaties en hun deelname aan de mobiliteitspartnerschappen.

1.17

Het EESC is tevens voorstander van zowel samenwerking tussen Frontex en Europol met het oog op de bestrijding van de georganiseerde misdaad, met name mensenhandel en de smokkel van migranten, als nauwe samenwerking met internationale organisaties als de Internationale Organisatie voor Migratie, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) en het Internationaal Centrum voor de ontwikkeling van het migratiebeleid. Ook steunt het EESC de verordeningen van de Commissie betreffende het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne veiligheid, die vanaf 2014 flexibeler beheerd moeten worden.

1.18

Op EU-niveau moet er o.a. een bevredigend en samenhangend gemeenschappelijk migratiebeleid worden gevoerd, dat gebaseerd is op een geest van solidariteit en consensus onder alle lidstaten. De EU moet een doeltreffend terugkeerbeleid voeren met de internationale verdragen betreffende repatriëring en overname als leidraad. De grenzen van de EU (en hiertoe behoren ook de maritieme grenzen van de lidstaten) aan de Middellandse Zee zijn de grenzen van alle lidstaten en er moet dan ook vanuit die zienswijze daadkrachtig, met ieders verantwoordelijkheid en conform de Verdragen worden opgetreden.

1.19

De mensenrechten van niet-reguliere immigranten moeten te allen tijde geëerbiedigd worden: wanneer migranten worden gered of aangehouden, wanneer ze de beschermingsstatus krijgen, zich in een onregelmatige situatie „zonder papieren” bevinden of naar hun land van oorsprong teruggestuurd worden. Ook moeten er in alle lidstaten met steun van de hele EU meer en betere opvangcentra voor migranten worden opgezet, waarbij met name aandacht moet worden geschonken aan de sanitaire omstandigheden en de medische zorg, alsook aan een snellere behandeling van de asielaanvragen en het verstrekken van communautaire steun. Het EESC spreekt zich nogmaals uit tegen het vasthouden van asielzoekers en mensen zonder papieren in opvangcentra, met name als het gaat om kinderen, niet-begeleide minderjarigen, zwangere vrouwen en ernstig zieke personen.

1.20

Het EESC stelt met ongerustheid vast dat onverdraagzaamheid, racisme en vreemdelingenhaat ten opzichte van migranten in Europa toenemen en is ontsteld over de verslechtering van de bescherming van de grondrechten die in sommige lidstaten wordt waargenomen.

1.21

Alle EU-instellingen hebben gewezen op het belang van migratie voor de EU, vanuit zowel economisch als demografisch oogpunt, punten die ook in de Europa 2020-strategie onder de aandacht worden gebracht. Zoals het EESC overigens reeds heeft beklemtoond, moet het Europees immigratiebeleid dus proactief zijn, en gericht zijn op de bescherming van de mensenrechten, de bestrijding van discriminatie op de werkplek en in de samenleving, en de ontwikkeling van de integratieagenda.

1.22

De EU zou een gemeenschappelijke asielregeling moeten invoeren en de wetgevingen ter zake moeten harmoniseren. De Overeenkomst van Dublin moet worden vervangen door een regeling die sterker op solidariteit is gebaseerd, rekening houdt met de wensen van de asielzoekers en een gelijkmatigere spreiding van de verantwoordelijkheid over de lidstaten oplevert.

1.23

In de nieuwe verordening betreffende het Fonds voor asiel, migratie en integratie is bijzondere aandacht besteed aan crisissen en noodsituaties. Het Comité sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie om flexibel optreden op Europees niveau mogelijk te maken en de nodige financiële middelen vrij te maken voor noodtoestanden. De grote aantallen vluchtelingen uit Syrië en andere oorlogsgebieden in Afrika maken duidelijk dat de EU dringend actie moet ondernemen; het gaat immers om humanitaire noodsituaties.

2.   Inleiding

2.1

Het ontbreken van een Europees gemeenschappelijk migratiebeleid, de recente maar steeds weerkerende tragische ongevallen met bootvluchtelingen in de wateren rond Libië, Malta, Griekenland en Italië, de voortdurende toename van vluchtelingen aan de grens met Syrië, de complexiteit van het probleem en de grote omvang van de vluchtelingenstromen maken dat vooral de landen in het Middellandse Zeegebied onder zware druk komen te staan wat hun reactievermogen betreft. Het Comité verheugt zich er dan ook over dat Italië als fungerend voorzitter van de Raad net als Griekenland, de vorige voorzitter, het migratieprobleem als een van de prioriteiten van zijn voorzitterschap heeft aangemerkt.

3.   Europa en de internationale aanpak van migratie

3.1

De mobiliteit van personen en de migratiestromen zullen in de XXIe eeuw alleen maar toenemen. Op dit moment leeft amper 3 % van de wereldbevolking buiten zijn geboorteland, maar naar verwachting zal dat aantal in de toekomst stijgen (er is sprake van een jaarlijkse groei van 3 %). Opgemerkt zij dat de migratiestromen tussen de zuidelijke landen steeds groter worden, vooral naar de landen met opkomende economieën. Tegelijkertijd neemt ook het verkeer van personen binnen de EU (2) en de Europese Economische Ruimte toe.

3.2

Onder meer armoede, werkloosheid, demografische ontwikkelingen, gebrek aan kansen, conflicten, milieurampen en klimaatverandering liggen ten grondslag aan de internationale migratiestromen.

3.3

Het EESC heeft voorgesteld dat de EU in het kader van haar externe beleid aandringt op een internationaal wettelijk kader inzake migratie teneinde de druk op de lidstaten te verminderen. De belangrijkste IAO-conventies en de Internationale Conventie van de VN inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werkenden en hun gezinsleden, die nog steeds niet door alle EU-lidstaten is geratificeerd, zouden deel moeten uitmaken van dit internationale kader (3). Het EESC roept de Europese Commissie op verslag uit te brengen over de maatregelen die de lidstaten nemen met het oog op een snelle ratificatie ervan.

3.4

Hoofddoel van het advies is de belangrijkste kwesties m.b.t. het migratiefenomeen in het algemeen te onderzoeken en in het licht te stellen, teneinde, zoals reeds werd gezegd, oplossingen aan te reiken die leiden tot een doeltreffend migratiebeleid dat tevens garant staat voor de bescherming van de rechten van migranten.

4.   De interne dimensie: het gemeenschappelijk immigratie-, asiel- en integratiebeleid van de EU

4.1   Het gemeenschappelijk immigratiebeleid

4.1.1

De EU heeft de laatste tien jaar geleidelijk een gemeenschappelijk wettelijk kader aangenomen waarbij bijv. regelingen zijn getroffen voor langdurig verblijf of gezinshereniging. De toegangsvoorwaarden voor studenten en onderzoekers zijn geharmoniseerd en er is een „blauwe kaart” voor hooggekwalificeerde migranten ingevoerd. Ook is er horizontale wetgeving aangenomen, te weten de gecombineerde vergunning voor arbeidsmigranten uit derde landen, de richtlijn betreffende seizoenarbeiders en de richtlijn betreffende de toegang van werknemers in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.

De EU moet haar gemeenschappelijk beleid inzake arbeidsmigratie een impuls geven en zorgen voor een coherent, overkoepelend en horizontaal regelgevend kader dat gebaseerd is op de eerbiediging van de rechten van werknemers, hun gelijke behandeling en legale tewerkstelling, alsook de behoeften van ondernemingen. Er moet werk worden gemaakt van wetgeving en samenwerking die migratie via legale en transparante weg mogelijk maken, zowel voor hoogopgeleide als voor lagergeschoolde werknemers.

Een alomvattend en samenhangend migratie-, asiel- en grensbewakingsbeleid en onderlinge aanpassing van de wetgevingen zijn geboden, met actieve participatie van de lidstaten, de diensten van de Europese Commissie, de EDEO en de bevoegde Europese instanties.

4.1.2

Het EESC en de Europese Commissie werken nauw samen op het vlak van integratiebeleid. De EU stelt een integratieagenda op, uitgaande van een aantal gemeenschappelijke basisbeginselen, en zorgt ervoor dat ook de nodige financiële middelen ter beschikking staan. Het EESC en de Commissie zullen blijven samenwerken in het kader van het Europees Integratieforum.

4.2   Het gemeenschappelijk asielstelsel

4.2.1

De EU is bezig met de invoering van een gemeenschappelijk asielstelsel en harmonisatie van de wetgeving, maar er is nog heel wat werk aan de winkel aangezien de beleidsmaatregelen en wetgevingen van de verschillende lidstaten nog steeds uiteenlopen (4).

4.2.2

Het Comité heeft al eerder kritiek geuit op de EU vanwege haar gebrek aan solidariteit in asielaangelegenheden; in 90 % van de gevallen worden aanvragen immers door slechts 10 lidstaten behandeld. Het zijn de kleinste landen, zoals Malta, Cyprus en Griekenland, die relatief het zwaarst onder druk staan.

4.2.3

In de Overeenkomst van Dublin is vastgelegd welke lidstaat verantwoordelijk is voor een bepaalde asielaanvraag, maar het Comité is van mening dat hierbij de solidariteit tussen de lidstaten uit het oog wordt verloren. De aanvrager van asiel zou de kans moeten krijgen zijn verzoek te richten tot een lidstaat naar keuze. Op middellange termijn zou de EU nieuwe bevoegdheden moeten krijgen zodat de behandeling van de asielaanvragen onder haar bevoegdheden in plaats van onder die van de nationale overheden komt te vallen. Zo zullen de aanvragen sneller kunnen worden onderzocht en zullen de asielvoorwaarden beter zijn. De Overeenkomst van Dublin moet m.a.w. worden vervangen door een regeling die gebaseerd is op meer solidariteit binnen de EU, rekening houdt met de wensen van de asielzoekers en ervoor zorgt dat de verantwoordelijkheden evenrediger worden verdeeld tussen de lidstaten.

4.2.4

Om de lidstaten te helpen bij de uitwerking van de asielregeling is het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) in het leven geroepen; het bureau verleent ook technische en operationele bijstand. Het EASO dient een mandaat te krijgen om de nationale asielstelsels te kunnen beoordelen en om na te gaan of ze stroken met de bepalingen van het Europees en internationaal recht en de grondrechten.

4.2.5

Het Comité is voorstander van een uitbreiding van de hervestigingsprogramma's waarbij vluchtelingen van buiten de EU in de Unie worden gevestigd, in samenwerking met derde landen en de UNHCR.

4.2.6

Ook pleit het voor meer programma's voor overbrenging binnen de EU, waarbij financiële impulsen kunnen worden gegeven aan lidstaten die zich hiervoor aanmelden. Het Comité wijst erop dat de solidariteit tussen lidstaten waar het gaat om de hervestiging en overbrenging van beschermingsgerechtigden en asielzoekers nog heel wat te wensen overlaat.

4.2.7

Overbrenging moet plaatsvinden aan de hand van een officieel mechanisme. In dit kader moet de Commissie een wetsvoorstel uitwerken voor een permanent en doeltreffend mechanisme voor overbrenging binnen de EU, op basis van een EU-verdeelsleutel voor overbrenging van asielzoekers, zoals beschreven in het verslag van het EP inzake versterkte solidariteit binnen de EU op het gebied van asiel (2012/2032 INI). Om te garanderen dat het mechanisme zo doeltreffend mogelijk is, zou het wetsvoorstel ook rekening moeten houden met de praktische ervaring die is opgedaan met het Eurema-proefproject voor Malta (5).

4.3   Voorkoming van niet-reguliere immigratie

Het Comité vindt dat de EU meer solidariteit moet gaan tonen. Door hun geografische ligging hebben bepaalde Europese gebieden te kampen met specifieke problemen: zij fungeren als doorvoerhavens voor de niet-reguliere immigratie en ontvangen vaak meer mensen dan ze aankunnen. De EU moet dan ook regelingen invoeren voor financiële en operationele solidariteit bij de opvang van migranten en daarbij o.a. rekening houden met de sociaaleconomische situatie van de betrokken lidstaten.

4.3.1

Het verband dat soms in politieke toespraken wordt gelegd tussen immigratie en criminaliteit is bezijden de waarheid en werkt vreemdelingenhaat in de hand. Het merendeel van de niet-reguliere immigranten is de EU binnengekomen met een visum voor een kort verblijf of een tijdelijke immigratievergunning, en verzuimt te vertrekken na het verstrijken daarvan.

4.3.2

Velen onder hen werken in zeer onbillijke omstandigheden — zo het arbeidsrecht al niet volledig wordt omzeild — of in de zwarte economie, en worden geconfronteerd met sociale uitsluiting. Maatschappelijke organisaties alsook het EESC hebben daarom gepleit voor regularisatieprocedures voor niet-reguliere migranten en hebben de EU in het algemeen opgeroepen voorstellen, aanbevelingen en maatregelen aan te nemen om dergelijke misstanden tegen te gaan.

4.3.3

De mensenrechten van niet-reguliere immigranten moeten te allen tijde geëerbiedigd worden, vanaf de redding of aanhouding tot de toekenning van bescherming of uitzetting naar het land van oorsprong. Niet-reguliere migratie over zee leidt vaak tot verlies van mensenlevens. In dit kader benadrukt het EESC het belang van permanente eerbiediging van de grondrechten van de mens.

4.4   Grenzen en visa

4.4.1

De Europese Unie heeft een geloofwaardig en doeltreffend buitengrenzenbeleid nodig dat in overeenstemming is met de wetgeving en onderworpen is aan democratisch toezicht. De landen die de Schengenzone vormen, voeren geen controles uit aan hun gemeenschappelijke grenzen. Dit betekent dat ze moeten samenwerken en de verantwoordelijkheid moeten delen voor het beheer van de buitengrenzen. In de Schengengrenscode is het overschrijden en controleren van de grenzen geregeld, rekening houdend met de voorwaarden die moeten worden vervuld door onderdanen van derde landen die de EU willen binnenkomen en er maximaal drie maanden willen verblijven. De EU stelt een lijst op van landen waarvan de onderdanen een inreisvisum nodig hebben.

4.4.2

Het Comité dringt aan op een versterking van de rol van Frontex, zodat op middellange termijn het agentschap kan uitgroeien tot een Europese grensbewakingsdienst, bestaande uit een Europees team van grenswachten. Belangrijkste taak van deze dienst zou zijn om de gemeenschappelijke regels van de Grenscode toe te passen. Het EESC is van mening dat de EU meer solidariteit moet tonen aan de lidstaten, rekening houdend met hun geografische situatie.

4.4.3

Bij de strijd tegen mensenhandel en -smokkel moet erop worden toegezien dat de slachtoffers de bescherming genieten van het internationaal humanitair recht en de Europese mensenrechtenverdragen. In artikel 6, lid 2, van de Schengen-grenscode is bepaald dat grenswachters niet mogen discrimineren op grond van geslacht, ras, etnische oorsprong, godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid; krachtens artikel 13 van die code hebben onderdanen van derde landen aan wie de toegang wordt geweigerd, het recht om daartegen beroep in te stellen.

4.4.4

Het Comité staat achter de voorstellen van de Commissie om de visumwetgeving te wijzigen. Samenwerking met derde landen op het vlak van visumbeleid, dat in veel gevallen gebaseerd is op wederkerigheid, is cruciaal.

4.5   Terugkeer

4.5.1

In de mobiliteitspartnerschappen moet worden afgesproken dat in de terugkeerprocedures allereerst gebruik wordt gemaakt van vrijwillige terugkeer, samen met ondersteunende maatregelen (6). Wanneer procedures voor gedwongen terugkeer in gang worden gezet, moeten de mensenrechten altijd worden gerespecteerd, rekening houdend met de aanbevelingen van de Raad van Europa (7).

4.5.2

Er moeten overeenkomsten worden gesloten met derde landen op basis van het beginsel van positieve conditionaliteit, het verstrekken van financiële steun en de uitwerking van ontwikkelingsprogramma's om niet-reguliere migratie tegen te gaan.

4.5.3

Migranten die de EU op niet-reguliere manier zijn binnengekomen moeten worden gerepatrieerd overeenkomstig de bestaande wetgeving. In dit verband zijn terugnameovereenkomsten met derde landen cruciaal om te garanderen dat de rechten van de terugkerende migranten geheel worden nageleefd.

4.5.4

Collectieve uitzettingen zijn op grond van het Handvest expliciet verboden. Ook is hierin bepaald dat niemand mag worden verwijderd, uitgezet naar, dan wel uitgeleverd aan een staat waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen (beginsel van non-refoulement). Toch hebben het UNHCR en diverse ngo's gewezen op gevallen van collectieve uitzetting en uitzettingen van niet-reguliere immigranten en van asielzoekers naar landen waarin de mensenrechten worden geschonden. Het EESC benadrukt dat het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook het Handvest bepalingen bevatten die van toepassing zijn op Europees beleid inzake niet-reguliere immigratie — met name wat betreft bescherming in geval van verwijdering, uitzetting en uitlevering.

4.5.5

Personen met ernstige aandoeningen en zwangere vrouwen mogen, conform artikel 3 van het EVRM, niet in bewaring genomen of uitgezet worden omdat zij zorg behoeven. Ook met name niet-begeleide minderjarigen hebben bijzondere aandacht en bescherming nodig.

4.5.6

Het EESC spreekt zich nogmaals uit tegen het in bewaring stellen van asielzoekers en niet-reguliere immigranten; opsluiting in detentiecentra zou hoe dan ook tot uitzonderingsgevallen beperkt moeten blijven (8). Het EESC dringt erop aan dat er meer openheid aan de dag wordt gelegd ten aanzien van de inrichtingen voor bewaring binnen en buiten de EU, en dat het UNHCR wordt geïnformeerd over de situatie van in bewaring gestelde personen.

5.   De externe dimensie van het immigratie- en asielbeleid

5.1   Migratie en mobiliteit — een totaalaanpak

5.1.1

De Europese Raad heeft met de goedkeuring van de totaalaanpak van migratie (Global Appproach to Migration) van eind 2005 een eerste stap in die richting gezet. De Europese Commissie heeft al diverse initiatieven gelanceerd met het oog op de ontwikkeling van de externe dimensie van het Europees immigratiebeleid.

5.1.2

De mobiliteitspartnerschappen zijn het belangrijkste beleidsinstrument voor de uitvoering van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit. De proeffase van de tenuitvoerlegging ervan is reeds achter de rug en de Europese Commissie heeft in 2009 een beleidsevaluatie ter zake opgemaakt. Er zijn zes mobiliteitspartnerschappen gesloten (9).

5.1.3

In haar mededeling Een dialoog over migratie, mobiliteit en veiligheid met de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied (COM(2011) 292), pleit de Commissie ervoor dat via de geïnstitutionaliseerde dialoog over migratie, mobiliteit en veiligheid in de EU nieuwe doelstellingen voor het migratie- en asielbeleid (bij oorlogen en verplaatsing van bevolkingen in het Middellandse Zeegebied) zouden worden vastgesteld. Daarop is de EU het gesprek aangegaan met een aantal landen.

5.1.4

Er zijn zes partnerschappen gesloten, met de volgende landen: Kaapverdië (mei 2008) (10), Moldavië (mei 2008) (11), Georgië (november 2009) (12), Armenië (oktober 2011) (13), Azerbeidzjan (december 2013) (14) en Marokko (juni 2013) (15). De onderhandelingen over een mobiliteitspartnerschap met Tunesië zijn afgerond en de gemeenschappelijke verklaring is op 3 maart 2014 ondertekend. Voorts zijn onderhandelingen met Jordanië van start gegaan, die naar verwachting hun beslag zullen krijgen tijdens het Griekse voorzitterschap. Ook zullen nieuwe dialogen over migratie, mobiliteit en veiligheid worden opgezet met andere landen uit het zuidelijke Middellandse Zeegebied, zoals Egypte, Libië, Algerije en Libanon. De verklaring over migratie en mobiliteit van de top EU-Afrika (16) is gebaseerd op de overkoepelende benadering die door het Comité wordt onderschreven.

5.1.5

In 2011 heeft de Commissie de balans opgemaakt van de totaalaanpak van migratie (GAMM) (17) en de EU voorgesteld haar externe migratiebeleid te versterken. Ook heeft zij bij die gelegenheid een nieuwe totaalaanpak van migratie en mobiliteit voorgesteld, die op de volgende vier pijlers berust: 1) organiseren en bevorderen van legale migratie en mobiliteit, 2) voorkomen en verminderen van niet-reguliere migratie en mensenhandel, 3) bevorderen van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie van het asielbeleid, en 4) optimaliseren van het effect van migratie en mobiliteit op ontwikkeling.

5.1.6

De mobiliteitspartnerschappen kampen met een aantal beperkingen die volgens het EESC in de komende jaren moeten worden weggewerkt. Juridisch gesproken gaat het om soft law-instrumenten. Het zijn gemeenschappelijke verklaringen van de EU, een groep belanghebbende lidstaten en een derde land, die voor de betrokken partijen evenwel niet bindend zijn. Door de flexibele aard van deze verklaringen kunnen er politieke overeenkomsten tot stand worden gebracht, maar er kunnen geen wettelijke verplichtingen mee worden opgelegd. Zoals het EESC reeds eerder heeft beklemtoond (18), moeten de mobiliteitspartnerschappen worden omgezet in bindende internationale overeenkomsten voor de deelnemende partijen.

5.1.7

De aspecten mobiliteit en migratie moeten in de mobiliteitspartnerschappen op een meer open manier worden ontwikkeld en in de prioriteiten ervan worden opgenomen. Tot nog toe lag de klemtoon op veiligheid, terugkeer, overname van niet-reguliere migranten en grensbewaking. In haar mededeling over de Dialoog over immigratie bepaalt de Commissie dat een „grotere mobiliteit” moet worden gekoppeld aan bepaalde voorwaarden waaraan het derde land in kwestie moet voldoen. De EU moet deze landen migratiekansen bieden via wettelijke en transparante procedures (19).

5.1.8

Het Comité stelt voor dat de EU voor de partnerlanden de weg vrijmaakt voor de mobiliteit van personen, vereenvoudiging en versoepeling van de visumregeling en de toelating van nieuwe immigranten. Daarnaast zou het graag zien dat in de nieuwe overeenkomsten ook aandacht wordt besteed aan de volgende kwesties (20):

streven naar een beter evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt

erkenning van academische en beroepskwalificaties en -vaardigheden

uitwerking en toepassing van een juridisch kader voor een betere overdracht van pensioenrechten

betere toegang tot informatie over vacatures in de EU

verbetering van de samenwerking op het vlak van vaardigheden en het evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt; de werkzaamheden van de Europese Stichting voor opleiding kunnen daarbij van nut zijn.

5.1.9

Door migratiecentra in de landen van herkomst op te zetten zal de EU haar aanwezigheid in die landen kracht bijzetten, zal er tevens een eind komen aan de verspreiding van misleidende informatie door netwerken van mensenhandelaars en zullen aanvragen tot legale migratie worden bevorderd. Er moet bijzondere aandacht uitgaan naar de versterking van het lokale maatschappelijke middenveld, en waar dit niet bestaat moet het in het leven worden geroepen.

5.1.10

Bij een humanitaire crisis die wordt veroorzaakt door een massale toestroom van ontheemden zou de oprichting van migratiecentra en verblijfscentra voor migranten door de EU kunnen worden gefinancierd, met inachtneming van het beginsel van positieve conditionaliteit. Die centra kunnen er in samenwerking met de UNHCER en de IOM voor zorgen dat mensen indien nodig worden beschermd door de internationale asielregeling.

5.1.11

De EU moet overeenkomsten sluiten met transitlanden en daarbij bijzondere aandacht schenken aan de voorwaarden gekoppeld aan de beginselen van mensenrechten en repatriëring.

5.1.12

Het sluiten van overeenkomsten kan ook worden uitgebreid tot de samenwerking met Frontex en Europol. Bestrijding van de georganiseerde misdaad en de mensensmokkel is van fundamenteel belang om niet-reguliere migratiestromen tegen te gaan en te beperken. Degenen die in handen gevallen zijn van mensensmokkelaars moeten altijd als onschuldige slachtoffers beschouwd worden.

5.1.13

Na de ramp in Lampedusa is tijdens de Raad JBZ van 7 en 8 oktober 2013 de taskforce voor het Middellandse Zeegebied (TFM) in het leven geroepen. Sluitstuk van het mandaat van die taskforce was de mededeling over zijn werkzaamheden [COM(2013) 869], waarin een reeks actiemaatregelen voor de korte, middellange en lange termijn op vijf specifieke gebieden wordt uiteengezet, te weten samenwerking met derde landen; regionale bescherming, hervestiging en versterking van de wettelijke kanalen om de EU binnen te komen; strijd tegen mensensmokkel en -handel en georganiseerde misdaad, betere grensbewaking; en ten slotte bijstand aan de lidstaten die onder zware migratiedruk staan en solidariteit met deze landen.

5.1.14

Het is van cruciaal belang dat kortetermijnacties worden aangevuld met maatregelen op lange termijn om de dieperliggende oorzaken van onvrijwillige migratie aan te pakken.

5.1.15

De Europese Raad van december 2013 heeft zijn steun betuigd aan de voorgestelde acties en nogmaals gewezen op de noodzaak van een daadkrachtig optreden, zodat toekomstige tragedies waarbij mensen het leven laten op zee, worden voorkomen. Samenwerking met derde landen is in dit verband prioritair, aldus de Raad.

Brussel, 9 juli 2014.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  Zie REX/375 en REX/351.

(2)  Zie SOC/373

(3)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 134-141

(4)  Wat asielkwesties betreft, is de EU gebonden aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Handvest van de grondrechten en de internationale overeenkomsten.

(5)  Eurema is een EU-proefproject voor de herplaatsing binnen de EU van begunstigden van internationale bescherming vanuit Malta, goedgekeurd in de conclusies van de Europese Raad van 18—19 juni 2009 (doc. 11225/2/09 CONCL. 2).

(6)  In samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie.

(7)  „Twintig richtsnoeren inzake gedwongen terugkeer”, CM(2005) 40.

(8)  Zie het EESC-advies van 16 juli 2009 over „Minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten”, rapporteur: An LE NOUAIL-MARLIERE, goedgekeurd tijdens de zitting van 15 en 16 juli 2009.

(9)  Europese Commissie (2009), „Mobility partnerships as a tool of the global approach to migration” („Mobiliteitspartnerschappen als instrument voor een wereldwijde migratieaanpak”), werkdocument van de diensten van de Commissie, SEC (2009) 1240, Brussel, 18 september 2009.

(10)  Gemeenschappelijke verklaring van de Raad van de Europese Unie (2008) over het sluiten van een mobiliteitspartnerschap tussen de Europese Unie en Kaapverdië 9460/08 ADD2, Brussel, 21 mei 2008.

(11)  Gemeenschappelijke verklaring van de Raad van de Europese Unie (2008) over het sluiten van een mobiliteitspartnerschap tussen de Europese Unie en Moldavië 9460/08 ADD1, Brussel, 21 mei 2008.

(12)  Gemeenschappelijke verklaring van de Raad van de Europese Unie (2009) over het sluiten van een mobiliteitspartnerschap tussen de Europese Unie en Georgië 16396/09 ADD2, Brussel, 20 november 2009.

(13)  Gemeenschappelijke verklaring van de Raad van de Europese Unie (2011) over het sluiten van een mobiliteitspartnerschap tussen de Europese Unie en Armenië 14963/1/11, Brussel, 11 oktober 2011.

(14)  http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-1215_nl.htm 5/12/2013.

(15)  Gemeenschappelijke verklaring van de Raad van de Europese Unie (2008) over het sluiten van een mobiliteitspartnerschap tussen de Europese Unie en Marokko 6139/13, Brussel, 3 juni 2013.

(16)  REFERENTIE

(17)  Mededeling van de Commissie — De totaalaanpak van migratie en mobiliteit, COM(2011) 743 final van 18 november 2011.

(18)  REX/351.

(19)  Zie REX/351.

(20)  Zie SOC/268 en REX/236.