52013DC0483R(01)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Vooruitgang van de lidstaten op weg naar bijna-energieneutrale gebouwen /* COM/2013/0483 final/2 */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Vooruitgang van de lidstaten op weg naar bijna-energieneutrale gebouwen

INHOUDSOPGAVE

1........... Inleiding.......................................................................................................................... 4

2........... Toepassing van de definitie van BENG's in de praktijk..................................................... 5

3........... Tussentijdse streefcijfers................................................................................................. 6

4........... Beleid en maatregelen voor de bevordering van BENG's................................................. 7

4.1........ Rapportage over artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG............................................. 8

4.2........ Beleid en maatregelen ter stimulering van het ombouwen tot BENG's............................... 9

5........... Conclusies en volgende stappen...................................................................................... 9

5.1........ Conclusies...................................................................................................................... 9

5.2........ Volgende stappen......................................................................................................... 10

Bijlage 1: Overzicht van de nationale definities van BENG's.......................................................... 11

1. Inleiding

Gebouwen staan centraal in het EU-beleid inzake energie-efficiëntie, aangezien bijna 40%[1] van het eindenergieverbruik in huizen, kantoren, winkels en andere gebouwen plaatsvindt en 36% van de uitstoot van broeikasgassen door gebouwen wordt gegenereerd. Het verbeteren van de energieprestatie van gebouwen in Europa is van cruciaal belang, niet alleen voor het bereiken van de doelstellingen van de EU voor 2020, maar ook om de langetermijndoelstellingen van onze klimaatstrategie, zoals vastgelegd in de routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050[2], te halen.

Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen[3] (hierna de "REPG" genoemd) is het belangrijkste wetgevende instrument op EU-niveau voor de verbetering van de energie-efficiëntie van Europese gebouwen. Een belangrijk onderdeel van de REPG, in het bijzonder voor de verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen, zijn de eisen die daarin gesteld worden aan bijna-energieneutrale gebouwen (hierna "BENG's" genoemd).

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de REPG moeten de lidstaten erop toezien dat:

(a) uiterlijk 31 december 2020 alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutrale gebouwen zijn, en

(b) na 31 december 2018 nieuwe gebouwen waarin overheidsinstanties zijn gehuisvest die eigenaar zijn van deze gebouwen, bijna-energieneutrale gebouwen zijn".

Bovendien moeten de lidstaten nationale plannen opstellen om te zorgen voor een toename van het aantal BENG's. Die nationale plannen kunnen voor verschillende categorieën gebouwen gedifferentieerde streefcijfers bevatten.

In artikel 9, lid 2, is bovendien bepaald dat de lidstaten beleid moeten ontwikkelen en maatregelen moeten vaststellen, zoals het bepalen van streefcijfers, om het ombouwen van te renoveren gebouwen tot BENG's te stimuleren, en dat zij de Commissie daarvan in kennis moeten stellen via hun nationale plannen.

In artikel 9, lid 3, is bepaald dat "de nationale plannen onder meer de volgende elementen omvatten:

(a) de gedetailleerde door de lidstaten in de praktijk te hanteren definitie van bijna-energieneutrale gebouwen, waarin hun nationale, regionale of lokale omstandigheden in aanmerking worden genomen, en met inbegrip van een numerieke indicator van het primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m2 per jaar….

(b) tussentijdse streefcijfers voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen tegen 2015...;

(c) informatie over het beleid en de financiële of andere maatregelen […], met inbegrip van nadere gegevens over […] energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, in het kader van artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG en de artikelen 6 en 7 van de onderhavige richtlijn."

Op basis van deze nationale plannen publiceert de Commissie uiterlijk 31 december 2012 en vervolgens om de drie jaar een verslag over de voortgang van de lidstaten (artikel 9, lid 5).

Dit eerste verslag is grotendeels gebaseerd op de informatie uit de sinds eind november 2012 door acht lidstaten (BE, DK, CY, FI, LT, NL, SE en UK) ingediende nationale plannen voor BENG's. Inmiddels hebben zes andere lidstaten (BG, DE, FR, HU, IE, SK) hun plannen ingestuurd, maar daarmee is in de analyse geen rekening gehouden. Bovendien is informatie over de vorderingen van de lidstaten die geen officieel nationaal plan hadden ingediend, gehaald uit hun tweede nationale actieplan voor energie-efficiëntie (NEEAP), voor zover deze gegevens beschikbaar waren. Dertien van de tweede NEEAP's (die van BG, EE, FI, FR, HU, IE, IT, LU, MT, PL, ES, NL en UK) noemen de BENG-doelstellingen. Dit verslag maakt ook gebruik van informatie uit de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen (hierna "NREAP's" genoemd)[4] en een specifieke studie naar BENG's[5].

In het algemeen moet worden opgemerkt dat de nationale plannen aanzienlijk variëren, wat presentatie en inhoud betreft. Dit weerspiegelt de verschillende niveaus van ontwikkeling van nationaal beleid ten aanzien van BENG's, alsook het ontbreken van een model voor de plannen. Dit neemt niet weg dat de nationale plannen alle aanzienlijk meer informatie bevatten dan hetgeen was opgenomen in de tweede NEEAP's.

2. Toepassing van de definitie van BENG's in de praktijk

Overeenkomstig artikel 2, punt 2, van de REPG is een BENG een "gebouw met een zeer hoge energieprestatie, zoals vastgesteld volgens bijlage I. De dichtbij nul liggende of zeer lage hoeveelheid energie die is vereist, dient in zeer aanzienlijke mate te worden geleverd uit hernieuwbare bronnen, en dient energie die ter plaatse of dichtbij uit hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd te bevatten;"

Dus terwijl in de REPG het kader voor de definitie van BENG's wordt vastgesteld, is de definitieve gedetailleerde praktische toepassing van die definitie (bv. wat is een "zeer hoge energieprestatie") de verantwoordelijkheid van de lidstaten.

Uit een analyse van de beschikbare informatie (zie bijlage 1 voor een gedetailleerder overzicht) blijkt dat, hoewel de meeste lidstaten verslag uitbrengen over de voortgang die is geboekt bij het definiëren van BENG's, slechts vier lidstaten (BE, CY, DK en LT) een definitie hebben gegeven die zowel een kwantitatieve doelstelling als een aandeel energie uit hernieuwbare bronnen omvat. In andere lidstaten heeft het werk aan de definitie verschillende stadia van ontwikkeling bereikt (zie grafiek hieronder).

Figuur 1: Stand van zaken bij de totstandbrenging van de definitie van BENG's in de lidstaten

Een paar lidstaten noemden doelstellingen die verder gaan dan de eisen op het gebied van BENG's, waaronder energieneutrale gebouwen in Nederland en energiepositieve gebouwen (gebouwen die meer energie produceren dan zij verbruiken) in Denemarken en Frankrijk, klimaatneutrale nieuwe gebouwen in Duitsland en de nulkoolstofnormen in het Verenigd Koninkrijk.

Waar een numerieke indicator is vastgesteld, lopen de eisen vrij sterk uiteen van ongeveer 0 kWh/m²/jaar tot 220 /kWh/m²/jaar. Men kan zich afvragen of het hogere energieverbruik verenigbaar is met de definitie van BENG's zoals deze is vermeld door de REPG.

Wat het aandeel hernieuwbare energie betreft, is de rapportage even divers: slechts enkele landen (BE, CY, DK en LT) stellen een specifiek minimumpercentage vast. Andere lidstaten doen alleen kwalitatieve uitspraken (BE, DE, EL, IE, LT, NL, SE en UK). Tot slot stellen een paar lidstaten (EE, NL) dat het aandeel hernieuwbare energie zal worden vastgesteld wanneer de nationale definitie inzake BENG's verder is ontwikkeld (zie ook punt 4.1).

Geen enkele lidstaat heeft een wettelijke regeling gemeld voor het niet toepassen van de BENG-voorschriften voor specifieke en gerechtvaardigde gevallen waar de kosten-batenanalyse over de economische levensduur van het betrokken gebouw negatief is, zoals is toegestaan krachtens artikel 9, lid 6, van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, de REPG.

3. Tussentijdse streefcijfers

In artikel 9, lid 3, onder b), is bepaald dat de nationale plannen onder meer "tussentijdse streefcijfers voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen tegen 2015" moeten omvatten.

Vijftien van de 27 lidstaten (BE, CZ, DK, EE, FI, DE, EL, HU, IE, LV, LT, SI, SE, NL en UK) hebben inderdaad dergelijke tussentijdse streefcijfers vastgesteld. Aangezien de richtlijn echter niet aangeeft welk soort streefcijfers de lidstaten moeten vaststellen, hebben de lidstaten een verschillende aanpak van de vaststelling van tussentijdse doelstellingen gekozen (zie bijlage 1 voor nadere bijzonderheden). Een meerderheid van de landen stelt deze streefcijfers vast als minimumeisen inzake energieprestaties (bv. 50 kWh/m²/jaar in 2015) of als een vereist niveau van het energieprestatiecertificaat voor een bepaald jaar (bv. niveau B tegen 2015). Andere lidstaten stellen de tussentijdse streefcijfers vast door te stellen dat "alle nieuwe gebouwen” of "alle nieuwe openbare gebouwen" tegen 2015 BENG's zullen zijn.

Een paar lidstaten (CZ, EE en NL) hebben vastgesteld hoeveel nieuwe gebouwen of nieuwe openbare gebouwen tegen 2015 werkelijk moeten zijn gebouwd.

De voorbeeldrol van de publieke sector is door diverse lidstaten (BE, CZ, DE, DK, EE, IE, NL en UK) benadrukt, door de vaststelling van specifieke tussentijdse streefcijfers voor openbare gebouwen.

Slechts een klein aantal lidstaten (BE, DK en IE) heeft tussentijdse streefcijfers voor het ombouwen van bestaande gebouwen tot BENG's vastgesteld.

4. Beleid en maatregelen voor de bevordering van BENG's

Op grond van artikel 9, lid 3, onder c), van de REPG moeten de nationale plannen het volgende omvatten: "informatie over het in het kader van de leden 1 en 2 gevoerde beleid en de in datzelfde kader vastgestelde financiële of andere maatregelen ter bevordering van bijna-energieneutrale gebouwen, met inbegrip van nadere gegevens over nationale eisen en maatregelen in verband met het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en in bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, in het kader van artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG en van de artikelen 6 en 7 van de onderhavige richtlijn."

De lidstaten hebben melding gemaakt van een groot aantal beleidsinitiatieven en maatregelen ter ondersteuning van de BENG-doelstellingen in hun nationale plannen en NEEAP's (zie onderstaande tabel), hoewel het vaak niet duidelijk is in welke mate deze maatregelen speciaal op BENG's zijn gericht.

Financiële instrumenten en ondersteunende maatregelen, waaronder belastingkredieten voor notariskosten, gesubsidieerde hypotheekrentetarieven voor energiezuinige woningen en leningen tegen lage rente voor de ombouw tot energiezuinige woningen, werden het vaakst vermeld, gevolgd door de versterking van bouwvoorschriften, bewustmaking, onderwijs- en opleidingsactiviteiten, en proef- of demonstratieprojecten voor zeer efficiënte gebouwen.

Slechts enkele lidstaten hebben over specifieke maatregelen voor openbare gebouwen gerapporteerd. Het toepassingsgebied van de maatregelen voor openbare gebouwen verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat, variërend van alleen de gebouwen van de centrale overheid tot alle openbare gebouwen of alle voor publieke doeleinden gebruikte gebouwen.

Figuur 2: Belangrijkste beleidsmaatregelen ter ondersteuning van BENG's in de lidstaten

4.1. Rapportage over artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG[6]

Op grond van artikel 9, lid 3, onder c), van de REPG moeten de lidstaten de Commissie in hun nationale plannen eveneens informeren over de "… nadere gegevens over nationale eisen en maatregelen in verband met het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en in bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, in het kader van artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG…."

In artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (hierna de "richtlijn hernieuwbare energiebronnen" genoemd), is het volgende bepaald:

"In het kader van hun bouwvoorschriften en -regels voeren de lidstaten passende maatregelen in om het aandeel van alle soorten energie uit hernieuwbare energiebronnen in de bouwsector te vergroten.

Bij de vaststelling van zulke maatregelen of in hun regionale steunregelingen kunnen de lidstaten rekening houden met nationale maatregelen die verband houden met aanzienlijke verbeteringen van de energie-efficiëntie en met warmtekrachtkoppeling en passieve, lage- of nulenergiegebouwen.

In hun bouwvoorschriften en -regels … eisen de lidstaten … uiterlijk 31 december 2014 dat in nieuwe gebouwen en bestaande gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd minimumniveaus van energie uit hernieuwbare bronnen worden gebruikt.”

Slechts enkele lidstaten hebben naar aanleiding van deze verplichting in hun nationale plannen of NEEAP’S maatregelen gerapporteerd (zie bijlage 1, laatste kolom). Sommige lidstaten rapporteerden echter wel over het aandeel hernieuwbare energie in gebouwen in het kader van hun nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen (NREAP's), zij het niet zeer gedetailleerd. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de rapporteringsdatum voor de NREAP's, 30 juni 2010, toen nog maar weinig lidstaten hun BENG-beleid gedetailleerd hadden uitgewerkt.

In die gevallen waarin lidstaten in hun NREAP's over gebouwen hebben gerapporteerd, heeft dit meestal voornamelijk betrekking op minimumniveaus thermische zonne-energie voor de productie van warm water voor huishoudelijk gebruik (CY, EL, ES, IT, PT).

De rapportering over hernieuwbare energie in de nationale BENG-plannen verwijst naar maatregelen die zijn getroffen als gevolg van de "richtlijn hernieuwbare energiebronnen" en de uitvoering ervan (BE Vlaams Gewest, DK en SE) of beschrijft specifieke steunmaatregelen voor hernieuwbare energie (DK).

4.2. Beleid en maatregelen ter stimulering van het ombouwen tot BENG's

Op grond van artikel 9, lid 2, van de REPG moeten de lidstaten "in het verlengde van de door de publieke sector vervulde voortrekkersrol … beleid ontwikkelen en … maatregelen vaststellen, zoals het bepalen van streefcijfers, om de transformatie van gebouwen die worden gerenoveerd tot bijna-energieneutrale gebouwen te stimuleren en … de Commissie daarvan in kennis stellen in hun … nationale plannen".

Sommige lidstaten hebben inderdaad specifieke maatregelen voor het ombouwen van bestaande gebouwen tot BENG's gemeld (DK, FR, IE, MT, NL, SE, UK). Sommige lidstaten hebben specifieke bouwvoorschriften voor renovatie vastgesteld (DK, IE, SE), andere leggen de nadruk op financiële voordelen, zoals kortingen, belastingfaciliteiten en voordelige bankleningen (MT, UK) of zijn van plan studies te verrichten (NL).

5. Conclusies en volgende stappen 5.1. Conclusies

Eind november 2012 hadden slechts 9 lidstaten (BE, DK, CY, FI, LT, IE, NL, SE en UK) melding gemaakt van nationale plannen inzake BENG's aan de Commissie. Wat de praktische definitie van BENG's betreft, hebben slechts vijf lidstaten (BE, CY, DK, IE en LT) een definitie gegeven die zowel een kwantitatieve doelstelling als een percentage hernieuwbare energiebronnen bevat.

Vijftien lidstaten (BE, CZ, DK, EE, FI, DE, GR, HU, IE, LV, LT, SL, SE, NL en UK) hebben tussentijdse streefcijfers voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen in 2015 gepresenteerd, waarbij de meeste de nadruk wordt gelegd op de versterking van de bouwvoorschriften en/of het niveau van het energieprestatiecertificaat.

Hoewel de meeste lidstaten melding hebben gemaakt van een aantal ondersteuningsmaatregelen om BENG's te bevorderen, onder meer door financiële stimulansen te geven, hun bouwvoorschriften te versterken, door bewustmakingsactiviteiten en demonstratie/proefprojecten, is het niet altijd duidelijk in welke mate deze maatregelen zich speciaal op BENG's richten.

Daarom moet worden geconcludeerd dat de lidstaten te weinig vooruitgang hebben geboekt bij hun voorbereidingen om in 2020 de BENG-doelstellingen te halen.

Dit gebrek aan goede en tijdige voorbereiding vergroot het risico dat lidstaten de uiterste datum waarna alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal moeten zijn, niet zullen halen. Bovendien betekent het ontbreken van duidelijke definities, tussentijdse streefcijfers en gerichte steunmaatregelen dat de bouwsector wordt geconfronteerd met onzekerheid over het regelgevings- en beleidskader voor BENG's, waardoor de noodzakelijke investeringen in technologie, processen en opleiding vertraging oplopen en het concurrentievermogen van die sector vermindert.

Verder zou de EU een deel van de bijdrage kunnen verliezen die gebouwen zouden moeten leveren aan het halen van haar langetermijndoelstellingen op het gebied van klimaat en energie. Gezien de potentiële omvang van deze bijdrage is het niet waarschijnlijk dat besparingen in andere sectoren deze kloof kunnen dichten.

Dit gebrek aan vooruitgang betekent ook dat de lidstaten grote moeite hebben om in detail invulling te geven aan de praktische omschrijving van BENG's binnen de werkingssfeer van de REPG, waardoor de onzekerheid voor de bouwsector verder toeneemt.

Tot slot, aangezien de Commissie slechts beperkte informatie heeft ontvangen van de lidstaten, is het niet mogelijk om een deugdelijke evaluatie te maken van de nationale plannen, en met name van de deugdelijkheid van de maatregelen die de lidstaten van plan zijn te nemen om de doelstellingen van de REPG te halen.

5.2. Volgende stappen

De lidstaten die hun nationale plannen nog niet aan de Commissie hebben toegestuurd, moeten dat onverwijld doen. De Commissie zal hiertoe rechtstreeks contact onderhouden met die lidstaten.

Voor de lidstaten die hun nationale plannen wel hebben ingediend, zal de Commissie de volledigheid ervan voor de eerste keer beoordelen. Wanneer de plannen onvolledig zijn, zal de Commissie om aanvullende en gedetailleerdere informatie verzoeken. Ter vergemakkelijking van de levering van deze informatie, moet de lidstaten een speciaal ontwikkeld, niet-verplicht model ter beschikking worden gesteld. De lidstaten wordt ten zeerste aanbevolen gebruik te maken van dat model om de vergelijkbaarheid en de analyse van de plannen te vergemakkelijken.

Vervolgens zal de Commissie een gedetailleerde evaluatie van de nationale plannen maken, waarbij zij voornamelijk in detail zal kijken naar de toepassing van de definitie van BENG's, de tussentijdse streefcijfers en de voorgestelde steunmaatregelen. De Commissie zal zo nodig om nadere specifieke informatie over de eisen van de lidstaten ten aanzien van BENG's vragen, zoals bedoeld in artikel 9, lid 4, van de REPG. Op basis van deze evaluatie zal de Commissie een actieplan ontwikkelen en, indien nodig, maatregelen voorstellen om tot een groter aantal BENG's te komen en om de goede praktijken voor het kostenefficiënt transformeren van bestaande gebouwen tot BENG's te stimuleren.

Om de lidstaten verder te helpen bij de ontwikkeling van een gedetailleerde toepassing in de praktijk van de definitie van BENG's in de REPG, is de Commissie van plan interpretatieve richtsnoeren opstellen. Het comité van artikel 26 van de REPG zal de lidstaten adviseren bij het opstellen van deze richtsnoeren. Zo nodig wordt ook gerefereerd aan de lopende normalisatiewerkzaamheden door CEN onder mandaat M/480, de werkzaamheden van de gezamenlijke actie in het kader van de REPG op dit gebied en de ontwikkelingen in het kader van de richtlijn hernieuwbare energiebronnen. In dit verband wordt erop gewezen dat de ontwikkeling van deze richtsnoeren niet kan worden beschouwd als een reden voor de lidstaten om hun nationale plannen en de volledige tenuitvoerlegging van de REPG ten aanzien van BENG's verder te vertragen.

Tot slot zal de Commissie ten volle gebruik maken van haar bevoegdheden op grond van het Verdrag om ervoor te zorgen dat de REPG, met inbegrip van de BENG-eisen, in de hele EU correct wordt omgezet en toegepast.

Concluderend moeten de lidstaten een veel grotere inspanning doen om de voorschriften betreffende BENG's van de REPG ten uitvoer te leggen om ervoor te zorgen dat de klimaatdoelstellingen van de EU op de langere termijn niet in gevaar komen en de bouwsector ten volle kan profiteren van de kansen die BENG's bieden.

Bijlage 1: Overzicht van de nationale definities van BENG's[7]

Land || Beschrijving van de toepassing in de praktijk Artikel 9, lid 3, onder a) || Numerieke indicator voor de vraag naar energie Artikel 9, lid 3, onder a) || Tussentijdse streefcijfers Artikel 9, lid 3, onder b) || Aandeel hernieuwbare energiebronnen Artikel 9, lid 3, onder c)

AT || Het proces om een akkoord te bereiken over de definitie van BENG's in Oostenrijk loopt nog. Ondertussen wordt in de bouwvoorschriften naar een energiezuinige norm verwezen (ÖNORM 8118) die alleen betrekking heeft op de kwaliteit van de bouwschil. || || ||

BE Brussels Hoofdstedelijk Gewest || De definitie in het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheer gebruikt de definitie van de REPG-herschikking. Als het resultaat van de lopende studie naar het kostenoptimaal niveau binnen is, wordt de definitie specifieker gemaakt. || Primair energieverbruik van minder dan 45 kWh/m²/jaar (inclusief verwarming, warm water en toestellen) Voor kantoren, dienstengebouwen en onderwijsinstellingen, primair energieverbruik van minder dan 9 ‑ 2,5 * C kWh/m²/jaar waarbij C de "compactheid" is, d.w.z. de verhouding tussen het ingesloten volume en het verliesoppervlak. || Alle nieuwe gebouwen moeten vanaf 2015 voldoen aan eisen die vergelijkbaar zijn met de passieve norm. || De berekeningsmethode van de primaire energiebronnen omvat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als zonne-energie, biomassaverwarming, geothermische verwarming en warmtepompsystemen, alsook technieken voor passieve koeling.

BE Waals Gewest || BENG's worden vanaf het ontwerpstadium gekenmerkt door energieprestaties die voor de bouwschil dichtbij de norm voor passieve woningen liggen of daaraan gelijkwaardig zijn en door dekking door hernieuwbare energie voor een deel van het energieverbruik. De norm voor het PassivHaus voor Midden-Europa vereist dat het gebouw zo moet zijn ontworpen dat het een jaarlijkse warmtevraag moet hebben van niet meer dan 15 kWh/m² per jaar en 15 kWh/m² per jaar aan koeling OF te zijn ontworpen met een piek van de warmtebelasting van 10 W/m² Het totale primaire-energieverbruik (primaire energie voor verwarming, warm water en elektriciteit) mag niet meer bedragen dan 120 kWh/m² per jaar De definitie zal naar verwachting in de loop der tijd veranderen. || || De energienormen voor woningen, kantoren, gebouwen voor diensten en onderwijs moeten uiterlijk in 2014 60 kWh/m²/jaar zijn. De bouw moet vanaf 2017 ook voldoen aan de norm voor passieve gebouwen of een gelijkwaardige norm. Vanaf 2019 moeten alle nieuwe gebouwen niet alleen aan de norm voor passieve gebouwen, maar ook minimaal aan de "netto-nul"-norm voldoen en in de richting gaan van energiepositieve gebouwen. || Het aandeel hernieuwbare energie wordt uitgedrukt in een getal in het nationaal plan

BE Vlaams Gewest || Op basis van het vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumeisen inzake energieprestatie, onderzoekt het Vlaams Energieagentschap (VEA) de kostenoptimale niveaus voor Vlaanderen. De resultaten van deze studie zullen worden gebruikt voor de concrete toepassing in de praktijk. || Op dit ogenblik is het kostenoptimale niveau E55-E60; dat is het berekende gebruik van energie. || Eis m.b.t. het E-peil voor woningen, kantoren en schoolgebouwen tot E70 in 2012 en E60 in 2014. Een tijdpad voor stringentere eisen tegen 2019 (voor openbare gebouwen) en in 2021 wordt ontwikkeld voor zowel nieuwe als bestaande gebouwen (residentiële en niet-residentiële gebouwen afzonderlijk) || Wetgeving is in ontwikkeling. Voor residentiële gebouwen met meer dan één wooneenheid (ook voor scholen en kantoren) moet een van de volgende zes opties worden gebruikt: 1. Thermische zonne-energiesystemen 2. Fotovoltaïsche zonne-energiesystemen 3. Biomassa (verwarmingsketel, fornuis of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling) 4. Warmtepompen 5. Verband met stadsverwarming of -koeling 6. Deelname aan een hernieuwbare-energieproject met de aanvullende mogelijkheid van ≥ 10 kWh hernieuwbare energie per m² totale bruikbare vloeroppervlakte (combinatie van een of meer systemen). Wanneer dat niet in overeenstemming is met de minimale eisen op het gebied van hernieuwbare energie, wordt het te behalen energieprestatiepeil (E-peil) 10 % strenger vastgesteld. Het minimale aandeel hernieuwbare energie wordt geïntegreerd in de E‑peilberekeningen.

BG || Bulgarije heeft geen officiële definitie van BENG's || || ||

CY || De BENG's worden vastgesteld met een primaire‑energieverbruiksindicator en een percentage hernieuwbare energie. Voor de berekeningen is een referentiegebouw gebruikt. || 180 kWh/m²/jaar voor residentiële gebouwen 210 kWh/m²/jaar voor niet-residentiële gebouwen (inclusief verwarming, koeling, warm water en verlichting) || || Voor ten minste 25 % van de primaire energie moet gebruik worden gemaakt van duurzame energiebronnen.

CZ || De definitie van BENG's wordt momenteel vastgesteld. Het toekomstige decreet inzake energieprestaties van gebouwen bevat de definitie met een vast percentage van de vraag naar energie die door hernieuwbare energiebronnen moet worden gedekt. || || In 2016 moeten alle openbare gebouwen groter dan 1 500 m² BENG's zijn en in 2017 moeten alle openbare gebouwen groter dan 350 m² BENG's zijn. Alle nieuwe gebouwen groter dan 1 500 m² moeten in 2018 BENG's zijn. Alle nieuwe gebouwen groter dan 350 m² moeten in 2019 BENG's zijn. 14 000 tot 22 000 nieuwe BENG-woningen per jaar vanaf 2020. ||

DK || Vereisten inzake BENG's zijn vervat in de bouwvoorschriften, zoals de voortschrijdende prestatiecategorieën; "klasse 2015" en "klasse 2020". Een woongebouw (+ hotels enz.) wordt als klasse 2015 geclassificeerd, wanneer de verzamelde behoefte aan energie voor verwarming, ventilatie, koeling en warm water per m² verwarmde oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 kWh/m²/jaar plus 1 000 kWh/jaar, gedeeld door de verwarmde oppervlakte. (30 + 1000/A) kWh/m²/jaar. Een openbaar gebouw (kantoren, scholen, instellingen) wordt als klasse 2015 geclassificeerd, wanneer de verzamelde behoefte aan energie voor verwarming, ventilatie, koeling en warm water per m² verwarmde oppervlakte niet meer bedraagt dan 41 kWh/m²/jaar plus 1 000 kWh/jaar, gedeeld door de verwarmde oppervlakte. (41 + 1000/A) kWh/m²/jaar. Een gebouw wordt als "klasse 2020"-gebouw geclassificeerd wanneer de collectieve vraag naar energie voor verwarming, ventilatie, koeling en warm water per m² verwarmde oppervlakte niet groter is dan 20 kWh/m²/jaar. || 20 kWh/m²/jaar || De eisen voor de "klasse 2015" worden naar verwachting in 2015 verplicht. De eisen voor de "klasse 2020" worden eind 2018 voor openbare gebouwen verplicht en voor alle andere gebouwen eind 2020. || Verwachte aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de bouwsector ingediend voor 2015 en 2020. tussen de 44 en de 51 % in 2015 tussen 51 en 56 % in 2020.

EE || Een energiecoëfficiënt van 50-140 kWh/m²/jaar is voorgesteld voor BENG's, maar meer openbare raadpleging is nodig met betrekking tot de definitie van BENG's. || Een energiecoëfficiënt van 50-140 kWh/m²/jaar is voorgesteld. || Geleidelijke invoering van stringentere eisen voor de energieprestatie met ingang van 2013. 10 openbaar toegankelijke BENG's tegen 2015. ||

FI || Finland heeft zijn definitieve omschrijving van BENG's nog niet voltooid. Het is de bedoeling om in 2015 technische beschrijvingen van BENG's te geven als aanbeveling. || || De eisen voor de norm voor "passieve woningen" voor na 2015 gebouwde, gerenoveerde of verhuurde gebouwen. Voor nieuwe, na 2015 gebouwde overheidsgebouwen wordt "passief" de norm. ||

FR || Frankrijk heeft geen officiële definitie van BENG's. || || Voor collectieve huisvesting wordt de eis ten aanzien van het verbruik verlaagd van 57,5 naar 50 kWhepm2/jaar in 2015. Voor individuele huisvesting is de eis al 50 kWhep/m2/jaar. Alle nieuwe gebouwen zullen in 2020 energiepositief zijn. Een reductie met 38 % van het primaire energieverbruik tegen 2020 voor de bestaande gebouwenvoorraad. ||

DE || Een expliciete definitie van de BENG-prestatienormen door de regering is in voorbereiding. || || In 2012 of 2013 komt er een actualisering van de energiebesparingsverordeningen; vóór 2020 zijn verdere updates mogelijk. Voor openbare gebouwen worden in 2016 BENG-normen geïntroduceerd en voor alle nieuwe gebouwen in 2018. || In Duitsland is het gebruik van hernieuwbare energie voor verwarming in nieuwe gebouwen verplicht gesteld volgens de wet verwarming met hernieuwbare energie (Erneuerbare-Energien-Wärmegesetz). De minimumhoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie wordt geregeld door het Erneuerbare-Energien-Wärmegesetz (wet verwarming met hernieuwbare energie).

EL || Er is geen BENG-norm beschikbaar. Nieuwe regelingen op basis van de REPG herschikking zijn in voorbereiding en daarin zal de routekaart naar bijna energieneutrale gebouwen worden uitgestippeld. || || || Nieuwe gebouwen moet hun gehele primaire energieverbruik dekken met systemen voor energievoorziening die gebaseerd zijn op hernieuwbare energiebronnen. (nationale doelstelling, NEEAP)

HU || De verplichtingen op het vlak van de energieprestatie van BENG's worden vastgesteld in het kader van het decreet betreffende de energieprestatie van gebouwen dat momenteel wordt ontwikkeld. || || De eisen worden in 2016 strenger; dan wordt het stelsel van eisen naar verwachting eveneens diepgaand herzien. Directe eisen ten aanzien van actieve zonnesystemen en PV systemen worden in 2016 ingesteld. ||

IE || De definitie is vastgesteld met een numerieke indicator voor het primaire energieverbruik en een gebouwenenergieclassificatie-certificaatniveau (Building Energy Rating - BER) || Tegen 2020 moeten alle nieuwe woningen een energiebelasting hebben die niet meer dan 45 kWh/m²/jaar bedraagt (inclusief verwarming, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting) Voor de "gebouwenenergieclassificatie­certificaten " (BER) worden alle nieuwe woningen gekwalificeerd als A3 of hoger. Hetzelfde beginsel is van toepassing op niet voor bewoning bestemde gebouwen en bestaande gebouwen maar er is nog geen officieel besluit genomen over de kwantitatieve doelstelling en de BER-classificatierating. || Het doel is om in 2013 tot een verbetering met 40 % van de totale emissies te komen, en in 2019 tot 60 % totale verbetering, afhankelijk van de kostenoptimale berekeningen. Tot wijziging van deel L van de bouwvoorschriften in 2015 en 2018, om de eisen voor de energieprestatienorm van bestaande gebouwen bij renovatie, uitbreiding, wijziging of verandering van gebruik aan te passen. || Een redelijk aandeel van de energie wordt ter plaatse of in de nabijheid uit hernieuwbare bronnen gewonnen.

IT || Geen officiële definitie van een BENG-prestatienorm. || || ||

LT || De energieprestatie wordt vastgesteld op een wijze die geen verband houdt met een bepaalde waarde van het energieverbruik en wordt gedefinieerd door de respectieve energieprestatieklasse van het gebouw. Elk gebouw wordt afzonderlijk beoordeeld. || Een BENG is een gebouw dat voldoet aan de technische bouwvoorschriften STR 2.01.09: 2012 voor de bouw van klasse A++. ||  Litouwen heeft overgangsbepalingen vastgesteld voor nieuwe gebouwen in 2014, 2016, 2018 en 2021 onder energieprestatieklassen van gebouwen: - vóór 2014 — nieuwe gebouwen of onderdelen daarvan moeten voldoen aan de eisen van klasse-C-gebouwen; - vanaf 2014 — nieuwe gebouwen of onderdelen daarvan moeten voldoen aan de eisen van klasse-B-gebouwen; - vanaf 2016 — nieuwe gebouwen of onderdelen daarvan moeten voldoen aan de eisen van klasse-A-gebouwen; - vanaf 2018 — nieuwe gebouwen of onderdelen daarvan moeten voldoen aan de eisen van klasse-A+-gebouwen; - vanaf 2021 — nieuwe gebouwen of onderdelen daarvan moeten voldoen aan de eisen van klasse-A++-gebouwen. || In gebouwen van klasse A++, moet energie uit hernieuwbare hulpbronnen het grootste deel van de verbruikte energie uitmaken (formule uit nationaal plan).

LV || Wettelijke bepalingen, waaronder specifieke technische vereisten voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, hadden in 2012 moeten worden ontwikkeld. || || ||

LU || Geen informatie gevonden over een definitie van BENG's || || ||

MT || Geen informatie gevonden over een definitie van BENG's || || ||

NL || De definitie is gebaseerd op de energieprestatiecoëfficiënt (EPC), een getal zonder grootheid dat wordt gebruikt als indicator van de energieprestatie van het gebouw, afhankelijk van de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt. Er zullen studies worden verricht om te beoordelen hoe haalbaar en rendabel het is om in de tussenliggende periode een strengere EPC in te voeren. || Er wordt van uitgegaan dat er een volledig energieneutraal gebouw een EPC heeft van 0. || De energieprestatiecoëfficiënt zal worden verlaagd van 0,8 tot 0,6 (per 1 januari 2011) en nog eens verder verlaagd tot 0,4 per 1 januari 2015, met de doelstelling om een eis vlakbij EPC = 0 vast te stellen voor andere dan openbare gebouwen in 2020. Een vergelijkbare verlaging (in vergelijking tot 2007) geldt voor niet voor bewoning bestemde gebouwen, waardoor de energie-efficiëntie van nieuwe gebouwen in 2015 met 50 % wordt verhoogd. Het is de bedoeling om een eis vast te stellen in de buurt van EPC = 0 voor openbare gebouwen in 2018, en om vóór 2015 60 000 nieuwe BENG-woningen te bouwen. || Volgens het EPC-systeem zijn bouwers vrij in hun keuze van maatregelen om de vraag naar energie te verminderen, energie uit hernieuwbare bronnen te gebruiken, en doelmatig gebruik te maken van fossiele brandstoffen, om te komen tot de vereiste energieprestatie. Dit beginsel zal worden gehandhaafd voor BENG's. Omdat de eisen voor het EPC steeds strenger worden, wordt het percentage duurzame energie automatisch steeds belangrijker om aan de voorschriften te voldoen.

PL || Er bestaat nog geen BENG-definitie. Het onderzoekscentrum voor nul-emisiegebouwen werkt aan een nationale definitie. || || ||

PT || Geen informatie gevonden over een definitie van BENG's || || ||

RO || Geen informatie gevonden over een definitie van BENG's || || ||

SK || Geen informatie gevonden over een definitie van BENG's || || ||

SL || Een nieuwe energiewet wordt ontwikkeld en daarin moeten bepalingen voor BENG's worden opgenomen || || ||

ES || Er is nog geen definitie van BENG's geformuleerd. In 2018 is een derde herziening van de technische bouwvoorschriften gepland waarin BENG-concepten zijn opgenomen en in 2019 zal een definitieve definitie worden goedgekeurd. || || ||

SE || De vereisten inzake BENG's zijn momenteel gelijk is aan de vereisten in de bestaande bouwvoorschriften. De bouwvoorschriften en de definitie van de BENG's zullen geleidelijk worden versterkt aan de hand van de resultaten van lopende onderzoeken en demonstratieprojecten. || Op dit moment liggen de eisen voor bepaald (eind-)energiegebruik van woningen tussen de 55 en de 130 kWh/m²/jaar (55-120 kWh/m²/jaar voor niet voor bewoning bestemde gebouwen). || Volgende versterking van bouwvoorschriften in 2015. || Zweden heeft een zeer hoog aandeel hernieuwbare energie in alle sectoren, met inbegrip van de sector bouwnijverheid. De bouwvoorschriften stimuleren gebouwen die worden verwarmd door hernieuwbare bronnen.

UK || BENG's worden gedefinieerd als gebouwen zonder CO2-uitstoot || || Alle woningen moeten vanaf 2016 koolstofvrij zijn. Overheidsgebouwen moeten tegen 2019 koolstofvrij zijn. ||

[1]                      In 2010. Zie "Energy, transport and environment indicators, 2012 edition”, Europese Commissie. Ten behoeve van deze raming is het energie-eindverbruik van de huishoud- en de dienstensector gecombineerd. Er dient te worden opgemerkt dat dit bijvoorbeeld het elektriciteitsverbruik van apparaten omvat, maar niet het energieverbruik van industriële gebouwen.

[2]               COM(2011) 112.

[3]               PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13.

[4]               De nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn 2009/28/EG zijn een verplichting, en kunnen worden gevonden via http://ec.europa.eu/energy/renewables/action_plan_en.htm

[5]               Towards nearly zero-energy buildings - Definition of common principles under the EPBD. Ecofys, januari 2013.

[6]               PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16

[7]               De energieprestatieniveaus in de tabel hebben betrekking op de energiebehoefte zoals die door de verschillende lidstaten is meegedeeld. Aangezien bouwvoorschriften en berekeningsmethoden van land tot land verschillen, kunnen de streefcijfers niet worden vergeleken zonder hiermee rekening te houden.