52013PC0161

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk /* COM/2013/0161 final - 2013/0088 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.        Algemene context en gronden voor het voorstel

De wetgeving van de lidstaten inzake handelsmerken is gedeeltelijk geharmoniseerd door Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988, gecodificeerd als Richtlijn 2008/95/EG (hierna de “richtlijn”). Daarnaast en verbonden met de nationale merkenstelsels heeft Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk, gecodificeerd als Verordening (EG) nr. 207/2009 (hierna de “verordening”), een autonoom stelsel ingevoerd voor de inschrijving van unitaire rechten die in de hele Unie gelijke werking hebben. In deze context werd het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) opgericht en belast met de inschrijving en het beheer van gemeenschapsmerken.

Een handelsmerk dient om de waren en diensten van een onderneming te onderscheiden. Door middel van het merk kan een onderneming klanten aantrekken en aan zich binden en kunnen waarde en groei tot stand worden gebracht. Het merk werkt in dit geval als een motor die innovatie op gang brengt: de verplichting om het merk levend te houden brengt investeringen in O&O mee, wat op zijn beurt een onafgebroken proces van productverbetering en -ontwikkeling aandrijft. Dit dynamische proces heeft ook positieve gevolgen voor de werkgelegenheid. Tegen de achtergrond van de groeiende concurrentie zijn merken niet alleen belangrijker geworden om succes te boeken op de markt maar is met het toenemende aantal merken ook de handelswaarde daarvan toegenomen. In 2012 werd een recordaantal aanvragen voor gemeenschapsmerken ingediend (meer dan 107 900 tegen 98 217 in 2010 en 49 503 tien jaar vroeger). Het BHIM heeft in 2011 zijn miljoenste aanvraag sinds de start van zijn werking in 1996 ontvangen. Deze ontwikkeling is gepaard gegaan met een groeiende vraag van belanghebbenden naar meer gestroomlijnde en kwalitatief hoogwaardige stelsels voor de inschrijving van merken en daarvoor wordt meer samenhang, toegankelijkheid en technologische vernieuwing verwacht.

Toen in 2007 de financiële vooruitzichten van het BHIM werden behandeld, beklemtoonde de Raad[1] dat de invoering van het BHIM een groot succes was geweest en dat daarmee een belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen in de EU was geleverd. Hij herinnerde eraan dat het stelsel van de gemeenschapsmerken ontworpen was naast de nationale regelingen voor handelsmerken, die nodig bleven voor ondernemingen die geen bescherming voor hun handelsmerken wensen op het niveau van de EU. De Raad nam verder nota van het belang van het aanvullende werk van nationale merkenbureaus en riep het BHIM op de samenwerking met deze bureaus uit te breiden in het belang van het algehele functioneren van de gemeenschapsmerken. De Raad erkende ten slotte dat meer dan tien jaar waren voorbijgegaan sinds de oprichting van het gemeenschapsmerk en benadrukte de noodzaak van een algehele evaluatie van het functioneren van het stelsel voor gemeenschapsmerken. Hij riep de Commissie op een studie daarover aan te vatten, in het bijzonder om de bestaande instrumenten voor samenwerking tussen het BHIM en de nationale merkenbureaus te intensiveren en te verruimen.

In haar Small Business Act[2] van 2008 heeft de Commissie zich ertoe verbonden het stelsel van gemeenschapsmerken toegankelijker te maken voor kleine en middelgrote ondernemingen. Voorts heeft de Commissie in haar mededeling van 2008 over een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa[3] onderstreept dat zij zich zal inzetten voor een efficiënte en doeltreffende bescherming van handelsmerken en voor een kwalitatief hoogwaardig merkenstelsel. Zij concludeerde dat het tijd was voor een algemene evaluatie die de basis kon vormen voor een toekomstige herziening van het merkenstelsel in Europa en voor een verdere verbetering van de samenwerking tussen het BHIM en de nationale bureaus. In haar mededeling over Europa 2020 onder het vlaggenschipinitiatief “Innovatie-Unie” heeft de Commissie zich in 2010 ertoe verbonden het regelgevingskader voor handelsmerken te moderniseren om betere omstandigheden te creëren voor innovatie door ondernemingen[4]. Ten slotte heeft de Commissie in haar strategie voor intellectuele-eigendomsrechten in Europa[5] van 2011 aangekondigd dat zij het merkenstelsel in Europa, zowel in de EU als op nationaal niveau, zal moderniseren door het in zijn geheel doeltreffender, efficiënter en meer samenhangend te maken.

1.2.        Doel van het voorstel

Dit initiatief en het gelijklopende voorstel voor herschikking van de richtlijn, die gezamenlijk als een pakket worden beschouwd, hebben als voornaamste gemeenschappelijke doelstelling de bevordering van innovatie en economische groei door de stelsels voor inschrijving van merken over heel de EU voor ondernemingen toegankelijker en efficiënter te maken door kostenverlaging, minder complexiteit, snellere behandeling en meer voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Deze aanpassingen sluiten aan bij de inspanningen om ervoor te zorgen dat het merkenstelsel van de Unie en de nationale merkenstelsels naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen.

Met dit initiatief tot herziening van de verordening wil de Commissie geen nieuw stelsel invoeren maar wil zij wel de bestaande bepalingen doelgericht moderniseren. Deze doelstellingen zijn:

· aanpassing van de terminologie aan het Verdrag van Lissabon en aan de bepalingen van de gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen (zie deel 5.1);

· stroomlijning van de procedures voor het aanvragen en inschrijven van een Europees merk (zie deel 5.2);

· versterking van de rechtszekerheid door het verduidelijken van bepalingen en het wegnemen van dubbelzinnigheden (zie deel 5.3);

· invoering van een passend kader voor samenwerking tussen het BHIM en de nationale diensten voor de bevordering van convergerende praktijken en de ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten (zie deel 5.4);

· aanpassing van het kader aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (zie deel 5.5).

2.           UITKOMSTEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING

2.1.        Raadpleging van het publiek

Met dit initiatief wordt de werking van het merkenstelsel in de EU in zijn geheel geëvalueerd. Er gaat een uitgebreide raadpleging met de voornaamste belanghebbenden aan vooraf.

Het belangrijkste onderdeel van de evaluatie was een studie die het Max Planck Institute for Intellectual Property and Competition Law namens de Commissie heeft ondernomen. De studie werd verricht tussen november 2009 en februari 2011[6]. Naast de deskundigenanalyse werden verschillende belanghebbenden geraadpleegd. Er is onderzoek verricht naar de gebruikers van het stelsel van gemeenschapsmerken, er waren bijdragen van organisaties van gebruikers van merken op nationaal, Europees en internationaal niveau en er vond een hoorzitting met deze organisaties plaats in juni 2010. Ten slotte werden de nationale diensten van alle lidstaten en het BHIM geraadpleegd.

Het eindverslag concludeerde dat de grondslagen van het Europese merkenstelsel solide zijn. In het bijzonder voldoen de door het BHIM gevolgde procedures meestal aan de behoeften en verwachtingen van de bedrijfswereld. Verder bestond er overeenstemming over dat het naast elkaar bestaan van rechten uit gemeenschapsmerken en nationale merken van fundamenteel belang is en noodzakelijk voor de efficiënte werking van een merkenstelsel dat moet voldoen aan de vereisten van ondernemingen met uiteenlopende kenmerken qua omvang, markten en geografische behoeften. In het verslag is niettemin geconstateerd dat verdere convergentie van merkenwetten en praktijken in de EU noodzakelijk is. Er is bevestigd dat het huidige stelsel van gemeenschapsmerken voor een groot aantal aspecten degelijk functioneert en er zijn tal van voorstellen voor verbetering geformuleerd. Verder zijn specifieke gebieden aangewezen waar het BHIM en de nationale diensten hun samenwerking kunnen verbeteren.

Ingaande op de tussentijdse resultaten van de studie heeft de Raad op 25 mei 2010 conclusies aangenomen[7]. Hierin werd het akkoord bekrachtigd dat in september 2008 met de bestuursorganen van het BHIM (raad van bestuur en begrotingscomité) over een reeks begrotingsmaatregelen was bereikt met het oog op een evenwichtiger beheer van de BHIM-begroting in de toekomst. De Raad was het erover eens dat deze begrotingsmaatregelen eveneens bijdroegen tot het moderniseren, stroomlijnen, harmoniseren en versterken van het merkenstelsel in Europa in zijn geheel. De Commissie werd opgeroepen in de herziening ook een specifieke bepaling op te nemen om te voorzien in een kader voor samenwerking tussen het BHIM en de nationale diensten. Hierin moest uitdrukkelijk worden bepaald dat het harmoniseren van de praktijken voor alle handelsmerkenbureaus in de EU een na te streven doel is en dat de inspanningen op dit gebied door het BHIM moeten worden ondersteund. Verder werd opgeroepen een rechtsgrondslag in te voeren voor de verdeling van een bedrag ten belope van 50 % van de vernieuwingstaksen van het BHIM onder de nationale diensten, te gebruiken voor de bescherming, bevordering en/of handhaving van handelsmerken.

Als vervolg op de studie hielden de diensten van de Commissie een hoorzitting met gebruikersverenigingen op 26 mei 2011. De resultaten vormden een grondslag en een bevestiging voor de voorlopige analyse van de Commissie.

2.2.        Effectbeoordeling

In de effectbeoordeling is één belangrijk probleem aangewezen dat in de herziene verordening moet worden verholpen, namelijk de beperkte samenwerking tussen merkenbureaus in Europa. Zoals in de effectbeoordeling is uitgelegd, bestaan er heel wat banden tussen het stelsel van het gemeenschapsmerk en de nationale merkenstelsels, hetgeen rechtstreekse gevolgen heeft voor de gebruikers van de stelsels en voor de diensten voor intellectuele eigendom. Daardoor is een bepaalde vorm van complementariteit tussen de twee stelsels vereist. Om dit te bereiken en te waarborgen moeten het BHIM en de nationale bureaus nauw samenwerken.

Efficiënte en doeltreffende samenwerking tussen merkenbureaus in Europa wordt thans ernstig gehinderd door een aantal obstakels:

· gebrek aan een duidelijke rechtsgrond voor samenwerking op het gebied van merkenwetgeving in de EU

· gebrek aan technische faciliteiten in de nationale diensten

· gebrek aan duurzame financiering op middellange en lange termijn.

De volgende opties werden geacht deze problemen te kunnen oplossen en de drie overeenstemmende doelstellingen te kunnen bereiken.

1.           Invoering van een passende rechtsgrond voor samenwerking:

(a) Optie 1: geen specifieke rechtsgrond voor samenwerking tussen diensten voor intellectuele eigendom in Europa;

(b) Optie 2: een rechtsgrond om nationale bureaus en het BHIM onderling te laten samenwerken (optionele samenwerking);

(c) Optie 3: een rechtsgrond om nationale bureaus en het BHIM tot samenwerking te dwingen (verplichte samenwerking).

2.           Opbouw van technische capaciteit in de nationale bureaus:

(a) Optie 1: elke dienst zoekt en ontwikkelt de vereiste faciliteiten en instrumenten;

(b) Optie 2: optionele toegang tot instrumenten: de vereiste faciliteiten en instrumenten toegankelijk stellen voor diensten voor intellectuele eigendom in een kader van vrijwillige samenwerking;

(c) Optie 3: verplichte toegang tot instrumenten: de vereiste faciliteiten zijn toegankelijk door middel van een dwingend samenwerkingskader. Deze optie overlapt met bovengenoemde optie 3 met betrekking tot een passende rechtsgrond en met onderstaande optie 3 inzake langetermijnfinanciering van samenwerking.

3.           Waarborgen van langetermijnfinanciering voor samenwerking:

(a) Optie 1: financiering door de lidstaten;

(b) Optie 2: financiering uit de EU-begroting;

(c) Optie 3: financiering uit de BHIM-begroting;

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat optie 3 in alle gevallen evenredig zou zijn en het meest geschikt om de beoogde doelstellingen te bereiken.

3.           RECHTSGRONDSLAG EN SUBSIDIARITEIT

In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt voorziet artikel 118, lid 1, VWEU in de invoering van Europese intellectuele-eigendomsrechten om te zorgen voor een eenvormige bescherming van deze rechten in de hele Unie, onder meer door de invoering van gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen op het niveau van de Unie.

Het gemeenschapsmerk is een autonoom Europees intellectuele-eigendomsrecht dat bij een EU-verordening is ingesteld. Uit de analyse die in het kader van de effectbeoordeling is verricht, is gebleken dat bepaalde gedeelten van de verordening moeten worden gewijzigd om het stelsel van de gemeenschapsmerken te verbeteren en te stroomlijnen. Alleen de Europese wetgever is bevoegd om de vereiste wijzigingen aan te brengen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als voorgeschreven in artikel 31 van het Financieel Reglement (Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad).

5.           NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL

De voorgestelde wijzigingen van de verordening worden toegelicht aan de hand van de doelstellingen die in bovengenoemd punt 1.2 zijn omschreven.

5.1.        Aanpassing van de terminologie en gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen

Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt de terminologie van de verordening aangepast. Dit betekent dat “Gemeenschapsmerk” in “Europees merk” wordt gewijzigd.

Een reeks maatregelen is bedoeld ter verbetering van het bestuur en de efficiëntie van de bestaande agentschappen en nog op te richten agentschappen, overeenkomstig de in juli 2012 door het Parlement, de Raad en de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen. De verordening moet worden aangepast om rekening te houden met de gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de bepalingen die van toepassing zijn op het BHIM. Voorgesteld wordt, wat de naam van het agentschap betreft, deze te veranderen in “Agentschap voor merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie” (hierna “Agentschap”), de functies van de raad van bestuur te versterken, de selectieprocedures voor leidinggevende ambtenaren aan te passen en te voorzien in jaarlijkse en meerjaarlijkse werkprogramma’s en in regelmatige evaluaties.

5.2.        Stroomlijning van procedures

- Indiening van aanvragen (artikel 25)

De nationale bureaus ontvangen nog maar zelden aanvragen voor Europese merken. Bijna alle aanvragen (96,3 % in 2012) worden nu rechtstreeks via het elektronische systeem voor indiening van aanvragen van het BHIM ingezonden. Rekening houdend met deze situatie en met het feit dat aanvragen nu gemakkelijk online kunnen worden ingediend, moet de mogelijkheid worden afgeschaft om de aanvrage bij de nationale bureaus in te dienen.

- Datum van indiening (artikel 27)

De meeste Europese merkaanvragen worden tegenwoordig onderzocht vóór het verstrijken van de termijn van één maand waarna de aanvrager de taks moet betalen. Zo kunnen aanvragers “testaanvragen” indienen en de taks niet betalen indien het Agentschap een gebrek of een bezwaar opwerpt. Betalingen via lopende rekeningen worden geacht op de laatste dag van de maand te hebben plaatsgevonden indien de aanvragers dit wensen. Artikel 27 wordt daarom gewijzigd om de termijn van één maand af te schaffen en de “verplichting” tot betaling te verbinden aan de indiening van de aanvrage. De aanvragers zullen dan moeten bewijzen dat zij de betaling hebben verricht of de betalingsopdracht daartoe hebben gegeven op het ogenblik dat zij hun aanvrage indienen.

- Recherche (artikelen 38 en 155)

De huidige regeling voor recherche bevat geen betrouwbaar instrument voor het inboeken van een merk of voorziet niet in een exhaustieve raadpleging van het Register. De zwakke kanten van de nationale en Europese rechercheregeling zijn in de loop van de tijd steeds meer zichtbaar geworden en de vooruitgang op het gebied van IT-instrumenten brengt tegenwoordig mee dat gebruikers toegang krijgen tot betere, snellere en goedkopere alternatieven. Aanvragers zijn tegenwoordig erg weinig geïnteresseerd in de resultaten van de nationale recherche die door de aan het optionele systeem deelnemende bureaus wordt verricht. Het Agentschap is samen met de nationale bureaus een aantal veelbelovende instrumenten aan het ontwikkelen die veel beter toegerust zijn om gevallen van voorrang op te sporen en om ter griffie het onderzoek naar inbreuken te voeren. De bestaande regelingen voor de recherche worden daarom afgeschaft.

- Publicatie van de aanvrage (artikel 39)

Afschaffing van de rechercheregeling maakt het ook mogelijk de thans bestaande periode van één maand tussen de mededeling van rechercheverslagen van het Agentschap aan de aanvrager en de publicatie van de aanvrage af te schaffen. Dit zal de inschrijvingsprocedure versnellen.

- Opmerkingen van derden (artikel 40)

Om het indienen van opmerkingen door derden te vergemakkelijken wordt artikel 40 gewijzigd en wordt de termijn waarin opmerkingen kunnen worden ingediend, verlengd. De vermelding van de datum van publicatie moet worden geschrapt rekening houdend met het feit dat aanvragen voor Europese merken reeds enkele dagen na de indiening ter beschikking van het publiek worden gesteld in de gegevensbank “CTM online” van het Agentschap. Om de procedure te stroomlijnen zullen derden de gelegenheid krijgen opmerkingen in te dienen zodra zij op de hoogte zijn van een aanvrage. Volgens de huidige praktijk van het Agentschap kunnen opmerkingen worden ingediend uiterlijk tot het einde van de oppositieperiode of totdat de oppositieprocedure is afgesloten.

- Herziening van beslissingen bij beroepen inter partes (artikel 62)

Het is gebleken dat artikel 62 geen praktische relevantie heeft. Tot op heden is geen enkele beslissing inter partes volgens deze bepaling herzien. De voornaamste reden daarvoor is dat de andere partij geen belangstelling heeft om de in artikel 62, lid 2, vereiste instemming te geven. Aangezien er voldoende rechtsmiddelen zijn om een foutieve beslissing inter partes te corrigeren, wordt artikel 62 geschrapt.

- Voortzetting van de procedure (artikel 82)

De toepassing van artikel 82 heeft in de praktijk een aantal problemen opgeleverd en heeft geleid tot een mededeling van de voorzitter van het Agentschap, namelijk mededeling nr. 06/05[8]. Artikel 82 wordt gewijzigd om de toepassing ervan te stroomlijnen en de inhoud van de mededeling over te nemen. Aangezien zowel artikel 25, lid 3, als artikel 62 geschrapt worden, worden alle vermeldingen daarvan in de lijst van uitgesloten termijnen ook geschrapt. De vermelding van artikel 42 wordt ook geschrapt om het mogelijk te maken alle termijnen in oppositieprocedures te laten voortduren, met uitzondering van de in artikel 41, lid 1, vastgestelde oppositietermijn en de in artikel 41, lid 3, vastgestelde termijn voor betaling van de oppositietaks.

- Oppositietermijn voor internationale inschrijvingen (artikel 156)

Aangezien het niet nodig is de thans bestaande termijn van zes maanden te behouden, wordt artikel 156 gewijzigd om de periode tussen publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 1, en de aanvang van de oppositietermijn voor internationale inschrijvingen in te korten tot één maand.

5.3.        Versterking van de rechtszekerheid

- Definitie van het Europees merk (artikel 4)

Artikel 4 wordt gewijzigd om het vereiste van "vatbaarheid voor grafische voorstelling” te schrappen. Het basisvereiste dat het mogelijk moet zijn een grafische voorstelling van het gebruikte teken te maken, is verouderd. Dit brengt voor sommige niet-traditionele merken zoals gewone geluiden heel wat rechtsonzekerheid mee. In dergelijke gevallen kan een voorstelling met andere dan grafische middelen (bv. door een geluidsbestand) zelfs de voorkeur verdienen boven een grafische voorstelling indien dit een preciezere identificatie van het merk mogelijk maakt en het derhalve de doelstelling van meer rechtszekerheid dient. De voorgestelde nieuwe definitie laat de mogelijkheid open voor inschrijving van merken die vatbaar zijn voor een voorstelling met technologische middelen welke daartoe bevredigende waarborgen bieden. Het is niet de bedoeling te komen tot een onbegrensde uitbreiding van de manieren waarop een teken kan worden voorgesteld, maar wel te zorgen voor meer flexibiliteit op dat gebied en daarbij de rechtszekerheid te verhogen.

- Bescherming van geografische aanduidingen en traditionele termen (artikel 7)

Artikel 7, lid 1, onder j) en k), biedt niet dezelfde graad van bescherming voor geografische aanduidingen in de volgende gevallen:

· de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen[9];

· de artikelen 118 terdecies en 118 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 491/2009 van 25 mei 2009[10];

· artikel 16 van Verordening (EG) nr. 110/2008 van 15 januari 2008 betreffende de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken[11].

Om ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving ter bescherming van geografische aanduidingen volledige uitwerking krijgt in procedures met betrekking tot de inschrijving van Europese merken, worden de desbetreffende absolute weigeringsgronden volledig in overeenstemming gebracht met de Europese wetgeving inzake geografische aanduidingen en worden zij gestroomlijnd in de verordening. Ter wille van de samenhang worden de weigeringsgronden verder uitgebreid en dekken zij nu ook beschermde traditionele aanduidingen voor wijn en gegarandeerde traditionele specialiteiten.

- Rechten verbonden aan een Europees merk (artikelen 9 en 9 bis)

1.         Onverminderd oudere rechten aan het merk verbonden rechten

Noch de verordening noch de richtlijn bevatten een duidelijk voorschrift dat de houder van het merk zich niet met succes op zijn rechten kan beroepen tegen het gebruik van een identiek of soortgelijk teken dat reeds door een ouder recht is gedekt. In overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst[12] wordt artikel 9 van de verordening gewijzigd om te verduidelijken dat vorderingen wegens inbreuk oudere rechten onverlet laten.

2.         Gevallen van dubbele gelijkheid

Het feit dat overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder a), van de richtlijn (artikel 9, lid 1, onder a), van de verordening) bijkomende functies aan het merk moeten worden verleend, heeft rechtsonzekerheid meegebracht. Met name de relatie tussen gevallen van dubbele gelijkheid en de verruimde bescherming die door artikel 5, lid 2, van de richtlijn (artikel 9, lid 1, onder c), van de verordening) aan merken met bekendheid wordt geboden, is onduidelijk geworden[13]. Ter wille van de rechtszekerheid en de consistentie wordt verduidelijkt dat in gevallen van dubbele gelijkheid krachtens artikel 9, lid 1, onder a), en overeenstemming krachtens artikel 9, lid 1, onder b), de herkomst de enige functie van belang is.

3.         Gebruik als handelsnaam of maatschappelijke benaming

Volgens het Hof van Justitie[14] is artikel 5, lid 1, van de richtlijn van toepassing wanneer het publiek het gebruik van de maatschappelijke benaming beschouwt als een gebruik dat (ook) betrekking heeft op waren of diensten die door de onderneming worden aangeboden. Daarom moet het gebruik van een handelsnaam als beschermd merk als een inbreuk worden beschouwd indien aan de vereisten inzake het gebruik voor waren of diensten is voldaan.

4.         Gebruik in vergelijkende reclame

Richtlijn 2006/114/EG van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame[15] bepaalt onder welke voorwaarden reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd, is toegestaan. Over de relatie tussen dit instrument en de merkenwetgeving zijn twijfels ontstaan. Het is dan ook aangewezen te verduidelijken dat de merkhouder het gebruik van zijn merk in vergelijkende reclame kan verbieden wanneer deze vergelijkende reclame niet aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 2006/114/EG voldoet.

5.         Verzendingen van commerciële aanbieders

Er worden wijzigingen voorgesteld om te verduidelijken dat goederen niet in de EU mogen worden ingevoerd, ook niet indien alleen de verzender commerciële doeleinden heeft. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de merkhouder (al dan niet in de EU gevestigde) ondernemingen kan verbieden goederen in te voeren die zich buiten de Unie bevinden en die aan particuliere consumenten worden verkocht, aangeboden, in reclame aangeprezen of verzonden. Hierdoor kan de bestelling en verkoop van namaakgoederen over het internet worden ontmoedigd.

6.         Waren die in het douanegebied worden binnengebracht

Volgens het Hof van Justitie in het arrest Philips/Nokia[16] maakt het binnenbrengen, de aanwezigheid en het vervoer van niet-EU-goederen in het douanegebied van de EU onder een schorsingsregeling, volgens het bestaande acquis, geen inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten als verleend bij het materiële recht van de Unie en de lidstaten. Deze goederen kunnen pas als namaakgoederen worden aangemerkt wanneer bewezen is dat met betrekking tot de goederen tot de consumenten in de Unie gerichte commerciële handelingen worden gesteld zoals verkoop, verkoopaanbieding of reclame. Op de gevolgen die uit het arrest Philips/Nokia voortvloeien, is heel wat kritiek van belanghebbenden gekomen, die van mening zijn dat daardoor een onredelijk zware bewijslast op houders van rechten komt te liggen en de strijd tegen namaak wordt gehinderd. Het is duidelijk dat in Europa snel een regelgevingskader moet worden ingevoerd om de strijd tegen deze snel groeiende namaakactiviteiten daadwerkelijk te kunnen aanvatten. Daarom wordt voorgesteld de bestaande lacune op te vullen en houders van rechten de mogelijkheid te bieden het binnenbrengen van waren in het douanegebied van de Unie door derden te verhinderen, wanneer deze waren zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht.

7.         Voorbereidende handelingen

Noch de verordening noch de richtlijn bevatten bepalingen die het mogelijk maken een procedure in te stellen tegen de distributie en de verkoop van etiketten en verpakkingen of soortgelijke artikelen die vervolgens met illegale producten kunnen worden gecombineerd. Een aantal nationale wetten bevat een expliciete regeling voor deze activiteiten. Daarom moet in de verordening en in de richtlijn een regel dienaangaande worden opgenomen die als praktisch, relevant en efficiënt middel bijkomend kan worden gebruikt in de strijd tegen namaakgoederen.

- Beperking van de aan het Europees merk verbonden rechtsgevolgen (artikel 12)

De restrictie waarin artikel 12, lid 1, onder a), voorziet, is beperkt tot alleen het gebruik van persoonsnamen in overeenstemming met de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie[17]. Omwille van de consistentie wordt de restrictie in artikel 12, lid 1, onder b), uitgebreid tot het gebruik van niet-onderscheidende tekens of vermeldingen. Voorts moet ook in artikel 12, lid 1, onder c), worden voorzien in een uitdrukkelijke beperking met betrekking tot verwijzend gebruik in het algemeen. Ten slotte wordt in een afzonderlijk lid verduidelijkt onder welke voorwaarden het gebruik van een merk geacht wordt niet in overeenstemming te zijn met eerlijke handelspraktijken.

- Aanduiding en classificatie van waren en diensten (artikel 28)

Artikel 28 wordt gewijzigd om te voorzien in belangrijke regels betreffende de aanduiding en classificatie van waren en diensten in de verordening. Deze regels worden in de richtlijn opgenomen. Zij stemmen overeen met de door het Hof van Justitie[18] vastgestelde beginselen volgens welke waren en diensten waarvoor bescherming wordt gevraagd, door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig moeten worden omschreven opdat de bevoegde autoriteiten en de ondernemingen de omvang van de merkbescherming kunnen bepalen. De algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie van Nice kunnen worden gebruikt om de waren en diensten te omschrijven op voorwaarde dat deze omschrijvingen voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn. De wijziging maakt duidelijk dat het gebruik van algemene bewoordingen geïnterpreteerd moet worden als betrekking hebbende op alle waren of diensten die onder de letterlijke betekenis van het woord vallen. Met deze wijziging kunnen ten slotte houders van Europese merken die vóór de datum van publicatie van de nieuwe classificatiepraktijk van het Agentschap[19] zijn ingediend, hun omschrijving van waren en diensten in overeenstemming brengen met de rechtspraak van het Hof van Justitie en ervoor zorgen dat de inhoud van de inschrijving voldoet aan de voorschriften inzake duidelijkheid en nauwkeurigheid.

- Europese kwaliteitsmerken (artikelen 74 ter – 74 duodecies)

Terwijl verschillende nationale stelsels bescherming bieden voor kwaliteitsmerken, voorziet het Europese merkenstelsel momenteel alleen in inschrijving van individuele en collectieve merken. Een aantal publieke en particuliere instanties die niet voldoen aan de voorwaarden voor bescherming van een collectief merk, moeten ook een stelsel krijgen voor bescherming van kwaliteitsmerken op Europees niveau. Een dergelijke regeling zou de huidige scheeftrekking tussen de nationale stelsels en het Europese merkenstelsel verhelpen. Voorgesteld wordt aan de verordening een specifieke reeks voorschriften toe te voegen die de inschrijving van Europese kwaliteitsmerken regelen.

- Taken van het Agentschap (artikel 123 ter)

Met het oog op een exhaustieve omschrijving en ter wille van de rechtszekerheid en de transparantie worden in het nieuwe artikel 123 ter alle taken van het Agentschap vermeld, inclusief de taken die uit andere rechtsinstrumenten voortvloeien en geen verband houden met het Europese merkenstelsel.

5.4.        Samenwerkingskader (artikel 123 quater)

Artikel 123 quater bevat een duidelijk kader voor de verplichte samenwerking tussen het Agentschap en de diensten voor intellectuele-eigendomsrechten van de lidstaten, met het doel convergentie van praktijken en ontwikkeling van gemeenschappelijke instrumenten te bevorderen. De bepaling, die het Agentschap en de diensten van de lidstaten tot samenwerking verplicht, geeft een opsomming van de voornaamste gebieden van samenwerking en de specifieke projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie die het Agentschap zal coördineren. Voorts wordt een financieringsmechanisme ingevoerd waarmee het Agentschap deze gemeenschappelijke projecten kan financieren door middel van subsidies. Deze financieringsregeling vormt wettelijk en financieel gezien een haalbaar alternatief voor de aanpak die de Raad in zijn conclusies van mei 2010 voorstelde.

5.5.        Aanpassing aan artikel 290 VWEU

De verordening verleent de Commissie bevoegdheden om een aantal regels vast te stellen. Deze regels zijn momenteel vervat in Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk[20], Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie van 13 december 1995 inzake de aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen[21], en Verordening (EG) nr. 216/96 van de Commissie van 5 februari 1996 houdende het Reglement voor de procesvoering bij de kamers van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt[22]. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is het noodzakelijk de krachtens de verordening aan de Commissie verleende bevoegdheden aan te passen aan artikel 290 van het Verdrag (nieuwe artikelen 24 bis, 35 bis, 45 bis, 49 bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74 duodecies, 93 bis, 114 bis, 144 bis en 161 bis).

2013/0088 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 118, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk[23], die in 2009 is gecodificeerd als Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk[24] , heeft specifiek voor de Europese Unie een stelsel van merkbescherming tot stand gebracht dat in bescherming van merken op het niveau van de Europese Unie heeft voorzien, naast de bescherming van merken die beschikbaar is op het niveau van de lidstaten overeenkomstig de nationale merkenstelsels die geharmoniseerd zijn bij Richtlijn 89/104/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten[25], gecodificeerd als Richtlijn 2008/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten[26].

(2)       Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moet de terminologie van Verordening EG) nr. 207/2009 worden aangepast. Dit betekent dat “Gemeenschapsmerk” door “Europees merk” wordt vervangen. Overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 hebben vastgesteld, moet de benaming “Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)” worden vervangen door “Agentschap voor merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie” (hierna “Agentschap”).

(3)       In aansluiting op haar mededeling van 16 juli 2008 over een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa[27] heeft de Commissie een diepgaande evaluatie van de algemene werking van het merkenstelsel in Europa als geheel verricht, waarbij het merkenstelsel van de Unie en de nationale merkenstelsels alsmede de onderlinge betrekkingen tussen deze stelsels zijn behandeld.

(4)       In zijn conclusies van 25 mei 2010 over de toekomstige herziening van het merkenstelsel in de Europese Unie[28] heeft de Raad de Commissie opgeroepen voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 207/2009 en Richtlijn 2008/95/EG.

(5)       Uit de ervaring die sinds de oprichting van het Europese merkenstelsel is opgedaan, blijkt dat ondernemingen van binnen de Unie en uit derde landen het stelsel hebben omarmd en dat het stelsel een succesvol en werkbaar alternatief voor de bescherming van merken op het niveau van de lidstaten is geworden.

(6)       Nationale merkenstelsels blijven niettemin noodzakelijk voor ondernemingen die geen bescherming van hun merken op het niveau van de Unie verlangen of die niet in staat zijn deze bescherming over heel de Unie te verkrijgen terwijl er voor nationale bescherming geen belemmeringen bestaan. Elke persoon die merkbescherming verlangt, moet vrij de beslissing kunnen nemen of deze bescherming alleen als nationaal merk in een of meerdere lidstaten dan wel alleen als Europees merk of op beide niveaus wordt aangevraagd.

(7)       Hoewel in de evaluatie over de algemene werking van het stelsel van gemeenschapsmerken is bevestigd dat vele elementen van dit stelsel, met inbegrip van de basisbeginselen waarop het is gebaseerd, de tand des tijds goed hebben doorstaan en blijven voldoen aan de behoeften en verwachtingen van de ondernemingswereld, heeft de Commissie in haar mededeling “Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten” van 24 mei 2011[29] geconcludeerd dat het noodzakelijk is het merkenstelsel in de Unie te moderniseren door het doeltreffender, efficiënter en als geheel consistenter te maken en het aan het internettijdperk aan te passen.

(8)       Naast de verbeteringen en wijzigingen in het stelsel van de gemeenschapsmerken moeten de nationale wetten en praktijken op het gebied van merken verder worden geharmoniseerd en met het merkenstelsel van de Unie in overeenstemming worden gebracht zodat voor zover mogelijk in heel de Unie gelijke voorwaarden worden gecreëerd voor de inschrijving en de bescherming van merken.

(9)       Om meer flexibiliteit mogelijk te maken en tegelijkertijd meer rechtszekerheid te brengen met betrekking tot de voorstellingswijze van merken, moet het vereiste van "vatbaarheid voor grafische voorstelling” uit de definitie van Europees merk worden geschrapt. Het moet mogelijk worden een teken voor te stellen in elke passende vorm en dus niet noodzakelijk met grafische middelen, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten en het publiek op basis van de voorstelling nauwkeurig en duidelijk kunnen bepalen wat juist het voorwerp van bescherming is.

(10)     De huidige bepalingen van Verordening (EG) nr. 207/2009 blijven in gebreke om oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen dezelfde graad van bescherming te bieden als andere instrumenten van Unierecht. Het is dan ook noodzakelijk de absolute weigeringsgronden betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen te verduidelijken en ervoor te zorgen dat deze volledig in overeenstemming zijn met het desbetreffende Unierecht voor bescherming van deze intellectuele-eigendomsrechten. Ter wille van de samenhang met andere Uniewetgeving moet het toepassingsgebied van deze absolute gronden uitgebreid worden en zich eveneens uitstrekken tot beschermde traditionele aanduidingen voor wijn en gegarandeerde traditionele specialiteiten.

(11)     Merken die worden aangevraagd in een schrift of een taal die in de Unie niet wordt begrepen, verdienen geen bescherming indien bij de vertaling of de transcriptie in een officiële taal van een lidstaat inschrijving moet worden geweigerd op absolute gronden.

(12)     Oneerlijke toe-eigening van merken moet moeilijker worden gemaakt door meer mogelijkheden te bieden om oppositie in te stellen tegen te kwader trouw aangevraagde merken.

(13)     Om een sterke bescherming van rechten te handhaven voor op het niveau van de Unie beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, dient te worden verduidelijkt dat deze rechten de bevoegdheid verlenen om oppositie in te stellen tegen de inschrijving van een later Europees merk, ongeacht of er al dan niet weigeringsgronden bestaan die bij het ambtshalve onderzoek in aanmerking moeten worden genomen.

(14)     Omwille van de rechtszekerheid en met het oog op volledige overeenstemming met het voorrangsbeginsel volgens hetwelk een vroeger ingeschreven merk voorrang heeft op later ingeschreven merken, moet worden bepaald dat de handhaving van door een Europees merk verleende rechten geen afbreuk mag doen aan rechten die houders vóór de datum van indiening of de datum van voorrang hebben verkregen. Dit is in overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van 15 april 1994[30].

(15)     Ter wille van de rechtszekerheid en ter verduidelijking moet worden bepaald dat niet alleen in geval van overeenstemming maar ook ingeval een identiek teken voor identieke waren of diensten wordt gebruikt, bescherming aan een Europees merk moet worden verleend, alleen indien en voor zover de belangrijkste functie van het Europees merk, namelijk het waarborgen van de commerciële herkomst van de waren of diensten, wordt aangetast.

(16)     Over de commerciële oorsprong van de waren of diensten kan zich verwarring voordoen wanneer een onderneming hetzelfde of een soortgelijk teken op zodanige wijze als handelsnaam gebruikt dat er een verband wordt gelegd tussen de onderneming die de naam draagt, en de waren of diensten die van die onderneming afkomstig zijn. Derhalve is eveneens sprake van inbreuk op een Europees merk ingeval het teken als handelsnaam of soortgelijke aanduiding wordt gebruikt, voor zover dit gebruik bedoeld is om waren of diensten te onderscheiden met betrekking tot hun commerciële oorsprong.

(17)     Omwille van de rechtszekerheid en met het oog op volledige overeenstemming met specifieke wetgeving van de Unie moet worden bepaald dat de houder van een Europees merk het recht moet hebben een derde partij te verbieden gebruik te maken van een teken in vergelijkende reclame wanneer deze reclame in strijd is met Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame[31].

(18)     Om de bescherming van het merk te verbeteren en de strijd tegen namaak daadwerkelijk te versterken, moet de houder van een Europees merk derden kunnen verhinderen om waren in het douanegebied van de Unie binnen te brengen zonder dat deze in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Europees merk.

(19)     Om doelmatiger op te treden tegen het binnenbrengen van goederen die inbreuk maken op de wetgeving, in het bijzonder wanneer deze goederen over het internet worden verkocht, moet de houder het recht hebben de invoer van dergelijke goederen in de Unie te verbieden wanneer het alleen de verzender van de waren is die commerciële doeleinden nastreeft.

(20)     Om houders van Europese merken in staat te stellen namaak daadkrachtiger te bestrijden, moet hun het recht worden verleend het aanbrengen van een inbreuk makend merk of voorbereidende handelingen die daaraan voorafgaan, te verbieden.

(21)     De exclusieve rechten die door een Europees merk worden verleend, mogen er niet toe leiden dat de houder het gebruik kan verbieden van tekens of aanduidingen die op billijke wijze en in overeenstemming met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel worden gebruikt. Om in geval van conflict gelijke voorwaarden te creëren voor handelsnamen en merken, rekening houdend met het feit dat aan handelsnamen gewoonlijk onbeperkte bescherming tegen latere merken wordt verleend, moet een dergelijk gebruik geacht worden alleen het gebruik van de eigen persoonsnaam te omvatten. Verder moet ook sprake zijn van gebruik van beschrijvende of niet-onderscheidende aanduidingen in het algemeen. Bovendien mag de houder niet het recht krijgen het algemeen billijk en eerlijk gebruik van het Europees merk te verbieden wanneer dit gebruik bedoeld is ter identificatie of aanduiding van waren of diensten zoals die van de houder.

(22)     Omwille van de rechtszekerheid en ter vrijwaring van legitiem verkregen rechten op het merk is het raadzaam en noodzakelijk te bepalen, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat een later merk niet kan worden tegengeworpen aan een ouder merk, dat houders van Europese merken zich niet kunnen verzetten tegen het gebruik van een later merk indien dit latere merk verkregen werd op een tijdstip waarop de voorrang van het vroegere merk ten aanzien van het latere merk niet kon worden afgedwongen.

(23)     Om redenen van billijkheid en rechtszekerheid moet het gebruik van een Europees merk in een vorm die in bepaalde onderdelen afwijkt zonder dat het onderscheidende karakter van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, daardoor wordt aangetast, voldoende zijn om de verleende rechten te vrijwaren, ongeacht of het merk zoals het wordt gebruikt, ook in die vorm is ingeschreven.

(24)     Verordening (EG) nr. 207/2009 verleent de Commissie bevoegdheden om uitvoeringsregels voor deze verordening vast te stellen. Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 207/2009 aan de Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(25)     Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(26)     Om een efficiënte inschrijving van rechtsinstrumenten betreffende het Europees merk als vermogensbestanddeel te verzekeren en volledige transparantie van het register van Europese merken te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van een aantal verplichtingen van de aanvrager met betrekking tot specifieke merken, de procedures voor de vermelding van de overgang van Europese merken, de creatie en de overgang van een zakelijk recht, de gedwongen tenuitvoerlegging, de betrokkenheid bij een insolventieprocedure en de toekenning of overdracht van een licentie in het register alsmede voor de doorhaling of de wijziging van de desbetreffende vermeldingen.

(27)     Gelet op de geleidelijke vermindering en het zeer beperkte aantal aanvragen voor gemeenschapsmerken bij de centrale diensten voor intellectuele-eigendomsrechten van de lidstaten (“diensten van de lidstaten”), moet het alleen maar in het Agentschap nog mogelijk zijn een aanvrage om inschrijving van een Europees merk in te dienen.

(28)     Europese merkbescherming wordt verleend met betrekking tot specifieke waren en diensten en de aard en het aantal daarvan bepaalt hoe ver de bescherming reikt ten aanzien van de houder van het merk. Daarom is het belangrijk ter wille van de rechtszekerheid en een behoorlijk bestuur dat in Verordening (EG) nr. 207/2009 regels voor de aanduiding en classificatie van waren en diensten worden opgenomen. Het is dan ook noodzakelijk dat de waren en diensten waarvoor bescherming door middel van een merk wordt aangevraagd, door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig worden omschreven zodat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter en alleen op basis van de aanvrage kunnen vaststellen welke draagwijdte de te verkrijgen bescherming aanneemt. Het gebruik van algemene bewoordingen moet zo worden geïnterpreteerd dat hiermee alleen de waren en diensten worden bedoeld die onder de letterlijke betekenis van het woord vallen. Houders van Europese merken, die wegens de vroegere praktijk van het Agentschap voor een volledige hoofdklasse van de classificatie van Nice zijn ingeschreven, moeten de mogelijkheid krijgen hun omschrijving van waren en diensten aan te passen zodat wordt gewaarborgd dat de inhoud van het register in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan de vereisten inzake duidelijkheid en nauwkeurigheid voldoet.

(29)     Om te voorzien in een doeltreffende en efficiënte regeling voor het indienen van aanvragen van Europese merken, inclusief de aanvragen op grond van voorrang of anciënniteit, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de regels en procedures voor de indiening van een aanvrage om een Europees merk, de formele voorwaarden voor de aanvrage, de inhoud van de aanvrage, het soort indieningstaks, alsmede de procedures voor de controle van de wederkerigheid, de regels om aanspraak te maken op voorrang van een vroegere aanvrage, voorrang in geval van tentoonstelling en anciënniteit van een nationaal merk.

(30)     De huidige regeling voor recherche naar Europese merken en nationale merken is niet betrouwbaar en niet efficiënt. Zij moet daarom worden vervangen door een regeling waarbij exhaustieve, snelle en krachtige zoekrobots voor vrij gebruik door het publiek beschikbaar worden gesteld in een vorm van samenwerking tussen het Agentschap en de diensten van de lidstaten.

(31)     Om ervoor te zorgen dat het Agentschap de aanvragen om Europese merken doeltreffend, efficiënt en snel onderzoekt en registreert met gebruik van procedures die transparant, degelijk, eerlijk en billijk zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedures voor het toezicht op de naleving van de voorschriften betreffende de datum van indiening en van de formele voorwaarden voor een aanvrage, de controle van de betaling van de taksen en het onderzoek van de absolute weigeringsgronden, de regels betreffende de publicatie van de aanvrage, de procedures voor de correctie van fouten en vergissingen in publicaties van aanvragen, de procedures met betrekking tot opmerkingen van derden, de oppositieprocedure, de procedures voor de indiening en het onderzoek van een oppositie en voor de wijziging en de afsplitsing van een aanvrage, de gegevens die in het register moeten worden vermeld bij de inschrijving van een Europees merk, de wijze van publicatie van de inschrijving en de inhoud en de regels voor de afgifte van een inschrijvingsbewijs.

(32)     Om de vernieuwing van Europese merken doeltreffend en efficiënt te laten verlopen en om de bepalingen inzake wijziging en afsplitsing van een Europees merk in de praktijk veilig te kunnen toepassen zonder afbreuk te doen aan de rechtszekerheid, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de regels voor de vernieuwing van een Europees merk en de procedures voor de wijziging en afsplitsing van een Europees merk.

(33)     Om de houder van een Europees merk in staat te stellen gemakkelijk afstand te doen van een Europees merk met inachtneming van de rechten van derden die met betrekking tot dat merk in het register zijn ingeschreven, en om ervoor te zorgen dat een Europees merk op doeltreffende en efficiënte wijze vervallen of nietig kan worden verklaard door middel van transparante, gedegen, eerlijke en billijke procedures, en om rekening te houden met de in deze verordening vastgestelde beginselen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedure voor afstand van een Europees merk en van de procedures voor de vervallen- en nietigverklaring daarvan.

(34)                 Om een doeltreffende, efficiënte en volledige herziening van beslissingen van het Agentschap door de kamers van beroep mogelijk te maken door middel van transparante, gedegen, eerlijke en billijke procedures met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 207/2009 neergelegde beginselen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de inhoud van het beroepsschrift, de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep, de inhoud en de vorm van de beslissingen van de kamer van beroep en de terugbetaling van de beroepstaksen.

(35)     Als aanvulling op de huidige regeling inzake collectieve gemeenschapsmerken en om de bestaande scheeftrekking tussen de nationale stelsels en het Europese merkenstelsel te verhelpen, moet een reeks specifieke bepalingen voor bescherming van Europese kwaliteitsmerken worden ingevoerd zodat de certificatie-instelling of ‑organisatie zijn aangesloten leden de mogelijkheid kan bieden het merk te gebruiken als teken voor waren of diensten die aan de certificatievoorschriften voldoen.

(36)                 Om een doeltreffend en efficiënt gebruik van Europese collectieve merken en kwaliteitsmerken mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de termijnen waarbinnen de regels voor het gebruik van deze merken en de inhoud daarvan moeten worden ingediend.

(37)     Uit de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van het huidige stelsel van gemeenschapsmerken, is gebleken dat een aantal aspecten van de procedure vatbaar zijn voor verbetering. Er moeten dan ook een aantal maatregelen worden genomen om de procedures waar passend te vereenvoudigen en te versnellen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid waar nodig te verbeteren.

(38)     Om te komen tot een vlotte, doeltreffende en efficiënte werking van het Europese merkenstelsel, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de voorschriften betreffende de vorm van beslissingen, de mondelinge procedure en de wijze van bewijsvoering, de regels voor de kennisgeving, de procedure voor het vaststellen van verlies van rechten, de communicatiemiddelen en de formulieren die door de partijen in de procedure moeten worden gebruikt, de regels betreffende de berekening en de duur van de termijnen, de procedures voor de herroeping van een beslissing of voor de doorhaling van een vermelding in het register en voor de correctie van kennelijke vergissingen in beslissingen en de rechtzetting van vergissingen van het Agentschap, de regels voor de onderbreking van de procedure en de procedures betreffende de verdeling en vaststelling van de kosten, de gegevens die in het register moeten worden vermeld, de regels betreffende de openbare inzage in dossiers en betreffende de bewaring daarvan, de wijze van publicatie in het Blad van Europese merken en in het Publicatieblad van het Agentschap, de regels voor de administratieve samenwerking tussen het Agentschap en de autoriteiten van lidstaten en de wijze van vertegenwoordiging voor het Agentschap.

(39)     Omwille van de rechtszekerheid en met het oog op een grotere transparantie is het aangewezen alle taken van het Agentschap duidelijk te omschrijven, ook de taken die geen verband houden met het beheer van het Europese merkenstelsel.

(40)     Om de convergentie van praktijken te bevorderen en gemeenschappelijke instrumenten te ontwikkelen, moet een passend kader voor samenwerking tussen het Agentschap en de diensten van de lidstaten worden opgesteld. Hierin moeten de gebieden van samenwerking duidelijk worden afgebakend en moet het Agentschap in staat worden gesteld om de desbetreffende projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie te coördineren en deze projecten binnen de grenzen van een maximumbedrag te financieren door middel van subsidies. Deze samenwerking moet een gunstige weerslag hebben op ondernemingen die gebruik maken van de merkenstelsels in Europa. Gebruikers van het bij deze verordening vastgestelde merkenstelsel van de Unie moeten in de gemeenschappelijke projecten en met name de gegevensbanken voor recherche en raadpleging bijkomende gemakkelijk toegankelijke, efficiënte en kosteloos beschikbare instrumenten vinden zodat zij kunnen voldoen aan de specifieke voorwaarden van het Europees merk, namelijk dat dit merk een eenheid vormt.

(41)     Bepaalde beginselen met betrekking tot het bestuur van het Agentschap moeten worden aangepast aan de gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in juli 2012 hebben vastgesteld.

(42)     Met het oog op een grotere rechtszekerheid en een betere transparantie is het onontbeerlijk dat een aantal bepalingen betreffende de organisatie en de werking van het Agentschap worden geactualiseerd.

(43)     In het belang van een gezond financieel beheer moet worden vermeden dat de begrotingsoverschotten te groot worden. Dit kan echter niet in de weg staan dat het Agentschap een financiële reserve aanhoudt die overeenstemt met één jaar van zijn operationele uitgaven, zodat de continuïteit van zijn werking en de uitvoering van zijn taken verzekerd blijft.

(44)     Om een doeltreffende en efficiënte omzetting van een aanvrage of inschrijving voor een Europees merk in een aanvrage voor een nationaal merk mogelijk te maken en een grondig onderzoek van de desbetreffende voorschriften te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de formele voorwaarden waaraan een verzoek om omzetting moet voldoen, en van de regels voor het onderzoek en de publicatie ervan.

(45)     Om een doeltreffende en efficiënte methode voor geschillenbeslechting te verzekeren, te komen tot consistentie met de talenregeling van Verordening (EG) nr. 207/2009, snelle afhandeling van beslissingen over een eenvoudig onderwerp alsmede doeltreffende en efficiënte organisatie van de kamers van beroep, en om de door het Agentschap aan te rekenen taksen op een passend en realistisch niveau vast te stellen met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 207/2009 neergelegde begrotingsbeginselen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de voor het Agentschap te gebruiken talen, de gevallen waarin beslissingen inzake oppositie en doorhaling door één lid moeten worden genomen, de regeling voor de organisatie van de kamers van beroep, de bedragen van de aan het Agentschap te betalen taksen en de regels voor de betaling ervan.

(46)                 Om een doeltreffende en efficiënte inschrijving van internationale merken te verzekeren die volledig overeenstemt met de regels van het protocol van de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedureregels betreffende de internationale inschrijving van merken.

(47)     Verordening (EG) nr. 207/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 207/2009 wordt als volgt gewijzigd:

(1) in de titel wordt “Gemeenschapsmerk” vervangen door “Europees merk”;

(2) in de gehele verordening wordt het woord “Gemeenschapsmerk” vervangen door “Europees merk” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(3) in de gehele verordening worden de woorden “rechtbank voor het Gemeenschapsmerk” vervangen door “rechtbank voor het Europees merk” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(4) in de gehele verordening worden de woorden “collectief Gemeenschapsmerk” vervangen door “Europees collectief merk” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(5) in de gehele verordening, behalve in de in punten 2), 3) en 4) bedoelde gevallen, worden de woorden “Gemeenschap”, “Europese Gemeenschap” en “Europese Gemeenschappen” vervangen door “Unie” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(6) in de gehele verordening wordt het woord “Bureau”, voor zover hiermee naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) als bedoeld in artikel 2 van de verordening wordt verwezen, vervangen door “Agentschap” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(7) in de gehele verordening wordt het woord “voorzitter” vervangen door “uitvoerend bestuurder” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht;

(8) Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2 Agentschap

1. Er wordt een Agentschap voor merken, tekeningen en modellen van de Europese Unie ingesteld, hierna "het Agentschap" te noemen.

2. Alle verwijzingen in het recht van de Unie naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) worden gelezen als verwijzingen naar het Agentschap.”;

(9) Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4 Tekens die een Europees merk kunnen vormen

Europese merken kunnen worden gevormd door alle tekens, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen, letters, cijfers, kleuren als zodanig, vormen van waren of van verpakking, of geluiden, mits deze

a) de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden;

b) vatbaar zijn voor een zodanige voorstelling dat de bevoegde autoriteiten en het publiek in staat zijn nauwkeurig te bepalen wat het precieze voorwerp is van de aan de houder verleende bescherming.”;

(10) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 1 worden de punten j) en k) vervangen door:

“j) merken die van inschrijving uitgesloten zijn en niet verder mogen worden gebruikt overeenkomstig wetgeving van de Unie of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, welke voorzien in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen;

k) merken die van inschrijving uitgesloten zijn overeenkomstig wetgeving van de Unie of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, welke voorzien in bescherming van traditionele aanduidingen voor wijn en gegarandeerde traditionele specialiteiten;

l) merken die geheel of gedeeltelijk bestaan uit een oudere rasbenaming geregisteerd overeenkomstig Verordening (EG) Nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht met betrekking tot hetzelfde soort product.”;

(b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Lid 1 is ook van toepassing indien de weigeringsgronden slechts bestaan:

a) in een deel van de Unie;

b) wanneer een in een vreemde taal of een vreemd schrift gevormd merk wordt vertaald of getranscribeerd in een schrift of een officiële taal van een lidstaat.";

(11) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Na oppositie door de houder wordt de inschrijving van een merk geweigerd:

a) wanneer deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt;

b) wanneer het merk kan worden verward met een ouder merk dat buiten de Unie wordt beschermd, op voorwaarde dat het oudere merk op de datum van aanvrage nog normaal werd gebruikt en de aanvrager te kwader trouw was.”;

(b) in lid 4 wordt de aanhef vervangen door:

“4. Na oppositie door de houder van een niet-ingeschreven merk of een ander in het economisch verkeer gebruikt teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis, wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd wanneer en voor zover krachtens het Unierecht dat voorziet in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, of het voor dat teken geldende recht van de lidstaat:”

(c) lid 5 wordt vervangen door:

“5. Na oppositie door de houder van een ouder ingeschreven merk in de zin van lid 2 wordt de inschrijving van het aangevraagde merk eveneens geweigerd wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk, ongeacht of de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, gelijk zijn aan of al dan niet overeenstemmen met die waarvoor het oudere merk is ingeschreven, wanneer het in geval van een ouder Europees merk een in de Unie bekend merk betreft, of in geval van een ouder nationaal merk, het een in de betrokken lidstaat bekend merk betreft, en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.”;

(12) Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9 Rechten verbonden aan het Europees merk

1. De inschrijving van een Europees merk geeft de houder een uitsluitend recht.

2. Onverminderd de rechten die houders vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Europees merk hebben verkregen, heeft de houder van een Europees merk het recht iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het economische verkeer voor waren en diensten te verbieden wanneer:

(a) het teken gelijk is aan het Europees merk en wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het Europees merk is ingeschreven, en wanneer dit gebruik een nadelige invloed heeft of kan hebben op de functie van het Europees merk inzake het waarborgen van de herkomst van de waren of diensten ten aanzien van de consumenten;

(b) het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Europees merk en wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het Europees merk is ingeschreven, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan; verwarring omvat het gevaar van associatie met het merk;

(c) het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Europees merk ongeacht of het wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan, overeenstemmen met of niet overeenstemmen met die waarvoor het Europees merk is ingeschreven, wanneer het een in de Unie bekend merk betreft en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk gedaan wordt aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het Europees merk.

3. Krachtens lid 2 kan met name worden verboden:

(a) het aanbrengen van het teken op de waren of op de verpakking;

(b) het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder dit teken;

(c) het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;

(d) het gebruik van het teken als handelsnaam of als gedeelte van een handels- of bedrijfsnaam;

(e) het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties;

(f) het gebruik van het teken in vergelijkende reclame op een wijze die strijdig is met Richtlijn 2006/114/EG.

4. De houder van een Europees merk heeft ook het recht de in lid 3, onder c), bedoelde invoer te verbieden wanneer alleen de verzender van de goederen commerciële doeleinden heeft.

5. De houder van een Europees merk heeft eveneens het recht derden te verhinderen in het kader van commerciële activiteiten waren in het douanegebied van de Unie binnen te brengen zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Europees merk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.”;

(13) De volgende artikelen 9 bis en 9 ter worden ingevoegd:

“Artikel 9 bis Inbreuk op de rechten van de houder door gebruik van vormgevende elementen, verpakking of andere middelen

Wanneer er gevaar bestaat dat de aanbiedingsvorm, verpakking of andere middelen waarop het merk is aangebracht, voor waren of diensten zullen worden gebruikt en het gebruik voor deze waren of diensten een inbreuk zou vormen op de rechten van de houder overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, heeft de houder van een Europees merk het recht het volgende te verbieden:

(a) het in het economisch verkeer aanbrengen van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het Europees merk, op een aanbiedingsvorm, verpakking of andere middelen waarop het merk kan worden aangebracht;

(b) het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben, of het invoeren of uitvoeren van aanbiedingsvormen, verpakkingen of andere middelen waarop het merk is aangebracht.

Artikel 9 ter Datum waarop rechten tegenover derden gelden

1. Op de aan het Europees merk verbonden rechten kan tegenover derden een beroep worden gedaan vanaf de datum van publicatie van de inschrijving van het merk.

2. Er kan een redelijke vergoeding worden verlangd wegens feiten die na de publicatie van een aanvrage om een Europees merk hebben plaatsgevonden, wanneer deze feiten na de publicatie van de inschrijving van het merk krachtens deze publicatie verboden zouden zijn.

3. De rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, doet geen uitspraak over de zaak zelf voordat de inschrijving is gepubliceerd.”;

(14) Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12 Beperking van de aan het Europees merk verbonden rechtsgevolgen

1. Het Europees merk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om in het economisch verkeer gebruik te maken van:

(a) diens naam of adres;

(b) tekens of aanduidingen die geen onderscheidend vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

(c) het merk ten behoeve van de identificatie van of de verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van het merk, in het bijzonder wanneer het gebruik van het merk noodzakelijk is om de bestemming van een product of dienst met name als accessoire of reserveonderdeel aan te duiden.

De eerste alinea is alleen van toepassing wanneer het gebruik door een derde in overeenstemming is met eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

2. Het gebruik door een derde wordt geacht niet in overeenstemming met eerlijke gebruiken te zijn met name in de volgende gevallen:

(a) wanneer het de indruk wekt dat er een zakelijke band bestaat tussen de derde en de houder van het merk;

(b) wanneer het op ongerechtvaardigde wijze voordeel haalt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.”;

(15) In artikel 13, lid 1, worden de woorden “in de Gemeenschap” vervangen door “in de Europese Economische Ruimte".;

(16) Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 13 bis Recht van de houder van een later ingeschreven merk om tussen te komen als verweer in een vordering wegens inbreuk

1. In een vordering wegens inbreuk heeft de houder van een Europees merk niet het recht het gebruik van een later ingeschreven Europees merk te verbieden wanneer dit later ingeschreven merk overeenkomstig artikel 53, leden 3 en 4, artikel 54, leden 1 en 2, en artikel 57, lid 2, niet nietig kan worden verklaard.

2. In een vordering wegens inbreuk heeft de houder van een Europees merk niet het recht het gebruik van een later ingeschreven nationaal merk te verbieden wanneer dit later ingeschreven nationaal merk overeenkomstig artikel 8, artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 48, lid 3, van Richtlijn [xxx] niet nietig kan worden verklaard.

3. Wanneer de houder van een Europees merk overeenkomstig de leden 1 en 2 niet het recht heeft het gebruik van een later ingeschreven merk te verbieden, heeft de houder van dit later ingeschreven merk in een vordering wegens inbreuk niet het recht het gebruik van dit oudere Europees merk te verbieden.”;

(17) In artikel 15, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

“Als gebruik in de zin van de eerste alinea wordt eveneens beschouwd:

(a) het gebruik van het Europees merk in een gedeeltelijk afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de vorm zoals het wordt gebruikt, al dan niet is ingeschreven;

(b) het aanbrengen van het Europees merk op waren of verpakking ervan in de Unie, uitsluitend met het oog op uitvoer.”;

(18) In artikel 16, lid 1, wordt de aanhef vervangen door:

“1. Tenzij in de artikelen 17 tot en met 24 anders is bepaald, wordt het Europees merk als vermogensbestanddeel in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de Unie beschouwd als een nationaal merk dat is ingeschreven in de lidstaat waar volgens het register van Europese merken (hierna “het register"):”;

(19) Artikel 17, lid 4, wordt geschrapt;

(20) Artikel 18 wordt vervangen door:

“Artikel 18 Overgang van een merk ingeschreven op naam van een gemachtigde

1. Wanneer een Europees merk zonder machtiging van de merkhouder op naam van de gemachtigde of vertegenwoordiger van de merkhouder is ingeschreven, heeft deze laatste het recht overgang van het Europees merk te zijnen behoeve te vorderen, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

2. De merkhouder kan overeenkomstig lid 1 een verzoek om toekenning indienen bij:

(a) het Agentschap, in plaats van een verzoek om nietigverklaring op grond van artikel 53, lid 1, onder b);

(b) een rechtbank voor het Europees merk als bedoeld in artikel 95, in plaats van een reconventionele vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 100, lid 1.”;

(21) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Op verzoek van een van de partijen worden de in lid 1 bedoelde rechten of de overgang van deze rechten ingeschreven in het register en gepubliceerd.”;

(b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Een inschrijving in het register overeenkomstig lid 2 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of gewijzigd.”;

(22) Aan artikel 20 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. Een inschrijving in het register overeenkomstig lid 3 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of gewijzigd.”;

(23) Aan artikel 22 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

“6. Een inschrijving in het register overeenkomstig lid 5 wordt op verzoek van een van de partijen doorgehaald of gewijzigd.”;

(24) In titel II wordt de volgende afdeling 5 ingevoegd:

“AFDELING 5 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 24 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de verplichting van de aanvrager om te voorzien in een vertaling of transcriptie in de taal van de aanvrage, als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b);

(b) de procedure voor de inschrijving in het register van de overgang, als bedoeld in artikel 17, lid 5;

(c) de procedure voor de inschrijving in het register van de creatie of de overgang van een zakelijk recht, als bedoeld in artikel 19, lid 2;

(d) de procedure voor de inschrijving in het register van de gedwongen tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 20, lid 3;

(e) de procedure voor de inschrijving in het register van de betrokkenheid bij een insolventieprocedure, als bedoeld in artikel 21, lid 3;

(f) de procedure voor de inschrijving in het register van de verlening of overdracht van een licentie, als bedoeld in artikel 22, lid 5;

(g) de procedure voor de doorhaling of wijziging van de inschrijving in het register van een zakelijk recht, een gedwongen tenuitvoerlegging of een licentie, als bedoeld in respectievelijk artikel 19, lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 22, lid 6.”;

(25) Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25 Indiening van de aanvrage

De aanvrage om een Europees merk wordt ingediend bij het Agentschap.”;

(26) Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 1 wordt punt d) vervangen door:

“d) een afbeelding van het merk die aan de in artikel 4, onder b), bedoelde vereisten voldoet.”;

(b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Naast de in de leden 1 en 2 bedoelde vereisten voldoet een aanvrage om een Europees merk aan de formele voorwaarden die overeenkomstig artikel 35 bis, onder b), worden vastgesteld.   Indien deze voorwaarden erin voorzien dat het merk in elektronische vorm wordt weergegeven, kan de uitvoerend bestuurder van het Agentschap het formaat en de maximumafmetingen van dit elektronisch bestand vaststellen.

(27) Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27 Datum van indiening

De datum van indiening van de aanvrage om een Europees merk is die waarop de aanvrager de documenten met de in artikel 26, lid 1, bedoelde gegevens aan het Agentschap voorlegt, behoudens betaling van de indieningstaks waartoe uiterlijk op die datum opdracht moet zijn gegeven.”;

(28) Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28 Aanduiding en indeling van waren en diensten

1. Waren en diensten waarvoor inschrijving wordt aangevraagd, worden ingedeeld overeenkomstig het classificatiesysteem ingevoerd bij de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken van 15 juni 1957 (hierna “classificatie van Nice”).

2. Waren en diensten waarvoor bescherming van het merk wordt aangevraagd, worden door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig omschreven zodat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers alleen op basis daarvan de draagwijdte van de aangevraagde bescherming kunnen vaststellen. Op basis van de lijst van waren en diensten kan elk artikel in slechts één klasse van de classificatie van Nice worden ingedeeld.

3. Voor de toepassing van lid 2 kunnen de algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie van Nice of andere algemene bewoordingen worden gebruikt op voorwaarde dat deze voldoen aan de basisvereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid.

4. Het Agentschap verwerpt de aanvrage in geval van onduidelijke of onnauwkeurige benamingen of bewoordingen indien de aanvrager geen aanvaardbare formulering voorstelt binnen de daartoe door het Agentschap gestelde termijn.

5. Het gebruik van algemene bewoordingen, met inbegrip van de algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie van Nice, wordt geïnterpreteerd als betrekking hebbende op alle waren of diensten die duidelijk onder de letterlijke betekenis van de benamingen of bewoordingen vallen. Het gebruik van deze benamingen of bewoordingen wordt niet geïnterpreteerd als betrekking hebbende op waren of diensten die niet als dusdanig kunnen worden begrepen.

6. Wanneer de aanvrager verzoekt om inschrijving voor meer dan een klasse, worden de waren en diensten gegroepeerd volgens de klassen van de classificatie van Nice, waarbij elke groep wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe deze groep van waren of diensten behoort, en in de volgorde van de klassen wordt voorgesteld.

7. De classificatie van waren en diensten dient uitsluitend voor administratieve doeleinden. Waren en diensten worden niet geacht aan elkaar gelijk te zijn op grond dat zij in dezelfde klasse volgens de classificatie van Nice voorkomen, en waren en diensten worden niet geacht van elkaar te verschillen op grond dat zij in onderscheiden klassen volgens de classificatie van Nice voorkomen.

8. Houders van vóór 22 juni 2012 aangevraagde Europese merken die alleen voor een volledige hoofdklasse van de classificatie van Nice zijn ingeschreven, kunnen verklaren dat zij op de datum van indiening het voornemen hadden bescherming aan te vragen voor meer waren of diensten dan die welke onder de letterlijke betekenis van de hoofdklasse vallen, op voorwaarde dat de aldus aangewezen waren of diensten voorkomen op de alfabetische lijst voor die klasse van de op de datum van indiening geldende versie van de classificatie van Nice.

De verklaring wordt binnen vier maanden na de inwerkingtreding van deze verordening bij het Agentschap ingediend en vermeldt op duidelijke, nauwkeurige en specifieke wijze de andere oorspronkelijk door de houder bedoelde waren en diensten dan die welke duidelijk onder de letterlijke betekenis van de benamingen van de hoofdklassen vallen. Het Agentschap neemt passende maatregelen om het register dienovereenkomstig te wijzigen. Deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 15, artikel 42, lid 2, artikel 51, lid 1, onder a), en artikel 57, lid 2.

Europese merken waarvoor binnen de in de tweede alinea bedoelde termijn geen verklaring is ingediend, worden na afloop van deze termijn geacht alleen betrekking te hebben op de waren en diensten die voor de desbetreffende klasse onder de letterlijke betekenis van de benamingen van de hoofdklasse vallen.”;

(29) Aan artikel 29, lid 5, wordt de volgende zin toegevoegd:

“Indien nodig vraagt de uitvoerend bestuurder van het Agentschap de Commissie of zij kan onderzoeken of een staat als bedoeld in de eerste zin deze wederkerige behandeling verleent.”;

(30) Artikel 30 wordt vervangen door:

“Artikel 30 Beroep op voorrang

1. Een verzoek om voorrang wordt samen met de aanvrage om een Europees merk ingediend en bevat de datum, het nummer en het land van de eerdere aanvrage.

2. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap kan bepalen dat de aanvullende informatie en documenten die de aanvrager tot staving van het verzoek om voorrang moet verstrekken, minder moeten omvatten dan wat is voorgeschreven in de krachtens artikel 35 bis, onder d), vastgestelde regels, op voorwaarde dat de voorgeschreven informatie voor het Agentschap beschikbaar is uit andere bronnen.”;

(31) Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

(a) aan lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd:

“Het verzoek om voorrang wordt samen met de aanvrage om het Europees merk ingediend.”;

(b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. De aanvrager die aanspraak wenst te maken op de voorrang krachtens lid 1, moet bewijzen dat hij de waren of diensten onder het aangevraagde merk heeft tentoongesteld.”;

(32) Artikel 34, lid 3, wordt vervangen door:

“3. De voor het Europees merk aangevoerde anciënniteit gaat teniet wanneer het oudere merk waarvoor anciënniteit wordt aangevoerd, nietig of vervallen wordt verklaard. Wanneer het oudere merk vervallen wordt verklaard, gaat de anciënniteit teniet op voorwaarde dat het verval ingaat vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Europees merk.”;

(33) In titel III wordt de volgende afdeling 5 ingevoegd:

“AFDELING 5 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 35 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de regels en de procedures voor de indiening van een aanvrage om een Europees merk overeenkomstig artikel 25;

(b) de inhoud van de aanvrage om een Europees merk als bedoeld in artikel 26, lid 1, de soorten voor de aanvrage te betalen taksen als bedoeld in artikel 26, lid 2, met inbegrip van het aantal klassen van waren en diensten waarop deze taksen van toepassing zijn, en de formele voorwaarden voor de aanvrage als bedoeld in artikel 26, lid 3;

(c) de procedures voor de controle van de wederkerigheid overeenkomstig artikel 29, lid 5;

(d) de procedure en de regels inzake de gegevens en documenten waarmee overeenkomstig artikel 30 om voorrang van een eerdere aanvrage kan worden verzocht;

(e) de procedure en de regels inzake de bewijsstukken waarmee overeenkomstig artikel 33, lid 1, om voorrang in geval van tentoonstelling kan worden verzocht;

(f) de procedure waarmee overeenkomstig artikel 34, lid 1, en artikel 35, lid 1, om anciënniteit van een nationaal merk kan worden verzocht.”;

(34) Artikel 36, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

“b) of de aanvrage om een Europees merk voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden en aan de formele voorwaarden als bedoeld in artikel 26, lid 3.”;

(35) Artikel 37, lid 2, wordt geschrapt;

(36) Titel IV, afdeling 2, wordt geschrapt;

(37) Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Indien de voorwaarden waaraan de aanvrage om een Europees merk moet voldoen, zijn nagekomen, wordt de aanvrage gepubliceerd voor de toepassing van artikel 42, tenzij de aanvrage overeenkomstig artikel 37 is afgewezen. De publicatie van de aanvrage doet geen afbreuk aan informatie die overeenkomstig deze verordening of krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen reeds op een andere wijze aan het publiek beschikbaar is gesteld.”;

(b) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Het Agentschap verbetert fouten en vergissingen in de publicatie van de aanvrage.”;

(38) Artikel 40 wordt vervangen door:

“Artikel 40 Opmerkingen van derden

1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon en groepering of instantie die fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaren of consumenten vertegenwoordigt, kan bij het Agentschap schriftelijke opmerkingen indienen met vermelding van de gronden overeenkomstig de artikelen 5 en 7 op basis waarvan de inschrijving van het merk ambtshalve moet worden geweigerd.

Zij zijn geen partij in de procedure voor het Agentschap.

2. Opmerkingen van derden worden ingediend vóór het einde van de oppositieperiode of wanneer er oppositie tegen het merk is ingediend, voordat de eindbeslissing over de oppositie wordt genomen.

3. De in lid 1 bedoelde indiening van opmerkingen doet geen afbreuk aan het recht van het Agentschap om, wanneer passend, het onderzoek van de absolute gronden op eigen initiatief en te allen tijde vóór de inschrijving van het merk te heropenen.

4. Van de in lid 1 bedoelde opmerkingen wordt kennis gegeven aan de aanvrager, die daarover zijn mening kan geven.”

(39) Artikel 41, lid 3, wordt vervangen door:

“3. De oppositie wordt schriftelijk ingesteld en vermeldt op welke gronden de oppositie is gebaseerd. De oppositie wordt geacht eerst te zijn ingesteld nadat de oppositietaks is betaald.

4. Binnen een door het Agentschap te stellen termijn kan de opposant feiten, bewijzen en argumenten tot staving van de oppositie aanvoeren.”

(40) In artikel 42, lid 2, eerste zin, worden de woorden “in de vijf jaar vóór de publicatie van de aanvrage” vervangen door “in de vijf jaar vóór de datum van indiening of de datum van voorrang”;

(41) Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

“b) voordat de datum van indiening als bedoeld in artikel 27 door het Agentschap is toegekend en gedurende de oppositietermijn als bedoeld in artikel 41, lid 1.”;

(b) lid 3 wordt geschrapt;

(42) Artikel 45 wordt vervangen door:

“Artikel 45 Inschrijving

1. Wanneer de aanvrage voldoet aan de voorwaarden van deze verordening en geen oppositie is ingesteld binnen de in artikel 41, lid 1, bedoelde termijn of wanneer de oppositie bij onherroepelijke beslissing is verworpen, wordt het merk ingeschreven als Europees merk. De inschrijving wordt gepubliceerd.

2. Het Agentschap geeft een inschrijvingsbewijs af. Het bewijs kan langs elektronische weg worden afgegeven.

3. De houder van een ingeschreven Europees merk heeft het recht voor de onder de inschrijving vallende waren en diensten een symbool naast het merk te gebruiken ten bewijze dat het merk in de Unie alleen is ingeschreven zolang de inschrijving van kracht blijft. De juiste vormgeving van dit symbool wordt door de uitvoerend bestuurder van het Agentschap vastgesteld.

4. Het symbool voor het ingeschreven merk wordt niet gebruikt door andere personen dan de houder van het merk of zonder dat de houder daartoe toestemming geeft. De houder van het merk gebruikt het symbool voor het merk niet vóór de inschrijving van het merk of na vervallenverklaring, nietigverklaring, verstrijken van de geldigheid of afstand van het merk.”;

(43) In titel IV wordt de volgende afdeling 7 ingevoegd:

“AFDELING 7 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 45 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de procedure voor het onderzoek van de naleving van de voorschriften inzake de datum van indiening als bedoeld in artikel 36, lid 1, onder a), en van de formele voorwaarden als bedoeld in artikel 26, lid 3, alsmede de procedure voor de controle van de betaling van klassetaksen als bedoeld in artikel 36, lid 1, onder c);

(b) de procedure voor het onderzoek van de absolute weigeringsgronden als bedoeld in artikel 37;

(c) de gegevens die de in artikel 39, lid 1, bedoelde publicatie van de aanvrage moet bevatten;

(d) de procedure voor de in artikel 39, lid 3, bedoelde verbetering van fouten en vergissingen in de publicatie van de aanvrage om een Europees merk;

(e) de procedure voor de in artikel 40 bedoelde indiening van opmerkingen door derden;

(f) de procedure voor het instellen en het onderzoeken van oppositie, als bedoeld in de artikelen 41 en 42;

(g) de procedures voor de in artikel 43, lid 2, bedoelde wijziging van de aanvrage en de afsplitsing van de aanvrage overeenkomstig artikel 44;

(h) de gegevens die bij de inschrijving van een Europees merk in het register worden vermeld, en de regels voor de in artikel 45, lid 1, bedoelde publicatie van de inschrijving, de inhoud en de wijze van afgifte van het inschrijvingsbewijs als bedoeld in artikel 45, lid 2.”;

(44) Artikel 49, lid 3, wordt geschrapt;

(45) Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 49 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de procedureregels voor de vernieuwing van het Europees merk overeenkomstig artikel 47, met inbegrip van het soort te betalen taksen;

(b) de procedure inzake de wijziging van de inschrijving van het Europees merk als bedoeld in artikel 48, lid 2;

(c) de procedure inzake de afsplitsing van een Europees merk als bedoeld in artikel 49.”;

(46) Artikel 50, leden 2 en 3, wordt vervangen door:

“2. Van de afstand moet door de merkhouder schriftelijk kennis worden gegeven aan het Agentschap. De afstand wordt eerst van kracht na inschrijving in het register. De afstand van een Europees merk waarvan kennis is gegeven aan het Agentschap nadat een vordering tot vervallenverklaring van dit merk overeenkomstig artikel 56, lid 1, is ingesteld, is slechts geldig wanneer de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring hiervan onherroepelijk is afgewezen of ingetrokken.

“3. De afstand wordt slechts ingeschreven met toestemming van de houder van een in het register ingeschreven recht. Indien een licentie is ingeschreven, wordt de afstand in het register eerst ingeschreven nadat de merkhouder aantoont dat hij de licentiehouder in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om van het merk afstand te doen; deze inschrijving vindt plaats nadat de overeenkomstig artikel 57 bis, onder a), vastgestelde termijn is verstreken.”;

(47) Aan artikel 53, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Aan de onder a), b) en c) van de eerste alinea bedoelde voorwaarden moet voldaan zijn op de datum van indiening of de datum van voorrang van het Europees merk.”;

(48) In artikel 54, leden 1 en 2, worden de woorden "noch bezwaar maken tegen het gebruik van het jongere merk” geschrapt;

(49) Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 1, onder c), worden de woorden “krachtens het nationale recht van de betrokken lidstaat” vervangen door “krachtens het recht van de Unie of het nationale recht van de betrokken lidstaat”;

(b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. De vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring is niet ontvankelijk wanneer op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond en aangaande dezelfde partijen door het Agentschap of door een rechtbank voor het Europees merk als bedoeld in artikel 95 een uitspraak ten principale is gedaan en de beslissing van het Agentschap of de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan.”;

(50) In artikel 57, lid 2, worden in de tweede zin de woorden “datum van publicatie” vervangen door “datum van indiening of datum van voorrang van de aanvrage om een Europees merk”;

(51) In titel VI wordt de volgende afdeling 6 ingevoegd:

“AFDELING 6 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 57 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de procedure inzake de afstand van een Europees merk als bedoeld in artikel 50, met inbegrip van de in lid 3 van dat artikel bedoelde termijn;

(b) de procedures inzake de vervallenverklaring en de nietigverklaring van een Europees merk als bedoeld in de artikelen 56 en 57.”;

(52) Artikel 58, lid 1, wordt als volgt vervangen:

“1. Tegen de beslissingen van de hiertoe bevoegde organen van het Agentschap als bedoeld in artikel 130, onder a) tot en met d), kan beroep worden ingesteld. Zowel de beroepstermijn als bedoeld in artikel 60 als de indiening van het beroep hebben schorsende werking.”;

(53) Artikel 62 wordt geschrapt;

(54) Artikel 64, lid 3, wordt als volgt vervangen:

“3. De beslissing van de kamer van beroep treedt eerst in werking na afloop van de in artikel 65, lid 5, gestelde termijn of, indien binnen deze termijn bij het Gerecht beroep is ingesteld, na afwijzing van dit beroep of van de hogere voorziening tegen de beslissing van het Gerecht bij het Hof van Justitie.”;

(55) Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Tegen de beslissingen van de kamer van beroep kan een beroep worden ingesteld bij het Gerecht.”;

(b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Het Gerecht kan de bestreden beslissing vernietigen of wijzigen.”;

(c) de leden 5 en 6 worden vervangen door:

“5. Het beroep bij het Gerecht wordt ingesteld binnen twee maanden na kennisgeving van de beslissing van de kamer van beroep.

6. Het Agentschap neemt de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht of, in geval van hogere voorziening, van het arrest van het Hof van Justitie.”;

(56) Het volgende artikel 65 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 65 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de inhoud van het beroep als bedoeld in artikel 60 en de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep;

(b) de inhoud en de vorm van de beslissingen van de kamer van beroep, als bedoeld in artikel 64;

(c) de terugbetaling van de beroepstaksen als bedoeld in artikel 60.”;

(57) Het opschrift van Titel VIII wordt vervangen door:

“SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE EUROPESE COLLECTIEVE MERKEN EN KWALITEITSMERKEN”

(58) Tussen het opschrift van titel VIII en artikel 66 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

“AFDELING 1 Europese collectieve merken”

(59) Artikel 66, lid 3, wordt vervangen door:

“3. De titels I tot en met VII en IX tot en met XIV zijn van toepassing op Europese collectieve merken tenzij in deze afdeling anders is bepaald.”;

(60) In artikel 67, lid 1, worden de woorden “binnen de gestelde termijn” vervangen door "binnen de overeenkomstig artikel 74 bis vastgestelde termijn”.;

(61) Artikel 69 wordt vervangen door:

“Artikel 69 Opmerkingen van derden

Wanneer overeenkomstig artikel 40 bij het Agentschap opmerkingen over een Europees collectief merk worden ingediend, kunnen deze eveneens berusten op de bijzondere gronden op basis waarvan een Europees collectief merk overeenkomstig artikel 68 moet worden afgewezen.”;

(62) Het volgende artikel 74 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 74 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de in artikel 67, lid 1, bedoelde termijn waarin het reglement voor het gebruik van het Europees collectief merk bij het Agentschap moet worden ingediend, alsmede de inhoud van dit reglement als bedoeld in artikel 67, lid 2.”;

(63) Aan bijlage VIII wordt de volgende afdeling 2 toegevoegd:

“AFDELING 2 Europese kwaliteitsmerken

Artikel 74 ter Europese kwaliteitsmerken

1. Een Europees kwaliteitsmerk is een Europees merk dat bij de aanvrage als zodanig wordt omschreven en op grond waarvan de waren en diensten die door de houder van het merk zijn gecertificeerd met betrekking tot de geografische herkomst, het materiaal, de wijze van vervaardiging van waren of verrichting van diensten, kwaliteit, nauwkeurigheid of ander kenmerk, kunnen worden onderscheiden van waren en diensten die niet als zodanig zijn gecertificeerd.

2. Alle rechtspersonen, waaronder publiekrechtelijke instellingen, autoriteiten en instanties, kunnen een Europees kwaliteitsmerk aanvragen op voorwaarde dat:

(a) de rechtspersoon geen activiteiten uitoefent waarbij waren worden geleverd of diensten worden verricht van het soort waarop het kwaliteitsmerk betrekking heeft;

(b) de rechtspersoon bevoegd is voor het certificeren van de waren en diensten waarvoor het merk wordt ingeschreven.

3. In afwijking van artikel 7, lid 1, onder c), kunnen Europese kwaliteitsmerken in de zin van lid 1 bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats van herkomst van de waren of diensten. Een kwaliteitsmerk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om deze tekens of aanduidingen in het economisch verkeer te gebruiken, voor de derde ervan gebruik maakt volgens eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Een kwaliteitsmerk kan niet worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is een geografische benaming te gebruiken.

4. De titels I tot en met VII en IX tot en met XIV zijn van toepassing op kwaliteitsmerken tenzij in deze afdeling anders is bepaald.

Artikel 74 quater Reglement voor gebruik van het merk

1. Een aanvrager van een Europees kwaliteitsmerk dient binnen de overeenkomstig artikel 74 duodecies vastgestelde termijn een reglement in voor het gebruik van het kwaliteitsmerk.

2. Het reglement voor het gebruik bepaalt welke personen het merk mogen gebruiken, welke kenmerken door het merk worden gecertificeerd, hoe de certificeringsinstantie deze kenmerken moet testen en hoe zij moet toezien op het gebruik van het merk, alsmede onder welke voorwaarden het merk kan worden gebruikt, met inbegrip van de op te leggen sancties.

Artikel 74 quinquies Afwijzing van de aanvrage

1. Naast de in de artikelen 36 en 37 bepaalde weigeringsgronden wordt de aanvrage om een Europees kwaliteitsmerk afgewezen wanneer niet aan de artikelen 74 ter en 74 quater is voldaan of wanneer het reglement strijdig is met de openbare orde of de goede zeden.

2. Een aanvrage om een Europees kwaliteitsmerk wordt eveneens afgewezen wanneer het publiek kan worden misleid inzake de aard of betekenis van het merk, in het bijzonder wanneer het de indruk kan wekken iets anders te zijn dan een kwaliteitsmerk.

3. De aanvrage wordt niet afgewezen wanneer de aanvrager door een wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet aan de in leden 1 en 2 gestelde voorwaarden.

Artikel 74 sexies Opmerkingen van derden

Wanneer overeenkomstig artikel 40 bij het Agentschap opmerkingen over een Europees kwaliteitsmerk worden ingediend, kunnen deze ook berusten op de bijzondere gronden op basis waarvan een Europees kwaliteitsmerk overeenkomstig artikel 74 quinquies moet worden afgewezen.

Artikel 74 septies Wijziging van het reglement voor gebruik van het merk

1. De houder van het Europees kwaliteitsmerk dient bij het Agentschap elke wijziging van het reglement voor het gebruik in.

2. Wanneer het gewijzigde reglement niet voldoet aan de vereisten van artikel 74 quater of een in artikel 74 quinquies bedoelde afwijzingsgrond doet ontstaan, wordt de wijziging niet in het register vermeld.

3. Artikel 74 sexies is van toepassing op het gewijzigde reglement voor het gebruik van het merk.

4. Voor de toepassing van deze verordening worden wijzigingen van het reglement voor het gebruik eerst van kracht vanaf de datum waarop de wijziging in het register wordt vermeld.

Artikel 74 octies Overgang

In afwijking van artikel 17, lid 1, kan een Europees kwaliteitsmerk alleen worden overgedragen aan een rechtspersoon die voldoet aan de vereisten van artikel 74 ter, lid 2.

Artikel 74 nonies Personen die een vordering wegens inbreuk kunnen instellen

1. Alleen de houder van het Europees kwaliteitsmerk of een specifiek daartoe gemachtigde persoon kan een vordering wegens inbreuk instellen.

2. De houder van een Europees kwaliteitsmerk kan vergoeding eisen namens de personen die bevoegd zijn het merk te gebruiken, indien zij schade hebben geleden door onrechtmatig gebruik van het merk.

Artikel 74 decies Gronden van verval

Naast de in de artikel 51 bepaalde weigeringsgronden worden de rechten van de houder van een Europees kwaliteitsmerk op vordering bij het Agentschap of op reconventionele vordering in een inbreukprocedure vervallen verklaard in een van de volgende gevallen:

(a) de houder voldoet niet langer aan de vereisten van artikel 74 ter, lid 2;

(b) de houder neemt geen redelijke maatregelen om te voorkomen dat het merk wordt gebruikt op een wijze die niet verenigbaar is met de voorwaarden van het reglement voor het gebruik, waarvoor indien nodig wijzigingen in het register zijn vermeld;

(c) het publiek kan worden misleid in de zin van artikel 74 quinquies, lid 2, door de wijze waarop de merkhouder het merk heeft gebruikt;

(d) een wijziging van het reglement voor het gebruik is in strijd met artikel 74 septies, lid 2, in het register vermeld tenzij de merkhouder door een nieuwe wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet aan de in dit artikel gestelde eisen.

Artikel 74 undecies Nietigheidsgronden

Naast de in de artikelen 52 en 53 bepaalde nietigheidsgronden wordt het Europees kwaliteitsmerk dat in strijd met artikel 74 quinquies is ingeschreven, op vordering bij het Agentschap of bij reconventionele vordering in een inbreukprocedure nietig verklaard, tenzij de merkhouder door een wijziging van het reglement voor het gebruik voldoet aan de vereisten van artikel 74 quinquies.

Artikel 74 duodecies Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de in artikel 74 quater, lid 1, bedoelde termijn waarin het reglement voor het gebruik van het Europees kwaliteitsmerk bij het Agentschap moet worden ingediend, alsmede van de inhoud van dit reglement als bedoeld in artikel 74 quater, lid 2.”;

(64) Artikel 75 wordt vervangen door:

“Artikel 75 Vorm van beslissingen en mededelingen van het Agentschap

1. De beslissingen van het Agentschap worden met redenen omkleed. Zij kunnen slechts worden genomen op gronden of bewijsstukken waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren.

2. In elke beslissing, kennisgeving of mededeling van het Agentschap worden de bevoegde dienst of afdeling van het Agentschap en de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden vermeld. Zij worden door het personeelslid of de personeelsleden ondertekend of worden, in plaats daarvan, voorzien van een gedrukt of gestempeld zegel van het Agentschap. De uitvoerend bestuurder kan bepalen dat in plaats van de dienst of afdeling van het Agentschap, de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden of het stempel andere vormen van identificatie dan kunnen worden gebruikt wanneer beslissingen, kennisgevingen of mededelingen van het Agentschap per fax of met andere technische communicatiemiddelen worden verzonden.";

(65) Aan artikel 76, lid 1, wordt de volgende zin toegevoegd:

“In de nietigheidsprocedure overeenkomstig artikel 52 beperkt het Agentschap zijn onderzoek tot de door de partijen aangevoerde gronden en argumenten.”;

(66) Aan artikel 78 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap bepaalt de vergoedingen voor de uitgaven, met inbegrip van voorschotten, voor de in artikel 93 bis, onder b), bedoelde onderzoeksverrichtingen.”;

(67) Artikel 79 wordt vervangen door:

“Artikel 79 Kennisgeving

1. Het Agentschap stelt alle betrokken partijen ambtshalve in kennis van beslissingen en oproepen alsook van aankondigingen of andere mededelingen waarvoor een termijn geldt,of waarvan kennisgeving aan de betrokkenen anderszins is voorgeschreven bij deze verordening of bij krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen, of waarvan kennisgeving door de uitvoerend bestuurder van het Agentschap is bevolen.

2. De uitvoerend bestuurder kan bepalen voor welke andere documenten dan beslissingen waarvoor een beroepstermijn geldt, en voor welke oproepen kennis moet worden gegeven bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.

3. Deze kennisgeving kan langs elektronische weg plaatsvinden en de nadere regels hiervoor worden door de uitvoerend bestuurder vastgesteld.

4. Wanneer de kennisgeving openbaar moet worden meegedeeld, bepaalt de uitvoerend bestuurder hoe de openbare kennisgeving geschiedt en stelt hij de aanvang vast voor de termijn van één maand waarna de kennisgeving van het document wordt geacht te hebben plaatsgevonden.”

(68) De volgende artikelen 79 bis, 79 ter, 79 quater en 79 quinquies worden ingevoegd:

“Artikel 79 bis Vaststelling van verlies van rechten

Wanneer het Agentschap tot de bevinding komt dat uit deze verordening of uit overeenkomstig deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen verlies van rechten voortspruit zonder dat hierover enige beslissing is genomen, stelt het overeenkomstig artikel 79 de betrokken persoon daarvan in kennis. Deze kan verzoeken om een beslissing terzake. Het Agentschap neemt een dergelijke beslissing wanneer het niet akkoord gaat met de verzoeker, zo niet wijzigt het zijn bevindingen en stelt het de verzoeker daarvan in kennis.

Artikel 79 ter Mededelingen aan het Agentschap

Mededelingen aan het Agentschap kunnen met elektronische middelen worden verricht. De uitvoerend bestuurder bepaalt in welke gevallen en volgens welke technische voorwaarden deze mededelingen via elektronisch weg kunnen plaatsvinden.

Artikel 79 quater Termijnen

1. De berekening en de duur van termijnen is gebonden aan de overeenkomstig artikel 93 bis, onder f), vastgestelde regels.

2. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap bepaalt voor de aanvang van elk kalenderjaar op welke dagen het Agentschap niet open is voor ontvangst van documenten of op welke dagen de gewone post niet wordt besteld op de plaats waar het Agentschap is gevestigd.

3. De uitvoerend bestuurder bepaalt de duur van de onderbreking in geval van algemene onderbreking in de postbestelling in de lidstaat waar het Agentschap is gevestigd of in geval van onderbreking van de verbinding van het Agentschap met aanvaarde vormen van elektronische communicatie.

4. Indien de regelmatige communicatie van de partijen in de procedure met het Agentschap of omgekeerd door uitzonderlijke omstandigheden zoals een natuurramp of een staking wordt onderbroken of verstoord, kan de uitvoerend bestuurder van het Agentschap bepalen dat voor partijen in de procedure die hun woonplaats of zetel in de betrokken staat hebben of die een vertegenwoordiger hebben aangewezen die in deze staat zijn kantoor heeft, alle termijnen die anders op of na de datum van aanvang van een dergelijk door hem vast te stellen voorval zouden verstrijken, worden verlengd tot een door hem vast te stellen datum. Bij de vaststelling van deze datum beoordeelt hij wanneer de uitzonderlijke omstandigheden ten einde lopen. Indien de omstandigheden de zetel van het Agentschap treffen, geschiedt deze vaststelling door de uitvoerend bestuurder met de uitdrukkelijke vermelding dat zij voor alle partijen in de procedure geldt.

Artikel 79 quinquies Rechtzetting van fouten en kennelijke vergissingen

Het Agentschap zorgt voor rechtzetting van taalfouten of transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen van het Agentschap of van technische fouten die bij de inschrijving van het merk of de publicatie van de inschrijving te wijten zijn aan het Agentschap.”;

(69) Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 1, eerste zin, worden de woorden “een beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke procedurefout heeft gemaakt” vervangen door “een beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke fout heeft gemaakt”;

(b) komt lid 2, tweede zin, als volgt te luiden:

“De doorhaling van de inschrijving in het register of de herroeping van de beslissing wordt uitgevoerd binnen een jaar na de datum van vermelding in het register of vaststelling van de beslissing, na raadpleging van de partijen in de procedure en van elke in het register vermelde houder van rechten op het Europees merk.”;

(c) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om beroep in te stellen uit hoofde van de artikelen 58 en 65 en aan de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 79 quinquies fouten en kennelijke vergissingen recht te zetten. Wanneer beroep is ingesteld tegen een beslissing van het Agentschap die een fout bevat, raakt de beroepsprocedure zonder voorwerp nadat het Agentschap overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn beslissing heeft herroepen.”;

(70) Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Dit artikel is niet van toepassing op de termijnen bedoeld in artikel 29, lid 1, artikel 33, lid 1, artikel 36, lid 2, artikel 41, leden 1 en 3, artikel 47, lid 3, artikel 60, artikel 65, lid 5, artikel 81 en artikel 112, noch op de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijnen of op de termijn voor het inroepen van anciënniteit uit hoofde van artikel 34 na indiening van het verzoek.”

(b) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Indien het Agentschap het verzoek inwilligt, worden de gevolgen van de niet-nakoming van de termijn geacht zich niet te hebben voorgedaan. Indien een beslissing is genomen tussen het einde van de niet-nagekomen termijn en het verzoek om voortzetting van de procedure, herziet de instantie die bevoegd is voor de beslissing inzake de niet verrichte handeling, haar beslissing en neemt zij een andere beslissing wanneer het voldoende is de niet verrichte handeling aan te vullen. Indien de aanvankelijke beslissing niet moet worden gewijzigd, wordt zij schriftelijk bevestigd.”;

(71) Het volgende artikel 82 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 82 bis Onderbreking van de procedure

Bij onderbreking of hervatting van de procedure neemt het Agentschap de overeenkomstig artikel 93 bis, onder i), vastgestelde regels in acht.”;

(72) Artikel 83 wordt vervangen door:

“Artikel 83 Verwijzing naar algemene beginselen

Voor zover deze verordening of de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen niet voorzien in procedurevoorschriften, richt het Agentschap zich naar de in de lidstaten algemeen aanvaarde beginselen van procesrecht.”;

(73) In artikel 85, lid 1, worden de woorden “overeenkomstig de uitvoeringsverordening” vervangen door “overeenkomstig artikel 93 bis, onder j)”.;

(74) Artikel 86, lid 2, tweede zin, wordt vervangen door:

“Elke lidstaat wijst één autoriteit aan die belast is met het onderzoek van de authenticiteit van de beslissing en deelt deze contactgegevens mee aan het Agentschap, het Hof van Justitie en de Commissie. Het exequatur wordt door deze autoriteit verleend na een onderzoek dat zich beperkt tot de authenticiteit van de beslissing.”;

(75) Artikel 87 wordt vervangen door:

“Artikel 87 Register van Europese merken

1. Het Agentschap houdt een register bij met gegevens waarvan de inschrijving of vermelding in het register is voorgeschreven door deze verordening of een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling. Het register wordt bijgewerkt door het Agentschap.

2. Het register ligt ter inzage van het publiek. Het kan elektronisch worden bijgehouden.

3. Het Agentschap houdt een elektronische gegevensbank bij met de gegevens van de aanvragen om inschrijving van Europese merken en de vermeldingen in het register. De inhoud van deze gegevensbank kan ter beschikking van het publiek worden gesteld. De uitvoerend bestuurder bepaalt onder welke voorwaarden toegang tot de gegevensbank wordt verleend en op welke wijze de inhoud ervan in een voor de machine leesbare vorm ter beschikking kan worden gesteld, met inbegrip van de daarvoor te betalen kostenvergoeding.”;

(76) Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

(a) de titel “Openbare inzage” wordt vervangen door “Inzage en bewaring van dossiers”;

(b) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Bij raadpleging van een dossier krachtens de leden 2 of 3 kunnen bepaalde stukken van inzage worden uitgesloten. De uitvoerend bestuurder bepaalt de wijze van inzage.

5. Het Agentschap bewaart de dossiers van elke procedure betreffende een aanvrage om een Europees merk of een inschrijving van een Europees merk. De uitvoerend bestuurder bepaalt in welke vorm deze dossiers worden bijgehouden. Wanneer de dossiers in elektronische vorm worden bijgehouden, worden de originele documenten waarop deze elektronische dossiers berusten, verwijderd na afloop van een bepaalde termijn na de ontvangst bij het Agentschap. Deze termijn wordt vastgesteld door de uitvoerend bestuurder.”;

(77) Artikel 89 wordt vervangen door:

“Artikel 89 Periodieke publicaties

1. Het Bureau doet periodiek verschijnen:

(a) een blad van Europese merken, met de vermeldingen in het register en alle andere mededelingen waarvan de publicatie is voorgeschreven door deze verordening of een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling;

(b) een publicatieblad, met de bekendmakingen en mededelingen van algemene aard van de uitvoerend bestuurder van het Agentschap en alle andere informatie betreffende deze verordening en de uitvoering ervan.

De in a) en b) bedoelde publicaties kunnen in elektronische vorm verschijnen.

2. Het blad van Europese merken wordt gepubliceerd op een wijze en volgens een regelmaat die door de uitvoerend bestuurder worden vastgesteld.

3. De uitvoerend bestuurder kan bepalen dat sommige mededelingen in het publicatieblad in alle officiële talen van de Unie worden gepubliceerd.”;

(78) Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Onverminderd lid 3, tweede zin, worden natuurlijke of rechtspersonen die in de Unie geen woonplaats, zetel noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, overeenkomstig artikel 93, lid 1, voor het Agentschap vertegenwoordigd in alle in deze verordening bedoelde procedures, met uitzondering van de indiening van een aanvrage om een Europees merk.

In afwijking van de eerste alinea moeten de in die alinea bedoelde natuurlijke of rechtspersonen niet voor het Agentschap worden vertegenwoordigd in de gevallen die overeenkomstig artikel 93 bis, onder p), worden vastgesteld.”;

(b) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Wanneer aan de krachtens artikel 93 bis, onder p), vastgestelde voorwaarden is voldaan, wordt een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aangesteld.”;

(79) Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Natuurlijke of rechtspersonen kunnen voor het Agentschap slechts worden vertegenwoordigd door:

(a) een rechtsbeoefenaar die in een lidstaat daartoe bevoegd is en kantoor houdt binnen de Unie, voor zover hij in deze lidstaat bevoegd is om op te treden als gemachtigde in merkenzaken;

(b) erkende gemachtigden die op een daartoe door het Agentschap bij te houden lijst ingeschreven staan.

Gemachtigden voegen op verzoek van het Agentschap een ondertekende volmacht bij het dossier.”;

(b) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De uitvoerend bestuurder van het Agentschap kan ontheffing verlenen van:

(a) de in lid 2, onder c), tweede zin, bedoelde voorwaarde, indien de verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste bekwaamheid op een andere wijze heeft verworven;

(b) de in lid 2, onder a), bedoelde voorwaarde, in geval van hooggeschoolde beroepsbeoefenaars, mits aan de voorwaarden van lid 2, onder b) en c), is voldaan.”;

(c) lid 5 wordt vervangen door:

“5. Een persoon kan van de lijst van erkende gemachtigden worden geschrapt volgens de krachtens artikel 93 bis, onder p), vastgestelde voorwaarden.”;

(80) In titel IX wordt de volgende afdeling 5 ingevoegd:

“AFDELING 5 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 93 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de vereisten betreffende de vorm van de beslissingen als bedoeld in artikel 75;

(b) de regels voor de mondelinge procedure en bewijsvoering als bedoeld in de artikelen 77 en 78;

(c) de regels voor de kennisgeving als bedoeld in artikel 79;

(d) de procedure voor de vaststelling van verlies van rechten als bedoeld in artikel 79 bis;

(e) de regels voor de communicatiemiddelen, met inbegrip van de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 79 ter, die door de partijen in de procedure voor het Agentschap moeten worden gebruikt en de formulieren die door het Agentschap beschikbaar moeten worden gesteld;

(f) de regels voor de berekening en de duur van de termijnen als bedoeld in artikel 79 quater, lid 1;

(g) de procedure voor de rechtzetting van taalfouten of transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen van het Agentschap of van technische fouten die bij de inschrijving van het merk of de publicatie van de inschrijving te wijten zijn aan het Agentschap, als bedoeld in artikel 79 quinquies;

(h) de procedure voor de herroeping van een beslissing of voor de doorhaling van een vermelding in het register, als bedoeld in artikel 80, lid 1;

(i) de regels voor de onderbreking en hervatting van de procedure voor het Agentschap, als bedoeld in artikel 82 bis;

(j) de procedures betreffende de verdeling en de vaststelling van de kosten, als bedoeld in artikel 85, lid 1;

(k) de gegevens als bedoeld in artikel 87, lid 1;

(l) de procedure voor de openbare inzage als bedoeld in artikel 88, met inbegrip van de delen van het dossier die van inzage zijn uitgesloten, en de regels voor de bewaring van dossiers als bedoeld in artikel 88, lid 5;

(m) de regels voor de publicatie van de mededelingen en vermeldingen, als bedoeld in artikel 89, lid 1, onder a), in het blad van Europese merken, met inbegrip van het soort informatie en de talen waarin deze mededelingen en vermeldingen moeten worden gepubliceerd;

(n) de regelmaat, de vorm en de talen waarin het in artikel 89, lid 1, onder b), bedoelde publicatieblad van het Agentschap moet verschijnen;

(o) de regels voor de uitwisseling van informatie en de mededelingen tussen het Agentschap en de autoriteiten van de lidstaten en de inzage in de dossiers door of via gerechtelijke instanties of autoriteiten van de lidstaten, als bedoeld in artikel 90;

(p) de afwijkingen van de verplichting tot vertegenwoordiging voor het Agentschap, als bedoeld in artikel 92, lid 2, de voorwaarden waaronder een gemeenschappelijke vertegenwoordiger moet worden aangesteld, als bedoeld in artikel 92, lid 4, de voorwaarden waaronder werknemers als bedoeld in artikel 92, lid 3, en erkende gemachtigden als bedoeld in artikel 93, lid 1, bij het Agentschap een ondertekende volmacht moeten indienen om als vertegenwoordiger te kunnen optreden, de inhoud van deze volmacht en de voorwaarden waaronder een persoon van de lijst van erkende gemachtigden kan worden geschrapt, als bedoeld in artikel 93, lid 5.”;

(81) In titel X wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door:

“Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken”;

(82) Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

(a) de titel wordt vervangen door:

“Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken”;

(b) in lid 1 worden de woorden “is Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing” vervangen door “zijn de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing”;

(c) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Verwijzingen in deze verordening naar Verordening (EG) nr. 44/2001 omvatten waar passend de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gedaan op 19 oktober 2005.”;

(83) In artikel 96, onder c), worden de woorden “artikel 9, lid 3, tweede zin” vervangen door “artikel 9 ter, lid 2”;

(84) Artikel 99, lid 3, wordt vervangen door:

“3. In de in artikel 96, onder a) en c), bedoelde rechtsvorderingen kunnen het verval of de nietigheid van het Europees merk alleen anders dan bij een reconventionele vordering worden opgeworpen indien de gedaagde stelt dat de rechten van de houder van het Europees merk vervallen kunnen worden verklaard wegens ontoereikend normaal gebruik ten tijde van de instelling van de vordering betreffende inbreuk.”;

(85) Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De rechtbank voor het Europees merk waarbij een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van een Europees merk is ingesteld, gaat niet over tot het onderzoek van de reconventionele vordering voordat de belanghebbende partij of de rechtbank het Agentschap in kennis heeft gesteld van de datum van instelling van de reconventionele vordering. Het Agentschap maakt hiervan melding in het register. Indien een vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Europees merk bij het Agentschap aanhangig is, wordt de rechtbank door het Agentschap hiervan in kennis gesteld en wordt de procedure geschorst totdat de beslissing over de vordering onherroepelijk is of de vordering wordt ingetrokken.”;

(b) lid 6 wordt vervangen door:

“6. Wanneer een rechtbank voor het Europees merk een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Europees merk heeft gewezen, wordt door de rechtbank of door een partij in de nationale procedure onverwijld een afschrift van de beslissing aan het Agentschap gezonden. Het Agentschap of elke andere belanghebbende partij kan verzoeken om informatie over deze verzending. Het Agentschap vermeldt de beslissing in het register en neemt de nodige maatregelen om zich te voegen naar het dictum.”;

(86) Artikel 102, lid 2, wordt vervangen door:

“2. De rechtbank voor het Europees merk kan ook de in het toepasselijke recht beschikbare maatregelen of bevelen toepassen die zij in de omstandigheden van de zaak passend acht.”

(87) Artikel 108 wordt geschrapt;

(88) In artikel 113, lid 3, worden de woorden “alsmede aan de vormvereisten van de uitvoeringsverordening” vervangen door “alsmede aan de overeenkomstig artikel 114 bis vastgestelde vormvereisten”;

(89) In artikel 114, lid 2, worden de woorden “de in de onderhavige verordening of in de uitvoeringsverordening gestelde vormvereisten” vervangen door “de vormvereisten die gesteld zijn in de onderhavige verordening of in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen”;

(90) Het volgende artikel 114 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 114 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de vormvereisten waaraan een verzoek tot omzetting van een Europees merk moet voldoen, de regels voor het onderzoek daarvan en voor de publicatie.”;

(91) Artikel 116, lid 2, wordt vervangen door:

“2. Onverminderd lid 1 kan het Agentschap gebruik maken van gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is van het Agentschap. De raad van bestuur neemt een besluit inzake de voorschriften voor detachering van nationale deskundigen naar het Agentschap.”;

(92) In artikel 117 worden de woorden “het Bureau” vervangen door “het Agentschap en de personeelsleden ervan”;

(93) Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 6, tweede alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

“De vertaling wordt binnen de overeenkomstig artikel 144 bis, onder b), vastgestelde termijn ingediend.”

(b) het volgende lid 8 wordt toegevoegd:

“8. De uitvoerend bestuurder bepaalt op welke wijze de vertalingen worden gecertificeerd.”;

(94) In artikel 120, lid 1, worden de woorden “de uitvoeringsverordening” vervangen door de woorden “een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling”;

(95) Artikel 122 wordt geschrapt;

(96) Artikel 123 wordt vervangen door:

“Artikel 123 Transparantie

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (*) is van toepassing op de documenten die bij het Bureau berusten.

2. De raad van bestuur stelt nadere bepalingen vast ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

3. Tegen besluiten van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan klacht worden ingediend bij de Ombudsman of kan een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag.

4. Op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap is Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing (**).

(*) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(**) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.”;

(97) Het volgende artikel 123 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 123 bis Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

Het Agentschap past de beginselen inzake veiligheid toe die vervat zijn in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens, als vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom (*). Toepassing van de veiligheidsbeginselen heeft onder meer betrekking op de uitwisseling, de verwerking en de opslag van deze gegevens.

(*) PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.”;

(98) In titel XII wordt de volgende afdeling 1 bis ingevoegd:

“AFDELING 1 bis Taken van het Agentschap en samenwerking ter bevordering van convergentie

Artikel 123 ter Taken van het Agentschap

1. Het Agentschap heeft de volgende taken:

(a) beheer en bevordering van het Europese merkenstelsel als ingevoerd bij deze verordening;

(b) beheer en bevordering van het Europese modellenstelsel als ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad (*);

(c) bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van merken en modellen in samenwerking met de centrale diensten voor intellectuele eigendom in de lidstaten, met inbegrip van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

(d) de taken als bedoeld in Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad (**).

2. Het Agentschap werkt met betrekking tot de in lid 1 bedoelde taken samen met instellingen, autoriteiten, instanties, diensten voor intellectuele eigendom, internationale en niet-gouvernementele organisaties.

3. Het Agentschap kan partijen met vrijwillige bemiddelingsdiensten bijstand verlenen om te komen tot een minnelijke regeling.

Artikel 123 quater Samenwerking ter bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten

1. Het Agentschap en de diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom werken onderling samen om convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van merken en modellen te bevorderen.

Deze samenwerking heeft betrekking op de volgende activiteiten:

(a) de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor onderzoek;

(b) de oprichting van gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken en portaalsites ten behoeve van raadpleging, recherche en classificatie in de hele Unie;

(c) de voortdurende verstrekking en uitwisseling van gegevens en informatie, waaronder het aanvullen van gegevensbanken en portaalsites als bedoeld onder b);

(d) de invoering van gemeenschappelijke normen en praktijken teneinde in de hele Unie interoperabiliteit tussen procedures en systemen te verzekeren en te komen tot meer consistentie, efficiëntie en doeltreffendheid;

(e) informatie-uitwisseling over intellectuele-eigendomsrechten en procedures, met inbegrip van onderlinge bijstand aan helpdesks en informatiecentra;

(f) uitwisseling van technische deskundigheid en bijstand met betrekking tot de onder a) tot en met e) bedoelde gebieden.

2. Het Agentschap bepaalt, ontwikkelt en coördineert projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie met betrekking tot de in lid 1 bedoelde gebieden. De projectomschrijving bevat de specifieke verplichtingen en taken van elke deelnemende dienst voor intellectuele eigendom van de lidstaten en van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom.

3. De diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom nemen daadwerkelijk deel aan de in lid 2 bedoelde gemeenschappelijke projecten teneinde de ontwikkeling, de werking, de interoperabiliteit en de voortdurende aanvulling ervan te verzekeren.

4. Het Agentschap biedt financiële ondersteuning aan de in lid 2 bedoelde projecten van gemeenschappelijk belang voor de Unie voor zover dit noodzakelijk is om overeenkomstig lid 3 de daadwerkelijke deelname van de diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom aan de projecten te verzekeren. Deze financiële steun kan de vorm van subsidies aannemen. Het totale bedrag van de financiering mag 10 % van de jaarlijkse inkomsten van het Agentschap niet overschrijden. De begunstigden van de subsidies zijn de diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Subsidies kunnen zonder openbare oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend overeenkomstig de financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap en de beginselen van de subsidieprocedures als bedoeld in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (***) en gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (****).

(*) PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1.

(**) PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1.

(***) PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(****) PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.”;

(99) In titel XII worden de afdelingen 2 en 3 als volgt vervangen:

“AFDELING 2 Raad van bestuur

Artikel 124 Functies van de raad van bestuur

1. Onverminderd de functies die in afdeling 5 aan het begrotingscomité zijn toegekend, vervult de raad van bestuur de volgende functies:

(a) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder c), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de raad van bestuur voor het komende jaar het jaarlijks werkprogramma van het Agentschap aan, rekening houdende met het advies van de Commissie, en zendt hij het vastgestelde jaarlijks werkprogramma over aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

(b) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder d), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld en rekening houdend met het advies van de Commissie, stelt de raad van bestuur een strategisch meerjarenprogramma voor het Agentschap op, met inbegrip van de strategie voor internationale samenwerking van het Agentschap, na overleg tussen de uitvoerend bestuurder en de desbetreffende commissie van het Europees Parlement, en zendt hij het vastgestelde strategisch meerjarenprogramma over aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

(c) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder f), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de raad van bestuur het jaarverslag aan en zendt hij het vastgestelde jaarverslag over aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer;

(d) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder g), door de uitvoerend bestuurder is opgesteld, neemt de raad van bestuur het meerjarenplan inzake personeelsbeleid aan;

(e) de raad van bestuur neemt regels aan inzake de voorkoming en het beheer van belangenconflicten in het Agentschap;

(f) overeenkomstig lid 2 oefent de raad van bestuur met betrekking tot het personeel van het Agentschap de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het Statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en die krachtens de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden zijn toegekend aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag ("de bevoegdheden tot aanstelling");

(g) de raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut passende regels aan ter uitvoering van het statuut en van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden;

(h) de raad van bestuur stelt de uitvoerend bestuurder en de adjunct-uitvoerend bestuurder of adjunct-uitvoerend bestuurders aan en kan hen uit het ambt ontzetten overeenkomstig artikel 129, en stelt de voorzitter van het Agentschap, de voorzitters en de leden van de kamers van beroep aan overeenkomstig artikel 136;

(i) de raad van bestuur zorgt voor passende follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en evaluaties als bedoeld in artikel 165 bis, alsmede uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

(j) de raad van bestuur wordt geraadpleegd vóór de vaststelling van de richtsnoeren voor onderzoek in het Agentschap en in de andere gevallen waarin deze verordening voorziet;

(k) de raad van bestuur kan, indien hij dit nodig acht, de uitvoerend bestuurder en de Commissie adviezen verstrekken en hen om inlichtingen verzoeken.

2. Overeenkomstig artikel 110 van het statuut van de ambtenaren en artikel 142 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden neemt de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het statuut en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit waarbij de desbetreffende bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend bestuurder worden gedelegeerd en de voorwaarden worden bepaald waaronder deze delegatie kan worden geschorst.

De uitvoerend bestuurder kan deze bevoegdheden subdelegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend bestuurder en de door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend bestuurder.

Artikel 125 Samenstelling van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie, alsmede hun plaatsvervangers.

2. De leden van de raad van bestuur kunnen zich overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde laten bijstaan door adviseurs of deskundigen.

3. De duur van de ambtstermijn bedraagt vier jaar. Deze ambtstermijn kan worden verlengd.

Artikel 126 Voorzitter van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. De ondervoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter indien deze is verhinderd.

2. De voorzitter en de ondervoorzitter hebben zitting voor een periode van vier jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter tijdens hun ambtstermijn eindigt, loopt deze ambtstermijn automatisch af op dezelfde datum.

Artikel 127 Vergaderingen

1. De voorzitter roept de raad van beheer in vergadering bijeen.

2. De uitvoerend bestuurder neemt deel aan de beraadslagingen, tenzij de raad van bestuur anders bepaalt.

3. De raad van bestuur houdt eenmaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt hij bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten.

4. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

5. De raad van bestuur neemt besluiten met absolute meerderheid van de stemmen van de leden. Voor besluiten die de raad van bestuur kan nemen overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder a) en b), artikel 126, lid 1, en artikel 129, leden 2 en 4, is echter een tweederde meerderheid van de leden vereist. In beide gevallen beschikt elk lid over één stem.

6. De raad van bestuur kan waarnemers op zijn vergaderingen uitnodigen.

7. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door het Agentschap.

AFDELING 2 Uitvoerende raad

Artikel 127 bis Instelling

De raad van bestuur kan een uitvoerende raad instellen.

Artikel 127 ter Functies en organisatie

1. De uitvoerende raad verleent bijstand aan de raad van bestuur.

2. De uitvoerende raad heeft de volgende functies:

(a) de besluiten van de raad van bestuur voorbereiden;

(b) samen met de raad van bestuur zorgen voor passende follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en evaluaties als bedoeld in artikel 165 bis, alsmede uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

(c) onverminderd de functies van de uitvoerend bestuurder als omschreven in artikel 128, bij de tenuitvoerlegging van de besluiten van de raad van bestuur aan de uitvoerend bestuurder ondersteuning en advies verlenen teneinde het toezicht op het administratief beheer te versterken.

3. In spoedgevallen kan de uitvoerende raad indien nodig bepaalde voorlopige besluiten namens de raad van bestuur nemen, in het bijzonder in aangelegenheden van administratief beheer, met inbegrip van schorsing van de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling.

4. De uitvoerende raad bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, één vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van bestuur en drie andere leden die door de raad van bestuur onder zijn leden zijn aangesteld. De voorzitter van de raad van bestuur is eveneens voorzitter van de uitvoerende raad. De uitvoerend bestuurder neemt deel aan de vergaderingen van de uitvoerende raad maar heeft geen stemrecht.

5. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad bedraagt vier jaar. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt.

6. De uitvoerende raad komt ten minste eenmaal om de drie maanden in gewone vergadering bijeen. Daarnaast komt hij bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van de leden.

7. De uitvoerende raad voegt zich naar het door de raad van bestuur vastgestelde reglement van orde.

AFDELING 3 Uitvoerend bestuurder

Artikel 128 Functies van de uitvoerend bestuurder

1. Het Agentschap wordt beheerd door de uitvoerend bestuurder. De uitvoerend bestuurder legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van bestuur en het begrotingscomité is de uitvoerend bestuurder onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taken en vraagt of aanvaardt hij geen instructies van een regering of andere instantie.

3. De uitvoerend bestuurder treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

4. De uitvoerend bestuurder vervult in het bijzonder de volgende functies:

(a) hij neemt alle nodige maatregelen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van aankondigingen, om de werking van het Agentschap te verzekeren;

(b) hij voert de besluiten van de raad van bestuur uit;

(c) hij stelt een ontwerp van jaarlijks werkprogramma op, met vermelding van de geraamde menselijke en financiële middelen voor elke activiteit, en legt dit na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;

(d) hij stelt een ontwerp van strategisch meerjarenprogramma op, met inbegrip van de strategie voor internationale samenwerking van het Agentschap, en legt dit voor aan de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie en overleg met de desbetreffende commissie van het Europees Parlement;

(e) hij voert het jaarlijks werkprogramma en het strategisch meerjarenprogramma uit en doet verslag aan de raad van bestuur over de tenuitvoerlegging;

(f) hij stelt het jaarverslag over de werkzaamheden van het Agentschap op en legt het verslag ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur;

(g) hij stelt een ontwerp van meerjarenplan inzake personeelsbeleid op en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;

(h) hij stelt een actieplan op voor de follow-up van de conclusies van de interne en externe auditverslagen en evaluaties alsmede van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en rapporteert tweemaal per jaar over de voortgang daarvan aan de Commissie en de raad van bestuur;

(i) hij beschermt de financiële belangen van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en indien nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties;

(j) hij stelt een strategie ter bestrijding van fraude voor het Agentschap op en legt deze ter goedkeuring voor aan het begrotingscomité;

(k) om de eenvormige toepassing van de verordening te verzekeren kan hij aan de uitgebreide kamer van beroep rechtsvragen voorleggen, in het bijzonder indien de kamers van beroep terzake onderling afwijkende beslissingen hebben genomen;

(l) hij stelt een raming van ontvangsten en uitgaven van het Agentschap op en voert de begroting uit;

(m) hij oefent ten aanzien van de personeelsleden de bevoegdheden uit die hem krachtens artikel 124, lid 1, onder f), door de raad van bestuur zijn toegekend;

(n) hij oefent de bevoegdheden uit die hem krachtens artikel 26, lid 3, artikel 29, lid 5, artikel 30, lid 2, artikel 45, lid 3, artikel 75, lid 2, artikel 78, lid 5, de artikelen 79, 79 ter, 79 quater, artikel 87, lid 3, de artikelen 88 en 89, artikel 93, lid 4, artikel 119, lid 8, en artikel 144 zijn toegekend in overeenstemming met de criteria waarin deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen voorzien;

(o) hij kan zijn functies delegeren.

5. De uitvoerend bestuurder wordt bijgestaan door een of meer adjunct-uitvoerend bestuurders. Bij afwezigheid of verhindering van de uitvoerend bestuurder wordt deze vervangen door de adjunct-uitvoerend bestuurder of een van de adjunct-uitvoerend bestuurders volgens de door de raad van bestuur vastgestelde procedure.

Artikel 129 Aanstelling en ontslag van de uitvoerend bestuurder en verlenging van zijn ambtstermijn

1. De uitvoerend bestuurder wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van het Agentschap overeenkomstig artikel 2, onder a), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

2. De uitvoerend bestuurder wordt na een open en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. Vóór zijn aanstelling kan de door de raad van bestuur geselecteerde kandidaat worden uitgenodigd om voor een daartoe bevoegde commissie van het Europees Parlement een verklaring af te leggen en te antwoorden op vragen van leden van deze commissie. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend bestuurder wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

De uitvoerend bestuurder kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Europese Commissie.

3. De ambtstermijn van de uitvoerend bestuurder bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn verricht de Commissie een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend bestuurder en de toekomstige taken en uitdagingen van het Agentschap.

4. Op voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in lid 3, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend bestuurder eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.

5. Een uitvoerend bestuurder wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

6. De adjunct-uitvoerend bestuurder of de adjunct-uitvoerend bestuurders worden aangesteld of uit het ambt ontzet overeenkomstig lid 2, na raadpleging van de uitvoerend bestuurder en, indien van toepassing, de verkozen uitvoerend bestuurder. De ambtstermijn van de adjunct-uitvoerend bestuurder bedraagt vijf jaar. De termijn kan door de raad van bestuur eenmaal voor ten hoogste vijf jaar worden verlengd op voorstel van de Commissie, als voorgeschreven in lid 4, na raadpleging van de uitvoerend bestuurder.”;

(100) Artikel 130 wordt als volgt gewijzigd:

(a) punt c) wordt vervangen door:

"c) de dienst die belast is met het bijhouden van het register;”

(b) het volgende punt f) wordt toegevoegd:

“f) elke andere eenheid of persoon die door de uitvoerend bestuurder daartoe is aangesteld.”;

(101) In artikel 132, lid 2, wordt de derde zin vervangen door:

“In bijzondere gevallen vastgesteld overeenkomstig artikel 144 bis, onder c), worden de beslissingen door één lid genomen.";

(102) Artikel 133 wordt vervangen door:

“Artikel 133 Dienst die belast is met het bijhouden van het register

1. De dienst die belast is met het bijhouden van het register, is bevoegd om beslissingen te nemen met betrekking tot vermeldingen in het register.

2. Hij is ook bevoegd om de in artikel 93, lid 2, bedoelde lijst van erkende gemachtigden bij te houden.

3. De beslissingen van de dienst worden genomen door één lid.”;

(103) Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Een nietigheidsafdeling is bevoegd om beslissingen te nemen met betrekking tot:

(a) het verzoek om vervallen- of nietigverklaring van een Europees merk,

(b) het verzoek om afsplitsing van een Europees merk als bedoeld in artikel 18.”;

(b) in lid 2 wordt de derde zin vervangen door:

“In bijzondere gevallen vastgesteld overeenkomstig artikel 144 bis, onder c), worden de beslissingen door één lid genomen.";

(104) Het volgende artikel 134 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 134 bis Algemene bevoegdheid

Krachtens deze verordening vereiste beslissingen die niet binnen de bevoegdheid van een onderzoeker, een oppositieafdeling, een nietigheidsafdeling of de dienst belast met het bijhouden van het register vallen, worden genomen door een ambtenaar of eenheid die door de uitvoerend bestuurder daartoe is aangesteld.”;

(105) Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. De kamers van beroep zijn bevoegd om beslissingen te nemen over het beroep tegen beslissingen die krachtens de artikelen 131 tot en met 134 bis zijn genomen.";

(b) in lid 3 wordt punt a) vervangen door:

“a) het orgaan van de kamers van beroep als bedoeld in artikel 136, lid 4, onder a); of”;

(c) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De uitgebreide raad is eveneens bevoegd om gemotiveerde adviezen te verstrekken over juridische vraagstukken die hem worden voorgelegd overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder k).”;

(d) in lid 5 wordt de laatste zin geschrapt;

(106) Artikel 136 wordt vervangen door:

“Artikel 136 Onafhankelijkheid van de leden van de kamers van beroep

1. De voorzitter van de kamers van beroep en de voorzitters van de kamers worden aangesteld voor een termijn van vijf jaar volgens de in artikel 129 bedoelde procedure voor de aanstelling van de uitvoerend bestuurder. Zij worden tijdens deze termijn niet van hun ambt ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en het Hof van Justitie op verzoek van de instantie die hen heeft aangesteld, daartoe beslist.

2. De ambtstermijn van de voorzitter van de kamers van beroep kan eenmaal worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot zijn pensionering indien deze leeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van zijn prestaties door de raad van bestuur.

3. De ambtstermijn van de voorzitters van de kamers kan worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot zijn pensionering indien deze leeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van hun prestaties door de raad van bestuur, en na een positief advies van de voorzitter van de kamers van beroep.

4. De voorzitter van de kamers van beroep heeft de volgende functies op het gebied van beheer en organisatie:

(a) het voorzitterschap van het orgaan van de kamers van beroep dat bevoegd is om de regels en de organisatie van het werk van de kamers vast te stellen;

(b) de tenuitvoerlegging van de beslissingen van dit orgaan;

(c) de toewijzing van de zaken aan een kamer op basis van de objectieve criteria die zijn vastgesteld door het orgaan van de kamers van beroep;

(d) de kennisgeving aan de uitvoerend bestuurder van de behoeften inzake uitgaven van de kamers met het oog op de opstelling van een raming van uitgaven.

De voorzitter van de kamers van beroep zit de uitgebreide kamer voor.

5. De leden van de kamers van beroep worden door de raad van bestuur aangesteld voor een termijn van vijf jaar. Deze ambtstermijn kan worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot de pensioengerechtigde leeftijd indien deze in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt, na een voorafgaande positieve evaluatie van hun prestaties door de raad van bestuur, en na een positief advies van de voorzitter van de kamers van beroep.

6. De leden van de kamers van beroep kunnen niet van hun functie worden ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en het Hof van Justitie daartoe beslist nadat de zaak door de raad van bestuur aanhangig is gemaakt op aanbeveling van de voorzitter van de kamers van beroep en na raadpleging van de voorzitter van de kamer waartoe het betrokken lid behoort.

7. De voorzitter van de kamers van beroep en de voorzitters en leden van de kamers van beroep zijn onafhankelijk. Bij hun beslissingen zijn zij aan geen enkele instructie gebonden.

8. Beslissingen van een uitgebreide kamer over beroepen of adviezen inzake juridische vraagstukken die overeenkomstig artikel 135 door de uitvoerend bestuurder zijn voorgelegd, zijn verbindend voor de in artikel 130 bedoelde organen met beslissingsbevoegdheid van het Agentschap.

9. De voorzitter van de kamers van beroep en de voorzitters en leden van de kamers van beroep vervullen niet de functie van onderzoeker, lid van een oppositieafdeling, dienst die belast is met het bijhouden van het register, of nietigheidsafdeling.”

(107) Artikel 138 wordt vervangen door:

“Artikel 138 Begrotingscomité

1. Het begrotingscomité heeft de functies die hem overeenkomstig deze afdeling worden toegekend.

2. De artikelen 125, 126 en artikel 127, leden 1 tot en met 4, 6 en 7, zijn mutatis mutandis van toepassing op het begrotingscomité.

3. Het begrotingscomité neemt besluiten met absolute meerderheid van de stemmen van de leden. Voor besluiten waarvoor het begrotingscomité overeenkomstig artikel 140, lid 3, en artikel 143 bevoegd is, is echter een tweederde meerderheid van de leden vereist. In beide gevallen beschikt elk lid over één stem.”;

(108) In artikel 139 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. Het Agentschap stelt voor de Commissie een tweejaarlijks verslag over zijn financiële situatie op. Op basis van dit verslag herziet de Commissie de financiële situatie van het Agentschap.”;

(109) Het volgende artikel 141 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 141 bis Fraudebestrijding

1. Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1073/1999 te bevorderen, treedt het Agentschap toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt het voor alle personeelsleden van het Agentschap een passende regeling op volgens het model van de bijlage bij dat akkoord.

2. De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van het Agentschap EU-middelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

3. Het OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een contract dat door het Agentschap wordt gefinancierd.

4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap bepalingen worden opgenomen die de Europese Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

5. Het begrotingscomité stelt een strategie voor fraudebestrijding vast die evenredig met het frauderisico is rekening houdend met de kosten-/batenverhouding van de uit te voeren maatregelen.”;

(110) Artikel 144 wordt vervangen door:

“Artikel 144 Taksen

1. Naast de taksen waarin artikel 26, lid 2, artikel 36, lid 1, onder c), artikel 41, lid 3, artikel 44, lid 4, artikel 47, leden 1 en 3, artikel 49, lid 4, artikel 56, lid 2, artikel 60, artikel 81, lid 3, artikel 82, lid 1, artikel 113, lid 1, en artikel 147, lid 5, voorzien, worden in de volgende gevallen taksen aangerekend:

(a) afgifte van een duplicaat van het inschrijvingsbewijs;

(b) inschrijving van een licentie of een ander recht inzake een Europees merk;

(c) inschrijving van een licentie of een ander recht inzake een aanvrage om een Europees merk;

(d) doorhaling van de inschrijving van een licentie of een ander recht;

(e) wijziging van een ingeschreven Europees merk;

(f) afgifte van een uittreksel uit het register;

(g) inzage in de dossiers;

(h) afgifte van afschriften van dossierstukken;

(i) afgifte van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de aanvrage;

(j) mededeling van gegevens uit een dossier;

(k) verificatie van de te vergoeden proceskosten.

2. Het bedrag van de in lid 1 bedoelde taksen moet zodanig worden vastgesteld dat met de daaruit voortvloeiende ontvangsten in beginsel het evenwicht in de begroting van het Agentschap kan worden gehandhaafd en de toename van grote overschotten wordt vermeden. Onverminderd artikel 139, lid 4, herziet de Commissie de hoogte van de taksen in geval van herhaaldelijke grote overschotten. Ingeval deze herziening geen verdere vermindering of wijziging in het niveau van de taksen tot gevolg heeft waardoor de verdere aangroei van aanzienlijke overschotten wordt voorkomen, worden de overschotten die na de herziening zijn ontstaan, overgedragen aan de begroting van de Unie.

3. De uitvoerend bestuurder bepaalt de aan te rekenen vergoeding voor de andere diensten van het Agentschap dan de in lid 1 bedoelde diensten en voor de publicaties die het Agentschap uitgeeft overeenkomstig de criteria waarin de krachtens artikel 144 bis, onder d), vastgestelde gedelegeerde handeling voorziet. Het bedrag van de vergoeding bedraagt niet meer dan wat noodzakelijk is om de kosten van de specifieke door het Agentschap verrichte dienst te vergoeden.

4. In overeenstemming met de criteria waarin de overeenkomstig artikel 144 bis, onder d), vastgestelde gedelegeerde handeling voorziet, kan de uitvoerend bestuurder de volgende maatregelen nemen:

(a) hij kan bepalen welke andere specifieke betalingsmethoden kunnen worden gebruikt dan die welke overeenkomstig artikel 144 bis, onder d), zijn vastgesteld, in het bijzonder door middel van deposito’s op lopende rekeningen van het Agentschap;

(b) hij kan het bedrag bepalen dat in geval van te hoge betaling voor een taks of een vergoeding niet wordt teruggegeven;

(c) hij kan afzien van gedwongen invordering van een verschuldigd bedrag wanneer het in te vorderen bedrag onbeduidend is of wanneer de invordering te onzeker is.

Wanneer de onder a) bedoelde betalingsmethoden kunnen worden gebruikt, bepaalt de uitvoerend bestuurder op welke datum deze betalingen worden geacht te zijn verricht ten aanzien van het Agentschap.”;

(111) De volgende afdeling 6 wordt ingevoegd:

“AFDELING 6 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 144 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de specifieke criteria voor het gebruik van de talen als bedoeld in artikel 119;

(b) de gevallen waarin beslissingen over oppositie en nietigheid door één lid worden genomen overeenkomstig artikel 132, lid 2, en artikel 134, lid 2;

(c) de regels voor de organisatie van de kamers van beroep, met inbegrip van de instelling en de rol van de autoriteit van kamers van beroep als bedoeld in artikel 135, lid 3, onder a), de samenstelling van de uitgebreide kamer en de regels betreffende de aanhangigmaking als bedoeld in artikel 135, lid 4, en de voorwaarden waaronder beslissingen door één enkel lid worden genomen overeenkomstig artikel 135, leden 2 en 5;

(d) het stelsel van taksen en vergoedingen die overeenkomstig artikel 144 aan het Agentschap moeten worden betaald, met inbegrip van het bedrag van de taksen, de betalingsmethoden, de valuta, het tijdstip waarop taksen en vergoedingen verschuldigd zijn, de datum waarop de betaling wordt geacht te zijn verricht en de gevolgen van niet- of laattijdige betaling, teveel betaalde of te weinig betaalde bedragen, de diensten die kosteloos kunnen worden verstrekt, en de criteria volgens welke de uitvoerend bestuurder de in artikel 144, leden 3 en 4, bedoelde bevoegdheden kan uitoefenen.”;

(112) In artikel 145, lid 1, worden de woorden “haar uitvoeringsverordeningen” vervangen door “de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen”;

(113) In artikel 147 worden de leden 4, 5 en 6 vervangen door:

“4. Bij de indiening van een internationale aanvrage moet een taks aan het Agentschap worden betaald. Indien de internationale inschrijving op een Europees merk moet worden gebaseerd zodra dit is ingeschreven, is de taks verschuldigd op de datum van inschrijving van het Europees merk. De aanvrage wordt eerst geacht te zijn ingediend nadat de verschuldigde taks is betaald.

5. De internationale aanvrage voldoet aan de formele voorwaarden vastgesteld overeenkomstig artikel 161 bis, onder a).

6. Het Agentschap onderzoekt of de internationale aanvrage voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 146 en in de leden 1, 3 en 5 van dit artikel.

7. Het Agentschap doet de internationale aanvrage zo spoedig mogelijk toekomen aan het Internationale Bureau.”;

(114) Het volgende artikel 148 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 148 bis Kennisgeving van de ongeldigheid van de basisaanvrage of -inschrijving

Binnen vijf jaar na de datum van de internationale inschrijving stelt het Agentschap het Internationale Bureau in kennis van de feiten en beslissingen die van invloed zijn voor de geldigheid van de aanvrage voor een Europees merk of de inschrijving van een Europees merk waarop de internationale inschrijving gebaseerd was.”;

(115) Aan artikel 149 wordt de volgende zin toegevoegd:

“Het verzoek voldoet aan de formele voorwaarden vastgesteld overeenkomstig artikel 161 bis, onder c).”;

(116) Artikel 154, lid 4, wordt geschrapt;

(117) Het volgende artikel 154 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 154 bis Collectieve en kwaliteitsmerken

Wanneer een internationale inschrijving op een basisaanvrage of basisinschrijving voor een collectief merk, kwaliteitsmerk of garantiemerk is gebaseerd, volgt het Agentschap de procedures waarin overeenkomstig artikel 161 bis, onder f), wordt voorzien.”;

(118) Artikel 155 wordt geschrapt;

(119) Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd:

(a) in lid 2 worden de woorden “zes maanden” vervangen door “één maand”;

(b) lid 4 wordt geschrapt;

(120) De volgende artikelen 158 bis, 158 ter en 158 quater worden ingevoegd:

“Artikel 158 bis Rechtsgevolg van inschrijving van overgang

De aantekening in het internationale register van een eigendomsovergang van de internationale inschrijving heeft dezelfde gevolgen als de vermelding van een overgang in het register overeenkomstig artikel 17.

Artikel 158 ter Rechtsgevolg van inschrijving van licenties en andere rechten

De aantekening in het internationale register van een licentie of een beperking van het beschikkingsrecht van de houder ten aanzien van de internationale inschrijving heeft dezelfde gevolgen als de inschrijving in het register van een licentie, een zakelijk recht, een gedwongen tenuitvoerlegging of insolventieprocedure, overeenkomstig respectievelijk de artikelen 19, 20, 21 en 22.

Artikel 158 ter Onderzoek van verzoeken om inschrijving van overgangen, licenties of beperkingen van het beschikkingsrecht van de houder

Het Agentschap stuurt de verzoeken om inschrijving van een eigendomsovergang, een licentie of een beperking in het beschikkingsrecht van de houder, de wijziging of doorhaling van een licentie of de opheffing van een beperking van het beschikkingsrecht van de houder die bij hem zijn ingediend, naar het Internationale Bureau in de gevallen waarin overeenkomstig artikel 161 bis, onder h), is voorzien.”;

(121) Artikel 159 wordt als volgt gewijzigd:

(a) lid 1, onder b), komt als volgt te luiden:

“b) in de aanwijzing van een lidstaat die partij is bij de Protocol van Madrid, op voorwaarde dat het op de datum van de aanvrage om omzetting mogelijk was deze lidstaat rechtstreeks aan te wijzen op basis van het Protocol van Madrid. De artikelen 112, 113 en 114 zijn van toepassing.”;

(b) in lid 2 worden de woorden “of bij de Schikking van Madrid” geschrapt;

(122) In titel XIII wordt de volgende afdeling 4 ingevoegd:

“AFDELING 4 Delegatie van bevoegdheden

Artikel 161 bis Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

(a) de formele voorwaarden van een internationale aanvrage als bedoeld in artikel 147, lid 5, de procedure voor het onderzoek van een internationale aanvrage overeenkomstig artikel 147, lid 6, en de regels voor de verzending van een internationale aanvrage naar het Internationale Bureau overeenkomstig artikel 147, lid 4;

(b) de regels voor de kennisgeving als bedoeld in artikel 148 bis;

(c) de formele voorwaarden voor een verzoek om territoriale uitstrekking als bedoeld in artikel 149, lid 2, de procedure voor het onderzoek van deze voorwaarden en de regels voor de verzending van een verzoek om territoriale uitstrekking naar het Internationale Bureau;

(d) de procedure voor de indiening van een beroep op anciënniteit overeenkomstig artikel 153;

(e) de procedures voor het onderzoek van absolute weigeringsgronden als bedoeld in artikel 154 en voor de indiening en onderzoek van een oppositie overeenkomstig artikel 156, met inbegrip van de nodige mededelingen aan het Internationale Bureau;

(f) de procedures met betrekking tot de internationale inschrijvingen als bedoeld in artikel 154 bis;

(g) de gevallen waarin het Agentschap het Internationale Bureau in kennis stelt van de nietigverklaring van de gevolgen van een internationale inschrijving overeenkomstig artikel 158 en de informatie die deze kennisgeving moet bevatten;

(h) de regels voor de verzending van de verzoeken aan het Internationale Bureau als bedoeld in artikel 158 ter;

(i) de voorwaarden waaraan een verzoek om omzetting als bedoeld in artikel 159, lid 1, moet voldoen;

(j) de formele voorwaarden van een aanvrage om omzetting als bedoeld in artikel 161 en de procedures voor deze omzetting;

(k) de regels voor de kennisgevingen tussen het Agentschap en het Internationale Bureau, met inbegrip van de kennisgevingen die overeenkomstig artikel 147, lid 4, artikel 148 bis, artikel 153, lid 2, en artikel 158 ter worden verricht.”;

(123) Artikel 162 wordt geschrapt;

(124) Artikel 163 wordt geschrapt;

(125) Het volgende artikel 163 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 163 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in de artikelen 24 bis, 35 bis, 45 bis, 49 bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74 duodecies, 93 bis, 114 bis, 144 bis en 161 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig de artikelen 24 bis, 35 bis, 45 bis, 49 bis, 57 bis, 65 bis, 74 bis, 74 duodecies, 93 bis, 114 bis, 144 bis en 161 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”;

(126) Artikel 164 wordt geschrapt;

(127) Het volgende artikel 165 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 165 bis Evaluatie en herziening

1. Tegen 2019 en daarna om de vijf jaar geeft de Commissie opdracht tot een evaluatie over de tenuitvoerlegging van deze verordening.

2. De evaluatie heeft betrekking op het regelgevingskader voor samenwerking tussen het Agentschap en de diensten voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, met bijzondere aandacht voor het financieringsmechanisme. De evaluatie behandelt verder de resultaten, de doeltreffendheid en de efficiëntie van het Agentschap en zijn werkmethoden. Zij richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van het Agentschap moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen.

3. De Commissie zendt het evaluatieverslag met haar conclusies over het verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

4. Bij elke tweede evaluatie worden de door het Agentschap bereikte resultaten getoetst aan zijn doelstellingen, opdracht en taken. Indien de Commissie van mening is dat het voortbestaan van het Agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van de toegewezen doelstellingen, opdracht en taken, kan zij voorstellen om deze verordening in te trekken.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op [vermeld als datum 90 dagen na die van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie].

Artikel 1, punten (9), (10)(b), (21), (22), (23), (25), (26), (27), (29), (30), (31), (34), (37), (38), (41), (44), (46), (57), (58), (59), (60), (61), (63), (64), (66), (67), (68), (69), (70), (71), (72), (73), (75), (76), (77), (78), (79), (88), (89), (93), (94), (99) voor zover het betrekking heeft op artikel 128, lid 4, onder n), (101), (103)(b), (105)(d), (112), (113), (114), (115), (117), (120), (123) en (124), treedt in werking op [vermeld de eerste dag van de eerste maand na 18 maanden volgend op de in de eerste alinea vermelde datum].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               Conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 21 en 22 mei 2007, document van de Raad 9427/07.

[2]               Mededeling van de Commissie: "Denk eerst klein" - Een "Small Business Act" voor Europa, COM(2008)394 definitief van 25 juni 2008.

[3]               COM(2008) 465 definitief van 16 juli 2008.

[4]               COM(2010) 546 definitief van 6 oktober 2010.

[5]               Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten. Creativiteit en innovatie bevorderen met het oog op economische groei, kwaliteitsjobs en eersteklasproducten en ‑diensten in Europa - COM(2011) 287.

[6]               Zie het eindverslag van de studie, met inbegrip van bijlagen, op http://ec.europa.eu/internal_market/indprop/tm/index_en.htm.

[7]               Conclusies van de Raad van 25 mei 2010 over de toekomstige herziening van het merkenstelsel in de Europese Unie, PB C 140 van 29.5.2010, blz. 22.

[8]               OJ OHIM 2005, blz. 1402.

[9]               PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

[10]             PB L 154 van 17.6.2009, blz. 1.

[11]             PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

[12]             Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, PB L 336 van 23.12.1994, blz. 213.

[13]             Conclusie van advocaat-generaal Jääskinen in zaak C-323/09, Interflora, par. 9.

[14]             Arrest van 11 september 2007, zaak C-17/06, Céline, Jur. I-7041.

[15]             PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

[16]             Arrest van 1 december 2011, zaken C-446/09 Philips en C-495/09 Nokia.

[17]             Gezamenlijke verklaringen van de Raad en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, neergelegd in de notulen van de Raadsvergadering over de Eerste richtlijn van de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, aangenomen op 21 december 1988.

[18]             Arrest van 19 juni 2012, zaak C-370/10, IP Translator.

[19]             Mededeling nr. 2/12 van de voorzitter van het Bureau, OJ OHIM 7/2012.

[20]             PB L 303 van 15.12.1995, blz. 1.

[21]             PB L 303 van 15.12.1995, blz. 33.

[22]             PB L 28 van 6.2.1996, blz. 11.

[23]               PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 79.

[24]               PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

[25]               PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1.

[26]               PB L 299 van 8.11.2008, blz. 25.

[27]               COM(2008) 465.

[28]               PB C 140 van 29.5.2010, blz. 22.

[29]               COM(2011) 287.

[30]               PB L 336 van 23.12.1994, blz. 214.

[31]               PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.