21.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 341/21


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité „Pleidooi voor een gecoördineerde Europese actie om energiearmoede te voorkomen en te bestrijden” (initiatiefadvies)

2013/C 341/05

Rapporteur: Pierre Jean COULON

Corapporteur: Bernardo HERNÁNDEZ BATALLER

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft op 12 februari 2013 besloten om overeenkomstig art. 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het thema:

Pleidooi voor een gecoördineerde Europese actie om energiearmoede te voorkomen en te bestrijden

(initiatiefadvies).

De afdeling Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 september 2013 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 18 en 19 september 2013 gehouden 492e zitting (vergadering van 18 september) onderstaand advies uitgebracht, dat met 177 stemmen vóór en 2 tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

De prijzen die voor elektriciteit, gas, olie en andere brandstoffen moeten worden betaald, rijzen de pan uit. De situatie is nog eens sterk verslechterd door de sociaaleconomische crisis waarvan steeds meer mensen het slachtoffer worden. Doel van onderhavig initiatiefadvies is niet om de oorzaken van die prijsstijgingen te achterhalen, maar om uit te maken welke opties er - met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel - zijn voor een gecoördineerde Europese actie om energiearmoede te voorkomen en te bestrijden, voor meer solidariteit op dit gebied te zorgen en kwetsbare (al dan niet Europese) burgers beter te beschermen.

1.2

In het licht van die grote politieke uitdaging pleit het EESC voor een Europees engagement inzake energieveiligheid en -solidariteit in een door het EESC gewenste Europese Energiegemeenschap.

1.3

Een dergelijk engagement wordt de opmaat voor een echt Europees beleid tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied, waarvan het uitgangspunt is dat iedereen recht heeft op toegang tot energie (dat volgens het EESC moet worden beschouwd als een gemeenschappelijk basisgoed) om een menswaardig bestaan te kunnen leiden. Dit engagement is er zowel op korte als op lange termijn op gericht:

de burgers tegen energiearmoede te beschermen en hun sociale uitsluiting te voorkomen;

de structurele kwetsbaarheidsfactoren terug te dringen (door een basistoegang tot energie te bieden tegen redelijke en stabiele prijzen);

iedereen aan te moedigen zijn verantwoordelijkheid te nemen als het gaat om het gebruik van duurzame en hernieuwbare energiebronnen (en zo te zorgen voor de overgang naar een koolstofarme samenleving).

1.4

Het EESC pleit voor de invoering van Europese indicatoren inzake energiearmoede en voor onderlinge afstemming van de statistieken, zodat het probleem in EU-verband beter kan worden afgebakend, voorkomen en aangepakt en er in Europa op dit gebied voor meer solidariteit wordt gezorgd.

1.5

Het EESC adviseert om een Waarnemingspost voor armoede op te richten waarvan een belangrijk aandachtspunt energiearmoede is. In het kader van die Waarnemingspost zouden alle belanghebbenden moeten bijdragen aan de uitwerking van Europese indicatoren inzake energiearmoede (in overleg met Eurostat), de vaststelling van de stand van zaken, de opsporing van de meest geslaagde methoden op dit gebied en de uitwerking van aanbevelingen om het probleem beter te voorkomen en aan te pakken en op dit gebied voor Europese solidariteit te zorgen

1.6

Verder adviseert het EESC het Burgerforum voor energie (het "Forum van Londen") om vertegenwoordigers van het EESC toe te laten en nauw samen te werken met de sociaaleconomische raden en verwante instellingen van de lidstaten.

1.7

Het EESC is voorstander van een energiemarkt die meer is ingesteld op de consumenten en, meer in het algemeen, vooral op de kwetsbare (Europese of andere) burgers. Het EESC betuigt zijn steun aan regelingen waarmee burgers weer zelf het heft in handen kunnen nemen als het gaat om hun energievoorziening. Het EESC adviseert de Commissie om in het door de Europese Raad aangevraagde verslag (dat eind 2013 klaar moet zijn) een analyse op te nemen van energiearmoede in de EU, waarin aandacht wordt geschonken aan de kwetsbaarheidsfactoren. Ook zou de Commissie een Europese strategie en een stappenplan moeten voorstellen om energiearmoede te voorkomen en op te heffen. Het belangrijkste is dat iedere kostenstijging wordt voorkomen; dit is mogelijk dankzij een geharmoniseerd en doeltreffend Europees energiebeleid (zie advies TEN/508 "De economische effecten van elektriciteitssystemen door een ruimer gebruik van fluctuerende duurzame-energiebronnen" - CES 2599/2012) (1).

1.8

Het EESC pleit ervoor dat, alvorens de belangrijkste maatregelen in het kader van het energiebeleid van de EU en de lidstaten goed te keuren, deze worden beoordeeld op de economische effecten die ze zullen hebben op de verschillende categorieën consumenten (waarbij bijv. wordt gekeken naar het inkomensniveau, de samenstelling van het huishouden of het soort verwarming). De bedoeling hiervan is om een actueel beeld te krijgen van de categorieën consumenten van wie de energierekening veel hoger zou gaan uitvallen dan die van de gemiddelde verbruiker, waarna zo nodig aanvullende maatregelen (aanpassing van de regelgeving, verbetering van de energie-efficiëntie van woningen e.d.) kunnen worden genomen ter ondersteuning van de meest kwetsbare consumenten.

1.9

De Commissie zou zich moeten beraden op de instelling van een Europees Fonds voor energiesolidariteit als middel om aan alle in de EU ondernomen acties een transversale dimensie te geven, want zo kan op adequate wijze vorm worden gegeven aan Europese solidariteit op dit gebied.

1.10

Het EESC breekt een lans voor een jaarlijks terugkerende bijeenkomst van maatschappelijke organisaties. Doel daarvan zou zijn om samen over energiearmoede en solidariteit in Europa te discussiëren, om over lokale, nationale en Europese initiatieven op dit gebied van gedachten te wisselen en om, in overleg met de Europese Waarnemingspost voor armoede in Europa, praktische aanbevelingen uit te werken voor Europese, nationale en lokale besluitvormers en besluitvormers in instellingen, organisaties en bedrijven.

1.11

Met de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied wordt het algemeen Europees belang gediend. Daarom zou de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad moeten voorstellen om een Europees Jaar aan dit thema ("energiesolidariteit") te wijden. Door zo'n Europees Jaar wordt de publieke opinie attent gemaakt op deze voor Europa zeer zorgwekkende problematiek en wordt de aandacht van besluitvormers daarop gevestigd.

1.12

Tegen die achtergrond adviseert het EESC de Commissie om een Europese voorlichtingscampagne over de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied te organiseren, waaraan zowel lokaal als nationaal invulling wordt gegeven. Met deze campagne moet vooral worden gestreefd naar educatie in energie-efficiëntie, met als doel om de burgers op te voeden tot consumenten die het heft in eigen handen nemen als het gaat om hun energievoorziening, om ondernemers hun verantwoordelijkheid te laten nemen en bij deze problematiek te betrekken enz.

2.   Het is hoog tijd voor een Europees engagement inzake energieveiligheid en -solidariteit om een einde te maken aan energiearmoede

2.1

Energie is een gemeenschappelijk basisgoed, omdat er voor alle dagelijkse activiteiten energie nodig is en daarin moet worden voorzien om burgers een menswaardig bestaan te kunnen laten leiden. Geen toegang tot energie kan dramatische gevolgen hebben. Energiearmoede kan dodelijk zijn en tot sociale uitsluiting leiden. In Europa gaan ruim 50 miljoen mensen gebukt onder energiearmoede (vgl. het Europese project European Fuel Poverty and Energy Efficiency - 2009). Aan die ontoelaatbare situatie moet een einde worden gemaakt. Het is hoog tijd voor Europa om in actie te komen. Het EESC pleit voor een Europees engagement inzake energieveiligheid en -solidariteit en voor een echt Europees beleid tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied. Dit beleid moet tot doel hebben om:

de (Europese en andere) burgers tegen energiearmoede te beschermen en hun sociale uitsluiting te voorkomen;

iedereen in Europa door middel van acties betrouwbare en regelmatige toegang te bieden tot energie tegen redelijke en stabiele prijzen;

te zorgen voor de overgang naar een koolstofarme samenleving.

2.2

Door dit Europese engagement zou voortaan in EU-verband gezamenlijk en gecoördineerd voor een lagere energierekening kunnen worden geijverd. Dit engagement zou moeten worden gebaseerd op de erkenning van het recht van iedereen op toegang tot energie (om een menswaardig bestaan te kunnen leiden), dat ook in het Verdrag van Lissabon zou moeten worden opgenomen. Op die manier wil het EESC bewerkstelligen dat de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied tot de doelstellingen gaat behoren van alle EU-beleidsterreinen, en dan met name het Europese energiebeleid. Het EESC wijst er nogmaals op dat energie moet worden behandeld als een gemeenschappelijk basisgoed met de hierbij behorende openbare-dienstverplichtingen. Energievoorziening door ondernemingen valt onder de diensten van algemeen economisch belang (DAEB) waarvan het nut voor de sociale en territoriale samenhang in Europa in het Verdrag van Lissabon is onderkend (artikel 14 van het VWEU/protocol nr. 26). In het Handvest van de grondrechten van de EU staat het recht op sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting om een menswaardig bestaan te kunnen leiden (artikel 34), evenals de verplichting om zorg te dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming (artikel 38) en het basisrecht op toegang tot openbare dienstverlening (artikel 36).

2.3

Met dit engagement zou de EU het beginsel van solidariteit, hoeksteen van de Europese eenwording, nieuw leven inblazen. Ook wordt hierdoor weer zin gegeven aan het Europese project ten overstaan van steeds zwaarder teleurgestelde en sceptischere burgers. Van alle daarover ondervraagde Europese burgers staat 81 % achter de strijd tegen energiearmoede (Eurobarometer van het Europees Parlement, 2011).

2.4

Het is een goede zaak dat de Europese Raad van 22 mei 2013 belangstelling heeft getoond voor de kosten van en prijzen voor energie en de gevolgen daarvan voor de (vooral meest kwetsbare) huishoudens. Het gaat hier om vraagstukken met een aanzienlijke politieke lading. Zo is de regering van Bulgarije op 20 februari 2013 afgetreden omdat de bevolking tegen de plotselinge en buitengewone verhoging van elektriciteitstarieven (een stijging van meer dan 20 % tussen december 2012 en januari 2013) demonstreerde nadat de markt door nationale maatregelen was geliberaliseerd. Die prijsstijging werd een uitlaatklep voor de al heersende onvrede in een land waar gemiddeld minder dan 400 euro wordt verdiend (17,3 % van de inkomsten van de huishoudens gaat op aan de elektriciteitsrekening - Nationaal Instituut voor de Statistiek).

2.5

De prijzen voor energie vertonen een voortdurend stijgende lijn: elektriciteit is tussen 2011 en 2012 in de EU gemiddeld 6,6 % duurder geworden (met een stijging van 21 % in Cyprus, 15 % in Griekenland, 11 % in Italië, 10 % in Ierland en Portugal en 9 % in Spanje en Polen). De gasprijs voor particulieren is in de EU gemiddeld met 10,3 % gestegen, met uitschieters voor Letland (+ 21 %), Estland (+ 19 %) en Bulgarije (+ 18 %) (Eurostat, mei 2013).

3.   De realiteit van energiearmoede

3.1

In Europa zijn de problemen die zich vroeger hebben voorgedaan bij de toegang tot energie, voor een groot deel opgelost, maar wereldwijd zijn er 1,2 miljard mensen die nog steeds geen toegang hebben tot elektriciteit, en 2,8 miljard mensen die zich verwarmen met of koken op hout of en andere soorten biomassa (Wereldbank/IEA, mei 2013). Het probleem van toegang tot moderne energiedienstverlening is zo groot dat de VN 2012 heeft uitgeroepen tot "Internationaal Jaar van duurzame energie voor iedereen" en recentelijk heeft voorgesteld om "duurzame en continu geleverde energie" tot een van de twaalf wereldwijde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling te maken, die nu voor de eerste keer zijn opgesteld met het oog op de ontwikkelingslanden EN de ontwikkelde landen.

3.2

In Europa betekent energiearmoede dat steeds meer mensen (ruim 50 miljoen volgens het Europese project European Fuel Poverty and Energy Efficiency - 2009) moeite hebben om hun energierekening te betalen of slechts beperkt toegang hebben tot energie omdat hun inkomsten laag zijn, hun woning wordt gekenmerkt door thermische zeefwerking, hun apparatuur van slechte kwaliteit is (verwarming, kooktoestel, warm water) en energie duur is. Ook de mobiliteit drukt zwaar op het budget van huishoudens, omdat woningen vaak ver van de binnenstad afliggen en vervoer bepalend is voor het vinden en behouden van werk. Energiearmoede bedreigt ouderen, eenoudergezinnen, werklozen, uitkeringsgerechtigden enz. De consequenties ervan zijn velerlei: beperking van de mobiliteit heeft gevolgen voor het werk en een gebrekkige verwarming heeft een impact op de hygiëne en de gezondheid (de moeilijke keuze tussen "verwarmen of eten", ademhalingsaandoeningen enz.), wat vaak leidt tot verhoogde sterftecijfers, uit de hand lopende schulden en een sociaal en geografisch isolement.

3.3

Energiearmoede maakt kwetsbaar, boven op andere kwetsbaarheidsfactoren. De zich opstapelende moeilijkheden maken dat iemand in een spiraal belandt waardoor zijn of haar situatie blijft verslechteren en de last steeds groter wordt voor mensen die in alle opzichten als behoeftig moeten worden aangemerkt. De werkelijkheid is dat het risico op armoede steeds groter wordt (Eurostat, december 2012): in 2011 werden 119,6 miljoen mensen in de EU-27 bedreigd met sociale uitsluiting, omdat zij op het randje van armoede leefden, onder ernstige materiële ontbering leden of in huishoudens leefden met een zeer lage arbeidsintensiteit. Het EESC herinnert eraan dat een doelstelling van de Europa 2020-strategie is om het aantal mensen dat met armoede en sociale uitsluiting wordt bedreigd, met ten minste 20 miljoen te verminderen.

3.4

De noodzaak om energiearmoede te bestrijden en de solidariteit op dit gebied te vergroten, doet zich meer dan ooit gevoelen als een Europese politieke topprioriteit die weerslag heeft op alle beleidsterreinen van de EU met raakvlakken op het gebied van sociale voorzieningen, volksgezondheid, economie en politiek.

4.   Europese indicatoren en statistieken op het gebied van energiearmoede

4.1

"Energiearmoede" resp. "energiekwetsbaarheid" is een feit. Iemand is "energiekwetsbaar" als hij of zij tijdelijk onder grote druk staat wat energievoorziening betreft. "Energiearmoede" is een maatschappelijke situatie die ontstaat onder invloed van externe factoren (energieprijzen, staat van de behuizing enz.) en interne factoren (ouderdom, inkomsten enz.). Het EESC hanteert in beide gevallen het begrip "energiearmoede".

4.2

Vooralsnog is alleen in Frankrijk, Slowakije, het Verenigd Koninkrijk en Ierland een definitie van het begrip "energiearmoede" vastgelegd.

4.3

Het Verenigd Koninkrijk toetst dit begrip aan objectieve criteria: een huishouden gaat gebukt onder "fuel poverty" als meer dan 10 % van de inkomsten opgaat aan een redelijke mate van verwarming van de woning (volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is dat 20°C in de woonkamer en 18°C in de overige vertrekken). Daarbij worden drie factoren in aanmerking genomen: de inkomsten, de energieprijzen en het energieverbruik. Deze definitie wordt momenteel opnieuw bekeken door de regering, omdat daarin geen rekening wordt gehouden met de overige energiebehoeften van huishoudens.

4.4

In Frankrijk wordt "energiekwetsbaarheid" in artikel 11, lid 4, van de "Grenelle II"-wet omschreven als een situatie waarin mensen vanwege de ontoereikendheid van hun inkomsten of hun woonomstandigheden bijzondere moeilijkheden ondervinden om zich in hun woonruimte van de energie te voorzien die nodig is om aan hun basisbehoeften te voldoen.

4.5

In andere landen waar geen definitie is vastgelegd, zijn wel specifieke maatregelen genomen. Zo hebben uitkeringsgerechtigden in België de status van "beschermde cliënten" en profiteren zij in die hoedanigheid van sociale tarieven en gratis voorzieningen (budgetmeter, leveringsgarantie). In Italië en Spanje bestaan regelingen onder benamingen als "bonus elettrico" of "bono social". In Duitsland gelden sociale tarieven die lokaal door de deelstaten zijn ingevoerd voor lokale of regionale energiebedrijven. In Zweden worden onbetaalde rekeningen overgenomen door het algemene stelsel van sociale zekerheid. In meer dan de helft van alle lidstaten zijn wetten goedgekeurd of hebben de energiebedrijven gedragscodes afgesproken om verbruikers tegen het afsluiten van de energietoevoer te beschermen (verslag 2009 ERGEG).

4.6

De EU heeft geen definitie van het begrip "energiearmoede", beschikt niet over indicatoren voor energiearmoede en voert geen specifiek beleid om het probleem van energiearmoede op te lossen: wat wordt gedaan, zijn gelegenheidsoplossingen.

4.7

De Commissie maakt gebruik van het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting van de Europa 2020-strategie voor het aanpakken van energiearmoede, die tot gevolg kan hebben dat huishoudens moeten afzien van verwarming of verkoeling, warm water, verlichting of andere basisgoederen voor huiselijk gebruik, wat neerkomt op een vorm van ernstige ontbering.

4.8

In de Richtlijnen voor de interne energiemarkt (juli 2009) wordt het probleem van energiearmoede onderkend, maar zonder dat daarvan een definitie wordt gegeven en zonder dat daaraan een Europese verplichting wordt verbonden. De lidstaten wordt verzocht om te voorzien in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers en om te komen met een definitie van het begrip "kwetsbare afnemer", dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de elektriciteits- en/of gastoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. In haar Mededeling van 15 november 2012 over de behoorlijke werking van de energiemarkt kondigt de Commissie aan de lidstaten (te willen) bijstaan bij de definiëring van het begrip "kwetsbare consument" en bij het vaststellen van de desbetreffende oorzaken, meer bepaald door richtsnoeren uit te werken en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen.

4.9

Het Europees Parlement stelt alleen voor om verder te gaan dan de gangbare definitie van "kwetsbare consument" (endogene kwetsbaarheid) door daartoe ook consumenten te rekenen die kwetsbaar zijn omdat zij zich tijdelijk, vanwege de kloof tussen hun geheel eigen kenmerken en situatie … en de externe omstandigheden, in een toestand van onvermogen bevinden … omdat een consument nu eenmaal ooit in zijn of haar leven kwetsbaar kan worden als gevolg van externe factoren en de wisselwerking tussen die factoren en de markt (…), wat betekent dat hij of zij dan speciale bescherming nodig heeft (resolutie van 22 mei 2012). Het Europees Parlement dringt bij de Commissie en de lidstaten aan op de goedkeuring van een veelomvattende en coherente beleids- en wetgevingsstrategie om kwetsbaarheid aan te pakken, en hierbij rekening te houden met de verscheidenheid aan en de complexiteit van alle mogelijke omstandigheden (resolutie van 22 mei 2012) en op specifieke maatregelen tegen energiearmoede (resolutie van 14 maart 2013 over het Stappenplan voor energie 2050). In zijn resolutie van 11 juni 2013 over een nieuwe agenda voor het Europese consumentenbeleid dringt het Europees Parlement erop aan dat de EU en de lidstaten toereikende garanties bieden voor de bescherming van kwetsbare consumenten, vooral op energiegebied. Het Europees Parlement vraagt de lidstaten vervolgens in zijn resolutie van 11 juni 2013 over sociale woningen in de EU om voor de omschrijving van het begrip "energiearmoede" uit te gaan van gemeenschappelijke criteria die voor iedere lidstaat worden aangepast, zodat specifieke nationale omstandigheden in aanmerking worden genomen.

4.10

Volgens het EESC is er beslist behoefte aan gemeenschappelijke Europese maatstaven en indicatoren voor energiearmoede waarin de dimensie "kwetsbaarheid" wordt meegenomen. Daarmee kunnen de oorzaken beter worden opgespoord en geanalyseerd, kan verder worden gegaan dan de vaststelling van de symptomen en kan een Europese strategie worden uitgestippeld om het probleem beter aan te pakken. De definitie die het EESC zelf heeft opgesteld, te weten: Energiearmoede houdt in dat een woning niet of nauwelijks warm kan worden gehouden en dat andere wezenlijke energiediensten niet of slechts met moeite tegen een redelijke prijs worden verkregen (TEN/420), zou moeten worden gebruikt als uitgangspunt voor verder bespreking (waarbij rekening wordt gehouden met het recht voor iedereen op toegang tot energie als gemeenschappelijk basisgoed) in de Europese Waarnemingspost voor armoede die het EESC wil oprichten. In het kader van die Waarnemingspost zouden gemeenschappelijke Europese maatstaven en indicatoren kunnen worden uitgewerkt die door de lidstaten voor hun definitie van energiearmoede als criteria worden gehanteerd, met dien verstande dat specifieke nationale omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen. Om de statistieken die er zijn, beter op elkaar af te stemmen, zouden Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek één enkele methode moeten afspreken om energiearmoede in de lidstaten en de EU te becijferen.

5.   Een Europese Waarnemingspost voor armoede, met energiearmoede als speciaal aandachtspunt

5.1

Het EESC adviseert om een Waarnemingspost voor armoede op te richten waarin energiearmoede een speciaal aandachtspunt is. In het kader van die Waarnemingspost zouden alle belanghebbenden bijeen moeten worden gebracht: nationale waarnemingsposten, bemiddelaars, regulators, energiebedrijven, diverse organisaties (op het gebied van gezondheidszorg, bouw, energie, consumentenbescherming, bestrijding van sociale uitsluiting, lokale overheden enz.), de sociale partners e.a. Deze waarnemingspost zal de balans opmaken van de gevolgen die de liberalisering van de energiemarkten voor de kwetsbare burgers heeft gehad, zal indicatoren voor energiearmoede, aanbevelingen en methoden uitwerken en zal nagaan welke mogelijkheden er in Europa zijn om verder te werken met best practices op lokaal en nationaal niveau. De bedoeling is dat de Waarnemingspost gaat samenwerken met het Forum van Londen. Het EESC zou willen dat dit Forum van Londen vertegenwoordigers van het EESC kan toelaten en dat het in de strijd tegen energiearmoede nauw samenwerkt met de SER's en verwante organisaties in de lidstaten.

6.   Europese beleidsvormen en initiatieven weer op de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied richten en alle ruimte geven aan de burger als bewuste consument

6.1

De openstelling van de energiemarkten heeft niet geleid tot lagere energieprijzen voor de burgers. Volgens 60 % van de burgers zijn de energieprijzen gestegen, terwijl volgens 3 à 4 % van hen die prijzen juist lager zijn geworden. Zeven procent van de burgers is van gasbedrijf veranderd en acht procent van elektriciteitsbedrijf. Het grootste deel van het budget van consumenten (5,7 %) gaat op aan energie, waarvan weer het grootste deel wordt besteed aan elektriciteit (2,1 %) (zie Tweede Jaarlijkse Scorebord voor de consumptiemarkten 2009). Deze percentages zijn de afgelopen jaren nog hoger geworden.

6.2

De besluiten die de Europese Raad op 22 mei 2013 heeft genomen, gaan de goede kant op: herafstemming van het Europese energiebeleid op de consumenten om hun een veilige en duurzame energievoorziening tegen betaalbare en concurrentiële prijzen en kosten te bieden; consolidering van de rol en rechten van de consumenten; verbeterde bescherming van kwetsbare consumenten; spoedeisende uitvoering van het derde pakket energiemaatregelen. De Commissie moet vóór eind 2013 een analyse voorleggen van de structuur van de prijzen en kosten, met speciale aandacht voor de gevolgen daarvan voor de huishoudens. Het belangrijkste is dat iedere kostenstijging wordt voorkomen; dit is mogelijk dankzij een geharmoniseerd en doeltreffend Europees energiebeleid (zie advies TEN/508 "De economische effecten van elektriciteitssystemen door een ruimer gebruik van fluctuerende duurzame-energiebronnen" - CES 2599/2012) (2).

6.3

Het EESC pleit ervoor dat, voordat de belangrijkste maatregelen in het kader van het energiebeleid van de EU en de lidstaten worden goedgekeurd, deze worden beoordeeld op de economische effecten die ze zullen hebben op de verschillende categorieën consumenten (waarbij bijv. wordt gekeken naar het inkomensniveau, de samenstelling van het huishouden of het soort verwarming). De bedoeling hiervan is een actueel beeld te krijgen van de categorieën consumenten van wie de energierekening veel hoger zou gaan uitvallen dan die van de gemiddelde verbruiker, waarna zo nodig aanvullende maatregelen (aanpassing van de regelgeving, verbetering van de energie-efficiëntie van woningen e.d.) kunnen worden genomen ter ondersteuning van de meest kwetsbare consumenten.

6.4

Het EESC wijst nogmaals op de noodzaak om voornoemde richtlijnen onverkort in nationaal recht om te zetten en toe te zien op dienstverlening voor iedereen, de naleving van de openbare-dienstverplichtingen, de bescherming van kwetsbare burgers en de waarborging van redelijke, vergelijkbare en transparante prijzen. De Commissie zou in haar voor eind 2013 verwachte verslag de stand van zaken inzake energiearmoede moeten opnemen en een analyse moeten maken van energiearmoede in de EU. Ook zou de Commissie een Europese strategie tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied moeten voorstellen, evenals de financiële middelen die nodig zijn om die strategie toe te passen.

6.5

Verder zou de Commissie van energiearmoede een transversale prioriteit moeten maken voor al het beleid van de EU. Ook zou het EESC willen dat de Commissie in haar komende initiatieven (de richtsnoeren voor de interne markt, het initiatief voor de toepassing van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie 2012, het initiatief inzake de rechten van consumenten enz.) meer rekening houdt met energiearmoede.

6.6

Het beleid voor energiesolidariteit en tegen energiearmoede zou onlosmakelijk deel moeten uitmaken van het beleid van de EU inzake de overgang naar een koolstofarme samenleving. Het EESC adviseert de Commissie om nauwgezet toe te zien op de naleving door de lidstaten van Europese regelgeving waarmee energiearmoede kan worden tegengegaan. Ook zou het EESC willen dat het recht van iedereen op toegang tot energie (als gemeenschappelijk basisgoed) wordt opgenomen in het Verdrag en dat de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied kan worden gerekend tot de doelstellingen van alle EU-beleidsterreinen, en dan vooral het energiebeleid. De strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied zou ook moeten worden meegenomen in de werkzaamheden van het Europees semester, zodat daarmee rekening wordt gehouden in de hervormingsprogramma's van de lidstaten.

6.7

Van wezenlijk belang is dat in EU-verband regelingen worden gepromoot om van de kwetsbare een bewuste consument te maken als het gaat om zijn of haar energievoorziening. Dit kan doordat consumenten (bij gelijkblijvende verlening van energiediensten) minder energie beter gaan verbruiken om hun bestaanskwaliteit te verbeteren en doordat zij de voorkeur geven aan de decentrale productie van hernieuwbare energie, mits deze economisch en technisch verantwoord is. Particulieren kunnen bewuster van deze problematiek worden gemaakt en tot een adequaat gedrag (waaklichten uitdoen, energiezuinige apparaten uitkiezen, adequate renovatie enz.) worden aangezet door voorlichting, vorming en educatie. De EU zou transnationale projecten in die zin altijd moeten ondersteunen, vooral door de instelling van een Europees Fonds voor energiesolidariteit, en zou de uitwisseling van door maatschappelijke organisaties opgedane kennis en transnationale netwerkvorming moeten bevorderen. Ook zou de EU ervoor moeten zorgen dat de winning en verspreiding van informatie, educatie op dit gebied en geslaagde methoden (die met name zijn opgespoord dankzij EU-gefinancierde transnationale projecten) algemeen ingang vinden.

6.8

Het EESC pleit ervoor dat innoverende instrumenten die gericht zijn op optimaal gebruik door alle, maar toch vooral de meest kwetsbare consumenten, worden gepromoot in Europese onderzoeksprogramma's. Om nuttig te zijn voor consumenten en helemaal goed te werken, zouden slimme meters bijvoorbeeld in real time leesbare en overzichtelijk informatie over het energieverbruik moeten geven zonder dat daaraan extra kosten verbonden zijn. Dan worden die meters goed werkende preventieve instrumenten waarmee de consumenten worden geholpen om meer inzicht te verkrijgen in hun energieverbruik en daarnaar te handelen. Kortom, zij worden mondige consumenten als het gaat om hun energievoorziening.

6.9

Het EESC zou willen dat er lokaal steeds één enkel loket voor energiesolidariteit in het leven wordt geroepen om tussen alle belanghebbende partijen voor synergiewerking te zorgen en onder die partijen overleg op gang te brengen. Daartoe moeten ook de energiebedrijven worden gerekend, omdat door hun betrokkenheid beter kan worden gecoördineerd, problemen beter kunnen worden opgelost, er beter advies kan worden gegeven, en met name kwetsbare burgers beter kunnen worden gestuurd en begeleid. Ook zou er voor die "enkele loketten" personeel moeten worden opgeleid (idem dito voor administratieve diensten, banken, industriële actoren enz.). In het kader van die opleiding zou inzicht moeten worden verschaft in de problemen van kwetsbare burgers, zou beter moeten worden omgegaan met hun problemen en zou het gemakkelijker moeten worden om de risico's die deze burgers lopen, van tevoren op te sporen. Door die "enkele loketten" kan een alomvattende, geïntegreerde, preventieve en curatieve benadering worden gevolgd waarbij alle relevante actoren, lokale overheden, ondernemingen e.a. worden betrokken, en kunnen steunafhankelijkheid en sociale stigmatisering worden voorkomen. Kortom, door die "enkele loketten" kunnen alle burgers bewuste consumenten worden als het gaat om hun energievoorziening.

6.10

Regelingen om kwetsbare burgers in gevoelige jaargetijden (winter) energie te blijven leveren, de energietoevoer niet af te sluiten bij betalingsmoeilijkheden en achterstallige betalingen te voorkomen, moeten volgens het EESC algemeen worden ingevoerd en verder worden uitgebouwd (met name als energiebedrijven daar nauw bij zijn betrokken). Zo zouden energiebedrijven een grotere rol moeten krijgen bij strategieën om energiearmoede tegen te gaan (zowel om problemen te voorkomen als om problemen op te lossen) en om voor meer solidariteit op dit gebied te zorgen. Op die manier kan meer worden bereikt dan via gedragscodes.

6.11

Het EESC is voorstander van verdere regulering van de werkwijzen van energiebedrijven om te voorkomen dat consumenten met een laag inkomen "dubbel worden gestraft" (poverty premium), ofwel dat zij uiteindelijk voor dezelfde dienstverlening een hogere prijs per eenheid betalen. Zo zouden systemen voor voorafgaande betaling aan regels kunnen worden gebonden om het risico uit te sluiten dat de meest kwetsbare gebruikers er de dupe van worden.

6.12

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om een Europees Jaar van energiesolidariteit te houden. Dan kan een Europese voorlichtingscampagne (afgestemd op de lokale en regionale omstandigheden) worden gevoerd en kunnen gekeurmerkte projecten worden gelanceerd om alle betrokkenen van het belang van uitbanning van energiearmoede te doordringen, om van de burgers als het gaat om hun energievoorziening mondige consumenten te maken en om voor meer solidariteit op energiegebied te zorgen.

7.   Europees Fonds voor energiesolidariteit

7.1

De Commissie zou moeten overwegen om een Europees Fonds voor energiesolidariteit in het leven te roepen. Dit fonds zou kunnen worden ingezet ter ondersteuning van de door het EESC voorgestelde acties, waarbij vooral wordt gedacht aan voorlichting en educatie van burgers, vorming van Europese netwerken voor lokale projecten en steun voor uitwisselingen, overdracht en de algemene verspreiding in Europa van methoden die bij de uitvoering van EU-gefinancierde transnationale projecten of lokale en nationale projecten succesvol zijn gebleken. Een voorbeeld zijn de regelingen die lidstaten of lokale overheden hebben getroffen voor financiële steun bij de betaling van de energierekening (sociale tarieven, energiebonnen enz.), de opschorting van uithuiszettingen in de wintertijd, de invoering van "enkele loketten", de opleiding van adviseurs op het gebied van energie-efficiëntie (bv. het Europese project Achieve), buurtrenovatie, steun voor of technische assistentie bij werkzaamheden om de energie-efficiëntie te vergroten (bv. het Europese project CEB-ELENA "European Local Energy Assistance Facility") en bij microgeneratie van hernieuwbare energie, en financieringsplannen voor de betaling van energierekeningen van kwetsbare huishoudens (bv. Europees project FinSH - Financial and Support Instruments for Fuel Poverty in Social Housing).

8.   Maatregelen om gebouwen energie-efficiënter te maken op de strijd tegen energiearmoede afstemmen

8.1

De EU heeft zichzelf in 2007 voor 2020 de 20-20-20-doelstelling opgelegd, waaronder de vermindering van het energieverbruik met 20 %. In de Richtlijn betreffende energie-efficiëntie van oktober 2012 is een strategie voor de lange termijn (2050) uitgestippeld om investering in de renovatie van openbare en particuliere gebouwen en van woon- en handelspanden te stimuleren. De lidstaten hebben tot 30 april 2014 de tijd om een nationaal actieplan voor de toepassing van die strategie te presenteren. Het EESC wijst nogmaals op het belang van maatregelen om energie-efficiëntie te vergroten, omdat daardoor minder kooldioxide wordt uitgestoten, banen worden gecreëerd en energiearmoede doeltreffend wordt bestreden.

8.2

Immers, een van de voornaamste oorzaken van energiearmoede is dat kwetsbare huishoudens veel te veel huur betalen voor slecht geïsoleerde woningen. Als een woning goed geïsoleerd is, gaat het energieverbruik en dus ook de energierekening omlaag (vooral als ook het energieverbruiksgedrag wordt aangepast). Burgers in huishoudens met een laag inkomen, of het nu gaat om huurders of eigenaren, kunnen zich geen thermische renovatie of de vervanging van hun verwarmingsketel veroorloven, bij gebrek aan spaargeld of omdat banken hun geen leningen willen verstrekken.

8.3

Het EESC stelt een regeling met een dubbel effect voor: eigenaren die een woning verhuren, zouden nadrukkelijk moeten worden gestimuleerd om hun huurpanden thermisch te renoveren (bv. doordat de hoogte van de huur die zij mogen vragen, afhankelijk wordt gemaakt van die renovatie) en zouden daarvoor ook steun moeten ontvangen, terwijl woningen die niet aan een minimumnorm voor thermische isolatie voldoen, in Europa geleidelijk aan de huurmarkt worden onttrokken. De lidstaten zouden energie-efficiëntie moeten kunnen opnemen in de definities en criteria die zij hanteren om huurpanden al dan niet bewoonbaar te verklaren of als "fatsoenlijk" of "menswaardig" aan te merken.

8.4

Het EESC zou willen dat de Commissie zich bezint op financieel innoverende methoden en instrumenten ter ondersteuning van de inspanningen die de lidstaten zich getroosten voor energie-efficiëntie ten gunste van de meest bescheiden huishoudens, in die zin dat daarbij rekening wordt gehouden met de grenzen aan hun financiële mogelijkheden.

8.5

Thermische renovatie van de behuizing van kwetsbare burgers moet een prioriteit worden voor alle beleidsterreinen en programma's van de EU. De Commissie moet zich ervan vergewissen dat de lidstaten in hun programma's voor energie-efficiëntie voorrang verlenen aan investeringen in de behuizing van de meest kwetsbare huishoudens.

8.6

Er zou in de programmering van de structuurfondsen (2014-2020) meer rekening moeten worden gehouden met de strijd tegen energiearmoede en voor solidariteit op dit gebied. Het budget dat voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie wordt uitgetrokken, moet worden verhoogd om aan de verwachtingen te kunnen voldoen.

8.7

Ten slotte pleit het EESC voor de ondersteuning van de microgeneratie van hernieuwbare energie, omdat dit een middel kan zijn om de meest kwetsbare burgers toegang tot energie te bieden.

Brussel, 18 september 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 198 van 10.7.2013, blz. 1-8.

(2)  PB C 198 van 10.7.2013, blz. 1-8.