WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik ervan in de Unie /* SWD/2012/0291 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij het Voorstel voor een verordening van het
Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot genetische
rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die
voortvloeien uit het gebruik ervan in de Unie Samenvatting Deze effectbeoordeling (EB) begeleidt het
voorstel van de Commissie voor een EU-verordening inzake toegang tot genetische
rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die
voortvloeien uit het gebruik ervan in de Europese Unie. De indiening van het voorstel sluit aan bij
door het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie
aangegane politieke verbintenissen om het Protocol van Nagoya snel uit te
voeren en te ratificeren. Het is de volgende stap na de formele ondertekening
van het Protocol van Nagoya door de Unie in juni 2011. Voor het opstellen van deze EB heeft het DG
Milieu een extern adviesbureau gecontracteerd om een uitgebreide studie uit te
voeren. Het heeft ook een openbare raadpleging van belanghebbenden gehouden.
Voorts hebben functionarissen van de Commissie talrijke vergaderingen met
deskundigen van belanghebbenden en de lidstaten gehouden en overleg gepleegd
met verscheidene internationale partners. In dit document worden de bevindingen
van die werkzaamheden samengevat. Het Verdrag inzake biologische diversiteit (Convention
on Biological Diversity – CBD) verplicht alle partijen ertoe de toegang te
faciliteren tot de genetische rijkdommen waarover zij soevereine rechten
uitoefenen. Het verdrag verplicht alle partijen er tevens toe de resultaten van
onderzoek en ontwikkeling en de voordelen die voortvloeien uit het commerciële
en andere gebruik van genetische rijkdommen op een eerlijke en billijke wijze
te delen met de partij die de rijkdommen verstrekt. Het CBD heeft ook
betrekking op de rechten van inheemse en plaatselijke gemeenschappen die over
traditionele kennis in verband met genetische rijkdommen beschikken en die belangrijke
informatie kunnen geven welke tot de wetenschappelijke ontdekking van
interessante genetische en biochemische eigenschappen kan leiden. In het CBD worden evenwel weinig
bijzonderheden gegeven over de wijze waarop de toegang tot en de batenverdeling
met betrekking tot het gebruik van genetische rijkdommen en traditionele kennis
dienaangaande in de praktijk moeten geschieden. Met name geïndustrialiseerde
landen die partij bij het verdrag zijn, staan weigerachtig tegenover het
vaststellen van maatregelen die de verdeling van de baten van hun onderzoekers
en bedrijven daadwerkelijk bevorderen. Een van de gevolgen daarvan is dat
sommige oorsprongslanden steeds restrictievere voorwaarden stellen voor toegang
tot genetische rijkdommen en traditionele kennis dienaangaande. Tezelfdertijd
worden Europese onderzoekers en bedrijven bij ontstentenis van duidelijke
regels beschuldigd van "biopiraterij" door landen die stellen dat hun
soevereine rechten worden geschonden. Deze problemen hebben wereldwijde
vooruitgang in het streven naar het behoud en het duurzame gebruik van de
biologische diversiteit ernstig ondermijnd, niet in het minst omdat staten die
als biodiversiteits-"hotspots" gelden het meest gebaat zouden zijn
bij een doeltreffend ABS-kader. Het Protocol van Nagoya is een nieuw
internationaal verdrag dat op 29 oktober 2010 bij consensus is aangenomen door
de 193 partijen bij het CBD. Het is een juridisch bindend verdrag dat het
algemene ABS-kader van het CBD aanzienlijk uitbreidt. Het Protocol van Nagoya treedt
naar verwachting in 2014 in werking. Zodra het operationeel is, zal het
aanzienlijke voordelen opleveren voor het biodiversiteitsbehoud in staten die
de genetische rijkdommen beschikbaar stellen waarover zij soevereine rechten
uitoefenen. Het zal met name: –
voorspelbaarder voorwaarden voor toegang tot
genetische rijkdommen scheppen; –
batenverdeling tussen gebruikers en verstrekkers
van genetische rijkdommen waarborgen; –
waarborgen dat uitsluitend op legale wijze
verkregen genetische rijkdommen worden gebruikt. Het Protocol van Nagoya moet worden
geratificeerd door de Unie en al haar lidstaten. De Unie en elk van haar
lidstaten moeten in staat zijn aan te tonen dat zij de verplichtingen uit
hoofde van het protocol naleven. De wijze waarop dit wordt verwezenlijkt, is
een voor de EU en haar lidstaten volledig interne aangelegenheid. De concrete
aanpak die wordt gekozen, hangt af van juridische en praktische overwegingen:
wil de EU kunnen interveniëren, dan moet aan twee voorafgaande voorwaarden zijn
voldaan, namelijk dat de Unie ter zake bevoegd is en dat er toegevoegde waarde
wordt aangetoond welke niet kan worden bereikt middels uitvoeringsmaatregelen
die onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. In de loop van de effectbeoordeling is een
breed scala van opties in overweging genomen. Alle opties zijn geanalyseerd ten
opzichte van een referentiescenario van ongewijzigd beleid, zonder
uitvoeringsmaatregelen op het niveau van de EU of de lidstaten. De geanalyseerde opties inzake toegang waren
"geen actie op het niveau van de EU" (T-1) en de "oprichting van
een platform voor overleg over toegang en het uitwisselen van beste
praktijken" (T-2). De geanalyseerde opties inzake naleving door
gebruikers waren "open coördinatiemethode" (NG-1), "op zichzelf
staande algemene zorgvuldigheidsverplichting voor alle EU-gebruikers"
(NG-2), "algemene zorgvuldigheidsverplichting voor EU-gebruikers,
aangevuld met een systeem om collecties als 'vertrouwde collecties van
genetische rijkdommen' aan te wijzen" (NG-3), "verbod op het gebruik
van illegaal verkregen genetische rijkdommen of traditionele kennis
dienaangaande met een systeem van 'stroomafwaartse' monitoring" (NG-4). In het kader van de effectbeoordeling zijn ook
twee opties voor de tijdelijke toepassing van maatregelen op het niveau van de
EU geanalyseerd. Het betrof de mogelijkheid om maatregelen op het niveau van de
EU uitsluitend op in de toekomst verworven genetische rijkdommen of
traditionele kennis dienaangaande toe te passen (T-1) en de toepassing van
zulke maatregelen met ingang van de inwerkingtreding van het CBD in 1993 (T-2). De geanalyseerde aanvullende maatregelen
hebben betrekking op: bilaterale overeenkomsten tussen de EU en belangrijke
oorsprongslanden of -regio's (A-1); sectorspecifieke gedragscodes en
modelcontractclausules (A-2); technische instrumenten voor tracering en
monitoring (A-3); en bewustmakings- en opleidingsactiviteiten (A-4); De specifieke criteria voor het analyseren en
vergelijken van de opties hadden betrekking op kwesties die specifiek zijn voor
het Protocol van Nagoya alsook op economische, sociale en ecologische effecten.
Volgens deze EB bestaat de beste reeks
uitvoeringsmaatregelen op EU-niveau uit: –
de oprichting van een EU-platform waar de
lidstaten, de Commissie en belanghebbenden overleg plegen over toegang tot
genetische rijkdommen en het uitwisselen van beste praktijken (T-2); –
een verplichting voor EU-gebruikers om naar hun
beste vermogen stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat de gebruikte
genetische rijkdommen en traditionele kennis dienaangaande zijn verworven
overeenkomstig de wetten inzake toegang van de oorsprongslanden en dat de
daaruit voortvloeiende voordelen worden gedeeld (NG-3); –
een systeem om collecties (botanische tuinen,
collecties micro-organismen, genenbanken enz.) aan te wijzen die
controlemaatregelen toepassen om te verzekeren dat uitsluitend goed
gedocumenteerde monsters van genetische rijkdommen beschikbaar worden gesteld
voor gebruik (NG-3); –
aanvullende maatregelen om de doeltreffendheid van
de interventie op EU-niveau te verbeteren (A-1, A-2, A-3, A-4). De EU-verordening is enkel van toepassing op
genetische rijkdommen en traditionele kennis die na de inwerkingtreding van het
Protocol van Nagoya worden verkregen en gebruikt (T‑1). Het EU-platform voor overleg over toegang en
het uitwisselen van beste praktijken maakt enige stroomlijning mogelijk van de
voorwaarden inzake toegang welke worden toegepast door lidstaten die
voorafgaande geïnformeerde toestemming vereisen. Een en ander zou niet
resulteren in een gelijke voorwaarden inzake toegang op het niveau van de Unie.
Elke vermindering van de verschillen tussen de toegangsstelsels van de
lidstaten verlaagt evenwel de transactiekosten en komt met name kmo's en
ontvangers van publieke middelen ten goede. Het EU-platform brengt ook beste
praktijken inzake toegang onder de aandacht. Dit helpt de lidstaten van elkaar
te leren. Ook stelt het gebruikers in staat te bepalen welke lidstaat de best
functionerende toegangsstelsels heeft. Beide aspecten leveren een positieve
bijdrage aan mogelijkheden voor onderzoek en ontwikkeling in de EU. De zorgvuldigheidsverplichting voor
EU-gebruikers, aangevuld met een systeem om collecties als "vertrouwde
bronnen" aan te wijzen, zorgt voor een op Unieniveau geharmoniseerde
aanpak om uitvoering te geven aan de pijler van het protocol inzake naleving
door gebruikers. Ze creëert gelijke voorwaarden voor alle actoren in de
EU-waardeketen van genetische rijkdommen, biedt rechtszekerheid, minimaliseert
de exploitatierisico's en maximaliseert de kansen voor onderzoek en
ontwikkeling. Tevens voorkomt zij verschillen in verplichtingen inzake naleving
door gebruikers die resulteren in kosten en belemmeringen voor onderzoekers en
bedrijven die in meer dan één lidstaat actief zijn. Tijdens de raadpleging
hebben de belanghebbenden zich met name unaniem uitgesproken voor een
geharmoniseerde EU-aanpak voor naleving door gebruikers. Het systeem van EU-maatregelen ter uitvoering
van het Protocol van Nagoya kan op de milieubevoegdheid van de Unie worden
gebaseerd. Het opzetten van een EU-breed systeem van maatregelen inzake
naleving door gebruikers kan ook op de bevoegdheid van de Unie voor de
eengemaakte markt worden gegrond. Een interventie op EU-niveau inzake naleving
door gebruikers is gerechtvaardigd, aangezien hierdoor de negatieve effecten op
de eengemaakte markt voor op de natuur gebaseerde producten en diensten worden
voorkomen die het gevolg zouden zijn van een fragmentatie van systemen voor
naleving door gebruikers tussen de lidstaten. Een dergelijke interventie biedt
tevens de beste resultaten wat betreft de totstandbrenging van een stimulerende
context voor onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van
genetische rijkdommen, met voordelen voor de instandhouding en het duurzame
gebruik van de biologische diversiteit wereldwijd. Het geheel van op EU-niveau genomen
maatregelen maakt ratificatie door de Unie mogelijk en zorgt ervoor dat de EU
het Protocol van Nagoya onverkort naleeft. De lidstaten kunnen zelf bepalen of
zij al dan niet voorafgaande geïnformeerde toestemming en batenverdeling
vereisen voor genetische rijkdommen die hun toebehoren. Hun beslissingen ter
zake vormen geen voorwaarde voor ratificatie door de Unie.