52013PC0078

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad /* COM/2013/078 final - 2013/0049 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het vrije verkeer van veilige consumentenproducten is een van de hoekstenen van de Europese Unie. Dit is een belangrijke pijler van de interne markt en geeft de consument vertrouwen bij het aanschaffen van producten.

Dit voorstel voor een verordening betreffende de veiligheid van consumentenproducten ter vervanging van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid[1] (hierna "de richtlijn algemene productveiligheid" genoemd) betreft industriële niet-voedingsproducten voor consumenten. Net als de richtlijn algemene productveiligheid stelt de voorgestelde verordening met het oog op de vereiste veiligheid van consumentenproducten een aantal verplichtingen voor de marktdeelnemers vast en bevat zij bepalingen voor het vaststellen van normen tot naleving van de algemene veiligheidsverplichting.

De toepassing van de voorgestelde verordening en haar wisselwerking met andere EU-wetgeving zullen aanzienlijk worden gestroomlijnd en vereenvoudigd, zonder evenwel afbreuk te doen aan een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de consument.

Een aantal overlappingen van voorschriften inzake markttoezicht en van verplichtingen van marktdeelnemers uit diverse stukken EU-wetgeving (de richtlijn algemene productveiligheid, Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten[2] en sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie waarmee ook consumentenproducten worden bestreken) hebben tot verwarring geleid bij de marktdeelnemers en de nationale autoriteiten, waardoor de doeltreffendheid van het markttoezicht in de Unie aanzienlijk wordt gehinderd.

Dit voorstel beoogt klaarheid te scheppen in het regelgevende kader voor consumentenproducten, rekening houdend met de recente ontwikkeling van de wetgeving, zoals het nieuwe, in 2008 goedgekeurde wetgevingskader voor het in de handel brengen van producten[3], de aanpassing van sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie aan dat nieuwe kader[4] en de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van een nieuwe verordening betreffende Europese normalisatie[5].

Het voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket over productveiligheid en markttoezicht, waarin ook een voorstel is begrepen voor een nieuwe markttoezichtverordening en een meerjarig actieplan voor markttoezicht voor de periode 2013-2015. De Akte voor de interne markt (2011)[6] stipte de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid en het opstellen van een plan voor markttoezicht aan als initiatieven die zullen bijdragen tot meer groei en werkgelegenheid. In de Akte voor de interne markt II[7], die in 2012 werd goedgekeurd, wordt bevestigd dat het wetgevingspakket over productveiligheid en markttoezicht een kernactie is ter verbetering van de veiligheid van in de EU verhandelde producten, door meer coherentie te brengen in de regels inzake productveiligheid en markttoezicht en door te zorgen voor betere handhaving daarvan.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Van 2009 tot 2011 heeft de Commissie een uitgebreide openbare raadpleging gehouden over de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid met betrekking tot de reikwijdte van de effectbeoordeling. Na de definitie van de reikwijdte van de effectbeoordeling is de Commissie overgegaan tot een tweede ronde van openbare raadpleging, met name over vier belangrijke aspecten waar het stelsel voor productveiligheid van de EU verbeterd moet worden: i) procedures voor het verplicht stellen van normen in het kader van de richtlijn algemene productveiligheid voor niet-geharmoniseerde producten; ii) harmonisering van veiligheidsevaluaties; iii) samenwerking en coördinatie voor markttoezicht, met inbegrip van het functioneren van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) en van onlinedistributiekanalen; en iv) aanpassing aan het wetgevingspakket vrij verkeer van goederen.

De tweede ronde van de openbare raadpleging over een aantal vastgestelde problemen en door de Commissie voorgestelde oplossingen vond plaats tussen mei en december 2010. Tussen 18 mei en 20 augustus 2010 hield de Commissie een openbaar overleg op internet over deze vier punten. De Commissie verzocht om reacties op basis van vier discussiedocumenten en negen onlinevragenlijsten waarmee diverse groepen belanghebbenden werden aangesproken. Er kwam reactie van 55 nationale autoriteiten uit alle EU-lidstaten met uitzondering van één, en uit Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Ettelijke andere belanghebbenden, waaronder meer dan dertig werkgeversorganisaties, zeventien consumentenorganisaties en meer dan vijftig individuele marktdeelnemers (ook een aantal kleine en middelgrote ondernemingen) droegen bij tot het overleg. In totaal kwamen op de negen onlinevragenlijsten 305 antwoorden binnen. Daarnaast dienden dertien bedrijven en consumentenorganisaties hun standpunt afzonderlijk in. Tijdens de raadplegingsperiode is ook een aantal presentaties en directe uitwisselingen met belanghebbenden (zowel bedrijven als consumentenorganisaties) gehouden.

De tweede ronde van de openbare raadpleging eindigde op 1 december 2010 met een internationale conferentie van belanghebbenden over de herziening van de richtlijn algemene productveiligheid; bij die gelegenheid ontving de Commissie reacties van de belanghebbenden met betrekking tot de belangrijkste conclusies van de openbare raadpleging op internet.

De derde ronde van de openbare raadpleging vond plaats tussen januari en maart 2011. Zij nam de vorm aan van een gerichte bijeenkomst met de belanghebbenden met deelname van deskundigen op de diverse gebieden. Op deze vergaderingen werd gesproken over structurele punten, zoals de organisatie van de coördinatie van het markttoezicht, de impact van de nieuwe definities van de verplichtingen van de marktdeelnemers (met name traceerbaarheidsverplichtingen), machtigingsprocedures om Europese normen volgens de richtlijn algemene productveiligheid op te stellen en wijzen om te komen tot een duidelijke en verstaanbare structuur voor de regels inzake de veiligheid van niet-voedingsproducten.

Een van de resultaten van de openbare raadpleging en van de dialoog met de belanghebbende partijen was de regels voor het markttoezicht over te hevelen van de bestaande richtlijn algemene productveiligheid naar een nieuwe afzonderlijke verordening betreffende markttoezicht die tegelijk met het onderhavige voorstel voor een herziening van de richtlijn algemene productveiligheid opgesteld en vastgesteld moet worden.

De effectbeoordeling die door de Commissie is opgesteld, bestrijkt daarom aspecten die zowel op dit voorstel als op het voorstel voor een nieuwe verordening betreffende markttoezicht betrekking hebben. De Effectbeoordelingsraad van de Commissie bracht in september 2012 een gunstig advies uit.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Toepassingsgebied en definities

De voorgestelde verordening bakent het toepassingsgebied duidelijk af vergeleken met de sectorale harmonisatiewetgeving van de Unie. Hoewel het algemene beginsel dat alle niet-voedingsproducten voor consumenten veilig moeten zijn, onverkort van kracht is, zijn de meer gedetailleerde verplichtingen voor de marktdeelnemers alleen van toepassing op marktdeelnemers die niet zijn onderworpen aan de overeenstemmende verplichtingen die zijn neergelegd in de harmonisatiewetgeving voor een specifieke productensector. De Commissie overweegt richtsnoeren op te stellen om ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, in staat te stellen de wetgeving te identificeren die van toepassing is op de consumentenproducten die zij vervaardigen of distribueren.

De sectie met definities werd geactualiseerd en waar nodig afgestemd op het nieuwe wetgevingskader voor het in de handel brengen van producten[8].

· Algemene veiligheidsverplichting en verplichtingen van de marktdeelnemers

De verplichting dat alle consumentenproducten veilig moeten zijn, wanneer zij in de Unie in de handel worden gebracht of worden aangeboden, is een fundamentele pijler van de EU-wetgeving op het gebied van productveiligheid. Deze algemene verplichting tot productveiligheid, die reeds in de richtlijn algemene productveiligheid was opgenomen, is behouden. De praktische toepassing ervan zal echter in aanzienlijke mate worden vereenvoudigd door de invoering van een duidelijke band met sectorspecifieke wetgeving en een vereenvoudiging van de voorschriften inzake normen.

Consumentenproducten conform de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie die de gezondheid en veiligheid van personen beoogt, worden ook in het kader van deze voorgestelde verordening geacht veilig te zijn. Indien zij niet conform de toepasselijke harmonisatiewetgeving zijn, worden zij niet geacht veilig te zijn, en wordt de correctie van deze situatie afhankelijk gesteld van de sectorspecifieke wetgeving in combinatie met de toekomstige markttoezichtverordening.

Daarnaast stelt het voorstel de elementaire verplichtingen vast van de marktdeelnemers (fabrikanten, importeurs, distributeurs) die betrokken zijn bij de toeleveringsketen van consumentenproducten, voor zover zij niet onderworpen zijn aan overeenstemmende verplichtingen van de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie. De verplichtingen zijn gebaseerd op de referentiebepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten[9] en betreffen onder meer kwesties als etikettering, productidentificatie, corrigerende acties in verband met onveilige producten, en kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten. Naargelang van de potentiële risico's van hun producten zullen de fabrikanten worden verplicht een technische documentatie over hun producten op te stellen met de nodige informatie waaruit moet blijken dat het product in kwestie veilig is.

Evenzo gebaseerd op Besluit nr. 768/2008/EG stelt het voorstel de eis op dat marktdeelnemers in staat zijn de marktdeelnemers aan te wijzen die hun het product hebben geleverd en de marktdeelnemers aan wie zij het hebben geleverd. Indien de risico's die inherent zijn aan een specifiek type producten dat rechtvaardigen, moet de Commissie worden gemachtigd maatregelen vast te stellen om de marktdeelnemers te verplichten een elektronisch traceerbaarheidssysteem op te zetten of daarbij aan te sluiten.

· Gebruik van Europese normen

Zoals de richtlijn algemene productveiligheid bepleit ook het voorstel voor een nieuwe verordening het gebruik van normen voor de toepassing van de algemene veiligheidsverplichting. Het proces ter identificatie van bestaande Europese normen of voor het opstellen van Europese normen die tot het vermoeden van veiligheid van een product kunnen leiden, is aanzienlijk vereenvoudigd en werd afgestemd op Verordening (EU) nr. 1025/2012 waarmee een nieuw omvattend kader voor Europese normalisatie wordt opgezet[10]. Hieruit blijkt het belang dat de Commissie hecht aan de aanpak van coregulering waardoor het gebruik van Europese normen ter ondersteuning van de voorgestelde verordening zal worden bevorderd.

· Overheveling van de voorschriften inzake markttoezicht en RAPEX naar een nieuwe verordening inzake markttoezicht

Overeenkomstig de doelstelling om het markttoezicht voor alle producten te versterken en te stroomlijnen, ongeacht of de producten geharmoniseerd zijn of niet, of bestemd zijn voor consumenten of voor professionele gebruikers, werden de voorschriften inzake markttoezicht en RAPEX die thans zijn opgenomen in de richtlijn algemene productveiligheid, overgeheveld naar het voorstel voor een nieuwe uniforme verordening inzake markttoezicht. Deze nieuwe verordening moet een enkelvoudig systeem instellen waarin alle voorschriften voor markttoezicht zijn samengebracht in één enkel instrument en waarin RAPEX de functie krijgt van één enkel waarschuwingssysteem voor risicoproducten. Verdere informatie wordt verstrekt in het voorstel voor een verordening betreffende het markttoezicht op producten.

· Bevoegdheid van de Unie, subsidiariteit, proportionaliteit en rechtsvorm

Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag is voor het opzetten en functioneren van de interne markt waarop ook de bestaande richtlijn algemene productveiligheid is vastgesteld. Bij de regelgeving voor productveiligheid oefent de Unie haar gedeelde bevoegdheden overeenkomstig artikel 4, lid 2, VWEU uit.

Binnen de interne markt, waar de vrijheid van verkeer van producten bestaat, kunnen voorschriften inzake productveiligheid slechts op Unie-niveau doeltreffend worden vastgesteld. Dit is noodzakelijk om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen (overeenkomstig artikel 169 VWEU), en ook om te voorkomen dat de lidstaten afwijkende productvoorschriften vaststellen, wat een versnippering van de interne markt tot gevolg zou hebben. Overeenkomstig de in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginselen van evenredigheid en subsidiariteit gaat dit voorstel niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van die doelstellingen.

Het voorstel heeft de vorm van een verordening. Dit is het passende rechtsinstrument, aangezien hierbij duidelijke en gedetailleerde regels worden opgelegd die op uniforme wijze en op hetzelfde tijdstip in de gehele Unie van toepassing worden. Hiermee worden divergerende toepassingen in de lidstaten vermeden, hetgeen tot verschillende niveaus van bescherming van de gezondheid en veiligheid zou leiden en belemmeringen voor de interne markt zou opwerpen. De vervanging van de nationale omzettingsmaatregelen leidt ook tot een ingrijpende vereenvoudiging, aangezien de marktdeelnemers zich bij het verrichten van hun bedrijfsactiviteiten kunnen baseren op één regelgevingskader in plaats van een "lappendeken" van nationale wetgevingen van de lidstaten.

· Grondrechten

Overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de EU beoogt dit voorstel een hoog niveau van de bescherming van de menselijke gezondheid (artikel 35 van het Handvest) en consumentenbescherming (artikel 38) te waarborgen door een hoog veiligheidsniveau van op de markt van de Unie aangeboden consumentenproducten te garanderen. Het voorstel is van invloed op de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16) voor marktdeelnemers, maar de verplichtingen die fabrikanten, importeurs en distributeurs van consumentenproducten worden opgelegd, zijn noodzakelijk om een hoog veiligheidsniveau van die producten te waarborgen.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen andere gevolgen voor de begroting dan die welke betrekking hebben op de correcte toepassing van de verordening, die als richtlijn algemene productveiligheid reeds deel uitmaakt van de wettelijke verworvenheden van de Unie. De gevolgen voor de begroting werden reeds geanticipeerd in de bestaande of geplande programma's en blijven binnen de perken van het voorstel van de Commissie voor het nieuwe meerjarige financiële kader. Details worden uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financiële memorandum.

5.           VEREENVOUDIGING EN SLIMME REGELGEVING

Dit voorstel draagt bij tot een vereenvoudiging van de EU-wetgeving en stemt overeen met de beginselen van slimme regelgeving. Bij het opstellen van dit voorstel heeft de Commissie rekening gehouden met de belangrijke vooruitgang die is geboekt met de sectorspecifieke wetgeving met het oog op het waarborgen van productveiligheid, waarbij gewoonlijk geen verschil wordt gemaakt tussen producten die bestemd zijn voor consumenten of voor professioneel gebruik. In tegenstelling tot tien of vijftien jaar geleden is het niet langer noodzakelijk een tweede reeks verplichtingen toe te passen voor marktdeelnemers die reeds onder een degelijke sectorspecifieke wetgeving vallen. Tegelijkertijd worden de verplichtingen die gelden voor fabrikanten, importeurs of distributeurs van consumentenproducten die niet onder specifieke wetgeving vallen, grotendeels aangepast aan de verplichtingen die gelden voor geharmoniseerde producten.

Hierdoor worden de administratieve lasten en de nalevingskosten voor ondernemingen teruggebracht, vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen. In de toekomst zullen zij de voorschriften die op hun handelsactiviteiten van toepassing zijn, gemakkelijk kunnen identificeren en daardoor de kosten besparen die ten gevolge van rechtsonzekerheid ontstaan.

Gezien het voorwerp en de doelstelling van de voorgestelde verordening kunnen micro-ondernemingen, als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie[11], niet worden vrijgesteld van deze voorschriften, aangezien de voorschriften inzake de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen ongeacht de grootte van de marktdeelnemer moeten worden toegepast. Micro-ondernemingen zullen echter het meest profiteren van de vereenvoudiging die de nieuwe, doelmatige wetgeving meebrengt, waarmee twee verouderde richtlijnen worden vervangen. De Commissie verbindt zich ertoe verder bijstand te verlenen aan de ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en aan de consumenten zodat zij hun respectieve rechten en plichten gemakkelijk kunnen kennen.

2013/0049 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de veiligheid van consumentenproducten en tot intrekking van Richtlijn 87/357/EEG van de Raad en Richtlijn 2001/95/EG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[12],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid[13] stelt de verplichting vast dat consumentenproducten veilig moeten zijn en de markttoezichtautoriteiten in de lidstaten maatregelen moeten treffen tegen gevaarlijke producten en tot dit doel informatie moeten uitwisselen via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) van de Gemeenschap. Richtlijn 2001/95/EG dient volledig te worden herzien om de toepassing ervan te verbeteren en consistentie te garanderen met de ontwikkelingen van de wetgeving van de Unie inzake markttoezicht, de verplichtingen van marktdeelnemers en normalisatie. Terwille van de duidelijkheid dient Richtlijn 2001/95/EG te worden ingetrokken en vervangen door de onderhavige verordening.

(2)       Een verordening is het geschikte rechtsinstrument, aangezien hierbij duidelijke en gedetailleerde regels worden opgelegd die de lidstaten geen speelruimte laten voor een afwijkende omzetting. Bovendien garandeert een verordening dat de wettelijke verplichtingen tegelijkertijd in de gehele Unie ten uitvoer worden gelegd.

(3)       Deze verordening moet bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 169 VWEU. Meer bepaald moet zij het functioneren van de interne markt garanderen met betrekking tot consumentenproducten door uniforme regelgeving vast te stellen inzake de algemene veiligheidsverplichting, evaluatiecriteria en de verplichtingen van de marktdeelnemers. In het licht van het feit dat de voorschriften inzake markttoezicht, met inbegrip van voorschriften inzake RAPEX, zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten][14], die ook van toepassing is op de producten die in deze verordening worden bestreken, zijn in deze verordening geen verdere bepalingen inzake markttoezicht of RAPEX noodzakelijk.

(4)       De Unie-wetgeving inzake levensmiddelen, diervoeders en verwante gebieden voorziet in een specifiek stelsel waarmee de veiligheid van de betreffende producten wordt gewaarborgd. Deze verordening zou bijgevolg niet van toepassing dienen te zijn voor deze producten, met uitzondering van materialen en voorwerpen die bedoeld zijn om in contact te komen met levensmiddelen, voor zover het risico's betreft die niet worden bestreken door Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen[15] of door andere specifieke wetgeving voor levensmiddelen waarmee alleen chemische en biologische risico's voor levensmiddelen worden bestreken.

(5)       Geneesmiddelen zijn onderworpen aan een evaluatie vóór het in de handel brengen waarin een specifieke risico-batenanalyse is begrepen. Het is derhalve dienstig deze producten van het toepassingsgebied van deze verordening uit te sluiten.

(6)       Deze verordening bestrijkt in beginsel geen diensten. Om de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten te verzekeren, dient de verordening echter van toepassing te zijn op producten die worden geleverd of aangeboden aan consumenten in de context van de verstrekking van diensten, met inbegrip van producten waarmee de consumenten direct in contact komen bij de verstrekking van de dienst in kwestie. Uitrusting waarmee de consumenten zich voortbewegen of reizen en die door een dienstverlener bediend wordt, dient van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten, aangezien zij valt onder de veiligheidsverplichting van de verstrekte dienst.

(7)       Ondanks de ontwikkeling van sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie waarmee ook veiligheidsaspecten van specifieke producten of productcategorieën worden bestreken, is het praktisch onmogelijk wetgeving op Unie-niveau aan te nemen voor alle bestaande of mogelijk te ontwikkelende consumentenproducten. Er is bijgevolg nog steeds behoefte aan een wettelijk kader van horizontale aard om lacunes op te vullen en de bescherming van de consument, daar waar deze elders niet is verzekerd, te garanderen, meer bepaald met het oog op een hoog niveau van bescherming van de veiligheid en gezondheid van de consumenten, als vereist bij artikel 114 en artikel 169 van het VWEU.

(8)       Met betrekking tot de consumentenproducten die door deze verordening worden bestreken, dient het precieze toepassingsgebied van de verschillende onderdelen ervan duidelijk te worden afgebakend tegenover de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie. Daar waar de algemene verplichting inzake productveiligheid en daarmee verwante bepalingen op alle consumentenproducten van toepassing dienen te zijn, zouden de verplichtingen van de marktdeelnemers niet moeten gelden waar vergelijkbare verplichtingen reeds in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, zoals die in de Unie-wetgeving inzake cosmetica, speelgoed, elektrische apparaten of bouwproducten.

(9)       Teneinde de consistentie tussen deze verordening en de sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie te garanderen met betrekking tot de specifieke verplichtingen van marktdeelnemers, dienen de bepalingen voor fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs te worden gebaseerd op de referentiebepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten[16].

(10)     Het toepassingsgebied van deze verordening dient niet te worden beperkt tot enige verkoopmethode van consumentenproducten, en derhalve ook afstandsverkoop te omvatten.

(11)     Deze verordening dient van toepassing te zijn op tweedehandsproducten die in de loop van een handelsactiviteit opnieuw in de toeleveringsketen komen, met uitzondering van die tweedehandsproducten waarvoor de consument niet redelijkerwijze kan verwachten dat zij aan moderne veiligheidsnormen voldoen, zoals antiquiteiten.

(12)     Deze verordening dient tevens van toepassing te zijn op consumentenproducten die, al gaat het niet om levensmiddelen, op levensmiddelen gelijken en gemakkelijk met levensmiddelen kunnen worden verward, zodat consumenten, vooral kinderen, ze in de mond kunnen nemen, erop zuigen of ze inslikken, waardoor onder meer verstikking, vergiftiging, perforatie of obstructie van de slokdarm kan worden veroorzaakt. Tot dusver werden deze op voedsel lijkende producten gereguleerd bij Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument[17]; welke richtlijn dient te worden ingetrokken.

(13)     Bij de evaluatie van de veiligheid van producten moet rekening worden gehouden met alle relevante aspecten, meer bepaald hun karakteristieken en aanbiedingsvorm en de categorieën van consumenten die de producten zouden kunnen gebruiken, alsook hun kwetsbaarheid (met name bij kinderen, ouderen en gehandicapten).

(14)     Om overlappingen in de veiligheidsvoorschriften en conflicten met andere wetgeving van de Unie te vermijden, wordt een product dat conform is aan een sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de Unie met betrekking tot de gezondheid en veiligheid van personen, ook geacht veilig te zijn volgens deze verordening.

(15)     Marktdeelnemers moeten volgens de plaats die zij innemen in de toeleveringsketen, verantwoordelijk zijn voor de conformiteit van producten, teneinde een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten te garanderen.

(16)     Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen, moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend producten op de markt aanbieden die veilig zijn en aan deze verordening voldoen. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen.

(17)     Importeurs zijn er voor verantwoordelijk dat de producten uit derde landen die zij in de Unie in de handel brengen, voldoen aan de vereisten van deze verordening. De specifieke verplichtingen van importeurs dienen derhalve in deze verordening te worden opgenomen.

(18)     Distributeurs bieden een product pas aan op de markt nadat het door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, en zij dienen de nodige zorgvuldigheid te betrachten om ervoor te zorgen dat de wijze waarop met het product wordt omgegaan, geen negatieve invloed heeft op de conformiteit van het product met deze verordening.

(19)     Wanneer een marktdeelnemer een product onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een product zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant op zich nemen.

(20)     Een duidelijke identificatie en traceerbaarheid van een product in de hele toeleveringsketen kunnen het gemakkelijker maken de marktdeelnemers te identificeren en effectieve corrigerende maatregelen te nemen tegen onveilige producten, zoals gericht terugroepen. De identificatie en traceerbaarheid van producten verzekeren met andere woorden dat de consumenten en de marktdeelnemers accurate informatie krijgen over onveilige producten, waardoor het vertrouwen in de markt wordt vergroot en onnodige verstoringen van de handel worden vermeden. De producten moeten daarom ter identificatie een vermelding dragen waarmee ook de fabrikant en eventueel de importeur kunnen worden vastgesteld. De fabrikanten moeten ook een technische documentatie opstellen over hun producten waarvoor de meest passende en kosteneffectieve manier kan worden gekozen, bv. langs elektronische weg. De marktdeelnemers dienen voorts ertoe te worden verplicht hun eigen leveranciers te vermelden en diegenen aan wie zij zelf een product hebben geleverd. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[18], is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor de doelstellingen van deze verordening.

(21)     De oorsprongsvermelding is een aanvulling bij de fundamentele traceerbaarheidsvereisten betreffende de naam en het adres van de fabrikant. De aanduiding van het land van oorsprong helpt meer in het bijzonder de plaats van fabricage vast te stellen in al die gevallen waarin de fabrikant niet kan worden opgespoord of het opgegeven adres verschilt van de eigenlijke plaats van fabricage. Dergelijke informatie kan de taak van de markttoezichtautoriteiten vergemakkelijken om het product tot de eigenlijke plaats van fabricage te traceren en contact mogelijk te maken met de autoriteiten in het land van oorsprong in het kader van de bilaterale of multilaterale samenwerking inzake de veiligheid van consumentenproducten voor het treffen van geëigende vervolgmaatregelen.

(22)     Om de doeltreffende en consistente toepassing van de algemene veiligheidsverplichting van deze verordening te vergemakkelijken, is het van belang gebruik te maken van Europese normen voor bepaalde producten en risico's, zodat een product dat overeenstemt met een Europese norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd, geacht wordt conform deze verplichting te zijn.

(23)     Waar de Commissie de noodzaak constateert van een Europese norm om de conformiteit van bepaalde producten met de algemene veiligheidsverplichting van deze verordening te garanderen, dienen de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie[19] te worden gevolgd, en dient een of meerdere Europese normalisatieorganisaties te worden verzocht een norm op te stellen of aan te geven die geschikt is om te garanderen dat de producten die conform deze norm zijn, geacht worden veilig te zijn. De referenties van deze Europese normen moeten in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.

(24)     De procedures om een Europese norm aan te vragen ter ondersteuning van deze verordening en voor formele bezwaren tegen een norm, moeten in deze verordening worden neergelegd en afgestemd op Verordening (EU) nr. 1025/2012. Om algemene consistentie te verzekeren op het gebied van Europese normalisatie, moeten aanvragen van een Europese norm, of bezwaren tegen een Europese norm, worden ingediend bij het comité dat bij die verordening is opgericht, na passende raadpleging van de deskundigen van de lidstaten op het gebied van de veiligheid van consumentenproducten.

(25)     De Europese normen waarvan de referenties overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG werden gepubliceerd, moeten verder aanleiding geven tot een vermoeden van conformiteit met de algemene veiligheidsverplichting. Normalisatieopdrachten van de Commissie overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG worden geacht normalisatieaanvragen te zijn overeenkomstig deze verordening.

(26)     Indien er geen relevante Europese normen of andere erkende wijzen bestaan om de veiligheid van een product na te gaan, moet bij de evaluatie van het product rekening worden gehouden met de aanbevelingen van de Commissie ter zake uit hoofde van artikel 292 VWEU.

(27)     Om eenvormige voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend aan de Commissie inzake het verlenen van vrijstellingen van de verplichting om de markttoezichtautoriteiten in kennis te stellen van producten die een risico vormen, inzake het type gegevensdrager en het aanbrengen ervan op het product met het oog op de traceerbaarheid, inzake normalisatieverzoeken bij Europese normalisatieorganisaties, en inzake besluiten over formele bezwaren tegen Europese normen. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[20].

(28)     Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen met betrekking tot bezwaren tegen Europese normen en wanneer de referenties van de betreffende Europese norm nog niet in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast, aangezien de norm in dat geval nog geen vermoeden van conformiteit met de algemene veiligheidsverplichting volgens deze verordening heeft gevestigd.

(29)     Om een hoog niveau van gezondheid en veiligheid van de consument te vrijwaren, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen, aan de Commissie worden gedelegeerd voor producten waarvan de naam en het adres van de fabrikant en van de importeur niet op het product zelf aangegeven moeten worden, vanwege het lage risico dat met het product in kwestie is verbonden, en voor de identificatie en traceerbaarheid van producten met een potentieel ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij het voorbereiden en opstellen van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(30)     De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(31)     Om de marktdeelnemers, de lidstaten en de Commissie in staat te stellen zich aan te passen aan de wijzigingen die door deze verordening worden ingevoerd, is het dienstig te voorzien in een voldoende lange overgangsperiode vooraleer de voorschriften van deze verordening van kracht worden.

(32)     Aangezien het doel van deze verordening, meer bepaald de werking van de interne markt voor consumentenproducten te vrijwaren en tegelijk te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument, niet op toereikende wijze door de lidstaten kan worden bereikt en dus vanwege de omvang van de maatregel beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(33)     Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. Meer bepaald beoogt deze verordening volledig respect te verzekeren van de verplichting tot een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid en van consumentenbescherming, alsook van de vrijheid van ondernemerschap,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voorwerp

Deze verordening stelt voorschriften vast voor de veiligheid van consumentenproducten die binnen de Unie in de handel worden gebracht of op de markt worden aangeboden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.           Deze verordening is van toepassing op producten verkregen via een fabricageproces, in de handel gebracht of op de markt aangeboden, ongeacht of het nieuwe, tweedehandse of opnieuw in goede staat gebrachte producten betreft, en die voldoen aan een van de volgende criteria:

a)      de producten zijn bestemd voor de consument;

b)      de producten moeten onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden door de consument kunnen worden gebruikt, ook al zijn zij niet voor hem bestemd;

c)      de consument komt in de context van een dienst die hem wordt verstrekt, met het product in contact.

2.           Deze verordening is niet van toepassing op producten die vóór gebruik gerepareerd moeten worden of opnieuw in goede staat moeten worden gebracht, indien deze producten als zodanig op de markt worden aangeboden.

3.           Deze verordening is niet van toepassing op:

a)      geneesmiddelen voor menselijk of veterinair gebruik;

b)      levensmiddelen;

c)      materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen, voor zover daarmee verband houdende risico's gedekt zijn door Verordening (EG) nr. 1935/2004 of andere Unie-wetgeving met betrekking tot levensmiddelen;

d)      diervoeder;

e)      levende planten en dieren, genetisch gemodificeerde organismen en genetisch gemodificeerde micro-organismen voor ingeperkt gebruik, alsook producten van plantaardige en dierlijke oorsprong rechtstreeks verband houdend met de toekomstige vermeerdering ervan;

f)       dierlijke bijproducten en afgeleide producten;

g)      gewasbeschermingsproducten;

h)      uitrusting waarmee de consumenten zich voortbewegen of reizen en die door een dienstverlener bediend wordt in de context van dienstverlening aan de consumenten;

i)       antiquiteiten.

4.           De hoofdstukken II tot en met IV van deze verordening zijn niet van toepassing op producten waarvoor voorschriften gelden inzake de bescherming van de menselijke gezondheid en veiligheid uit harmonisatiewetgeving van de Unie of op grond van dergelijke wetgeving.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)           "veilig product": een product dat bij normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, ook wat gebruiksduur en eventueel indienststelling, installatie en onderhoudseisen betreft, geen enkel risico oplevert, dan wel slechts beperkte risico's die verenigbaar zijn met het gebruik van het product en vanuit het oogpunt van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van personen, aanvaardbaar worden geacht;

2)           "op de markt aanbieden": het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

3)           "in de handel brengen": het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een product;

4)           "fabrikant": een natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

5)           "gemachtigde": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

6)           "importeur": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

7)           "distributeur": een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

8)           "marktdeelnemers": de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur;

9)           "Europese norm": een Europese norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

10)         "internationale norm": een internationale norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

11)         "nationale norm": een nationle norm als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

12)         "Europese normalisatieorganisatie": een Europese normalisatieorganisatie als gedefinieerd in artikel 2, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

13)         "markttoezichtautoriteit": een markttoezichtautoriteit als gedefinieerd in artikel [3, lid 12, van Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten];

14)         "terugroepen": maatregel waarmee wordt beoogd een product te doen terugkeren dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld;

15)         "uit de handel nemen": maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een product dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

16)         "harmonisatiewetgeving van de Unie": alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

17)         "ernstig risico": een risico dat snelle interventie en vervolgcontrole vereist, ook in gevallen waar de gevolgen eventueel niet onmiddellijk zijn.

Artikel 4

Algemeen veiligheidsvoorschrift

De marktdeelnemers mogen alleen veilige producten in de Unie in de handel brengen of aanbieden.

Artikel 5

Vermoeden van veiligheid

Voor de toepassing van deze verordening wordt een product geacht conform het algemene veiligheidsvoorschrift te zijn, als bedoeld in artikel 4, in de volgende gevallen:

a)           met betrekking tot de risico's die worden bestreken door voorschriften ter bescherming van de menselijke gezondheid en veiligheid opgenomen in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving van de Unie, indien het product aan deze voorschriften voldoet;

b)           bij ontstentenis van voorschriften opgenomen in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving van de Unie als bedoeld onder a), met betrekking tot de risico's die worden bestreken door Europese normen, indien het product conform is aan de relevante Europese normen, of onderdelen daarvan, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 16 en 17;

c)           bij ontstentenis van voorschriften opgenomen in of uit hoofde van harmonisatiewetgeving van de Unie als bedoeld onder a), en van Europese normen als bedoeld onder b), met betrekking tot de risico's die worden bestreken door de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van de wetgeving van de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, indien het product aan deze nationale vereisten voldoet.

Artikel 6

Aspecten voor de evaluatie van de veiligheid van producten

1.           Bij ontstentenis van harmonisatiewetgeving van de Unie, van Europese normen of van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van de nationale wetgeving van de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, als bedoeld in artikel 5, onder a), b), en c), wordt voor de evaluatie van de veiligheid van een product rekening gehouden met de volgende aspecten, met name:

a)      de kenmerken van het product, onder meer de samenstelling, de verpakking, de voorschriften voor assemblage, en, in voorkomend geval, voor installatie en onderhoud;

b)      het effect ervan op andere producten, ingeval redelijkerwijs kan worden verwacht dat het product in combinatie met die andere producten zal worden gebruikt;

c)      de aanbiedingsvorm van het product, de etikettering, eventuele waarschuwingen en aanwijzingen voor het gebruik en de verwijdering ervan, alsmede iedere andere aanwijzing of informatie over het product;

d)      de categorieën consumenten die bij het gebruik van het product risico's lopen, in het bijzonder kwetsbare consumenten;

e)      het uiterlijke voorkomen van het product, en in het bijzonder wanneer een product, hoewel geen levensmiddel, op een levensmiddel gelijkt, en daarmee gemakkelijk zou kunnen worden verward vanwege zijn vorm, reuk, kleur, voorkomen, verpakking, etikettering, volume, omvang of andere kenmerken.

De mogelijkheid een hoger veiligheidsniveau te bereiken of andere producten met een kleiner risico aan te schaffen, volstaat niet om een product als niet veilig te beschouwen.

2.           Voor de toepassing van lid 1 worden bij de evaluatie van de veiligheid van een product de volgende aspecten, indien beschikbaar, in overweging genomen, met name:

a)      de huidige stand van vakkennis en techniek;

b)      Europese normen waarvoor geen referenties werden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 16 en 17;

c)      de internationale normen;

d)      internationale overeenkomsten;

e)      de aanbevelingen van de Commissie met richtsnoeren voor de beoordeling van de productveiligheid;

f)       de nationale normen van de lidstaat waar het product wordt aangeboden;

g)      de gedragscodes inzake productveiligheid van de betrokken sector;

h)      de veiligheid die de consument redelijkerwijs mag verwachten.

Artikel 7

Oorsprongsaanduiding

1.           De fabrikanten en importeurs garanderen dat de producten een aanduiding van het land van oorsprong van het product dragen, of, wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de aanduiding op de verpakking of in een bij het product gevoegd document is vermeld.

2.           Voor de bepaling van het land van oorsprong als bedoeld in lid 1, zijn de niet-preferentiële oorsprongsregels als vastgesteld in de artikelen 23 tot en met 25 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[21] van toepassing.

3.           Indien het land van oorsprong dat overeenkomstig lid 2 is vastgesteld, een lidstaat van de Unie is, kunnen de fabrikanten en importeurs verwijzen naar de Unie of de lidstaat.

HOOFDSTUK II

Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 8

Verplichtingen van fabrikanten

1.           Wanneer zij hun producten in de handel brengen, waarborgen de fabrikanten dat deze producten zijn ontworpen en vervaardigd overeenkomstig het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4.

2.           De fabrikanten garanderen dat er procedures zijn ingesteld om serieproductie conform het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 te laten gebeuren.

3.           Indien dit gezien de mogelijke risico's van een product passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten steekproeven uit op de producten die op de markt worden aangeboden, onderzoeken zij klachten, niet-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij daarvan een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

4.           Overeenkomstig de mogelijke risico's van een product stellen de fabrikanten een technische documentatie op. De technische documentatie omvat in voorkomend geval het volgende:

a)      een algemene beschrijving van het product en zijn bijzonderste eigenschappen die van belang zijn voor de evaluatie van de veiligheid van het product;

b)      een analyse van de mogelijke risico's van het product en de maatregelen die zijn genomen om deze risico's te elimineren of te verminderen, met inbegrip van de resultaten van tests die de fabrikant of een ander in zijn naam eventueel heeft uitgevoerd;

c)      waar toepasselijk, een lijst van Europese normen als bedoeld in artikel 5, onder b), of gezondheids- en veiligheidsvoorschriften in de wetgeving van de lidstaat waar het product op de markt is aangeboden, als bedoeld in artikel 5, onder c), of andere aspecten als genoemd in artikel 6, lid 2, bedoeld om het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 na te leven.

Indien de in de eerste alinea, onder c), genoemde Europese normen, gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of andere aspecten slechts gedeeltelijk zijn toegepast, wordt aangegeven welke onderdelen ervan werden toegepast.

5.           De fabrikanten houden voor een periode van tien jaar na de datum waarop het product in de handel is gebracht, de technische documentatie ervan bij en stellen deze op hun verzoek ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten.

6.           De fabrikanten zorgen ervoor dat op hun producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel wordt aangebracht dat gemakkelijk zichtbaar en leesbaar is voor de consumenten, of, wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het product gevoegd document wordt vermeld.

7.           De fabrikanten vermelden hun naam, hun geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde handelsmerk en het contactadres op het product, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Het adres moet één enkele plaats aangeven waar de fabrikant kan worden gecontacteerd.

8.           De fabrikanten garanderen dat hun product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn opgesteld in een taal die door de consumenten gemakkelijk kan worden begrepen, zoals vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, behalve wanneer het product veilig kan worden gebruikt zoals door de fabrikant is bedoeld, zonder dergelijke instructies en veiligheidsinformatie.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle bepalingen die zij goedkeuren voor het vaststellen van de vereiste taal of talen.

9.           Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet veilig is of anderszins niet conform is met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien het product niet veilig is, de bevoegde markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

Artikel 9

Gemachtigden

1.           Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 8, leden 1 en 4, maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.           Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat stelt de gemachtigde in staat ten minste de volgende taken te verrichten:

a)      hij verstrekt een markttoezichtautoriteit op grond van een verzoek alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen;

b)      hij verleent op verzoek van de markttoezichtautoriteiten medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van producten die onder hun mandaat vallen.

Artikel 10

Verplichtingen van importeurs

1.           Voor zij een product in de handel brengen, gaan de importeurs na of het product conform is met het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en of de fabrikant de voorschriften van artikel 8, leden 4, 6 en 7, heeft nageleefd.

2.           Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform is met deze verordening, mag hij het product niet in de handel brengen totdat het conform is gemaakt. Voorts stelt de importeur, indien het product niet veilig is, de fabrikant daarvan in kennis, alsook de markttoezichtautoriteiten van de lidstaat waarin de importeur is gevestigd.

3.           Importeurs vermelden hun naam, hun geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde handelsmerk en contactadres op het product, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Zij zorgen ervoor dat het aanbrengen van een extra etiket de door de fabrikant op het etiket verstrekte informatie niet verbergt.

4.           De importeurs garanderen dat het product vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie die zijn opgesteld in een taal die door de consumenten gemakkelijk kan worden begrepen, zoals vastgesteld door de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, behalve wanneer het product veilig kan worden gebruikt zoals door de fabrikant is bedoeld, zonder dergelijke instructies en veiligheidsinformatie.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle bepalingen die zij goedkeuren voor het vaststellen van de vereiste taal of talen.

5.           Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en met artikel 8, lid 6, niet in het gedrang komt.

6.           Indien dit gezien de mogelijke risico's van een product passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten, steekproeven uit op de verhandelde producten, onderzoeken zij klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden zij daarvan een register bij, en houden zij de fabrikant en de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

7.           Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht product niet veilig is of anderszins niet conform is met deze verordening, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien het product niet veilig is, de bevoegde markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.           De importeurs houden voor een periode van tien jaar na de datum waarop het product in de handel is gebracht, de technische documentatie ervan bij en stellen deze op hun verzoek ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten.

Artikel 11

Verplichtingen van distributeurs

1.           Distributeurs die een product op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de eisen van deze verordening.

2.           Voor zij een product op de markt aanbieden, gaan de distributeurs na of de fabrikant en de importeur de voorschriften van artikel 8, leden 6 tot en met 8, respectievelijk artikel 10, leden 3 en 4, hebben nageleefd.

3.           Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een product niet conform is met deze verordening, mag hij het product niet op de markt aanbieden totdat het conform is gemaakt. Voorts stelt de distributeur, indien het product niet veilig is, de fabrikant of eventueel de importeur daarvan in kennis, alsook de markttoezichtautoriteit van de lidstaat waarin de distributeur is gevestigd.

4.           Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor het product verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van het product met het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4 en eventueel met artikel 8, leden 6 tot en met 8, en met artikel 10, leden 3 en 4, niet in het gedrang komt.

5.           Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden product niet veilig is of niet conform is met respectievelijk artikel 8, leden 6 tot en met 8, en artikel 10, leden 3 en 4, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het product niet veilig is, de fabrikant respectievelijk de importeur, alsook de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de risico's voor de gezondheid en de veiligheid en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

Artikel 12

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 8 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij een product onder zijn eigen naam of handelsmerk in de handel brengt of een reeds in de handel gebracht product zodanig wijzigt dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen.

Artikel 13

Vrijstelling van bepaalde verplichtingen voor fabrikanten, importeurs en distributeurs

1.           De verplichting om de markttoezichtautoriteiten in te lichten overeenkomstig artikel 8, lid 9, artikel 10, leden 2 en 7, en artikel 11, leden 3 en 5, is niet van toepassing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)      slechts een beperkt aantal goed geïdentificeerde producten is niet veilig;

b)      de fabrikant, importeur of distributeur kan aantonen dat het risico volledig onder controle is en de gezondheid en veiligheid van personen niet langer kan bedreigen;

c)      de oorzaak van het risico van het product is van dien aard dat de kennis ervan geen nuttige informatie is voor de autoriteiten of het publiek.

2.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de situaties vaststellen waarop lid 1 van toepassing is. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.           De Commissie wordt gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 20 tot vaststelling van de producten, categorieën of groepen producten waarvoor, vanwege hun geringe risico, de informatie als bedoeld in artikel 8, lid 7, en artikel 10, lid 3, niet dient te worden aangebracht op het product zelf.

Artikel 14

Identificatie van marktdeelnemers

1.           Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten het volgende mede:

a)      welke marktdeelnemer een product aan hen heeft geleverd;

b)      aan welke marktdeelnemer zij een product hebben geleverd.

2.           Marktdeelnemers moeten tot tien jaar nadat het product aan hen is geleverd en tot tien jaar nadat zij het product hebben geleverd, de in lid 1 bedoelde informatie kunnen verstrekken.

Artikel 15

Traceerbaarheid van producten

1.           Voor bepaalde producten, categorieën of groepen producten die, gezien hun specifieke kenmerken of de specifieke voorwaarden voor distributie en gebruik, een aanzienlijk risico voor de gezondheid en de veiligheid van personen kunnen vormen, kan de Commissie van de marktdeelnemers die deze producten in de handel brengen en aanbieden, eisen een traceerbaarheidssysteem in te stellen of erbij aan te sluiten.

2.           Het traceerbaarheidssysteem moet bestaan uit de vergaring en opslag van gegevens op elektronische wijze waardoor identificatie mogelijk is van het product en van de marktdeelnemers die bij de toeleveringsketen betrokken zijn, alsook uit de plaatsing van een aanduiding op het product, de verpakking ervan of de begeleidende documenten, waardoor de toegang tot die gegevens mogelijk wordt gemaakt.

3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 gedelegeerde handelingen vast te stellen:

a)      tot vaststelling van de producten, categorieën of groepen producten die een aanzienlijk risico voor de gezondheid en de veiligheid van personen kunnen vormen, als bedoeld in lid 1;

b)      tot vaststelling van de gegevens die de marktdeelnemers moeten vergaren en opslaan door middel van het traceerbaarheidssysteem, als bedoeld in lid 2.

4.           De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen het type aanduiding en de plaatsing ervan, als bedoeld in lid 2, vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.           Bij de vaststelling van de in de leden 3 en 4 bedoelde maatregelen houdt de Commissie rekening met het volgende:

a)      de kosteneffectiviteit van de maatregelen, met inbegrip van hun gevolgen voor ondernemingen, meer speciaal kleine en middelgrote ondernemingen;

b)      de verenigbaarheid met traceerbaarheidssystemen die internationaal beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK III

Europese normen die aanleiding geven tot een vermoeden van conformiteit

Artikel 16

Normalisatieverzoeken aan Europese normalisatieorganisaties

1.           De Commissie kan een of meer Europese normalisatieorganisaties verzoeken om een Europese norm op te stellen of aan te wijzen, om te verzekeren dat de producten die conform deze norm of onderdelen van deze norm zijn, voldoen aan het algemene veiligheidsvoorschrift van artikel 4. De Commissie bepaalt aan welke inhoudelijke vereisten de gevraagde Europese norm moet voldoen en binnen welke termijn zij moet worden vastgesteld.

De Commissie stelt het verzoek als bedoeld in de eerste alinea vast bij uitvoeringsbesluit. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           Na ontvangst van een verzoek als bedoeld in lid 1 deelt de desbetreffende Europese normalisatieorganisatie binnen een maand mede of zij het verzoek aanvaardt.

3.           In geval van een verzoek om financiering brengt de Commissie de desbetreffende Europese normalisatieorganisaties binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 2 bedoelde bericht van aanvaarding op de hoogte van de toekenning van een subsidie voor de opstelling van een Europese norm.

4.           De Europese normalisatieorganisaties brengen de Commissie op de hoogte van de activiteiten die worden ondernomen om de in lid 1 bedoelde Europese norm op te stellen. De Commissie beoordeelt samen met de Europese normalisatieorganisaties of de door de Europese normalisatieorganisaties opgestelde of geïdentificeerde Europese normen voldoen aan het oorspronkelijke verzoek.

5.           Indien de Europese norm voldoet aan de verwachte vereisten en aan het algemene veiligheidsvoorschrift dat is neergelegd in artikel 4, publiceert de Commissie onverwijld een referentie aan deze Europese norm in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 17

Formele bezwaren tegen Europese normen

1.           Indien een lidstaat of het Europees Parlement van oordeel is dat een Europese norm als bedoeld in artikel 16 niet volledig voldoet aan de verwachte vereisten en aan het algemene veiligheidsvoorschrift dat is neergelegd in artikel 4, stelt de lidstaat of het Europees Parlement de Commissie met een gedetailleerde verklaring daarvan in kennis, waarop de Commissie besluit:

a)      de referenties aan de betrokken Europese norm wel of niet of met beperkingen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken;

b)      de referenties aan de betrokken Europese norm in het Publicatieblad van de Europese Unie te handhaven, te handhaven met beperkingen of in te trekken.

2.           De Commissie maakt op haar website informatie bekend over de Europese normen waarover besluiten als bedoeld in lid 1 zijn genomen.

3.           De Commissie brengt de betrokken Europese normalisatieorganisatie op de hoogte van het in lid 1 bedoelde besluit en verzoekt zo nodig om herziening van de betrokken Europese normen.

4.           Het in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde besluit wordt vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 19, lid 2.

5.           Het in lid 1, onder b), van dit artikel bedoelde besluit wordt vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 19, lid 3.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 18

Sancties

1.           De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen die bepalingen uiterlijk op [vul datum in - drie maanden vóór de datum van toepassing van deze verordening] aan de Commissie mede en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

2.           De sancties waarvan sprake in lid 1 houden rekening met de omvang van de ondernemingen en meer bepaald met de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. De sancties kunnen worden vermeerderd indien de betrokken marktdeelnemer al vroeger een vergelijkbare inbreuk heeft gepleegd en voor ernstige inbreuken kan ook in strafrechtelijke sancties worden voorzien.

Artikel 19

Comitéprocedure

1.           De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Voor de toepassing van de artikelen 16 en 17 van deze verordening zal de Commissie echter worden bijgestaan door een comité dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.           Wanneer het advies van het in de tweede alinea van lid 1 bedoelde comité volgens de schriftelijke procedure moet worden verkregen, wordt die procedure zonder resultaat beëindigd als de voorzitter van het comité binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies daartoe beslist of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

Artikel 20

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 13, lid 3, en 15, lid 3, vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde duur vanaf [vul datum in - datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 13, lid 3, en 15, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.           Een overeenkomstig de artikelen 13, lid 3, en 15, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 21

Evaluatie

Uiterlijk [vijf] jaar na de datum van toepassing van deze verordening evalueert de Commissie de toepassing ervan en zendt zij een evaluatieverslag naar het Europees Parlement en de Raad. In dit verslag wordt nagegaan of deze verordening haar doelstellingen heeft bereikt, meer bepaald inzake een betere bescherming van de consumenten tegen onveilige producten, rekening houdend met de gevolgen voor ondernemingen en meer bepaald voor kleine en middelgrote ondernemingen.

Artikel 22

Intrekking

1.           Richtlijn 2001/95/EG wordt ingetrokken met ingang van [vul datum in - de datum waarop deze verordening van toepassing wordt].

2.           Richtlijn 87/357/EEG wordt ingetrokken met ingang van [vul datum in - de datum waarop deze verordening van toepassing wordt].

3.           Verwijzingen naar Richtlijn 2001/95/EG en Richtlijn 87/357/EEG gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 23

Overgangsbepalingen

1.           De lidstaten verhinderen niet het op de markt aanbieden van producten die worden gedekt door Richtlijn 2001/95/EG en die met die richtlijn conform zijn en vóór [vul datum in – datum van de toepassing van deze verordening] in de handel werden gebracht.

2.           Europese normen waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG, worden geacht Europese normen te zijn als bedoeld in artikel 5, onder b), van deze verordening.

3.           Opdrachten die door de Commissie aan een Europese normalisatieorganisatie zijn gegeven overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG, worden geacht normalisatieverzoeken te zijn als bedoeld in artikel 15, lid 1, van deze verordening.

Artikel 24

1.           Deze verordening treedt in werking op [vul datum in - dezelfde dag als de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten]].

2.           Deze verordening is van toepassing met ingang van [vul datum in - dezelfde dag als de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. […/…] [betreffende het markttoezicht op producten]].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

Bijlage

Concordantietabel

Richtlijn 2001/95/EG || Richtlijn 87/357/EEG || Deze verordening

Artikel 1, lid 1 || || Artikel 1

Artikel 1, lid 2, eerste alinea || || Artikel 2, lid 1

Artikel 1, lid 2, tweede alinea || || Artikel 2, lid 4

Artikel 2 || || Artikel 3

Artikel 2, onder b), punten i) - iv) || || Artikel 6, lid 1

Artikel 3, lid 1 || || Artikel 4

Artikel 3, lid 2 || || Artikel 5

Artikel 3, lid 3 || || Artikel 6, lid 2

Artikel 3, lid 4 || || -

Artikel 4 || || Artikelen 16 en 17

Artikel 5, lid 1, eerste alinea || || Artikel 8, lid 8

Artikel 5, lid 1, tweede alinea || || -

Artikel 5, lid 1, derde alinea || || Artikel 8, lid 9

Artikel 5, lid 1, vierde alinea || || Artikel 8, leden 3, 6 en 7

Artikel 5, lid 1, vijfde alinea || || -

Artikel 5, lid 2 || || Artikel 11

Artikel 5, lid 3, eerste alinea || || Artikel 8, lid 9, en artikel 11, lid 5

Artikel 5, lid 3, tweede alinea || || -

Artikel 5, lid 4 || || -

Artikel 6, lid 1 || || -

Artikel 6, leden 2 en 3 || || -

Artikel 7 || || Artikel 18

Artikel 8, lid 1, onder a) || || -

Artikel 8, lid 1, onder b) tot f) || || -

Artikel 8, lid 2, eerste alinea || || -

Artikel 8, lid 2, tweede alinea || || -

Artikel 8, lid 2, derde alinea || || -

Artikel 8, lid 3 || || -

Artikel 8, lid 4 || || -

Artikel 9, lid 1 || || -

Artikel 9, lid 2 || || -

Artikel 10 || || -

Artikel 11 || || -

Artikel 12 || || -

Artikel 13 || || -

Artikel 14 || || -

Artikel 15 || || Artikel 19

Artikel 16 || || -

Artikel 17 || || -

Artikel 18, lid 1 || || -

Artikel 18, lid 2 || || -

Artikel 18, lid 3 || || -

Artikel 19, lid 1 || || -

Artikel 19, lid 2 || || Artikel 21

Artikel 20 || || -

Artikel 21 || || -

Artikel 22 || || Artikel 22

Artikel 23 || || Artikel 24

Bijlage I, afdeling 1 || || Artikel 8, lid 9, en artikel 11, lid 5

Bijlage I, afdeling 2, eerste zin || || -

Bijlage I, afdeling 2, tweede zin || || Artikel 13, leden 1 en 2

Bijlage I, afdeling 3 || || -

Bijlage II || || -

Bijlage III || || -

Bijlage IV || || Bijlage

|| Artikel 1 || Artikel 6, lid 1, onder e)

|| Artikelen 2 tot en met 7 || -

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van consumentenproducten

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[22]

Titel 17 - Gezondheidszorg en consumentenbescherming – Hoofdstuk 17 02 Consumentenbeleid

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie.

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[23].

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie.

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie.

1.4.        Doelstellingen

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Het voorstel past in de EU 2020-strategie – het tienjarenplan voor groei van de Europese Unie – door te zorgen voor een versterking van het vertrouwen van de consumenten in de veiligheid van producten en een verbetering van de werking van de interne markt.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke SANCO-doelstelling: consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie.

1.4.3.     Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen

Voor de consumenten: groter vertrouwen in de veiligheid van consumentenproducten die op de interne markt worden aangeboden.

Voor de marktdeelnemers: duidelijkere regels met betrekking tot de op de fabrikanten, importeurs en distributeurs rustende verplichtingen.

Voor de autoriteiten: duidelijk rechtskader voor de handhaving van de algemene veiligheidsvoorschriften en verplichtingen voor marktdeelnemers en betere identificatie van (gevaarlijke) consumentenproducten.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Verhouding tussen traceerbare/niet-traceerbare consumentenproducten die vallen onder deze verordening en die via RAPEX worden aangemeld.

Aantal mandaten aan Europese normalisatieorganisaties en aantal Europese normen waarnaar in het PB overeenkomstig de nieuwe verordening wordt verwezen.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De doelstelling is een samenhangend regelgevingskader tot stand te brengen voor veilige producten op de interne markt. Hiermee wordt de fragmentatie tegengegaan van de regelgeving voor markttoezicht en van de op marktdeelnemers rustende verplichtingen tussen verschillende EU-wetteksten (Richtlijn 2001/95/EG, Verordening (EG) nr. 765/2008 en sectorspecifieke harmonisatiewetgeving van de EU), die heeft geleid tot verwarring bij zowel de marktdeelnemers als de nationale autoriteiten en de doeltreffendheid van het markttoezicht in de Unie ernstig heeft belemmerd.

In samenhang met een reeks andere maatregelen is de herziening van de Richtlijn inzake algemene productveiligheid als onderdeel van het pakket Markttoezicht met betrekking tot productveiligheid in het wetgevingspakket eengemaakte markt I en II aangemerkt als een belangrijk initiatief dat kan bijdragen tot de bevordering van groei en werkgelegenheid.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De voorgestelde herziening van Richtlijn 2001/95/EG, waarin de door het Verdrag van Lissabon ingevoerde wijzigingen zijn opgenomen, kan slechts op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarnaar ook artikel 169 VWEU verwijst om te zorgen voor een bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de Europese consumenten op een hoog niveau en om een interne markt voor consumentenproducten tot stand te brengen.

Overeenkomstig het evenredigheids- en het subsidiariteitsbeginsel die zijn neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gaat dit voorstel niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van die doelstellingen.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het gebruik van Europese normen ter ondersteuning van Richtlijn 2001/95/EG is omslachtig en vereist de inzet van veel middelen. Het voorstel heeft tot doel een vereenvoudiging van de procedures tot stand te brengen.

De toepassing van Richtlijn 2001/95/EG inzake markttoezichtmaatregelen voor ook onder sectorspecifieke wetgeving vallende consumentenproducten was niet altijd eenduidig en zal worden verduidelijkt.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Dit voorstel maakt deel uit van het pakket Productveiligheid en Markttoezicht en is dus volledig in overeenstemming met het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het markttoezicht op producten.

In dit voorstel worden definities en verplichtingen van marktdeelnemers afgestemd op het in 2008 goedgekeurde nieuwe wetgevingskader. Het is derhalve in overeenstemming met het stroomlijningspakket van sectorale harmonisatiewetgeving van de Unie dat momenteel in het Europees Parlement en de Raad wordt besproken.

De bepalingen met betrekking tot Europese normen zijn in overeenstemming met de recentelijk vastgestelde Verordening (EU) nr. 1025/2012 betreffende Europese normalisatie.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[24]

X Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

X Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

– x   uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[25]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen:

De uitvoering van de voorgestelde verordening komt tot stand door middel van direct gecentraliseerd beheer door de Commissie.

Het beheer van de voorgestelde verordening kan worden aangevuld met acties waarbij het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (EAHC) wordt betrokken, waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002[26] bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's kunnen worden gedelegeerd. De Commissie heeft uitvoeringstaken inzake het beheer van het communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid voor 2007-2013 gedelegeerd[27] aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten. Derhalve kan de Commissie besluiten ook uitvoeringstaken voor het beheer van het consumentenprogramma 2014-2020 aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten te delegeren. Zodra dit programma is vastgesteld, moet het de rechtsgrondslag vormen voor overheidsopdrachten en subsidies op het gebied van productveiligheid.

De beoogde delegatie van het progamma zal de uitbreiding vormen van taken die reeds aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten (EAHC) zijn uitbesteed.

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Met het RAPV-comité (dat door de voorgestelde verordening wordt omgevormd tot een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011) en de bestaande deskundigengroepen en/of het Europees forum voor markttoezicht dat wordt voorzien in het voorstel voor een verordening inzake uniform markttoezicht komt een platform tot stand waarop de aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van de nieuwe verordening op gezette tijden kunnen worden besproken.

In het voorstel wordt gesuggereerd dat de Commissie een evaluatie van de uitvoering zou opstellen en hiervoor verslag zou uitbrengen bij het Europees Parlement en de Raad.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijke risico's

Beide voorstellen (over algemene productveiligheid en markttoezicht) die deel uitmaken van het pakket, zijn tijdens de wetgevingsonderhandelingen van elkaar losgekoppeld en worden niet parallel behandeld.

2.2.2.     Controlemiddel(en)

De bepalingen inzake de inwerkingtreding zijn in beide voorstellen aan elkaar gekoppeld.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen

DG SANCO zal niet alleen alle controlemechanismen waarin de regelgeving voorziet toepassen, maar zal ook een antifraudestrategie opzetten overeenkomstig de op 24 juni 2011 goedgekeurde nieuwe antifraudestrategie van de Commissie (CAFS) om onder meer te garanderen dat zijn interne antifraudegerelateerde controles volledig met de CAFS overeenstemmen en dat zijn benadering van frauderisicobeheer erop gericht is risicogebieden voor fraude op te merken en daar passend op te reageren. Zo nodig zullen netwerkgroepen worden opgericht en passende IT-instrumenten voor de analyse van fraudegevallen in verband met het consumentenprogramma worden ontwikkeld. Onder meer de volgende maatregelen zullen worden genomen:

- besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van het consumentenprogramma, zullen de Commissie, inclusief OLAF, en de Rekenkamer uitdrukkelijk machtigen tot uitvoering van audits, controles ter plekke en inspecties;

- tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van voorstellen/aanbesteding wordt aan de hand van verklaringen en het vroegtijdige waarschuwingssysteem (EWS) gecontroleerd of de bekendgemaakte uitsluitingscriteria niet op de indieners van de voorstellen en de inschrijvers van toepassing zijn;

- de regels in verband met de subsidiabiliteit van de kosten zullen worden vereenvoudigd overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement.

- alle personeelsleden die betrokken zijn bij contractbeheer, alsook auditors en controleurs die de verklaringen van de begunstigden ter plaatse onderzoeken, krijgen geregeld opleiding over thema’s die verband houden met fraude en onregelmatigheden.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer  [Omschrijving………………………] || GK/ NGK[28] || van EVA-landen[29] || van kandidaat-lidstaten[30] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

Nr. 3 Veiligheid en burgerschap || 17.01.04.01 Administratieve uitgaven ter ondersteuning van het consumentenprogramma 2014 - 2020 || NGK || JA || NEE || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Nummer [Omschrijving…..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

Nr. 3 Veiligheid en burgerschap || 17 02 01 Consumentenprogramma 2014 - 2020 || GK || JA || JA || NEE || NEE

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven[31]

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 3 || Veiligheid en burgerschap

DG: SANCO || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel 17 02 01 || Vastleggingen || (1) || 1,107 || 1,189 || 1,272 || 1,356 || 1,443 || 1,530 || 7,897

Betalingen || (2) || 0,554 || 1,148 || 1,230 || 1,314 || 1,400 || 2,251 || 7,897

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[32] || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel 17 01 04 01 || Vastleggingen || (1a) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564

Betalingen || (2a) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564

|| || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG SANCO || Vastleggingen || =1+1a || 1,201 || 1,283 || 1,366 || 1,450 || 1,537 || 1,624 || 8,461

Betalingen || =2+2a || 0,648 || 1,242 || 1,324 || 1,408 || 1,494 || 2,345 || 8,461

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (3) || 1,107 || 1,189 || 1,272 || 1,356 || 1,443 || 1,530 || 7,897

Betalingen || (4) || 0,554 || 1,148 || 1,230 || 1,314 || 1,400 || 2,251 || 7,897

ŸTOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (5) || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 3 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =3+ 5 || 1,201 || 1,283 || 1,366 || 1,450 || 1,537 || 1,624 || 8,461

Betalingen || =4+ 5 || 0,648 || 1,242 || 1,324 || 1,408 || 1,494 || 2,345 || 8,461

Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende prijzen)

|| || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

|| || || || || || ||

Ÿ Personele middelen || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144

Ÿ Andere administratieve uitgaven (dienstreizen, bijeenkomsten) || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,414

TOTAAL || Kredieten || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende prijzen)

|| || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 1,794 || 1,876 || 1,959 || 2,043 || 2,130 || 2,217 || 12,019

Betalingen || 1,241 || 1,835 || 1,917 || 2,001 || 2,087 || 2,938 || 12,019

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende prijzen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

||

Soort output[33] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING: Consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie || || || || || || || || || || || || || || ||

Output || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Productveiligheid: wetenschappelijk advies, internationale samenwerking, toezicht op en de beoordeling van de veiligheid van producten, kennisbasis || || 1,316 || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling: Consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 ||

TOTALE KOSTEN || 4 || 1,107 || 4 || 1,189 || 4 || 1,272 || 4 || 1,356 || 4 || 1,443 || 4 || 1,530 || 24 || 7,897 ||

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende prijzen)

|| 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || ||

Personele middelen || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144

Andere administratieve uitgaven || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,069 || 0,414

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 0,593 || 3,558

Buiten RUBRIEK 5[34] van het meerjarige financiële kader || || || || || || ||

Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || || 0

Andere administratieve uitgaven || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,094 || 0,564

TOTAAL || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 0,687 || 4,122

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen EUR (tot op 3 decimalen) (lopende prijzen)

|| 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

17 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144

XX 01 01 02 (delegaties) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

10 01 05 01 (eigen onderzoek) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

XX 01 04 jj[35] || - zetel[36] || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

- delegaties || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || ||

TOTAAL || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 0,524 || 3,144

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. De benodigde middelen worden aangegeven zonder rekening te houden met de taken die door een uitvoerend agentschap zullen worden uitgevoerd. Het voorstel leidt niet tot een verhoging van de middelen die reeds met betrekking tot het uitvoerend agentschap zijn ingezet.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Administrateurs: · Zorgen voor, toezien op en verslag uitbrengen over de juiste uitvoering en toepassing van het EU-beleid op het gebied van productveiligheid. · Volgen van de beleidsontwikkelingen op het gebied van productveiligheid en informatieuitwisseling tussen de lidstaten. · Deelnemen aan "comitologie"-vergaderingen en deskundigengroepen in verband met productveiligheid en de Commissie hierbij vertegenwoordigen. Binnen het kader van de verordening voor de veiligheid van consumentenproducten initiatieven uitstippelen en voorbereiden met het oog op een uniform, hoog beschermingsniveau inzake de veiligheid van consumentenproducten, in het bijzonder normalisatiemandaten en de beoordeling van normen en specificaties om de toepassing van de verordening te ondersteunen. Assistenten: · Verlenen van administratieve ondersteuning aan de werking van het comitologiecomité en deskundigengroepen. · Uiteenlopende taken uitvoeren die betrekking hebben op de samenwerking met interne en externe correspondenten en belanghebbende partijen op het vlak van productveiligheid. · Bijstand verlenen bij het uitschrijven van, beheren van en toezicht houden op aanbestedingen en de uitvoering van contracten.

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– X  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het nieuwe meerjarige financiële kader 2014-2020 zoals voorgesteld door de Commissie.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Nvt

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[37].

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Nvt

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel voorziet niet in medefinanciering door derden.

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– X  Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

[2]               PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

[3]               Bestaande uit Verordening (EG) nr. 765/2008 en Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).

[4]               Goedgekeurd door de Commissie op 21 november 2011, zie         http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/internal-market-for-products/new-legislative-framework/index_en.htm.

[5]               Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012, PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

[6]               COM(2011) 206 definitief.

[7]               COM(2012) 573 final.

[8]               Zie voetnoot 3.

[9]               PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

[10]             Zie voetnoot 5.

[11]             PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

[12]             PB C […] van […], blz. […].

[13]             PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

[14]             PB L [...] van [...], blz. [...].

[15]             PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

[16]             PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

[17]             PB L 192 van 11.7.1987, blz. 42.

[18]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[19]             PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

[20]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[21]             PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

[22]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[23]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[24]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[25]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[26]             PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

[27]             Besluit C(2008) 4943 van de Commissie van 9 september 2008.

[28]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[29]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[30]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[31]             De bedragen hangen af van het resultaat van het wetgevingsproces dat gebaseerd is op het voorstel van de Commissie voor het nieuwe meerjarige financiële kader 2014-2020.

[32]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[33]             De output bestaat erin te zorgen voor een veiligheid van consumentenproducten van hoog niveau. De output kan moeilijk verder worden opgesplitst in kwantitatieve outputs omdat het wegens een gebrek aan betrouwbare gegevens niet mogelijk is in absolute of relatieve zin een streefcijfer voor minder onveilige producten op de markt vast te stellen. Het aantal RAPEX-kennisgevingen is niet noodzakelijk een weerspiegeling van het aantal onveilige producten op de markt. Een groter aantal RAPEX-kennisgevingen kan wijzen op meer doeltreffend markttoezicht maar minder onveilige producten en omgekeerd.

[34]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[35]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[36]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en Europees Visserijfonds (EVF).

[37]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.