52013DC0229

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU /* COM/2013/0229 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU

1.           Inleiding

De Europese aquacultuursector biedt producten van een goede kwaliteit aan en neemt stringente normen op het gebied van ecologische duurzaamheid, gezondheid van de dieren en consumentenbescherming in acht. Hoewel de aquacultuursector in de EU dankzij de kwalitatief uitstekende vis, schaaldieren en schelpdieren[1] die de EU te bieden heeft, een groot concurrentievoordeel zou moeten scoren, maakt de aquacultuurproductie in de EU een periode van stagnatie door, en dat in scherp contrast met de forse groei in andere regio's ter wereld.

In 2010 bedroeg de aquacultuurproductie van de EU 1,26 miljoen ton, ter waarde van 3,1 miljard euro. De EU‑markt voor vis, schaaldieren en schelpdieren wordt voor 25 % bevoorraad door de visserijsector van de EU, voor 65 % door invoer en voor 10 % door de aquacultuursector van de EU[2]. Het totale zichtbare verbruik van visserij‑ en aquacultuurproducten in de EU bedraagt ca. 13,2 miljoen ton[3].

Volgens de beschikbare gegevens gaapt er een steeds groter wordende kloof – van naar raming 8 miljoen ton – tussen het verbruik van vis, schaaldieren en schelpdieren in de EU en het door de visserijsector bovengehaalde vangstvolume. De Commissie en de lidstaten kunnen ertoe bijdragen dat deze kloof alvast ten dele wordt gedicht door een ecologisch, sociaal en economisch duurzame aquacultuur in de EU.

Uitgaande van de bestaande arbeidsproductiviteit zou elk procentpunt van het huidige EU‑verbruik dat intern door de aquacultuur wordt geproduceerd, tussen 3 000 en 4 000 voltijdse banen helpen creëren[4]. Dit cijfer bevestigt dat de aquacultuur (met haar weliswaar relatief kleine aandeel in de economie van de EU) voldoende potentieel in huis heeft om de groei en de werkgelegenheid in de kustgebieden en het hinterland van de EU een stevige injectie te geven. Bovendien kan nauwe samenwerking met de verwerkingssector de werkgelegenheid en het concurrentievermogen in beide sectoren nog extra stimuleren. Aquacultuur is een van de pijlers van de EU‑strategie voor blauwe groei[5] en kan, mits naar behoren ontwikkeld, bijdragen tot de Europa 2020‑strategie.

2.           De rol van aquacultuur in de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)

Met het voorstel voor een hervorming van het GVB[6] wordt beoogd de aquacultuur te bevorderen via een open coördinatiemethode, i.e. een vrijwillig, op coördinatie gericht proces dat is gebaseerd op strategische richtsnoeren en nationale strategische meerjarenplannen waarin gemeenschappelijke doelstellingen en, waar mogelijk, indicatoren worden vastgesteld aan de hand waarvan wordt gemeten in hoeverre deze doelstellingen dichterbij zijn gebracht.

Voor het halen van deze doelstellingen is de medewerking van alle ter zake relevante partijen vereist (autoriteiten, de sector zelf, de kleinhandel, consumentenverenigingen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld). Een belangrijke rol in dit verband is weggelegd voor de adviesraad voor aquacultuur die krachtens het hervormingsvoorstel dient te worden opgericht.

De onderhavige strategische richtsnoeren moeten de lidstaten helpen hun eigen nationale doelstellingen vast te stellen in het licht van hun startpositie, nationale omstandigheden en institutionele organisatie. Onderwerpen die onder de EU‑wetgeving vallen, worden niet behandeld in het kader van de open coördinatiemethode, maar vormen wel het raamwerk waarbinnen deze methode wordt gebruikt.

De aquacultuur is aangewezen op schoon en gezond zeewater en zoetwater. De milieuwetgeving van de EU – met name de kaderrichtlijn water[7], de kaderrichtlijn mariene strategie[8] en de verordening over het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet‑voorkomende soorten in de aquacultuur[9] – zorgt ervoor dat deze randvoorwaarde is vervuld. Voorts zijn in de EU‑wetgeving strikte normen op het gebied van gezondheid, consumentenbescherming en ecologische duurzaamheid vastgesteld waaraan de aquacultuuractiviteiten in de EU moeten voldoen. Deze eisen brengen weliswaar kosten voor de producenten met zich mee, maar kunnen, door de aandacht van de consument op het kwaliteitsaspect te vestigen, ook als concurrentievoordeel worden uitgespeeld. Bovendien kunnen deze eisen het draagvlak voor aquacultuur in de plaatselijke gemeenschap helpen vergroten. De hervorming van het GVB is gestoeld op deze stringente normen.

De Commissie is van plan de nationale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van deze EU‑milieuwetgeving te helpen zonder nodeloze lasten aan de producenten op te leggen. Met het oog hierop zijn richtsnoeren over de integratie van aquacultuur in Natura 2000‑gebieden bekendgemaakt[10] en heeft de Commissie het plan opgevat om te beginnen met het opstellen van soortgelijke richtsnoeren inzake aquacultuur in combinatie met de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie.

3.           Strategische richtsnoeren voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU

Deze mededeling is gebaseerd op de resultaten van het overleg met de belanghebbende partijen en de analyse van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek[11]. Om het potentieel van de aquacultuur in de EU te ontsluiten, zal gewerkt worden aan vier prioriteiten: administratieve procedures, coördinatie van de ruimtelijke ordening, concurrentievermogen en het verzekeren van een gelijk speelveld.

Aquacultuur kan bijdragen tot de overkoepelende doelstelling de kloof tussen het verbruik en de productie van vis, schaaldieren en schelpdieren in de EU op een ecologisch, sociaal en economisch duurzame manier te dichten. Met het oog daarop wordt elke lidstaat verzocht om in zijn nationaal meerjarenplan zijn eigen streefcijfer voor de groei van de aquacultuur (in volume en waarde) in de door het plan bestreken periode aan te geven.

3.1.        Administratieve procedures vereenvoudigen

Factoren als administratieve kosten en doorlooptijd zijn mede bepalend voor het concurrentievermogen en de ontwikkeling van een economische sector. Momenteel is slechts beperkte informatie voorhanden over de tijd en het geld die het kost om een vergunning voor een nieuw aquacultuurbedrijf te krijgen. Evenmin is het de Commissie bekend of de voornaamste knelpunten in dit proces al volledig in kaart zijn gebracht. Uit de informatie die wel beschikbaar is, valt op te maken dat de vergunningsprocedure in bepaalde lidstaten vaak twee tot drie jaar in beslag neemt[12]. In sommige gevallen, zo blijkt uit de rapportage, loopt de wachttijd nog aanzienlijk verder uit. Ter vergelijking: uit een studie van het Europees Parlement blijkt dat de periode voor afgifte van een vergunning voor een aquacultuurbedrijf in Noorwegen vroeger gemiddeld twaalf maanden bedroeg en na de invoering van het "enige loket" met zes maanden is ingekort[13].

Duur van de vergunningsprocedure voor aquacultuurbedrijven in een aantal lidstaten en in Noorwegen (in maanden)

= duur van de vergunningsprocedure voor nieuwe aquacultuurbedrijven

= gemiddelde duur van de vergunningsprocedure voor offshore windparken in de EU[14]

= meegedeelde duur van de vergunningsprocedure voor landbouwbedrijven in twee lidstaten

= streefduur voor de vergunningsprocedure voor nieuwe kmo's (Actieplan ondernemerschap 2020)

Bronnen: eigen berekening op basis van gegevens van SHoCMed, Windbarriers, studie IP/B/PECH/NT/2008 176 van het Europees Parlement, en informatie van producentenverenigingen en overheden.

De meeste aquacultuurproducenten zijn kmo's en deze ondernemingen worden onevenredig zwaar getroffen door administratieve rompslomp. Het relatieve gewicht van uit regelgeving voortvloeiende administratiekosten in de omzet kan, berekend per werknemer, voor het mkb tot tien keer hoger uitvallen dan voor grote bedrijven in de algemene economie[15]. De vermindering van onnodige regeldruk staat nog steeds hoog op de politieke agenda van de Commissie. Bij wijze van follow‑up van de herziening van de "Small Business Act" van april 2011 heeft de Commissie een actieplan ter ondersteuning van het ondernemerschap in Europa voorgesteld. In het kader van dit actieplan wordt de lidstaten gevraagd om tegen eind 2015[16] de termijnen voor afgifte van vergunningen en andere machtigingen die nodig zijn om een commerciële activiteit op te starten, tot één maand in te korten, met dien verstande dat de EU‑milieuwetgeving hierbij in acht wordt genomen. Een eerste fase in dit proces dient te bestaan uit een hieronder uiteengezette omvattende kartering en doorlichting:

· streefdoelen voor de lidstaten: Om na te gaan hoe de procedures kunnen worden verbeterd en de administratieve belasting kan worden gereduceerd, tegen eind 2013 informatie verzamelen over:

(1) het aantal nieuwe vergunningen die in de periode 2007‑2013 zijn afgegeven (cijfer);

(2) het aandeel met succes afgesloten vergunningsaanvragen (procent);

(3) het aantal aanvragen die momenteel in behandeling zijn (cijfer);

(4) de gemiddelde termijn voor afsluiting van de vergunningsprocedures (maanden);

(5) het aantal overheidsinstanties die bij de vergunningsprocedure zijn betrokken (cijfer);

(6) gemiddelde kostprijs van de vergunningsprocedures voor nieuwe ondernemingen (euro);

(7) gemiddelde looptijd van een vergunning (jaren).

· streefdoelen voor de Commissie: Samen met de betrokken autoriteiten op basis van de door de lidstaten verzamelde gegevens tegen de zomer van 2014 beste praktijken en marges voor verbetering vaststellen, onder meer met de steun van de Commissiegroep op hoog niveau inzake administratieve lasten, die tot taak heeft de overheden van de lidstaten te helpen de EU-wetgeving ten uitvoer te leggen op een manier die efficiënter is en beter inspeelt op de behoeften van de betrokken partijen[17]. Tegen het tweede kwartaal van 2014 leidraden inzake de voorschriften van de kaderrichtlijn water en de kaderrichtlijn mariene strategie ten aanzien van aquacultuur voorbereiden, met als doel de lidstaten en de sector bij de tenuitvoerlegging van de EU‑wetgeving te helpen en te illustreren hoe milieubescherming verenigbaar is met duurzame aquacultuur.

· streefdoelen voor de adviesraad voor aquacultuur: Tegen april 2014 voor de verschillende soorten aquacultuur in de lidstaten de administratieve procedures doorlichten en de meest tijdrovende en kostbare administratieve lasten in kaart brengen.

3.2.        Een duurzame ontwikkeling en groei van de aquacultuur verzekeren aan de hand van gecoördineerde ruimtelijke ordening

Uit verschillende studies is gebleken dat de toepassing van ruimtelijkeordeningsplannen kan bijdragen tot het reduceren van onzekerheid, het faciliteren van investeringen en het versnellen van de ontwikkeling van sectoren als de aquacultuur en offshore hernieuwbare energie[18]. Momenteel zijn de oppervlakten en de kustwateren die voor aquacultuurdoeleinden worden benut, kennelijk beperkt[19]. Ruimtegebrek – vaak aangehaald als factor die de expansie van de mariene aquacultuur in de EU in de weg staat – kan worden verholpen door de locaties aan te wijzen die het best geschikt zijn voor aquacultuurdoeleinden.

Ruimtelijke ordening in het binnenland is doorgaans geavanceerder dan op zee, onder meer dankzij het bestaan van kadasters of beoordelingssystemen, die alle betrokken instanties van vlot toegankelijke informatie voorzien. Het identificeren van gebieden die het geschikst zijn voor zoetwateraquacultuur, zal niet alleen de uitbreiding van de productie bevorderen, maar ook de bescherming van landschappen, habitats en biodiversiteit versterken. In de ruimtelijkeordeningsplannen moet rekening worden gehouden met de milieudiensten die door extensieve vijveraquacultuur worden geleverd.

Vaak zullen de behoeften van de aquacultuursector alleen niet volstaan om een dermate complexe exercitie voor het mariene milieu te rechtvaardigen. Toch is deze aanpak gevolgd voor, bijvoorbeeld, het Ierse experiment met CLAMS[20], de regionale aquacultuurstrategie van Galicië[21] en het Finse nationale project inzake ruimtelijke ordening op het gebied van aquacultuur[22]. Bestaande projecten op het gebied van ruimtelijke ordening, zoals plannen voor offshore locaties voor windplatforms[23], kunnen als beginpunt worden gebruikt. Ook de richtsnoeren voor ruimtelijke ordening in de Middellandse Zee[24] en de Oostzee[25] kunnen de lidstaten van gegevens voorzien. Ook de gegevens die in het kader van de tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving worden verzameld (zoals de richtlijn hernieuwbare energie, het gemeenschappelijk visserijbeleid, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn) kunnen voor de ruimtelijke ordening van aquacultuuractiviteiten worden gebruikt. In maart 2013 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer[26]. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor het ontwerp en de vaststelling van de algemene doelstellingen en de inhoud van plannen op dit gebied.

Een gebrekkig ontworpen en gecontroleerde aquacultuur kan aanzienlijke gevolgen hebben voor het milieu. Om die reden zijn bepaalde milieueffecten van de aquacultuur (zoals verrijking door nutriënten en organische stoffen, en contaminatie door gevaarlijke stoffen) specifiek geregeld in de EU‑wetgeving. De totale impact van individuele aquacultuurbedrijven omvat ook andere pressiefactoren (zoals sedimentvorming en fysieke verstoring) en zal tevens door andere elementen worden beïnvloed (zoals het type geteelde organismen, de locatie van het bedrijf en de kwetsbaarheid van de plaatselijke omgeving). Volgens een studie van het Europees Parlement[27] kan een beoordeling van deze milieuaspecten in het kader van het ruimtelijkeordeningsproces de administratieve rompslomp voor particuliere ontwikkelaars reduceren, de onzekerheid die met de vergunningsprocedures gepaard gaat, verminderen en zodoende investeringen aantrekkelijker maken. Verschillende studies en ervaringen met betrekking tot andere industriesectoren[28] bevestigen dat wanneer dergelijke aspecten in de vroege fasen van het ruimtelijkeordeningsproces worden meegenomen, de milieueffecten tot een minimum worden beperkt, de weerstand van de plaatselijke bevolking afneemt, onnodige vertragingen worden voorkomen en de slaagkans voor nieuwe projecten vergroot. De aquacultuurproducenten kunnen lering trekken uit dergelijke ervaringen, die bovendien bevorderlijk zijn voor zowel de duurzaamheid en het concurrentievermogen van de aquacultuursector van de EU als het maatschappelijke draagvlak voor deze sector.

Aangezien zowel de ruimte als de draagcapaciteit van het milieu in zee en in de binnenwateren beperkt is, moet een ecosysteemgerichte benadering worden toegepast. Met kwetsbare en beschermde gebieden moet bijzonder zorgvuldig worden omgegaan, aan de hand van degelijke plannings‑ en beoordelingsprocedures. Uit positieve ervaringen met de integratie van aquacultuur in Natura 2000‑gebieden blijkt dat een rendabele commerciële activiteit wel degelijk verzoenbaar is met de instandhouding van de biodiversiteit. De milieudiensten die door de extensieve vijveraquacultuur worden geleverd, vormen een concreet bewijs van een economische activiteit die hand in hand gaat met de instandhoudingsbehoeften van een habitat of soort.

· Streefdoelen voor de lidstaten: invoeren van gecoördineerde ruimtelijke ordening, met inbegrip van maritieme ruimtelijke ordening op zeebekkenniveau, ervoor zorgen dat de mogelijkheden en behoeften van de aquacultuur in aanmerking worden genomen en ervoor zorgen dat de ruimte voor duurzame aquacultuurontwikkeling in wateren en op het land adequaat wordt toegewezen.

· Streefdoelen voor de Commissie: toezicht houden op de tenuitvoerlegging van gecoördineerde ruimtelijke ordening, verspreiden van studies en ervaringen om de lidstaten bij de ruimtelijke ordening helpen. In de zomer van 2014 een seminar voor het uitwisselen van beste praktijken organiseren.

3.3.        Het concurrentievermogen van de aquacultuursector in de EU versterken

De aquacultuurbedrijven in de EU worden geconfronteerd met uiteenlopende uitdagingen en kansen die een naar maat van elk bedrijf gesneden oplossing vergen[29]. Waar al deze bedrijven baat bij zouden hebben, is een betere marktorganisatie en een betere structurering van de organisaties van aquacultuurproducenten. Dit is dan ook als prioriteit aangemerkt voor de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening (GMO) en voor het nieuw Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV). Productie‑ en afzetplannen moeten, samen met de EU-waarnemingspost voor de markt, de aquacultuurproducenten helpen zakelijke kansen te identificeren en hun afzetstrategieën aan te passen.

De steeds toenemende verwachtingen van de consument op het gebied van kwaliteit en diversiteit van – met name plaatselijk geproduceerde – levensmiddelen bieden nieuwe mogelijkheden om de troeven van zowel kust als binnenland te verzilveren. Een gecoördineerd lokaal optreden van ondernemers, overheden, verenigingen en organisaties die actief zijn op het gebied van onderzoek, onderwijs en opleiding, kan de plaatselijke economie helpen stimuleren en de stijgende vraag naar lokaal en duurzaam geproduceerde vis, schaaldieren en schelpdieren helpen opvangen.

Door hun bedrijfsactiviteiten te diversifiëren kunnen de producenten aanvullende bronnen van inkomsten aanboren. Zo kunnen aquacultuurproducenten hengelen en toerisme of bepaalde activiteiten die hun productiesegment in de keten voorafgaan of volgen, in hun bedrijfspakket opnemen.

Bedrijfsontwikkeling en ‑diversifiëring kunnen tevens worden gestimuleerd door marktgerichte inspanningen op het gebied van onderzoek, innovatie en kennisoverdracht. Hiertoe moeten de lidstaten synergie tussen nationale onderzoeksprogramma's stimuleren en de deelname van het bedrijfsleven aan onderzoeks‑ en innovatieactiviteiten bevorderen – met name met het oog op de tenuitvoerlegging van de strategische onderzoeksagenda van het Europese technologie- en innovatieplatform voor de aquacultuur en de strategie voor blauwe groei[30].

De – met name in Midden‑ en Oost‑Europa op ruime schaal toegepaste – extensieve vijveraquacultuur ondersteunt de biodiversiteit en levert naast voedsel belangrijke diensten en commerciële kansen, die, mits doorgerekend in de waarde van het product, tot een groter concurrentievermogen kunnen leiden. De overheden moeten oog hebben voor de gevolgen van de voorschriften betreffende biodiversiteitsrijke gebieden als Natura 2000-locaties, voor het inkomensverlies veroorzaakt door beschermde roofdieren als de aalscholver en voor vrijwillig aangegane verbintenissen ter bescherming van biodiversiteit of water. Een belangrijke probleem waarmee de vijveraquacultuur in bepaalde regio's te maken heeft, is terug te voeren op het gedrag van roofdieren, met name aalscholvers. De vogelrichtlijn[31] voorziet in een afwijkingsregeling ter bescherming van de belangen van de visserij en de aquacultuur. Om te voorkomen dat aalscholvers ernstige schade aan de visserij of de aquacultuur toebrengen, kunnen de lidstaten gebruik maken van deze afwijkingsbepalingen. De Commissie heeft onlangs, bij wijze van hulp voor de lidstaten, een leidraad[32] bekendgemaakt om de voornaamste concepten met betrekking tot de toepassing van de afwijkingsregeling te verduidelijken.

· Streefdoelen voor de lidstaten: de voorgestelde GMO en het voorgestelde EFMZV ten volle gebruiken om de groei van bedrijven te steunen middels een adequate toewijzing van financiële middelen voor de aquacultuur, onder meer voor productie‑ en afzetplannen en voor een betere band tussen O&O en de sector (met name het mkb). Steun verlenen voor onderwijs‑ en beroepsopleidingsprogramma's die zijn afgestemd op de behoeften van de aquacultuursector.

· Streefdoelen voor de Commissie: Onderzoek en innovatie ten bate van de aquacultuur coördineren en steunen middels alle ter zake relevante EU‑programma's en fondsen. De overdracht van kennis, beste praktijken en innovatie, met inbegrip van de bevindingen in het kader van EU‑onderzoeksprojecten, bevorderen. Een gebruiksvriendelijke EU‑waarnemingspost voor de markt beschikbaar stellen voor het leveren van marktgegevens.

3.4.        Een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers van de EU bevorderen door de concurrentievoordelen van deze marktdeelnemers ten volle te benutten

De strikte reglementering op het gebied van milieu, gezondheid van dieren en consumentenbescherming vormt een van de voornaamste concurrentievoordelen van de aquacultuursector van de EU en moet doeltreffender worden ingezet om de concurrentie op de markten aan te gaan.

De vigerende gezondheidscontroles van EU‑ en geïmporteerde producten zorgen al voor een hoog niveau van voedselveiligheid. De bezorgdheid die in de maatschappij leeft, heeft consumenten, ngo's en kleinhandelaren ertoe aangezet garanties te eisen dat de levensmiddelen die zij kopen, zijn geproduceerd volgens zeer strikte normen op het gebied van ecologische en sociale duurzaamheid. Zowel het concurrentievermogen van de EU‑aquacultuursector en ‑productie als het maatschappelijk draagvlak voor beide kan erop vooruitgaan als het niveau van duurzaamheid van de aquacultuurproducten van de EU correct wordt aangepakt en aan het publiek wordt uitgelegd. De nieuwe etiketteringsvoorschriften die in de GMO‑verordening worden voorgesteld, kunnen wellicht helpen de aquacultuurproducten van de EU beter van elkaar te onderscheiden. Vrijwillige certificeringsregelingen kunnen ook een rol spelen in dit verband. Bovendien kunnen dankzij de ontwikkeling van korte voedselketens kwalitatief hoogstaande en extra verse plaatselijke producten vanwege hun nabijheid bij de consument extra worden gevaloriseerd.

Ervaringen in de landbouwsector bevestigen dat de vraag naar duurzame kwaliteitslevensmiddelen toeneemt. Zo is de retailverkoop van biologische levensmiddelen op de grootste vier EU‑markten de afgelopen tien jaar sneller toegenomen dan de totale groei van de vraag naar voedselproducten in de EU – met een gemiddelde jaarlijkse groei van 7 tot 15 % voor biologische levensmiddelen tegen 2 tot 5 % voor het niet‑biologische segment[33]. Volgens de FAO is de biologische aquacultuurproductie in Europa tussen 1998 en 2007 met nagenoeg 30 % per jaar toegenomen. Sommige kleinhandelaren spelen in het kader van hun globale verbintenissen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen een belangrijke rol in de belevering van de markt met gecertificeerde visproducten. De intrede van grote retailbedrijven op de markt heeft, samen met een aantal andere factoren, een beslissende rol gespeeld in de snelle groei van de biologischevoedingssector in de afgelopen tien jaar.

De EU maakt er een regel van om de toepassing van strikte ecologische, sociale, sanitaire en fytosanitaire normen te bevorderen in het kader van handelsovereenkomsten waarover zij met derde landen, onder meer op het gebied van aquacultuur, onderhandelt.

· Streefdoelen voor de lidstaten: De ontwikkeling van producenten‑ en brancheorganisaties, onder meer op transnationaal niveau, stimuleren. Dit zou bevorderlijk zijn voor de toepassing van collectief beheer en/of zelfreguleringsinitiatieven door producenten, verwerkers en retailers, zo nodig in samenwerking met consumentenverenigingen en ngo's. De etiketteringsvoorschriften en ‑bepalingen bevorderen, ten uitvoer leggen en controleren.

· Streefdoelen voor de Commissie: Zorgen voor de onverkorte toepassing van etiketteringsvoorschriften, met name inzake versheid, herkomst en handelsbenaming. De transparantie van de markten verbeteren en marktinformatie over tendensen op plaatselijk, EU‑ en internationaal niveau verspreiden. Tegen eind 2013 een informatiecampagne over de sterke punten van de aquacultuur in de EU op touw zetten.

· Streefdoelen voor de adviesraad voor aquacultuur: Steun verlenen voor het structureren van de aquacultuurproductie en ‑afzet, onder meer via certificering en etikettering. Bijdragen tot betere marktinformatie over de sector. Zelfreguleringsinitiatieven faciliteren en helpen bij het meedelen van deze kenmerken aan de consument.

4.           Een nieuw bestuur ter ondersteuning van de aquacultuur in de EU

De open coördinatiemethode levert een raamwerk voor de ontwikkeling van nationale strategieën en voor de coördinatie van beleidslijnen tussen EU‑lidstaten. Dit op vrijwilligheid gebaseerde proces moet praktische antwoorden geven op de uitdagingen die door de lidstaten en de belanghebbende partijen worden omschreven. Het behelst een optreden waarbij het EU‑beleid en het nationale beleid met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel worden gecoördineerd.

Met het oog op de uitwisseling van deskundigheid en beste praktijken wordt elke lidstaat verzocht een nationaal contactpunt aan te wijzen. Dit zal voor de Commissie dienstdoen als aanspreekpunt bij, onder meer, de organisatie van collegiale toetsingen en de vaststelling en verspreiding van beste praktijken.

4.1.        Nationaal strategisch meerjarenplan voor de bevordering van duurzame aquacultuur

Met het oog op een betere coördinatie van acties ter bevordering van de aquacultuur moeten de lidstaten krachtens voorstellen die momenteel in behandeling zijn in het Parlement en de Raad, een nationaal strategisch meerjarenplan voorbereiden op basis van de strategische EU‑richtsnoeren die in deze mededeling worden gepresenteerd. Om het werk voor de lidstaten te vergemakkelijken, heeft de Commissie alvast een ontwerpversie van de structuur van het plan opgesteld (bijlage 1).

De nationale meerjarenplannen moeten de periode 2014‑2020 bestrijken. De lidstaten wordt verzocht tegen eind 2017 een tussentijdse beoordeling van de uitvoering van hun plan op te stellen.

4.2.        Complementariteit met het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Het voorgestelde EFMZV moet de tenuitvoerlegging van het GVB ondersteunen. Elke lidstaat wordt gevraagd een operationeel programma (OP) op te stellen met daarin de acties die hij van plan is met EFMZV‑middelen te financieren. Wat aquacultuur betreft, is het belangrijk dat het OP, in het belang van de coherentie van het hele beleid, spoort met het hierboven bedoelde nationale meerjarenplan.

4.3.        Uitwisseling van beste praktijken

De open coördinatiemethode heeft ook tot doel een wederzijds leerproces tussen de lidstaten te ontwikkelen. Een uitermate belangrijk instrument in dit verband zijn de seminars met collegiale toetsingen waar de lidstaten goede praktijken op het gebied van beleidslijnen, programma's of institutionele regelingen kunnen uitwisselen en bestaande goede praktijken op hun doeltreffendheid kunnen beoordelen, onder meer met betrekking tot de beoordeling en de mildering van milieueffecten. Deze seminars bieden deelnemers uit de hele EU de gelegenheid hun licht op te steken over de tenuitvoerlegging of de opzet van het beleid.

De lidstaten wordt gevraagd drie goede praktijken voor te stellen in hun nationaal meerjarenplan. De Commissie is van plan ten minste eens per jaar seminars voor collegiale toetsingen te organiseren waar de geselecteerde goede praktijken worden gepresenteerd en informatie tussen de lidstaten wordt uitgewisseld.

4.4.        Adviesraad voor aquacultuur

De dialoog met de belanghebbende partijen aangaan is essentieel gebleken voor het halen van de GVB‑doelstellingen. De oprichting van de adviesraad voor aquacultuur moet de Commissie en de lidstaten in staat stellen te profiteren van de kennis en de ervaring van alle belanghebbende partijen.

De adviesraad voor aquacultuur krijgt als taak aanbevelingen voor beleidsmakers op te stellen om hen te helpen onderbouwde beslissingen te nemen. De Commissie stimuleert de actieve deelname van alle belanghebbende partijen: producenten, de actoren stroomopwaarts (diervoederleveranciers, onderzoeksorganisaties, dierenartsen, leveranciers van installaties) en stroomafwaarts (oogstbedrijven, vervoerders van levende dieren, verwerkings‑, export‑ en distributiebedrijven), consumentenverenigingen, milieu‑ngo's, vakverenigingen, enz.

4.5.        Volgende stappen

De lidstaten wordt gevraagd hun nationale meerjarenplan ten laatste samen met het operationele programma in te dienen bij de Commissie. De Commissie is voornemens om uiterlijk in april 2014 een samenvattend verslag van alle nationale plannen op te stellen met het oog op de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de verspreiding van goede praktijken.

De lidstaten wordt verzocht tegen eind 2017 een tussentijdse beoordeling van de uitvoering van hun nationale meerjarenplan op te stellen. Op basis daarvan zal de Commissie nagaan of het opportuun is de strategische richtsnoeren te herzien.

BIJLAGE

Ontwerpversie van het nationale meerjarenplan voor de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur

1.           Nationale context en verband met de belangrijkste nationale doelstellingen

· Nationale situatie en strategische benadering voor het halen van de voornaamste EU‑doelstellingen

· Gekwantificeerde nationale groeidoelstelling (2014‑2020)

2.           Reactie op de strategische richtsnoeren

(a) Administratieve procedures vereenvoudigen

(1) Beoordeling van de nationale situatie

(a) Kwalitatieve beschrijving van de administratieve structuur (voornaamste instanties die bevoegd zijn voor het vergunningsproces, verdeling van de taken tussen de instanties, enz.)

(b) Kwantitatieve gegevens en toelichtingen: zie lijst in de hoofdtekst

(2) Voornaamste elementen van de geplande beleidsreactie: geplande acties om de administratieve belasting te verlichten

(3) Indien van toepassing: de overeenkomstige gekwantificeerde streefdoelen en indicatoren (zoals: verwachte vermindering van de met de administratie gepaard gaande kosten en/of tijd, enz.)

(b) Een duurzame ontwikkeling en groei van de aquacultuur verzekeren aan de hand van gecoördineerde ruimtelijke ordening

(1) Beoordeling van de nationale situatie: bestaand kader voor ruimtelijke ordening (op zee en op het land), verdeling van bevoegdheden, reeds van toepassing zijnde ruimtelijkeordeningsplannen

(2) Voornaamste elementen van de geplande beleidsreactie: hoe de ruimtelijke ordening zal worden bevorderd met inachtneming van de behoeften van de aquacultuur

(3) Indien van toepassing: de overeenkomstige gekwantificeerde streefdoelen en indicatoren (zoals: aantal en oppervlakte van de nieuwe voor aquacultuurdoeleinden aangewezen gebieden, aantal vastgestelde regionale plannen)

(c) Het concurrentievermogen van de EU‑aquacultuur versterken

(1) Beoordeling van de nationale situatie: sterke en zwakke punten van de nationale aquacultuursector, bestaande O&O‑steun, gebieden met de grootste behoefte aan meer concurrentievermogen

(2) Voornaamste elementen van de geplande beleidsreactie: geplande activiteiten ter ondersteuning van innovatie en banden tussen O&O en de sector, enz.

(3) Indien van toepassing: de overeenkomstige gekwantificeerde streefdoelen en indicatoren (zoals: aantal partnerschappen tussen de sector en de O&O-actoren)

(d) Een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers van de EU bevorderen door de concurrentievoordelen van deze marktdeelnemers ten volle te benutten

(1) Beoordeling van de nationale situatie: producentenorganisaties, bestaande regelingen voor de erkenning van duurzaamheid (zoals op vrijwilligheid gebaseerde regelingen die worden gebruikt door grote nationale retailers), perceptie van de aquacultuur door het grote publiek

(2) Voornaamste elementen van de geplande beleidsreactie (2014-2020): geplande acties om het imago van de EU‑aquacultuurproducten te verbeteren (zoals informatiecampagnes, steun voor deelname aan op vrijwilligheid gebaseerde regelingen, steun voor de biologische aquacultuur)

(3) Indien van toepassing: de overeenkomstige gekwantificeerde streefdoelen en indicatoren (zoals het procentuele aandeel van de biologische en/of gecertificeerde aquacultuur, enz.)

3.           Bestuur en partnerschap

· Voornaamste bijdragen van de belangrijkste betrokken parijen (regionale en/of lokale overheden, de industriesector, belanghebbende partijen en ngo's)

· Band met de prioriteiten van het EFMZV‑OP en financiële toewijzingen (EFMZV en andere EU‑ of nationale fondsen)

· Naam en contactgegevens van het nationale contactpunt voor de bevordering van duurzame aquacultuur

4.           Beste praktijken

· Omschrijving en presentatie van drie nationale beste praktijken

[1]               In deze mededeling worden hiermee alle producten van de visserij en de aquacultuur bedoeld.       

[2]               SEC(2011) 883.  

[3]               Berekening van DG MARE, op basis van gegevens van Eurostat.           

[4]               Berekening van DG MARE, op basis van gegevens van het WTECV (STECF-OWP-12-03).             

[5]               COM(2012) 494.

[6]               COM(2011) 425.

[7]               Richtlijn 2000/60/EG.       

[8]               Richtlijn 2008/56/EG.       

[9]               Verordening (EG) nr. 304/2011.

[10]             http://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/Aqua-N2000%20guide.pdf           

[11]             Technisch rapport van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek "An approach towards European Aquaculture Performance Indicators".  

[12]             Gegevens uit het FAO‑project ShoCMed, geïntegreerd met informatie van producentenverenigingen en overheden http://www.faosipam.org/?pag=content/_ShowPortal&Portal=SHOCMED.         

[13]             http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=29819              

[14]             http://www.windbarriers.eu/fileadmin/WB_docs/documents/WindBarriers_report.pdf

[15]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/business-environment/administrative-burdens/              

[16]             COM(2012) 795 definitief.               

[17]             Voor meer infomatie over de groep op hoog niveau:

http://ec.europa.eu/dgs/secretariat_general/admin_burden/ind_stakeholders/ind_stakeholders_en.htm

[18]             http://ec.europa.eu/maritimeaffairs/documentation/studies/documents/economic_effects_maritime_spatial_planning_en.pdf ;

                http://www.windbarriers.eu/fileadmin/WB_docs/documents/WindBarriers_report.pdf      

[19]             Technisch rapport van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek "An approach towards European Aquaculture Performance Indicators".  

[20]             http://www.bim.ie/media/bim/content/BIM_CLAMS_Explanatory_Handbook.pdf         

[21]             http://www.intecmar.org/esga/        

[22]             http://www.mmm.fi/en/index/frontpage/Fishing,_game_reindeer/Fisheriesindustry/aquaculture.htm

[23]             Zoals de roadmap "Windspeed" http://www.windspeed.eu/      

[24]             Resolutie GFCM/36/2012/1 http://www.faosipam.org/GfcmWebSite/docs/RecRes/RES-GFCM_36_2012_1.pdf     

[25]             http://www.aquabestproject.eu       

[26]             COM(2013) 133 definitief.

[27]             http://www.europarl.europa.eu/committees/en/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=29819              

[28]             Zie bijvoorbeeld http://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/guidance_en.htm http://www.project-gpwind.eu/           

[29]             http://www.europarl.europa.eu/committees/en/pech/studiesdownload.html?languageDocument=EN&file=29823    

[30]             COM(2012) 494.

[31]             Richtlijn 79/409/EEG van de Raad.

[32]             http://ec.europa.eu/environment/nature/cormorants.htm

[33]             Eurostat‑gegevens en http://ec.europa.eu/agriculture/analysis/markets/organic_2010_en.pdf