VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Tenuitvoerlegging van de Thematische strategie voor bodembescherming en lopende activiteiten /* COM/2012/046 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO'S Tenuitvoerlegging van de Thematische
strategie voor bodembescherming en lopende activiteiten
1.
Inleiding
In
dit verslag wordt een overzicht gegeven van de tenuitvoerlegging van de
Thematische strategie voor bodembescherming[1] sinds de vaststelling ervan in
september 2006. Het doel van de strategie is de bodem te beschermen door hem op
duurzame wijze te gebruiken, d.w.z. verdere aantasting te voorkomen, de
bodemfunctie in stand te houden en aangetaste bodems te herstellen. Dit verslag
bevat ook een overzicht van de huidige tendensen in bodemaantasting, zowel in
Europa als wereldwijd, en van de toekomstige uitdagingen op het gebied van
bodembescherming.
2.
De vier pijlers van de strategie – een stand van
zaken
2.1.
Bewustmaking
Ondanks hun
fundamentele rol voor ecosystemen en de economie worden bodemfuncties, in
tegenstelling tot lucht en water, als vanzelfsprekend beschouwd en wordt vaak
gedacht dat ze onuitputtelijk zijn. Bodemaantasting wordt meestal niet
opgemerkt omdat het een langzaam proces is waarbij slechts zelden onmiddellijk
dramatische gevolgen zichtbaar zijn. Bewustmaking omtrent bodemaantasting is
dan ook een grote uitdaging. Enkele recente films en documentaires[2] hebben wel bijgedragen tot deze
bewustmaking. De Commissie heeft diverse evenementen rond
bodem georganiseerd, waaronder grote conferenties over bodem,
klimaatverandering en biodiversiteit, bijdragen tot vergaderingen over het
Verdrag inzake biologische diversiteit, en diverse voordrachten tijdens de
Groene Week. Voorts zijn ook folders en brochures verspreid in meerdere
EU-talen[3].
De Commissie heeft ook een aantal bodematlassen gepubliceerd, waaronder de Bodematlas
van Europa en de European Atlas of Soil Biodiversity. Zij heeft ook
een werkgroep voor bewustmaking en onderwijs opgericht in het kader van het
netwerk van Europese bureaus voor de bodem (European Soil Bureau Network, ESBN)[4]. De strategie is een belangrijke drijvende
kracht geweest achter tal van bodembewustmakingsinstrumenten en -netwerken die
in de lidstaten zijn ontwikkeld, inclusief het European Network for Soil
Awareness (ENSA).
2.2.
Onderzoek
Sinds de vaststelling van de strategie is in
het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek[5] financiering verleend voor
ongeveer 25 projecten die tot doel hebben bodemproblemen op te lossen en de
kennisbasis voor acties aan te vullen. In het kader van het RAMSOIL-project zijn
bijvoorbeeld een aantal methoden voor de risicobeoordeling van
bodemaantastingsprocessen geïdentificeerd en is aangetoond hoe verschillende
methoden konden worden vergeleken; in het kader van het ENVASSO-project zijn minimumeisen
vastgesteld voor de geleidelijke harmonisering van bodemtoezichtsactiviteiten
en beleidsrelevante bodemindicatoren; in het kader van SOILSERVICE zijn langetermijnscenario's
voor wijzigingen inzake landgebruik opgesteld en is erop gewezen dat intensieve
landbouw zonder aandacht voor bodembiodiversiteit en bodemfuncties na 2050
misschien niet meer rendabel zal zijn, tenzij corrigerende maatregelen worden
genomen. Er worden interessante resultaten verwacht van
het LUCAS-project, een enquête over landbedekking, landgebruik en
agromilieu-indicatoren[6].
In de enquêtes van 2009 en 2012 is een specifieke bodemmodule opgenomen om
statistieken en indicatoren te kunnen opstellen voor het European Soil Data
Centre (ESDAC)[7]
van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Commissie. Dit
kan het startpunt zijn voor geharmoniseerd Europees toezicht op bodemparameters
voor een reeks statistische, onderzoeks- en beleidsdoeleinden. In het kader van het BIOSOIL-project, dat is
opgestart in het kader van de verordening inzake de bewaking van bossen[8], is een toename van organische
koolstof in de bodem van sommige Europese bossen gerapporteerd.
2.3.
Integratie
Verscheidene beleidsdomeinen van de Unie
spelen een belangrijke rol in de verwezenlijking van de doelstelling van
duurzaam bodemgebruik. Sinds de vaststelling van de strategie heeft de
Commissie haar werkzaamheden op het gebied van bodemintegratie voortgezet, met
name in het kader van: ·
Het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Aspecten van bodembescherming maken al sinds de invoering van randvoorwaarden
in 2003 integraal deel uit van de eisen inzake goede landbouw- en
milieuconditie. Vooral het beperken van erosie, het instandhouden en doen
toenemen van organisch materiaal en het vermijden van verdichting werden
benadrukt. Op basis van de opgedane ervaring heeft de Commissie in oktober 2011
voorgesteld om bodemgerelateerde normen verder te verduidelijken en te
specificeren in de context van de algemene hervorming van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid tegen 2020[9].
De Commissie heeft met name nieuwe eisen inzake goede landbouw- en
milieuconditie voorgesteld met betrekking tot organisch materiaal, waaronder
een verbod op het verbranden van stoppels en op het omploegen van wetlands en
koolstofrijke bodems. De lidstaten mogen in grote mate zelf bepalen welke eisen
inzake goede landbouw- en milieuconditie zij opleggen aan hun landbouwers, op
voorwaarde dat het EU-kader wordt nageleefd[10].
De randvoorwaarden zijn minimumvoorwaarden inzake bodembescherming en kunnen
dan ook geen oplossing bieden voor alle processen van bodemaantasting. Plattelandsontwikkeling[11] voorziet in
agromilieuregelingen die specifieke steun bieden voor bodembeschermende
activiteiten (8,8% van de begroting in 2007-2008[12]). Naar verwachting zullen de
maatregelen inzake bodemkwaliteit in de periode 2007-2013 betrekking hebben op
21,4% van het gebruikte landbouwareaal, terwijl maatregelen ter voorkoming van
marginalisering betrekking hebben op 30,7% en maatregelen ter bescherming van
biodiversiteit op 33% van het areaal[13].
Er is dus nog marge om het gebruik van maatregelen ter verbetering van de
bodemkwaliteit te doen toenemen en om het door deze maatregelen bestreken
areaal uit te breiden. Bovendien bevat het nieuwe voorstel inzake
plattelandsontwikkeling de doelstellingen van duurzaam beheer van natuurlijke
hulpbronnen en beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder
meer door verbeterd bodembeheer en grotere koolstofvastlegging in de land- en
bosbouw. De door de Commissie voorgestelde vergroening van de eerste pijler van
het GLB zou de situatie verder verbeteren, met name wat erosie en organisch
materiaal in de bodem betreft. ·
Industriële installaties. De recentelijk vastgestelde richtlijn inzake industriële emissies[14] bevat bepalingen om ervoor te
zorgen dat de exploitatie van een installatie niet leidt tot aantasting van de
kwaliteit van de bodem (en het grondwater). Deze bepalingen voorzien in een
soort nultolerantie voor nieuwe vervuiling en versterken het beginsel 'de
vervuiler betaalt'. Een groot aantal potentieel vervuilende activiteiten valt
echter buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn, die sowieso alleen
betrekking heeft op actieve installaties. Het Europees register inzake de
uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR)[15] kan een belangrijk instrument
zijn om industriële vervuiling op te sporen. In 2009 hebben echter slechts 144
installaties aangifte gedaan van bodemverontreiniging, tegenover 3 000
voor waterverontreiniging en meer dan 11 000 voor luchtverontreiniging. ·
Het Cohesiebeleid. Ondanks
het gebrek aan een specifieke EU-rechtsgrondslag voor bodembescherming, is in
het kader van het Cohesiebeleid in de periode 2007-2013 ongeveer 3,1 miljard
euro toegewezen voor de sanering van bedrijfsterreinen en verontreinigde grond,
op een totale geplande EU-investering in milieumaatregelen van ongeveer 49,6
miljard euro[16].
Hongarije, Tsjechië en Duitsland hebben de meeste middelen toegekend
(respectievelijk 475, 371 en 332 miljoen euro). Eind 2010 hadden de lidstaten
ongeveer 28% van de financiële middelen toegewezen aan specifieke projecten. Er
zijn dus aanzienlijke middelen beschikbaar om de problemen met de industriële
erfenis van de EU aan te pakken in de regio's die in aanmerking komen (zie
figuur 1). De Commissie heeft voorgesteld dat het Cohesiefonds en het Europees
Fonds voor regionale ontwikkeling ook tijdens de volgende programmeringsperiode
2014-2020 steun blijven verlenen voor de sanering van oude bedrijfsterreinen[17]. Bovendien omvat de
macroregionale strategie van de EU bepaalde specifieke acties op het gebied van
bodembescherming (met name wat vaste afvalstoffen betreft). ·
Staatssteun voor de sanering van verontreinigde
bodems. Volgens de communautaire richtsnoeren inzake
staatssteun voor milieubescherming mogen de lidstaten staatssteun verlenen voor
bodemsanering[18]. Dergelijke steun mag echter alleen worden verleend als het beginsel
'de vervuiler betaalt' volledig is uitgeput, d.w.z. als de aansprakelijke
vervuiler onbekend is of de kosten niet op hem kunnen worden verhaald. In de
periode 2005-2010 heeft de Commissie geoordeeld dat verscheidene regelingen of
individuele maatregelen voor de sanering van verontreinigde sites in
Oostenrijk, België, Tsjechië, Estland, Duitsland, Nederland, Slowakije en het
Verenigd Koninkrijk verenigbaar waren met het Verdrag. Zij is eerst nagegaan of
het beginsel 'de vervuiler betaalt' goed was toegepast, met name door te
controleren of de uiteindelijke aansprakelijkheid correct was vastgesteld. In
totaal bedroeg de aldus goedgekeurde staatssteun meer dan 8 miljard euro[19]. Figuur 1: Zones die in aanmerking komen voor de structuurfondsen
(2007-2013)[20] || Convergentieregio’s || || Phasing-inregio's || Phasing-outregio's || || Concurrentievermogen- en werkgelegenheidsregio’s
2.4.
Wetgeving
Aangezien de problemen met de
bodemproductiviteit moeten worden opgelost, de risico's voor de volksgezondheid
en het milieu moeten worden beperkt, kansen moeten worden gecreëerd op het
gebied van de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering en zakelijke
kansen inzake bodemsanering moeten worden bevorderd, heeft de Commissie in 2006
een kaderrichtlijn bodembescherming[21]
voorgesteld, waarin ook het grensoverschrijdende karakter van bodemaantasting
aan bod komt. Het Europees Parlement heeft in november 2007 het voorstel in
eerste lezing aangenomen, met een meerderheid van ongeveer twee derde. Op de
milieutop van maart 2010 blokkeerde een minderheid van de lidstaten verdere
vooruitgang om redenen van subsidiariteit, te hoge kosten en te veel administratieve
rompslomp. Sindsdien is geen verdere vooruitgang geboekt in de Raad. Het
voorstel ligt nog steeds ter tafel bij de Raad.
3.
Bodemaantasting gaat nog steeds verder…
Bodemaantasting in al zijn vormen is een
fundamenteel en aanhoudend probleem. De situatie in Europa doet zich voor in
veel delen van de wereld, en vaak nog op grotere schaal. Het is ook een
ontwikkelingsprobleem omdat bodemaantasting, armoede en migratie elkaar
wederzijds versterken. Dit wordt echter vaak miskend omdat de gevolgen slechts
geleidelijk zichtbaar worden.
3.1.
… over de hele wereld…
Ruim 1,5 miljard mensen in meer dan 110
landen, waarvan 90% in arme gebieden woont, worden getroffen door
woestijnvorming, bodemaantasting en droogte. Volgens UNEP[22] gaat jaarlijks tot 50 000
km² verloren door bodemaantasting, hoofdzakelijk door bodemerosie. Elk jaar
verliest de planeet 24 miljard ton teelaarde. In de voorbije twee decennia is
genoeg verloren gegaan om al het akkerland in de Verenigde Staten te bedekken.
Woestijnvorming kost de wereld jaarlijks meer dan 40 miljard dollar aan
productiviteit[23]. Bodemaantasting door menselijke activiteit
draagt bij tot klimaatverandering. Ze is verantwoordelijk voor 20% van alle
koolstof die tussen 1850 en 1998 in de atmosfeer is uitgestoten[24]. Drooglegging en herbestemming
van veenlanden alleen al veroorzaakt wereldwijd tot 0,8 miljard ton koolstof
per jaar, waarvan veel zou kunnen worden vermeden door herstel[25]. Alle oude industriegebieden hebben hebben een
erfenis van verontreinigde sites, en ook in ontwikkelingslanden en landen met
overgangseconomieën doet dit probleem zich voor. In een recent rapport werd het
aantal verontreinigde sites (meestal storten) in India[26] op 36 000 geraamd; deskundigen denken dat er tussen 300 000 en 600 000 verontreinigde sites in China zijn[27].
3.2.
… en in de EU
Uit het verslag over de toestand van het
milieu dat in 2010 door het Europees Milieuagentschap is opgesteld, blijkt dat
bodemaantasting toeneemt[28].
Enkele voorbeelden hiervan: ·
Bodemafdekking (het
permanent afdekken van de bodem met ondoordringbaar materiaal) en het daarmee
gepaard gaande ruimtebeslag leiden tot de teloorgang van belangrijke
bodemfuncties (zoals waterfiltratie en -opslag en voedselproductie). Tussen
1990 en 2000 ging per dag minstens 275 hectare bodem verloren in de EU, wat
neerkomt op 1 000 km² per jaar. Tussen 2000 en 2006 nam het verlies in de
EU gemiddeld toe met 3%, maar in Ierland en Cyprus met 14% en in Spanje met 15%[29]. In de periode 1990-2006
hebben 19 lidstaten, met aanzienlijke variaties van regio tot regio, een
potentiële landbouwproductiecapaciteit verloren die overeenkomt met 6,1 miljoen
ton graan (zie figuur 2). Dit cijfer is zeker niet verwaarloosbaar: de toename
van de landbouwproductiviteit verloopt immers al minder snel en om het verlies
van een hectare vruchtbare grond in Europa te compenseren, moet in andere delen
van de wereld een gebied tot tien keer zo groot in gebruik worden genomen[30]. Figuur
2: Potentiële verliezen in graanopbrengsten (%) in 19 EU-landen (1990-2006). ·
In een recentelijk door het JRC opgesteld nieuw
model voor bodemerosie door water wordt het getroffen gebied in de EU-27
op 1,3 miljoen km² geraamd (zie figuur 3). In bijna 20% van dit gebied bedraagt het bodemverlies meer dan 10 t/ha/j.
Erosie is niet alleen een ernstig probleem voor bodemfuncties (waarvan de
kosten op 53 miljoen euro per jaar in het Verenigd Koninkrijk alleen worden
geraamd[31]),
maar heeft ook gevolgen voor de zoetwaterkwaliteit, aangezien nutriënten en pesticiden
worden afgevoerd naar watermassa's. Het verlies aan fosfor door landbouw ligt
in grote delen van Europa bijvoorbeeld hoger dan 0,1 kg/ha/j, en z op bepaalde plaatsen
elfs hoger dan 1,0 kg/ha/j[32].
Het bestrijden van erosie zal dus een cruciale bijdrage leveren tot het
bereiken van de waterdoelstellingen van de EU. De bodemerosie is bijzonder
groot in gebieden waar bosbranden hebben gewoed. Het European Forest Fire
Information System (EFFIS)[33]
schat dat het verlies in deze gebieden 500 000 ha/j bedraagt. Figuur 3: Bodemerosie door water in de EU (t/ha/j). ·
Woestijnvorming, een
extreme vorm van landaantasting, leidt tot een ernstige verzwakking van alle
bodemfuncties. Hoewel op Europees niveau nog steeds geen wetenschappelijk
verantwoorde beoordeling heeft plaatsgevonden, is een ongunstige tendens in
productiecapaciteit een factor die zeker bijdraagt tot woestijnvorming. Op
figuur 4, die door het JRC is opgesteld ter voorbereiding van de wereldatlas
van woestijnvorming[34],
zijn de gebieden aangeduid waar de productiecapaciteit de voorbije decennia
constant is afgenomen. Dit dient te worden bevestigd door andere factoren, maar
het kan wijzen op een toename van de woestijnvorming in Europa. Figuur 4: Ontwikkeling van de primaire nettoproductiviteit (1982-2006). || Ongunstig || || Gunstig || Wisselend (negatief) || || Wisselend (positief) || Braakland || ·
In bepaalde delen van Europa komen natuurlijk
zouthoudende bodems voor, maar meestal wordt verzilting veroorzaakt door
irrigatiewater, zelfs al is het van hoge kwaliteit. Dit water bevat immers
mineralen en zouten die zich geleidelijk opstapelen in de bodem. Omdat steeds
meer gebruik wordt gemaakt van irrigatie – met de bijbehorende problemen van
waterschaarste en het toenemende gebruik van grondwater van marginale kwaliteit
– versnelt de verzilting en neemt de bodemproductiviteit af. Er bestaan echter
geen systematische gegevens over tendensen in heel Europa. ·
Het neerslaan van verzurende
luchtverontreiniging (bv. ammoniak, zwaveldioxide en stikstofoxiden) draagt bij
tot de verzuring van de bodem. Dit betekent dat de pH van de
bodem daalt, waardoor het ecosysteem van de bodem verandert, zware metalen
vrijkomen en de gewasopbrengsten dalen. Hoewel modellen van atmosferische
depositie een aanzienlijke verbetering in de periode 1990-2010 voorspelden, is
tijdens een recente beoordeling van intensief gevolgde bospercelen gebleken dat
in een kwart van de gevallen de kritische grenswaarden voor verzurende stoffen in
aanzienlijke mate werden overschreden. Voor andere types bodembedekking is de
situatie niet bekend omdat de verzuring van niet-beboste bodems niet
systematisch wordt gevolgd in Europa[35]. ·
Bodembiodiversiteit
heeft diverse essentiële functies: het zorgt voor de vrijgave van nutriënten in
vormen die door planten en andere organismen kunnen worden gebruikt en voor de
zuivering van water door het verwijderen van verontreinigende stoffen en
ziekteverwekkers, het speelt een rol in de koolstofcyclus en draagt zo bij tot
de samenstelling van de atmosfeer en het is een belangrijke bron van genetisch
materiaal en chemische stoffen (bv. antibiotica). Het JRC[36] heeft op basis van indicatoren
een voorlopige kaart opgesteld (zie figuur 5) waarop is aangegeven waar de
biodiversiteit wordt bedreigd. Het gaat onder meer over dichtbevolkte gebieden
en/of gebieden met intensieve landbouwactiviteit (bv. granen en industriële
gewassen, veehouderij, serres, boomgaarden, wijngaarden en tuinbouw). ·
Grondverschuivingen vormen
een grote bedreiging in bergachtige en heuvelachtige gebieden in Europa (en
worden nog verergerd door het onbeheerd achterlaten van grond), en hebben vaak
ernstige gevolgen voor de bevolking, eigendommen en infrastructuur. Momenteel
zijn meer dan 630 000 grondverschuivingen geregistreerd in nationale
gegevensbanken. Op figuur 6 is aangegeven in welke gebieden vaak
grondverschuivingen voorkomen. ·
Lokale bodemverontreiniging is moeilijk in
cijfers uit te drukken omdat de meeste lidstaten geen volledige inventarissen
van verontreinigde sites bijhouden. In het voorstel voor een kaderrichtlijn
bodembescherming is voorgesteld om het bijhouden van dergelijke inventarissen
verplicht te stellen. In 2006 schatte het Europees Milieuagentschap het aantal
potentieel verontreinigde sites in de EU op drie miljoen, waarvan 250 000
ook daadwerkelijk verontreinigd waren. De herstelwerkzaamheden zijn aan de
gang, maar met grote variaties tussen de lidstaten, al naargelang deze over
nationale wetgeving ter zake beschikken of niet. De omzet van de
bodemherstelsector in de EU-27 werd geraamd op 5,2 miljard euro in 2004,
waarvan 21,6% werd gerealiseerd in Duitsland, 20,5% in Nederland, 5,9% in
Frankrijk en eveneens 5,9% in het Verenigd Koninkrijk[37]. Figuur 5: Potentiële bedreigingen voor de bodembiodiversiteit. || Extreem laag || || Hoog || Zeer laag || || Zeer hoog || Laag || || Extreem hoog || Gemiddeld || Figuur 6: Risico op grondverschuivingen in de EU en de buurlanden (voorlopige
kaart)[38]. || Zeer laag || || Relatief hoog || Laag || || Hoog tot zeer hoog || Relatief laag ||
4.
Huidige en toekomstige uitdagingen
Zowel in de EU als in de rest van de wereld is
bodemaantasting in het voorbije decennium toegenomen. Deze tendens zal zich
waarschijnlijk voortzetten, tenzij op diverse punten maatregelen worden
genomen: ·
Landgebruik. De groei
van de wereldbevolking, de steeds grotere consumptie van vlees en
zuivelproducten in de opkomende economieën en het toegenomen gebruik van
biomassa voor energie en andere industriële toepassingen zullen wereldwijd
leiden tot een toename van het landgebruik en mogelijkerwijs dus ook tot
bodemaantasting. Deze tendens zal nog worden versterkt door weersomstandigheden
die verband houden met de klimaatverandering, woestijnvorming en ruimtebeslag
voor woningbouw en infrastructuur. Dit is een belangrijk probleem voor Europa
omdat concurrentie om land en water een ernstig risico inhoudt op verstoringen
van het geopolitieke evenwicht. Bodemaantasting leidt bovendien tot een
wereldwijde afname van de multifunctionele landoppervlakte. De EU zal in de
toekomst dus nog sterker afhankelijk zijn van haar eindige gronden – waaronder de
meest vruchtbare bodems ter wereld – en het duurzaam gebruik ervan. ·
Het behoud van organisch materiaal in de bodem. De EU-bodem bevat meer dan 70 miljard ton organische koolstof, wat
gelijkstaat met vijftig keer onze jaarlijkse emissies van broeikasgassen.
Intensieve en permanente landbouwproductie kan echter leiden tot een afname van
het organisch materiaal in de bodem. In 2009 stootte het Europese akkerland
gemiddeld 0,45 ton CO2 per hectare uit (meestal ten gevolge van
veranderingen in het grondgebruik)[39].
Vooral de herbestemming en het gebruik van veenlanden is zorgwekkend. In
Duitsland bijvoorbeeld bestaat slechts 8% van het landbouwareaal uit veengronden,
maar deze zijn verantwoordelijk voor 30% van de totale broeikasgasemissies van
de volledige landbouwsector[40].
Door aangepast beheer kan het organisch materiaal in de bodem echter op peil
worden gehouden en zelfs toenemen. Naast de veenlanden moet ook bijzondere
aandacht worden besteed aan het behoud van blijvend grasland en het beheer van
beboste bodems, omdat de leeftijd van de koolstof in deze bodems maar liefst 400 tot 1 000 jaar kan bedragen[41].
De vastlegging van deze koolstofvoorraden is van essentieel belang om de
huidige en toekomstige verbintenissen van de EU inzake emissiebeperking te
kunnen nakomen. ·
Efficiënter hulpbronnengebruik. Landbouw is sterk afhankelijk van de vruchtbaarheid van de bodems en
de beschikbare nutriënten. In de voorbije dertig jaar gebruikte de landbouw
bijvoorbeeld 20 tot 30 ton fosfor per jaar, waarvan het merendeel afkomstig was
van buiten de EU. De fosfaathoudende meststoffen die in de EU worden gebruikt,
bevatten cadmiumonzuiverheden die zich in de bodem kunnen opstapelen. Elk jaar
worden ook grote hoeveelheden mest, bioafval en zuiveringsslib geproduceerd,
die soms worden verwijderd ondanks het feit dat ze nutriënten en organisch
materiaal bevatten. Door dit afval en deze residuen goed in te zamelen, te
behandelen en te gebruiken, kan een stap worden gezet op weg naar
voorzieningszekerheid en kan de bodemtoestand worden verbeterd en de
cadmiumvervuiling worden beperkt.
5.
Lopende activiteiten
Gezien de hierboven uiteengezette uitdagingen
en het feit dat bodemaantasting blijft voortduren in Europa, is het belangrijk
dat de EU beter omgaat met bodemgerelateerde problemen, met name als er geen
EU-wetgeving terzake bestaat. De Thematische strategie voor bodembescherming
heeft deze problemen onder de aandacht gebracht, maar nu, vijf jaar na de
vaststelling van de strategie, is er nog steeds geen systematische monitoring
en bescherming van de bodemkwaliteit in heel Europa. Dit heeft tot gevolg dat
de kennis over de toestand en de kwaliteit van de bodems versnipperd blijft en
dat bodembescherming niet in alle lidstaten op effectieve en coherente wijze
plaatsvindt. Van haar kant blijft de Commissie de volgende
activiteiten voortzetten overeenkomstig de strategie: ·
Bewustmakingsinitiatieven (bv. conferenties, publicaties, openbare campagnes), opleiding van
jonge onderzoekers, integratie van bodem en bodembescherming in door de EU
gefinancierde informatie- en opleidingsevenementen en specifieke
bodemdoelstellingen voor het roterende voorzitterschap van de Raad (bv.
informatiemateriaal over nationale bodemtypes). ·
Steun voor onderzoeksprojecten, met name op
het gebied van grondverschuivingen, bodemafdekking, bodemfuncties en hun verband
met biodiversiteit, bodemkoolstof- en bodemstikstofcycli (met bijzondere
aandacht voor het herstel van veenlanden), bodemvruchtbaarheid en de recycling
van nutriënten in de landbouw, de verdere uitbreiding van de activiteiten van
het European Soil Data Centre, dat bodemgegevens en -informatie op Europees
niveau verzamelt. ·
Met het oog op de consolidatie van geharmoniseerd bodemtoezicht
voor diverse doeleinden, zoals voedselzekerheid en -veiligheid, de monitoring
van diffuse verontreiniging en de beperking van en aanpassing aan
klimaatverandering, overweegt de Commissie op gezette tijden (om de vijf tot
tien jaar) bodemonderzoeken uit te voeren, onder meer met nieuwe teledetectietechnieken.
Dit geharmoniseerd toezicht zal plaatsvinden in overeenstemming met de
beschikking betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen[42], die momenteel wordt herzien.
Ook het programma voor de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid
(GMES)[43]
zal als informatiebron worden gebruikt, met name met betrekking tot
bodemafdekking. ·
De verdere integratie van bodembescherming
in diverse beleidsmaatregelen. De Commissie werkt aan een Europees
innovatiepartnerschap voor landbouwproductiviteit en –duurzaamheid, waarbij
met name aandacht wordt besteed aan landbeheer, inclusief het efficiënt gebruik
van hulpbronnen en het duurzaam gebruik van landbouwgrond. Zij zal trachten om
in de context van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020[44] de kennis en bewustwording van
bodembiodiversiteit te verbeteren. Zij pleegt actief overleg met de lidstaten
over de bodemgerelateerde maatregelen in het Stappenplan voor efficiënt
hulpbronnengebruik in Europa[45],
het GLB en het regionaal beleid. Ten slotte zal zij de laatste hand leggen aan
richtsnoeren voor het beperken, verzachten en compenseren van bodemafdekking,
die de ontwikkeling van de Blauwdruk voor het behoud van de Europese
watervoorraden[46]
zullen ondersteunen en zullen worden gebruikt bij de tenuitvoerlegging van het
Cohesiebeleid. ·
Wat wetgeving betreft, zal de Commissie in
2012 de milieueffectbeoordelingsrichtlijn[47]
opnieuw bekijken, wat de gelegenheid biedt om al in een vroeg stadium van de
planning van een project beter rekening te houden met bodemoverwegingen. Voorts
zal de Commissie nagaan hoe stimulansen kunnen worden gegeven om de
koolstofemissies terug te dringen en het organisch materiaal in de bodem te
behouden, door in de EU-verbintenis op het gebied van klimaatverandering tegen
2020 rekening te houden met de sector 'landgebruik, verandering in landgebruik
en bosbouw (LULUCF)'. ·
De Commissie zal niet alleen actie ondernemen in de
EU, maar zal zich ook op internationaal niveau inspannen voor de oprichting
van een intergouvernementele bodemwerkgroep, in het kader van het door de FAO
gesponsorde Global Soil Partnership[48].
Samen met Duitsland en het Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming van het
secretariaat van de Verenigde Naties (UNCCD) ondersteunt de Commissie actief
een initiatief inzake de economische aspecten van bodemaantasting[49], teneinde stimulansen te geven
voor investeringen in beleidsmaatregelen voor duurzaam landbeheer. Voorts zal zij
nagaan of het wenselijk is dat de EU verklaart een getroffen partij in de zin
van dat verdrag te zijn[50]. Het Europees Parlement, de Raad, het Europees
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden verzocht hun
mening te geven over dit verslag, zodat de Europese bodems kunnen worden
beschermd en tegelijk het duurzaam gebruik ervan kan worden gegarandeerd. [1] COM(2006)
231. [2] Bijvoorbeeld Dirt (VS), Humus (Oostenrijk),
Solutions locales pour un désastre global (Frankrijk) en Il suolo minacciato
(Italië). [3] Voor nadere informatie, zie http://ec.europa.eu/environment/soil/index_en.htm [4] http://eusoils.jrc.ec.europa.eu/esbn/Esbn_overview.html [5] http://cordis.europa.eu/fp7/projects_en.html [6] Besluit nr. 1578/2007/EG. [7] http://esdac.jrc.ec.europa.eu/ [8] Verordening (EG) nr. 2152/2003. [9] http://ec.europa.eu/agriculture/cap-post-2013/legal-proposals/index_en.htm [10] http://ec.europa.eu/environment/soil/study1_en.htm [11] Verordening (EG) nr. 1698/2005. [12] Rural Development Information System-Indicator Database
Information Monitoring. [13] COM(2011) 450. [14] Richtlijn 2010/75/EU. [15] http://prtr.ec.europa.eu/ [16] SEC(2010) 360. [17] COM(2011) 612 en COM(2011) 614. [18] PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1–33. [19] Steun boven de in Verordening (EG) nr. 1998/2006
vastgestelde de-minimisdrempel (momenteel 200 000 euro over drie jaar). [20] http://ec.europa.eu/regional_policy/atlas2007/index_nl.htm [21] COM(2006) 232. [22] http://www.unep.org/geo/GEO4/report/GEO-4_Report_Full_en.pdf [23] http://www.nyo.unep.org/action/15f.htm [24] R. Lal (2004), Soil Carbon Sequestration Impacts on Global
Climate Change and Food Security, Science 304, 1623-1627. [25] http://ec.europa.eu/environment/soil/pdf/report_conf.pdf [26] Remediation of contaminated sites. Sharing experiences and
international practice feasible for India, APSF, 2011 (http://apsfenvironment.in/) [27] http://www.chinadaily.com.cn/2011-03/10/content_12146168_2.htm [28] http://www.eea.europa.eu/soer [29] http://ec.europa.eu/environment/soil/sealing.htm [30] C. Gardi, P. Panagos, C. Bosco en D. de Brogniez, Soil
Sealing, Land Take and Food Security: Impact assessment of land take in the
production of the agricultural sector in Europe, JRC, 2011 (onder peer review). [31] Safeguarding our Soils. A Strategy for England, DEFRA,
2009, blz. 11. [32] http://www.eea.europa.eu/soer/europe/freshwater-quality [33] http://effis.jrc.ec.europa.eu [34] http://wad.jrc.ec.europa.eu.
Deze atlas verschijnt eind 2012. [35] http://www.eea.europa.eu/soer/europe/soil, blz. 16. [36] http://eusoils.jrc.ec.europa.eu/library/maps/biodiversity_atlas/index.html, blz. 62-63. [37] http://ec.europa.eu/environment/enveco/eco_industry/pdf/ecoindustry2006.pdf (Tabel 3, blz. 30). [38] A. Günther, M. Van Den Eeckhaut,
P. Reichenbach, J. Hervás, J.P. Malet, C. Foster, F. Guzzetti, New developments
in harmonized landslide susceptibility mapping over Europe in the framework of
the European Soil Thematic Strategy. Proc. Second World Landslide Forum, Rome,
3-7 oktober 2011 (in druk). [39] http://www.eea.europa.eu/publications/european-union-greenhouse-gas-inventory-2011 [40] http://ec.europa.eu/environment/soil/pdf/report_conf.pdf, blz. 17. [41] Ibid., blz. 13. [42] Beschikking nr. 280/2004/EG. [43] Verordening (EU) nr. 911/2010. [44] COM(2011) 244. [45] COM(2011) 571. [46] http://ec.europa.eu/environment/water/blueprint/index_en.htm [47] Richtlijn 85/337/EEG. [48] http://www.fao.org/news/story/en/item/89277/icode/ [49] http://www.ifpri.org/blog/economics-land-degradation [50] Bulgarije, Cyprus, Griekenland, Hongarije, Italië,
Letland, Malta, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië en Spanje hebben in het
kader van het UNCCD verklaard getroffen te zijn door woestijnvorming.