MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S Actieplan voor een concurrerende en duurzame staalindustrie in Europa /* COM/2013/0407 final */
Inhoudsopgave 1........... De staalindustrie in Europa. 3 2........... De wereldmarkt voor staal en technologische ontwikkelingen. 3 2.1........ Belangrijke tendensen op de wereldmarkt 3 2.2........ Belangrijke technologische aandrijffactoren en uitdagingen. 4 3........... De uitdagingen aangaan — het actieplan voor staal 6 3.1........ Het juiste regelgevingskader 6 3.2........ De vraag naar staal stimuleren. 8 3.3........ Billijke marktvoorwaarden op internationaal niveau. 8 Toegang tot grondstoffen. 10 De handel 11 3.4........ Beleid voor energie-, klimaat-, hulpbronnen- en energie-efficiëntie om
het concurrentievermogen te vergroten 13 Betaalbare energieprijzen en -voorziening. 13 Aanpakken van vraagstukken in verband met
het klimaatbeleid. 16 Zorgen voor wereldwijde vergelijkbaarheid. 17 Bijdrage van de staalsector aan de
doelstellingen met betrekking tot het klimaat en een efficiënt hulpbronnengebruik 18 3.5 ....... Innovatie. 21 3.6 ....... De sociale dimensie: herstructurering
en vaardigheidsbehoeften. 23 4........... Conclusies. 26 1. De
staalindustrie in Europa Een sterke en concurrerende staalindustrie
is van belang voor de industriële basis van Europa. De EU is de op een na grootste staalproducent ter
wereld, met een output van meer dan 177 miljoen ton staal per jaar.
Daarmee is zij goed voor 11 % van de mondiale productie. Staal maakt ook deel uit van een aantal
industriële waardeketens en is nauw verbonden met vele andere verwerkende
industriële sectoren zoals de automobiel-, de bouw- en de elektronicasectoren
en de machinebouw- en elektrotechnische industrie. Het heeft een belangrijke grensoverschrijdende dimensie: met 500 productielocaties, verspreid over zo'n 23
lidstaten, gaat het om een werkelijk Europese industrie. De Europese staalsector bevindt zich in een
zeer problematische situatie. De
aanhoudende economische crisis heeft geleid tot een aanzienlijke terugval van
de productieactiviteit en van de daarmee verband houdende vraag naar staal, die
nog steeds 27 % onder het niveau van voor de crisis ligt[1]. Als gevolg daarvan zijn meerdere productielocaties gesloten of is de
productie ervan verlaagd, met het bijbehorende banenverlies: de afgelopen jaren
zijn tot 40 000 banen verloren gegaan. Daarom zal de druk om te herstructureren en de
productiecapaciteit te verlagen ook in de nabije toekomst een van de
belangrijkste uitdagingen voor deze sector vormen. Een belangrijk punt is dat overcapaciteit niet
slechts een Europees probleem is. De
capaciteit in de staalsector zal de komende twee jaar naar verwachting blijven
stijgen[2]:
de OESO schat dat zij wereldwijd met 118 miljoen ton zal toenemen,
tot een niveau van 2 171 miljoen ton in 2014.
De Europese staalindustrie wordt getroffen door
zowel een geringe vraag als een overcapaciteit in een gemondialiseerde
staalmarkt. Tegelijkertijd wordt zij met hoge energieprijzen
geconfronteerd en zijn er voor aanpassing aan de groene economie en de
productie van innovatieve producten investeringen nodig. De Commissie acht het van essentieel belang
dat Europa een belangrijke staalproducerende regio blijft, om economische,
sociale en ecologische redenen, alsook voor het veiligstellen van de toevoer. Na de vaststelling in 2012 van de mededeling van
de Commissie over het industriebeleid[3],
waarin ernaar wordt gestreefd de steeds kleinere rol van de industrie in Europa
weer te vergroten, van het huidige niveau van 15,2 % van het bbp tot
20 % in 2020, heeft de Europese Raad van maart 2013 geconcludeerd gevolg
te zullen geven aan de werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot
specifieke industriële sectoren. Met
de onderhavige mededeling reageert de Commissie op de crisis in de staalsector
en worden gerichte acties vastgesteld om te zorgen voor een gunstige omgeving
voor een concurrerende en duurzame staalindustrie, zodat deze de structurele
problemen waarmee zij kampt, kan oplossen, op mondiaal niveau kan concurreren
en de volgende generatie van voor andere belangrijke Europese industrietakken
essentiële staalproducten kan ontwikkelen. 2. De
wereldmarkt voor staal en technologische ontwikkelingen 2.1. Belangrijke tendensen op de wereldmarkt De wereldmarkt voor staal maakt sinds 2000 een
periode van groei door, aangedreven door de industrialisering van opkomende
landen. Het industrialiseringsproces heeft Azië tot de
regio met de grootste productie van en vraag naar staal ter wereld gemaakt. China domineert nu de wereldwijde output van
staal: in 2000 was het goed voor
39 % van de ruwstaalproductie in Azië; in 2012 was dit toegenomen tot 71 %. Deze toename van de productie heeft geleid tot een binnenlandse
overcapaciteit in China en het land van een netto-importeur tot de grootste
staalexporteur ter wereld gemaakt. De Chinese staalindustrie is nu goed voor bijna 50 %[4] van de wereldwijde
staalproductie. In de VS heeft de toegenomen productie
van schaliegas de concurrentiepositie van de Amerikaanse industrie
verbeterd wat de energiekosten betreft; dit is een van de belangrijkste
factoren bij het aantrekken van nieuwe investeringen in de staalsector. Het kan een teken zijn van
een omslag in deze sector en de VS zou binnenkort een netto-exporteur van staal
kunnen worden[5],
waardoor het overaanbod op de mondiale markten nog verder zou worden vergroot. Bovendien hebben sommige buurlanden (Rusland,
Oekraïne en Turkije) hun productiecapaciteit voor staal en hun mogelijkheden
voor bevoorrading van de Europese staalmarkt aanzienlijk verbeterd. De toegenomen productiecapaciteit in veel landen
gaat echter niet gepaard met het openstellen van markten. In landen als Brazilië en India is er de afgelopen jaren juist een
steeds sterkere tendens tot bescherming van binnenlandse staalproducenten[6]. Dergelijke maatregelen vormen een belemmering voor de ontwikkeling van
een mondiale staalmarkt op basis van billijke marktvoorwaarden. In dit veeleisende klimaat is de
staalindustrie van de EU er in geslaagd de uitvoer op niveau te houden. Sinds 2010 neemt de uitvoer
uit de EU toe, en de EU heeft de afgelopen vier jaar een handelsoverschot
gehad. Het handelsoverschot voor
staal over 2012 bedroeg 16,2 miljoen ton (of 20 miljard EUR)[7]. Eerlijke toegang tot zowel primaire als
secundaire grondstoffen en tot het vervoer daarvan
over zee tegen concurrerende marktvoorwaarden is ook van essentieel belang voor
de duurzame ontwikkeling van de staalindustrie. 2.2. Belangrijke technologische aandrijffactoren en uitdagingen In de bouw en de verwerkende industrie zal
staal naar alle waarschijnlijkheid een van de belangrijkste materialen blijven. Een aantal tendensen op het gebied van de
productietechnologie en het gebruik van staal kunnen echter van invloed zijn op
de vraag naar staal. Coöperatief
ontwerp en procesinnovatie zullen naar verwachting bepalend zijn voor deze
tendensen. Dit is een gebied waarop
Europa de leiding kan nemen. Aan de vraagzijde zullen de bouw van
elektriciteitscentrales, met inbegrip van on- en offshore windparken,
energietransport, huisvesting en de vervoersector kansen blijven bieden voor innovatieve
staalproducten. Door verhoging van de toegevoegde waarde
van staalproducten, waaronder buizen en pijpen, kunnen staalproducenten
zich onderscheiden van hun concurrenten en hun concurrentievermogen vergroten. Zoals in een recente OESO-studie[8] wordt benadrukt, zijn
staalproducten met grote toegevoegde waarde nog steeds slechts goed voor een
beperkt deel van de vraag naar staal, terwijl in dit marktsegment sprake is van
hevige concurrentie. Bovendien
vereist een dergelijke staalproductie het gebruik van dure processen voor het
walsen van staal en zware investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O). Aan de productiezijde zal innovatie weliswaar
van cruciaal belang blijven voor het ontwikkelen van nieuwe producten en
markten en het verbeteren van de efficiëntie, maar zullen onder
andere de toegang tot en de prijzen van grondstoffen en energie bepalend
zijn voor toekomstige tendensen, en voor het van invoer afhankelijke
Europa zullen deze prijzen naar verwachting een stijgende tendens
blijven vertonen. Met betrekking
tot de voor de productie van staal benodigde grondstoffen, zouden de vervanging
van zuiver ijzererts door gerecycleerd schroot (vergroting van het aandeel van
elektrische vlamboogovens) en vervanging van cokes van steenkool door gas
(gebruik van sponsijzer (Direct Reduced Iron, DRI)) de doorslaggevende
technologische tendensen van de toekomst kunnen zijn. Klimaatbeleid en een efficiënt gebruik van
hulpbronnen zullen een andere belangrijke aandrijffactor voor technologische
veranderingen vormen. Op korte
termijn zou een stijging van het gebruik van gerecycleerd schrootmateriaal en
verspreiding van de beste beschikbare technieken (BBT's) in belangrijke mate
kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen en
verbetering van de duurzame toepassing van schaarse hulpbronnen. Uit een recent onderzoek van de Commissie[9] is gebleken dat het
overnemen van BBT's tussen nu en 2022 slechts tot een geringe daling
van het totale rechtstreekse energieverbruik en de CO2-emissies
zou leiden, indien wordt verondersteld dat strikte investeringsvoorwaarden
(korte terugverdienperioden) worden gehanteerd. Een daarna uitgevoerd opvolgonderzoek[10]
suggereert echter dat met langere terugverdienperioden het reductiepotentieel
in 2030 hoger zou kunnen zijn. Daarnaast
zou er onderzoek en succesvolle demonstratie nodig zijn om het
kostenconcurrentievermogen van dergelijke BBT's verder te vergroten. Op korte en middellange termijn worden
stapsgewijze verbeteringen op het gebied van de energie-efficiëntie
verwacht. De momenteel toegepaste
technologieën zijn reeds aanzienlijk verbeterd[11]
en fabrieksinstallaties die van de beste technologieën
gebruikmaken zitten nu reeds bijna tegen hun thermodynamische grenswaarden. Desalniettemin is er op een aantal terreinen nog
ruimte voor verbetering, om de industrie beter bestand te maken tegen
energiekosten. Een betere
energie-efficiëntie verlaagt de inputkosten en kan hogere
aanvangsinvesteringen vereisen; bij de uitvoering van het beleid moet
derhalve rekening worden gehouden met de gevolgen voor de concurrentiekracht. De Commissie zal daarom toezicht houden op de
sectoren waarin het CO2-weglekrisico een significante
risicofactor wordt geacht, om ervoor te zorgen dat de richtlijn betreffende
energie-efficiëntie bijdraagt tot de duurzame ontwikkeling van deze sectoren[12]. Succesvolle demonstratie van baanbrekende
technologieën voor CO2-emissiereductie,
waaronder het industrieel afvangen en opslaan van kooldioxide (Carbon Capture
and Storage; CCS) is van essentieel belang. Alvorens tot de uitvoeringsfase over te gaan, moeten bepaalde
uitdagingen worden overwonnen, zoals de hoge kosten en de bewustmaking van en
acceptatie door het publiek, zoals uiteengezet in de mededeling van de
Commissie over de toekomst van koolstofafvang en ‑opslag in Europa[13]. 3. De
uitdagingen aangaan — het actieplan voor staal Om de uitdagingen waarvoor de
staalindustrie zich gesteld ziet in kaart te brengen, is in juli 2012
door de vicevoorzitter en commissaris voor Industrie en ondernemerschap, in
samenwerking met de commissaris voor werkgelegenheid en sociale zaken, een rondetafelconferentie
op hoog niveau opgezet[14]. De rondetafelconferentie diende als een platform
voor de dialoog tussen de Commissie, algemeen directeuren uit de bedrijfstak en
vakbonden. Tevens hebben
vertegenwoordigers van de belangrijkste staalproducerende lidstaten en van het
Europees Parlement deze vergaderingen bijgewoond. De Commissie stelt nu de volgende aanpak van de voornaamste uitdagingen
die van invloed zijn op het concurrentievermogen van de staalindustrie in de EU
voor: 3.1. Het juiste regelgevingskader Europese wetgeving is van essentieel belang
voor de duurzame ontwikkeling en goede werking van de interne markt,
voor investeringszekerheid en voorspelbaarheid en voor het scheppen van
billijke marktvoorwaarden. In overeenstemming met de agenda voor slimme
regelgeving van de Commissie[15]
moet de EU-wetgeving haar doelstellingen op effectieve en efficiënte wijze
verwezenlijken. De Commissie
is vastbesloten om al te zware lasten, incoherentie, inconsequenties,
leemten of ondoeltreffende maatregelen in kaart te brengen. Verder kunnen de cumulatieve effecten van
verschillende beleidsmaatregelen en wetgeving gevolgen hebben voor de
mogelijkheden van een bedrijf om te innoveren en investeringsbeslissingen te
nemen. Dit kan op de middellange termijn
het concurrentievermogen versterken. Indien
concurrenten op de wereldmarkt echter kunnen profiteren van gunstigere
randvoorwaarden, kan dit ook leiden tot een daling van de investeringen en tot
verlies van marktaandeel en daarmee tot sluiting of verplaatsing van de
productie. In dit verband voert de Commissie een beoordeling
van de cumulatieve kosten uit voor specifieke sectoren, zoals staal
of aluminium. Met behulp van alle
instrumenten waarover zij beschikt, zal de Commissie eveneens een krachtigere
analyse uitvoeren van de gevolgen van haar nieuwe beleidsvoorstellen voor het
concurrentievermogen, door middel van "concurrentievermogenstests"[16] in het kader van haar
effectbeoordelingen vooraf. Bovendien voert de Commissie "geschiktheidscontroles"
uit als uitgebreide beleidsevaluaties om te beoordelen of het
regelgevingskader voor een beleidsterrein geschikt is voor het beoogde doel. De resultaten daarvan zullen
als inbreng dienen bij het trekken van conclusies over de toekomstige beleids-
en regelgevingskaders. Het regelgevingskader moet op slimme en
ambitieuze wijze worden ontworpen, zodat het een belangrijke motor van
innovatie kan zijn, vooral bij toepassing van een dynamische, op de markt
gebaseerde aanpak. Strengere milieudoelstellingen,
het gebruik van geharmoniseerde regels, normen en overheidsopdrachten
kunnen ook een krachtige impuls geven aan de innovatie[17]. Europese normen
kunnen ook bevorderlijk zijn voor de duurzame productie van staalproducten voor
de bouw. De staalindustrie is reeds
bezig met de ontwikkeling van SustSteel, het waarmerk voor staalproducten
voor de bouw. SustSteel heeft tot
doel duurzaamheid in het algemeen te bevorderen, en de duurzaamheid bij de
productie van staalproducten voor de bouw in het bijzonder. Indien op doordachte en geloofwaardige wijze
toegepast, kan het een impuls geven aan het marktaandeel van dergelijke
Europese duurzame staalproducten voor de bouw. Dit moet door de lidstaten in aanmerking worden genomen en het kan
betekenen dat specifieke normalisatiewerkzaamheden nodig zijn. Ook in de lidstaten is sprake van
regelgevingsvraagstukken. In sommige
lidstaten heeft btw-ontduiking op de binnenlandse staalmarkt negatieve
gevolgen voor de bedrijfsomstandigheden voor staalproducenten. Als gevolg hiervan hebben zij te lijden onder
oneerlijke concurrentie vanuit de zwarte markt. In veel gevallen zien de ondernemingen zich hierdoor gedwongen de
productie te beperken of hun fabrieken stil te leggen. Ten gevolge van deze specifieke vorm van belastingontduiking is in sommige
lidstaten de productie en verkoop van betonstaal in 2012 met 15 % en dit
jaar tot nu toe al met 30 % gedaald[18]. De Commissie zal: – de laatste hand leggen aan de beoordeling van de cumulatieve kosten voor de staalsector in 2013 om de algehele regelgevingslast te beoordelen; – in haar effectbeoordelingen de effecten van nieuwe initiatieven blijven beoordelen waarvan kan worden verwacht dat deze een grote invloed zullen hebben op het concurrentievermogen van de staalindustrie, onder andere door middel van de concurrentievermogenstest, in voorkomend geval; – de mogelijkheden onderzoeken die SustSteel biedt voor het geven van een impuls aan het marktaandeel van Europese duurzame staalproducten voor de bouw. Vervolgens zou zij kunnen verzoeken om specifieke normalisatiewerkzaamheden; – samen met de lidstaten mogelijke initiatieven tegen de illegale EU-markt voor staalproducten, met inbegrip van btw-ontduiking, onderzoeken. De Commissie verzoekt de lidstaten: – de duurzaamheid van staalproducten voor de bouw te verbeteren door gebruik te maken van de mogelijkheid om SustSteel in te voeren. 3.2. De vraag naar staal stimuleren De mondiale staalindustrie beschikt momenteel over ongeveer 542 miljoen ton
overcapaciteit. Bijna
200 miljoen ton daarvan bevindt zich in China[19]. De overcapaciteit in de EU wordt momenteel geraamd op ongeveer
80 miljoen ton, tegenover een totale productiecapaciteit in de EU van
217 miljoen ton. Indien de
capaciteit in de staalsector na 2014 constant blijft, kan het vijf tot zeven
jaar duren voordat de vraag overeenstemt met de capaciteit indien de vraag in
het huidige groeitempo blijft toenemen. De vraag naar staal in de EU hangt af van de economische en financiële toestand van een
paar belangrijke staalverbruikende sectoren – de bouw‑ en de automobielsector
zijn bijvoorbeeld samen goed voor een aandeel van ongeveer 40 % van de
vraag naar staal. Ook de
werktuigbouw- en de EEA-sector (elektrische en elektronische apparatuur) zijn
belangrijke aanjagers van een bloeiende staalindustrie. De financiële crisis heeft echter aanzienlijke negatieve effecten gehad
voor elk van deze sectoren.
Om voor herstel van deze sectoren te zorgen, is het van
belang de huidige EU-initiatieven ter ondersteuning van de bouw‑ en
automobielsectoren uit te voeren teneinde deze sectoren duurzamer en
efficiënter in het gebruik van hulpbronnen en energie te maken. Door meer op groei gerichte maatregelen zal het
staalverbruik worden bevorderd. De Commissie zal: – de belangrijkste staalverbruikende sectoren blijven bevorderen, met name door middel van het "CARS 2020"-initiatief van de Commissie[20], dat onder meer de vraag naar voertuigen op alternatieve brandstof stimuleert[21], en door middel van het "duurzame bouw"-initiatief van de Commissie[22] dat tot doel heeft het efficiënte gebruik van energie en hulpbronnen te bevorderen en de renovatie van het gebouwenbestand te stimuleren. 3.3. Billijke marktvoorwaarden op internationaal niveau De EU is een open markt. Staalproducerende landen
buiten de EU maken echter nog al te vaak gebruik van handelsbeperkingen of ‑verstoringen
om hun eigen staalindustrie op kunstmatige wijze te bevoordelen. Bij dergelijke beperkende maatregelen gaat het
onder meer om tariefbelemmeringen, niet-tarifaire maatregelen (die met name te
maken hebben met technische voorschriften en
conformiteitsbeoordelingsprocedures), uitvoerstimulansen en –subsidies, en
beperkingen ten aanzien van verschillende soorten grondstoffen voor de
staalproductie. De EU pakt handelsbelemmeringen en oneerlijke
praktijken aan door haar markttoegangsstrategie op krachtdadige
wijze uit te voeren om ervoor te zorgen dat internationale verbintenissen
worden nageleefd en dat voor exploitanten in de staalsector in de EU billijke
marktvoorwaarden gelden. Door een doeltreffend netwerk en adequate monitoringinstrumenten
heeft de EU de belangrijkste handelsbarrières op de markten van derde landen in
kaart gebracht, die vervolgens zijn aangepakt met behulp van geschikte
handhavingsinstrumenten. Voorbeelden
van dergelijke praktijken, zoals vermeld in de EU-databank markttoegang, zijn
het opleggen van uitvoerbeperkingen en uitvoerrechten op grondstoffen
in onder andere India, China, de Russische Federatie en Egypte, die
ertoe bijdragen dat de productiekosten van staal in de EU onnodig hoog worden. Andere soorten belemmeringen op de markten van
derde landen ten nadele van EU-producten zijn het opleggen van buitensporige
vergunningsprocedures of ‑eisen die uiteindelijk de staaluitvoer uit
de EU belemmeren; deze praktijken zijn met name op de Indiase en de Indonesische
markten aangetoond. Ook is
gebruikgemaakt van beperkingen op investeringen in de binnenlandse staalsector
en een voorkeursbeleid ten gunste van die binnenlandse sector bij het verlenen
van overheidsopdrachten om de binnenlandse industrie tegen concurrentie vanuit
de EU te beschermen, met name in respectievelijk China en de VS. Om het hoofd te kunnen bieden aan dergelijke
uitdagingen benadert de EU haar partners door middel van zorgvuldig afgewogen
reacties in het kader van de markttoegangsstrategie. Zo zijn de Indiase eisen inzake verplichte
certificering voor bepaalde staalproducten opgeheven naar aanleiding van
EU-demarches bij de Indiase autoriteiten, terwijl tegen China
geschillenbeslechtingsprocedures moesten worden ingeleid met betrekking tot essentiële
grondstoffen zoals cokes, om de onbelemmerde levering van deze inputs aan
de staalsector in de EU veilig te stellen. Tegelijkertijd blijft de EU de resterende belemmeringen aanpakken door
middel van een goed ontwikkeld netwerk van overlegfora, de zogeheten contactgroepen
staal, waarin wordt overlegd met de Russische Federatie, China en de Verenigde
Staten, alsmede met Japan, India en Brazilië. In aanvulling op zaken waarover in het kader van
vrijhandelsbesprekingen kan worden onderhandeld, of die doeltreffend kunnen
worden aangepakt via de activiteiten van WTO-werkgroepen, maken deze
contactgroepen vruchtbare gedachtewisselingen mogelijk waarmee de belemmeringen
waar de industrie in de EU zich op deze groeiende markten nog steeds mee te
maken heeft, in kaart kunnen worden gebracht en kunnen worden weggenomen. Een andere belangrijke uitdaging waarmee de
staalindustrie wordt geconfronteerd, met name in de context van een mondiale
overcapaciteit in de staalproductie, is het mogelijke gebruik van oneerlijke
handelspraktijken in derde landen met als doel de overtollige productie
uit te voeren met behulp van marktondermijnend optreden. De Commissie biedt het hoofd aan deze uitdaging
door gebruik te maken van haar handelsbeschermingsinstrumenten. In 2012 zijn door de Europese Commissie elf
nieuwe onderzoeken inzake ijzer- en staalproducten geopend naar aanleiding
van klachten vanuit de industrie over dergelijke oneerlijke handelspraktijken. Dit betekent netto een toename ten opzichte van
het jaar daarvoor en geeft een beeld van de omvang van het probleem en de
vastberadenheid waarmee de Commissie deze praktijken direct aanpakt. Daarbij moet de Commissie waakzaam blijven op het
gebruik door andere partners van handelsbeschermingsinstrumenten, die ook als
middel kunnen dienen om de omvang en het marktaandeel van de uitvoer uit de EU
op ongerechtvaardigde wijze te beperken teneinde binnenlandse producenten te
beschermen. In dit verband heeft de
Commissie regelmatig contact met de autoriteiten van derde landen om ervoor te
zorgen dat de regels van de WTO inzake vrijwaringsmaatregelen, compenserende
maatregelen en antidumpingprocedures worden nageleefd. In algemene zin maken de beperkende
maatregelen die het concurrentievermogen van staalproducenten in EU nadelig
beïnvloeden het nodig dat de EU haar markttoegangsstrategie vastberaden
blijft uitvoeren om te zorgen voor eerlijke internationale concurrentie en billijke
marktvoorwaarden voor de Europese industrie. Toegang tot grondstoffen Net als veel andere takken van de verwerkende
industrie is de productie van staal afhankelijk van middelen die schaars
zijn in Europa. Voor hoogovens
zijn cokes van steenkool en ijzererts van goede kwaliteit nodig. De ijzerertsprijzen zijn de afgelopen
jaren sterk gestegen[23]
ten gevolge van de sterke vraag vanuit de opkomende economieën. De geringere vraag naar steenkool in de VS, die
het gevolg is van het sterk toegenomen gebruik van schaliegas, heeft de
steenkoolprijzen in de EU onder druk gezet, wat heeft bijgedragen tot lagere
prijzen van cokes van steenkool en daarmee tot een toename van het gebruik van
steenkool in de EU. Staal kan telkens
opnieuw worden gerecycleerd, zonder verlies van essentiële eigenschappen
zoals sterkte, ductiliteit of vervormbaarheid. Door
niet-verontreinigd staalschroot te recycleren, kan voor elke ton staalschroot
die wordt gebruikt ruim 1 200 kg ijzererts, 7 kg steenkool en
51 kg kalksteen worden uitgespaard. Voor de productie van staal uit
staalschroot in plaats van zuivere erts is circa 75 % minder energie
nodig, en ongeveer 90 % minder aan grondstoffen[24]. Gezien de uitdagingen
waarvoor Europa zich gesteld ziet bij de toegang tot goedkope energie en
grondstoffen, is het vanuit economisch oogpunt duidelijk zinvol om staal zo
veel mogelijk uit staalschroot te produceren. Ook vanuit ecologisch oogpunt is dit
van groot belang, aangezien productie uit staalschroot zorgt voor een zeer
sterke vermindering van luchtverontreiniging (met ongeveer 86 %),
waterverbruik (met 40 %), waterverontreiniging (met 76 %) en mijnbouwafval
(met 97 %)[25]. Elke ton staal die uit
staalschroot wordt geproduceerd betekent een reductie van de CO2-uitstoot
met 231 ton in vergelijking met staal geproduceerd uit zuivere erts. Om ervoor te zorgen dat
in Europa meer schroot wordt gerecycleerd, zijn in de eerste plaats beter
functionerende secundaire metaalmarkten nodig. Dit zal afhangen
van de kosten voor terugwinning van metalen die zijn verwerkt in niet langer in
gebruik zijnde bouwwerken, afgedankte producten en andere afvalstromen, en van
hun verhouding tot de primaire metaalprijzen[26]. Om hergebruik
en recycleren te vergemakkelijken, is een ecologisch geoptimaliseerd productontwerp
nodig waarin ook rekening wordt gehouden met de eenvoudige demontage en
scheiding van alle stalen onderdelen. Door geoptimaliseerd
recycleren kan meer staal in omloop worden gehouden[27]. De richtlijn inzake
ecologisch ontwerp[28]
biedt de mogelijkheid voorschriften vast te stellen voor de recycleerbaarheid
en kosteneffectieve demontage van producten, wat zou kunnen bijdragen aan een
betere toegang tot hoogwaardig metaalschroot. De vraag naar gerecycleerd staal heeft al een
extra impuls gekregen doordat het vertrouwen in de kwaliteit ervan is
toegenomen dankzij de vaststelling van einde-afvalfasecriteria voor
ijzer en staal[29]. Er zijn verdere
inspanningen nodig om de illegale uitvoer van schroot aan te pakken, die
ertoe leidt dat kostbare grondstoffen voor de Europese economie verloren gaan. De Commissie zal
voorstellen indienen voor de aanpak van deze illegale uitvoer door de versterking
van de capaciteit van de lidstaten voor inspecties overeenkomstig de verordening
betreffende de overbrenging van afvalstoffen[30]. Ook op het
gebied van de monitoring van verplaatsingen van schroot valt nog werk te
verrichten. Bij de beoordeling van productiemethoden moet
ook aandacht worden besteed aan het efficiënte gebruik van hulpbronnen en de
effecten op het klimaat. Ruwweg
40 % van de staalproductie in de EU is afkomstig van elektrische
vlamboogovens waarin staal kan worden geproduceerd met 100 % gerecycleerd
metaalschroot als grondstof. Dit type
productie is weliswaar energie-intensief, maar dankzij het gebruik van schroot
als primaire grondstof ook efficiënt in het gebruik van hulpstoffen. Aangezien de koolstofemissies ook lager
liggen in vergelijking met primaire staalproductie uit erts, moet dit type
productie worden gestimuleerd. Hiertoe
moet echter beschikt kunnen worden over schroot van goede kwaliteit dat op
een uit ecologisch oogpunt verantwoorde wijze is verkregen. De grondstoffenstrategie van de
Commissie[31]
biedt een passend kader voor de verwezenlijking van deze doelstelling. Met het oog op een deugdelijke monitoring
heeft de Commissie een lijst met 14 essentiële grondstoffen
opgesteld, die van economisch belang zijn maar waarvoor ook een groter risico
op onderbrekingen van de toelevering geldt, onder meer als gevolg van de
geografische herkomst van het materiaal. Het toeleveringsrisico kan ook worden versterkt doordat er weinig
alternatieven zijn voor de grondstof zelf en deze slechts weinig wordt
gerecycleerd. Deze lijst omvat
meerdere materialen die nodig zijn voor de productie van staallegeringen en zal
in 2013 worden herzien, waarbij ook het opnemen van cokes van steenkool zal
worden overwogen. De handel Handel is van bijzonder belang voor staal. Gezien de onontbeerlijke rol van handel als motor
van de economische groei in de gemondialiseerde staalmarkt is de Commissie een
groot voorstander van de liberalisering van de internationale handel in het
kader van de WTO. Op bilateraal niveau vormen
onderhandelingen over handelsovereenkomsten, en met name over
vrijhandelsovereenkomsten, een ander belangrijk
instrument voor het creëren van billijke marktvoorwaarden voor ondernemingen in
de EU wat de toegang onder eerlijke concurrentievoorwaarden tot zowel de markt
als tot grondstoffen betreft. Om het
totale effect van deze overeenkomsten op de industrie en de economie van de EU
te beoordelen, wordt elke handelsovereenkomst zodra de onderhandelingen zijn
afgerond onderworpen aan een analyse van de gevolgen die de voorgestelde
overeenkomst voor de EU heeft, in aanvulling op de vóór de vaststelling van de
onderhandelingsrichtsnoeren uitgevoerde effectbeoordeling vooraf en de tijdens
de handelsbesprekingen uitgevoerde duurzaamheidseffectbeoordeling. Statistische gegevens zijn belangrijk voor
de sector, aangezien zij het mogelijk maken de steeds
wisselvalligere ontwikkeling van de invoer van staal snel te analyseren en de
nodige initiatieven te nemen op basis van meer feitelijke overwegingen. Een scenario waarin de invoer toeneemt wordt
waarschijnlijker naarmate de overtollige productiecapaciteit wereldwijd nog
verder stijgt, hetgeen landen ertoe aan zal zetten hun toevlucht te nemen tot subsidies
en dumping teneinde de mondiale overcapaciteit te benutten. Tot eind 2012 verstrekte een systeem van
automatische vergunningen (voorafgaand toezicht)[32] tijdige informatie
over de toekomstige invoer van staal. Nadat het systeem van automatische vergunningen is komen te vervallen,
zal de EU waakzaam blijven en nauw toezicht blijven houden op de invoer uit
derde landen via het speciaal daartoe ingestelde "Surveillance
2"-systeem[33]. Meerdere handelspartners van de EU houden ook
toezicht op de invoer van staal; enkele daarvan, zoals de VS, doen dit via een
systeem dat vergelijkbaar is met automatische vergunningen. Ook is het belangrijk ervoor te zorgen dat de
gereglementeerde markten voor de handel in grondstoffenderivaten eerlijk
en transparant zijn, en tegelijkertijd specifieke voorwaarden voor te schrijven
om de liquiditeit te ondersteunen en marktmisbruik en het opbouwen van
marktverstorende posities wordt voorkomen. Meerdere verordeningen[34]
kunnen gevolgen hebben voor staalproducenten, zowel wat de handel in
grondstoffenderivaten als die in financiële instrumenten betreft. De Commissie zal op korte termijn: – in het kader van haar alomvattende handelsstrategie gebruikmaken van de verschillende haar ter beschikking staande instrumenten voor het handelsbeleid (bv. handelsbesprekingen of handelsbeschermingsinstrumenten) om ervoor te zorgen dat de Europese staalproducenten toegang hebben tot de markten van derde landen. In dit verband zal zij: – maatregelen treffen tegen oneerlijke handelspraktijken in de staalsector; – tijdig verslag uit blijven brengen over de ontwikkeling van de invoer van staal uit landen buiten de EU; – doorgaan met het uitvoeren van effectbeoordelingen vooraf van beoogde vrijhandelsovereenkomsten vóór de vaststelling van de onderhandelingsrichtsnoeren, alsmede van een analyse van de gevolgen voor de EU van gesloten vrijhandelsovereenkomsten vóór de ondertekening ervan; – de schrootmarkten monitoren. Gezien de geringere hoeveelheid CO2 bij de productie van schroot in Europa, zouden om milieuredenen gerechtvaardigde niet-discriminerende maatregelen kunnen worden overwogen, indien deze nodig zijn om het weglekken van CO2 naar landen buiten de EU aan te pakken, op voorwaarde dat deze niet direct of indirect resulteren in uitvoerbeperkingen; – een wetgevingsvoorstel doen inzake inspecties en controles van afvaltransporten; – overwegen om, naast andere belangrijke essentiële elementen voor de staalproductie, ook cokes van steenkool op te nemen in de lijst van essentiële grondstoffen; – de voornaamste staalproducerende landen buiten de EU benaderen om een overzicht van te krijgen van de sector en de tendensen daarin en om een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen van de uitdagingen waarvoor zij zich op mondiaal niveau gesteld ziet. op lange termijn: – doorgaan met haar agenda voor liberalisering van de handel via onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten, teneinde de tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen op de markten van derde landen weg te nemen of in aanzienlijke mate te beperken, en te zorgen voor een duurzame toegang tot grondstoffen voor de industrie van de EU, alsook voor een intensievere bevordering van internationale normen voor staalproducten; – in het kader van het project tot modernisering van de handelsbeschermingsinstrumenten, samen blijven werken met het Europees Parlement en de Raad om de antidumping‑ en antisubsidiebasisverordeningen snel bij te werken. Door deze wijzigingen zouden onder meer hogere rechten kunnen worden opgelegd (een afwijking van de regel van het laagste recht) bij invoer uit landen die oneerlijke subsidies gebruiken en structurele verstoringen op hun grondstoffenmarkten veroorzaken, en doeltreffendere instrumenten worden ontwikkeld voor ambtshalve onderzoeken in het geval van dreigende vergeldingsmaatregelen tegen de desbetreffende bedrijfstak in de EU. 3.4 Beleid voor energie-, klimaat-,
hulpbronnen- en energie-efficiëntie om het concurrentievermogen te vergroten Betaalbare energieprijzen en -voorziening Net als bij andere energie-intensieve
industrieën (EII) zijn energiekosten een van de belangrijkste factoren voor het
concurrentievermogen van de Europese staalsector. De staalindustrie schat dat, afhankelijk van het segment van de
waardeketen, energiekosten tot 40 % van de totale operationele kosten
uitmaken[35]. De Europese industrie
wordt geconfronteerd met hogere energieprijzen dan de meeste van haar internationale concurrenten, een
tendens die door de prijsontwikkelingsdynamiek van de afgelopen jaren is
versterkt. Elektriciteit en cokeskolen zijn de belangrijkste energiebronnen voor de staalindustrie, die voor
beide onder druk is komen te staan. Ondanks
een recente daling is de prijs van cokeskool de afgelopen jaren aanzienlijk
toegenomen[36]. De gemiddelde elektriciteitsprijzen voor
eindgebruikers voor de EU-industrie zijn tweemaal zo hoog als in de VS[37] en aanzienlijk hoger
dan in de meeste andere OESO-landen (met uitzondering van Japan) en
talrijke belangrijke opkomende economieën. Tussen 2005 en 2012
werd de Europese industrie geconfronteerd met reële stijgingen van de
elektriciteitsprijs van gemiddeld 38 %, terwijl het overeenkomstige
cijfer voor de VS ‑4 % en voor Japan +16 % bedroeg[38]. Aangezien deze verschillen gevolgen hebben voor de kostenstructuur van
staalbedrijven in verschillende regio's en een directe invloed hebben op de
mondiale concurrentie en het concurrentievermogen, zijn internationaal
concurrerende energieprijzen en zekerheid van de energievoorziening van
essentieel belang voor de toekomst van de staalsector in Europa, niet in de
laatste plaats omdat zij voor de staalindustrie van belang zijn bij het
kiezen van de vestigingsplaats en bij investeringsbeslissingen. De onderliggende analyse voor het
"Energiestappenplan 2050"[39]
van de Commissie wijst erop dat de elektriciteitsprijzen waarschijnlijk
zullen stijgen in de periode tot 2030 om daarna weer iets te dalen, wat
grotendeels te wijten is aan investeringskosten in verband met de
infrastructuur. Bij de vaststelling
van toekomstige energiebeleidsmaatregelen is het daarom van bijzonder belang te
kijken naar mogelijke effecten op prijzen en kosten, en naar hoe nadelige
effecten op het concurrentievermogen van energie-intensieve industrieën kunnen
worden verminderd of gecompenseerd. Wijzigingen van de elektriciteitsprijzen voor
eindgebruikers en verschillen tussen landen zijn het gevolg van een complexe
wisselwerking tussen verscheidene factoren, waaronder brandstofkosten,
belastingbeleid, marktstructuur, veranderde benaderingen van prijsregulering,
verschillen in het beleid inzake klimaat en hernieuwbare energie en een
veranderende structuur van de energieopwekking. Het aandeel van hernieuwbare energieën in de energiemix heeft
gevolgen voor de elektriciteitsprijs. Terwijl een groot aandeel aan hernieuwbare energie met lage marginale
kosten een neerwaartse druk kan uitoefenen op de groothandelsprijzen, kan het
effect op de tarieven voor eindgebruikers van de toename van duurzame energie
op de korte tot middellange termijn negatief zijn doordat lidstaten aanvullende
heffingen op hernieuwbare energiebronnen invoeren. Daarom is het van belang dat de kosten van hernieuwbare energie
lager worden en nationale steunregelingen kosteneffectief zijn. Het aandeel aan door de lidstaten vastgestelde
belastingen, douanerechten en heffingen vormt een aanzienlijk en in veel
gevallen steeds groter deel van de tarieven voor de eindgebruikers. In een aantal lidstaten gelden voor de
staalindustrie en andere energie-intensieve industrieën momenteel verlagingen
of vrijstellingen van dergelijke belastingen en heffingen. Een andere uitdaging wordt gevormd door de stijgingen
van elektriciteitsprijzen in verband met het emissiehandelssysteem (Emissions
Trading System; ETS). Deze kosten
kunnen echter worden verminderd aan de hand van de EU-richtsnoeren inzake
staatssteun[40],
waarin onder bepaalde voorwaarden compensatie voor dergelijke kosten wordt
toegestaan om het weglekeffect tegen te gaan. De stapsgewijze voltooiing van de interne
energiemarkt heeft ertoe bijgedragen de groothandelsprijzen van
elektriciteit in de hand te houden en zij zal de concurrentie stimuleren,
bijvoorbeeld door afschaffing van belemmeringen voor de toetreding tot de markt
en op het gebied van regelgeving, maar de voltooiing ervan is ook afhankelijk
van capaciteitsuitbreiding van de grensoverschrijdende en trans-Europese
energie-infrastructuur[41]. Wil de interne energiemarkt werken, dan moeten de
lidstaten het derde energiepakket[42] volledig ten uitvoer leggen. Andere belangrijke factoren om te zorgen voor
concurrerende energieprijzen en kosten in Europa betreffen een verdere
ondersteuning van onderzoek en innovatie op het gebied van energietechnologieën
uit het voorgestelde programma Horizon 2020 (met name wanneer deze de
energie-efficiëntie zouden kunnen verhogen, wat sterk kan bijdragen aan het
terugdringen van prijsverschillen op energiegebied)[43] en een voortdurend
streven naar diversificatie van de voorzieningsbronnen, routes en landen voor
de gasvoorziening. Een
kostenefficiënte ontwikkeling van inheemse energiebronnen - of het nu gaat om
hernieuwbare energiebronnen, steenkool in combinatie met CCS, of conventionele
en onconventionele fossiele brandstoffen — kan ook een positief effect hebben
op de energieprijzen op de middellange tot lange termijn. De energie-intensieve industrieën zijn met een
gemiddelde investeringscyclus van 20 tot 30 jaar bijzonder kapitaalintensief.
Om investeringsrisico's te beperken, hebben zij dan ook behoefte aan voorspelbaarheid
van de energiekosten. Langlopende
elektriciteitscontracten tussen leveranciers en
afnemers, die een dergelijke planningszekerheid verschaffen, zijn onder de
mededingingsregels van de EU toegestaan. Het is slechts onder bepaalde specifieke voorwaarden dat dergelijke
overeenkomsten kunnen leiden tot een uitsluiting van de mededinging, wat in
strijd is met het Verdrag[44]. Uitsluiting zal zich normaliter alleen voordoen
met betrekking tot leveranciers met een machtspositie of als cumulatief effect
als gevolg van vergelijkbaar gedrag van meerdere leveranciers. Hoewel eerdere besluiten van de Commissie[45] verschillende afzonderlijke
contractlooptijden en vervaldata toestaan, vergen zij ook dat elk jaar
aanzienlijke hoeveelheden aan de markt worden geretourneerd, waarmee deze
beschikbaar komen voor contracten met om het even welke leverancier. Voor zover de beschikkingspraktijk van de
Europese Commissie onvoldoende duidelijkheid verschaft over de beoordeling uit
mededingingsoogpunt van dergelijke contracten, is de Commissie bereid een
adviesbrief in de zin van de mededeling van de Commissie[46] op te stellen, op voorwaarde
dat de in deze mededeling vervatte voorwaarden in acht worden genomen. De Europese Raad van 22 mei 2013 heeft erkend dat het effect van hoge energieprijzen en kosten moet
worden aangepakt. In dit verband zal de Commissie zorgen voor de follow-up van de
conclusies van de Raad[47]. Deze nauwkeurige follow-up van de
energiekosten en de gevolgen ervan voor de industrie zal betrekking hebben
op de verschillende kostenelementen van de energieprijzen en de verdere
ontwikkeling ervan, en op een prijsvergelijking tussen de EU en andere grote
staalproducerende regio's, waaronder gegevens over corrigerende maatregelen
zoals vrijstellingen en belastingvoordelen. Met het oog op een gedifferentieerde
begrotingsconsolidatie adviseert de Europese Commissie begrotingsaanpassingen
meer groeibevorderend te laten zijn, zowel wat de ontvangsten als
de uitgaven betreft. Verschuivingen
naar milieubelastingen kunnen een stimulans zijn voor de ontwikkeling van
nieuwe technologieën, het bevorderen van efficiënt hulpbronnengebruik en het
scheppen van "groene" banen, maar de gevolgen van de hoge
energieprijzen voor huishoudens en op het concurrentievermogen, waaronder
energie-intensieve industrieën, moet worden gevolgd, zodat toekomstige
beslissingen kunnen worden genomen aan de hand van deugdelijke gegevens[48]. Aanpakken van vraagstukken in verband met het klimaatbeleid De staalindustrie is een van de grootste
bronnen van CO2-emissies[49]. Het is ook een sector waarvoor een CO2-weglekrisico
wordt verondersteld. Als gevolg van
dit risico worden aan de staalindustrie in beginsel gratis emissierechten voor
100 % van de benchmark-waarde toegewezen. Ingevolge de richtsnoeren inzake overheidssteun van het
emissiehandelssysteem kan zij in de derde fase van het emissiehandelssysteem
van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020 een financiële compensatie
ontvangen. Zoals erkend in het Groenboek van de Commissie
inzake een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030[50], moeten het energie- en het
klimaatbeleid kosteneffectief, voorspelbaar en samenhangend worden uitgevoerd. Transparantie en stabiliteit van het regelgevingskader
is nodig om te waarborgen dat in Europa langetermijninvesteringen, die
onontbeerlijk zijn voor de vernieuwing van de industriële basis, worden gedaan,
met name voor zeer kapitaalintensieve sectoren met
langetermijninvesteringsperioden (20-30 jaar). Bij het klimaatbeleid van de EU voor na 2020 wordt daarom gekeken hoe
het beste rekening kan worden gehouden met technologische beperkingen,
belemmeringen en kansen, met de effecten van aanverwante uitgaven op het
concurrentievermogen en met de toezeggingen en ambities van de landen buiten de
EU. De EU vertegenwoordigt slechts 11 % van
de mondiale uitstoot van broeikasgassen en dit aandeel wordt kleiner, zodat doeltreffende
internationale maatregelen nodig zijn om de klimaatverandering aan te
pakken. Een bijdrage van alle grote
economieën en alle sectoren op een vergelijkbare, billijke, transparante en
verantwoorde wijze is van vitaal belang om de doelstelling te bereiken. Versterkte toezeggingen en doeltreffende stelsels
voor monitoring, rapportage en controle zijn nodig om te zorgen voor
transparantie met betrekking tot de toekomstige internationale
klimaatveranderingsovereenkomst. Internationaal erkende normen zijn voor de
verbetering van het concurrentievermogen van de EU essentieel. Er moet worden vastgesteld hoe de klimaatdoelstellingen
te financieren. Met de
EU-routekaart voor een koolstofarme economie werd erkend dat er voor het
bereiken van de nieuwe doelstellingen extra investeringen nodig zijn[51]. Toepassing van meer geavanceerde industriële processen en apparatuur
zou na 2035 op grote schaal nodig zijn, omdat het niveau van de CO2-uitstoot
van de meest efficiënte staalfabrieken in de EU met de momenteel gebruikte
technologieën spoedig de fysische grenzen zal bereiken. Een optie voor innovatieve financiering
zou zijn dat een deel van de inkomsten uit de veiling van emissierechten in het
kader van het emissiehandelssysteem wordt gebruikt om klimaatgerelateerde
doelstellingen te helpen financieren, eventueel met inbegrip van de
ontwikkeling van nieuwe koolstofarme technologieën in de betrokken industrieën. Vanaf 2013 wordt meer dan 40 % van het
totale aantal emissierechten binnen de EU geveild en vervolgens zal het
percentage te veilen rechten lineair toenemen waarbij wordt gestreefd naar
100 % tegen 2027. De EU zet zich in voor de aanpak van de aangelegenheden
op het gebied van concurrentievermogen in verband met haar klimaatbeleid. Zonder gelijke voorwaarden bij het beleid inzake
klimaatverandering genieten staalproducerende concurrenten van buiten de EU een
oneerlijk concurrentievoordeel dat de wereldmarkt voor staal verstoort
en toekomstige investeringen in de EU beperkt, wat tot een CO2-weglekeffect
kan leiden. Zorgen voor wereldwijde vergelijkbaarheid Materiaalonderzoek en controle over ruwe grondstoffen
wordt steeds belangrijker bij de huidige wereldwijde concurrentie voor
industrieel leiderschap op het gebied van koolstofarme technologieën. Staal als materiaal heeft nog steeds een
significant potentieel voor de overgang naar een koolstofarme kenniseconomie
met een efficiënt gebruik van hulpbronnen[52].
Er is voor staal een belangrijke rol weggelegd bij de ontwikkeling en de
marktintroductie van efficiëntere, veiligere en betrouwbaardere koolstofarme en
hulpbronnenefficiënte technologieën. Om
de uitvoering van het EU-klimaatbeleid te ondersteunen en de doelstellingen van
het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering te bereiken,
heeft het CEN een mandaat gekregen voor de ontwikkeling van een Europese
norm voor de beoordeling van de emissies van broeikasgassen door
energie-intensieve industrieën. Het
identificeren van kwantificeerbare bijdragen aan verlaging van de emissies op
fabrieks- en industriesectorniveau vergt transparante methodologieën en een
degelijke consensus over monitoring-, verslagleggings- en
verificatieprocedures, alsmede kernprestatie-indicatoren. Met behulp van de normen kunnen uiteindelijk de methoden voor meting en
kwantificering van procesgerelateerde broeikasgasemissies worden gevalideerd,
de prestaties van fabrieken wereldwijd worden vergeleken en de mogelijkheden
voor verbetering ervan worden beoordeeld. Bijdrage van de staalsector aan de doelstellingen met betrekking tot
het klimaat en een efficiënt hulpbronnengebruik Staal draagt bij aan verlaging van de CO2-uitstoot
en aan energiebesparingen in tal van toepassingen, zoals de
automobielindustrie, de scheepsbouw, de bouw, machines, huishoudelijke
apparaten, medische hulpmiddelen en windmolens. Een recente studie[53]
vergelijkt de CO2-besparingen door innovatieve staaltoepassingen —
zoals efficiëntere energiecentrales, windturbines of lichtere voertuigen — met
de CO2-emissies bij de staalproductie. Uit de studie blijkt dat voor Duitsland het besparingspotentieel door
het gebruik van staal de emissies bij de staalproductie overstijgt. Staal is zonder
kwaliteitsverlies volledig recycleerbaar. Bijproducten van de staalproductie (bijvoorbeeld slakken) worden
vrijwel volledig gebruikt. Daarmee
bevindt de staalindustrie zich gelet op het Europa-2020 vlaggenschipinitiatief
voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen[54]
in een goede positie om te profiteren van een grotere nadruk op een levensduurcyclus-aanpak,
verhoging van het recyclingpercentage en betere benutting van bijproducten. Een andere manier
om tot de beoogde vermindering van broeikasgasemissies te komen, is een
versterkte tenuitvoerlegging van extra maatregelen voor de
energie-efficiëntie van de staalproductie. Veel elektriciteitscentrales produceren grote hoeveelheden afvalwarmte
en –gas die voor de productie van elektriciteit of stoom kunnen worden ingezet,
hetzij intern voor de centrale zelf, hetzij door export naar omringende
industrieën of het openbare elektriciteitsnet. Dergelijke projecten genereren emissiereductie doordat zij in de plaats
komen van andere bronnen van energieproductie, gewoonlijk fossiele
brandstoffen. De Commissie zal op korte termijn om een regelgevingsklimaat te scheppen dat gunstig is voor een duurzame groei: – in 2013 advies opstellen over steunregelingen voor hernieuwbare energie die door de lidstaten worden gebruikt om hun streefcijfers voor 2020 voor het gebruik van hernieuwbare energie te halen; – op verzoek het opstellen van een adviesbrief te overwegen over de beoordeling vanuit mededingingsoogpunt van langetermijnelektriciteitscontracten in geval van nieuwe of onopgeloste vragen; – een analyse maken van de opbouw van en de bepalende factoren voor de energieprijzen en de kosten in de lidstaten, met bijzondere aandacht voor de impact op de huishoudens, het mkb en energie-intensieve industrieën, en in een breder verband kijken naar het concurrentievermogen van de EU ten opzichte van haar mondiale economische tegenhangers, in de aanloop naar de bespreking tijdens de Europese Raad van februari 2014; verslag doen over de elektriciteitsprijzen voor industriële eindgebruikers, met inbegrip van de elementen ervan (bv. energiecomponent, heffingen en tarieven, belastingen) in de lidstaten van de EU en andere grote economieën; – een analyse maken van de impact van het emissiehandelssysteem op de elektriciteitsprijzen in de EU, en in het kader van de besprekingen over het 2030-klimaatbeleid, onderzoeken in hoeverre er behoefte is aan maatregelen om het risico van koolstoflekkage aan te pakken voor specifieke sectoren; – voorstellen voor het EU-2030 beleidskader voor het klimaat zodanig ontwikkelen dat daarin volledig rekening wordt gehouden met kostenefficiëntie en mogelijke gevolgen voor de kosten voor de industrie; bij ontwikkeling van het 2030-klimaatbeleid wordt, onverminderd de uitkomsten van de openbare raadpleging in het kader van het groenboek "A 2030 framework for climate and energy policies" (een kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030), getracht rekening te houden met, onder meer, het internationale concurrentievermogen van de Europese industrie, de specifieke kenmerken van bepaalde industrieën, de vooruitgang op het gebied van de mondiale onderhandelingen in verband met klimaatverandering alsmede een beoordeling van alle relevante CO2-emissies in de EU; – erop toezien dat de beoordeling van het risico van koolstoflekkage die in het kader van de nieuwe lijst van CO2-weglekrisico moet plaatsvinden, wordt uitgevoerd op een open en transparante wijze in overeenstemming met de vereisten van de ETS-richtlijn, rekening houdend met de specifieke kenmerken van bepaalde industrieën en met de impact van elektriciteitskosten op hun concurrentievermogen; – op korte termijn voorstellen de productie van bepaalde gesmede ferroproducten toe te voegen aan de lijst van sectoren waarvoor een risico van koolstoflekken wordt aangenomen wat de directe kosten betreft; – de beste praktijken op het gebied van energie-efficiëntie bevorderen, op basis van de resultaten van de ingevolge de richtlijn betreffende energie-efficiëntie[55] door ondernemingen uit te voeren energie-audits, en van Europese en internationale studies; – bevordering van investeringen in energie-efficiëntie (nieuwe ketels voor energieopwekking, gasterugwinning bij de staalproductie, hogedruk-turbinecentrales voor terugwinning, terugwinning van afvalwarmte); – vereisten inzake ecologisch ontwerp voor recycleerbaarheid en ontmanteling overwegen, opdat recycleerbaar staal gemakkelijker van andere relevante producten kan worden gescheiden; om de innovatie te stimuleren: – de staalindustrie integreren in maatregelen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, demonstratie, inzet en marktintroductie, voor energie-efficiënte producten, technologieën en oplossingen met het oog op de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende energie-efficiëntie en andere wetgeving en beleid inzake energie-efficiëntie; – beoordelen hoe de inkomsten uit het emissiehandelssysteem kunnen worden gereserveerd en ingezet voor de financiering van klimaatgerelateerde doelstellingen, met inbegrip van het inzetten van nieuwe en innovatieve technologieën in de energie-intensieve industrieën; op middellange en lange termijn om een regelgevingsklimaat te scheppen dat gunstig is voor een duurzame groei: – de onderhandelingen over het sluiten van een bindende internationale overeenkomst inzake klimaatverandering tegen 2015 voortzetten, om te zorgen voor passende verbintenissen van allen, met name van grote economieën, rekening houdend met hun respectieve verantwoordelijkheden en mogelijkheden, waarbij moet worden gezorgd voor transparantie en verantwoordingsplicht en een deugdelijk systeem voor naleving en handhaving; – het Europees Comité voor normalisatie verzoeken mogelijke normen voor de beoordeling van broeikasgasemissies in energie-intensieve sectoren uit te werken; – zich blijven inzetten voor het ontwikkelen van de methodologie betreffende de levensduurcyclusaanpak, zodat beter rekening kan worden gehouden met de recycleerbaarheid van materialen; – de evaluatie in het kader van de levensduurcyclusaanpak beoordelen binnen waardeketens en van de recycleerbaarheid van materialen en die recycleerbaarheid integreren in relevante beleidsvoorstellen en –strategieën; om de energievoorziening te diversifiëren: – de voorwaarden vaststellen om de toekomstige exploitatie van de inheemse reserves aan gas en fossiele brandstoffen, zowel conventioneel als niet-conventioneel, op een voor het milieu veilige wijze, mogelijk te maken, aangezien daarmee de afhankelijkheid van energie-invoer van de EU minder zou worden, en de prijzen zouden dalen. De Commissie verzoekt de lidstaten: – ter voorbereiding van de besprekingen tijdens de Europese Raad van februari 2014 op basis van het verslag van de Commissie, te beoordelen wat de impact is van alle nationale maatregelen, zoals belastingen, capaciteits- en netwerkbijdragen, tarieven en steunmechanismen voor hernieuwbare energie of andere vormen van energie, op de energieprijs voor de energie-intensieve industrieën; – op basis daarvan passende maatregelen te overwegen om de energieprijs voor de energie-intensieve industrieën te verlagen in het kader van de begrotingsconsolidatie, mededingingsregels en de integriteit van de interne markt; – te overwegen inkomsten uit het emissiehandelssysteem te reserveren voor projecten inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie voor de energie-intensieve industrieën; – de inspanningen te intensiveren om de bij de gemiddelde energieprijzen en ‑kosten bestaande kloof tussen de EU-industrie en haar belangrijkste concurrenten te verminderen door versterking van de marktwerking en verbetering van de zekerheid van de energievoorziening in de energiesector; – initiatieven voor gezamenlijke elektriciteitsopwekking, langetermijncontracten en partnerschappen te beoordelen; – beste praktijken en informatie uit te wisselen. De Commissie beoordeelt het effect van de genomen maatregelen en doet zo nodig aanvullende aanbevelingen om de energiekosten voor de energie-intensieve industrieën tot een minimum te beperken. 3.5
Innovatie De meest moderne installaties in de
EU-staalindustrie komen dicht bij de grenzen van wat de huidige
technologieën kunnen doen. Zonder invoering van baanbrekende
technologieën zal de staalindustrie moeite hebben om tot verdere
aanzienlijke vermindering van CO2-uitstoot te komen[56]. Het duurt nog een aantal jaren voordat nieuwe
technologische innovaties operationeel zijn. Potentieel baanbrekende technologieën zijn in het verleden onderzocht
in het kader van een "paraplu" van projecten, onder de naam
"Ulcos"[57]. De Commissie steunde Ulcos: financiering ter hoogte van in totaal 40 miljoen EUR uit het zesde
kaderprogramma voor O & O, alsook uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen
en staal. In het kader van Horizon 2020 kan aan de
verwerkende industrie specifieke steun worden verleend voor voorgestelde
publiek-private samenwerkingsverbanden, onder de benaming Spire[58]. Daarnaast is in de 2050-routekaart naar een
koolstofarme economie[59]
en de routekaart voor energie-2050[60]
koolstofafvang en -opslag (CCS) als een belangrijke technologie voor het
koolstofvrij maken van de industriële sector aangemerkt, met inbegrip van
CCS-toepassingen in industriële processen en bij de energieproductie. Deze technologie is een van de prioriteiten van
het strategisch plan voor energietechnologie (Strategic Energy Technology (SET)
Plan), dat een speciaal Europees industrieel initiatief en een gezamenlijk
onderzoeksprogramma van de Europese Alliantie voor energieonderzoek (EERA)
omvat. Het belang van staal voor
energietoepassingen en de behoefte aan onderzoek en innovatie zijn omschreven
in de "Materials Roadmap Enabling Low Carbon Energy Technologies"[61]. Verdere voorstellen voor onderzoeks-,
ontwikkelings- en innovatieactiviteiten van de in de eerdere onderzoeks- en
ontwikkelingsfase van Ulcos onderzochte aard zijn dus denkbaar. Voor de periode 2014-2020 worden onderzoeksprojecten
ook voor ongeveer 280 miljoen uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en
staal gefinancierd. Naar de toekomst kijkend is echter duidelijk
dat op industriële schaal een demonstratieproject voor het produceren van staal
met CCS nodig is, waarbij de te verwachten benodigde financiën buiten de
typische omvang van een onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieproject zullen
vallen. Er wordt namelijk geraamd dat
het volledige Ulcos-gerelateerde spectrum van demonstratie-experimenten een
extra 500 miljoen EUR zou kosten. Voor
de volgende fase van commerciële demonstratie van CCS-technologieën voor de
staalproductie is derhalve duidelijk de hefboomwerking van andere
instrumenten nodig, zoals een nieuwe "NER-300"-oproep (New
Entrants Reserve – NER - nieuwkomersreserve), een nader Europees
energieprogramma voor herstel, of gebruikmaking van structuurfondsen. Bovendien hangt, zelfs wanneer die
technologieën beschikbaar zijn, de grootschalige inzet ervan af of
toepassing ervan in de EU mogelijk is tegen concurrerende productiekosten, en
er sprake is van acceptatie door het publiek. Met name moeten voor CCS passende mechanismen worden opgezet om
plaatselijke gemeenschappen als partners bij deze inspanningen te betrekken en
een passende koolstofprijs te waarborgen. De Europese staalindustrie ontwikkelt
voortdurend nieuwe soorten staal voor specifieke toepassingen. Momenteel moeten echter onderzoek, ontwikkeling
en innovatie op het gebied van milieuvriendelijke verwerkingstechnologieën veel
meer gestimuleerd worden dan vroeger. Het potentieel van nieuwe scheidingstechnologieën en innovatieve
systemen, markten en bedrijfsmodellen bij de verdere ontwikkeling van
schrootrecycling is bijzonder veelbelovend wat de verbetering van het
concurrentievermogen en de terugdringing van milieueffecten en emissies
betreft. Het Europees innovatiepartnerschap inzake
grondstoffen (EIP)[62]
stimuleert innovatie in de gehele waardeketen van staal, van exploratie en
winning tot efficiënte verwerking, recycling en vervanging. De industriële introductie van opkomende
staaltechnologieën kan worden versterkt met behulp van de financiële
mechanismen van de Europese Investeringsbank (EIB)[63]. Projecten in de staalsector met een lager risicoprofiel komen vaak in
aanmerking voor langetermijnfinanciering door de EIB. Daarnaast kunnen uiterst innovatieve staalproducten worden gefinancierd
in het kader van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF). Dit
betreft een door de Europese Commissie en de EIB gezamenlijk opgezette
innovatieve regeling voor het delen van kredietrisico's, om de toegang tot
financiering te verbeteren bij activiteiten met een hoger financieel
risicoprofiel waar het investeringen in onderzoek, technologische ontwikkeling,
demonstratie en innovatie betreft. De Commissie zal: – ondersteuning overwegen, in het kader van Horizon 2020 en in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake staatssteun, van onderzoek en ontwikkeling, demonstratie- en proefprojecten voor nieuwe technologieën voor schonere, energie-efficiëntere technologieën met een beter gebruik van hulpbronnen, met inbegrip van PPP's, die aan de relevante eisen voldoen; een potentieel PPP - Spire (Sustainable Process Industry through Resource and Energy Efficiency- duurzame verwerkende industrie door hulpbronnen- en energie-efficiëntie) en het strategisch plan voor energietechnologie (Strategic Energy Technology Plan - SET-plan) zijn in voorbereiding; – internationaal samenwerken in "upstream" onderzoeksprojecten, indien passend en nuttig voor het versterken van het Europese concurrentievermogen en de markttoegang; – financiële steun meer richten op de opschaling en de testfase in plaats van uitsluitend op de onderzoeksfase; – in het kader van het EIP op het gebied van grondstoffen, en met name het aanstaande strategische uitvoeringsplan ervan, alle opties voor innovatiebevordering in de staalindustrie langs de waardeketen van grondstoffen, inclusief recycling, onderzoeken. De Commissie verzoekt de lidstaten: – te onderzoeken in hoeverre het nodig en haalbaar is, financieringsbronnen te reserveren om specifieke programma's op te zetten om onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieprojecten in de staalindustrie te financieren en de totstandkoming van clusters te bevorderen. De Commissie verzoekt de Europese Investeringsbank: – aanvragen voor langlopende financiering voor staalprojecten in overweging te nemen waarvan het doel is te waarborgen dat aan de vergunningsvereisten van de richtlijn inzake industriële emissies op basis van de beste beschikbare technologie wordt voldaan. 3.6
De sociale dimensie: herstructurering en vaardigheidsbehoeften De vooruitzichten voor de werkgelegenheid
in de staalsector zijn een bron van ernstige zorg en verdienen de volle
aandacht van de politiek, niet in de laatste plaats
omdat in de afgelopen jaren door herstructurering 40 000 banen verloren
zijn gegaan. Dit betekent dat de lidstaten nog steeds
worden geconfronteerd met grote sociale uitdagingen met betrekking tot
eerdere en toekomstige sluitingen die al zijn aangekondigd en verschillende
regio's die worden geraakt. Voorts
zullen industrieën die afhankelijk zijn van dezelfde waardeketen ook sluiten of
elders investeren indien het in Europa steeds moeilijker wordt om staal te
produceren. Wil de sector strategisch blijven voor de
Europese productie-industrie en de werkgelegenheid, dan moeten urgente
(tijdelijke) maatregelen — naast maatregelen voor de lange termijn — worden
genomen. Dit vereist ook de
ontwikkeling van door regelingen voor tijdelijk werk met steun van de
overheid voor werknemers, zodat in perioden van laagconjunctuur in
voorkomend geval, in overeenstemming met de geldende voorschriften voor
staatssteun, arbeidscapaciteit wordt behouden en werknemers
worden omgeschoold. Verschillende EU-fondsen en
-beleidsinstrumenten kunnen worden ingezet ter
verlichting van de sociale kosten van aanpassingen en om ervoor te zorgen dat
de vereiste bekwaamheden behouden blijven en ontwikkeld worden voor het
toekomstige concurrentievermogen van de industrie. Dit moet zodanig gebeuren dat de geleidelijke overschakeling op nieuwe
geavanceerde productietechnieken en innovatieve producten wordt ondersteund, en
het mag noodzakelijke herstructureringen niet belemmeren. Dergelijke maatregelen zijn bijzonder relevant voor de staalsector,
omdat deze de overcapaciteit moet aanpakken. Anticiperen op de noodzaak tot
herstructurering van de EU-staalindustrie is cruciaal bij het beperken van
nadelige sociale gevolgen. Ter
minimalisering van de sociale gevolgen ervan moeten goede praktijken op het
gebied van opleiding en herkwalificatie op bedrijfsniveau worden verspreid en
bevorderd. Dit maakt het des te belangrijker dat alle
belanghebbenden conjuncturele beperkingen met tijdelijke maatregelen
aanpakken om de productie en de werkgelegenheid op de lange termijn in stand te
houden en de capaciteit alleen bij erkende structurele overcapaciteit te
verlagen. De sector heeft reeds
aanpassingsmaatregelen genomen door meer dan 30 mt aan productiecapaciteit in
de Europese staalindustrie stil te leggen, waarvan 20 mt als permanente aanpassing
kan worden beschouwd. Tegelijkertijd worden de werknemers van de
staalindustrie met ongekende veranderingen geconfronteerd. De leeftijdsopbouw in de meeste Europese
staalproducerende ondernemingen is zodanig dat meer dan 20 % van de
werkelijke werknemers de industrie in de periode 2005-2015 zal hebben verlaten,
en tot 2025 vertrekt bijna 30 %. De industrie moet derhalve jong en creatief talent kunnen aantrekken. Er zijn specifieke activiteiten nodig om
ervoor te zorgen dat hooggekwalificeerde wetenschappers en managers de
Europese staalindustrie vooruit helpen en nieuwe mogelijkheden voor
concurrentievoordeel vinden. Structuurfondsen
kunnen bij de herstructurering in de sector helpen, en innovatie en
specialisatie met het oog op slimme groei bevorderen. In dit kader van verregaande veranderingen en herstructureringen moeten
het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor
aanpassing aan de globalisering (EFG) ten volle worden gebruikt om de
verbetering van vaardigheden en nascholing van werknemers van de sector te
ondersteunen en voor degenen die overtallig dreigen te worden, bij te dragen
aan positieve snelle professionele heroriëntering. Met adequate nationale en/of regionale programmering kan het ESF deze
rol anticiperend spelen, op een permanente basis en ruim voordat specifieke
herstructureringen plaatsvinden — waardoor bij voorbaat de gevolgen ervan voor
de toekomst worden verzacht. Het EFG
kan dit aanvullen door ondersteuning met actieve arbeidsmarktmaatregelen
wanneer werknemers overtallig worden. Op grond van de EU-regels inzake staatsteun
kan de staalsector profiteren van diverse categorieën
staatssteunmaatregelen die bijdragen aan de EU 2020-doelstellingen: onderzoek&ontwikkeling en innovatie,
opleiding en hulp voor werkzoekenden alsmede hulp om de bescherming van het
milieu te versterken. Zo heeft
de staalsector reeds vrijstellingen van nationale milieu- en energiebelastingen
geprofiteerd, alsmede van staatssteun voor maatregelen op het gebied van
energie-efficiëntie en van steun voor investeringen die verder gaan dan de
dwingende EU-normen. Daarnaast wordt staal erkend als een van de sectoren waarvoor het
risico van koolstoflekkage bestaat, en kunnen de lidstaten het effect van de
door het emissiehandelssysteem veroorzaakte ontstane hogere
elektriciteitsprijzen op het concurrentievermogen van de sector van 2013 tot
2020, zoals hierboven uitgelegd, verzachten. De Commissie zal: op korte termijn: – de werkgelegenheid voor jongeren in de sector bevorderen door sterker in te zetten op leerlingstelsels en op jongeren gerichte wervingsprocedures; – de oprichting van een Europese vaardighedenraad voor de staalindustrie stimuleren, waarin bestaande nationale organisaties op het gebied van de ontwikkeling van vaardigheden en werkgelegenheid in de staalindustrie bijeenkomen. Afhankelijk van de bereidheid en de mogelijkheden van de organisaties binnen de sector kunnen in deze vaardighedenraad ook vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers op Europees en nationaal niveau, alsmede organisaties van onderwijs‑ en opleidingsaanbieders zitting nemen; – via het programma Erasmus voor iedereen[64], allianties voor sectorspecifieke vaardigheden ondersteunen; op basis van de gebleken behoeften aan vaardigheden en tendensen daarin zullen de allianties voor sectorspecifieke vaardigheden werken aan de ontwikkeling en beschikbaarstelling van gemeenschappelijke curricula en methoden, met name opleidingen op de werkplek, die lerenden de vaardigheden aanreiken waar de arbeidsmarkt in een specifieke sector, zoals de staalindustrie, om vraagt; – beleid op het gebied van actieve scholing en een leven lang leren ondersteunen, ook in samenhang met energiebesparingsvaardigheden via de opleiding van energieauditoren en energiemanagers; – indien vakbonden en/of nationale autoriteiten haar daar uitdrukkelijk om verzoeken, een interdepartementale taskforce[65] in het leven roepen om onderzoek te doen naar en gevolg te geven aan de belangrijkste gevallen van sluiting of aanzienlijke inkrimping van bedrijven in de staalsector, teneinde het gebruik van de desbetreffende EU-fondsen in gevallen van aanzienlijke inkrimping of sluiting te rationaliseren; – een kwaliteitskader presenteren voor het anticiperen op veranderingen en herstructureringen, waarin de door alle belanghebbenden uit te voeren beste praktijken op dit gebied worden vastgesteld; – ervoor zorgen dat bij de toekenning van EU-steun in het kader van Horizon 2020 en de structuurfondsen aan het beginsel van regionale slimme specialisatie wordt vastgehouden en rekening wordt gehouden met de duurzaamheid van de investeringen met betrekking tot het scheppen en behouden van werkgelegenheid in de betrokken regio; – de medefinancieringsregels en de verminderde eigen bijdrage aan de structuurfondsen voor de programmalanden blijven toepassen. De Commissie verzoekt de lidstaten: – de mogelijkheden te onderzoeken om in samenwerking met regionale autoriteiten het Europees Sociaal Fonds (ESF) te benutten voor bijscholing en omscholing van werknemers, onder meer door het instellen van een speciale financieringsmaatregel voor de staalsector; – de mogelijkheden te onderzoeken om in het kader van de volgende programmeringsperiode in samenwerking met regionale autoriteiten structuurfondsen te benutten, teneinde de sociale gevolgen van de herstructurering in de staalsector te verlichten; – de lopende onderhandelingen over het voorstel voor een verordening betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de programmeringsperiode 2014-2020[66] af te ronden en te vragen om het in praktijk te brengen; – de dialoog tussen de sociale partners te faciliteren teneinde tot een akkoord te komen over tijdelijke initiatieven voor het behoud van werkgelegenheid, zoals de mogelijkheid arbeidsflexibiliteitsregelingen in te voeren, met name met betrekking tot conjunctuuraanpassingen. De Commissie verzoekt de sector: – een actieve rol te spelen bij het verhelpen van tekortschietende vaardigheden; – door te gaan met de vereiste aanpassing van de industrie in overeenstemming met de beste praktijken inzake het anticiperen op veranderingen en herstructureringen, onder meer door middel van de sociale dialoog en het op de juiste wijze inschakelen van regionale belanghebbenden; – herstructureringsbehoeften en mogelijke capaciteitsaanpassingen te onderzoeken met het oog op de toekomstige vraag vanuit belangrijke sectoren, er rekening mee houdend dat structurele en conjuncturele trends elk een andere aanpak vereisen, – samen te werken met andere belanghebbenden, in het bijzonder met de nationale en regionale autoriteiten, om ervoor te zorgen dat de cyclische overcapaciteit wordt aangepakt door middel van door de overheid ondersteunde tijdelijke maatregelen zodat de werkgelegenheid op lange termijn behouden blijft. 4. Conclusies Zoals hierboven is vermeld, stelt de EU-visie
voor 2030-2050 strategieën en trajecten vast om de Europese economie de
overgang te laten maken naar een duurzaam en efficiënt mondiaal energiesysteem,
de vernieuwing van vervoermiddelen in samenhang met het opzetten van een slim
vervoersbeheersysteem, alsmede de renovatie van alle gebouwen en hun integratie
in slimme leveringsnetwerken ("smart supply grids"). Deze visie leunt sterk op geavanceerde
materialen, zoals staal; de beschikbaarheid van dergelijke materialen met de
juiste kwaliteit, in de juiste hoeveelheden en tegen de juiste prijs is een
eerste voorwaarde voor de succesvolle tenuitvoerlegging ervan. Alleen met behulp van het juiste beleids- en
regelgevingskader, in combinatie met gerichte acties van de Commissie, kunnen
de lidstaten en de industrie de staalsector helpen de huidige problemen te
overwinnen, het concurrentievermogen te vergroten en de innovatieve
staalproducten te vervaardigen waarmee marktaandeel kan worden gewonnen en
behouden. De constructieve besprekingen over staal
hebben het nut en de noodzaak onderstreept van de voortgezette dialoog tussen
de belangrijkste belanghebbenden binnen deze strategische industriële sector. De Commissie stelt daarom de formele oprichting
voor van een groep op hoog niveau op het gebied van staal. In het kader daarvan zal jaarlijks een
vergadering op hoog niveau plaatsvinden. De voornaamste doelstelling zal zijn om een Europees platform te bieden
voor wederzijdse informatieverstrekking, dialoog en uitwisseling van beste
praktijken. In algemene zin moet het
de inspanningen van de Europese staalsector voor behoud en versterking van het
concurrentievermogen op de wereldmarkt vergemakkelijken en ondersteunen. Binnen twaalf maanden na de vaststelling van
de actie zal de Commissie nagaan welke gevolgen de uitvoering van dit actieplan
heeft gehad voor het concurrentievermogen van de staalindustrie en, indien
nodig, aanvullende aanbevelingen en richtsnoeren verstrekken. [1] Eurofer Economic and Steel Market Outlook, 2012. [2] Afgaande op de mededelingen van bedrijven in de sector. [3] COM(2012) 582 definitief. [4] Statistieken voor 2012 van de WorldSteel Association,
http://www.worldsteel.org/statistics/statistics-archive/2012-steel-production.html
. [5] OESO DSTI/SU/SC(2012) 21 The future of the steel
industry: how will the industry evolve? (december 2012). [6] Bij DECISÃO CMC Nº 39/11 heeft Brazilië de invoertarieven op 100
producten, waaronder meerdere staalproducten, maar niet plaatstaal met
toegevoegde waarde, verhoogd. De rechten zijn verhoogd van 12 % tot
25 % en gelden voor een periode van twaalf maanden, met de mogelijkheid
tot verlenging met één jaar. [7] Deze cijfers zijn gebaseerd op de producten die tot
december 2012 onder het systeem van voorafgaand toezicht vielen. [8] OESO DSTI/SU/SC(2012) 12 The future of steel: how
will the industry evolve? (december 2012). [9] Prospective scenarios on energy efficiency and CO2
emissions in the Iron & Steel industry (2012) – GCO. [10] The potential for improvements in energy efficiency and
CO2 emissions in the EU27 iron and steel industry under different
payback periods, Journal of Cleaner Production (2013), http://dx.doi.org/10.1016/j.jclepro.2013.02.028 . [11] Ten opzichte van 1980 is het gebruik van grondstoffen voor
de productie van ruw staal in 2008 gedaald van 2 336 tot
2 015 kg/ton (-13,7 %). [12] Richtlijn 2012/27/EU. [13] COM(2013) 180 definitief. [14] Meer informatie is te vinden op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/metals-minerals/steel/high-level-roundtable/index_en.htm
. [15] COM(2010) 543 en COM(2012) 746. [16] De
concurrentievermogenstest is een instrument dat twaalf stappen omvat voor het
evalueren van het effect van een beleidsvoorstel op het concurrentievermogen
van ondernemingen, door middel van evaluatie van de kosten van zakendoen, het
vermogen van de desbetreffende sectorem om te innoveren, en het internationale
concurrentievermogen. Het vormt een eenvoudig en effectief instrument om het
effect van voorstellen op het concurrentievermogen meer diepgaand te analyseren
- SEC(2012) 91 definitief. [17] Innovatie-Unie - COM(2010) 546 definitief. [18] Statistieken van de Polish Steel Association, 2012. [19] OESO DSTI/SU/SC(2012) 15 Excess Capacity in the steel
industry: an examination of the global and regional extent of the challenge. [20] COM(2012) 636 definitief. [21] COM(2013) 17 definitief en COM(2013) 18 definitief. [22] COM(2012) 433 definitief. [23] De ijzerertsprijzen zijn gestegen van 25 Amerikaanse
dollar (USD) per metrieke ton product in droge toestand in 2001 tot
250 USD in 2011. [24] US Environmental Protection Agency. [25] US Environmental Protection Agency. [26] http://scripts.cac.psu.edu/users/n/w/nwh5089/Steel%20Recycling%20Process.pdf
. [27] www.eurofer.org/index.php/eng/content/.../517/.../SteelRecycling.pdf
. [28] Richtlijn 2009/125/EG. [29] http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:094:0002:0011:NL:PDF
. [30] Verordening (EG) nr. 1013/2006. [31] COM(2008) 699 en COM(2011) 25. [32] Verordening (EU) nr. 1241/2009 van de Commissie. [33] Het Surveillance 2-systeem verzamelt gegevens die
rechtstreeks aan douaneaangiften bij invoer wordt ontleend. Deze gegevens
hebben betrekking op het referentienummer van de douaneaangifte, de aard van de
goederen, hun herkomst, volume en waarde, en de datum van aanvaarding door de
douaneadministratie (feitelijke invoerdatum). De gegevens worden dagelijks
toegezonden door de centrale systemen van de douaneadministraties van de EU-lidstaten.
Het systeem berust op artikel 308 quinquies van de uitvoeringsbepalingen
van het douanewetboek (Verordening (EG) nr. 2454/93). [34] Voorstel voor een verordening betreffende markten in
financiële instrumenten (COM(2011) 652); verordening betreffende de Europese
marktinfrastructuur (Verordening (EU) nr. 648/2012); richtlijn
machtsmisbruik (Richtlijn 2003/6/EG) zoals gewijzigd bij de Richtlijnen
2008/26/EG en 2010/78/EU. De richtlijn machtsmisbruik wordt momenteel herzien,
zie COM(2011) 654 en het voorstel voor een verordening marktmisbruik
(COM(2011) 651). [35] Ecorys-studie over Europese energie-intensieve industrieën
– The Usefulness of Estimating Sectoral Price Elasticities. [36] De prijzen van cokeskool zijn gestegen van 170 USD
per ton in 2009 tot 290 USD in 2011. [37] Internationaal Energieagentschap, kwartaalstatistieken,
tweede kwartaal 2012. [38] IEA: index 2005 = 100, Energy prices and taxes
(energieprijzen en belastingen), Quarterly Statistics, vierde kwartaal
2012. Europese gegevens betreffen alleen de OESO-leden. [39] COM(2011) 885 definitief. [40] 2009/C
235/04. [41] COM(2011) 676. [42] Richtlijnen 2009/72/EG en 2009/73/EG, Verordeningen
(EG) nr. 713/2009, 714/2009 en 715/2009. [43] COM(2011) 808 definitief. [44] De artikelen 101 en 102 VWEU. [45] Zaak COMP/ 39.386 Langetermijncontracten Frankrijk (PB
C 133 van 22.5.2010, blz. 5) en Zaak COMP/B-1/37966 — Distrigas (PB
C 9 van 15.1.2008, blz. 8). [46] Mededeling van de Commissie over informeel advies
betreffende nieuwe vragen met betrekking tot de artikelen 81 en 82 van het
EG-Verdrag die in individuele gevallen rijzen (adviesbrieven), PB C 101
van 27.4.2004, blz. 78. [47] EUCO 75/1/12 van 23 mei 2013. [48] Mededeling van de Commissie, Europees semester 2013: Landenspecifieke
aanbevelingen - Europa uit de crisis tillen, COM(2013) 350. [49] Geschat wordt dat er tussen de 4 % en 7 % van de
door de mens veroorzaakte CO2-emissies afkomstig zijn van deze
industrie in de EU-27, die van 2005-2008 gemiddeld 252,5 miljoen ton CO2-emissies
heeft gegenereerd. [50] COM(2013) 169 definitief. [51] COM(2011) 112 definitief. [52] Werkdocument van de diensten van de Commissie SEC (2011)
1609: Materials Roadmap Enabling Low Carbon Energy Technologies. [53] Boston Consulting Group. [54] COM(2011) 21. [55] Richtlijn 2012/27/EU. [56] Prospective scenarios on energy efficiency and CO2
emissions in the Iron & Steel industry (2012), GCO. [57] Ulcos staat voor "zeer kooldioxide-arme (CO2-arme)
staalproductie" ("Ultra-Low Carbon dioxide (CO2)
Steelmaking"). [58] Duurzame verwerkende industrie door efficiënt gebruik
van hulpbronnen en energie (Sustainable Process Industry through Resource and
Energy Efficiency). [59] COM(2011) 112 definitief. [60] COM(2011) 885 definitief. [61] SEC(2011) 1609. [62] COM(2012) 82 definitief. [63] De non-profit EIB heeft nog een
"Triple-A"-rating van alle drie de ratingbureaus en is daarmee in
staat geld te lenen op de mondiale financiële markten tegen uiterst gunstige
rentevoeten en mag deze doorgeven aan de geselecteerde projecten. [64] COM(2011) 787 definitief. [65] COM(2005) 120 definitief. [66] COM(2011) 608 definitief.