52012PC0763

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst /* COM/2012/0763 final - 2012/0354 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In artikel 397 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[1] ("de btw-richtlijn") is bepaald dat de "Raad […] op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast[stelt]".

Op basis hiervan heeft de Raad Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad[2] ("de btw-uitvoeringsverordening") aangenomen, waarin hij regels voor de toepassing van een aantal bepalingen van de btw-richtlijn heeft vastgesteld en een reeks richtsnoeren waarover het btw-comité sinds 1977 overeenstemming heeft bereikt, in wetgeving heeft verankerd.

De btw-uitvoeringsverordening heeft grotendeels betrekking op wijzigingen van de in 2008 (door middel van het "btw-pakket"[3]) ingevoerde regels betreffende de plaats van een dienst. Een aantal van deze wijzigingen moet verder worden verduidelijkt, met name die betreffende voor niet-belastingplichtigen verrichte telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten, die vanaf 2015 belastbaar worden in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. De betrokken dienstverleners zullen zich in die lidstaat voor de btw moeten identificeren en deze daar moeten voldoen.

Er zijn al maatregelen genomen om uitvoering te geven aan de bijzondere regelingen voor de dienstverleners die niet in de lidstaat van heffing[4] zijn gevestigd. Om evenwel te garanderen dat de plaats-van-dienst-regels in deze gevallen op uniforme wijze worden toegepast, zijn er nog verdere maatregelen nodig. Daarom is het van wezenlijk belang om de btw-uitvoerings­verordening te wijzigen en voorschriften voor de uitvoering van de relevante bepalingen van de btw-richtlijn vast te stellen.

De Raad dient deze maatregelen zo snel mogelijk, maar zeker niet later dan eind 2013, aan te nemen, zodat de bedrijven en de lidstaten voldoende tijd hebben om zich op de wijzigingen voor te bereiden.

Dit voorstel en de daarin opgenomen definities lopen niet vooruit op de uitkomst van de lopende onderhandelingen over de toepassing van verlaagde btw-tarieven op onlineproducten en ‑diensten.

Algemene context

Telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten worden in de regel belast op de plaats waar de afnemer gevestigd of woonachtig is[5]. Wanneer de dienstverlener in de EU is gevestigd en de afnemer een niet-belastingplichtige is, wordt de dienst momenteel evenwel belast op de plaats waar de dienstverlener is gevestigd.

Vanaf 1 januari 2015 zullen alle telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten worden belast in de thuisplaats van de afnemer (tenzij de regel betreffende het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van toepassing is), ook al is hij een niet-belastingplichtige. In het geval van niet-belastingplichtige afnemers zullen EU- en niet-EU-dienstverleners dus moeten vaststellen waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. Zonder een btw-identificatienummer (dat gewoonlijk is voorbehouden voor belasting­plichtigen) als leidraad zal de dienstverlener in zekere mate moeten vertrouwen op informatie die hij van zijn afnemer krijgt.

Om rechtszekerheid te garanderen en dubbele belasting of niet-heffing te voorkomen, moeten er in dit verband duidelijke en bindende regels voor dienstverleners komen.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Om vast te stellen op welke gebieden er uitvoeringsmaatregelen nodig zijn om een uniforme toepassing van de bepalingen van de btw-richtlijn te garanderen, zijn de lidstaten en het bedrijfsleven tijdens een Fiscalis-seminar uitvoerig geraadpleegd. Er hebben ook gedachtewisselingen plaatsgevonden op een bijeenkomst van een deskundigengroep bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten (de zogenaamde Working Party No. 1[6]) en tijdens een ad-hocvergadering van deskundigen met het bedrijfsleven.

Bijeenbrengen en benutten van externe deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

De maatregelen in kwestie zijn louter technisch van aard en geven slechts nadere invulling aan de toepassing van reeds door de Raad goedgekeurde bepalingen. Er is derhalve geen behoefte aan een effectbeoordeling.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De lidstaten zijn weliswaar verantwoordelijk voor de omzetting van EU-wetgeving in nationale wetgeving, maar het is absoluut zaak dat de regels betreffende de plaats van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten op uniforme wijze worden toegepast om te vermijden dat uiteenlopende uitvoeringsvoorschriften tot dubbele heffing of niet-heffing leiden.

Om bovengenoemde redenen kan alleen een optreden van de EU garanderen dat burgers en bedrijven in de Europese Unie gelijk worden behandeld. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

De voorliggende wijzigingen zijn nodig om Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad in overeenstemming te brengen met de relevante bepalingen van de btw-richtlijn die vanaf 1 januari 2005 van toepassing worden.

De nieuwe bepalingen hebben betrekking op Richtlijn 2008/8/EG tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst en met name artikel 5 daarvan.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

4.           AANVULLENDE INFORMATIE

Nadere uitleg van het voorstel

De voorgestelde uitvoeringsmaatregelen zien op de volgende soorten diensten:

· telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten

· diensten met betrekking tot onroerende goederen

· verstrekking van entreekaartjes voor culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen

De desbetreffende voorstellen luiden als volgt:

Telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten

Vanaf 1 januari 2015 zullen EU- (en niet-EU-)bedrijven de thuisplaats van hun (niet-belastingplichtige) afnemer moeten bepalen om een juiste belastingheffing van deze diensten te garanderen. Omwille van een vlotte en gecoördineerde overgang op het niveau van de Unie stelt de Commissie, na grondig en nauw overleg met de bedrijven en de lidstaten, uitvoerings­maatregelen voor de nieuwe regels voor. Deze maatregelen zullen de in de btw-richtlijn vastgestelde regels voor telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten niet wijzigen, maar verduidelijken hoe zij in de praktijk moeten worden toegepast.

De artikelen 6 bis en 6 ter, in combinatie met de voorgestelde wijzigingen voor artikel 7 en bijlage II, strekken ertoe te verduidelijken wat onder telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten moet worden verstaan. Om het toepassingsgebied van de nieuwe regels af te bakenen, moet elk van deze diensten worden gedefinieerd. Daarom is er een definitie van omroepdiensten opgenomen, samen met voorbeelden om te illustreren welke diensten wel en welke diensten niet onder deze definitie vallen. Omwille van de rechtszekerheid is de voorkeur gegeven aan een omschrijving in positieve termen. De bestaande lijst van voorbeelden van elektronische diensten is aangepast en voor telecommunicatie- en omroep­diensten zijn soortgelijke lijsten opgesteld. Deze lijsten zijn definitief noch volledig.

Artikel 9 bis verduidelijkt de behandeling van omroep- en elektronische diensten die worden verleend via het telecommunicatienetwerk of via een interface of een portaal zoals een marktplaats voor applicaties van een tussenpersoon (of een derde partij die betrokken is bij de dienst). Er wordt uitgegaan van het vermoeden dat de tussenpersoon bij het verlenen van de dienst voor rekening van de dienstverlener maar in eigen naam handelt. Tenzij anderszins vermeld zal de tussenpersoon worden geacht de dienst te hebben ontvangen en verleend. Wanneer de dienst aan een niet-belastingplichtige wordt verleend, moet de tussenpersoon de btw voldoen in de lidstaat van zijn afnemer.

Artikel 13 bis specificeert dat een niet-belastingplichtige rechtspersoon, net als een belastingplichtige, is gevestigd op de plaats waar de zetel van zijn bedrijfsuitoefening zich bevindt of waar hij over een vaste inrichting beschikt.

Artikel 18 heeft betrekking op de status van de afnemer. Volgens dit artikel kan een dienstverlener een afnemer die zijn btw-identificatienummer niet meedeelt, aanmerken als een niet-belastingplichtige, maar uitsluitend wanneer hij niet over informatie beschikt die het tegendeel laat vermoeden. Wanneer de plaats van heffing afhankelijk is van de vraag of de afnemer al dan niet belastingplichtig is, bestaat het risico dat de dienst, indien uitsluitend op het btw-identificatienummmer wordt vertrouwd, wordt verschoven als de belastingplichtige afnemer zijn btw-nummer bewust niet meedeelt. Dat risico bestaat evenwel niet bij telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten, die in alle omstandigheden belastbaar zullen zijn daar waar de afnemer zich bevindt. Het nieuwe lid 2 verduidelijkt dat voor deze diensten de dienstverlener iedere afnemer die geen btw-identificatienummer meedeelt, als niet-belastingplichtige kan aanmerken. Zo kan hij onmiddellijk en met zekerheid bepalen of hijzelf de btw moet afdragen (zoals bij diensten aan een niet-belastingplichtige, of aan een belastingplichtige in dezelfde lidstaat) dan wel of de afnemer de btw moet aangeven (omdat de dienst wordt verleend aan een belastingplichtige in een andere lidstaat). Deze eerste beoordeling zal evenwel moeten worden herbekeken en gecorrigeerd als de afnemer nadien toch zijn btw-identificatienummer meedeelt.

Artikel 24 ziet op situaties waarbij de afnemer in meer dan een land gevestigd of woonachtig is. Dit artikel strekt ertoe conflicten over de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te vermijden. Het nieuwe lid 3 verduidelijkt welke factoren in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen welke plaats het beste garandeert dat de heffing geschiedt waar het werkelijke verbruik heeft plaatsgevonden.

Onderafdeling 3 bis bevat onweerlegbare vermoedens voor gevallen waarin het voor de dienstverlener onmogelijk of nagenoeg onmogelijk is om de hoedanigheid van zijn afnemer vast te stellen of te weten waar die werkelijk is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

Artikel 24 bis ziet op gevallen waarin een aanbieder van telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten zijn diensten op bepaalde plaatsen aan een afnemer verleent. In het geval van een telefooncel of een internetcafé weet de dienstverlener niet wie de afnemer is of kan het voor hem nagenoeg onmogelijk zijn om na te gaan waar diens thuisplaats eigenlijk is. Aangezien de persoon die de dienst afneemt, fysiek aanwezig moet zijn opdat de dienst aan hem zou kunnen worden verleend, geldt het vermoeden dat deze plaats ook de thuisplaats van de afnemer is.

Artikel 24 ter ziet op gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van prepaidtegoeden op een simkaart om diensten af te nemen. Aangezien dergelijke kaarten doorgaans worden verkocht zonder dat persoonsgegevens worden verzameld, weet de dienstverlener, die niet noodzakelijkerwijs degene is die de afnemer de kaart verstrekt, niet wie die afnemer is. Het land van uitgifte van de simkaart is cruciaal om de thuisplaats van de afnemer vast te stellen. Aangezien de kaart vaak in dat land wordt gebruikt, geldt in dit verband het vermoeden dat de afnemer zich ook daar bevindt.

Onderafdeling 3 ter bevat weerlegbare vermoedens in gevallen waarin het voor de dienstverlener moeilijk maar niet onmogelijk is om te weten waar zijn afnemer daadwerkelijk is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft. Wanneer de dienstverlener over informatie beschikt die erop wijst dat de thuisplaats van de afnemer zich elders bevindt, gelden de vermoedens niet.

Artikel 24 quater ziet op gevallen waarin diensten worden verleend aan een afnemer via een vaste aansluiting in een woning. Aangezien de dienst ook in dat pand zal worden afgenomen, geldt het vermoeden dat de thuisplaats van de afnemer zich daar bevindt.

Artikel 24 quinquies dekt gevallen waarin de afnemer gebruik maakt van een postpaid simkaart om diensten af te nemen. Zoals met prepaidtegoeden geldt het vermoeden dat de thuisplaats van de afnemer het land is waar de simkaart is uitgegeven. Aangezien de dienstverlener bij diensten die via een postpaid simkaart worden afgenomen, weet wie de afnemer is, moet dit vermoeden weerlegbaar zijn.

Artikel 24 sexies poneert het vermoeden dat de thuisplaats van een afnemer die een toestel of een viewing card nodig heeft om de diensten te ontvangen, zich bevindt waar het toestel geïnstalleerd is of waarheen de viewing card is verzonden. Dit vermoeden geldt niet wanneer het toestel is verkocht zonder dat het werd geïnstalleerd of wanneer de viewing card is verkocht zonder dat zij aan de afnemer werd toegezonden.

Artikel 24 septies dekt alle andere gevallen waarin het vermoeden geldt dat de thuisplaats van de afnemer de plaats is die door de dienstverlener aan de hand van toereikend bewijs als zodanig is bepaald. Dit vermoeden geldt voor zover de dienstverlener niet over bewijs van het tegendeel beschikt.

Onderafdeling 3 quater ziet op het bewijs dat kan worden gebruikt om de plaats van de afnemer te bepalen.

Artikel 24 octies bevat een lijst van gegevens die door de dienstverlener kunnen worden gebruikt om het bewijs van de thuisplaats van een niet-belastingplichtige te leveren. Aangezien de dienstverlener in dit geval geen btw-nummer als leidraad kan gebruiken, moet hij weten op welke andere gegevens hij kan vertrouwen. De lijst, die niet volledig is, reikt een aantal gegevens aan die het meest relevant zijn om als bewijs te worden gebruikt. Om evenredig te zijn, moet het gebruikte bewijs toereikend zijn om met relatieve zekerheid de thuisplaats van de afnemer te kunnen vaststellen, maar mag de bewijslast niet buitensporig zijn. Dat kan het best worden bewerkstelligd door een gemeenschappelijk bewijsniveau vast te stellen. Het is niet passend om op één bewijselement te vertrouwen omdat dat teveel ruimte biedt voor verschillen in de toepassing. Twee afzonderlijke bewijselementen die in dezelfde richting wijzen, zijn derhalve vereist.

Diensten met betrekking tot onroerende goederen

Krachtens artikel 47 van de btw-richtlijn is de plaats van een dienst die betrekking heeft op een onroerende goed, de plaats waar het onroerend goed is gelegen. Er is voorzien in maatregelen om het toepassingsgebied van die bepaling te verduidelijken op basis van door het btw-comité overeengekomen richtsnoeren.

In artikel 13 ter is een definitie opgenomen van wat onder onroerend goed moet worden verstaan. Het concept onroerend goed is een gemeenschappelijk begrip dat los staat van nationaal recht. Dit concept moet worden gedefinieerd om de juiste toepassing van de regels betreffende de plaats van een dienst te vergemakkelijken. De definitie is grotendeels gebaseerd op de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

In artikel 31 bis wordt gespecificeerd dat diensten slechts betrekking kunnen hebben op onroerende goederen mits het verband voldoende rechtstreeks is (lid 1). Dit dekt diensten die voortvloeien uit een onroerend goed als dit goed een onderdeel is van de dienst, centraal staat bij en van wezenlijk belang is voor de verleende diensten, zoals het toekennen van een visvergunning, of de diensten die worden verricht aan, of zijn gericht op, een onroerend goed met als doel een juridische of fysieke wijziging van dat goed, zoals de diensten van architecten of onroerendgoed­makelaars. Er zijn voorbeelden toegevoegd om te illustreren welke diensten betrekking hebben op onroerende goederen (lid 2) en welke geen betrekking daarop hebben (lid 3).

In artikel 31 ter is bepaald dat de verhuur van materieel aan een afnemer, al dan niet met het bijbehorende personeel, voor het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed alleen wordt beschouwd als een dienst die betrekking heeft op een onroerend goed, als de dienstverlener de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden draagt. Wanneer het materieel ter beschikking wordt gesteld van de afnemer, samen met voldoende bedienend personeel, geldt het vermoeden dat de dienstverlener die verantwoordelijkheid draagt. In dat geval moet de dienst worden belast in het land waar het onroerend goed is gelegen.

Artikel 31 quater verduidelijkt dat telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die door hotels of dergelijke aan hun klanten worden verleend in samenhang met accommodatie, voor btw-doeleinden op dezelfde wijze zullen worden behandeld als de verstrekking van accommodatie zelf. Afhankelijk van de wijze waarop die diensten worden belast, maken zij ofwel deel uit van één prestatie bestaande in de verstrekking van accommodatie (in het geval van all-inprijzen) ofwel worden zij beschouwd als een prestatie die dienstbaar is aan de verstrekking van accommodatie.

Verstrekking van entreekaartjes voor culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen

De toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen blijft belastbaar op de plaats waar het evenement plaatsvindt. Wanneer de toegang tot een dergelijk evenement wordt verleend aan een belastingplichtige, valt de dienst onder artikel 53 van de btw-richtlijn. Artikel 54 van de btw-richtlijn is van toepassing op het verlenen van toegang tot een dergelijk evenement aan een niet-belastingplichtige.

Artikel 33 bis bevestigt dat de wijze waarop de verstrekking van entreekaartjes voor dergelijke evenementen is georganiseerd, geen invloed heeft op de fiscale behandeling. In alle gevallen moet de kaartjesverkoop worden belast daar waar het evenement plaatsvindt.

Overgangsmaatregelen

Overeenkomstig artikel 63 van de btw-richtlijn vindt het belastbare feit plaats en wordt de btw verschuldigd op het tijdstip waarop de goederenleveringen of de diensten worden verricht. Indien overeenkomstig artikel 65 van de btw-richtlijn vooruitbetalingen worden gedaan of indien lidstaten gebruik hebben gemaakt van de optie in artikel 66 van de btw-richtlijn, kan de btw evenwel verschuldigd worden vóór of kort na de prestatie.

Voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die worden verleend rond 1 januari 2015, dat wil zeggen het tijdstip waarop de nieuwe plaats-van-dienst-regels van toepassing worden, zouden aan de dienst verbonden voorwaarden of verschillen in toepassing tussen lidstaten kunnen leiden tot dubbele heffing of niet-heffing. Om dit te voorkomen, is in artikel 2 van het voorstel verduidelijkt dat, ongeacht wanneer de btw verschuldigd wordt, het tijdstip dat doorslaggevend is om de plaats van een dienst te bepalen, het tijdstip is waarop de diensten worden verleend of, in het geval van doorlopende diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, het tijdstip waarop iedere dienst is voltooid. Dat is het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvindt in een lidstaat. Deze maatregelen moeten zorgen voor een vlotte overgang naar de regels die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2015.

2012/0354 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[7], en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Krachtens Richtlijn 2006/112/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2008/8/EG[8], moeten vanaf 1 januari 2015 alle telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die aan een niet-belastingplichtige worden verleend, worden belast in de lidstaat waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verleent, is gevestigd. De meeste andere diensten die aan een niet-belastingplichtige worden verleend, blijven nog altijd belast in de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd.

(2)       Teneinde te bepalen welke diensten moeten worden belast in de lidstaat van de afnemer, is het van wezenlijk belang om telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten te definiëren. Met name het begrip omroepdiensten dient te worden verduidelijkt aan de hand van de definities die zijn vastgesteld in Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)[9].

(3)       In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 is omwille van duidelijkheid een lijst van verrichtingen opgenomen die als elektronische diensten zijn aan te merken; deze lijst is evenwel niet definitief noch volledig. De lijst dient te worden bijgewerkt en voor telecommunicatie- en omroepdiensten dienen soortgelijke lijsten te worden opgesteld.

(4)       Wanneer omroep- en elektronische diensten niet rechtstreeks aan een afnemer worden verleend maar via een telecommunicatienetwerk of via een interface of een portaal van een andere belastingplichtige, dient te worden gespecificeerd wie de dienst aan de afnemer verleent.

(5)       Teneinde te garanderen dat de regels betreffende de plaats van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten op uniforme wijze worden toegepast, dient te worden gespecificeerd waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon moet worden geacht te zijn gevestigd.

(6)       Teneinde te bepalen wie gehouden is tot voldoening van de btw op telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten, en ermee rekening houdende dat de plaats van heffing dezelfde is ongeacht of de afnemer al dan niet belastingplichtig is, moet de dienstverlener de status van een afnemer kunnen vaststellen uitsluitend op basis van de omstandigheid of de afnemer hem zijn btw-identificatienummer meedeelt. In overeenstemming met de algemene regels moet deze status worden aangepast als de afnemer zijn nummer naderhand meedeelt.

(7)       Wanneer een niet-belastingplichtige in meer dan een land is gevestigd of zijn woonplaats in een ander land heeft dan zijn gebruikelijke verblijfplaats, moet voorrang worden gegeven aan de plaats die het beste garandeert dat de heffing geschiedt waar het werkelijke verbruik heeft plaatsgevonden. Teneinde conflicten over de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te vermijden, dient de plaats van werkelijk verbruik te worden gespecificeerd.

(8)       Er dienen regels te worden vastgesteld om de fiscale behandeling te verduidelijken van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die worden verleend aan een niet-belastingplichtige wiens vestigings- of woonplaats nagenoeg niet of niet met zekerheid kan worden vastgesteld.

(9)       Aangezien de fiscale behandeling van telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten die worden verleend aan een niet-belastingplichtige, afhankelijk is van de plaats waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, dient te worden verduidelijkt wat de dienstverlener moet verkrijgen als bewijs voor het bepalen van de plaats waar de afnemer zich bevindt.

(10)     Teneinde te garanderen dat diensten met betrekking tot onroerende goederen op uniforme wijze worden behandeld, moet het begrip onroerend goed worden gedefinieerd. Het rechtstreekse verband dat is vereist opdat een dienst betrekking zou hebben op een onroerend goed, dient te worden gespecificeerd en er moeten voorbeelden van verrichtingen die zijn aan te merken als diensten met betrekking tot onroerende goederen, worden opgenomen in een lijst, die evenwel niet definitief noch volledig is.

(11)     Tevens dient de fiscale behandeling te worden verduidelijkt van diensten waarbij materieel ter beschikking wordt gesteld van de afnemer voor het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed.

(12)     Om praktische redenen dient te worden verduidelijkt dat telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die door een belastingplichtige in eigen naam worden verleend in samenhang met de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, voor btw-doeleinden op dezelfde wijze dienen te worden behandeld als de verstrekking van de accommodatie zelf. Beide verrichtingen dienen te worden behandeld als één dienst in het geval van een all-inprijs. Telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die de afnemer apart in rekening worden gebracht, dienen te worden behandeld als een prestatie die dienstbaar is aan de accommodatie.

(13)     In overeenstemming met Richtlijn 2006/112/EG moet de toegang tot culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen in alle omstandigheden worden belast op de plaats waar het evenement plaatsvindt. Er dient te worden verduidelijkt dat dit ook geldt wanneer kaartjes voor dergelijke evenementen niet rechtstreeks door de organisator worden verkocht maar via tussenpersonen worden verstrekt.

(14)     In overeenstemming met Richtlijn 2006/112/EG kan btw verschuldigd worden vóór of kort na de levering van goederen of diensten. Ter zake van telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die worden verleend tijdens de periode waarin wordt overgeschakeld op de nieuwe regels betreffende de plaats van een dienst, zouden aan de dienst verbonden voorwaarden of verschillen in toepassing tussen lidstaten kunnen leiden tot dubbele heffing of niet-heffing. Om dat te voorkomen, dient in overgangsbepalingen te worden voorzien.

(15)     Voor de toepassing van deze verordening kan het aangewezen zijn dat lidstaten wettelijke maatregelen treffen ter beperking van bepaalde rechten en plichten die zijn vastgesteld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10], teneinde de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn genoemde belangen te vrijwaren, voor zover die maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn in verhouding tot het risico van belastingfraude en belastingontduiking in een lidstaat alsook tot de behoefte om de juiste inning van de btw overeenkomstig deze verordening te garanderen.

(16)     Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)         De volgende artikelen 6 bis en 6 ter worden ingevoegd:

"Artikel 6 bis

1. Telecommunicatiediensten in de zin van artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG omvatten met name het volgende:

a)      vaste en mobiele telefoondiensten voor de transmissie en schakeling van spraak, data en video, daaronder begrepen telefoondiensten met een beeldcomponent, ook bekend als videofoondiensten;

b)      telefoondiensten aangeboden via het internet, daaronder begrepen Voice over Internet Protocol (VoIP);

c)      voicemail, oproepmelding, oproepdoorschakeling, belleridentificatie, gesprek met drie personen en andere oproepbeheerdiensten;

d)      semafoondiensten;

e)      audiotextdiensten;

f)       fax-, telegraaf- en telexdiensten;

g)      telefonische helpdeskdiensten ter ondersteuning van gebruikers die problemen hebben met hun radio- of televisienetwerk, het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk;

h)      toegang tot het internet, daaronder begrepen het world wide web;

i)       particuliere netwerkaansluitingen die telecommunicatieverbindingen bieden ten behoeve van exclusief gebruik door de afnemer;

j)       audio- en audiovisuele inhoud via communicatienetwerken die niet wordt aangeboden door en onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten;

k)      de doorlevering van de audio- en audiovisuele producten van een aanbieder van mediadiensten via communicatienetwerken door een andere persoon dan de aanbieder van mediadiensten.

2. Telecommunicatiediensten in de zin van artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG omvatten niet het volgende:

a)      langs elektronische weg verrichte diensten;

b)      omroepdiensten;

c)      andere dan de in lid 1, onder g), bedoelde telefonische helpdeskdiensten.

Artikel 6 ter

1. Radio- en televisieomroepdiensten (hierna "omroepdiensten" genoemd) omvatten diensten bestaande in de levering van audio- en audiovisuele inhoud zoals programma's die door en onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten op basis van een programmaschema via communicatienetwerken aan het algemene publiek worden aangeboden voor het gelijktijdig beluisteren of bekijken.

2. Lid 1 omvat met name het volgende:

a)      radio- of televisieprogramma's die worden uitgezonden of heruitgezonden via een radio- of televisienetwerk;

b)      radio- of televisieprogramma's die via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming) worden verspreid indien zij live worden uitgezonden dan wel op hetzelfde tijdstip waarop deze programma's via een radio- of televisienetwerk worden uitgezonden of heruitgezonden.

3. Lid 1 omvat niet het volgende:

a)      telecommunicatiediensten;

b)      langs elektronische weg verrichte diensten;

c)      nevendiensten zoals het verstrekken van informatie over bepaalde programma's op aanvraag;

d)      overdracht van uitzend- of doorgifterechten;

e)      leasing van technische uitrusting of faciliteiten die voor een uitzending worden gebruikt."

2)         In artikel 7 wordt lid 3 als volgt gewijzigd:

a)         de inleidende zin wordt vervangen door:

"Lid 1 omvat niet het volgende:"

b)         punt a) wordt vervangen door:

"a)     omroepdiensten;"

c)         punt n) wordt vervangen door:

"n)     andere dan de in artikel 6 bis, lid 1, onder g), bedoelde telefonische helpdeskdiensten;"

d)         de punten q), r) en s) worden geschrapt;

e)         de volgende punten t) en u) worden toegevoegd:

"t)      onlineverstrekking van entreekaartjes voor culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen;

u)      onlinebooking van hotel- en soortgelijke accommodatie."

3)         In hoofdstuk IV "Belastbare handelingen" wordt het volgende artikel 9 bis toegevoegd:

"Artikel 9 bis

Wanneer de omroep- of elektronische diensten van een dienstverrichter worden aangeboden via het telecommunicatienetwerk, een interface of een portaal zoals een marktplaats voor applicaties die eigendom is van een tussenpersoon of een derde partij die betrokken is bij de dienst, wordt de tussenpersoon of de derde partij voor de toepassing van artikel 28 van Richtlijn 2006/112/EG geacht in eigen naam maar voor rekening van de dienstverrichter te handelen tenzij laatstgenoemde, met betrekking tot de eindgebruiker, uitdrukkelijk is aangewezen als degene die de dienst verleent."

4)         In afdeling 1 "Begrippen" van hoofdstuk V "Plaats van belastbare handelingen" worden de volgende artikelen 13 bis en 13 ter toegevoegd:

"Artikel 13 bis

De plaats waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon is gevestigd als bedoeld in artikel 56, lid 2, eerste alinea, en de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2006/112/EG, is de plaats waar die niet-belastingplichtige rechtspersoon de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd als omschreven in artikel 10 of over een vaste inrichting beschikt als omschreven in artikel 11, lid 1, van deze verordening.

Artikel 13 ter

Voor de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG wordt als "onroerend goed" aangemerkt:

a)      ieder welbepaald gedeelte van het aardoppervlak, zowel op als onder de grond, waaraan eigendoms- en bezitsrechten kunnen worden verbonden;

b)      ieder gebouw of werk dat vast met de grond verbonden is onder of boven zeeniveau en dat niet gemakkelijk te demonteren of te verplaatsen is;

c)      ieder element dat een integrerend deel uitmaakt van een gebouw of werk, zonder hetwelk het gebouw of werk onvolledig is, zoals deuren, ramen, daken, trappen en liften;

d)      ieder element of werktuig dat of iedere machine die blijvend geïnstalleerd is en niet zonder vernietiging of wijziging van het gebouw of werk kan worden verplaatst."

5)         In artikel 18, lid 2, wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

"Een verrichter van telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten kan evenwel, ongeacht of hij over tegengestelde informatie beschikt, ervan uitgaan dat een in de Gemeenschap gevestigde afnemer de status van niet-belastingplichtige heeft zolang die afnemer hem niet zijn individuele btw-identificatienummer heeft meegedeeld."

6)         Aan artikel 24 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. Om de plaats te bepalen die het beste garandeert dat de diensten worden belast op de plaats van het werkelijke verbruik in de zin van de leden 1 en 2, dient met name het volgende in aanmerking te worden genomen:

a)      bij andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel: de plaats waar het vervoermiddel ter beschikking wordt gesteld van de afnemer of een voor zijn rekening handelende derde, tenzij er bewijs voorhanden is dat het vervoermiddel elders zal worden gebruikt;

b)      bij andere diensten dan de verhuur van een vervoermiddel: de zetel van de bedrijfsuitoefening in het geval van een niet-belastingplichtige rechtspersoon of de woonplaats in het geval van een natuurlijke persoon, tenzij er bewijs voorhanden is dat de dienst daadwerkelijk wordt gebruikt daar waar die persoon zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft."

7)         In afdeling 4 "Plaats van een dienst" van hoofdstuk V "Plaats van belastbare handelingen" worden de volgende onderafdelingen 3 bis, 3 ter en 3 quater ingevoegd:

"Onderafdeling 3 bis

Onweerlegbare vermoedens betreffende de plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 24 bis

1. Wanneer een verrichter van telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten dergelijke diensten verleent op een plaats zoals een telefooncel, een wifi hotspot, een internetcafé, een restaurant of een hotellobby waar de afnemer fysiek aanwezig moet zijn opdat de dienst aan hem zou kunnen worden verleend, geldt voor de toepassing van de artikelen 44, 58 en 59 bis van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer aldaar is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft en dat het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van de dienst op die plaats geschieden. Dit vermoeden kan met geen enkel feitelijk of juridisch middel worden weerlegd.

2. Als de in lid 1 van dit artikel bedoelde plaats zich bevindt aan boord van een schip, vliegtuig of trein waarmee een passagiersvervoerdienst wordt verricht binnen de Gemeenschap overeenkomstig de artikelen 37 en 57 van Richtlijn 2006/112/EG, is die plaats gelegen in het land van vertrek van de passagiersvervoerdienst.

Artikel 24 ter

Wanneer prepaidtegoeden op een simkaart worden gebruikt om telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten af te nemen, geldt voor de toepassing van de artikelen 44, 58 en 59 bis van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in het land dat wordt geïdentificeerd aan de hand van de mobiele landencode van die simkaart, en dat het werkelijke gebruik en de werkelijke exploitatie van de dienst aldaar geschieden. Dit vermoeden kan met geen enkel feitelijk of juridisch middel worden weerlegd.

Onderafdeling 3 ter

Weerlegbare vermoedens betreffende de plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 24 quater

Voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die aan een niet-belastingplichtige worden verleend via een vaste aansluiting in een woning, geldt voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft waar de vaste lijn geïnstalleerd is. Dit vermoeden geldt tenzij de dienstverrichter over informatie beschikt waaruit blijkt dat de afnemer elders is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

Artikel 24 quinquies

Voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die aan een niet-belastingplichtige worden verleend via mobiele netwerken waarbij de betaling achteraf geschiedt, geldt voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in het land dat wordt geïdentificeerd aan de hand van de mobiele landencode van de simkaart die wordt gebruikt bij het afnemen van die diensten. Dit vermoeden geldt tenzij de dienstverrichter over informatie beschikt waaruit blijkt dat de afnemer elders is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

Artikel 24 sexies

Voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten die aan een niet-belastingplichtige worden verleend en die bestaan in het doorzenden van signalen waarvoor het gebruik van een toestel of een viewing card vereist is, geldt voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft waar het toestel geïnstalleerd is of, indien die plaats niet bekend is, de plaats waarheen de viewing card is gezonden met het oog op gebruik aldaar. Dit vermoeden geldt tenzij de dienstverrichter over informatie beschikt waaruit blijkt dat de afnemer elders is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

Artikel 24 septies

Wanneer diensten worden verleend aan een niet-belastingplichtige onder andere dan de in de artikelen 24 bis, 24 ter, 24 quater, 24 quinquies en 24 sexies van deze verordening bedoelde omstandigheden, geldt voor de toepassing van artikel 56, lid 2, eerste alinea, en artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG het vermoeden dat de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die als zodanig is vastgesteld overeenkomstig artikel 24 octies van deze verordening.

Onderafdeling 3 quater

Bewijs voor de vaststelling van de plaats van vestiging van de afnemer

Artikel 24 octies

1. Voor de toepassing van de in artikel 56, lid 2, eerste alinea, en artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde regels betreffende de plaats van een dienst geldt met name het volgende als bewijs:

a)      de gegevens van de afnemer zoals zijn factuuradres;

b)      het internetprotocoladres (IP-adres) van het door de afnemer gebruikte toestel of een andere methode voor het bepalen van de geografische locatie;

c)      bankgegevens zoals de plaats waar de voor de betaling gebruikte bankrekening wordt aangehouden, en het factuuradres van de afnemer bij die bank;

d)      de mobiele landencode (MCC) van het IMSI-nummer (identiteitsnummer ten behoeve van internationale mobiliteit) dat is opgeslagen op de door de afnemer gebruikte simkaart (identiteitsmodule abonnee);

e)      de plaats van de vaste aansluiting in een woning, langs dewelke de dienst aan de afnemer wordt verleend;

f)       in het geval van een afnemer die goederen verkoopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de initiële plaats van vertrek van het vervoer of de verzending van de door die afnemer verkochte goederen;

g)      in het geval van een afnemer die goederen koopt via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk, de uiteindelijke plaats van aankomst van het vervoer of de verzending van de door die afnemer gekochte goederen;

h)      inschrijvingsgegevens van het door de afnemer gehuurde vervoermiddel, indien dat vervoermiddel moet worden ingeschreven op de plaats waar het wordt gebruikt, en andere soortgelijke gegevens;

i)       overige zakelijk relevante gegevens die de dienstverrichter heeft verkregen.

2. Om de plaats te bepalen waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, zijn twee afzonderlijke bewijselementen vereist die onderling niet in tegenspraak mogen zijn."

8)         In afdeling 4 "Plaats van een dienst" van hoofdstuk V "Plaats van belastbare handelingen" wordt de volgende onderafdeling 6 bis ingevoegd:

"Onderafdeling 6 bis

Diensten met betrekking tot onroerende goederen

Artikel 31 bis

1. Diensten met betrekking tot onroerende goederen als bedoeld in artikel 47 van Richtlijn 2006/112/EG omvatten uitsluitend diensten die een voldoende rechtstreeks verband met het goed hebben. Diensten worden geacht een voldoende rechtstreeks verband met het onroerend goed te hebben in de volgende gevallen:

a)      wanneer zij voortvloeien uit een onroerend goed en dit goed een onderdeel is van de dienst, en centraal staat bij en van wezenlijk belang is voor de verleende diensten;

b)      wanneer zij worden verricht aan, of zijn gericht op, een onroerend goed met als doel de juridische of fysieke wijziging van dat goed.

2. Lid 1 omvat met name het volgende:

a)      het opstellen van plannen voor een gebouw of delen van een gebouw bestemd voor een specifiek perceel grond, ongeacht of dit gebouw al dan niet wordt opgericht;

b)      het verlenen van bewakings- en toezichtsdiensten ter plaatse;

c)      de bouw van een gebouw op het land alsook bouw- en sloopwerkzaamheden verricht aan een gebouw of delen van een gebouw;

d)      de bouw van blijvende structuren op het land alsook bouw- en sloop­werkzaamheden verricht aan blijvende structuren zoals gas-, water- en rioolleidingen en dergelijke;

e)      werkzaamheden op het land, met inbegrip van landbouwdiensten zoals grondbewerking, bezaaiing, irrigatie en bemesting;

f)       inspectie en beoordeling van de staat van onroerend goed en de daarmee samenhangende risico's;

g)      taxatie van onroerend goed, inclusief wanneer dat vereist is voor verzekeringsdoeleinden, met het oog op de waardebepaling van een goed als waarborg voor een lening of de risico- en schadebeoordeling bij geschillen;

h)      de leasing of verhuur van onroerend goed, anders dan als bedoeld in lid 3, onder c), met inbegrip van de opslag van goederen ten behoeve waarvan een specifiek gedeelte van het goed wordt bestemd voor exclusief gebruik door de afnemer;

i)       het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, met inbegrip van het recht om op een bepaalde plaats te verblijven naar aanleiding van de omzetting van timesharerechten en dergelijke;

j)       de toekenning en overdracht van rechten, anders dan als bedoeld onder h) en i), voor het gebruik van een onroerend goed in zijn geheel of delen daarvan, met inbegrip van de vergunning voor het gebruik van een deel van een goed, zoals het verlenen van vis- en jaagrechten of toegang tot lounges in luchthavens, of het gebruik van kunstwerken waarvoor tolgeld wordt geheven, zoals een brug of een tunnel;

k)      onderhouds-, renovatie- en herstelwerkzaamheden aan een gebouw of delen van een gebouw, met inbegrip van werkzaamheden zoals schoonmaken, betegelen, behangen en parketteren;

l)       onderhouds-, renovatie- en herstelwerkzaamheden aan blijvende structuren zoals gas-, water- en rioolleidingen en dergelijke;

m)     de installatie of montage van machines of werktuigen die, na installatie of montage, als onroerend goed kwalificeren;

n)      onderhouds-, reparatie-, inspectie- en toezichtswerkzaamheden met betrekking tot machines of werktuigen wanneer die machines of werktuigen als onroerend goed kwalificeren;

o)      vastgoedbeheer, anders dan het portefeuillebeheer van beleggingen in onroerend goed als bedoeld in lid 3, onder h), bestaande in de exploitatie van handels-, bedrijfs- en woonpanden door of voor rekening van de vastgoedeigenaar;

p)      bemiddeling bij de verkoop, leasing of verhuur van onroerend goed en bij bepaalde belangen in onroerend goed of zakelijke rechten die gelijkgesteld zijn met lichamelijke zaken, anders dan bemiddeling als bedoeld in lid 3, onder d);

q)      juridische diensten met betrekking tot de overdracht van onroerend goed of van een eigendomsrecht op onroerend goed en met betrekking tot bepaalde belangen in onroerend goed of zakelijke rechten die gelijkgesteld zijn met lichamelijke zaken, zoals de werkzaamheden van een notaris of het opstellen van een koop- of verkoopovereenkomst voor een dergelijk goed, ook als de onderliggende transactie die de juridische wijziging van het goed met zich meebrengt, niet plaatsvindt.

3. Lid 1 omvat niet het volgende:

a)      het opstellen van plannen voor een gebouw of delen van een gebouw, als deze niet bestemd zijn voor een specifiek perceel grond;

b)      de opslag van goederen in een onroerend goed als geen specifiek gedeelte van dat goed is bestemd voor exclusief gebruik door de afnemer;

c)      het verlenen van reclamediensten, ook als daarbij gebruik wordt gemaakt van onroerend goed;

d)      bemiddeling bij de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, als de tussenpersoon in naam en voor rekening van een ander handelt;

e)      telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten tenzij deze onder artikel 31 quater vallen;

f)       de terbeschikkingstelling van standruimte op een beurs- of tentoonstellings­terrein tezamen met andere, daarmee samenhangende diensten om de exposant in staat te stellen artikelen ten toon te stellen, zoals het ontwerp van de stand, het vervoer en de opslag van artikelen, de terbeschikkingstelling van machines, het leggen van kabels, verzekering en reclame;

g)      de installatie of montage, het onderhoud en de reparatie, de inspectie van of het toezicht op machines of werktuigen die geen deel zijn of worden van het onroerend goed;

h)      portefeuillebeheer van beleggingen in onroerend goed;

i)       juridische diensten met betrekking tot overeenkomsten, andere dan als bedoeld in lid 2, onder q), met inbegrip van advies over de contractuele voorwaarden van een overeenkomst voor de overdracht van onroerend goed, de uitvoering van een dergelijke overeenkomst of het aantonen van het bestaan ervan, wanneer die diensten niet specifiek zien op de overdracht van een eigendomsrecht op onroerend goed.

Artikel 31 ter

Wanneer materieel ter beschikking wordt gesteld van een afnemer met het oog op het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed, is slechts sprake van een dienst met betrekking tot onroerend goed als de dienstverrichter de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden draagt.

Een dienstverrichter die de afnemer voorziet van materieel, tezamen met voldoende bedienend personeel, met het oog op het verrichten van werkzaamheden, wordt geacht de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die werkzaamheden te dragen. Dit vermoeden kan met elk feitelijk of juridisch middel worden weerlegd, teneinde vast te stellen wie de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de werkzaamheden draagt.

Artikel 31 quater

Het verlenen van telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten door een belastingplichtige die in eigen naam handelt, tezamen met het verstrekken van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, zoals vakantiekampen of locaties die zijn ontwikkeld voor gebruik als kampeerterreinen, wordt aangemerkt als ofwel deel uitmakende van één dienst bestaande in de verstrekking van accommodatie ofwel een met de verstrekking van accommodatie samenhangende dienst te vormen, naargelang deze prestatie samen met de accommodatie dan wel afzonderlijk in rekening wordt gebracht."

9)         In onderafdeling 7 "Culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke diensten" van afdeling 4 "Plaats van een dienst (Artikelen 43 tot en met 59 van Richtlijn 2006/112/EG)" van hoofdstuk 5 "Plaats van belastbare handelingen" wordt het volgende artikel 33 bis toegevoegd:

"Artikel 33 bis

De verstrekking van entreekaartjes voor een cultureel, artistiek, sportief, wetenschappelijk, onderwijs-, amusements- of soortgelijk evenement door een tussenpersoon die in eigen naam maar voor rekening van de organisator handelt of door een andere belastingplichtige dan de organisator die voor eigen rekening handelt, valt onder artikel 53 en artikel 54, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG."

10)       In punt 4 "Punt 4) van bijlage II bij Richtlijn 2006/112/EG" van bijlage I worden de volgende punten f) en g) toegevoegd:

"f)      ontvangen van radio- of televisieprogramma's die worden verspreid via een radio- of televisienetwerk, het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk voor het beluisteren of bekijken van programma's op een moment naar keuze en op individueel verzoek op basis van een door de aanbieder van mediadiensten samengesteld programma-aanbod, zoals televisie of video op aanvraag;

g)      ontvangen van radio- of televisieprogramma's via het internet of een soortgelijk elektronisch netwerk (IP-streaming), tenzij die programma's tegelijkertijd via traditionele radio- en televisienetwerken worden uitgezonden."

Artikel 2

Ter zake van telecommunicatie-, radio- en televisieomroep- of elektronische diensten die door een in de Gemeenschap gevestigde dienstverrichter worden verleend aan een niet-belastingplichtige die aldaar is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, geldt het volgende:

a)           indien de diensten worden verricht of worden voltooid vóór 1 januari 2015, is de plaats van dienst de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd zoals bepaald in artikel 45 van Richtlijn 2006/112/EG, ongeacht het tijdstip waarop de btw verschuldigd wordt;

b)           indien de diensten worden verricht of worden voltooid op of na 1 januari 2015, is de plaats van dienst de plaats waar de afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, ook als de btw voor die datum verschuldigd is geworden.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[2]               Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (herschikking) (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

[3]               Richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst (PB L 44 van 20.2.2008, blz. 11).

[4]               Verordening (EU) nr. 967/2012 van de Raad van 9 oktober 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen (PB L 290 van 20.10.2012, blz. 1) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 815/2012 van de Commissie van 13 september 2012 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad wat betreft bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen (PB L 249 van 14.9.2012, blz. 3).

[5]               Ook wel zijn thuisplaats genoemd.

[6]               De agenda, het werkdocument en het verslag van die vergadering zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/vat/key_documents/discussions_member_states/index_en.htm.

[7]               PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[8]               PB L 44 van 20.2.2008, blz. 11.

[9]               PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.

[10]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.