28.1.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 24/99


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen „Samen werk maken van een nieuwe groei”

(COM(2011) 206 definitief)

2012/C 24/22

Rapporteur: mevrouw FEDERSPIEL

Corapporteurs: de heer SIECKER en de heer VOLEŠ

De Commissie heeft op 13 april 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Akte voor de interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen „Samen werk maken van een nieuwe groei”

COM(2011) 206 definitief.

De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 oktober 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2011 gehouden 475e zitting (vergadering van 27 oktober) onderstaand advies uitgebracht, dat met 150 stemmen vóór en geen stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft de eengemaakte markt nauw in het oog gehouden vanuit het perspectief van het maatschappelijk middenveld en hiervoor in 1994 de waarnemingspost voor de interne markt (WIM) opgericht. Het heeft bijgedragen aan het initiatief van de Commissie om de eengemaakte markt nieuw leven in te blazen, maar betreurt dat de Commissie de rapporten van Monti, Lamassoure en González niet werkelijk ter harte heeft genomen. Dat wil zeggen: zij zorgt niet op een adequate manier voor een eengemaakte markt die ten dienste staat van consumenten en burgers, iets waar het EP op aandrong in zijn resolutie van 20 mei 2010.

1.2   In zijn advies over de Single Market Act (1) heeft het EESC vastgesteld dat hierin een aantal maatregelen ontbreekt. De ontbrekende hefbomen zijn copyrightheffingen, de herziening van de richtlijn over auteursrecht, webneutraliteit, gegevensbescherming, bescherming van investeerders, het protocol inzake sociale vooruitgang, het statuut van de Europese besloten vennootschap, elektronische aanbestedingen, Europese ratingbureaus, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, micro- en familiebedrijven, steun voor de oprichting van nieuwe en de uitbreiding van bestaande bedrijven, debetkaarten en creditcards, elektronisch betalen, consumptief krediet en te hoge schuldenlasten, interbancaire overschrijvingen en jongeren alsook een volledige invoering van de euro en verbetering van de werking van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (SEPA).

1.3   Het EESC had een groot aantal prioriteiten geselecteerd voor een geïntegreerde eengemaakte markt, waarvan er veel zijn terug te vinden in de lijst prioritaire maatregelen, die de „twaalf hefbomen” worden genoemd: het Handvest van grondrechten als wezenlijk onderdeel van de eengemaakte markt, Diensten, De markt voor financiële retaildiensten, Diensten van algemeen belang (DAB), Duurzame ontwikkeling, Kleine en middelgrote bedrijven en andere bedrijfsvormen, Concurrentievermogen, Normalisatie, Een digitale eengemaakte markt, Corporate governance en de inbreng van werknemers, Vrij verkeer van werknemers en de economische vrijheden, Wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten, Externe dimensie en Toegang tot de rechter/Collectief verhaal.

2.   Inhoud van de Mededeling van de Commissie

2.1   De interne markt vertoont een aantal tekortkomingen, die zijn belicht door Mario Monti in zijn verslag getiteld „Een nieuwe strategie voor de interne markt”, alsook door het Europees Parlement in het door Louis Grech opgestelde „Verslag over het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers”. Om deze tekortkomingen te verhelpen moet een proactieve en transversale strategie worden ontwikkeld. Het komt er in de eerste plaats op aan een einde te maken aan de marktversnippering en tevens de barrières en obstakels voor het vrij verkeer van diensten, de innovatie en de creativiteit uit de weg te ruimen. Het komt er ook op aan het vertrouwen van de burgers in hun interne markt te versterken en consumenten te laten profiteren van alle voordelen die deze te bieden heeft.

2.2   Om aan deze uitdagingen het hoofd te bieden heeft de Commissie een debat geopend over 50 voorstellen die zij in haar mededeling „Naar een Single Market Act” (2) heeft gepresenteerd. Op basis van de in de loop van het publieke debat ontvangen bijdragen heeft de Commissie twaalf hefbomen geselecteerd. De Commissie stelt voor dat de EU voor elke hefboom uiterlijk eind 2012 een kernactie goedkeurt om de groei te stimuleren en het vertrouwen van de burgers te versterken.

2.3   De voorgestelde maatregelen zullen pas de verwachte groei- en werkgelegenheidseffecten sorteren als de voorwaarden voor zowel de ontwikkeling als de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze maatregelen aanwezig zijn. Er zijn ten minste vier van zulke voorwaarden: 1) een betere dialoog met de gehele civiele samenleving; 2) een hecht partnerschap met de verschillende actoren; 3) een efficiënte voorlichting van burgers en bedrijven; en 4) een energiekere controle van de toepassing van de internemarktvoorschriften. Eind 2012 moet de aanzet worden gegeven tot een nieuwe fase in de ontwikkeling van de eengemaakte markt. Bij de desbetreffende gedachtewisselingen zal worden uitgegaan van een uitvoerige economische studie, die het mogelijk moet maken nog onbenutte groeibronnen op te sporen en eventuele nieuwe groeihefbomen te onderkennen. De Commissie zal er tevens zorg voor dragen om via haar nieuwe governance-instrumenten met het maatschappelijk middenveld en alle deelnemers aan de eengemaakte markt te overleggen.

3.   Algemene opmerkingen en aanbevelingen

3.1   Het EESC is ingenomen met het streven van de Commissie om de groei te stimuleren en het vertrouwen in de eengemaakte markt te versterken. Het herinnert eraan dat de eengemaakte markt aan de basis ligt van de Europese integratie: deze kan rechtstreeks voelbare voordelen voor de Europese stakeholders opleveren, en kan een duurzame economische groei in Europa genereren. In de huidige omstandigheden is een goed werkende, toekomstgerichte eengemaakte markt niet alleen wenselijk maar zelfs van essentieel belang voor de politieke en economische toekomst van de Europese Unie. Om vruchten af te werpen is het van cruciaal belang dat de voorstellen van de Commissie ambitieus zijn en niet alleen kleinschalige en op details betrekking hebbende problemen aanpakken.

3.2   Het EESC erkent dat de mededeling van de Commissie pas de tweede stap in een proces is, en dat er nog vele stappen zullen moeten volgen. In de mededeling worden de twaalf hefbomen gepresenteerd die de Commissie heeft gekozen uit de oorspronkelijke 50 voorstellen in haar mededeling „Naar een Single Market Act”. Het EESC wijst erop dat veel van de voorgestelde hefbomen niet nieuw zijn zoals was beloofd, maar al op de werkprogramma's van de Commissie voor 2010 en 2011 stonden (3).

3.3   Overigens zou het EESC graag willen begrijpen waarom de Commissie uit zo vele hefbomen juist deze twaalf heeft uitgekozen voor de voltooiing van de eengemaakte markt. Het proces dat tot deze keuze heeft geleid blijkt noch uit de mededeling noch uit de analyse van de betreffende maatregelen.

3.4   Het EESC dringt er bij de Commissie op aan de resterende voorstellen uit de oorspronkelijke mededeling (COM(2010) 608) die niet bij de twaalf hefbomen staan, verder uit te werken. Ook beveelt het de Commissie aan zich te buigen over de ontbrekende hefbomen die worden uiteengezet in het eerdere EESC-advies over de Single Market Act (zie par. 1.2). Het wenst te worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op beide gebieden, en herinnert de Commissie eraan dat een snelle follow-up vereist is om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de eengemaakte markt positief kan doorwerken op de Europese groei in de nabije toekomst.

3.5   Een aantal voorstellen zit al in de pijplijn en zal voor het einde van dit jaar worden gepresenteerd. Het EESC verwacht dat het door de Commissie zal worden geraadpleegd over deze en andere concrete voorstellen, om de standpunten van alle relevante stakeholders te kunnen vertolken. Het EESC is tevens bereid deel te nemen aan de beoordeling van de gevolgen van de nieuwe wetgeving voor de eengemaakte markt, en om een bijdrage te leveren aan de uitvoerige economische studie die het mogelijk moet maken nog onbenutte groeibronnen op te sporen en eventuele nieuwe groeihefbomen te onderkennen. Het EESC wijst erop dat er meer inspanningen moeten worden gedaan om te bepalen wat de impact is van de vroegere en huidige internemarktwetgeving, waarbij speciaal moet worden gekeken of de combinatie van maatregelen succesvol is geweest om de werking van de eengemaakte markt te verbeteren, in de zin van rechtstreekse voordelen voor ondernemingen, werknemers en consumenten.

3.6   Ook benadrukt het EESC dat de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de eengemaakte markt niet alleen betrekking heeft op acties en maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van DG Markt vallen, maar ook op andere beleidsgebieden. Het EESC wijst in dit verband op het belang van initiatieven als de Digitale agenda (4) en het Verslag over het EU-burgerschap (5), en verzoekt de Commissie met klem om vooruitgang te boeken met de verwezenlijking van een goed werkende eengemaakte markt op de in deze mededelingen besproken beleidsterreinen.

3.7   De Commissie hamert in haar inleiding op het belang van duurzame ontwikkeling. Het EESC betreurt het dat de ambitieuze strategie voor duurzame ontwikkeling, die de Commissie in 2008 heeft goedgekeurd, in deze mededeling geen follow-up krijgt. De noodzaak om over te stappen op duurzamere productie- en consumptiepatronen zou alle steun moeten krijgen die het verdient.

3.8   Vóór het Verdrag van Lissabon kreeg het politieke en economisch belang van een eengemaakt Europa voorrang boven sociale kwesties en duurzaamheid. Deze onevenwichtigheid is min of meer weggewerkt in het Verdrag van Lissabon, waarin de andere belangen nu even zwaar wegen (hoewel nog valt te bezien hoe dit in de praktijk uitpakt). In de mededeling wordt echter meerdere malen opgemerkt dat de maatregelen geen extra lasten voor ondernemingen of extra kosten voor consumenten met zich mee zouden mogen brengen, maar er wordt niet ingegaan op de impact voor werknemers en de overheid.

3.9   Het EESC wenst nogmaals aan te dringen op het belang van een holistische aanpak. Hoewel het bevorderen van groei en ondernemingspotentieel van essentieel belang is, zouden de voorstellen meer gefocust moeten zijn op consumenten en burgers als onafhankelijke spelers bij de totstandkoming van de eengemaakte markt.

3.10   Het EESC roept op tot nultolerantie ten aanzien van het niet-uitvoeren van EU-wetgeving door de lidstaten, en herinnert de Raad en de Commissie eraan dat een te late, onsamenhangende en onvolledige uitvoering een groot obstakel voor een goed werkende eengemaakte markt is. Het zou graag zien dat de lidstaten concordantietabellen publiceren om bij te dragen aan een betere bevordering en begrip van de eengemaakte markt (6).

4.   Specifieke opmerkingen en aanbevelingen over de twaalf hefbomen

4.1   Acties voor het mkb

4.1.1   Het EESC is ingenomen met de voorstellen die zouden moeten leiden tot de oplossing van sommige problemen waar mkb-bedrijven mee te maken hebben, zoals met name de grotere toegang tot grensoverschrijdend risicokapitaal. Het wijst er wel op dat dit niet voldoende zal zijn om de in het algemeen beperkte toegang tot financiering waar veel mkb-bedrijven in heel Europa onder lijden – zeker in de nasleep van de crisis – aan te pakken. Daarnaast moet er meer aandacht zijn voor de behoeften van micro- en familiebedrijven, die vaak geen toegang hebben tot de bestaande steunregelingen en wier financiële houdbaarheid vaak wordt ondermijnd door het feit dat rekeningen te laat of helemaal niet worden betaald. Het effect van Bazel III op de bereidheid van banken om mkb-bedrijven te financieren moet worden beoordeeld.

4.1.2   Het EESC wijst er tevens op dat de meeste andere kernacties in meer of mindere mate van invloed zijn op het mkb. De rol van de Small Business Act mag niet worden onderschat. Daarom zou het „think small first”-beginsel op ieder wetgevingsvoorstel moeten worden toegepast, en zouden de gevolgen voor het mkb en voor micro- en familiebedrijven ex ante moeten worden gescreend. De tenuitvoerlegging en het toezicht daarop zouden als een prioriteit van het Europese mkb-beleid moeten worden beschouwd.

4.1.3   Om elke vorm van discriminatie te voorkomen moet de toekomstige talenregeling voor het EU-octrooi voorzien in een financiële ondersteuning voor ondernemingen uit landen wier officiële taal niet als officiële taal van het EU-octrooi wordt gebruikt.

4.2   Mobiliteit van de burgers

4.2.1   De kernactie die wordt voorgesteld om een grotere mobiliteit van de burgers te bewerkstelligen is het moderniseren van het systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties. Het bevorderen van de beroeps- en geografische mobiliteit van werknemers kan de werking van de Europese arbeidsmarkten en de verlening van grensoverschrijdende diensten helpen verbeteren. Bedrijven uit heel Europa kampen met ernstige tekorten aan gekwalificeerde werknemers, deels als gevolg van tekortschietend beroepsonderwijs en scholing. Hoewel op dit punt zeker vooruitgang moet worden geboekt, dringt het EESC er bij de Commissie op aan om ook een groot aantal andere hindernissen aan te pakken die de mobiliteit van de burgers binnen de EU nog steeds in de weg staan.

4.2.2   Er zijn al eerdere pogingen gedaan om de erkenning van beroepskwalificaties voor elkaar te krijgen, namelijk eind jaren '80, toen er nog minder lidstaten waren. Met de in 2005 goedgekeurde richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties werden de 15 bestaande richtlijnen voor aparte categorieën gereglementeerde beroepen geconsolideerd. Omdat de doelstelling nog altijd niet is bereikt is de Europese Commissie in 2010 de omzetting van de richtlijn opnieuw gaan bekijken.

4.2.3   Het EESC onderstreept dat iedere nieuwe wetgeving die bovenop de huidige richtlijn komt zou moeten worden voorafgegaan door een grondige analyse van hoe de bestaande wetgeving kan worden aangepast om de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties te bevorderen. Het EESC wijst voorts op het volgende:

Vermindering van het aantal gereglementeerde beroepen: er zou een systematische screening moeten worden uitgevoerd om te kijken of gereglementeerde beroepen gereglementeerd moeten blijven, gelet op de nieuwe arbeidsmarktbehoeften;

Het idee van een Europese beroepskaart moet verder worden onderzocht (automatische erkenning door de bevoegde autoriteiten, die deze kaarten in de eerste plaats moeten verstrekken);

De herziening van de minimumopleidingsnormen zou moeten worden gebaseerd op de resultaten in termen van vaardigheden en competenties, in plaats van op het aantal uren dat onderwijs is gevolgd;

De co-existentie van enerzijds het algemene erkenningssysteem van de beroepskwalificatiesrichtlijn en anderzijds het EKK (7) en de andere transparantiebevorderende instrumenten van de processen van Bologna en Kopenhagen, moet worden gewaarborgd.

4.2.4   Zolang er nog geen volledige harmonisatie tussen de 27 lidstaten is, stelt het EESC voor dat wordt gekeken naar een andere benadering, gebaseerd op gemeenschappelijke activiteiten van een klein aantal lidstaten, zo mogelijk in de vorm van een versterkte samenwerking, op basis van migratiepatronen en arbeidsmarktontwikkelingen. Misschien kan de mobiliteit van werknemers zo wél succesvol worden verbeterd. Na deze eerste stap is een volledige harmonisatie wellicht gemakkelijker te realiseren.

4.2.5   Het EESC denkt niet dat de richtlijn betreffende bedrijfspensioenfondsen moet worden herzien, omdat deze nu al een voldoende rechtskader biedt. Wel moet de werking van de grensoverschrijdende bepalingen worden verbeterd.

4.3   Intellectuele-eigendomsrechten (IER)

4.3.1   IER moeten gelden voor ontwerpers, gebruikers van auteursrechten en consumenten (8). Consumenten zouden toegang moeten hebben tot inhoud waarop auteursrecht berust en tot producten en diensten die zijn gebaseerd op materiaal waarop auteursrecht berust, ongeacht de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Er moet een meer pan-Europese benadering van vergunningen en heffingen komen.

4.3.2   Met het huidige regelgevingskader voor IER zien de consumenten door de bomen het bos niet meer; dit geldt des te meer op pan-Europees niveau. Het regelgevingskader moet worden verduidelijkt, terwijl de wettelijke sancties en de rechtshandhaving proportioneel moeten zijn: individuele consumenten die IER onbedoeld en/of op kleine schaal voor persoonlijk gebruik overtreden moeten wellicht anders worden behandeld dan grootschalige/commerciële criminele activiteiten.

4.4   De consumenten, actieve deelnemers aan de eengemaakte markt

4.4.1   Alternatieve geschillenbeslechting kan een nuttig instrument zijn om consumenten te helpen beschermen en hen in staat te stellen om snel en goedkoop hun gelijk te halen. Niet alleen op het gebied van e-handel, maar ook in het algemeen. De belangen van de consumenten moeten centraal staan in dit buitengerechtelijk mechanisme, en zij zouden zich zo nodig ook tot de rechter moeten kunnen wenden. Het EESC is ingenomen met het wetgevingsvoorstel voor alternatieve geschillenbeslechting, dat op het werkprogramma van de Commissie voor 2011 staat, en wijst erop dat de voorgestelde wetgeving een hoge mate van bescherming moet bieden.

4.4.2   Naast alternatieve geschillenbeslechting heeft DG Justitie ook een raadpleging gehouden over collectieve vorderingen. Helaas staat voor november geen wetgevingsvoorstel gepland, alleen een andere mededeling over de resultaten van de raadpleging afgelopen voorjaar. Het is nu de hoogste tijd om woorden om te zetten in daden. Het EESC hoopt dat binnenkort een wetgevingsvoorstel wordt gedaan. Dit moet dan leiden tot een mechanisme voor collectieve vorderingen dat zowel nationaal als grensoverschrijdend werkt, en dat toegankelijk is voor alle consumenten op de eengemaakte markt.

4.4.3   Deze mechanismen zouden beschikbaar moeten zijn voor een ieder wiens rechten worden geschonden op de eengemaakte markt. Het zijn niet alleen consumenten wier rechten door leveranciers van goederen en diensten worden geschonden, via oneerlijke bedingingen in contracten of oneerlijke handelspraktijken. Ook werknemers wier rechten worden geschonden, en burgers in het algemeen die worden gediscrimineerd, zouden toegang moeten hebben tot collectieve verhaalmechanismen. Mkb-bedrijven kunnen behoefte hebben aan bescherming tegen oneerlijke handelspraktijken enz.

4.4.4   Consumenten plukken nog altijd niet de vruchten van de eengemaakte markt als het gaat om financiële retaildiensten. Het EESC is ingenomen met de voortzetting van de werkzaamheden inzake de transparantie van de bankkosten en een betere bescherming van kredietnemers, maar wijst erop dat meer moet worden gedaan om de grensoverschrijdende toegang tot financiële retaildiensten te bevorderen. Daarnaast zouden basisbetaalrekeningen voor alle burgers in de EU beschikbaar moeten zijn.

4.4.5   Het EESC staat achter de herziening van de richtlijn over algemene productveiligheid, waarin een grotere nadruk wordt gelegd op het perspectief van de consument. Het zal graag zijn licht laten schijnen over de concrete voorstellen. Ook is het ingenomen met het voorgestelde toegenomen markttoezicht, op zowel nationaal als Europees niveau.

4.4.6   Uit de interne markt voortvloeiende directe rechten van consumenten en burgers zijn een belangrijke hoeksteen van de marktintegratie: dit zijn rechtstreekse voordelen van de Europese economische integratie, bijv. op het gebied van passagiersrechten, roamingtarieven en e-handel. Consumenten/passagiers moeten snel en gemakkelijk toegang hebben tot mechanismen waarmee zij hun rechten kunnen doen gelden, met name in noodsituaties, bijvoorbeeld wanneer zij vast zitten in het buitenland en niet de middelen hebben om naar hun eigen land terug te keren. Een uniforme toepassing is van cruciaal belang aangezien passagiers niet overal in de EU gelijk worden behandeld: er zijn grote verschillen in handhaving, maar ook in de interpretatie van de bestaande regels en voorschriften.

4.5   Diensten

4.5.1   Het EESC steunt het voorstel om het normalisatiestelsel uit te breiden tot diensten, maar wijst erop dat rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van diensten, en dat het normalisatiemodel voor goederen niet zo maar kan worden gekopieerd. Bij de verdere ontwikkeling van normen op het gebied van diensten moet rekening worden gehouden met de behoeften van markt en samenleving en met de consumentenveiligheid.

4.5.2   Het EESC is ingenomen met het voorstel om een groep op hoog niveau in het leven te roepen voor de zakelijke dienstverlening, die moet nagaan wat de belangrijkste obstakels en knelpunten op de markt zijn.

4.5.3   Het Comité verwelkomt het initiatief om de overheidsdiensten te moderniseren door zogenaamde „één-loketten” op te zetten. Administratieve samenwerking bij grensoverschrijdende aangelegenheden valt alleen maar toe te juichen. Deze samenwerking dient zich ook uit te breiden tot beleidsterreinen waarbij naleving van verplichtingen in het geding is. Het EESC vindt de conclusies van de Commissie over de effecten van de Dienstenrichtlijn en het functioneren van de dienstensector prematuur, omdat de richtlijn pas enkele jaren van kracht is (9).

4.6   Netwerken

4.6.1   Op het gebied van energienetwerken (10) is het EESC van mening dat de lidstaten vrij moeten blijven in hun energiekeuze. Het algemeen belang heeft baat bij goede netten en een betaalbare dienstverlening die hoogwaardig, universeel, veilig en continu is. Over energie en energietransmissienetten zou de EU naar buiten toe met één stem moeten spreken; bij haar diplomatieke activiteiten (ENB) zou zij ook structureel oog moeten hebben voor deze zaken – met name de continuïteit van de energievoorziening – en voor de doorvoerlanden zou zij governance-normen moeten voorstellen. Internationaal zouden de lidstaten samen met de EU moeten pleiten voor energiesolidariteit, terwijl ze binnen de EU het beginsel van het algemeen belang moeten respecteren. Verder zou volgens het EESC een Europees adviescomité voor energie en klimaatverandering moeten worden opgericht.

4.6.2   Op het gebied van vervoer (11) dringt het EESC aan op verbetering van zowel de oost-west- als de noord-zuidverbinding in de EU. Het wenst dat nadrukkelijk rekening gehouden wordt met het zogenaamde Nabuurschapbeleid, met verbindingen naar het oosten en zuiden van de EU. De Commissie en de lidstaten zouden zich vooral moeten concentreren op het netwerk en niet op individuele infrastructurele werken. Hierdoor wordt ook de solidariteit tussen de lidstaten bevorderd. Het EESC hamert erop dat als de EU een echt geïntegreerde eengemaakte vervoersmarkt tot stand wenst te brengen in Europa en het cohesiebeleid wenst voort te zetten, een radicale wijziging nodig is in de keuze van de netwerken. In dit verband juicht het EESC de recente herziening van het TEN-V beleid toe. Ook beveelt het aan om goed en selectief gebruik te maken van publiek-private partnerschappen (PPP's) bij de financiering van TEN-V-projecten. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat niet alle lidstaten evenveel ervaring hebben met PPP's, en er moet een samenhangende financieringsstrategie komen om alle relevante Europese en nationale financiële instrumenten te mobiliseren, als onderdeel van het streven naar een „betere financiering”.

4.7   Een eengemaakte digitale markt

4.7.1   De elektronische handel lijkt een van de grootste slachtoffers te zijn van de fragmentatie van de eengemaakte markt. Niet-geharmoniseerde regelgeving, tekortschietende interoperabiliteit van informatiesystemen (12), onopgeloste problemen rond intellectuele-eigendomsrechten, twijfels over de veiligheid van de betalingen en over de inachtneming van de rechten van de consument, met name wat productveiligheid betreft, staan de volledige benutting van het grote potentieel van de grensoverschrijdende on-linehandel in de weg voor zowel providers als consumenten. Hoewel de in de mededeling voorgestelde acties sommige obstakels voor de eengemaakte digitale markt wegnemen, wijst het EESC erop dat er veel meer moet worden gedaan om de eengemaakte markt voor te bereiden op het kennistijdperk, waaronder uniform hoge normen op het gebied van gegevensbescherming, bijvoorbeeld op het gebied van elektronische handtekeningen. In dit verband herhaalt het EESC zijn verzoek om netneutraliteit te erkennen als een van de basisbeginselen van de eengemaakte digitale markt.

4.7.2   Door de in de mededeling genoemde problemen rond e-handel op te lossen, kan het vertrouwen van de consumenten in de eengemaakte markt worden vergroot. Tot nu toe zijn echter weinig concrete voorstellen gedaan. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om een ambitieus actieplan op te stellen voor de ontwikkeling van e-handel, waarin de consument centraal staat. Dit moet leiden tot een on-line EU-markt waar consumenten zich beschermd en veilig voelen, omdat zij weten tot wie zij zich kunnen richten indien hun rechten worden geschonden.

4.7.3   Een goed werkende eengemaakte digitale markt houdt in dat consumenten en ondernemingen gewaarworden dat er geen nationale grenzen meer zijn. Dit betekent dat consumenten digitale producten zoals muziek vrijelijk kunnen bestellen in andere lidstaten, wat met name van belang is om de volgende generatie Europeanen warm te maken voor de eengemaakte markt.

4.8   Sociaal ondernemerschap

4.8.1   Het EESC juicht de bevordering van het sociaal ondernemerschap toe en is ingenomen met het initiatief van de Commissie voor een politiek kader om het potentieel er van te verwezenlijken. Initiatieven ter bevordering van het sociaal ondernemerschap zouden de grondbeginselen van de wetgeving inzake de eengemaakte markt moeten volgen, zoals de regels voor mededinging en staatssteun, en zouden rekening moeten houden met hetgeen het EESC op dit gebied al heeft verricht (13).

4.8.2   Het EESC was voorstander van de totstandkoming van een statuut van de Europese stichting maar verzoekt de Commissie na te gaan of een wetgeving die de grensoverschrijdende activiteiten van bestaande stichtingen vergemakkelijkt de enige weg moet zijn, gezien de lauwe belangstelling voor bestaande statuten zoals het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap en het statuut van de Europese vennootschap.

4.8.3   Om de inbreng van werknemers verder te ontwikkelen en de informatievoorziening door bedrijven transparanter te maken moet de Commissie het streven van de EU naar een sterkere corporate governance kracht bijzetten. Het recht van werknemers op informatie, raadpleging en medezeggenschap is als een grondrecht op verschillende plaatsen in het Verdrag opgenomen. Zo heeft artikel 151, 1e alinea, van het VWEU onder meer betrekking op de „sociale dialoog”, en staat in artikel 153, lid 1, dat het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld wordt: „de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap”. Bij de openbare raadpleging is het daarom zaak na te gaan hoe de informatie van bedrijven over sociale aangelegenheden, milieukwesties en mensenrechten transparanter kan worden gemaakt. Het Initiatief voor een Sociaal Ondernemerschap zal door het EESC kritisch worden beoordeeld, met onder meer aandacht voor de mogelijkheid om het vrijwillige karakter van mvo (maatschappelijk verantwoord ondernemen) te behouden, mocht het concreet om het opstellen van een advies worden verzocht.

4.9   Belastingen

4.9.1   Met betrekking tot de herziening van de richtlijn inzake de belastingheffing op energie onderstreept het EESC dat de invoering van een CO2-heffing de regeling voor de handel in emissierechten (ETS) en het Energie-efficiëntieplan (EEP) moet aanvullen (14). De CO2-heffing zou de financiële steun moeten opleveren die nodig is om vaart te zetten achter de O&O-inspanningen voor koolstofarme processen en innovatieve technologieën; de opbrengsten van deze belasting zouden uitsluitend hiervoor bestemd moeten zijn. De hoogte van de belasting mag de groei niet in gevaar brengen en niet op politiek of publiek verzet stuiten, en de uitvoering van de belasting mag geen energiearmoede in de hand werken.

4.9.2   De CO2-heffing zou niet zozeer op productie als wel op consumptie gebaseerd moeten zijn. De Commissie zou een reeks algemene richtsnoeren moeten ontwikkelen voor het heffen van een dergelijke belasting, waarbij de invulling van de details aan de individuele lidstaten wordt overgelaten. Deze zouden vrij zijn om deze belasting te heffen, al naar gelang van hun verwerkende en energieproducerende industrie.

4.9.3   Het EESC kijkt reikhalzend uit naar maatregelen die sommige tegenstrijdigheden in de belastingheffing zullen aanpakken, bijvoorbeeld op het gebied van btw, energieheffingen en de heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Voor een doeltreffender werking van de eengemaakte markt moet er enerzijds voor worden gezorgd dat individuele lidstaten overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel hun openbare diensten zelf kunnen blijven financieren, en moet anderzijds ook aandacht worden besteed aan de moeilijkheden waar burgers en mkb-bedrijven dagelijks mee te maken krijgen op de eengemaakte markt als gevolg van uiteenlopende belastingstelsels en de implementatie daarvan. De voorgestelde belasting op financiële transacties zou ook moeten helpen om het nemen van te grote risico's in deze sector aan te pakken.

4.10   Sociale samenhang

4.10.1   Het EESC is te vinden voor de ideeën die de Commissie presenteert onder de hefboom Sociale samenhang. Deze gaan verder dan eenvoudig een betere toepassing van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers, zoals de Commissie aanvankelijk had voorgesteld in haar mededeling „Naar een Single Market Act”. De Commissie is van plan met een wetgevingsvoorstel te komen voor een betere tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers. Dat voorstel zal mogelijk een verduidelijking betreffende de uitoefening van de sociale grondrechten in de context van de economische vrijheden van de interne markt bevatten of met een dergelijke verduidelijking worden aangevuld. Dit is geen voorstel voor een herziening, maar voor een nieuw wetsbesluit ter verbetering van de uitvoering van de richtlijn. Tegenstrijdigheden in de uitvoering van de richtlijn moeten worden opgehelderd en er is een goede omschrijving nodig van de bevoegdheid van lidstaten om te zorgen voor de naleving van hun arbeidsnormen en de inachtneming van hun stelsels van arbeidsbetrekkingen, waarbij de aandacht ook dient uit te gaan naar de cruciale rol van diverse vormen van collectieve onderhandelingen. Is die opheldering eenmaal een feit, dan zou moeten blijken of een herziening van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers nodig is. Een en ander mag niet ten koste gaan van mededingingsregels en het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit. Voor het ontwikkelen van nieuwe wetgeving en het herzien van bestaande wetgeving dient altijd overleg te worden gevoerd met de sociale partners. Ook moet het evenwicht tussen strenge arbeidsnormen en economische vrijheden intact blijven, en moeten de problemen in verband met zwartwerk worden aangepakt.

4.11   Regelgevingskader voor bedrijven

4.11.1   Het geeft geen pas regelgeving als een barrière of last te bestempelen wanneer hiermee maatschappelijke belangen, waaronder de rechten van consumenten en werknemers, worden beschermd. De voorgestelde vereenvoudiging van de Jaarrekeningenrichtlijn, waarmee de regeldruk voor met name het mkb wordt verlicht, lijkt bij te dragen aan een gunstig ondernemingsklimaat, maar het zou slechts één facet moeten zijn van een uitgebreide herziening van de onnodige administratieve lasten waar Europese ondernemingen mee te maken hebben en waardoor hun concurrentiepositie op de wereldmarkt wordt verzwakt.

4.11.2   Het EESC is ingenomen met de voorgestelde acties zoals de koppeling van ondernemingsregisters, een Statuut van de Europese besloten vennootschap dat aan de maatschappelijke eisen voldoet en een meer samenhangende tenuitvoerlegging van de Small Business Act door de EU en de lidstaten, maar benadrukt dat de onnodige administratieve lasten nog verder moeten worden teruggedrongen, en verwacht dat de Commissie met streefcijfers zal komen na 2012, wanneer de regeldruk met een kwart zou moeten zijn gedaald. Het EESC wijst erop dat een vermindering van nutteloze lasten altijd wenselijk is, of het nu gaat om ondernemingen, consumenten of de overheid, maar dat e.e.a. zorgvuldig moet worden afgewogen om ervoor te zorgen dat het oorspronkelijke doel van de wetgeving niet in het gedrang komt. Bovendien kan een gemeenschappelijke EU-benadering eveneens helpen de administratieve lasten terug te dringen, omdat deze in de plaats komt van 27 verschillende nationale benaderingen.

4.12   Overheidsopdrachten

4.12.1   Het EESC is ingenomen met het initiatief om een evenwichtig beleid inzake overheidsopdrachten te ontwikkelen dat de vraag naar een milieuvriendelijke, innovatieve en maatschappelijk verantwoorde ontwikkeling ondersteunt. Daarnaast moet er in de hele EU aan worden gewerkt om corruptie en misbruik van openbare middelen in aanbestedingsprocedures tegen te gaan. Overheidsopdrachten dreigen echter te ingewikkeld te worden om consequent te kunnen worden toegepast (15). De capaciteit van de openbare besturen zou in ieder geval moeten worden versterkt zodat zij de regels inzake overheidsopdrachten consequent kunnen toepassen en de nieuwe vereisten waaraan overheidsopdrachten moeten voldoen, in hun bestekken kunnen opnemen. Ook zou de Commissie een ruimer gebruik van de gedragscode door overheden moeten promoten, om overheidsopdrachten mkb- vriendelijker te maken (16).

4.12.2   Sinds het begin van het internemarktproject halverwege de jaren tachtig is er discussie geweest over de opname van een fundamentele sociale clausule in de regelgeving. De eisen in die richting zijn bij de herziening van de aanbestedingsregels in 2005 gedeeltelijk gehonoreerd. De herziening van de EU-richtlijnen voor overheidsopdrachten moet leiden tot volledige benutting van het huidige kader voor de integratie van sociale en milieucriteria in de contracten – welke ook moeten worden toegepast door dienstverleners uit derde landen – mits deze criteria stroken met de in het Verdrag van Lissabon verankerde grondbeginselen van de EU-wetgeving.

4.12.3   In haar initiatief op het gebied van overheidsopdrachten zou de Commissie meer aandacht moeten besteden aan de hardnekkige verschillen in openheid tussen de markten voor openbare aanbesteding van de EU en die van haar belangrijkste handelspartners. Nagegaan moet worden in hoeverre het haalbaar is dat deze markten in de EU open blijven als voor derde landen op diezelfde markten andere voorwaarden gelden. Wat dit betreft moeten de geratificeerde IAO-verdragen en de mensenrechten wereldwijd door iedereen, EU-lidstaten én derde landen, worden gerespecteerd. De EU zou dit beleid actief op internationaal niveau moeten promoten.

5.   Voorwaarden voor succes

5.1   Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie het belang van het maatschappelijk middenveld erkent en diens bereidheid om bij de ontwikkeling van de eengemaakte markt wenst te worden betrokken. Het is de rol van het EESC om als brug te fungeren tussen Europa en de organisaties van het maatschappelijk middenveld, waardoor het zich in een unieke positie bevindt om de Commissie te helpen bij de ontwikkeling van de eengemaakte markt. In dit verband herinnert het EESC de Commissie eraan dat het niet volstaat om het maatschappelijk middenveld te raadplegen, maar dat zij achteraf moet aantonen hoe de raadplegingen en adviezen de voorstellen hebben beïnvloed.

5.2   Het Internemarktforum zou een doeltreffend platform moeten worden waarop de EU en nationale/regionale overheden die verantwoordelijk zijn voor de soepele werking van de eengemaakte markt, in contact kunnen treden met de hoofdrolspelers. Het EESC is een groot voorstander van het door eurocommissaris Barnier gelanceerde idee voor een „Week van de eengemaakte markt”, mede te organiseren door de overheden en maatschappelijke organisaties van de afzonderlijke lidstaten.

5.3   Het informatiesysteem voor de interne markt (17) (IMI - Internal Market Information system), wat het belangrijkste technische middel is voor de samenwerking tussen nationale overheidsdiensten, kan ook als interface voor gebruikers van de eengemaakte markt dienen.

5.4   De tanende belangstelling van de Europese burgers voor de Europese integratie vraagt om een intensieve en doelgerichte communicatiestrategie en de inzet van alle middelen waarmee ondernemingen, werknemers en burgers de nodige ondersteuning wordt gegeven, zoals Solvit, EURES, het European Enterprise Network, Europese bureaus voor consumentenvoorlichting, RAPEX enz. De ontwikkeling van één centrale portaalsite („Uw Europa”) voor ondernemingen en burgers kan nuttig zijn, maar alleen als de informatie volledig, relevant, gezaghebbend en toegankelijk is. Burgers en ondernemingen moeten hun vragen ook rechtstreeks aan een persoon kunnen stellen, in plaats van uitsluitend elektronisch materiaal te kunnen raadplegen.

Brussel, 27 oktober 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 132 van 3-5-2011, blz. 47.

(2)  COM (2010) 608 definitief; EESC-advies: PB C 132, 3-5-2011, blz. 47.

(3)  COM (2010) 135 definitief, 31-3-2010 en COM (2010) 623 definitief, 27-10-2010.

(4)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0245:FIN:NL:PDF

(5)  http://ec.europa.eu/justice/citizen/files/com_2010_603_en.pdf.

(6)  PB C 248 van 25-8-2011, blz. 87.

(7)  Europees kwalificatiekader

(8)  PB C 18 van 19-1-2011, blz. 105.

(9)  Zie advies CESE PB C 318 van 29-10-2011, blz. 109.

(10)  PB C 306 van 16-12-2009, blz. 51.

(11)  PB C 318 van 23-12-2009, blz. 101.

(12)  Zie advies CESE PB C 318 van 29-10-2011, blz. 105.

(13)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(14)  Zie bladzijde 7 van dit Publicatieblad.

(15)  Zie EESC-adviezen in PB C 224, 30.8.2008, blz. 32, PB C 318 van 29.10.2011, blz. 99 et PB C 318 van 29.10.2011, blz. 113.

(16)  „European code of best practices facilitating access by SMEs to public procurement contracts” (Europese gedragscode ter bevordering van de toegang van het MKB tot overheidsopdrachten), SEC(2008) 2193.

(17)  Voor meer informatie zie http://ec.europa.eu/internal_market/imi-net/index.html