52010DC0639




[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 10.11.2010

COM(2010) 639 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Energie 2020 Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie

SEC(2010) 1346

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Energie 2020 Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie

INLEIDING

Falen is geen optie - de prijs is te hoog …

Energie is de levensader van onze samenleving. Het welzijn van onze bevolking, industrie en economie hangt af van een veilige, continu geleverde, duurzame en betaalbare energievoorziening. Tezelfdertijd zijn energiegerelateerde emissies goed voor bijna 80% van de totale uitstoot van broeikasgassen in de EU. Het energieprobleem vormt een van de grootste actuele uitdagingen voor Europa. Het zal decennia duren om onze energiesystemen een meer veilige en duurzame richting uit te sturen. Maar de beslissingen die ons op de goede weg moeten brengen, moeten vandaag al worden genomen. Als we er niet in slagen een goed functionerende Europese energiemarkt tot stand te brengen, zal dit de kosten voor de consument doen oplopen en het concurrentievermogen van Europa in het gedrang brengen.

In de komende tien jaar zijn investeringen in energie voor een bedrag van ongeveer duizend miljard euro vereist, zowel om de bestaande bronnen te diversifiëren en installaties te vervangen als om een antwoord te bieden op de grote en veranderende energiebehoeften. Structurele nieuwe ontwikkelingen bij de energievoorziening, gedeeltelijk ten gevolge van interne productiewijzigingen, verplichten de Europese economieën ertoe om afwegingen te maken inzake energieproducten en -infrastructuur. De gemaakte keuzes zullen gevolgen hebben voor de komende 30 jaar en langer. Om deze beslissingen met de nodige zin voor urgentie te kunnen nemen, is een ambitieus beleidskader nodig. Uitstel van deze beslissingen zal een enorme weerslag hebben op de hele samenleving, zowel wat de kosten op lange termijn als wat de voorzieningszekerheid betreft.

Er is stilaan een gemeenschappelijk energiebeleid van de EU ontstaan rond de gemeenschappelijke doelstelling een ononderbroken materiële beschikbaarheid van energieproducten en -diensten op de markt te waarborgen tegen een prijs die aanvaardbaar is voor alle gebruikers (particulier en industrieel), en daarbij tegelijk bij te dragen tot de bredere doelstellingen van de EU op maatschappelijk en klimaatgebied. De centrale doelstellingen van het energiebeleid (continuïteit van de voorziening, concurrentievermogen en duurzaamheid) zijn nu opgenomen in het Verdrag van Lissabon[1]. Daarin wordt duidelijk omschreven wat op energiegebied van Europa wordt verwacht. Hoewel er enige vooruitgang is geboekt op weg naar deze doelstellingen, passen de energiesystemen van Europa zich al te traag aan, terwijl de uitdagingen steeds groter worden. De toekomstige uitbreidingen van de EU zullen dit probleem nog acuter maken aangezien de Unie landen zal moeten opnemen met een zeer verouderde infrastructuur en minder concurrerende energie-economie.

De Europese Raad heeft in 2007 ambitieuze doelstellingen op energie- en klimaatgebied voor 2020 vastgesteld, meer bepaald een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20% (of zelfs met 30% als de nodige voorwaarden daarvoor vervuld zijn[2]), een toename van het aandeel van duurzame energie tot 20% en een verbetering van de energie-efficiëntie met 20%. Het Europees Parlement heeft deze doelstellingen voortdurend ondersteund. De Europese Raad heeft zich verbonden tot een langetermijnbeleid om de economie koolstofarm te maken, met als streefcijfer voor de EU en andere geïndustrialiseerde landen een vermindering van de emissies met 80 tot 95% tegen 2050.

De bestaande strategie maakt het echter onwaarschijnlijk dat alle 2020-streefcijfers zullen worden gehaald en is volkomen ontoereikend om een antwoord te bieden op de uitdagingen op langere termijn. De EU-energie- en klimaatdoelstellingen zijn geïntegreerd in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei[3], in juni 2010 door de Europese Raad vastgesteld, en in het vlaggenschipinitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa'. De urgente taak voor de EU is overeenstemming te bereiken over de instrumenten die deze noodzakelijke bijsturing mogelijk moeten maken en Europa de kans te bieden uit de huidige recessie te komen via een meer concurrerend, veilig en duurzaam traject.

De doelstellingen van het energiebeleid zijn belangrijk, maar worden verre van bereikt

De interne energiemarkt is nog steeds versnipperd, blijft nog ondoorzichtig en weinig toegankelijk en biedt nog altijd onvoldoende keuzevrijheid. De betrokken ondernemingen hebben hun nationale grenzen overstegen, maar hun ontwikkeling blijft gehinderd door een heel pakket verschillende nationale regels en praktijken. Er zijn nog steeds veel belemmeringen voor een open en eerlijke mededinging[4]. Een recente studie over de op de kleinhandelsmarkt voor elektriciteit geldende voorwaarden voor de consument toont aan dat de keuzevrijheid voor de consument nog steeds te beperkt is[5]. De wetgeving betreffende de interne markt wordt op teleurstellende wijze ten uitvoer gelegd; alleen al vanaf 2003 zijn er meer dan 40 inbreukprocedures opgestart inzake de tenuitvoerlegging van het tweede pakket betreffende de interne markt voor energie.

De voorzieningszekerheid op de interne markt wordt ondermijnd door uitstel bij investeringen en te geringe technologische vooruitgang[6]. Bijna 45% van de Europese elektriciteitsproductie is gebaseerd op koolstofarme energiebronnen, voornamelijk kernenergie en waterkracht. Gezien de beperkte levensduur van deze installaties kunnen delen van de EU tegen 2020 meer dan een derde van hun productiecapaciteit verliezen. Dit houdt in: vervanging of uitbreiding van de bestaande capaciteit, met gebruikmaking van bedrijfszekere niet op fossiele brandstoffen gebaseerde alternatieven, aanpassing van de netwerken aan hernieuwbare energiebronnen en totstandbrenging van een echte geïntegreerde interne energiemarkt. Tegelijkertijd moeten bepaalde lidstaten voor het milieu schadelijke subsidies geleidelijk uitbannen.

De kwaliteit van de nationale actiepannen voor energie-efficiëntie, die door de lidstaten sinds 2008 zijn uitgewerkt, is ontgoochelend en maakt dat grote efficiëntiewinsten tot dusverre buiten bereik blijven. De vervoerssector stapt al te traag over op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de energie-efficiëntie van de sector blijft te laag. Wat de 20%-doelstelling inzake hernieuwbare energiebronnen betreft, zitten wij grotendeels op schema, maar het 20%-streefcijfer inzake energie-efficiëntie is verre van bereikt.

Op internationaal niveau wordt weinig aandacht besteed aan de waarschuwingen inzake een mogelijk toekomstig olietekort[7]. Ondanks ernstige crisissen wat de gasvoorziening betreft, die de kwetsbaarheid van Europa op dit gebied duidelijk hebben aangetoond, ontbreekt nog steeds een gemeenschappelijke aanpak voor partners, leveranciers en doorvoerlanden. Er bestaat een potentieel voor toekomstige ontwikkeling van inheemse fossiele brandstofbronnen in de EU, inclusief onconventionele gasbronnen, en dat potentieel moet in alle objectiviteit worden beoordeeld.

De onderlinge energieafhankelijkheid van de lidstaten maakt meer Europese actie noodzakelijk

Het niveau waarop het energiebeleid moet worden ontwikkeld, is dat van de EU. Beslissingen op het gebied van het energiebeleid in één lidstaat hebben onvermijdelijk een weerslag op andere lidstaten. Een optimale energiemix, met inbegrip van de snelle ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, vereist minimaal een continentale markt. Energie is de marktsector waarin de grootste economische efficiëntie kan worden bereikt op pan-Europese schaal. De versnippering van de markten brengt niet alleen de voorzieningszekerheid in het gedrang, maar beperkt ook de baten van een grotere mededinging op de energiemarkten. Het is hoog tijd dat het energiebeleid daadwerkelijke Europees wordt.

De EU moet voor ondernemingen een aantrekkelijke markt blijven op een moment dat wereldwijd steeds feller wordt geconcurreerd om de beschikbare energiebronnen. De nieuwe Europese strategie moet de onlangs door de Europese Commissie gepresenteerde geïntegreerde industriële aanpak[8] ondersteunen, met name omdat energie een belangrijke kostenfactor blijft voor de industrie[9]. De EU moet ook haar concurrentievermogen op de markt van de energietechnologieën consolideren. Het aandeel van hernieuwbare energie in de energiemix van de EU is gestaag toegenomen tot ongeveer 10% van het bruto energie-eindgebruik in 2008. In 2009 was 62% van de nieuw geïnstalleerde elektriciteitsopwekkingscapaciteit in de EU gebaseerd op hernieuwbare bronnen, voornamelijk wind en zon. De voortrekkersrol van de EU is echter bedreigd. Overeenkomstig de Renewable Energy Attractiveness Index[10] van 2010 bieden de VS en China nu de beste investeringskansen voor hernieuwbare energie.

In de internationale energiesector zou de EU veel sterker en doeltreffender kunnen optreden als zij gemeenschappelijke belangen en ambities zou verdedigen. Hoewel de EU goed is voor een vijfde van het mondiale energieverbruik, heeft zij minder invloed op de internationale energiemarkten dan haar economisch gewicht zou doen vermoeden. De mondiale energiemarkten komen onder grotere druk te staan, waarbij de zich ontwikkelende Aziatische landen en het Midden-Oosten goed zijn voor het merendeel van de groei van de mondiale vraag[11]. Als grootste energie-importeur ter wereld is de EU derhalve kwetsbaarder geworden voor verstoring van de voorziening.

De opname van het energiebeleid in het EU-Verdrag vergt een nieuwe kijk op deze zaak.

Wij moeten voortbouwen op wat we al hebben bereikt en moeten onszelf ambitieuze doelstellingen stellen.

De EU moet haar energieambities tot elke prijs waarmaken. Daarom stelt de Commissie een nieuwe energiestrategie voor het tijdvak tot 2020 voor. Die strategie moet de al vastgestelde maatregelen consolideren en moet de activiteiten versterken op gebieden waar nieuwe uitdagingen ontstaan. Zij is het resultaat van uitgebreid overleg binnen de EG-instellingen en brede openbare raadpleging.

De aandacht wordt hierbij niet toegespitst op een vergelijkende analyse van de verschillende energiebronnen, maar op de maatregelen die moeten worden genomen om Europa's beleidsdoelstellingen op middellange termijn te bereiken. In een toekomstig energiestappenplan voor de periode tot 2050 zullen diverse scenario's qua energiemix tegen het licht worden gehouden. Daarbij zal de nodige aandacht gaan naar de methoden om Europa's langetermijndoelstelling van een koolstofarme economie te bereiken, met de gevolgen daarvan voor het energiebeleid. In de strategie worden de eerste beleidsbeslissingen omschreven die moeten worden vastgesteld om onze huidige energiedoelstellingen voor 2020 te bereiken. Met hun langetermijnvisie zullen de 2050-stappenplannen voor een koolstofarme economie en energievoorziening dit actieprogramma verder stofferen en de tenuitvoerlegging ervan begeleiden.

Er zijn dringend verreikende veranderingen nodig op het gebied van energieproductie, -gebruik en -voorziening

In de eerste plaats wordt in de strategie de noodzaak onderstreept om de acties op energiegebied meer te doen uitgaan van de vraag, waarbij de consument het heft meer in handen neemt en economische groei en energieverbruik worden ontkoppeld. Met name de vervoer- en de bouwsector moeten een actief beleid op het gebied van energiebesparing voeren en meer kiezen voor niet-verontreinigende energiebronnen. De strategie gaat verder dan het emissiehandelssysteem (Emissions Trading Scheme - ETS) en moet marktvoorwaarden tot stand brengen die gunstig zijn voor grotere energiebesparingen en investeringen in koolstofarme technologieën. Daarbij moeten veel verschillende gecentraliseerde en decentrale hernieuwbare energiebronnen worden gebruikt, alsmede cruciale technologieën voor energieopslag en elektromobiliteit (meer bepaald elektrische voertuigen en openbaar vervoer).

Het energiebeleid is een cruciaal onderdeel van de nieuwe strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei ter ondersteuning van een sterke, gediversifieerde en concurrerende industriële basis. In deze context moet Europa erkennen dat zijn industriële basis versterkt moet worden in alle sectoren van de hele waardeketen.

De overheidsinstanties moeten het voorbeeld geven. Jaarlijks beschikken overheidsinstanties in de EU over 16% van het BBP, ongeveer 1500 miljard euro. Bij de regels inzake openbare aanbestedingen moet meer aandacht worden besteed aan energie-efficiëntie teneinde energiebesparing te bevorderen en innovatieve oplossingen te verspreiden, met name in de sectoren bouw en vervoer. Het potentieel van al dan niet marktgebaseerde beleidsinstrumenten, met inbegrip van belastingen, om de energie-efficiëntie op te vijzelen, moet ten volle worden benut.

Wat de aanbodzijde betreft, moet nog altijd voorrang worden gegeven aan de ontwikkeling van veilige en concurrerende energiebronnen. Op het gebied van de elektriciteitsproductie moeten investeringen ervoor zorgen dat tegen het begin van de jaren '20 bijna twee derde van de elektriciteit wordt opgewekt uit koolstofarme bronnen (het huidige niveau is 45%). In die context moet voorrang worden gegeven aan hernieuwbare energiebronnen. De strategie moet ook een kader op EU-niveau opleveren, dat het voor de lidstaten, met inachtneming van de nationale verschillen, niet alleen mogelijk maakt om hun respectieve streefcijfers te halen en te overtreffen, maar ook waarborgt dat de hernieuwbare energiebronnen en desbetreffende technologieën tegen 2020 economisch levensvatbaar en concurrerend zijn.

De bijdrage van kernenergie, momenteel goed voor ongeveer een derde van de elektriciteitsproductie en voor twee derde van de koolstofloze productie in de EU, moet op open en objectieve wijze worden beoordeeld. Alle bepalingen van het Euratom-Verdrag dienen op strikte wijze te worden toegepast, voornamelijk wat de veiligheid betreft. Gezien de vernieuwde belangstelling voor deze vorm van elektriciteitsopwekking in Europa en wereldwijd, is er actief onderzoek nodig naar technologieën voor de behandeling van radioactief afval en de veilige toepassing daarvan. Ook moet worden gewerkt aan de voorbereiding van de toekomst op lange termijn door de ontwikkeling van splijtingstechnologieën van de volgende generatie, met grotere duurzaamheid en gezamenlijke opwekking van elektriciteit en warmte, en van kernfusie (ITER).

Wat olie en gas betreft, versterken de toenemende invoer en de oplopende vraag van opkomende en zich ontwikkelende landen de behoefte aan sterkere mechanismen om veilige, gediversifieerde en betrouwbare voorzieningsroutes te waarborgen. Daarbij is niet alleen toegang tot ruwe aardolie een cruciaal onderdeel van de voorzieningsketen, maar ook de beschikbaarheid van raffinagecapaciteit. De EU is een sterke geopolitieke partner op de energiemarkten en moet dan ook als dusdanig kunnen optreden.

De nieuwe strategie omvat vijf prioriteiten:

1. een energie-efficiënt Europa tot stand brengen;

2. een echte pan-Europese geïntegreerde energiemarkt opbouwen;

3. de consument mondig maken en het hoogste niveau van veiligheid en beveiliging bereiken;

4. de leidende rol van Europa op het gebied van energietechnologie en -innovatie versterken;

5. de externe dimensie van de energiemarkt van de EU versterken.

1. EEN EFFICIËNT GEBRUIK VAN ENERGIE, UITMONDEND IN EEN VERMINDERING VAN HET ENERGIEVERBRUIK MET 20% TEGEN 2020

Europa kan het zich niet veroorloven energie te verspillen. Energie-efficiëntie is één van de centrale doelstellingen voor 2020 en is een cruciaal element voor het bereiken van onze langetermijnenergie- en -klimaatdoelstellingen. De EU moet een nieuwe energie-efficiëntiestrategie ontwikkelen die het voor alle lidstaten mogelijk maakt economische groei en energieverbruik te ontkoppelen. Bij de vaststelling van deze strategie zal rekening worden gehouden met de diversiteit tussen de lidstaten wat hun energiebehoeften betreft. Energie-efficiëntie is de meest kosteneffectieve wijze om emissies te beperken, de veiligheid van de energievoorziening en het concurrentievermogen te verbeteren, het energieverbruik betaalbaarder te maken voor de consument en werkgelegenheid te creëren, ook in uitvoergerichte industrietakken. Boven alles levert energie-efficiëntie tastbare positieve resultaten op voor de burger: de gemiddelde energiebesparing voor een huishouden kan oplopen tot 1000 euro per jaar[12].

Er moet werk worden gemaakt van de paradox waarbij de vraag naar nieuwe of meer energie-intensieve producten elke energie-efficiëntiewinst teniet doet. Wij moeten dringend onze woorden in daden omzetten. Energie-efficiëntie moet een centraal onderdeel worden van alle relevante beleidsgebieden, met inbegrip van onderwijs en opleiding, om zo de huidige gedragspatronen om te kunnen buigen. Op alle beleidsgebieden, inclusief bij de toewijzing van overheidsmiddelen, moeten energie-efficiëntiecriteria worden opgelegd.

De inspanningen moeten zich doen gevoelden in de hele energieketen, van energieproductie, via transmissie en distributie, tot het eindgebruik. Effectieve monitoring van de naleving, adequate marktbewaking, wijdverspreid gebruik van energiediensten en -audits en materiaalefficiëntie en recycling zijn musts.

We zijn ver verwijderd van de doelstelling om 20% energie te besparen. De nieuwe strategie vergt daarom een sterker en duidelijker omschreven politiek engagement om die energiebesparingsdoelstelling te bereiken, met daarbij een sterke monitoring van de tenuitvoerlegging. De lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten moeten er zich intensiever op toeleggen het vereiste beleid ten uitvoer te leggen en ten volle gebruik te maken van de beschikbare instrumenten, doelstellingen en indicatoren, meer bepaald via alomvattende nationale actieplannen voor energie-efficiëntie.

Speciale aandacht moet gaan naar de sectoren met het grootste potentieel voor energie-efficiëntiewinst, namelijk het bestaande gebouwenpark en de vervoersector. De lidstaten hebben ingestemd met wettelijk bindende klimaatstreefcijfers voor deze en andere ETS-sectoren, maar moeten de passende maatregelen nog steeds ten uitvoer leggen[13]. De herziening van de richtlijn betreffende de belasting van energieproducten kan een sturend effect hebben en efficiëntiewinsten op de lange termijn opleveren. Er moeten maatregelen worden vastgesteld om het renovatietempo aanzienlijk te versnellen met gebruikmaking van energie-efficiënte producten en technologieën. In de residentiële sector moet het probleem van de verdeling van stimulansen tussen eigenaars en huurders worden aangepakt. Gezien de omvang van het publieke gebouwenpark moeten de autoriteiten alle beschikbare mogelijkheden benutten, inclusief die welke door het regionaal beleid van de EU worden geboden, om de energie-efficiëntie en autonomie van hun gebouwen te verbeteren. In de vervoersector bijvoorbeeld moet het grote potentieel op het gebied van multimodale oplossingen, efficiënte voertuigen en efficiënte rijtechnieken worden benut.

De informatie- en communicatietechnologieën hebben een belangrijke rol te spelen bij de verbetering van de efficiëntie van de sectoren die de grootste uitstoot hebben. Deze technologieën kunnen ertoe bijdragen over te stappen op minder verbruikende producten en diensten, meer energie te besparen in gebouwen en elektriciteitsnetwerken en efficiëntere en minder verbruikende intelligente vervoerssystemen uit te bouwen[14].

De industriële sector moet energie-efficiëntiedoelstellingen en innovatie op het gebied van energietechnologieën integreren in zijn bedrijfsmodel. Het emissiehandelssysteem speelt op dit gebied een belangrijke rol voor grote ondernemingen, maar er is nood aan een intensiever gebruik van andere instrumenten, zoals energieaudits en energiebeheerssystemen voor kleinere ondernemingen en aan ondersteuningsmechanismen voor het mkb. Benchmarking van de efficiëntie maakt het voor ondernemingen mogelijk hun energie-efficiëntie af te meten aan die van hun concurrenten. Efficiëntie, inclusief bij het gebruik van elektriciteit, moet een winstgevende business op zich worden, wat moet resulteren in een solide interne markt voor energiebesparingstechnieken en -praktijken en in commerciële mogelijkheden op internationaal niveau. Een kader voor een sterke ontwikkeling van de energie-efficiëntie kan dergelijke besparingen opleveren.

De publieke sector moet hierin het goede voorbeeld geven. Er moeten ambitieuze streefcijfers worden vastgelegd voor het energieverbruik van die sector. Openbare aanbestedingen moeten de energie-efficiëntie ondersteunen. Er moet steun worden verleend aan innovatieve geïntegreerde energieoplossingen op lokaal niveau die bijdragen tot de overgang naar zogenaamde 'slimme steden'. Bij deze ontwikkelingen zijn de gemeentebesturen belangrijke spelers. Hun initiatieven, zoals het Convenant van Burgemeesters, moeten dan ook worden versterkt. Steden en stedelijke gebieden, die tot 80% van alle energie verbruiken, zijn zowel deel van het probleem als deel van de oplossing bij het verbeteren van de energie-efficiëntie.

Een beleid om de natuurlijke rijkdommen zo efficiënt mogelijk te gebruiken, inclusief investeringen in energie-efficiëntie, is op korte termijn vaak kostbaar voordat op langere termijn de baten worden gevoeld. Er zijn instrumenten nodig om nieuwe investeringen in energie-efficiënte technologieën en praktijken te bevorderen. Financiering door de EU kan een sterk hefboomeffect hebben en er moeten innovatieve oplossingen worden ontwikkeld. Er moet ook worden gedacht aan nieuwe en goed doordachte[15] manieren om belastingen en prijszetting te gebruiken als instrument om gedragswijziging te bevorderen of investeringen te financieren.

Het energie-efficiëntieplan dat in het voorjaar van 2011 moet worden voorgesteld, zal in de loop van datzelfde jaar worden aangevuld met concrete regelgevingsvoorstellen. Daarbij zal ook de nodige aandacht gaan naar de financieringsaspecten, zoals de toegang tot financiële middelen, de beschikbaarheid van innovatieve financieringsproducten, stimulansen om investeringen in energie-efficiëntie te bevorderen en de rol van financiële bijstand door de EU, met name via de structuurfondsen, waarbij zal worden voortgebouwd op bestaande succesvolle voorbeelden.

Prioriteit 1: Een energie-efficiënt Europa tot stand brengen Actie 1: Benutting van het grootste energiebesparingspotentieel — gebouwen en vervoer Het renovatietempo met het oog op energie-efficiëntie moet worden versneld door de invoering van stimulansen voor investeringen, een ruimer gebruik van ondernemingen die energiediensten leveren, innovatieve financiële instrumenten met grote hefboomfunctie en financiële engineering op Europees, nationaal en lokaal niveau. In deze context zullen in de toekomstige voorstellen van de Commissie ook de verdeling van stimulansen tussen eigenaars en huurders en de energie-etikettering van gebouwen (certificaten die worden gebruikt op de vastgoedmarkt en een publiek ondersteuningsbeleid) worden behandeld. De overheidsinstanties moeten het goede voorbeeld geven. Bij elke overheidsopdracht voor werken, diensten of producten moeten energiecriteria (met betrekking tot efficiëntie, hernieuwbare energie en slimme netwerken) worden vastgesteld en gebruikt. Er moeten programma's en faciliteiten voor technische bijstand worden opgezet die het voor de spelers op de markt van energiediensten mogelijk maken om financiering te ontwikkelen en te structureren voor producten die zowel op overheidinstanties als op particulieren zijn gericht. Financiële programma's van de EU zullen worden toegespitst op projecten voor energiebesparing, waarbij energie-efficiëntie een belangrijke voorwaarde voor de toekenning van financiële steun wordt. In het komende witboek inzake het toekomstige vervoersbeleid zal een pakket maatregelen worden gepresenteerd om de duurzaamheid van het vervoer te verbeteren en de afhankelijkheid van olie te verminderen. Dit zal initiatieven omvatten om de energie-efficiëntie van het vervoerssysteem te verbeteren, inclusief steun voor schone mobiliteit in steden en multimodale vervoersoplossingen, intelligent verkeersbeheer en energie-efficiëntienormen voor alle voertuigen, adequate economische signalen en de bevordering van duurzaam gedrag. In deze context moet ook worden gedacht aan een etiketteringssysteem inzake de efficiëntie van voertuigen. Actie 2: Versterking van het industrieel concurrentievermogen door de industrie efficiënter te maken De Commissie zal maatregelen treffen om het concurrentievermogen van de Europese industrie te ondersteunen dankzij energie-efficiëntie, meer bepaald door aanscherping van de eisen voor het ecologisch ontwerp van energie- en materiaalintensieve producten, zo nodig aangevuld met eisen op systeemniveau. Het potentieel van convenanten in energie-intensieve bedrijfstakken moet worden onderzocht. De energie-etikettering moet worden uitgebreid zodat producten gemakkelijker kunnen worden vergeleken. In de industrie en de dienstensectoren moeten energiebeheerssystemen (zoals audits, plannen, energiebeheerders) worden ingevoerd. Daarbij moet bijzondere aandacht gaan naar kleine en middelgrote ondernemingen, meer bepaald door specifiek op die ondernemingen toegesneden ondersteuningsmechanismen. Actie 3: Versterking van de efficiëntie van de energievoorziening Energie-efficiëntie, zowel bij productie als distributie, moet een essentieel criterium worden bij de afgifte van vergunningen voor opwekkingscapaciteit en er moet werk worden gemaakt van een aanzienlijke toename van de invoering van warmtekrachtkoppeling en stadsverwarming en -koeling. Van distributiemaatschappijen en van de kleinhandel moet worden geëist dat zij bij hun klanten gedocumenteerde energiebesparing bevorderen, waarbij zij instrumenten zoals door derden geleverde energiediensten gebruiken, alsmede specifieke instrumenten als 'witte certificaten', heffingen van openbaar nut of soortgelijke instrumenten, met een versnelde invoering van innovatieve instrumenten zoals 'slimme meters' die klantgeoriënteerd en gebruiksvriendelijk moeten zijn zodat zij reële baten opleveren voor de consument. Actie 4: De nationale plannen voor energie-efficiëntie maximaal benutten De nationale plannen voor energie-efficiëntie maken een complete benchmarking inzake energie-efficiëntie mogelijk, inclusief meetbare doelstellingen en indicatoren om de voortgang te meten, rekening houdend met de relatieve uitgangsposities en de nationale omstandigheden. Een jaarlijks evaluatiemechanisme moet de Europa 2020-doelstelling voor energie-efficiëntie ondersteunen. |

- 2. HET VRIJE VERKEER VAN ENERGIE WAARBORGEN

De energiemarkten van de EU zijn opengesteld voor concurrentie om de burger te kunnen laten profiteren van stabielere, concurrerende tarieven en van meer duurzame energie. Dit potentieel zal slechts ten volle worden gerealiseerd als krachtige inspanningen worden ondernomen om meer geïntegreerde, onderling verbonden en concurrerende markten tot stand te brengen.

De elektriciteits- en gasmarkten werken nog niet als een echte interne markt. De markten blijven grotendeels versnipperd in de vorm van nationale markten met talrijke belemmeringen voor een open en eerlijke concurrentie. De meeste energiemarkten behouden hun nationale omvang en zijn erg geconcentreerd, waarbij gevestigde ondernemingen vaak de facto over een monopoliepositie beschikken. In vele lidstaten vormen gereguleerde tarieven bovendien een extra rem op de mededinging[16]. Aangezien er in de energiesector nog altijd concurrentieverstorende praktijken heersen[17], is een proactieve handhaving van de concurrentieregels, niet alleen door de Commissie, maar ook door de lidstaten, vereist. Een verbetering van de mededinging op de energiemarkten zal ertoe bijdragen dat goede investeringsstimulansen worden ontwikkeld en de kosten maximaal worden verminderd.

Europa heeft op dit gebied de eerste stap gezet door een wetgevingskader vast te stellen dat bedoeld is om gemakkelijker de 20%-doelstelling voor 2020 inzake hernieuwbare energie te bereiken. Er moet op worden toegezien dat die wetgeving volledig ten uitvoer wordt gelegd en dat de weg wordt gebaand voor een grootschalig gebruik van hernieuwbare energie in de decennia na 2020. Dit wetgevingskader moet naar behoren worden gehandhaafd zodat potentiële investeerders met vertrouwen kunnen investeren in nieuwe productie-, transport- en opslagfaciliteiten voor hernieuwbare energiebronnen. De resultaten van de richtlijn Energie uit hernieuwbare bronnen zullen vanaf 2011 worden geëvalueerd met het oog op een versterking en uitbreiding ervan waar en wanneer dat nodig is.

De verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie zal nog enige tijd blijven afhangen van steunregelingen. De Commissie moet erop toezien dat deze duurzaam zijn en consistent met de technologische vooruitgang en dat zij geen hinderpaal vormen voor innovatie en vrije mededinging. Aangezien de markt voor hernieuwbare energiebronnen minder lokaal en meer grensoverschrijdend wordt, moet de Commissie echter ook waken over de vereiste convergentie en harmonisering van de nationale regelingen. In deze context moeten de voorwaarden voor een pan-Europese handel in hernieuwbare energie op basis van de beste praktijken worden vastgelegd. Er moet meer gebruik worden gemaakt van evenwichtige, kosteneffectieve en voorspelbare premies voor decentrale levering aan het net en van meer technologiespecifieke ondersteunings- en financieringsinstrumenten overeenkomstig de regels voor staatssteun wanneer van toepassing. Met name moeten retroactieve wijzigingen van steunregelingen worden vermeden aangezien dergelijke wijzigingen het investeerdersvertrouwen ondermijnen.

Zoals geschetst in het Monti-rapport is de nieuwe uitdaging voor 2020 de materiële structuur tot stand te brengen om elektriciteit en gas waar nodig in alle richtingen te doen stromen. Zonder een geschikte infrastructuur over geheel Europa, vergelijkbaar met de transportmiddelen voor andere strategische sectoren, zoals telecommunicatie of vervoer, kan de markt zijn beloften echter onmogelijk waarmaken. Er zijn meer inspanningen vereist om de energie-infrastructuur te moderniseren, in het bijzonder in de landen die in 2004 zijn toegetreden tot de Unie en in de minder ontwikkelde regio's.

Wat uiterst belangrijk is, is dat Europa nog altijd niet over de netwerkinfrastructuur beschikt waardoor hernieuwbare energie op gelijke voet kan concurreren met traditionele energiebronnen. Voor de lopende projecten van grootschalige windparken in het noorden en zonnefaciliteiten in het zuiden moeten hoogspanningslijnen worden aangelegd die deze groene stroom naar de gebieden met hoog verbruik kunnen brengen. Het huidige netwerk zal het moeilijk hebben de uit de verwezenlijking van de 2020-doelstellingen voortkomende hernieuwbare-energiestromen (33% van de bruto elektriciteitsproductie) te absorberen.

Slimme meters en slimme netten zijn cruciale voorwaarden voor een volledige exploitatie van het potentieel van hernieuwbare energie en energiebesparing, alsook voor een verbetering van de dienstverlening op energiegebied. Een duidelijk beleid en gemeenschappelijke normen om lang vóór 2020 slimme meters en netten in te voeren[18] zijn noodzakelijk om de interoperabiliteit over de netten te waarborgen.

Tot slot moet worden opgemerkt dat verplichte solidariteit tussen de lidstaten van nul en generlei waarde is zonder een toereikende interne infrastructuur en zonder de nodige onderlinge koppelingen over externe grenzen en maritieme gebieden heen. Als grote energie-importeur ondergaat de EU rechtstreeks het effect van de ontwikkeling van netwerken in de buurlanden. De bouw van nieuwe interconnecties aan onze grenzen moet dezelfde (beleids)aandacht krijgen als de projecten binnen de EU. Dergelijke interconnecties zijn essentieel, niet alleen voor onze buren, maar ook om de stabiliteit en de veiligheid van de voorziening van de EU te waarborgen. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar de zuidelijke corridor en met name de effectieve start van projecten van Europees belang, in het bijzonder het Nabucco- en het ITGI-project.

In de periode tot 2020 zal een investeringsbedrag van ongeveer 1000 miljard euro vereist zijn om verouderde capaciteit te vervangen, de infrastructuur te moderniseren en aan te passen en een antwoord te bieden op de toenemende en veranderende vraag naar koolstofarme energie. Hoewel de investeringsbeslissingen vooral door de marktspelers moeten worden genomen (energiemaatschappijen, systeembeheerders en consumenten), speelt het overheidsbeleid een beslissende rol omdat het een transparant kader voor investeringsbeslissingen biedt. De nieuwe in het kader van het derde pakket inzake de interne energiemarkt opgezette instrumenten, zoals het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en de nieuwe Europese Netwerken van transmissiesysteembeheerders voor Elektriciteit en Gas (ENTSB-E en ENTSB-G), moeten in de komende jaren ten volle worden ingezet om een sterkere integratie van de energiemarkten te bewerkstelligen. Regionale initiatieven[19] moeten dienen als stapstenen om een Europese markt tot stand te brengen.

Investeringen in infrastructuur zullen nog steeds voornamelijk gefinancierd worden via de door de afnemers betaalde tarieven. Gezien echter de schaal en de strategische aard van die investeringen mag niet worden verondersteld dat de markten alleen voor de nodige investeringen zullen zorgen. De Commissie zal een nieuwe strategie inzake de ontwikkeling van de energie-infrastructuur vaststellen om toereikende netwerkinvesteringen in de elektriciteits-, gas- en andere energiesectoren te bevorderen. Op voorwaarde dat de voorziening stabiel is, zal aardgas de komende jaren een belangrijke rol blijven spelen in de energiemix van de EU. Bovendien kan gas nog belangrijker worden als het een back-uprol gaat spelen bij een fluctuerende elektriciteitsopwekking. Dit vergt een gediversifieerde invoer, zowel via pijpleidingen als via terminals voor vloeibaar aardgas, en een steeds betere onderlinge koppeling van de gasnetwerken in Europa zelf.

Afgezien van de financieringsaspecten, kunnen ingewikkelde en langdurige administratieve procedures belangrijke knelpunten zijn. De bestaande regels en procedures voor projecten van Europees belang (bijvoorbeeld met het oog op de continuïteit van de voorziening, solidariteit of integratie van hernieuwbare energiebronnen) moeten aanzienlijk worden verbeterd en gestroomlijnd met inachtneming van het beginsel van acceptatie door het publiek en de bestaande milieuwetgeving. Gemeenschappen op lokaal, regionaal en nationaal niveau zullen zich op meer opbouwende wijze inzetten voor het faciliteren van projecten van Europees belang als die ook concrete voordelen op kortere termijn voor hen opleveren, bijvoorbeeld door een geprivilegieerde toegang tot openbare middelen.

Prioriteit 2: Een pan-Europese geïntegreerde energiemarkt opbouwen Actie 1: Tijdige en nauwkeurige tenuitvoerlegging van de wetgeving met betrekking tot de interne markt De Commissie zal blijven toezien op een correcte en tijdige tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving betreffende de interne energiemarkt en zal een krachtig mededingingsbeleid blijven voeren. Voor een verdere integratie van de energiemarkt moet het regelgevingskader worden geconsolideerd (bv. netwerkcodes), aangevuld met andere maatregelen zoals marktkoppeling, ontwikkeling van streefcijfermodellen[20] en ontwikkeling van een robuust kader voor handelsmarkten door effectieve transparantie en daadwerkelijk toezicht. Als deze maatregelen ontoereikend blijken te zijn, moet gedacht worden aan verdergaande wetgevingsmaatregelen. Actie 2: Vaststelling van een blauwdruk voor de Europese infrastructuur voor de periode 2020-2030 In de weldra te verschijnen mededeling van de Commissie betreffende de infrastructuur zal worden vastgelegd welke infrastructuur voor Europa prioritair is om een goed functionerende interne markt tot stand te brengen, grootschalige productie van hernieuwbare energie in het stelsel te integreren en de continuïteit van de voorziening te verzekeren, overeenkomstig de visie om tegen 2050 een duurzaam Europees energiesysteem tot stand te brengen. In 2015 mag geen enkele lidstaat nog geïsoleerd zijn van de Europese interne energiemarkt. In deze context zal ook aandacht gaan naar grensoverschrijdende corridors. De voor een periode van 10 jaar geldende netwerkontwikkelingsplannen van ENTSB-E en ENTSB-G zullen ten uitvoer worden gelegd met de bijstand van ACER en alle andere belanghebbenden. Deze actie zal voortbouwen op regionale initiatieven, zoals dat voor de Oostzeeregio, en zal ook een evaluatie omvatten van de vereiste opslagfaciliteiten en maatregelen ter aanpassing aan de klimaatverandering, inclusief de eventuele toekomstige behoefte aan CO2-transportinfrastructuur in de EU. Het voorstel van de Commissie heeft ook tot doel het netwerk voor te bereiden op de onvermijdelijke wijzigingen van de vraag ten gevolge van het energie- en vervoersbeleid, zoals elektromobiliteit en toename van zowel decentrale als grootschalige hernieuwbare elektriciteitsproductie. Het komende jaar zal de Commissie een reeks beleidsinstrumenten voorstellen om in de komende twee decennia strategische infrastructuurprojecten uit te voeren. Daarbij behoort een nieuwe methode voor de omschrijving van de strategische infrastructuur die voor de gehele Europese Unie essentieel zal zijn in de zin van concurrerende voorziening in energie, duurzaamheid voor het milieu, toegang tot hernieuwbare energiebronnen en voorzieningszekerheid. Deze cruciale aspecten zullen duidelijk worden omschreven in de algemene planning en zullen het etiket "van Europees belang" krijgen zodat zij zo nodig kunnen profiteren van versnelde vergunningsprocedures en geconcentreerde financiering. Bij dit werk zal selectiviteit van het grootste belang zijn. Ook zal de nodige aandacht gaan naar interconnecties met derde landen. ACER, ENTSB-E en ENTSB-G zullen een mandaat krijgen om een blauwdruk te maken voor de Europese gas- en elektriciteitsnetten tegen de tijdshorizon 2020-2030. Dit moet gevolgd worden door een langeretermijnvisie op basis van de Energie 2050-routekaart die in 2011 zal worden gepresenteerd. Actie 3: Stroomlijning van de vergunningsprocedures en marktregels voor de ontwikkeling van infrastructuur De Commissie zal voorstellen een vergunningenstelsel in te voeren voor projecten "van Europees belang" teneinde de vergunningverlening vlotter te doen verlopen, bijvoorbeeld door aanwijzing van één autoriteit op nationaal niveau, met inachtneming van de normen voor veiligheid en beveiliging en van de milieuwetgeving van de EU. De gestroomlijnde en verbeterde procedures zullen zorgen voor een grotere transparantie en voor open en transparant overleg op lokaal, regionaal en nationaal niveau teneinde het vertrouwen van het publiek in en de acceptatie van de installaties te versterken. Voorts zal worden nagedacht over manieren om regio's en lidstaten te belonen die de tijdige uitvoering van projecten van Europees belang vergemakkelijken door hen vlotter toegang te geven tot openbare middelen. Om tegen 2014 marktkoppeling tot stand te brengen, zal ACER binnen het kader van zijn mandaat zorgen voor de omschrijving en tenuitvoerlegging van alle vereiste technische kwesties (harmonisatie, standaardisatie, enz.) en regelgevingskwesties die verband houden met de grensoverschrijdende interconnectie van netwerken, de toegang tot hernieuwbare energiebronnen en de integratie van nieuwe technologieën. Er zal in dat verband een gedetailleerd actieprogramma worden opgesteld om de lidstaten bij te staan bij de invoering van slimme meters en netten (inclusief de verstrekking van informatie aan de consument) en bij de bevordering van nieuwe energiediensten. Actie 4: Zorgen voor een geschikt financieringskader Gezien het feit dat het grootste deel van de infrastructuurontwikkeling van commerciële aard is, zal de Commissie een methodologie vastleggen om een optimaal evenwicht tussen openbare en particuliere financiering te bepalen (op basis van de volgende in de gehele Unie toepasselijke beginselen: 'de gebruiker betaalt', 'de begunstigde betaalt' (in termen van grensoverschrijdende kosten-batentoewijzing) en 'de belastingbetaler betaalt' (kostendeling voor infrastructuur die commercieel niet levensvatbaar en 'van EU-breed belang' is)). Dit zal worden vastgelegd overeenkomstig de toepasselijke regels voor staatssteun. Voor projecten 'van Europees belang' die geen of slechts beperkte commerciële levensvatbaarheid hebben, zullen innovatieve financieringsmechanismen worden voorgesteld met maximale hefboomwerking van overheidssteun om het investeringsklimaat te verbeteren door de voornaamste risico's te dekken of de projectuitvoering te versnellen. De ontwikkeling van een geschikte energie-infrastructuur is een kritisch element van grote urgentie. Dit vergt een bredere kijk op nieuwe financieringsinstrumenten (zowel openbaar als particulier) alsook de activering van extra middelen in het kader van het komende financiële meerjarenkader. |

- 3. EEN ZEKERE, VEILIGE EN BETAALBARE ENERGIEVOORZIENING VOOR DE BURGER EN HET BEDRIJFSLEVEN

Een goed functionerende geïntegreerde interne markt maakt een grotere keuzevrijheid en lagere tarieven voor de consument mogelijk. Heel wat consumenten hebben echter niet het gevoel dat zij momenteel beter af zijn met de openstelling van de markt en de concurrentie tussen verschillende leveranciers. De burgers dienen zich bewust te worden van hun rechten overeenkomstig de EU-wetgeving en dienen die rechten uit te oefenen. Zij moeten in staat worden gesteld te profiteren van de kansen die door de marktopenstelling worden geboden en moeten er vertrouwen in krijgen dat zij toegang hebben tot de energiediensten die zij nodig hebben, met het kwaliteits- en emissieprofiel waarvoor zij kiezen. De openstelling van de markten kan goede tarieven, keuzevrijheid, innovatie en dienstverlening opleveren voor de consument op voorwaarde dat die marktopenstelling hand in hand gaat met maatregelen om het vertrouwen te garanderen, de consument te beschermen en hem te helpen de actieve rol te spelen die met liberalisering gepaard gaat.

De burger lijkt zich echter niet bewust te zijn van zijn rechten overeenkomstig de EU-wetgeving, of lijkt terughoudend om daarvan gebruik te maken. Er zijn veel grotere inspanningen nodig om de consument te informeren over zijn rechten en te betrekken bij de interne markt. Op soortgelijke wijze moet het potentieel van energie- en dus geldbesparing beter worden belicht. Het Burgerforum (Londen) en het Forum Duurzame energie (Boekarest) zijn opgericht met het doel de energiesituatie van de huishoudens te verbeteren; er moet naar manieren worden gezocht om de activiteiten van die fora beter af te stemmen op de behoeften van de consument.

De concurrentiepositie van belangrijke sectoren van de Europese economie hangt ook af van de beschikbaarheid van continu geleverde energie tegen betaalbare prijzen. Voor belangrijke Europese industrietakken, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, vormt energie, en in het bijzonder elektriciteit, een belangrijk deel van de productiekosten.

Nog vóór 2020 kan de internationale markt voor olievoorziening heel krap worden, wat het voor afnemers in de EU nog belangrijker maakt hun inspanningen met het oog op de beperking van hun energieverbruik op te voeren. Die inspanning wordt momenteel onvoldoende geleverd. Consumenten moeten zich meer bewust worden van de noodzaak hun verbruik van fossiele brandstoffen te beperken en zij moeten worden voorgelicht over de wijze waarop zij bij stijgende tarieven hun factuur kunnen drukken. "Gebruiksvriendelijke" slimme netten ('smart grids'), slimme meters en slimme tarifering kunnen daarbij helpen. Maar de consument moet ook proactiever worden. Om de consumenten te helpen deel te nemen aan de interne markt, moeten maatregelen worden genomen om het bewustzijn van de geboden kansen te vergroten, tariefvergelijking te bevorderen, het overstappen op andere leveranciers te vergemakkelijken en klachtenbehandelingsprocedures te verbeteren.

Het is een hoofdopdracht van de interne markt om te zorgen voor betaalbare, gerelateerde kosten en betrouwbare energievoorziening voor de consument. Een goed functionerende interne markt op basis van een toereikende transmissie- en opslaginfrastructuur is de beste garantie voor de continuïteit van de energievoorziening aangezien de energie marktmechanismen zal volgen en zal stromen naar waar zij gevraagd wordt. Er zijn echter vangnetten nodig, bijvoorbeeld in het geval van kwetsbare afnemers of bij een crisis van de voorziening waarop het marktmechanisme geen antwoord biedt. De werking van de interne markt wordt ook gehinderd als lidstaten onderling niet volledig geïnterconnecteerd zijn, zoals het geval is bij de Oostzeelanden. De verordening betreffende de veiligstelling van de aardgasvoorziening is belangrijk omdat zij ervoor zorgt dat de markten volledig zijn voorbereid op een eventuele voorzieningscrisis en dat de huishoudelijke afnemers beschermd worden. Een bevordering van de interconnectie tussen lidstaten, alsook een actief toezicht op de mededinging door de lidstaten en de Commissie kan bijdragen tot een verdere diversificatie van de voorzieningsbronnen, met name in de lidstaten die momenteel afhankelijk zijn van slechts één of enkele voorzieningsbron(nen).

Het energiebeleid moet er ook voor zorgen dat de Europese burgers worden beschermd tegen de risico's die met energieproductie en -transport gepaard gaan. De EU moet haar wereldwijde leidersrol handhaven op het gebied van de ontwikkeling van systemen voor veilige kernenergie, het vervoer van radioactieve stoffen en het beheer van nucleair afval. Internationale samenwerking op het stuk van nucleaire veiligheidscontrole speelt een belangrijke rol bij het handhaven van nucleaire veiligheid en het tot stand brengen van een stevig en robuust non-proliferatiestelsel. In de sector van de olie- en gasexploitatie- en -conversie moet het wetgevingskader van de EU het hoogste niveau van veiligheid en een ondubbelzinnig aansprakelijkheidsstelsel voor olie- en gasinstallaties waarborgen.

Prioriteit 3: De consument mondig maken en het hoogste niveau van veiligheid en beveiliging bereiken

Actie 1: Het energiebeleid consumentvriendelijker maken

- Een actieve handhaving van het mededingingsbeleid op Europees en nationaal niveau blijft onmisbaar om de concurrentie te bevorderen en ervoor te zorgen dat de consument tegen betaalbare prijzen toegang heeft tot energie.

- De Commissie zal maatregelen voorstellen om, overeenkomstig het derde energiepakket, de consumenten te helpen een actievere rol te pelen op de energiemarkt. Deze maatregelen zijn onder meer de uitwerking van richtsnoeren gebaseerd op de beste praktijken op het gebied van de verandering van leverancier, de verdere toepassing en monitoring van de aanbevelingen inzake facturering en klachtenbehandeling en de vaststelling van beste praktijken op het gebied van alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures. Alle consumenten moeten kunnen beschikken over een door de energieregulatoren en andere bevoegde instanties ontwikkeld tariefvergelijkingsinstrument en alle leveranciers moeten actuele informatie over hun tarieven en aanbod beschikbaar stellen. Tot slot moeten verdere inspanningen worden geleverd om de focus meer te richten op de energiekosten dan op de energietarieven, meer bepaald door een verdere ontwikkeling van de markt voor energiediensten.

- Op gezette tijden zal de Commissie benchmarkrapporten publiceren met een beoordeling van het tenuitvoerleggingsniveau van de regelgeving inzake consumentenbescherming en het algemene niveau van bescherming op de interne markt. Bijzondere aandacht moet gaan naar kwetsbare afnemers en naar praktijken die het voor de consument mogelijk maken energie te besparen.

- De regelgevingsinstanties moeten hun inspanningen opdrijven om de werking van de kleinhandelsmarkt te verbeteren, met de steun van het Burgerforum van Londen en het Duurzaamheidsforum van Boekarest.

Actie 2: Continue verbetering van veiligheid en beveiliging

- In het licht van het Deepwater Horizon-ongeval evalueert de Commissie momenteel de veiligheidsomstandigheden bij de offshore olie- en gaswinning met het doel stringente maatregelen in te voeren op het gebied van preventie, reactie en aansprakelijkheid, wat het hoogste beschermingsniveau in de gehele EU en de rest van de wereld moet waarborgen.

- Het wetgevingskader voor nucleaire veiligheid en beveiliging zal verder worden versterkt door een tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake nucleaire veiligheid, een herformulering van de basisnormen voor de bescherming van de werknemers en de bevolking en een voorstel voor een Europese aanpak inzake aansprakelijkheidsregelingen bij nucleaire incidenten/ongevallen. Er moet ook actief worden gestreefd naar een grotere harmonisatie op internationaal niveau van het ontwerp en de certificatie van nieuwe centrales. Al deze maatregelen moeten het voor de EU mogelijk maken haar leidersrol op het gebied van veilige kernenergie te handhaven en bij te dragen tot een verantwoord gebruik van kernenergie wereldwijd.

- Dezelfde veiligheids- en beveiligingsuitgangspunten zullen ook worden gehanteerd bij de ontwikkeling en ontplooiing van nieuwe energietechnologieën (veiligheid van waterstoftechnieken, veiligheid van het netwerk voor CO2-transport, veiligheid van CO2-opslag, enz.)

4. EEN TECHNOLOGISCHE SPRONG IS NODIG

Zonder een technologische sprong zal de EU haar 2050-ambitie om de sectoren elektriciteit en vervoer koolstofarm te maken onmogelijk waar kunnen maken. Gezien de tijdschaal voor de ontwikkeling en verspreiding van energietechnologieën is het nog urgenter geworden om nieuwe efficiënte koolstofarme technologieën op de Europese markten te introduceren. Het emissiehandelssysteem van de EU biedt aan de vraagzijde een belangrijke stimulans ter bevordering van de ontwikkeling en verspreiding van innovatieve koolstofarme technologieën. Nieuwe technologieën zullen de markten echter sneller en op economischer wijze bereiken wanneer zij worden ontwikkeld via samenwerking op EU-niveau.

Planning en beheer op Europese schaal zijn van cruciaal belang om investeringsstabiliteit, vertrouwen van het bedrijfsleven en beleidssamenhang te bewerkstelligen. In het Europees strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) wordt een strategie voor de middellange termijn voor alle sectoren ontvouwd. Er is echter een versnelling nodig bij de ontwikkeling van de belangrijkste technologieën (biobrandstoffen van de tweede generatie, slimme netten, slimme steden en intelligente netwerken, koolstofafvang en -opslag, elektriciteitsopslag en elektromobiliteit, kernenergie van de volgende generatie, duurzame verwarming en koeling) en het opzetten van demonstratieprojecten daarvoor. Voorts is de cruciale rol van innovatie onderstreept in het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief inzake de "Innovatie-Unie"[21].

Om deze technologieën in de loop van de komende twee decennia te ontwikkelen, zijn zeer aanzienlijke middelen nodig, zeker in de context van het huidige economische klimaat. Bij de grootste projecten, zoals dat met betrekking tot de ontwikkeling van offshore windenergie ten belope van 140 GW, momenteel voornamelijk in de Noordzee gepland door Europese nutsmaatschappijen, projectontwikkelaars en regeringen, of zoals het Desertec/Medring-initiatief, zijn verscheidene lidstaten betrokken. Europabrede coördinatie en samenwerking moet ook de bundeling van verschillende financieringsbronnen omvatten. Van alle belanghebbenden wordt een bijdrage verwacht. De Commissie zal proberen de EU-begroting als hefboom te gebruiken om het algemene financieringsniveau verder op te vijzelen.

De EU heeft te maken met hevige concurrentie op de internationale technologiemarkten. Landen zoals China, Japan, Zuid-Korea en de VS voeren een ambitieuze strategie uit op de markten voor zonne-, wind- en kernenergie. Onderzoekers en ondernemingen uit de EU moeten hun inspanningen verdubbelen om hun voortrekkersrol te handhaven op de exploderende internationale markt voor energietechnologieën. Waar dit wederzijds voordeel biedt, moeten zij bovendien hun samenwerking met derde landen op het gebied van specifieke technologieën versterken.

Prioriteit 4: De leidende rol van Europa op het gebied van energietechnologie en -innovatie versterken Actie 1: Onverwijlde uitvoering van het SET-plan De Commissie zal de tenuitvoerlegging van het SET-plan versterken, voornamelijk de gezamenlijke programma's van de Europese Alliantie voor energieonderzoek (EERA) en de zes Europese industriële initiatieven (windenergie; zonne-energie; bio-energie; slimme netten; kernsplijting en koolstofafvang en -opslag). Samen met de lidstaten zal er op intensievere wijze worden gewerkt aan de financiering van de stappenplannen voor technologie voor 2010-2020 en aan een succesvolle uitvoering van de daarmee verband houdende grootschalige demonstratieprogramma's, zoals die in het kader van het programma voor de nieuwkomersreserve (NER300)[22]. De beschikbare communautaire middelen[23] zullen worden geconcentreerd op initiatieven in het kader van het SET-plan. De stappenplannen voor technologie van de Europese industriële initiatieven voor 2010-2020 worden vanaf dit jaar ten uitvoer gelegd en zullen extra steun krijgen. Zij zullen de hoeksteen vormen bij de voorbereiding van het komende financiële kader voor een geconsolideerd, op gezette tijden geëvalueerd en meer efficiënt en gericht onderzoeksprogramma op het gebied van energie. In deze context zal de Commissie de ontwikkeling bevorderen van strategische infrastructuren voor energieonderzoek in Europa en zal zij er sterk voor ijveren de afstand tussen onderzoek en technologische ontwikkeling te verkorten. Zij zal ook andere veelbelovende onderzoeksgebieden exploreren, zoals hernieuwbare mariene energie en hernieuwbare verwarming en koeling. Actie 2: De Commissie zal het initiatief nemen tot vier nieuwe grootschalige Europese projecten 1. De Commissie zal een groot Europees initiatief inzake slimme netten opzetten, waardoor het hele stelsel van elektriciteitsnetten onderling zal worden gekoppeld, van de offshore windparken in de Noordzee, zonnecentrales in het zuiden en bestaande waterkrachtcentrales tot afzonderlijke huishoudens, zodat elektriciteitsnetwerken intelligenter, efficiënter en betrouwbaarder worden gemaakt. 2. Herbevestiging van de leidende rol van Europa inzake elektriciteitsopslag (zowel grootschalig als voor voertuigen). Er zullen ambitieuze projecten worden opgezet op het gebied van waterkrachtvermogen, persluchtopslag, accu's en andere innovatieve technologieën zoals het gebruik van waterstof. Die zullen het elektriciteitsnet op alle voltages voorbereiden op de massale invoering van kleinschalige gedecentraliseerde en grootschalige gecentraliseerde hernieuwbare elektriciteit. 3. Tenuitvoerlegging van grootschalige duurzame biobrandstofproductie, waarbij rekening zal worden gehouden met de resultaten van de huidige evaluatie betreffende de impact van indirecte wijziging van het bodemgebruik. Het Europees industrieel bio-energie-initiatief, dat beschikt over een bedrag van 9 miljard euro[24], zal weldra worden opgestart om een snelle marktverspreiding van duurzame biobrandstoffen van de tweede generatie te waarborgen. 4. De steden en verstedelijkte en landelijke gebieden voorzien van manieren om een grotere energiebesparing mogelijk te maken. Het begin 2011 te lanceren innovatiepartnerschap voor 'slimme steden' zal de beste praktijken/technologieën samenbrengen op het gebied van hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie, slimme elektriciteitsnetten, schoon stedelijk vervoer zoals elektromobiliteit, slimme verwarmings- en koelingsnetten, gecombineerd met uiterst innovatieve informatie- en ICT-hulpmiddelen. Het regionaal beleid van de EU kan een belangrijke rol spelen bij het doen ontluiken van lokale capaciteit. In dat verband hebben ook landelijke gebieden een groot potentieel en zij kunnen gebruik maken van het ELFPO (Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) dat financiële steun geeft aan innovatieve projecten. Actie 3: Het technologisch concurrentievermogen op lange termijn van de EU waarborgen Teneinde de grondslagen te leggen voor ons toekomstig concurrentievermogen in het licht van de sterke internationale concurrentie, zal de Commissie een voorstel indienen voor een initiatief dat alles samen 1 miljard euro beschikbaar zal stellen[25] voor baanbrekend onderzoek op het gebied van koolstofarme technologieën. Het leiderschap van de EU moet ook worden bevestigd in het mondiale baanbrekende onderzoeksproject ITER. De Commissie zal erover waken dat ITER en het Europese fusieprogramma doelmatig worden beheerd (inclusief kostenbewaking) en uiteindelijke industriële waarde zullen opleveren. De Commissie zal een EU-onderzoeksprogramma voor energiematerialen opzetten, wat het voor de energiesector in de EU mogelijk moet maken concurrerend te blijven ondanks de afnemende beschikbaarheid van bepaalde zeldzame aardmetalen. |

- 5. EEN STERK INTERNATIONAAL PARTNERSCHAP, MET NAME MET ONZE BUREN

De Europese energiemarkt is de grootste regionale markt ter wereld (500 miljoen consumenten) en Europa is de grootste invoerder van energie. In het Europese externe energiebeleid ontbreekt echter de samenwerking en het gemeenschappelijke doel die hebben geleid tot de vaststelling van de centrale energie- en klimaatdoelstellingen van de EU. Verscheidene uitdagingen waarvoor de EU momenteel geplaatst is — klimaatverandering, toegang tot olie en gas, technologische ontwikkeling, energie-efficiëntie — gelden voor de meeste landen en vergen internationale samenwerking. De lidstaten hebben er herhaaldelijk op aangedrongen dat de EU met één stem spreekt tegenover derde landen. In de praktijk weerspiegelen de nationale initiatieven geenszins de sterkte van de omvang van de EU-markt en bedoelde initiatieven zouden beter moeten zijn afgestemd op de EU-belangen.

Het internationale energiebeleid moet zijn toegespitst op de gemeenschappelijke doelstellingen van voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid. De betrekkingen met producerende en doorvoerlanden zijn vanzelfsprekend belangrijk, maar ook de relaties met de grote energieverbruikende naties en met name de landen in ontwikkeling worden steeds belangrijker. Om mensen uit de armoede te tillen, hebben zij toegang tot energie nodig. De beoogde uitbanning van extreme armoede tegen 2015 kan alleen worden bereikt als op dit gebied aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt. Om ervoor te zorgen dat dat niet in de weg staat van andere beleidsdoelstellingen moet duurzame ontwikkeling centraal staan bij zowel het energie- als het ontwikkelingsbeleid, zoals voorgesteld in het Groenboek betreffende het ontwikkelingsbeleid[26].

Nieuwe vraag- en aanbodpatronen op de mondiale energiemarkten en de toenemende concurrentie voor energiebronnen maken het voor de EU essentieel om haar gecombineerd marktgewicht effectief te kunnen inzetten bij haar betrekkingen met de belangrijkste derde landen waarmee zij een energiepartnerschap heeft. Europa moet de nodige voorbereidingen treffen om tegen 2020 te kunnen rekenen op aanzienlijke extra energievoorzieningsbronnen en op extra aanvoerroutes.

De behoefte aan internationale oplossingen verplicht ons ertoe onze doelstellingen inzake het koolstofarm maken van de economie en de energie-efficiëntie op de agenda te plaatsen bij onze gesprekken met onze voornaamste partners, bij internationaal overleg en in internationale kaders. Het ETS speelt een stimulerende rol in de ontwikkeling van internationale koolstofmarkten en verdere maatregelen moeten voortbouwen op de bestaande activiteiten om deze markten uit te bouwen. Als koploper op het gebied van beleidsontwikkeling heeft de EU meer armslag om de vaststelling van normen voor milieukwesties te beïnvloeden en de uitbouw van transparante en concurrerende markten te bevorderen.

De EU beschikt al over een hele reeks elkaar aanvullende en gerichte kaders, gaande van specifieke energiebepalingen in bilaterale overeenkomsten met derde landen (vrijhandelsovereenkomsten, partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, associatieovereenkomsten, enz.) en intentieverklaringen betreffende samenwerking op energiegebied, tot multilaterale verdragen zoals het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap[27] en het Verdrag inzake het Energiehandvest. Zij onderhandelt momenteel met verscheidene landen over nieuwe verdragen die belangrijke bepalingen op energiegebied bevatten.

De EU moet nu het beginsel formaliseren waarbij de lidstaten handelen in het belang van de EU als geheel bij bilaterale betrekkingen op energiegebied met haar belangrijkste partners en bij mondiaal overleg. Voortbouwend op de rechtsgrondslag van het Verdrag van Lissabon, dat de externe dimensie van de EU verduidelijkt en versterkt, moet het externe energiebeleid van de EU een effectieve solidariteit, verantwoordelijkheid en transparantie bij alle lidstaten waarborgen, waarin de EU-belangen weerspiegeld zijn en waarbij de veiligheid van de interne energiemarkt van de EU wordt gegarandeerd. Er is daarbij een doeltreffender coördinatie op EU- en lidstaatniveau nodig.

In de nucleaire sector heeft de internationale samenwerking goede resultaten opgeleverd. Dit is met name van belang omdat verscheidene buurlanden kerncentrales exploiteren of van plan zijn te exploiteren. De EU moet nu de partnerlanden ertoe aansporen alle bestaande internationale normen voor nucleaire veiligheid en beveiliging wereldwijd juridisch bindend en effectief toegepast te maken. De EU is daarbij buitengewoon goed geplaatst aangezien zij de eerste is geweest om een dergelijke actie te ondernemen, op het gebied zowel van de veiligheid als van de beveiliging, en voor dit doel beschikt over specifieke samenwerkingsinstrumenten.

De externe dimensie van het energiebeleid van de EU is van cruciaal belang voor de voorzieningszekerheid van de EU, moet samenhangend zijn en moet andere externe activiteiten van de EU (ontwikkeling, handel, klimaat en biodiversiteit, uitbreiding, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, enz.) onderling versterken. Er moeten synergieën komen tussen de doelstellingen op energiegebied en andere beleidsaspecten en -instrumenten, inclusief handel, bilaterale overeenkomsten en instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking.

Het aspect van de energiezekerheid is nauw verbonden met de buitenlandse en veiligheidsprioriteiten van de EU[28]. Een diversificatie van brandstoffen, voorzieningsbronnen en doorvoerroutes is voor de EU even essentieel als goed bestuur, respect voor de rechtsregels en bescherming van de buitenlandse en EU-investeringen in de energieproducerende en doorvoerlanden. Voorts zal het EU-beleid bijzondere aandacht schenken aan veiligheid en beveiliging van de olievoorziening, aardgaspijpleidingen en relevante productie- en transportinfrastructuur, meer bepaald door een combinatie van instrumenten van het energiebeleid en van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

In 2011 zal de Commissie concrete voorstellen indienen om de algemene samenhang en efficiëntie van ons extern energiebeleid te versterken, met aandacht voor de rol van de lidstaten, verscheidene externe beleidslijnen van de Europese Unie en programma's voor steun aan het buitenland.

Prioriteit 5: De externe dimensie van de energiemarkt van de EU versterken

Actie 1: Integratie van de energiemarkten en regelgevingskaders met onze buren

- Het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap moet ten uitvoer worden gelegd en worden verdiept en uitgebreid met alle buren van de EU die bereid zijn het EU-marktmodel over te nemen. In deze context moeten marktintegratie en convergentie van de regelgeving worden nagestreefd via integrale EU-overeenkomsten, gebaseerd op de EU-regels in de landen die vallen onder het Europees nabuurschapsbeleid en het uitbreidingsproces, met name het Middellandse Zeegebied en doorvoerlanden zoals Oekraïne en Turkije. Voorts moet het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap worden verdiept door uitbreiding van het nieuwe acquis tot de ondertekenende partijen. Deze aanpak moet de deelname van buurlanden aan de interne markt versterken, moet voor een gelijk speelveld zorgen en moet het risico van koolstoflekkage in de productiesector voorkomen.

- De Commissie zal mechanismen voorstellen om bestaande internationale overeenkomsten (met name in de gassector) in overeenstemming te brengen met de regels van de interne markt en de samenwerking tussen de lidstaten bij het sluiten van nieuwe overeenkomsten te versterken. Er zullen ook voorstellen worden ingediend om het vereiste regelgevingskader tussen de EU en derde landen tot stand te brengen met het oog op de ontwikkeling van strategische routes vanuit nieuwe leveranciers (met name rond de zuidelijke corridor en het zuidelijke Middellandse Zeegebied). De nodige aandacht zal gaan naar het voorzieningsaspect, met inbegrip van netwerkontwikkeling en eventuele regelingen voor gegroepeerde voorziening, alsook naar regelgevingskwesties zoals de vrijheid van doorvoer en veiligheid van investeringen.

- Er zal technische bijstand van de EU worden verleend voor de effectieve tenuitvoerlegging van het acquis van de interne markt en voor de modernisering van de energiesector in buurlanden, met tegelijk een verbetering van de coördinatie van de steunregelingen van de EU, de lidstaten en de internationale gemeenschap.

Actie 2: Vaststelling van geprivilegieerde partnerschappen met de belangrijkste partners

- Het beleid van diversificatie van de invoerbronnen en -routes zal worden voortgezet, maar tegelijk zal de EU nauwere energiepartnerschappen sluiten met de belangrijkste leveranciers en doorvoerlanden. Die zullen tot doel hebben centrale beginselen te bevorderen, zoals die welke zijn vervat in het Verdrag inzake het Energiehandvest (bijvoorbeeld vrijheid van doorvoer, transparantie, veiligheid, investeringskansen en naleving van de internationale rechtsregels).

Actie 3: Bevordering van de mondiale rol van de EU voor een toekomst met koolstofarme energie

- De aspecten energie-efficiëntie, schone technologieën en veilige en duurzame koolstofarme energie moeten worden geïntegreerd in de EU-activiteiten en in de bilaterale samenwerking, met name met de belangrijkste verbruikerslanden en de opkomende economieën en met mondiale partnerschappen.

- De Commissie zal een brede samenwerking opzetten met Afrika op het gebied van initiatieven voor duurzame energie teneinde geleidelijk aan alle burgers duurzame energie te kunnen verstrekken overeenkomstig het Groenboek betreffende het ontwikkelingsbeleid.

Actie 4: Bevordering van juridisch bindende normen voor nucleaire veiligheid, beveiliging en non-proliferatie wereldwijd

- De Commissie zal initiatieven ontwikkelen die tot doel hebben de partnerlanden ertoe aan te sporen de internationale normen en procedures voor nucleaire veiligheid en beveiliging en non-proliferatie wereldwijd juridisch bindend te maken en effectief toe te passen, met name via een versterkte samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en de sluiting van Euratom-overeenkomsten met de belangrijkste leveranciers van kerntechnisch materiaal en de belangrijkste gebruikerslanden.

CONCLUSIES

De EU staat op de drempel van een tijdvak zonder voorgaande inzake het energiebeleid. De energiemarkten zijn in de afgelopen jaren voor het grootste deel afgeschermd geweest van de mondiale marktturbulenties, meer bepaald dankzij de liberalisering, het ruime aanbod, de overvloedige productiecapaciteit en de toereikende invoermogelijkheden. Er komen echter dramatische nieuwe ontwikkelingen op ons af. De energietarieven zullen de invloed ondergaan van de enorme behoefte aan investeringen in de energiesector, alsook van de CO2-heffingen en de hogere internationale energieprijzen. Concurrentievermogen, voorzieningszekerheid en klimaatdoelstellingen kunnen in het gedrang komen tenzij de elektriciteitsnetten gemoderniseerd worden, verouderde installaties worden vervangen door concurrerende alternatieven en energie in de gehele energieketen op een efficiëntere manier wordt gebruikt.

De lidstaten en de desbetreffende sectoren hebben de omvang van de uitdagingen onderkend. Een veiliggestelde energievoorziening, een efficiënt gebruik van de bronnen, betaalbare tarieven en innovatieve oplossingen zijn cruciaal voor onze duurzame groei, werkgelegenheid en levenskwaliteit op lange termijn. De lidstaten zijn het erover eens dat deze uitdagingen het efficiëntst worden aangepakt met een beleid en met actie op EU-niveau, door een 'Europeanisering' van het energiebeleid. Dit houdt in dat de financieringssteun van de EU wordt geconcentreerd op publieke prioriteiten die door de markt worden verwaarloosd en de grootste Europese toegevoegde waarde hebben.

De nieuwe energiestrategie van de EU zal aanzienlijke inspanningen qua technische innovatie en investeringen vergen. Zij zal een dynamische en concurrerende markt ondersteunen en resulteren in een aanzienlijke versterking van de institutionele regelingen om deze ontwikkelingen te leiden en te monitoren. Zij zal de veiligheid en duurzaamheid van de energiesystemen, het netwerkbeheer en de regulering van de energiemarkten verbeteren. Dit zal grote inspanningen vergen om huishoudelijke en zakelijke afnemers te informeren en zeggenschap te geven en hen te betrekken bij de uitbouw van een duurzame toekomst op energiegebied, bijvoorbeeld door energie te besparen, de productie van afval te beperken en over te stappen op koolstofarme technologieën en brandstoffen. De investeringen in koolstofarme energieproductie zullen verder worden bevorderd met behulp van marktgebaseerde instrumenten zoals handel in emissierechten en belastingsheffing. De nieuwe strategie zal de weg banen om de EU voor te bereiden op de grotere uitdagingen waaraan zij al na 2020 het hoofd zal moeten bieden. Bovenal zal de nieuwe strategie een beter leiderschap en een betere coördinatie op Europees niveau waarborgen, zowel op het gebied van interne maatregelen als wat de betrekkingen met partners betreft.

Het mondiale energiesysteem komt in een fase van snelle overgang met potentieel verreikende implicaties die zich in de volgende decennia zullen doen gevoelen. Europa moet handelen voordat de huidige gunstige omstandigheden ten einde lopen. De tijd is kort. De Commissie zal dan ook de meeste voorstellen met het oog op het bereiken van de 2020-doelstellingen presenteren in de loop van de komende 18 maanden. Het proces van bespreking, vaststelling en tenuitvoerlegging moet snel verlopen. Op die manier zal de EU beter in staat zijn om de bouwstenen voor het 2020-project aan te brengen – normen, regels, voorschriften, plannen, projecten, financiële en personele middelen, technologiemarkten, maatschappelijke verwachtingen, enz. – en de Europese burgers voor te bereiden op de toekomstige uitdagingen.

Veranderingen op het gebied van energiesystemen vergen veel tijd. Acties die vandaag van start gaan garanderen dus geenszins dat de structurele veranderingen die nodig zijn voor de omvorming tot een koolstofarme economie volledig zullen zijn ingevoerd in de periode van nu tot 2020 waarop deze strategie betrekking heeft. Daarom moet verder worden gekeken dan de tijdsschaal van deze strategie zodat de EU goed is voorbereid op haar 2050-doelstelling van een voorzieningszeker, concurrerend en koolstofarm energiesysteem. De Commissie zal deze strategie daarom aanvullen met een volledig stappenplan voor 2050 dat de in deze mededeling genoemde maatregelen meer in een langetermijnperspectief zal plaatsen en toekomstige aanvullende maatregelen zal omvatten.

[1] Artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

[2] De Europese Raad heeft gespecificeerd: "op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich verbinden tot vergelijkbare emissiereducties en de meer geavanceerde ontwikkelingslanden een adequate bijdrage leveren overeenkomstig hun verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten".

[3] Mededeling van de Commissie (doc. 7110/10 van 5 maart 2010).

[4] Zoals blijkt uit het onderzoek van de Commissie naar de energiesectoren, Mededeling van de Commissie van 1 januari 2007 Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren, COM(2006) 851 definitief, en het hoge aantal onderzoeken inzake concurrentievervalsend gedrag in de sector (e.g. IP/10/494 van 4 mei 2010).

[5] Study of the functioning of retail electricity markets for consumers in the European Union , november 2010

[6] Volgens een raming van ENTSB-Elektriciteit moet de EU in de komende tien jaar 30 000 km netwerkkabels aanleggen of vernieuwen.

[7] Bv. World Energy Outlook 2009 en 2010 van het Internationaal Energieagentschap.

[8] Mededeling betreffende "een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering", COM(2010) 614.

[9] Naar raming liggen de elektriciteitstarieven in Europa bijvoorbeeld 21% hoger dan in de Verenigde Staten en 197% hoger dan in China.

[10] Publicatie 26 augustus 2010 (Ernst and Young).

[11] World Energy Outlook 2010 'Referentiescenario' van het Internationaal Energieagentschap.

[12] COM(2008) 772.

[13] Beschikking nr. 406/2009/EG betreffende de verdeling van de inspanningen.

[14] Er zijn specifieke acties omschreven in de 'digitale agenda voor Europa', COM(2010) 245.

[15] Met name wat de potentieel cumulatieve effecten van verschillende marktgerelateerde maatregelen betreft.

[16] Verslag over de vooruitgang bij de totstandbrenging van de interne markt voor gas en elektriciteit - COM(2010) 84.

[17] Nadat het onderzoek naar de energiesectoren talrijke mededingingsproblemen in de energiesector aan het licht bracht, wat heeft geleid tot de vaststelling van negen antitrust-besluiten, blijft de Commissie het mededingingslandschap op de Europese energiemarkten in het oog houden.

[18] De Europese Commissie heeft een taskforce voor slimme netten opgericht om de invoering van slimme netten op Europees niveau te bespreken:http://ec.europa.eu/energy/gas_electricity/smartgrids/taskforce_en.htm.

[19] Bv. de Baltic Energy Market en de Mediterranean Ring .

[20] De zogenaamde ad hoc adviesgroep heeft een streefcijfermodel voor elektriciteit ontwikkeld in de context van het Forum van Florence. De richtsnoeren en codes om dit streefcijfermodel ten uitvoer te leggen worden momenteel opgesteld. Een streefcijfermodel voor de gassector is in ontwikkeling.

[21] SEC(2010) 1161 van 6 oktober 2010.

[22] Overeenkomstig de herziene richtlijn inzake de handel in emissierechten (2009/29/EG) zullen 300 miljoen emissierechten in de nieuwkomersreserve (New Entrants Reserve - NER) beschikbaar worden gesteld voor de ondersteuning van commerciële demonstratieprojecten voor koolstofafvang en -opslag en technologieën voor hernieuwbare energie op het grondgebied van de Unie.

[23] Financiering beschikbaar in het kader van de huidige financiële vooruitzichten.

[24] Zie voetnoot 23.

[25] Zie voetnoot 23.

[26] Niet tot de OESO behorende landen kunnen in 2030 goed zijn voor alle verwachte toename van de CO2-uitstoot. Het waarborgen van een universele toegang tot moderne energiediensten brengt echter slechts een toename van 0,8% van de CO2-emissies met zich mee; IEA World Energy Outlook 2009 en speciale vroege uittreksels van WEO 2010 inzake de top betreffende de millenniumdoelstellingen van het Internationaal Energieagentschap.

[27] Het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap bevordert marktintegratie, maar ook omzetting en tenuitvoerlegging van het acquis in de westelijke Balkan, en breidt de interne energiemarkt van de EU uit tot Zuidoost-Europa. Het biedt niet alleen een kader voor samenwerking, maar is een juridisch bindend instrument om toetreding tot de EU voor te bereiden. Andere partijen treden toe tot het Verdrag betreffende de Energiegemeenschap: Moldavië is al partij bij het verdrag, Oekraïne en Turkije bereiden hun toetreding voor.

[28] Europese Veiligheidsstrategie, in december 2003 vastgesteld door de Europese Raad.