52012DC0209

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S De modernisering van het EU-staatssteunbeleid /* COM/2012/0209 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

De modernisering van het EU-staatssteunbeleid

(Voor de EER relevante tekst)

1.           Inleiding: het staatssteuntoezicht binnen de huidige context

1.           De Europa 2020-strategie is de Europese groeistrategie voor dit decennium. In een wereld vol verandering wil de Europese Commissie met haar beleid van Europa een slimme, duurzame en inclusieve economie maken. Deze drie, elkaar onderling versterkende doelstellingen moeten de EU én de lidstaten helpen om betere prestaties neer te zetten op het gebied van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie.

2.           Met dat doel voor ogen is de interne markt Europa's grootste troef om duurzame groei te genereren. Om een échte interne markt tot stand te brengen, moeten twee instrumenten worden ingezet: regelgeving om één geïntegreerde markt zonder nationale grenzen tot stand te brengen, geflankeerd door een mededingingsbeleid (waarvan het staatssteuntoezicht een onderdeel is) dat ervoor zorgt dat het functioneren van de interne markt niet wordt doorkruist door concurrentieverstorende gedragingen van ondernemingen of door lidstaten die bepaalde spelers begunstigen ten koste van anderen. Concurrentie is een belangrijke aanjager van groei: zij prikkelt ondernemingen - ook nieuwe spelers - om markten te betreden en te innoveren en om hun productiviteit en concurrentiepositie in een internationale context te verstevigen. Het mededingingsbeleid is ook een kostenefficiënte beleidstak, omdat hiervoor geen publieke of private middelen hoeven te worden uitgegeven. Als een van de instrumenten van het mededingingsbeleid speelt het staatssteuntoezicht een cruciale rol bij het beschermen en versterken van de interne markt.

3.           De financieel-economische crisis heeft de eenheid van de interne markt in gevaar gebracht en heeft het risico van concurrentieverstorende reacties vergroot. Tegelijk doet de crisis de vraag luider doorklinken naar een overheid die méér doet om de meest kwetsbaren in de samenleving te beschermen én om het economisch herstel te ondersteunen. Maar de crisis heeft de begrotingen van de lidstaten ook onder druk gezet, nu er behoefte is aan begrotingsconsolidatie en de schaarse middelen verstandiger moeten worden ingezet. Tot slot heeft het de crisis de kloof tussen de lidstaten in de mogelijkheden om hun beleid te financieren, alleen maar groter gemaakt.

4.           Het Europese groeipotentieel kan worden versterkt door een doelgerichtere besteding van publieke middelen en door de goede voorwaarden te creëren om het herstel weer op gang te brengen én te houden. Met name dienen de overheidsbestedingen doelmatiger[1] en doeltreffender te worden en meer in te zetten op groeibevorderende beleidsinitiatieven die voldoen aan gemeenschappelijke Europese doelstellingen.

5.           Een deel van die overheidsbestedingen verloopt via staatssteun[2], onder meer in de vorm van rechtstreekse uitgaven, fiscale prikkels of overheidsgaranties. Een robuuster en doelgerichter staatssteuntoezicht kan ertoe bijdragen dat slagkrachtigere groeibevorderende beleidsinitiatieven worden uitgewerkt en kan ervoor helpen te zorgen dat de concurrentieverstoringen beperkt blijven, zodat de interne markt open en concurrerend blijft. Het kan ook de kwaliteit van de overheidsfinanciën helpen te verbeteren. Binnen een kader met een scherpere focus kunnen lidstaten beter bijdragen aan zowel de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie voor duurzame groei als de begrotingsconsolidatie.

6.           De modernisering van het staatssteuntoezicht moet er komen om de kwaliteit van het toezicht door de Commissie te verbeteren en het om te vormen tot een instrument om publieke middelen slim in te zetten voor groeigericht beleid en een beperking van de concurrentieverstoringen, die nefast zijn voor een gelijk speelveld op de interne markt. Met hun complexiteit zijn de bestaande materiële regels en het procedurele kader, die gelden voor zowel kleinere als grotere zaken, een van de uitdagingen voor het toezicht op staatssteun.

7.           Ook andere elementen pleiten voor een breed moderniseringspakket voor het EU-staatssteunbeleid als geheel: het aflopen van een aantal essentiële staatssteuninstrumenten tegen eind 2013; de voorbereiding van het meerjarig financieel kader van de EU en van nieuwe regels voor de EU-Structuurfondsen voor de periode 2014-2020, en niet te vergeten het versterkte economische en budgettaire toezicht in het kader van het Europees semester.

8.           De doelstellingen van de modernisering van het staatssteuntoezicht zijn dan ook drievoudig: i) duurzame, slimme en inclusieve groei bevorderen op een concurrerende interne markt; ii) het onderzoek door de Commissie concentreren op zaken die de grootste impact op de interne markt hebben en tegelijk de samenwerking met de lidstaten versterken op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels, en iii) de regels stroomlijnen en sneller tot beslissingen komen.

9.           Deze mededeling tekent een geïntegreerde strategie uit voor een hervorming om deze doelstellingen te bereiken. Deze voorstellen grijpen sterk op elkaar in en moeten worden gezien als geïntegreerde bouwstenen van één hervormingspakket.

2.           Doelstellingen van de modernisering van het staatssteunbeleid en de instrumenten om die waar te maken

2.1.        Groei bevorderen op een versterkte, dynamische en concurrerende interne markt

10.         In de Europa 2020-strategie voor groei wordt erkend dat staatssteun bij het streven naar groei een rol kan spelen en dat het staatssteunbeleid "de doelstellingen van Europa 2020 dichterbij [kan] brengen door initiatieven voor innovatievere, efficiëntere en groenere technologie te stimuleren en [te] ondersteunen. Het moet gemakkelijker worden om overheidssteun te krijgen voor investeringen, durfkapitaal en financiering voor onderzoek en ontwikkeling."[3]

11.         Beleidsinitiatieven om de Europa 2020-doelstellingen te verwezenlijken, kunnen een belangrijke bijdrage leveren bij het zoeken naar een uitweg uit de crisis en het opnieuw aanzwengelen van duurzame groei. De lidstaten en de Unie zullen prioriteit geven aan daartoe bestemde begrotingsuitgaven, en bij een aantal daarvan zal het om staatssteun gaan.

12.         Een modern staatssteuntoezicht moet het makkelijker maken om steunmaatregelen te behandelen die goed ontworpen zijn, toegesneden zijn op het aanpakken van marktfalen en doelstellingen van gemeenschappelijk belang, en die het minst verstorend werken ("goede steun"). Dit zal ervoor zorgen dat overheidssteun innovatie, groene technologie en de ontwikkeling van het menselijk kapitaal stimuleert, schade aan het milieu helpt te voorkomen en uiteindelijk bijdraagt aan groei, banen en het concurrentievermogen van de EU. Dit soort steun kan het sterkste bijdragen tot groei wanneer deze is gericht op marktfalen en zo een aanvulling is op - en geen vervanging van - particuliere middelen. Met staatssteun kan de gewenste doelstelling van het overheidsbeleid pas echt worden bereikt wanneer de steun een stimulerend effect heeft: wanneer de steun de begunstigde ervan ertoe aanzet om activiteiten te ontplooien die deze zonder de steun niet had ontplooid. En staatssteun kan pas het grootste effect op de groei hebben wanneer deze zodanig is vormgegeven dat concurrentieverstoringen beperkt worden en de interne markt er concurrerend en open door blijft. Daarom is staatssteuntoezicht van cruciaal belang om de doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsbestedingen in de vorm van staatssteun te versterken. De doelstelling die daarbij steeds voor ogen moet worden gehouden, is het stimuleren van meer groei op de interne markt, hetgeen alleen mogelijk is door de mededinging te versterken. Staatssteun die niet inzet op het aanpakken van marktfalen en die niet stimulerend werkt, is niet alleen een verkeerde besteding van publieke middelen, maar werkt ook remmend voor de groei, doordat de concurrentiewerking op de interne markt verder wordt aangetast.

13.         Het staatssteunbeleid werkt nu al flankerend voor de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie. Zo bevatten de breedbandrichtsnoeren voorwaarden voor doelmatige staatssteun bij de snelle uitrol van breedband en dragen zij bij aan het bereiken van de doelstellingen van de "Digitale agenda voor Europa". Overheidssteun voor de uitbouw van infrastructuur kan ook helpen om de doelstelling te bereiken van slimme, gemoderniseerde en goed op elkaar aangesloten vervoers- en energie-infrastructuur zoals die is geformuleerd in het vlaggenschipinitiatief "Europa dat efficiënt gebruikmaakt van hulpbronnen". Het steunkader voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) helpt de doelstellingen te behalen van zowel het vlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie" als het vlaggenschipinitiatief "Industriebeleid in een tijd van mondialisering". Doordat de richtsnoeren milieusteun focussen op het afdwingen van het beginsel "de vervuiler betaalt", maar ook door de mogelijkheden die zij bieden om ondernemingen te steunen zodat zij verder gaan dan verplichte EU-milieunormen of om energie-efficiëntie te stimuleren, zijn zij een van de instrumenten om het vlaggenschipinitiatief "Europa dat efficiënt gebruikmaakt van hulpbronnen" concreet gestalte te geven. De mogelijkheden om opleiding te steunen met overheidsmiddelen, dragen dan weer bij aan de doelstellingen van "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen". In het kader van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun kan de overheid noodlijdende bedrijven alleen onder strikte voorwaarden steun verlenen en onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het bedrijf op lange termijn opnieuw levensvatbaar wordt. Hiermee wordt het verdwijnen van ondoelmatige bedrijven aangemoedigd en worden ondernemingen gewapend tegen de internationale concurrentie, hetgeen bijdraagt tot het vlaggenschipinitiatief "Industriebeleid in een tijd van mondialisering". De band die er bestaat tussen de doelstellingen en vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie en de staatssteunregels dient verder te worden versterkt om de instrumenten te stroomlijnen die de Commissie ter beschikking staan en om lidstaten aan te moedigen de schaarse publieke middelen in te zetten voor gemeenschappelijke prioriteiten.

14.         Door de nadruk op de kwaliteit en de efficiëntie van steun te leggen, kan het staatssteuntoezicht de lidstaten ook helpen hun begrotingsdiscipline te versterken en de kwaliteit van hun overheidsfinanciën te verbeteren, hetgeen tot een beter gebruik van het geld van de belastingbetalers leidt. Het is van bijzonder belang om tot een slimme begrotingsconsolidatie te komen, waarbij de rol die doelgerichte overheidsbestedingen bij het genereren van groei kunnen spelen, wordt verzoend met de dwingende noodzaak om begrotingen onder controle te brengen. Daarnaast dienen het staatssteuntoezicht en ruimere aandachtspunten uit het mededingingsbeleid beter te worden geïntegreerd in de procedure van het Europees Semester.

15.         Krachtig staatssteuntoezicht is eveneens van essentieel belang om te borgen dat de interne markt goed functioneert. Krachtig toezicht gaat hand in hand met de daadwerkelijke toepassing van de EU-regels voor de interne markt en is van bijzonder belang voor markten die nog maar pas zijn opengesteld en waar grote gevestigde spelers met steun van de overheid nog steeds een belangrijke rol spelen, zoals in het vervoer, de postdiensten of, in een beperkter aantal gevallen, de energiesector. De modernisering van het staatssteunbeleid kan de interne markt beter helpen te functioneren dankzij een slagkrachtiger beleid om concurrentieverstoringen te beperken, een gelijk speelveld in stand te houden en protectionisme te bestrijden. Deze opdracht van het staatssteunbeleid zal alleen maar aan belang winnen nu het volledige potentieel van de interne markt moet worden ingezet voor groei.

16.         De internationale context houdt kansen en uitdagingen in voor Europese ondernemingen. Internationaal gezien lopen de mededingingsstelsels sterk uiteen. Toch bieden de EU-staatssteunregels, verhoudingsgewijs, een transparanter, coherenter en groeigerichter kader, terwijl toch vergelijkbare steunvolumes mogelijk zijn[4]. Door de gemoderniseerde EU-staatssteunregels sterker op groeibevorderende doelstellingen te richten en de interne markt toch goed te laten functioneren, kan het concurrentievermogen van EU-ondernemingen worden versterkt, ook buiten de EU.

17.         In de specifieke omstandigheden waarbij subsidies van een derde land tot een verstoring van de mededinging leiden, bieden de WTO-regels een basiskader met oplossingen voor de specifieke gevolgen van onrechtmatige buitenlandse subsidies voor EU-spelers. Daarnaast kunnen bilaterale vrijhandelsovereenkomsten die de EU met derde landen sluit, ook regels over subsidies bevatten, om specifieke kwesties aan te pakken die niet onder het WTO-kader vallen (zoals bijvoorbeeld in de vrijhandelsovereenkomst met Korea). Instrumenten van het handelsbeleid kunnen worden ingezet om die regels ten uitvoer te leggen.

18.         De voorstellen voor de modernisering van het staatssteunbeleid die bijdragen aan de groeidoelstellingen, zijn:

(a) het uitwerken en vastleggen van gemeenschappelijke beginselen die van toepassing zijn op de beoordeling van de verenigbaarheid die de Commissie voor alle steunmaatregelen uitvoert. Dergelijke horizontale beginselen moeten een duidelijker beeld geven van hoe de Commissie gemeenschappelijke kenmerken beoordeelt die in de verschillende richtsnoeren en steunkaders momenteel niet op dezelfde manier worden behandeld. Deze beginselen zouden zo hanteerbaar mogelijk moeten zijn en zouden ook kunnen ingaan op de definitie en beoordeling van reëel marktfalen, op het stimulerende effect en de negatieve gevolgen van overheidsmaatregelen, eventueel zelfs overwegingen over de algemene impact van de steun;

(b) de richtsnoeren staatssteun herzien en stroomlijnen om ze te laten aansluiten op deze gemeenschappelijke beginselen. Bij de herziening wordt een algemene benadering gevolgd die is gebaseerd op het versterken van de interne markt en op het bevorderen van een doeltreffender gebruik van publieke middelen (staatssteun alleen gebruiken wanneer die echt toegevoegde waarde oplevert). Een scherpere aflijning van het marktfalen dat moet worden aangepakt en een diepgaander onderzoek van het stimulerende effect spelen een belangrijke rol in dat verband, om ervoor zorgen dat de ingezette middelen optimaal renderen en om verstoringen te vermijden. Ook moet wordt gewerkt aan een stelselmatigere beoordeling van de eventuele negatieve effecten van staatssteun - met name op het punt van verstoringen van de allocatieve en dynamische efficiëntie, subsidiewedlopen en marktmacht. Zo zullen bijvoorbeeld de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen buiten de financiële sector een zeer belangrijk instrument worden om toezicht te houden op dit sterk verstorende soort steun en om te verzekeren dat overheidsoptreden het mechanisme van ondernemingen die de markt verlaten, alleen doorkruist wanneer daar een goede reden voor is. Ook zullen, wanneer de marktomstandigheden dat toelaten, voor de redding en herstructurering van financiële instellingen in de periode ná de crisis nieuwe regels worden uitgewerkt, die sporen met toekomstige voorstellen voor EU-crisisbeheer en de afwikkeling van banken. Ten slotte moet het vastleggen van goede praktijken ten aanzien van de prioriteiten bij uitgaven in het kader van de Europa 2020-strategie het mogelijk maken om snel groen licht te geven voor kostenefficiënte en groeibevorderende steun. Wat betreft de stroomlijning van de richtsnoeren, zouden in een eerste fase diverse richtsnoeren en steunkaders - onder meer die voor regionale steun, voor steun ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I), milieusteun, risicokapitaalsteun en steun voor de uitrol van breedband (steuntypes die meer dan twee derden van de in de EU verstrekte steun vertegenwoordigen) - tegen eind 2013 kunnen worden afgestemd op en mogelijk zelfs geconsolideerd worden in deze gemeenschappelijke beginselen. Dit biedt ook de mogelijkheid om op zoek te gaan naar synergie-effecten tussen de verschillende steunvoorschriften en in te spelen op meervoudige doelstellingen. In deze periode zullen geleidelijk aan de verschillende richtsnoeren en steunkaders zo snel mogelijk worden goedgekeurd. Andere richtsnoeren en steunkaders zouden dan in een volgende fase geleidelijk daarop worden afgestemd en daarin worden geconsolideerd.

2.2.        Het handhavingsbeleid toespitsen op zaken met de grootste impact op de interne markt

19.         De ontwikkeling in de richting van doelmatigere bestedingen mag niet verworden tot detailcontrole van alle publieke uitgaven, maar moet leiden tot het stellen van prioriteiten en tot een diepgaander onderzoek van steun met een aanzienlijke impact op de eengemaakte markt, zoals maatregelen waarbij het gaat om aanzienlijke en potentieel verstorende steun (daaronder begrepen fiscale steun). Parallel hiermee dient de beoordeling te worden vereenvoudigd voor zaken die meer lokaal van aard zijn en het handelsverkeer minder sterk beïnvloeden. Dit kan worden bereikt door proportionelere en meer gedifferentieerde regels uit te werken en door de procedures voor het staatssteuntoezicht te moderniseren, waarbij lidstaten een grotere verantwoordelijkheid krijgen bij het vormgeven en ten uitvoer leggen van steunmaatregelen. Dit vergt wel helder omschreven regels en een versterkte monitoring achteraf door de Commissie, om te garanderen dat de regels correct worden nageleefd. Hierdoor zal, in zaken waar het om kleinere steunbedragen gaat, ook de regeldruk voor overheden en begunstigden afnemen.

20.         De voorstellen om dankzij een modernisering van het staatssteunbeleid tot het bepalen van duidelijkere prioriteiten te komen, zijn:

(a) een mogelijke herziening van de de-minimisverordening, om na te gaan of de huidige drempel nog wel beantwoordt aan de marktomstandigheden. Deze herziening zou gebeuren op basis van een gedetailleerde effectbeoordeling, waarin de situatie zowel in de verschillende lidstaten als op de interne markt in zijn geheel mee in rekening wordt genomen, maar ook de begrotingseffecten van deze herziening;

(b) mogelijke aanpassingen aan de machtigingsverordening van de Raad waardoor de Commissie bepaalde categorieën steun verenigbaar kan verklaren met de interne markt, zodat deze zijn vrijgesteld van de verplichting tot voorafgaande aanmelding. Daardoor zou dan weer het aantal soorten steun dat volgens de ervaring van de Commissie in aanmerking komt voor dit vereenvoudigde toezicht, toenemen zonder dat een en ander ten koste gaat van een doelmatig toezicht of van de monitoring achteraf door de Commissie. Nieuwe soorten steun die onder de toepassing van de machtigingsverordening kunnen worden gebracht, zijn bijvoorbeeld steun voor cultuur, steun tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen, of steun voor (deels) door de EU-gefinancierde projecten zoals steun in het kader van het JESSICA-initiatief;

(c) een herziening en mogelijk zelfs verruiming van de algemene groepsvrijstellingsverordening tot de categorieën steun die onder de herziene machtigingsverordening vallen, om er mee te helpen voor zorgen dat publieke middelen beter doorstromen naar bepaalde, helder omschreven doelstellingen en om tegelijk de administratieve procedure voor goed ontworpen maatregelen met betrekkelijk lage steunbedragen te vereenvoudigen.

21.         Mocht de Commissie besluiten om de omvang en het soort steunmaatregelen dat van de verplichting tot aanmelding is vrijgesteld, te verruimen, dan zouden de lidstaten een grotere verantwoordelijkheid krijgen bij het garanderen van een correcte toepassing van de staatssteunregels. Wanneer meer maatregelen worden vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding, zullen de lidstaten ervoor moeten zorgen dat vooraf vast staat dat de staatssteunregels in acht worden genomen bij de-minimismaatregelen en bij steunregelingen en steunzaken die onder een groepsvrijstellingsverordening vallen. Dit alles zal dienen te verlopen in nauwe coördinatie met de Commissie, die achteraf toezicht op dit soort maatregelen zal blijven uitoefenen. De Commissie verwacht dan ook een betere medewerking van de lidstaten wat betreft de kwaliteit en de snelheid waarmee informatie worden ingediend en bij de uitwerking van de aanmelding. Ook moeten er doeltreffende nationale systemen (waaronder ook particuliere handhaving) worden opgezet die garanderen dat staatssteunmaatregelen die van de verplichting tot voorafgaande aanmelding zijn vrijgesteld, aan het EU-recht voldoen. Een verlaging van de regeldruk door minder aanmeldingsverplichtingen kan alleen worden overwogen indien deze gepaard gaat door een grotere inzet en meer concrete resultaten van de nationale autoriteiten waar het gaat om de inachtneming van de regels. Het toezicht achteraf door de Commissie zal dus moeten worden versterkt, ook omdat uit de huidige resultaten van de monitoring op de tenuitvoerlegging door de lidstaten van maatregelen in het kader van groepsvrijstellingsverordeningen, vaak blijkt dat de staatssteunregels niet in acht worden genomen. Alleen zo is een krachtig handhavingsbeleid gegarandeerd.

2.3.        Gestroomlijnde regels en snellere besluitvorming

22.         Over de jaren heen zijn de staatssteunregels tot een complex juridisch kader uitgegroeid. Er is ruimte om de regels te verduidelijken en te vereenvoudigen, de samenhang ervan te versterken en het beoordelingsproces te stroomlijnen. De concepten uit het staatssteunbeleid moeten beter worden uitgelegd en de horizontale en materiële rechtsregels moeten worden geconsolideerd.

23.         Momenteel is de Commissie verplicht alle verklaringen na te trekken dat mogelijk steun is verleend, zonder dat zij in de praktijk prioriteiten kan vastleggen. Bovendien is de Commissie niet altijd in staat volledige en correcte informatie van de partijen te verkrijgen, hetgeen de procedure kan vertragen. De procedures moeten dus worden gestroomlijnd en hervormd om besluiten binnen voor ondernemingen relevante termijnen vast te stellen, dit in nauwe samenwerking met de lidstaten. Onderdelen van het pakket die deze doelstellingen kunnen helpen waar te maken, zijn:

(a) verduidelijking en betere toelichting van het begrip "staatssteun": het begrip is een objectief concept dat rechtstreeks door het Verdrag in artikel 107 wordt omschreven als alle maatregelen die het gevolg zijn van overheidsoptreden of met staatsmiddelen worden bekostigd, die het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden, die een voordeel opleveren aan de begunstigde ervan, en die de mededinging verstoren of dreigen te verstoren. De rol van de Commissie blijft in dit verband tot het verschaffen van duidelijkheid over de wijze waarop zij de Verdragsbepalingen begrijpt en toepast, in het licht van de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie. Binnen die marges zal de Commissie meer duidelijkheid geven over de sleutelbegrippen met betrekking tot het begrip "steun", om deze gemakkelijker in de praktijk te helpen brengen;

(b) een modernisering van de procedureverordening op het gebied van staatssteun wat betreft de behandeling van klachten en instrumenten inzake marktinformatie, zodat de Commissie haar optreden beter kan richten op zaken die het meest van belang zijn voor de interne markt. De Commissie moet dus de mogelijkheid krijgen om prioriteiten te bepalen met betrekking tot de afhandeling van klachten, zodat voorrang wordt gegeven aan verklaringen over eventuele steun met een grote impact op de mededinging en het handelsverkeer binnen de interne markt. Parallel hiermee moet de Commissie, wil zij steunzaken met een aanzienlijke impact daadwerkelijk kunnen onderzoeken, doeltreffendere instrumenten krijgen om tijdig alle vereiste informatie van marktdeelnemers te krijgen, zodat zij binnen voor ondernemingen relevante termijnen besluiten kan vaststellen. Met deze modernisering van de procedures zou de Commissie ook meer ambtshalve onderzoek kunnen voeren naar aanzienlijke concurrentieverstoringen die het functioneren van de interne markt doorkruisen. Hiermee zou zij ook snel de effecten van steunmaatregelen op de markt moeten kunnen nagaan, waardoor de besluitvorming kan worden versneld.

3.           Hoe nu verder?

24.         De hierboven geschetste modernisering van het staatssteunbeleid moet een duidelijkere en coherentere opbouw van het staatssteuntoezicht opleveren. De verschillende mogelijke maatregelen die hierboven werden geschetst, vormen geïntegreerde bouwstenen van één hervormingspakket.

25.         De voorstellen zoals zij hier zijn uitgetekend, grijpen op elkaar in om ruimere doelstellingen te bereiken – zij ondersteunen elkaar wederzijds en zijn onderling nauw verweven. Zo zou met deze voorstellen voor hervormingen van de procedure de besluitvorming kunnen worden versneld en zou de Commissie zich bij haar handhavingsbeleid kunnen concentreren op wat voor de EU van bijzonder belang is. Eenzelfde benadering geldt voor de verruiming van de algemene groepsvrijstellingsverordening via een aanpassing van de machtigingsverordening.

26.         Omdat de doelstellingen en onderdelen van het pakket onderling nauw verweven zijn en om maximaal resultaat te behalen met deze modernisering van het staatssteunbeleid, dienen de belangrijkste onderdelen van die hervorming best ook op hetzelfde tijdstip van kracht te worden. Daarom zullen de verschillende procedures van start gaan zodra deze mededeling is vastgesteld en dienen de belangrijkste instrumenten van het pakket, waaronder de wetgevingshandelingen van de Raad, vóór eind 2013 te zijn vastgesteld.

27.         Om die doelstelling te halen, dienen de voorstellen van de Commissie voor de procedureverordening en de machtigingsverordening in het najaar 2012 te worden goedgekeurd. De Commissie zal trachten de rest van het pakket in de komende maanden uit te werken zodat de geleidelijke herziening en stroomlijning van de belangrijkste wetgevingshandelingen en richtsnoeren tegen eind 2013 is afgerond. De Commissie is voornemens de lidstaten te raadplegen en wil een open dialoog aangaan met het Europees Parlement en andere stakeholders, met het oog op reacties voor een debat over deze voorstellen voor een modernisering van het staatssteunbeleid.

[1]               Dit zou ook een afbouw betekenen van subsidies die resulteren in ondoelmatig gebruik van hulpbronnen of milieuschade, in lijn met de mededeling van de Commissie "Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa", COM(2011) 571 definitief, blz. 10.

[2]               Een overzicht van de overheiduitgaven voor staatssteun is te vinden in het "Scorebord staatssteun - Verslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteun", COM(2011) 848 definitief.

[3]               Mededeling van de Commissie "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei", COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010, blz. 23.

[4]               Uit een vergelijkende studie die de WTO in 2006 heeft gemaakt, blijkt dat het volume steun dat EU-lidstaten verlenen te vergelijken valt met de steunvolumes zoals die door de belangrijkste EU-handelspartners worden verleend (subsidies uitgedrukt als percentage van het bbp). Zie World Trade Organization, World Trade Report 2006. Exploring the links between subsidies, trade and the WTO, beschikbaar onder: http://www.wto.org/english/res_e/booksp_e/anrep_e/world_trade_report06_e.pdf Zie hoofdstuk II "Subsidies, Trade and the WTO", deel E "The incidence of Subsidies".