52012DC0358

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de uitvoering, in de periode 2006-2010, van de regeling voor de verlening van nationale langetermijnsteun ten behoeve van de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland en Zweden overeenkomstig de Beschikkingen 2009/3067 en 2010/6050 van de Commissie /* COM/2012/0358 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

over de uitvoering, in de periode 2006-2010, van de regeling voor de verlening van nationale langetermijnsteun ten behoeve van de landbouw in de noordelijke gebieden van Finland en Zweden overeenkomstig de Beschikkingen 2009/3067 en 2010/6050 van de Commissie

INHOUDSOPGAVE

1........... INLEIDING.................................................................................................................. 4

2........... ALGEMENE BEGINSELEN VAN DE STEUN VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN 4

2.1........ Doelstellingen van de steun.............................................................................................. 4

2.2........ Machtigingen van de Commissie...................................................................................... 4

2.3........ Gebieden die onder de steun vallen................................................................................. 5

2.4........ Verband met de productie.............................................................................................. 5

3........... LAATSTE ONTWIKKELINGEN IN DE STEUNREGELING VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN  6

3.1........ Evaluatie van de steunregeling......................................................................................... 6

3.2........ Hervorming van de steunregelingen.................................................................................. 6

4........... STEUN VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN IN FINLAND IN DE PERIODE 2006‑2010     7

4.1........ Verleende machtigingen.................................................................................................. 7

4.2........ Uitgekeerde steun........................................................................................................... 8

4.3........ Productievolumes in de noordelijke steungebieden........................................................... 9

4.4........ Ontwikkeling van de landbouweconomie in het noordelijke steungebied......................... 12

5........... Steun voor de noordelijke gebieden in Zweden in de periode 2006‑2010      12

5.1........ Verleende machtigingen................................................................................................ 12

5.2........ Uitgekeerde steun......................................................................................................... 13

5.3........ Productievolumes in de steungebieden........................................................................... 14

5.4........ Ontwikkeling van de landbouweconomie in het steungebied........................................... 15

6........... CONCLUSIES............................................................................................................ 16

6.1........ Finland......................................................................................................................... 16

6.2........ Zweden........................................................................................................................ 16

1.           INLEIDING

Overeenkomstig artikel 142 van de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie[1], heeft de Commissie Finland en Zweden gemachtigd om nationale langetermijnsteun aan de landbouw in de noordelijke gebieden toe te kennen met het oog op de handhaving van de landbouwactiviteiten. Deze steun wordt steun aan de noordelijke gebieden genoemd ("de steun").

Dit verslag wordt bij de Raad ingediend overeenkomstig de verslagleggingsverplichting van artikel 143 van de Akte van Toetreding, waarin is vastgelegd dat de Commissie om de vijf jaar een verslag indient over de verleende machtigingen en de resultaten van de steun waarvoor deze machtigingen zijn verleend. Dergelijke verslagen zijn eerder uitgebracht in 1996, 2002[2] en in 2007[3].

2.           ALGEMENE BEGINSELEN VAN DE STEUN VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN

2.1.        Doelstellingen van de steun

De steun wordt met name verleend om de traditionele grondstoffenproductie en verwerkingsactiviteiten in stand te houden die passen bij de klimatologische omstandigheden van de betrokken gebieden, om de productie‑, afzet‑ en verwerkingsstructuren voor de landbouwproducten te verbeteren, om de afzet van die producten te vergemakkelijken en om het milieu te beschermen en de natuurlijke omgeving in stand te houden.

2.2.        Machtigingen van de Commissie

De steun wordt toegestaan op basis van afzonderlijke beschikkingen van de Commissie voor respectievelijk Finland en Zweden.

De basisvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 142 van de Akte van Toetreding; het totale bedrag aan verleende steun dient voldoende te zijn om de landbouwactiviteiten in de noordelijke gebieden te handhaven, maar het mag niet leiden tot een totale steun die meer bedragen dan de in de machtigingen vastgelegde steun tijdens een referentieperiode vóór de toetreding. De steun mag evenmin gekoppeld zijn aan de toekomstige productie of leiden tot een verhoging van de productie ten opzichte van de referentieniveaus.

De eerste beschikking met betrekking tot Finland is in 1995 vastgesteld (95/196/EG[4]), en herschikt bij Beschikking 2002/404/EG[5] en Beschikking C(2009)3067. Het maximaal toegestane bedrag is momenteel 358 miljoen EUR per jaar.

De eerste beschikking met betrekking tot Zweden is in 1996 vastgesteld (96/228/EG[6]) en herschikt bij Beschikking C(2010)6050. Het maximaal toegestane jaarlijkse bedrag is 318,67 miljoen SEK (ongeveer 35,41 miljoen EUR: de in dit verslag gebruikte wisselkoers is 9,0 SEK/EUR).

2.3.        Gebieden die onder de steun vallen

De onder de steunregeling vallende gebieden zijn in de respectieve beschikkingen gedefinieerd en omvatten de landbouwarealen ten noorden van 62°NB en bepaalde aangrenzende gebieden ten zuiden van deze breedtegraad die te kampen hebben met vergelijkbare klimatologische omstandigheden die de landbouwactiviteiten bijzonder moeilijk maken. De factoren waarmee rekening is gehouden bij de vaststelling van de gebieden zijn de geringe bevolkingsdichtheid (ten hoogste 10 inwoners/km2), het aandeel van de oppervlakte cultuurgrond (OCG) in de totale oppervlakte (< 10%), het voor de teelt van gewassen voor menselijke voeding gebruikte deel van de OCG (≤ 20%) en de gemeenten die worden ingesloten door andere gemeenten binnen de eerdergenoemde gebieden (zelfs wanneer deze gemeenten niet aan dezelfde eisen voldoen).

In Finland bestrijken de huidige gebieden waar steun wordt verleend 1 417 140 hectaren (ha) van de OCG (55,5% van de totale OCG) en in Zweden 335 676 ha van de OCG (11% van de totale OCG[7]).

Figuur 1: Finse (C1‑C4) en Zweedse (1‑3) gesteunde gebieden

2.4.        Verband met de productie

De steun is beperkt tot de specifieke landbouwsectoren, die in de respectieve beschikking voor elke lidstaat zijn gedefinieerd.

De steun wordt verleend op basis van productie‑eenheden, ofwel grootvee‑eenheden (GVE) of ha, met uitzondering van de steun voor de productie en het vervoer van melk, waarbij de steun wordt berekend op basis van de geleverde en vervoerde hoeveelheden. De Finse steun voor rendieren wordt per dier vastgesteld.

Zoals hierboven uiteen is gezet, mag de steun niet gekoppeld zijn aan de toekomstige productie of leiden tot een verhoging van de productie ten opzichte van de referentieperiode. De referentieperiodes zijn per sector vastgelegd in de respectieve beschikking voor elke lidstaat. De referentiehoeveelheid voor de melkproductie in Finland is verschillende malen aangepast aan GLB‑gerelateerde ontwikkelingen in de melksector. In de evaluatie van de Finse en Zweedse steunregelingen over de periode 2009‑2010 zijn de individuele GLB‑melkquota evenwel ontkoppeld van de uitgekeerde steun. In plaats daarvan is een beperking ingevoerd om dergelijke steun niet uit te keren voor de hoeveelheid melk in het gebied dat onderworpen is aan de overschotheffing op grond van de melkquotaregeling.

3.           LAATSTE ONTWIKKELINGEN IN DE STEUNREGELING VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN

3.1.        Evaluatie van de steunregeling

Na meer dan 10 toepassingsjaren is de Commissie een evaluatie van de steunregeling gestart, die in 2007 is afgesloten[8]. In de evaluatie is onderzoek gedaan naar de mate waarin de doelstellingen van de regelingen zijn behaald, de mogelijke neveneffecten, de vraag of de instrumenten nog altijd afdoende en gerechtvaardigd zijn, en de doeltreffendheid, doelmatigheid en de relevantie van de steun.

De resultaten van de evaluatie wijzen erop dat de steunregelingen:

· hebben bijgedragen aan de instandhouding van de landbouwactiviteiten, de productie en het grondgebruik in de betrokken regio´s;

· nog altijd nodig zijn om de doelstellingen van artikel 142 te halen wat de instandhouding van de landbouwactiviteit in de betrokken regio´s betreft, en daarom van belang blijven;

· kunnen worden hervormd (vereenvoudigd).

Op basis van de aanbevelingen in de evaluatie en de productieontwikkelingen stelden beide lidstaten voor om hun respectieve regelingen te herzien.

3.2.        Hervorming van de steunregelingen

Het doel van de evaluatie van de beschikkingen was om de regelingen te vereenvoudigen en de machtigingen in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van de Akte van Toetreding.

Wat de vereenvoudiging betreft, werden in de in 2009 en 2010 afgesloten herschikkingen verschillende productiesectoren gehergroepeerd en werden de maximale gemiddelde steunpercentages gespecificeerd voor respectievelijk alle Finse en Zweedse steungebieden. Voor die tijd werd de steun in de beschikkingen gedifferentieerd naar regio en productie‑eenheid. In die context kregen de nationale autoriteiten de opdracht de specifieke voorwaarden en nauwkeurig omschreven criteria vast te stellen op basis van de mate van de natuurlijke handicap om de steunbedragen te differentiëren. Beide landen hebben de objectieve criteria die verband houden met de ernst van de natuurlijke handicaps aan de Commissie meegedeeld.

Met betrekking tot de aanpassing van de machtigingen aan de doelstellingen in de Akte van Toetreding, wees de evaluatie van de productie en de toegestane betalingen uit dat de productie in de Finse steungebieden over het algemeen in stand is gebleven, hoewel binnen het gebied een zekere verplaatsing naar het zuiden heeft plaatsgevonden. In een aantal sectoren, in het bijzonder de varkens‑ en pluimveesector, is de productie echter aanzienlijk gestegen, deels dankzij de steun. Dit gegeven, samen met ontwikkelingen in de andere betalingen aan het steungebied, zorgde voor een daling van het maximaal toegestane jaarlijkse bedrag voor Finland van 448,59 miljoen EUR naar 358 miljoen EUR. Bovendien is de steun voor de varkens‑ en pluimveesector losgekoppeld van het soort productie.

De evaluatie wees verder uit dat de productieniveaus in de Zweedse steungebieden waren gedaald – in het bijzonder in de melksector, de sector waarvoor de meeste steun wordt verleend. Dit duidde op onvermogen om de doelstellingen van artikel 142, namelijk de landbouwproductie in stand te houden, te verwezenlijken. Daarom wordt bij de herziening van de in 2010 afgesloten beschikking op basis van het voorstel van de Zweedse autoriteiten toegestaan de steun specifiek te richten op het handhaven van de productie om deze neergang een halt toe te roepen.

4.           STEUN VOOR DE NOORDELIJKE GEBIEDEN IN FINLAND IN DE PERIODE 2006‑2010

4.1.        Verleende machtigingen

Aan het begin van de vijfjarige periode werd Finland bij Beschikking C(2002)404 gemachtigd jaarlijks een totaalbedrag aan steun van 448,59 miljoen EUR te verlenen. In de beschikking zijn de toegestane steun en de productiefactoren per subregio gespecificeerd (niet weergegeven). Bij Beschikking C(2009)3067 (gewijzigd bij Beschikking C(2009)9122), die met ingang van 1 januari 2009 van kracht was, werd steun zoals vermeld in tabel 1 toegestaan. De bepaling aangaande melk is sinds 1 april 2009 van toepassing en de bepalingen aangaande herkauwers, tuinbouw, akkerbouwgewassen en overige steun zijn sinds 1 januari 2010 van toepassing.

Tabel 1: Jaarlijks toegestane steun overeenkomstig Beschikking C2009/3067/EG

|| Max. toegestane gemiddelde steun / eenheid || Eenheid || Max. toegestane steun (in EUR) || Max. aantal in aanmerking komende productiefactoren

1. MELK || 10,9 || cent/kg || 193,7 || 1 776 765 t[9]

2. HERKAUWERS || || €/GVE || 73,7 ||

Runderen || 412 || || || 179 160 GVE

Ooien, geiten || 533 || ||

Paarden || 277 || ||

3. VARKENS EN PLUIMVEE[10] || 266 || €/GVE || 37,0 ||

4. TUINBOUW || || || 25,4 ||

Broeikassen || 11,3 || €/m2 || || 202,9 ha

Opslag van tuinbouwproducten || 18,5 || €/m3 || ||

5. AKKERBOUWGEWASSEN || || €/ha || 58,3 ||

Algemene op het aantal hectaren gebaseerde steun || 37 || || || 881 825 ha

Steun voor bepaalde gewassen[11] || 145 || || || 62 475 ha

Steun aan jonge landbouwers || 36 || || ||

6. OVERIGE STEUN || || || 14,9 ||

Rendieren || 36 || €/per dier || || 171 100 dieren

Compensatie voor de door carnivoren aangerichte schade aan de rendierhouderij[12] || || || ||

Steun voor het vervoer van melk en vlees || || || ||

Beschermende voorzieningen voor het vee || || || ||

Opslag van wilde besvruchten en paddenstoelen || 0,10–0,42 || €/kg || ||

Overige steun[13] || || || ||

Totaal || || || 358 ||

4.2.        Uitgekeerde steun

Steun voor de noordelijke gebieden

Gedurende de jaren 2006‑2009 bedroeg de totale jaarlijkse steun ongeveer 326 miljoen EUR (van de toegestane 448,59 miljoen EUR), terwijl de steun in 2010 steeg naar 338 miljoen EUR (van de toegestane 358 miljoen EUR) (Tabel 2).

Tabel 2: Verleende steun voor de noordelijke gebieden in Finland (miljoen EUR)

Ondersteunde sector || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010

Melk || 159 || 159 || 159 || 159 || 161

Herkauwers || 65 || 66 || 66 || 68 || 71

Varkens en pluimvee || 36 || 35 || 35 || 33 || 32

Tuinbouw || 21 || 20 || 21 || 20 || 22

Akkerbouwgewassen || 42 || 43 || 42 || 41 || 42

Andere steun || 3,5 || 3,7 || 4 || 4,2 || 11

Totaal || 326,7 || 326,6 || 326,5 || 325,8 || 338,1

Samengevat zijn bij de jaarlijks toegekende steun voor de noordelijke gebieden in Finland de maximumniveaus in de beschikkingen gerespecteerd. Opgemerkt moet worden dat, voor die sectoren waar de totale productie het toegestane aantal in aanmerking komende productiefactoren oversteeg, een evenredige vermindering van de steun per eenheid productiefactor is toegepast om het financiële plafond in de beschikking te respecteren.

Totaal aan steun in de noordelijke steungebieden

De landbouw in de noordelijke steungebieden profiteert ook van door de EU gefinancierde instrumenten, met name van de twee pijlers van het GLB. Van de maatregelen in de tweede pijler, zijn vooral de steun in de probleemgebieden (PG's) en de agromilieusteun in de landbouw van bijzonder belang voor de landbouwsector in de steungebieden. Bij Beschikking C 2000/405[14] is het plafond van de totale jaarlijkse steun in het steungebied vastgesteld op 1118,9 miljoen EUR (niveau van 1993). Uit tabel 3 blijkt dat bij de uitgekeerde steun in het steungebied in de jaren 2006‑2010 het plafond, zoals vastgelegd in de beschikking, is gerespecteerd.

Tabel 3: Overzicht van de totale jaarlijkse in Finland uitgekeerde steun, inclusief EU‑steun (miljoen EUR)

Aard van de uitgekeerde steun: || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010

Rechtstreekse steun, volledig door de EU gefinancierd || 350,3 || 278,9 || 281,3 || 283,8 || 278,5

PG's, inclusief nationale toeslagen || 308,7 || 309,1 || 309,5 || 308,9 || 308,1

Agromilieusteun || 164,9 || 153,5 || 162,7 || 164,6 || 167,1

Steun voor de noordelijke gebieden[15] || 326,7 || 326,6 || 326,5 || 325,8 || 338,1

Totaal || 1 150,6[16] || 1 068,1 || 1 080,6 || 1 083,1 || 1 092,6

4.3.        Productievolumes in de noordelijke steungebieden

Melksector

Bijna 80% van de Finse melk wordt geproduceerd in het steungebied. Het aandeel is de afgelopen vijf jaar vrij stabiel geweest, met over het algemeen genomen een lichte stijging naar het einde van de periode. De productie is evenwel geconcentreerd in het C2‑gebied.

Gedurende de vijfjarige periode was de melkproductie in de jaren 2006/2007 op haar hoogst en in het verkoopseizoen 2008/2009 op haar laagst (1 813 vs. 1 756 duizend ton). De productie lag in drie verkoopseizoenen hoger dan het vastgestelde referentieniveau: in 2006/2007, 2009/2010 en 2010/2011. Het overschot in 2010/2011 was ongeveer 1,5%.

Figuur 2 Ontwikkeling van de melkproductie gedurende de verkoopseizoenen 2006/2007‑2010/2011 in de Finse noordelijke gebieden waar steun wordt verleend

Herkauwers

In de herziene beschikking van 2009 voor de toegekende steun, werden de productiefactoren voor runderen, ooien, geiten en paarden gegroepeerd. Binnen deze groep vertoonde de rundveehouderij een lichte stijging, terwijl de productie van ooien, geiten en paarden enigszins terugliep.

De rundvleesproductie in het betrokken gebied varieerde in de vijfjarige periode. Het niveau van 2010 is ongeveer 2% lager dan het niveau in 2006, terwijl het niveau in de rest van Finland met 8,8% is gedaald. Het aantal zoogkoeien nam overal in Finland toe, maar met 55% vond de meeste groei plaats in gebied C. De overige herkauwers bleven redelijk stabiel in de periode 2006‑2010. De algehele productie van herkauwers bestond in 2010 uit 173 774 GVE, dat is nog altijd 3% onder het toegekende maximumniveau van de gesteunde productie.

Figuur 3 Ontwikkeling van de productie van herkauwers in de periode 2006-2010 in de Finse noordelijke steungebieden

Varkens en pluimvee

De productie van varkens en pluimvee was reeds vóór deze periode van vijf jaar aanzienlijk toegenomen en overschreed het referentieniveau gedurende verscheidene jaren met 50 tot 70%. De productie van varkensvlees is geconcentreerd in graanproducerende gebieden in de meest zuidelijke deelgebieden waar steun wordt verleend. De varkenproductie bedroeg in 2006 90,9 miljoen kg en bleef de jaren daarop toenemen tot 93,6 miljoen kg in 2010. De pluimveeproductie is eveneens geconcentreerd in de meest zuidelijke steungebieden. Ook daar groeide de productie bijna voortdurend, van 34,6 naar 40,4 miljoen kg in de periode van 2006 tot 2010. De steun aan deze groep werd vanaf 2009 losgekoppeld van de productie en het steunniveau werd bevroren op dat van 2007. Bovendien voorziet de beschikking in een bovengrens voor de productie in landbouwbedrijven die "ontkoppelde" steun ontvangen op het niveau van 2007 (139 200 GVE). De productie in 2010 bedroeg 135 066 GVE of 97% van het voor 2007 vastgestelde niveau.

Tuinbouw

De tuinbouwproductie is een kleine niche-productietak in Finland, met een beperkt aantal kasteelbedrijven, die 6% van de steun uitmaakt. 72% van de productie is voor rekening van regio C1. Het jaarlijkse tuinbouwproductiegebied schommelde tijdens deze periode van vijf jaar van 207 tot 211 ha en overschreed dus lichtjes het referentieniveau van 203 ha (met maximaal 8 ha of 4% van het referentieniveau).

Akkerbouwgewassen

De steun voor akkerbouw in de noordelijke gebieden behelst "algemene op het aantal ha gebaseerde steun", "steun aan jonge landbouwers" en "steun voor bepaalde gewassen", zoals omschreven in de beschikking. Wat de "algemene op het aantal ha gebaseerde steun" betreft, bleef de OCG waarvoor in het gebied steun werd verleend erg stabiel gedurende de periode van vijf jaar (630 000-650 000 ha), hoewel de OCG in vergelijking met het referentieniveau van vóór de toetreding aanzienlijk afnam (met 30%). Voor "steun aan jonge landbouwers" is er in de beschikking geen maximumniveau voor de in aanmerking komende productiefactoren vastgesteld en kan er geen vergelijking worden gemaakt. Met betrekking tot de "steun voor bepaalde gewassen", overschreed het onder de steunregeling vallende gebied het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren in 2010 met 60%. Deze productiepiek voor "bepaalde gewassen" was te wijten aan een wijziging in de marktsituatie die heeft geleid tot een grotere vraag naar oliehoudende zaden in 2010. Tarwe vertegenwoordigt 35 à 45% van het productiegebied en de productie bleef stabiel gedurende deze periode van vijf jaar.

Overige steun

De rendierproductie bleef redelijk stabiel, variërend van 151 589 tot 154 971 dieren tijdens de vijfjarenperiode, wat 10% minder is dan het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren als bepaald in de beschikking. Het resterende deel van de "overige steun" is niet rechtstreeks gekoppeld aan productie.

Conclusies met betrekking tot de productievolumes

Samengevat is de totale productie van de ondersteunde sectoren tijdens deze periode van vijf jaar gestegen in het steungebied en overschreed ze het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren voor melk, tuinbouw en "bepaalde gewassen". Deze overschrijding was minder groot voor melk en tuinbouw (1 à 4% voor de hele periode), maar aanzienlijk voor "bepaalde gewassen" in 2010 (60%). De toename van de productie waarvan melding is gemaakt, is niet enkel toe te schrijven aan de steun, aangezien het steunniveau per eenheid pro rata werd verlaagd in de sectoren waar het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren werd overschreden.

4.4.        Ontwikkeling van de landbouweconomie in het noordelijke steungebied

In 2010 waren er in Finland 62 300 landbouwbedrijven, waarvan 58% zich in steungebieden bevond; dit is een daling van 9% t.o.v. 2006, zowel op nationaal vlak als op het niveau van het steungebied. De OCG bleef dezelfde, maar het aantal hectare per bedrijf nam toe, wat wijst op een structurele aanpassing. De bedrijven met de kleinste oppervlakte bevinden zich in de noordelijkste steungebieden. De productie kon worden gehandhaafd hoewel dit in de noordelijkste gebieden ondanks de hogere steunniveaus voor zowel de dierlijke als de plantaardige productie moeilijker blijkt te zijn.

De steun is belangrijk voor de inkomensvorming van de landbouwbedrijven in de regio; bijna twee derde van het inkomen van de exploitanten van landbouwbedrijven hangt ervan af. Het steunbedrag per bedrijf is gestegen, in het bijzonder voor de dierlijke productie. De reden hiervoor is vooral de structurele ontwikkeling. De dierlijke productie is gestegen in het noorden; ze maakte meer dan 80% van de landbouwomzet uit.

In de periode 2006-2010 schommelde de verhouding steun voor de noordelijke gebieden/netto bedrijfstoegevoegde waarde (NBTW) tussen 0,41 en 0,52. De NBTW per arbeidsjaareenheid (NBTW/AJE) in de regio groeide tussen 2006 en 2007 met bijna 15%, daalde na 2008 opnieuw en bereikte in 2010 een niveau dat 3% hoger lag dan in het begin van de periode.

In bepaalde delen van het steungebied was er een ontvolking van meer dan 4% gedurende de evaluatieperiode en 76% van de gemeenten zag haar bevolkingsaantal dalen, tegenover 44% in het zuiden van Finland. Het aandeel banen in de landbouwsector ligt in het noorden meer dan driemaal hoger dan in het zuiden en is minder afgenomen. Algemeen kan worden gesteld dat er een positieve verandering in de werkgelegenheid heeft plaatsgevonden, maar dat de banen in de grote steden worden gecreëerd en niet in de meer landelijke gebieden.

Dankzij de voortzetting van de landbouwproductie in het steungebied kon een groot deel van de dienstverlening op milieugebied en het open agrarische landschap –een zeldzaamheid in de regio- in stand worden gehouden. De exploitanten van de landbouwbedrijven menen dat de grootste verandering in hun activiteiten de voorbije jaren erin bestond deze activiteiten milieuvriendelijker te maken. In de noordelijke steungebieden ligt er iets meer nadruk op maatregelen met betrekking tot bestrijdingsmiddelen en emissies in de lucht dan in de rest van Finland; in de noordelijkste gebieden krijgen diversiteit en behoud van het landschap veel aandacht.

5.           Steun voor de noordelijke gebieden in Zweden in de periode 2006‑2010

5.1.        Verleende machtigingen

In het begin van de periode van vijf jaar was Zweden op grond van Beschikking 96/228/EG (zoals gewijzigd) gemachtigd 318,67 miljoen Zweedse kroon (SEK) per jaar te betalen (35,41 miljoen EUR). In de beschikking zijn eveneens de steun en de in aanmerking komende productiefactoren die zijn toegestaan per subregio vermeld (niet weergegeven). Vanaf 1 juli 2010 is Zweden op grond van Beschikking C(2010)6050 gemachtigd steun toe te kennen volgens tabel 4 hieronder:

Tabel 4: Toegestane steun/jaar overeenkomstig Beschikking C(2010)6050

|| Max. gemiddelde steun/eenheid[17] || Eenheid || Nationale steun[18] miljoen SEK/jaar || Max. in aanmerking komende productiefactoren

1. Melksector || || || 295,67 || 450 000 t

– Koemelk || 0,73 || SEK/kg

– Geiten[19] – || 500 || SEK/stuk

– Steun voor vervoer van koemelk || 0,039 || SEK/kg

2. Varkens en pluimvee[20] || 1 350 || SEK/GVE || 20,97 || 16 532 GVE

3. Bessen en groenten || 2 800 || SEK/ha || 2,03 || 750 ha

5.2.        Uitgekeerde steun

Steun in de noordelijke gebieden

De totale jaarlijkse bedragen die als steun zijn uitbetaald gingen tijdens de betrokken periode van 263,29 tot 289,89 miljoen SEK (29,25-32,21 miljoen EUR) (tabel 5). De uitgekeerde steun was het laagst in 2009, maar steeg in 2010 na de herziening van de steunregeling.

Tabel 5: Steun in de noordelijke gebieden per sector in miljoen SEK

Sector || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010

Melk || 274,22 || 257,46 || 249,66 || 248,27 || 264,36

Varkens en pluimvee || 14,51 || 14,09 || 12,75 || 13,97 || 14,70

Bessen en groenten || 1,16 || 1,12 || 1,14 || 1,05 || 1,04

Totaal || 289,89 || 272,67 || 263,55 || 263,29 || 280,10

De jaarlijkse steun die in Zweden werd toegekend, respecteerde dus steeds de in de beschikkingen maximaal toegestane steun.

Totale steun in het noordelijke steungebied

De landbouw in de onder de steunregeling vallende gebieden profiteert ook van door de EU gefinancierde instrumenten, met name van de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (tabel 6). Wat de tweede pijler betreft, zijn vooral de steun in de probleemgebieden en de agromilieusteun van bijzonder belang. In Beschikking C(2010)6050 werd geen plafond vastgesteld voor de totale steun aan het steungebied. Het niveau van de EU-steun wordt sinds 2003 ex post opgevolgd.

Tabel 6: Samenvatting van de in Zweden uitgekeerde steun, met inbegrip van EU-steun, in miljoen SEK

Soort steun || 2006 || 2007 || 2008 || 2009 || 2010

Compenserende betalingen (PG's) || 299 || 314 || 309 || 302 || 313

Belangrijkste agromilieusteun (open en gevarieerd landbouwlandschap/wisselbouw) || 270 || 282 || 278 || 276 || 298

Steun in de noordelijke gebieden[21] || 290 || 273 || 264 || 263 || 280

Totaal || 860 || 869 || 850 || 841 || 891

De totale gecombineerde steun varieert van jaar tot jaar, zonder dat er sprake is van een consistente trend, en bleef binnen dezelfde grootteorde sinds 1997.

5.3.        Productievolumes in de steungebieden

Melksector

De melkproductie is in het steungebied gedurende de betrokken periode met 11% teruggevallen (figuur 4), tegenover 8% voor het gehele land. De sterkste daling was voor rekening van het zuidelijkste steungebied, met 20%. De productie neemt nog steeds verder af en het is te vroeg om conclusies te trekken over de effecten van de herziene steuntoekenning.

De informatie over de steun die werd uitgekeerd voor het vervoer van melk van de landbouwbedrijven naar het eerste verzamelcentrum is niet precies genoeg om op te nemen in dit verslag.

Figuur 4: Gesteunde melkproductie (met inbegrip van geitenmelk) in 2006-2010 in het Zweedse steungebied. Het referentieniveau is het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren die zijn vastgesteld in Beschikking C(2010)6050

Varkens en pluimvee

De productie is vrij stabiel gebleven, maar ligt ver onder het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren (16 532 GVE) en ligt ook lager dan de vorige periode van vijf jaar, toen de productie ongeveer 13 500 GVE bedroeg. Het aantal steun ontvangende GVE's in de sector varkens en pluimvee benaderde 11 500, of ongeveer 70% van het maximum.

Bessen en groenten

Het aantal hectare voor de bessen- en groentenproductie waarvoor steun werd verleend, daalde van 414 naar 376 ha tijdens de betrokken periode. De productie schommelde de afgelopen tien jaar rond deze niveaus en is slechts ongeveer de helft van het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren.

Conclusies met betrekking tot de productievolumes

Voor melk zijn de productievolumes tijdens de periode van vijf jaar afgenomen. De twee andere sectoren bleven vrij stabiel, hoewel de productie van jaar tot jaar varieert. Alle sectoren bevinden zich ver onder het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren.

5.4.        Ontwikkeling van de landbouweconomie in het steungebied

Het Zweedse steungebied wordt gekenmerkt door een lage bevolkingsdichtheid, een beperkt potentieel voor economische ontwikkeling en ongunstige landbouwomstandigheden. Typerend voor de structuur van de landbouwbedrijven zijn de kleinere velden, die meer verspreid liggen en onregelmatiger zijn dan gemiddeld in Zweden. Daardoor zijn de kosten hoger, ook voor het vervoer binnen de bedrijven wegens de afstanden tussen de velden.

De totale landbouwproductieoutput nam af met 10% tijdens de periode van vijf jaar. Het belangrijkste landbouwproduct in het gebied is melk en het aantal producenten daalde van 1 523 naar 1 056; sinds 2001 is dat aantal met meer dan de helft gedaald. Het aandeel van de gesteunde gebieden in het totale aantal koemelkproducenten in Zweden bedroeg ongeveer 19%, terwijl het aandeel in de productie 14% bedroeg, wat wordt weerspiegeld in het gemiddeld aantal koeien per bedrijf: 45,2 tegenover 62,4 in het hele land in 2009. Het bedrijfsinkomen van de melkveehouders is aanzienlijk gedaald.

De productie van slachtvarkens nam in de betrokken periode af tot 67 producenten in 2010, en is zeer beperkt in subregio 1. Het aantal bedrijven dat steun heeft ontvangen voor zeugen, daalde van 74 naar 60, hoewel het aantal zeugen met 20% toenam, wat wijst op een structurele aanpassing.

In het steungebied, dat in grote mate bebost is, draagt het landbouwareaal bij tot de instandhouding van een open landschap en op die manier tot een grotere biodiversiteit en een mooier uitzicht. De oppervlakte grond die wordt gebruikt voor wisselbouw daalde daarentegen met 12% in de periode van vijf jaar; de oppervlakte grasland met 40%. In de steungebieden zijn de agrarische productiemethoden minder intensief daar grasland de belangrijkste vorm van agrarisch grondgebruik is. Op grasland worden normaliter slechts weinig meststoffen en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Dit draagt ertoe bij dat de landbouwactiviteiten er minder negatieve milieueffecten hebben dan in andere delen van het land.

Tijdens de periode 2000-2009 was de bevolkingstoename in het steungebied kleiner dan in de rest van het land, met een daling van 5,5% in de meest landelijke gebieden. Het aantal in de landbouw werkzame personen daalde in het steungebied met 15,2% in de periode 2000-2008, terwijl de tewerkstelling in de sector bosbouw steeg.

6.           CONCLUSIES

Dit verslag geeft een overzicht van de in de noordelijke gebieden verleende steuntoekenningen aan Finland en Zweden in de periode van 2006 tot 2010 en van de bereikte resultaten. Het is samengesteld op basis van de gegevens die de autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 143, lid 2, van de Toetredingsakte hebben verstrekt.

6.1.        Finland

Wat de uitvoering van de steunregeling voor de noordelijke gebieden in Finland betreft, merkt de Commissie het volgende op :

1.           Inachtneming van de door de machtigingen van de Commissie maximaal toegestane steun: het totale bedrag van de uitbetaalde steun en de totale steun in de noordelijke steungebieden tijdens de periode 2006-2010 was in overeenstemming met de maximaal toegestane steun en de referentieniveaus zoals vastgesteld in de respectieve Beschikkingen C(2009)3067 en 2002/404/EG van de Commissie.

2.           Inachtneming van het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren: de totale productie in het steungebied overschreed het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren voor melk, tuinbouw en "bepaalde gewassen". Teneinde de respectieve totale toegestane steunbedragen niet te overschrijden, heeft Finland een evenredige vermindering van de steun per eenheid productiefactor toegepast. Dit systeem heeft er wel voor gezorgd dat de verplichting van het land met betrekking tot de maximale totale uitbetaalde steun steeds werd nagekomen, maar kon niet voorkomen dat de steunregeling werd uitgebreid, zij het in beperkte mate, naar de hele productie.

3.           Verwezenlijking van de doelstellingen van de steunregeling: algemeen kan worden gesteld dat de steun in de noordelijke gebieden in Finland heeft bijgedragen tot het behoud van de productieniveaus in het betrokken gebied. Desondanks dient nauwlettend te worden toegezien op de uitvoering van de regeling en de criteria die worden toegepast om de steun te differentiëren, aangezien de totale productie in enkele van de gesteunde sectoren is gestegen en er een zuidwaartse verschuiving werd vastgesteld in het noordelijke steungebied.

6.2.        Zweden

Wat de uitvoering van de steunregeling voor de noordelijke gebieden in Zweden betreft, merkt de Commissie het volgende op :

1.           Inachtneming van de door de machtigingen van de Commissie maximaal toegestane steun: de totale uitbetaalde steun in de noordelijke gebieden voor de periode 2006-2010 was in overeenstemming met het plafond dat in de Beschikkingen 96/228/EG en C(2010)6050 van de Commissie werd vastgesteld voor de maximaal toegestane steun.

2.           Inachtneming van het maximum aantal in aanmerking komende productiefactoren: algemeen gezien werd het maximumaantal in aanmerking komende productiefactoren in acht genomen in alle sectoren die steun ontvingen op grond van de regeling voor de noordelijke gebieden.

3.           Verwezenlijking van de doelstellingen van de steunregeling: de in Zweden uitgekeerde steun heeft de productieniveaus niet kunnen handhaven. De herziene Beschikking C(2010)6050 zou deze tendens kunnen ombuigen, maar het is te vroeg om conclusies te trekken over de effecten.

Voor beide landen draagt de voortzetting van de landbouwproductie bij tot de handhaving van een goed beheerd open agrarisch landschap in het beboste noordelijke steungebied. Het behoud van het open landschap is belangrijk voor de biodiversiteit en het algemene uitzicht van het landschap. Op grond van de informatie die door de nationale autoriteiten werd verschaft, oordeelt de Commissie dat de autoriteiten Beschikking 2002/404/EG en Beschikking C(2009)3067, met betrekking tot Finland, en Beschikking 96/228/EG en C(2010)6050, met betrekking tot Zweden, inzake steun aan noordelijke gebieden algemeen gezien op afdoende wijze hebben toegepast.

[1]               PB C 241 van 29.8.1994.

[2]               Finland COM(2002) 102 van 25.2.2002, Zweden COM(2002) 105 van 1.3.2002.

[3]               Finland COM(2007) 459 van 31.7.2007, Zweden COM(2007) 416 van 31.7.2007

[4]               PB L 126 van 9.6.1995, blz. 35.

[5]               PB L 139 van 29.5.2002, blz. 38.

[6]               PB L 76 van 26.3.1996, blz. 29.

[7]               Doordat de definitie van de OCG veranderingen heeft ondergaan, zijn deze cijfers lager dan in het vorige verslag.

[8]               http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/nordic/index_en.htm

[9]               In het verkoopseizoen.

[10]             Ontkoppelde steun. Referentiehoeveelheid ≤ 139 200 GVE´s.

[11]             Granen (met uitzondering van gerst, haver en mengsels), oliehoudende zaden, andere oliehoudende gewassen, eiwitten, vezelgewassen. Suikerbieten, zetmeelaardappelen, appelen in de gebieden C1, C2, C2‑noord. Vollegrondsgroente in de gebieden C1‑C4.

[12]             Maximaal toegestane steun 5 miljoen EUR.

[13]             Skolts, natuurlijke middelen van bestaan, rendierhouderij.

[14]             PB L 154 van 27.6.2000, blz. 23.

[15]             Het referentieniveau was 448,59 miljoen EUR tot 2008 en 358 miljoen EUR na 1 januari 2009.

[16]             Gedurende het kalenderjaar 2006 werd rechtstreekse steun voor de jaren 2005 en 2006 betaald.

[17]             Steun/eenheid kan worden gedifferentieerd naar regio binnen de grenzen van het maximale gemiddelde.

[18]             Maximaal toegestane steun: 318,67 miljoen SEK

[19]             Geiten voor melkproductie (~ 800 kg melk/geit/jaar)

[20]             1 leghen = 0,01; 1 zeug = 0,33; 1 slachtvarken = 0,10 GVE

[21]             Referentieniveau: 318,67 miljoen SEK