52012DC0292

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Eerste verslag van de toepassing van Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking 3052/95/EG /* COM/2012/0292 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Eerste verslag van de toepassing van Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking 3052/95/EG

(Voor de EER relevante tekst)

INHOUDSOPGAVE

1........... INLEIDING.................................................................................................................. 4

2........... ACHTERGROND......................................................................................................... 4

2.1........ Het beginsel van wederzijdse erkenning........................................................................... 5

2.2........ Verordening (EG) nr. 764/2008...................................................................................... 5

3........... TOEPASSING VAN VERORDENING (EG) nr. 764/2008 IN DE PERIODE 2009 – 2012            7

3.1........ Oprichting van productcontactpunten.............................................................................. 7

3.2........ Vaststelling van de lijst van producten.............................................................................. 7

3.3........ Kennisgevingen van de lidstaten...................................................................................... 8

3.4........ Jaarlijkse verslagen van de lidstaten................................................................................. 9

3.5........ Vergaderingen van het Raadgevend Comité voor wederzijdse erkenning........................ 11

4........... VERSPREIDING VAN KENNIS............................................................................... 11

4.1........ De leidraden................................................................................................................. 11

4.2........ Gids voor de toepassing van de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen 12

4.3........ Conferenties, seminars en rondetafeloverleg................................................................... 12

5........... NALEVING VAN DE VERORDENING.................................................................... 13

6........... CONCLUSIES............................................................................................................ 13

1.           INLEIDING

De Commissie ziet, ingevolge artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 764/2008[1] (“de verordening voor wederzijdse erkenning” of “de verordening”), regelmatig toe op de toepassing van dat juridisch instrument.

Dit eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de verordening voor wederzijdse erkenning is opgesteld met inachtneming van het resultaat van de drie vergaderingen van het Raadgevend Comité voor wederzijdse erkenning die tot dusverre zijn gehouden[2], de kennisgevingen van de lidstaten aan de Commissie uit hoofde van artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 2, van de verordening, de informatie uit de jaarlijkse verslagen van de lidstaten aan de Commissie, overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de verordening[3], de inbreng van de nationale productcontactpunten[4], de specifieke inbreng van belanghebbenden, en de door de Commissie ontvangen klachten, petities en parlementaire vragen op dit gebied.

De verordening omschrijft de rechten en verplichtingen binnen het niet-geharmoniseerd gebied van, enerzijds, de nationale autoriteiten en, anderzijds, ondernemingen die producten die in de ene lidstaat legaal in de handel zijn gebracht, in een andere lidstaat willen verkopen, wanneer de bevoegde instanties voornemens zijn om op grond van nationale technische voorschriften beperkende maatregelen ten aanzien van die producten te nemen. Deze wetgeving wordt in het algemeen nuttig geacht; het heeft bijgedragen tot een grotere bekendheid van het beginsel van wederzijdse erkenning. De verordening heeft het bedrijven makkelijker gemaakt om producten die wettig in de ene lidstaat in de handel zijn gebracht, in een andere lidstaat te introduceren.

Het verslag zal laten zien dat de richtlijn over het geheel genomen naar tevredenheid functioneert en momenteel niet hoeft te worden gewijzigd. Het laat ook zien dat problemen bij de uitvoering van de verordening zich met name voordoen bij bepaalde categorieën producten.

2.           ACHTERGROND

Er zijn nog steeds veel technische belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen in de EU. Zij doen zich voor wanneer nationale autoriteiten nationale voorschriften met voorwaarden waaraan producten moeten voldoen (bijvoorbeeld met betrekking tot hun benaming, vorm, afmetingen, gewicht, samenstelling, presentatie, etikettering en verpakking) toepassen op producten die afkomstig zijn uit andere lidstaten, waar zij rechtmatig vervaardigd en/of in de handel zijn gebracht. Tenzij dergelijke voorschriften zijn vastgesteld ter uitvoering van afgeleid EU-recht, vormen zij technische belemmeringen waarop de artikelen 34 en 36 VWEU van toepassing zijn. Dit is zelfs het geval als de voorschriften zonder onderscheid van toepassing zijn op alle producten, ongeacht of zij uit het buitenland of het binnenland komen.

2.1.        Het beginsel van wederzijdse erkenning

Het beginsel van wederzijdse erkenning, dat voortvloeit uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie[5], is één manier om het vrije verkeer van goederen binnen de interne markt te garanderen. Het beginsel van wederzijdse erkenning geldt voor producten waarop geen communautaire harmonisatiewetgeving van toepassing is, alsook voor aspecten van producten die buiten het toepassingsgebied van dergelijke wetgeving vallen.

Het beginsel van wederzijdse erkenning sluit het naast elkaar bestaan van verschillende nationale technische voorschriften binnen de interne markt niet uit. Een lidstaat kan echter de verkoop van goederen die in een andere lidstaat rechtmatig zijn geproduceerd en/of in de handel zijn gebracht in principe niet verbieden, zelfs als die goederen zijn geproduceerd volgens technische of kwalitatieve specificaties die afwijken van de voor de binnenlandse productie geldende specificaties. Lidstaten kunnen alleen onder hele strikte voorwaarden afwijken van deze regel, en maatregelen treffen die toegang van dergelijke goederen tot de nationale markt verbiedt of beperkt.

Het beginsel van wederzijdse erkenning in het niet-geharmoniseerde gebied behelst derhalve een regel en een uitzondering:

· de algemene, door het VWEU gewaarborgde regel, is dat producten die rechtmatig in een lidstaat zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht, recht hebben op vrij verkeer, ongeacht het bestaan, in de lidstaat van bestemming, van een nationaal technisch voorschrift voor die producten;

· de uitzondering is dat dit recht niet geldt voor producten die rechtmatig in een lidstaat zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht, als de lidstaat van bestemming kan aantonen dat toepassing van de eigen technische voorschriften op de betrokken producten nodig is om de in artikel 36 VWEU genoemde redenen (bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, enz.) of wegens dwingende eisen die in de jurisprudentie van het Hof zijn ontwikkeld, en behoudens het evenredigheidsbeginsel.

2.2.        Verordening (EG) nr. 764/2008

Tot voor kort vormde de algemene rechtsonzekerheid over de bewijslast een aanzienlijke belemmering voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning. Onder andere daarom is Verordening (EG) nr. 764/2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG vastgesteld.

De verordening bestrijkt niet het hele werkingsgebied van het beginsel van wederzijdse erkenning, noch was dit de bedoeling. Het stelt de regels en procedures vast die de bevoegde autoriteiten van een lidstaat in acht moeten nemen wanneer zij een besluit overeenkomstig de nationale technische voorschriften nemen of voornemens zijn te nemen dat een belemmering zou kunnen vormen voor het vrije verkeer van een in een andere lidstaat rechtmatig in de handel gebracht en onder de werkingssfeer van artikel 34 VWEU vallend product.

Nationale autoriteiten moeten derhalve de verordening toepassen als de te nemen bestuurlijke beslissing:

1)      betrekking heeft op een product dat rechtmatig in een andere lidstaat in de handel is gebracht;

2)      betrekking heeft op een product dat niet is onderworpen aan geharmoniseerde EU-recht;

3)      is gericht op marktdeelnemers;

4)      is gebaseerd op een technisch voorschrift; en

5)      als direct of indirect gevolg heeft dat het product:

a)       niet in de handel mag worden gebracht;

b)      wordt aangepast of wordt onderworpen aan aanvullend onderzoek voordat het in de handel mag worden gebracht of gehouden; of

c)       uit de handel wordt genomen.

De verordening legt de bewijslast bij de nationale autoriteit die voornemens is de markttoegang van een product te weigeren. Deze moet de technische of wetenschappelijke reden voor het besluit het product de toegang tot de markt te ontzeggen, schriftelijk vastleggen. De betrokken marktdeelnemer krijgt de gelegenheid zich te verweren en de bevoegde instanties goed onderbouwde argumenten voor te leggen.

De verordening vermindert door de oprichting van 'productcontactpunten' in elke lidstaat ook het risico voor bedrijven dat hun producten de toegang tot de markt in een lidstaat van bestemming wordt geweigerd.

De verordening volgt zodoende een tweeledige benadering van transparantie gecombineerd met efficiëntie: transparantie wat betreft de tussen bedrijven en nationale autoriteiten uit te wisselen informatie, en efficiëntie door het vermijden van dubbel werk bij onderzoek en controles. De preventieve dialoog tussen bedrijven en instanties maakt ten volle gebruik van de bestaande middelen om problemen op het gebied van vrij verkeer in der minne te schikken en effectief op te lossen, en kan worden gezien als de spil van de verordening.

De vermindering van informatiekosten (door nationale technische voorschriften toegankelijker te maken voor het mkb, bijvoorbeeld), waardoor het makkelijker is geworden om gebruik te maken van het recht op vrij verkeer en wederzijdse erkenning van goederen, wordt gezien als de belangrijkste bijdrage van de verordening betreffende wederzijdse erkenning[6].

De verordening betreffende wederzijdse erkenning is in alle 27 lidstaten van toepassing. Vaststelling in het kader van de EER-overeenkomst was tijdens de opstelling van dit verslag nog hangende. In de betrekkingen tussen de EU en Turkije geldt het beginsel van wederzijdse erkenning wel[7] maar de verordening betreffende wederzijdse erkenning niet[8].

3.           TOEPASSING VAN VERORDENING (EG) nr. 764/2008 IN DE PERIODE 2009 – 2012

Gedurende de desbetreffende periode heeft de Commissie toegezien op de uitvoering van de verordening in de lidstaten, hoofdzakelijk maar niet uitsluitend op grond van kennisgevingen en verslagen die door de lidstaten aan de Commissie zijn gestuurd. Ook heeft zij de vergaderingen van het Raadgevend Comité belegd.

De Commissie heeft ook specifieke maatregelen genomen ter vergroting van de bekendheid, bij het brede publiek, van het beginsel van wederzijdse erkenning en de verordening betreffende wederzijdse erkenning in de eengemaakte markt.

3.1.        Oprichting van productcontactpunten

Artikel 9, leden 1 en 2, voorzien er respectievelijk in dat lidstaten productcontactpunten aanwijzen, en dat de Commissie een lijst met contactgegevens bekendmaakt en regelmatig bijwerkt.

3.2.        Vaststelling van de lijst van producten

Artikel 12, lid 4, verplicht de Commissie tot de bekendmaking van een niet-limitatieve lijst van producten die niet het onderwerp zijn van communautaire harmonisatiewetgeving.

De contactgegevens van de productcontactpunten zijn in het Publicatieblad bekendgemaakt[9]. Deze gegevens zijn, samen met de database met de lijst producten die niet onderhevig zijn aan communautaire harmonisatiewetgeving, nu ook online beschikbaar[10], ter vergemakkelijking van de uitwisseling van informatie tussen het bedrijfsleven, de productcontactpunten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

3.3.        Kennisgevingen van de lidstaten

Nationale autoriteiten moeten uit hoofde van artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 2, van de verordening marktdeelnemers en de Commissie in kennis te stellen van besluiten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1[11], en andere besluiten tot vaststelling van de tijdelijke schorsing van het in de handel brengen van een product. Van 13 mei 2009 (de inwerkingtreding van de verordening) tot 31 december 2011 heeft de Commissie 1524 kennisgevingen uit hoofde van artikel 6, lid 2, ontvangen, en geen enkele uit hoofde van artikel 7, lid 2.

90% van deze kennisgevingen betreft werken van edelmetaal, de rest betrof een verscheidenheid aan producten: levensmiddelen (of levensmiddelenadditieven/geneesmiddelen), energiedranken en elektrische apparatuur.

Tot dusverre zijn de kennisgevingen uit zeven lidstaten afkomstig. 1378 van de kennisgevingen komen echter uit dezelfde lidstaat, en betreffen werken van edelmetaal.

Naar het oordeel van de Commissie, en zoals verder uitgewerkt in punt 3.4 hieronder, wijst dit erop dat de lidstaten niet alle door hen uit hoofde van artikel 6, lid 2, en artikel 7 van de verordening genomen besluiten doorgeven.

De Commissie meent dat het hoge aantal kennisgevingen met betrekking tot edelmetalen het gevolg is van het feit dat veel lidstaten permanente, lang geleden opgerichte controleorganen (keurbureaus) hebben, die zich specifiek toeleggen op het onderzoeken, keurmerken en controleren van voorwerpen van edele metalen.

Er wordt nog eens op gewezen dat de Commissie in het verleden twee verschillende voorstellen heeft gedaan in verband met de harmonisatie van nationale wetgeving op het gebied van werken van edelmetaal. Het eerste voorstel[12] werd gedaan in 1975 en ingetrokken in 1977. Het meest recente voorstel[13] werd gedaan in 1993. Een aantal lidstaten (namelijk de lidstaten met een verplicht keurmerksysteem) hield voet bij stuk in hun verzet tegen deze voorstellen, en een aanzienlijk aantal lidstaten bleef zich zelfs na de introductie van een gewijzigd voorstel in 1994 verzetten. In de loop van de daaropvolgende jaren kon geen overeenstemming worden bereikt; op 24 maart 2005 is het voorstel dan ook ingetrokken.

In het licht van daaropvolgende uitspraken van het Hof van Justitie op dit gebied[14] werd duidelijk dat het in de handel brengen van uit één lidstaat geïmporteerde werken van edelmetaal met een keurmerk van een gegarandeerd onafhankelijke instantie van een andere lidstaat die voldoende informatie aan consumenten verstrekt, toegestaan zou moeten worden. Er moet geen onderscheid gemaakt te worden tussen goedgekeurde keurmerken op in de lidstaat van bestemming geproduceerde waren, en keurmerken van hetzelfde type op artikelen die uit andere lidstaten zijn geïmporteerd.[15]

Bij gebrek aan geharmoniseerde communautaire wetgeving kan vrij verkeer van werken van edelmetaal tussen lidstaten derhalve worden bereikt door dezelfde methode voor wederzijdse erkenning toe te passen als is gevolgd in het arrest Houtwipper[16]. De Commissie is daarom momenteel niet voornemens verdere harmonisatie op dit gebied voor te stellen.

Gezien de gedeeltelijke harmonisatie op het gebied van voedingsmiddelen, voedingsmiddeladditieven en geneesmiddelen, is het mogelijk dat er verschillen bestaan tussen nationale wetgeving die van invloed kunnen zijn op het vrije verkeer van die producten, zoals het feit dat bepaalde producten in de ene lidstaat als geneesmiddel worden geclassificeerd, en in een ander als voedingsmiddel, het gebruik van substanties anders dan vitamines of mineralen bij de bereiding van voedingssupplementen, enz. Verdere harmonisatie in die sectoren staat op de agenda.

3.4.        Jaarlijkse verslagen van de lidstaten

Volgens artikel 12, lid 1, van de verordening moet elke lidstaat jaarlijks een verslag over de uitvoering van deze verordening aan de Commissie zenden. Dat verslag dient op zijn minst informatie te bevatten over het aantal schriftelijke kennisgevingen uit hoofde van artikel 6, lid 1, en over de betrokken typen producten; toereikende informatie over de overeenkomstig artikel 6, lid 2, genomen besluiten, met inbegrip van de gronden waarop het besluit werd genomen en de betrokken producttypes; en het aantal uit hoofde van artikel 6, lid 3, genomen besluiten, dat wil zeggen voorgenomen negatieve besluiten waarvan uiteindelijk wordt afgezien, en de betrokken producttypes.

Tot dusver hebben de lidstaten drie zulke verslagen aan de Commissie voorgelegd: een eerste verslag over de uitvoering van de verordening van mei 2009 tot mei 2010, een tweede over de periode van 2010 tot 2011, en een aanvullend verslag dat de periode tot en met 31 december 2011 bestrijkt. Vanaf dat moment worden verslagen verwacht die hele kalenderjaren bestrijken.

De Commissie stelde voor dat naast de hierboven genoemde informatie ook de volgende gegevens worden verstrekt:

· een analyse van het soort producten en/of de sectoren waarin de verordening het vaakst werd toegepast;

· informatie over de structuur en het functioneren van de productcontactpunten (personeelsbezetting, aantal en aard van de informatieaanvragen, gerezen problemen enz.);

· een beoordeling van eventuele moeilijkheden bij de toepassing van de verordening en voorstellen voor verbetering; en

· een evaluatie van het effect dat de verordening heeft op de praktische toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

Uit deze verslagen kunnen de volgende belangrijkste conclusies worden getrokken.

1)           De lidstaten zijn bijna unaniem positief over de mate waarin de verordening de bewustzijn van het beginsel van wederzijdse erkenning heeft verhoogd bij bedrijven die deelnemen aan grensoverschrijdende handel binnen de EU.

2)           Het merendeel van de besluiten en door de nationale instanties ontvangen informatieverzoeken en klachten betreft specifieke typen goederen: werken van edelmetaal, levensmiddelen, levensmiddelenadditieven en voedingssupplementen, producten voor de bouw, meststoffen, reserveonderdelen voor auto´s, elektrische producten, en bronwater.

3)           De nationale autoriteiten geven inderdaad niet altijd de door hen genomen negatieve besluiten aan de Commissie door. Mogelijke oorzaken voor deze situatie zijn onder meer:

– dat sommige gedecentraliseerde lidstaten regionale of lokale instanties hebben die negatieve besluiten kunnen nemen (en ook daadwerkelijk nemen) die zij noch aan de centrale regering (die de jaarlijkse rapportage opstelt) noch aan de Commissie doorgeven.

– het klaarblijkelijke bestaan van misverstanden over de reikwijdte van de verordening[17], en over de plaats die de verordening inneemt tussen andere EU-wetgeving[18]. hierdoor zijn een aantal door lidstaten genomen negatieve besluiten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van de verordening niet als zodanig beschouwd, en daarom ook niet aan de Commissie gemeld.

Daarnaast wordt enige mate van onzekerheid over hoe en wanneer wederzijdse erkenning in de praktijk toe te passen vaak door bedrijven, productcontactpunten en nationale instanties genoemd. Verdere verspreiding van informatie zoals uiteengezet in punt 4 hieronder lijkt de meest geschikte manier om dit probleem aan te pakken. Toch kan de Commissie niet anders dan het bepaalde in artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 2, van de verordening herhalen, namelijk dat nationale autoriteiten verplicht zijn alle door hen uit hoofde van de verordening betreffende wederzijdse erkenning genomen besluiten gelijktijdig aan de Commissie en de desbetreffende marktdeelnemer ter kennis te stellen.

3.5.        Vergaderingen van het Raadgevend Comité voor wederzijdse erkenning

Gedurende de drie tot nu toe gehouden vergaderingen van het bij artikel 13 van de verordening opgerichte Raadgevend Comité voor wederzijdse erkenning is de toepassing van dit wetgevingsinstrument door de Commissie en de vertegenwoordigers van de lidstaten[19] besproken.

De belangrijkste punten van discussie tijdens deze eerste drie vergaderingen waren de door de Commissie opgestelde leidraden (zie punt 4.1 hieronder), de rol van productcontactpunten, de lijst van producten waarop de verordening van toepassing is, vraagstukken aangaande informatieverplichtingen, moeilijkheden die zich hebben voorgedaan bij de toepassing van de verordening, en de beoordeling van de mogelijkheden van een telematicanetwerk zoals genoemd in artikel 11 van de verordening, betreffende de uitwisseling van informatie tussen productcontactpunten en/of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

4.           VERSPREIDING VAN KENNIS

De Commissie heeft leidraden opgesteld over de toepassing van de verordening in bepaalde sectoren en heeft stappen genomen ter verbetering van het proces van wederzijdse erkenning en de manier waarop de verordening betreffende wederzijdse erkenning werkt.

4.1.        De leidraden

De Commissie heeft op verzoek van en met inbreng van de leden van het raadgevend comité een reeks (momenteel 9) leidraden opgesteld met praktische informatie over de toepassing van de verordening in een aantal specifieke gevallen. Zij hebben betrekking op:

· de verhouding tussen Richtlijn 98/34/EG en de verordening betreffende wederzijdse erkenning,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op werken van edelmetalen,

· de verhouding tussen Richtlijn 2001/95/EG en de verordening betreffende wederzijdse erkenning,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op voedingssupplementen,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op verdovende middelen en psychotrope stoffen,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op wapens en vuurwapens,

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op meststoffen en groeimedia, en

· de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning op bouwproducten zonder CE-markering.

Deze indicatieve, wettelijk niet bindende documenten zijn ook gepubliceerd, op de Commissiewebsite over wederzijdse erkenning[20]. Zij beogen op een gebruikersvriendelijke wijze advies te bieden bij de toepassing van de verordening, en zullen worden bijgewerkt aan de hand van de ervaringen van en informatie verschaft door lidstaten, autoriteiten en het bedrijfsleven.

4.2.        Gids voor de toepassing van de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen

De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning vereist enige bekendheid met de beginselen van het vrije verkeer van goederen. De Commissie heeft het document “Vrij verkeer van goederen – Gids voor de toepassing van de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen" gepubliceerd, waarin met name het beginsel van wederzijdse erkenning wordt beschreven, en de belangrijkste uitspraken van het Hof van Justitie op dit gebied worden samenvat. De gids is te vinden op de Commissiewebsite over vrij verkeer in de niet-gestandaardiseerde sector[21].

4.3.        Conferenties, seminars en rondetafeloverleg

Sinds 2009 heeft de Commissie 12 seminars over wederzijdse erkenning in de interne markt en de toepassing van de Verordening wederzijdse erkenning georganiseerd of eraan deelgenomen. De belangrijkste deelnemers waren de academische wereld en de bedrijfssectoren die het meest geraakt worden door wederzijdse erkenning. Nationale instanties leken dergelijke seminars met grotere regelmaat te willen houden.

5.           NALEVING VAN DE VERORDENING

Gedurende de periode waarover hierin verslag wordt gedaan, zijn er noch specifieke uitspraken van het Hof van Justitie gedaan noch inbreukprocedures geweest op het gebied van de toepassing van de verordening betreffende wederzijdse erkenning.

Aangezien de verordening een direct uitvoerbare EU-wetgevingshandeling is, kan zij ook onmiddellijk en direct in alle lidstaten worden afgedwongen. Elk besluit waarop deze verordening van toepassing is, moet de beschikbare middelen van beroep vermelden, zodat marktdeelnemers zaken bij de bevoegde nationale rechterlijke instantie aanhangig kunnen maken. Naar het oordeel van de Commissie dienen zaken die betrekking hebben op de correcte toepassing van de verordening in de praktijk door de bevoegde nationale instanties te worden behandeld, zonder echter uit te sluiten dat de Commissie ook actie onderneemt.

6.           CONCLUSIES

In het licht van het bovenstaande moeten bepaalde aspecten van de verordening betreffende wederzijdse erkenning verder worden gevolgd, en kan het nodig zijn e.e.a. verder te verduidelijken.

De Europese Commissie stelt voor om, naast de boven onder punten 3.3. en 3.4 genoemde specifieke categorieën goederen, de volgende zaken via het raadgevend comité voor wederzijdse erkenning nauwlettend en regelmatig te volgen:

· moeilijkheden bij het bewijzen dat een product rechtmatig in een andere lidstaat in de handel is gebracht;

· moeilijkheden om vast te stellen welke wettelijke voorzieningen van toepassing zijn, en bij het in kaart brengen van de relevante nationale autoriteiten;

· de verschillende testmethodes die door de lidstaten worden gebruikt en de mogelijke compatibiliteit daarvan, via wederzijdse erkenning; en

· de rol van procedures voor machtiging vooraf.

Rekening houdend met de informatie die zij over de toepassing van de verordening heeft ontvangen, acht de Commissie een voorstel tot wijziging in dit stadium niet nodig.

De Commissie benadrukt echter ook dat zij de voortgang op het belangrijke gebied van wederzijdse erkenning binnen de interne markt zal blijven volgen, door a) informatie te verbeteren en trainingsmateriaal te ontwikkelen b) zich te bedienen van de instrumenten om problemen met het vrije verkeer te voorkomen of in der minne te schikken en op effectieve wijze op te lossen, en c) (zo nodig) gebruik te maken van de mogelijkheden die het EU-recht biedt om onwettige belemmeringen te verwijderen.

In deze zin stelt de Commissie voor dat het raadgevend comité in de periode 2012-2017 doorgaat met het beoordelen en bespreken van de aangelegenheden in de hierboven genoemde gebieden, om te komen tot een analyse van de manier waarop het bestaande wettelijke EU-kader voor wederzijdse erkenning werkt. Als de verschillen in de manier waarop de verordening betreffende wederzijdse erkenning in de lidstaten worden toegepast van grotere praktische betekenis worden, kan ingrijpen van de Commissie op zijn plaats zijn.

Tot slot moet erop worden gewezen dat wederzijdse erkenning in het algemeen en de toepassing van de verordening in het bijzonder niet altijd een garantie biedt voor vrij verkeer van goederen binnen de interne markt. Harmonisatie blijft een van de meest effectieve instrumenten, zowel voor marktdeelnemers als voor de nationale autoriteiten.

Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de verordening zal de Commissie derhalve de toepassing en het effect van de verordening blijven volgen, en zal zij in haar volgend verslag over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 764/2008 beoordelen of wijzigingen eventueel nodig zijn.

xxx

De Commissie verzoekt het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité nota te nemen van dit verslag.

[1]               Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (Voor de EER relevante tekst) (PB L 218 van 13 augustus 2008, blz. 21-29).

[2]               Deze drie bijeenkomsten vonden plaats op respectievelijk 4 maart 2009, 19 november 2010 en 30 november 2011.

[3]               Deze verslagen beslaan de periode van 13 mei 2009 (de datum waarop de Verordening voor wederzijdse erkenning van in werking trad), tot en met 31 december 2011.

[4]               Productcontactpunten werden bij artikel 9 van de Verordening vastgesteld, en hun rol wordt in artikel 10 besproken.

[5]               Dit beginsel, dat zijn oorsprong vindt in het welbekende Cassis de Dijon-arrest van het Hof van Justitie van 20 februari 1979 (zaak 120/78, Rewe-Zentral, Jurispr. 1979, blz. 649), heeft geleid tot een nieuwe ontwikkeling op de interne goederenmarkt. Hoewel het aanvankelijk niet uitdrukkelijk werd genoemd in de jurisprudentie van het Hof van Justitie, is het inmiddels volledig erkend (zie bijvoorbeeld zaak C-110/05, Commissie/Italië, Jurispr. 2009, punt 34).

[6]               For all, see Pelkmans, J., “Mutual recognition: rationale, logic and application in the EU internal goods market”, Paper presented in the XIIth Travemuender Symposium, 24 – 26 March 2010 on: Oekonomische Analyse des Europarechts: Primaerrecht, Sekundaerrecht und die Rolle des EuGH.

[7]               De verplichting om het beginsel van wederzijdse erkenning toe te passen op producten die rechtmatig in Turkije geproduceerd en/of in de handel zijn gebracht is gebaseerd op artikelen 5 tot en met 7 van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie (PB L 35 van 13 februari 1996), die voorzien in de afschaffing van de maatregelen die gelijke werking hebben als kwantitatieve beperkingen tussen de EG en Turkije. Uit hoofde van artikel 66 van Besluit nr. 1/95 moeten artikelen 5 tot en met 7 worden geïnterpreteerd conform de relevante arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie voor wat betreft hun uitvoering en toepassing op onder de douane-unie vallende producten. De beginselen die voortvloeien uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie betreffende kwesties die betrekking hebben op artikelen 34 en 36 VWEU, en met name de zaak “Cassis de Dijon”, zijn derhalve van toepassing op de lidstaten van de EU en Turkije.

[8]               Desalniettemin heeft Turkije onlangs de interne procedure voor vaststelling van een eigen ontwerpverordening inzake wederzijdse erkenning voor het niet-geharmoniseerd gebied van start laten gaan.

[9]               De contactgegevens van de productcontactpunten werden aanvankelijk bekendgemaakt in PB C 185 van 7 augustus 2009, blz. 6-12.

[10]             http://ec.europa.eu/enterprise/intsub/a12/

[11]             Dat wil zeggen, administratieve besluiten die direct of indirect tot gevolg hebben dat het in de handel brengen van een bepaald product of type product wordt verboden; het product of producttype moet worden gewijzigd of bijkomende tests van het product of het producttype moeten worden verricht voordat het in de handel mag worden gebracht of in de handel mag blijven; of dat het product of producttype uit de handel moet worden genomen.

[12]             Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving in de lidstaten betreffende werken uit edele metalen, COM/1975/607/definitief van 1 december 1975, bekendgemaakt in PB C 11 van 6 januari 1976, blz. 2/11.

[13]             Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende werken van edelmetaal, COM(93) 322 def., van 14 oktober 1993, gewijzigd bij gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Radd betreffende werken van edelmetaal, COM(94) 267 definitief van 30 juni 1994.

[14]             De belangrijkste zaken in dit verband zijn het arrest van het Hof van Justitie van 22 juni 1982, de strafzaak tegen Timothy Frederick Roberston en anderen, zaak C-220/81, arrest van het Hof van Justitie van 15 september 1994, strafzaak tegen Ludomira Neeltje Barbara Houtwipper, zaak C-293/93, [1994] Jurispr. 1994 blz. I-04249; Arrest van het Hof van Justitie van 21 juni 2001, zaak C-30/99, Commissie tegen Ierland, Jurispr. 2001, blz. I-04619.

[15]             Zie voor verdere details hierover het gidsdocument “De toepassing van de Verordening inzake wederzijdse erkenning op werken van edelmetalen” waarnaar in punt 4.1 hieronder wordt verwezen.

[16]             Zaak C-293/93. Zie voetnoot 14.

[17]             Met name wat betreft procedures voor voorafgaande toestemming (die daarom niet door de Verordening worden gedekt) in bepaalde lidstaten.

[18]             Hoofdzakelijk met Richtlijn 2001/95/EG (de richtlijn algemene productveiligheid).

[19]             En, vanaf 2011, ook van de EVA.

[20]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/free-movement-non-harmonised-sectors/mutual-recognition/

[21]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/free-movement-non-harmonised-sectors/index_en.htm