1.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 324/16


Conclusies van de Raad over de rol van cultuur bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting

2010/C 324/03

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Besluit nr. 1098/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 inzake het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) (1),

Gezien de aanneming door de Europese Raad, tijdens zijn bijeenkomst van 17 juni 2010, van „Europa 2020”, een strategie voor banen en slimme, duurzame en inclusieve groei (2), en met name zijn gehechtheid aan de „bevordering van sociale insluiting, met name door armoedevermindering, door ernaar te streven ten minste 20 miljoen mensen te bevrijden van het risico op armoede en uitsluiting”,

Met belangstelling nota nemend van de Resolutie van het Europees Parlement van 15 november 2007 over de balans van de sociale realiteit, waarin wordt gesteld dat de Europese Unie politieke prioriteit moet geven aan het versterken van de sociale samenhang en het uitbannen van armoede en sociale uitsluiting,

Overwegende hetgeen volgt:

eenieder heeft het recht toegang te krijgen tot en deel te nemen aan het culturele leven, zijn hele leven lang aanspraak te maken op onderwijs en opleiding, zijn creatief potentieel te ontwikkelen, en zijn identiteit en zijn culturele affiniteiten in hun uiteenlopende uitdrukkingsvormen te kiezen en gerespecteerd te zien;

de sectordoorsnijdende dimensie van cultuur rechtvaardigt de mobilisering van het cultuurbeleid bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting;

toegang tot, deelneming aan en vorming in cultuur kunnen inderdaad een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van armoede en bij het bevorderen van een grotere sociale insluiting, doordat zij met name gunstig kunnen zijn voor:

de persoonlijke ontplooiing, de expressie, de bewustwording, de vrijheid en de emancipatie van individuen, en hun actieve deelname aan het maatschappelijk leven;

de sociale integratie van groepen die in isolement leven, zoals ouderen, en van groepen die kampen met armoede en sociale uitsluiting, en de bewustwording en bestrijding van stereotypen en vooroordelen ten aanzien van specifieke sociale en culturele groeperingen;

het bevorderen van de culturele verscheidenheid en de interculturele dialoog, de eerbiediging van verschillen en het vermogen om interculturele probleemsituaties te voorkomen en op te lossen;

de toegang tot informatie en diensten, wat betreft culturele locaties die toegang bieden tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en tot internet in het bijzonder;

de ontwikkeling van het creatieve potentieel en van vaardigheden die mensen in niet-formeel of informeel onderwijs verwerven en die zij op de arbeidsmarkt en in het sociale en maatschappelijk leven kunnen benutten.

VAN OORDEEL derhalve dat de culturele dimensie in het nationale en Europese beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting moet worden geïntegreerd,

VERZOEKT tegen die achtergrond DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE om, binnen hun respectieve bevoegdheden en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en van het institutioneel kader:

A.

Ter bevordering van de sectordoorsnijdende dimensie van cultuur een algemene, coherente en participatieve aanpak te volgen door:

1.

de culturele dimensie te integreren in de strategieën voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en de sociale insluiting door middel van het cultuurbeleid te bevorderen;

2.

beleidsmaatregelen te treffen ter bevordering van de effectieve toegang en de deelname van eenieder aan culturele activiteiten;

3.

de betrokkenen, inclusief personen die kampen met armoede en sociale uitsluiting, en hun verenigingen te betrekken bij het formuleren en toepassen van strategieën en beleid;

4.

aan te moedigen dat plaatselijk specifieke projecten worden opgezet die de sociale-insluitingsprogramma's en de culturele programma's met elkaar verbinden;

5.

de samenwerking, de verwezenlijking van gemeenschappelijke projecten en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus, waaronder het Europese, tussen de actoren in de sociale, economische, culturele, onderwijs- en jeugdsector, en tussen de overheidsinstanties en deze actoren aan te moedigen;

6.

het onderzoek naar en de analyse van de rol van cultuur bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te bevorderen.

B.

De banden tussen onderwijs, opleiding, economie, werkgelegenheid en cultuur te versterken door:

1.

in het bijzonder met deelneming van kunstenaars en culturele instellingen culturele activiteiten binnen de sociale, onderwijs- en jeugdvoorzieningen aan te moedigen om de culturele en interculturele vaardigheden te versterken en het creatieve en innovatiepotentieel te stimuleren, met name bij kinderen en jongeren;

2.

het belang van culturele bemiddeling (3) bij de deelneming aan cultuur te erkennen, evenals de noodzaak om daartoe geschikte opleidingen tot stand te brengen en de professionalisering van belanghebbende partijen te vergroten;

3.

de benutting van in de culturele sector verworven vaardigheden te bevorderen om de integratie in de arbeidsmarkt en in het sociale en maatschappelijke leven gemakkelijker te doen verlopen;

4.

beleidsmaatregelen te treffen die het mediaonderricht ten goede komen, die gericht zijn op de ontwikkeling van digitale geletterdheid, en die kwetsbare, arme of sociaal uitgesloten bevolkingsgroepen vertrouwd maken met de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, waardoor cultuur toegankelijker wordt en de culturele expressie en de kunstzinnige creativiteit beter kunnen worden ontplooid;

5.

de actoren in de culturele, sociale, economische, onderwijs- en jeugdsector ontvankelijk te maken voor contacten met arme of sociaal uitgesloten mensen, voor de interculturele dialoog, voor de rol van cultuur als factor van sociale insluiting en voor de maatschappelijke dimensie van cultuur.

C.

Het potentieel van cultuur in te zetten voor de bestrijding van stereotypen en vooroordelen ten aanzien van specifieke sociale en culturele groeperingen die kampen met armoede en sociale uitsluiting, door:

1.

werk te maken van programma's en acties die de nadruk leggen op de culturele verscheidenheid en de interculturele dialoog, en door bijzondere aandacht te schenken aan culturele uitwisselingen tussen deze groepen, zoals migranten, en de brede samenleving;

2.

de positieve rol die de media op dit gebied kunnen spelen, naar waarde schatten;

3.

het aanmoedigen van de acties die op dit gebied op scholen en daarbuiten ten behoeve van kinderen en jongeren worden gevoerd, met name door jeugdverenigingen en -bewegingen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN om met inachtneming van het institutioneel kader:

A.

Een ongehinderde toegang tot cultuur mogelijk te maken door:

1.

de culturele sector ertoe te bewegen zich gastvrij op te stellen voor alle soorten publiek en de verschillende behoeften te erkennen;

2.

aangepaste en toegankelijke culturele informatie te verspreiden en specifieke informatie- en bewustmakingsmethoden te hanteren waarmee kwetsbare groepen kunnen worden aangesproken, en door bijzondere aandacht te schenken aan personen met een handicap;

3.

de toegang tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, en met name tot internet, te verbeteren, en in dat verband de rol die openbare bibliotheken, lokale culturele centra en openbare toegangspunten voor het internet spelen als essentieel onderdeel van het digitale kennislandschap en als ruimte waar iedereen elkaar kan ontmoeten en culturele activiteiten kan ontplooien, te versterken en te vernieuwen;

4.

ten gunste van specifieke doelgroepen een beleid te voeren dat de toegang tot cultuur goedkoper maakt;

5.

het cultuuraanbod in de omgeving, dat voor iedereen toegankelijk moet zijn, te verbeteren en te diversifiëren.

B.

De deelneming aan het culturele leven en de culturele expressie te verbeteren door:

1.

de deelneming aan cultuur, de culturele expressie en de kunstzinnige creativiteit van groepen die kampen met armoede en sociale uitsluiting, naar waarde schatten, met name door versterking van de maatregelen ter bevordering van cultuureducatie, culturele bemiddeling of artistieke ontplooiing;

2.

een beleid te voeren op het vlak van alfabetisering, met inbegrip van digitale geletterdheid, basisonderwijs en het aanleren van nationale talen;

3.

projecten, met inbegrip van „artists in residence”-projecten, aan te moedigen waardoor de samenwerking tussen kunstenaars en arme of sociaal uitgesloten personen kan worden bevorderd;

4.

het potentieel van de onderwijs- en jeugdsector te optimaliseren, en door de inspanningen van culturele instellingen ter bevordering van de deelneming van kinderen en jongeren aan het culturele leven en de culturele expressie, te ondersteunen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE derhalve:

1.

de instrumenten van het cohesiebeleid van de Unie optimaal te gebruiken om de culturele initiatieven voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te ondersteunen;

2.

de bijdrage van cultuur aan de ontwikkeling en uitvoering van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te waarderen;

3.

rekening te houden met deze conclusies bij de verwezenlijking van de doelen van de Europa 2020-strategie.


(1)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 20.

(2)  Doc. EUCO 13/1/10 REV 1.

(3)  Culturele bemiddeling houdt het smeden van banden tussen publiek en cultuur in.