52012PC0526

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/435/EG van de Raad om het cofinancieringspercentage van het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Terugkeerfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen wat betreft sommige bepalingen in verband met het financiële beheer te verhogen voor bepaalde lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ondervinden of daardoor worden bedreigd /* COM/2012/0526 final - 2012/0252 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

· Motivering en doel van het voorstel

De aanhoudende financiële en economische crisis zet de nationale overheidsfinanciën verder onder druk en dwingt de lidstaten hun begroting in te krimpen. Een soepele uitvoering bewerkstelligen van de programma's die zijn vastgesteld in het kader van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" (hierna "de fondsen" genoemd), is dan ook een bijzonder belangrijk middel om geld in de economie te injecteren.

Vaak verloopt de tenuitvoerlegging van die programma's echter moeizaam wegens liquiditeitsproblemen als gevolg van begrotingsbeperkingen; deze leiden er dikwijls toe dat de uitgaven fors moeten worden teruggeschroefd, waardoor de problemen bij aanhoudende crisis toenemen. Dit geldt in het bijzonder voor de lidstaten die het zwaarst door de huidige crisis zijn getroffen en die financiële bijstand hebben ontvangen in het kader van een programma van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), uit de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) of via bilaterale leningen, voor de eurolanden, dan wel het betalingsbalansmechanisme, voor niet-eurolanden. Tot op heden hebben zes landen – waaronder Griekenland, dat vóór de oprichting van het EFSM ook financiële bijstand heeft ontvangen in de vorm van bilaterale leningen – verzocht om financiële bijstand in het kader van de verschillende mechanismen en met de Commissie overeenstemming bereikt over een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze zes landen zijn Hongarije, Roemenië, Letland (via het betalingsbalansmechanisme), Portugal, Griekenland en Ierland (via het EFSM, het EFSF of bilaterale leningen). Er zij op gewezen dat de programma's voor Hongarije en Letland respectievelijk in 2010 en begin 2012 zijn verlopen.

Om te waarborgen dat de lidstaten die gebruikmaken van een financiële steunregeling (en andere lidstaten die nog te maken krijgen met dergelijke steun) de in het kader van de fondsen vastgestelde programma's in het veld blijven uitvoeren en de betalingen voor projecten voortzetten, wordt voorgesteld de Commissie toe te staan om het EU-cofinancieringspercentage voor deze landen te verhogen voor de periode waarin zij financiële steun ontvangen uit een van de steunmechanismen in het kader van de financieringsinstrumenten. Door deze maatregel krijgen de lidstaten meer financiële middelen ter beschikking en wordt het gemakkelijker om de programma's ter plaatse ten uitvoer te blijven leggen.

· Algemene context

Het is duidelijk dat de verscherping van de financiële crisis in sommige lidstaten aanzienlijke gevolgen heeft voor de reële economie, onder meer wegens de geaccumuleerde schuldenlast en de moeite die de regeringen hebben om tegen redelijke kosten geld op de markt te lenen.

De Commissie is allesbehalve bij de pakken gaan neerzitten en heeft verschillende voorstellen gedaan om zo goed mogelijk te reageren op de huidige financiële crisis en de sociaaleconomische gevolgen ervan. Haar drie voorstellen ter zake zijn aangenomen. Het eerste voorstel strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1083/2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, om de bijdrage van de Unie die middels tussentijdse betalingen en saldobetalingen wordt uitgekeerd, met ten hoogste tien procentpunten boven de huidige maxima te verhogen (Verordening (EU) nr. 1311/2011 van 13 december 2011). Het tweede voorstel strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, teneinde de bijdrage uit het fonds te verhogen tot 95 % in de regio's die uit hoofde van de convergentiedoelstelling voor steun in aanmerking komen, in de regio’s in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee, en tot maximaal 85 % in andere regio’s (Verordening (EU) nr. 1312/2011 van 19 december 2011). Het derde voorstel strekt tot herziening van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds, om de bijdrage van de Unie die middels tussentijdse betalingen en saldobetalingen wordt uitgekeerd, met ten hoogste tien procentpunten boven de huidige maxima te verhogen (Verordening (EU) nr. 387/2012 van 19 april 2012).

· Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Volgens artikel 14 van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" mag het EU-cofinancieringspercentage van ondersteunde acties in beginsel niet meer dan 50 % bedragen. Artikel 14 bepaalt ook dat dit EU-cofinancieringspercentage kan worden verhoogd tot 75 % indien de betrokken lidstaat onder het Cohesiefonds valt of de actie betrekking heeft op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de strategische richtsnoeren.

Artikel 15 van Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" en artikel 13 van Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen" komen inhoudelijk geheel overeen met voornoemd artikel 14 van Beschikking nr. 573/2007/EG.

Artikel 21, lid 3, van Beschikking nr. 573/2007/EG bepaalt dat de financiële steun uit het Europees Vluchtelingenfonds voor noodmaatregelen niet meer bedraagt dan 80 % van de kosten van iedere maatregel.

· Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Commissie als reactie op de financiële crisis heeft vastgesteld.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

· Raadpleging van belanghebbende partijen

Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

· Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

· Effectbeoordeling

Dankzij dit voorstel zal de Commissie hogere cofinancieringspercentages kunnen toepassen voor de landen die gebruikmaken van een van de steunmechanismen.

Er hoeven geen aanvullende begrotingsmiddelen te worden vrijgemaakt, aangezien de jaarlijkse nationale toewijzing uit de fondsen ten bate van de landen en de programma's voor de programmeringsperiode 2007-2013 niet zal veranderen.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Samenvatting van het voorstel

Voorgesteld wordt artikel 14 en artikel 21, lid 3, van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad te wijzigen om het mogelijk te maken het EU-cofinancieringspercentage voor de nationale programma's in het kader van het Europees Vluchtelingenfonds met 20 procentpunten te verhogen, mits de betrokken landen gebruikmaken van een van de steunmechanismen. Evenzo wordt voorgesteld om artikel 15 van Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en van de Raad en artikel 13 van Beschikking 2007/435/EG van de Raad te wijzigen.

Wanneer is besloten om een lidstaat financiële bijstand te verlenen uit hoofde van een van de steunmechanismen, mag de lidstaat bij de Commissie een ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien jaarprogramma indienen waarin het verhoogde EU-cofinancieringspercentage wordt toegepast.

Een lidstaat mag het verhoogde EU-cofinancieringspercentage alleen toepassen als hij ten tijde van het indienen van zijn ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien jaarprogramma gebruikmaakt van een van de steunmechanismen. Als een actie van een specifiek jaarprogramma echter eenmaal door de EU wordt gecofinancierd volgens het verhoogde percentage, dan blijft dit het geval tot het eind van de subsidiabiliteitsperiode van het betrokken jaarprogramma, of de lidstaat nog van een van de steunmechanismen gebruikmaakt of niet.

· Rechtsgrondslag

Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen".

Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen".

Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen".

Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het beginsel van gedeeld beheer tussen de Commissie en de lidstaten en omvatten bepalingen voor het programmeringsproces, alsmede regelingen voor het programmabeheer (inclusief het financiële beheer), het toezicht, de financiële controle en de evaluatie van de projecten.

· Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel doordat het ertoe strekt via de fondsen meer steun te verlenen aan bepaalde lidstaten die – mede door structurele binnenlandse problemen en het internationale economische en financiële klimaat – in ernstige moeilijkheden verkeren, met name wat hun economische groei en financiële stabiliteit betreft, en die een oplopend tekort en een verslechterende schuldenpositie of een vertraagde economische groei kennen. Tegen deze achtergrond moet op EU-niveau een tijdelijk mechanisme worden vastgesteld op grond waarvan de Europese Unie een hoger cofinancieringpercentage kan toepassen voor haar bijdrage in gecertificeerde uitgaven in het kader van de fondsen.

· Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het behelst namelijk verregaande maatregelen om meer steun uit de fondsen te verlenen aan lidstaten die te maken hebben met moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden als gevolg van buitengewone gebeurtenissen die de lidstaten niet in de hand hebben en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad (houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)), om diezelfde redenen financiële bijstand ontvangen uit de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) dan wel het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), of die te maken hebben met moeilijkheden of ernstige dreiging van moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans en die vallen onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad. Dit zou ook gelden voor Griekenland, dat financiële bijstand heeft ontvangen via een specifieke overeenkomst die losstaat van de steunmechanismen, in het kader van een akkoord tussen de kredietverstrekkers en de leningsovereenkomst van de eurozone.

· Keuze van instrument

Voorgesteld instrument: besluiten.

Andere instrumenten zouden om de navolgende redenen ongeschikt zijn.

De Commissie heeft de manoeuvreerruimte onderzocht die het wettelijk kader biedt, en acht het in het licht van de tot op heden opgedane ervaring nodig om wijzigingen van de beschikkingen voor te stellen. Het doel van deze herziening is de cofinanciering van acties te vergemakkelijken, zodat deze sneller kunnen worden uitgevoerd en het effect van de investeringen op de reële economie ook sneller intreedt.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er is geen effect op de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit de fondsen, als vastgesteld in de jaarprogramma's voor de programmeringsperiode 2007-2013.

Het voorstel laat zien dat de Commissie bereid is om de lidstaten bij te staan in hun pogingen om de financiële crisis aan te pakken. Dankzij de wijzigingen zullen de betrokken lidstaten de middelen ontvangen die nodig zijn om projecten te ondersteunen en het herstel van de economie kracht bij te zetten.

2012/0252 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/435/EG van de Raad om het cofinancieringspercentage van het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Terugkeerfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen wat betreft sommige bepalingen in verband met het financiële beheer te verhogen voor bepaalde lidstaten die ten aanzien van hun financiële stabiliteit ernstige moeilijkheden ondervinden of daardoor worden bedreigd

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, en artikel 79, leden 2 en 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007[1] strekte tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds, Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007[2] tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds en Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007[3] tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen, als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen". Bij deze beschikkingen zijn verschillende EU-cofinancieringspercentages bepaald voor acties die uit de fondsen worden ondersteund.

(2)       De ongekende wereldwijde financiële crisis en economische neergang hebben de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad, en de financiële, economische en maatschappelijke omstandigheden in verscheidene lidstaten beduidend verslechterd. Bepaalde landen ondervinden ernstige moeilijkheden of dreigen deze te ondervinden, met name wat betreft hun financiële en economische stabiliteit, waardoor hun tekort oploopt, hun schuldenpositie verslechtert en hun economische groei wordt bedreigd, waarbij het internationale economische en financiële klimaat de situatie nog verergert.

(3)       Hoewel reeds belangrijke maatregelen zijn genomen om de negatieve effecten van de crisis tegen te gaan, zijn de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie, de arbeidsmarkt en de samenleving als geheel op grote schaal voelbaar. De druk op de nationale financiële middelen neemt toe en er moeten snel verdere stappen worden genomen om die druk te verlichten door zoveel en zo goed mogelijk gebruik te maken van EU-financiering.

(4)       Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten[4] bepaalt dat de Raad in geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een lidstaat die niet aan de euro deelneemt, financiële ondersteuning op middellange termijn moet verlenen.

(5)       Bij Beschikking 2009/459/EG van de Raad[5] is dergelijke financiële bijstand verleend aan Roemenië.

(6)       Op 9 mei 2010 stelde de Raad een compleet pakket maatregelen vast, met a) een verordening van de Raad houdende instelling van het Europees financieel stabilisatiemechanisme[6] op grond van artikel 122, lid 2, van het Verdrag, en b) de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) voor de verlening van financiële bijstand aan lidstaten uit de eurozone die in moeilijkheden verkeren als gevolg van buitengewone omstandigheden die deze lidstaten uit de eurozone niet kunnen beheersen, teneinde de financiële stabiliteit te waarborgen van zowel de eurozone in haar geheel als die van de afzonderlijke lidstaten die daarvan deel uitmaken.

(7)       Bij Uitvoeringsbesluiten 2011/77/EU[7] en 2011/344/EU[8] van de Raad is financiële bijstand uit het Europees financieel stabilisatiemechanisme verleend aan respectievelijk Ierland en Portugal. Deze landen hebben ook middelen ontvangen uit de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit.

(8)       Het akkoord tussen de kredietverstrekkers (Intercreditor Agreement) en de leningsovereenkomst (Loan Facility Agreement) voor Griekenland, die zijn gesloten op 8 mei 2010, zijn op 11 mei 2010 in werking getreden.           Op 12 maart 2012 hebben de ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone dit eerste programma onderbroken en een tweede programma voor financiële bijstand aan Griekenland goedgekeurd. Er is besloten om dit tweede programma te financieren door middel van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en ook het resterende deel van de bijdrage die de eurozone in het kader van het eerste programma daaruit te betalen.

(9)       Op 2 februari 2012 hebben de ministers van Financiën van de 17 lidstaten van de eurozone het Verdrag tot oprichting van het Europees stabiliteitsmechanisme ondertekend. Op grond van dat verdrag, dat volgt op Besluit 2011/199/EU van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben[9], wordt het Europees stabiliteitsmechanisme bij zijn inwerkingtreding medio 2012 het belangrijkste instrument voor financiële ondersteuning van lidstaten in de eurozone. Derhalve dient bij het onderhavige besluit reeds rekening te worden gehouden met het Europees stabiliteitsmechanisme.

(10)     In zijn conclusies juicht de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 het voornemen van de Commissie om te zorgen voor sterkere synergieën tussen het kredietprogramma voor Griekenland en de fondsen van de Unie toe en ondersteunt hij de inspanningen om Griekenland meer in staat te stellen de middelen van de Unie aan te spreken teneinde de groei en de werkgelegenheid te stimuleren door zich opnieuw te richten op het verbeteren van het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid. In deze conclusies toonde de Europese Raad zich tevens ingenomen met het uitgebreide programma voor technische bijstand aan Griekenland dat door de Commissie in samenwerking met de lidstaten is opgesteld, en zegde hij zijn steun hiervoor toe. De onderhavige wijzigingen van Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/435/EG van de Raad maken deel uit van dit streven naar meer synergie.

(11)     Gelet op de buitengewone omstandigheden is Verordening (EG) nr. 1083/2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1311/2011 om het mogelijk te maken het in het kader van de structuurfondsen en het Cohesiefonds toegepaste cofinancieringspercentage te verhogen voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat betreft hun financiële stabiliteit[10]. Voor deze landen is een vergelijkbare benadering gevolgd in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Verordening (EU) nr. 1312/2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005)[11] en in het kader van het Europees Visserijfonds (Verordening (EU) nr. 387/2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1198/2006)[12]. Deze lidstaten dienen op dezelfde wijze te worden gesteund in het kader van de vier programma's die voor de periode 2007-2013 zijn vastgesteld als onderdeel van het algemeen programma "Solidariteit en beheer van de migratiestromen", namelijk het Buitengrenzenfonds, het Europees Terugkeerfonds, het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen (hierna "de fondsen" genoemd).

(12)     De fondsen bieden de lidstaten belangrijke hulp bij het aangaan van grote uitdagingen op het gebied van migratie, asiel en buitengrenzen, zoals de ontwikkeling van een alomvattend Europees immigratiebeleid, teneinde het concurrentievermogen en de sociale cohesie van de Unie te versterken en een gemeenschappelijk Europees asielstelsel tot stand te brengen.

(13)     Om de EU-financiering op het gebied van migratie, asiel en buitengrenzen te vereenvoudigen en de lidstaten meer middelen ter beschikking te kunnen stellen voor de uitvoering van hun jaarprogramma's in het kader van de fondsen, dient te worden geregeld dat het EU-cofinancieringspercentage in het kader van de fondsen tijdelijk en zonder gevolgen voor de programmeringsperiode 2014-2020 met een bedrag gelijk aan twintig procentpunten meer dan de huidige cofinancieringspercentages wordt verhoogd voor lidstaten die ernstige moeilijkheden ondervinden wat hun financiële stabiliteit betreft. Dit betekent dat de jaarlijkse nationale toewijzing uit de fondsen overeenkomstig de basisbesluiten onveranderd blijft, terwijl de nationale cofinanciering dienovereenkomstig wordt verminderd. Lopende jaarprogramma's zullen moeten worden herzien in het licht van de wijzigingen die voortvloeien uit de toepassing van het verhoogde EU-cofinancieringspercentage.

(14)     Een lidstaat die wil gebruikmaken van het hogere cofinancieringspercentage dient de Commissie een schriftelijke verklaring te doen toekomen en daar zijn ontwerp-jaarprogramma of ontwerp van herzien jaarprogramma aan toe te voegen. In zijn verklaring dient de betrokken lidstaat te verwijzen naar het betrokken besluit van de Raad of naar een ander relevant besluit op grond waarvan de lidstaat in aanmerking komt voor het verhoogde EU-cofinancieringspercentage.

(15)     De ongekende crisis op de internationale financiële markten en de economische achteruitgang hebben de financiële stabiliteit van verscheidene lidstaten ernstig geschaad. Aangezien een snelle reactie nodig is om de effecten op de economie als geheel tegen te gaan, dient dit besluit zo spoedig mogelijk in werking te treden.

(16)     Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking nr. 575/2007/EG en Beschikking 2007/435/EG van de Raad dienen derhalve te worden gewijzigd. Verwijzingen naar artikel 14 of artikel 21, lid 3, van Beschikking nr. 573/2007/EG, naar artikel 15 van Beschikking nr. 575/2007/EG, naar artikel 13 van Beschikking 2007/435/EG van de Raad of naar het daarin vastgestelde EU-bijdragepercentage dienen geacht te worden betrekking te hebben op artikel 14, artikel 21, lid 3, artikel 15, en artikel 13 in hun herziene vorm en op het – eventueel verhoogde – EU-bijdragepercentage.

(17)     Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan/heeft Ierland meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit].

(18)     Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, [neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan/heeft het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit].

(19)     Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking nr. 573/2007/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 14, lid 4, komt als volgt te luiden:

‘4.        De bijdrage van de Unie aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de lidstaten in de zin van artikel 3, bedraagt ten hoogste 50 % van de totale kosten van een specifieke actie.

De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 17 bedoelde strategische richtsnoeren.

Het percentage van de bijdrage van de Unie wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen, verhoogd tot 75 %.

De bijdrage van de Unie mag met 20 procentpunt worden verhoogd, mits de lidstaat bij het indienen van zijn ontwerp-jaarprogramma overeenkomstig artikel 20, lid 3, van dit besluit, of van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23 van Beschikking 2008/22/EG van de Commissie*, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)      hij ontvangt financiële bijstand op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad**;

b)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad*** of hij ontvangt vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand van andere lidstaten uit de eurozone;

c)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst tot instelling van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

De betrokken lidstaat legt de Commissie samen met zijn ontwerp-jaarprogramma of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden voldoet.

Ook wanneer een project in de loop van de tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma niet meer voldoet aan een van de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden, mag de cofinanciering volgens het verhoogde percentage worden voortgezet.

_______

*          PB L 167 van 27.6.2008, blz. 1.

**        PB L 53 van 12.5.2010, blz. 1.

***      PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.”.

2) Artikel 21, lid 3, komt als volgt te luiden:

‘3.        De financiële bijstand uit het Fonds voor de in artikel 5 bedoelde noodmaatregelen wordt ten hoogste gedurende zes maanden verleend en bedraagt niet meer dan 80 % van de kosten van iedere maatregel.

De financiële bijstand mag met 20 procentpunt worden verhoogd, mits de betrokken lidstaat bij het indienen van een aanvraag voor noodmaatregelen bedoeld in lid 2 van dit artikel of bij het indienen van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23 van Beschikking 2008/22/EG voldoet aan een van de voorwaarden bedoeld in artikel 14, lid 4, vierde alinea, onder a), b) of c), van dit besluit.

De betrokken lidstaat legt de Commissie samen met zijn aanvraag voor de noodmaatregelen of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de in artikel 14, lid 4, vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden voldoet.

Ook wanneer een project in de loop van de tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma niet meer voldoet aan een van in artikel 14, lid 4, vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden, mag de cofinanciering volgens het verhoogde percentage worden voortgezet.

Artikel 2

Artikel 15, lid 4, van Beschikking nr. 575/2007/EG wordt vervangen door:

‘4.        De bijdrage van de Unie aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de lidstaten in de zin van artikel 3, bedraagt ten hoogste 50 % van de totale kosten van een specifieke actie.

De bijdrage van de Unie kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 18 bedoelde strategische richtsnoeren.

Het percentage van de bijdrage van de Unie wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen, verhoogd tot 75 %.

De bijdrage van de Unie mag met 20 procentpunt worden verhoogd, mits de lidstaat bij het indienen van zijn ontwerp-jaarprogramma overeenkomstig artikel 21, lid 3, van dit besluit, of van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23 van Beschikking 2008/458/EG van de Commissie*, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)      hij ontvangt financiële bijstand op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad**;

b)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad*** of hij ontvangt vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand van andere lidstaten uit de eurozone;

c)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst tot instelling van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

De betrokken lidstaat legt de Commissie samen met zijn ontwerp-jaarprogramma of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de onder a), b) of c) bedoelde voorwaarden voldoet.

Ook wanneer een project in de loop van de tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma niet meer voldoet aan een van de onder a), b) of c) van de vierde alinea, mag de cofinanciering volgens het verhoogde percentage worden voortgezet.

_______

*          PB L 167 van 27.6.2008, blz. 135.

**        PB L 53 van 12.5.2010, blz. 1.

***      PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.”.

Artikel 3

Artikel 13, lid 4, van Beschikking 2007/435/EG komt als volgt te luiden:

‘4.        De bijdrage van de Unie aan ondersteunde projecten, wat betreft acties in de lidstaten in de zin van artikel 4 bedraagt ten hoogste 50 % van de totale kosten van een specifieke actie.

Dit maximum kan worden verhoogd tot 75 % voor projecten die betrekking hebben op specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld in de in artikel 16 bedoelde strategische richtsnoeren.

Het percentage van de bijdrage van de Unie wordt in de lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen, verhoogd tot 75 %.

De bijdrage van de Unie mag met 20 procentpunt worden verhoogd, mits de lidstaat bij het indienen van zijn ontwerp-jaarprogramma overeenkomstig artikel 19, lid 3, van dit besluit, of van zijn ontwerp van herzien jaarprogramma overeenkomstig artikel 23 van Beschikking 2008/457/EG van de Commissie, voldoet aan een van de volgende voorwaarden*:

a)      hij ontvangt financiële bijstand op middellange termijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad**;

b)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad*** of hij ontvangt vóór de inwerkingtreding van die verordening financiële bijstand van andere lidstaten uit de eurozone;

c)      hij ontvangt financiële bijstand overeenkomstig de intergouvernementele overeenkomst tot instelling van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme.

De betrokken lidstaat legt de Commissie samen met zijn ontwerp-jaarprogramma of zijn ontwerp van herzien jaarprogramma een schriftelijke verklaring voor om te bevestigen dat hij aan een van de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden voldoet.

Ook wanneer een project in de loop van de tenuitvoerlegging van het betrokken jaarprogramma niet meer voldoet aan een van de in de vierde alinea, onder a), b) of c), bedoelde voorwaarden, mag de cofinanciering volgens het verhoogde percentage worden voortgezet.

_______

*          PB L 167 van 27.6.2008, blz. 69.

**        PB L 53 van 12.5.2010, blz. 1.

***      PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.”.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               PB L 144 van 6.6.2007, blz. 1.

[2]               PB L 144 van 6.6.2007, blz. 45.

[3]               PB L 168 van 28.6.2007, blz. 18.

[4]               PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

[5]               PB L 150 van 13.6.2009, blz. 8. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2010/183/EG van de Raad (PB L 83 van 30.3.2010, blz. 19).

[6]               PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.

[7]               PB L 30 van 4.2.2011, blz. 34.

[8]               PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88.

[9]               PB L 91 van 6.4.2011, blz. 1.

[10]             PB L 337 van 20.12.2011, blz. 5.

[11]             PB L 339 van 21.12.2011, blz. 1.

[12]             PB L 129 van 16.5.2012, blz. 7.