52010DC0562

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Derde voortgangsverslag /* COM/2010/0562 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 15.10.2010

COM(2010) 562 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM( 2001) 593) – Derde voortgangsverslag

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM( 2001) 593) – Derde voortgangsverslag

1. Context

Dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (PCB's) vormen een groep toxische en stabiele chemische stoffen die van invloed zijn op de menselijke gezondheid en het milieu. Eenmaal vrijgekomen in het milieu blijven deze verontreinigende organische verbindingen decennialang aanwezig in bodem, water en atmosfeer, waardoor zij nog zeer lang nadat de uitstoot ervan is stopgezet, een bron van zorg blijven. Deze verontreinigende stoffen kunnen het immuunstelsel, het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de voortplantingsfuncties aantasten en worden er ook van verdacht dat ze kanker veroorzaken. Foetussen en zuigelingen zijn het kwetsbaarst voor blootstelling. Het publiek, de beleidsmakers en de wetenschappelijke wereld maken zich grote zorgen over de negatieve effecten van een langdurige blootstelling aan zelfs zeer kleine hoeveelheden van deze stoffen op de gezondheid van de mens en het milieu.

Met name door een alomvattende regulering van de industriële emissiebronnen en door strategieën om de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in levensmiddelen en diervoeders te verminderen, is men erin geslaagd de uitstoot van deze stoffen alsook de blootstelling van de mens daaraan in het algemeen te doen afnemen. Tussen 1990 en 2007 zijn de industriële emissies van nieuwgevormde dioxinen, furanen en PCB's in de Europese Unie met 80 % verminderd[1]. Als belangrijke bron moeten de stookinstallaties van woningen worden genoemd, die verantwoordelijk zijn voor 22 % van de totale uitstoot[2]; de rest van de emissies is afkomstig van een scala van industriële en niet-industriële bronnen. Verdere reducties vereisen een grondiger analyse van plaatselijke bronnen en lijken doeltreffender te kunnen worden gerealiseerd door middel van regionale en/of nationale maatregelen.

Om de opname door de mens te verminderen is het belangrijk dat de concentraties in de hele voedselketen afnemen, aangezien de consumptie van voedsel de belangrijkste blootstellingsroute is voor de mens. Dioxinen die in de atmosfeer worden uitgestoten, kunnen bijvoorbeeld na depositie in de bodem, op planten of in water worden opgenomen en geaccumuleerd door vissen en andere dieren die zich daarmee voeden en op die manier in de voedselketen terechtkomen. Daarom moeten er zowel voor het milieu als voor levensmiddelen en diervoeders maatregelen worden genomen om de blootstelling aan dioxinen, furanen en PCB's te verminderen.

Om de strijd aan te binden tegen de door deze verontreinigende stoffen veroorzaakte gezondheids- en milieuproblemen heeft de Commissie in 2001 een mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité aangenomen waarin een communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen[3] (de 'dioxinestrategie') wordt uiteengezet. De dioxinestrategie bestaat uit twee delen: het ene omvat acties ter vermindering van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu, het andere acties ter vermindering van hun aanwezigheid in levensmiddelen en diervoeders. De Raad (Milieu) heeft de dioxinestrategie van de Commissie in al haar onderdelen bekrachtigd en de Commissie verzocht verslag uit te brengen over de uitvoering ervan. Een eerste voortgangsverslag over de periode 2002-2003 is door de Commissie op 13 april 2004 ingediend[4], een tweede voortgangsverslag over de periode 2004-2006 op 10 april 2007[5]. Deze mededeling vormt het derde voortgangsverslag; zij bevat een samenvatting van de werkzaamheden die de Commissie in de periode 2007-2009 op de betrokken gebieden heeft ontplooid.

2. Activiteiten ter vermindering van de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in het milieu

3. Bijdrage aan en uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten

Verordening (EG) nr. 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen[6] (“de verordening”) werd in april 2004 vastgesteld om in de Europese Unie het Verdrag van Stockholm (“het verdrag”) en het van 1998 daterende Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (“het POP-protocol”) ten uitvoer te leggen. In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de productie, het op de markt brengen en het gebruik van chemische stoffen, het beheer van voorraden en afval, en maatregelen om het accidenteel vrijkomen van persistente organische verontreinigende stoffen (POP's) te beperken. In de verordening wordt ook bepaald dat de lidstaten emissie-inventarissen moeten opstellen voor onopzettelijk geproduceerde POP's en moeten voorzien in nationale uitvoeringsplannen (NIP's) en mechanismen voor toezicht en informatie-uitwisseling.

Het POP-protocol is op de 27e zitting van het uitvoerend orgaan van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (CLRTAP) in december 2009 gewijzigd. De wijzigingen omvatten nadere reductievoorschriften voor dioxinen, furanen en PCB's middels de vaststelling van emissiegrenswaarden, bijvoorbeeld voor afvalverbrandingsinstallaties, sinterfabrieken en secundairstaalfabrieken. Op te merken valt dat deze wijzigingen inhoudelijk grotendeels overeenstemmen met reeds bestaande EU-wetgeving. Zij zullen naar verwachting dan ook vooral positieve effecten sorteren bij partijen buiten de EU; de bekrachtiging ervan is daarom van vitaal belang om in het UNECE-gebied extra reducties tot stand te brengen.

Op basis van artikel 12 van de verordening moeten de lidstaten jaarlijks een verslag uitbrengen over de feitelijke productie en het feitelijke gebruik van POP's en een driejaarlijks verslag over de uitvoering van andere bepalingen van de verordening. De Commissie moet de verslagen samenvatten en deze samenvatting combineren met de informatie van het EPER[7], het E-PRTR[8] en de emissie-inventaris van EMEP[9] tot een overzichtsverslag. In 2009 heeft een contractant in opdracht van de Commissie het eerste overzichtsverslag[10] opgesteld. Hij baseerde zich hiervoor op de driejaarlijkse verslagen van de periode 2004-2006 en de jaarverslagen van 2006-2008. Een samenvatting van het overzichtsverslag is, tezamen met een bespreking van de tot eind 2009 bij de tenuitvoerlegging van het communautaire uitvoeringsplan (CIP)[11] geboekte vooruitgang, opgenomen in een recent verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad[12]. De belangrijkste conclusies van het verslag luiden als volgt:

- De voorschriften van de verordening met betrekking tot opzettelijk geproduceerde POP’s worden ruimschoots nageleefd. Productie, op de markt brengen en gebruik zijn stopgezet en er zijn inventarissen van de bestaande voorraden opgesteld.

- De opstelling van de nationale uitvoeringsplannen (NIP's) overeenkomstig de eisen van het verdrag en de daarmee samenhangende vaststelling van nationale actieplannen (NAP's) inzake maatregelen om de totale vrijkomende hoeveelheid onopzettelijk geproduceerde POP's vast te stellen, te karakteriseren en te minimaliseren, zijn nog niet afgerond en in sommige lidstaten nog niet eens aangevat. Slechts 19 lidstaten hebben NIP's en de bijbehorende NAP's opgesteld en aan het secretariaat van het verdrag verstrekt.

- Voorts wordt in de meeste lidstaten aan milieumonitoring van PCDD's, PCDF's en PCB's gedaan. Er is echter geen databank op EU-niveau die het mogelijk maakt temporele milieutrends te beoordelen, en de door de lidstaten verstrekte informatie is ontoereikend om de doeltreffendheid van het beleid op EU-niveau te beoordelen. Er is een meer omvattende en gedetailleerde bundeling van vergelijkbare monitoringgegevens op EU-niveau nodig; ook moet een gemeenschappelijk informatiesysteem worden ingevoerd.

De Commissie heeft het secretariaat van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen financiële ondersteuning verleend voor de verdere ontwikkeling van een gestandaardiseerd instrumentarium ter vaststelling en kwantificering van het vrijkomen van dioxinen en furanen (de 'toolkit'). Deze toolkit maakt het mogelijk bronnen van onopzettelijk geëmitteerde POP's (PCDD's, PCDF's, PCB's en hexachloorbenzeen) te identificeren en hun emissies te kwantificeren.

In het kader van CLRTAP vindt thans een nieuwe grootschalige kwantitatieve beoordeling plaats van het belang van langeafstands- en intercontinentaal transport van POP's, waaronder dioxinen, furanen en PCB's. Binnen de taskforce 'Hemispheric Transport of Air Pollution' berust de gezamenlijke leiding van dit initiatief bij de EU (Europese Commissie) en de VS (Environmental Protection Agency). De beoordeling van 2010 heeft ten doel een solide wetenschappelijke basis te verschaffen voor eventueel toekomstig beleid, zowel in het kader van CLRTAP en UNEP als op nationaal niveau, ten aanzien van deze groep stoffen die wereldwijd verontreiniging veroorzaken. De taskforce heeft geconcludeerd dat het intercontinentaal transport weliswaar kleine hoeveelheden betreft maar dat het effect daarvan aanzienlijk is, en dat de POP-contaminatie van ongerepte regio's zoals het Noordpoolgebied volledig wordt bepaald door verontreiniging van buitenaf.

4. Ontwikkelingen in het milieubeleid van de EU ten aanzien van de emissies van dioxinen, furanen en polychloorbifenylen

Industriële emissies

Op het stuk van industriële emissies heeft de Commissie in december 2007 een voorstel voor een richtlijn industriële emissies (RIE)[13] ingediend waarin de IPPC-richtlijn (Richtlijn 2008/1/EG)[14] en zes sectorale richtlijnen betreffende industriële emissies tot één overzichtelijk en samenhangend wetgevingsinstrument zijn verwerkt. De inwerkingtreding van de RIE wordt verwacht voor eind 2010 en de tenuitvoerlegging ervan door de lidstaten vanaf eind 2012. Deze herziene wetgeving zal aanzienlijke voordelen voor het milieu en de menselijke gezondheid opleveren door een verlaging van de industriële emissies, met inbegrip van de dioxine-emissies, in de hele EU. Dat zal met name te danken zijn aan een betere toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming en beheersing van emissies. De vergunningsvoorwaarden voor industriële installaties zullen gebaseerd moeten worden op de BBT-conclusies die door de Commissie, steunend op de BBT-referentiedocumenten (BREF's) en in overleg met de lidstaten, worden vastgesteld.

De werkzaamheden ter vaststelling en actualisering van de BBT voor de onder de IPPC-richtlijn vallende industriële activiteiten zijn voortgezet. In het kader van het herzieningsproces waarbij de BREF's aan de hand van de meest recente BBT-informatie worden geactualiseerd, is extra aandacht besteed aan het volledig in kaart brengen van de technieken om POP-emissies te voorkomen en te beheersen. Vooral de informatie-uitwisseling met het oog op de herziening van de BREF's voor sectoren zoals de fabricage van ijzer en staal, de fabricage van cement, kalk en magnesiumoxide en de non-ferrosector heeft veel nieuwe informatie opgeleverd inzake preventie en beheersing van het vrijkomen van POP's, en met name PCDD's en PCDF's, in het milieu. Een en ander heeft nieuwe of geactualiseerde BBT-conclusies opgeleverd, die op hun beurt resulteren in betere processen en striktere BBT-gerelateerde emissieniveaus voor die verontreinigende stoffen.

Als gevolg van het succes van het beleid ter vermindering van de industriële emissies is het relatieve aandeel van huishoudelijke bronnen in de totale dioxine-uitstoot de voorbije decennia toegenomen. De Commissie heeft de aanzet gegeven tot uitwisseling van informatie[15] om de lidstaten bij hun dioxine-emissiereductie-inspanningen te helpen en EU-brede kennisdeling en bewustmaking te garanderen.

Emissies in water

Zoals vereist bij artikel 16, lid 4, van de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG) herziet de Commissie momenteel de lijst van prioritaire stoffen van bijlage X van die richtlijn, d.w.z. de lijst van stoffen die een aanzienlijk risico veroorzaken voor of via het aquatische milieu. Die stoffen dienen het voorwerp uit te maken van maatregelen ter geleidelijke vermindering en, in het geval van prioritaire gevaarlijke stoffen, onmiddellijke of geleidelijke stopzetting van de emissies. Artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid schrijft voor dat bij de herziening met name de in bijlage III van die richtlijn vermelde stoffen aan de orde komen. Het betreft onder meer dioxinen en PCB's, die bijgevolg in aanmerking komen om op de lijst van prioritaire stoffen te worden geplaatst die de Commissie begin 2011 zal voorstellen.

Emissies in de bodem

Dioxinen, furanen en polychloorbifenylen in de bodem kunnen in de voedselketen van mens en dier terechtkomen en het water verontreinigen. Momenteel is er in het EU-recht geen enkele bepaling die de inventarisatie van de met deze stoffen verontreinigde locaties voorschrijft.

Op grond van het zesde Milieuactieprogramma heeft de Commissie in 2006 de thematische strategie voor bodembescherming aangenomen, inclusief een voorstel voor een kaderrichtlijn bodembescherming. Dat voorstel beoogt onder meer de stapsgewijze, heel de EU bestrijkende inventarisatie van locaties die met relevante gevaarlijke stoffen, waaronder dioxinen, furanen en polychloorbifenylen, verontreinigd zijn. Zodra de verontreinigde locaties in kaart zijn gebracht, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat deze overeenkomstig een nationale saneringsstrategie worden gereinigd. Het voorstel is echter blijven steken in de wetgevingsprocedure. Bij ontstentenis van een dergelijke richtlijn bestaat er geen EU-brede verplichting om terreinen die met gevaarlijke stoffen zoals dioxinen, furanen en polychloorbifenylen verontreinigd zijn, op te sporen en te saneren.

Verwijdering van PCB's en PCT's

Uit hoofde van Richtlijn 96/59/EG betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen[16] zetten de lidstaten hun inspanningen voort om PCB's en met PCB's verontreinigde apparatuur te elimineren. Na het verstrijken van de uitvoeringstermijn zal de Commissie nagaan of deze bepaling correct is toegepast en zal zij verslag uitbrengen.

5. Activiteiten ter vermindering van de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in levensmiddelen en diervoeders

6. Geïntegreerde aanpak voor wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders ter vermindering van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in de hele voedselketen

Wetgeving ter vaststelling van maximumgehalten en actiedrempels voor dioxinen en furanen in diervoeders en levensmiddelen is er al sedert 2002 (sedert 2006 voor dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's)[17].

De thans geldende actiedrempels en maximumgehalten zijn bepaald met behulp van de toxische-equivalentiefactoren (TEF's) die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 1998 heeft vastgesteld. Nadat de WHO in 2005 de TEF's voor dioxinen en dioxineachtige polychloorbifenylen (PCB's) heeft herzien, worden de vastgestelde maximumgehalten voor dioxinen en dioxineachtige PCB's in diervoeders en levensmiddelen sedert 2007 geregeld getoetst. Bij deze toetsing moet niet alleen rekening worden gehouden met veranderingen ten gevolge van het gebruik van nieuwe TEF-waarden, maar ook met nieuwe kennis inzake de aanwezigheid van dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's in diervoeders en levensmiddelen en de reeds tot stand gebrachte reductie van de concentratie van die stoffen in diervoeders en levensmiddelen.

Met het oog op deze toetsing heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) alle beschikbare concentratiemetingen verzameld en deze zowel met behulp van de nieuwe TEF-waarden van 2005 als met behulp van de TEF-waarden van 1998 verwerkt; een vergelijking tussen beide analyses is opgenomen in het verslag "Resultaten van de monitoring van het dioxinegehalte in levensmiddelen en diervoeders"[18]. De gegevens in dat verslag vormen de basis voor de beraadslagingen met de deskundigen van de lidstaten in het deskundigencomité 'Persistent Organic Pollutants in Food', een werkgroep van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, afdeling toxicologische veiligheid van de voedselketen. Verwacht wordt dat de besprekingen over de nieuwe maximumgehalten en actiedrempels tegen einde 2010 zullen zijn afgerond.

Overigens is vastgesteld dat op basis van de thans beschikbare gegevens onmogelijk een accurate trendanalyse kan worden uitgevoerd. Daarom wordt gepleit voor continue en voldoende grootschalige aselecte bemonstering van alle relevante categorieën levensmiddelen en diervoeders in de hele EU om een nauwkeurige beoordeling van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's mogelijk te maken, alsook voor de uitvoering van betrouwbare blootstellingsschattingen.

De Commissie heeft tezamen met de EFSA al initiatieven ontplooid om de gegevensvergaring en rapportage te verbeteren, en de EFSA heeft een gemeenschappelijk rapportageformat voor gegevens over dioxinen en PCB's ontwikkeld[19].

Wat de niet-dioxineachtige PCB's (NDL-PCB's) betreft, heeft de EFSA een beoordeling uitgevoerd van de risico's die de aanwezigheid van deze stoffen in levensmiddelen en diervoeders oplevert voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren[20]. Wegens de verscheidenheid van verontreinigingsbronnen, plaatsen van herkomst van de levensmiddelen/diervoeders en productiemethoden en -omstandigheden wordt slechts occasioneel – in specifieke, welomschreven gevallen van besmetting of in bepaalde geografische gebieden – een ondubbelzinnig verband tussen de aanwezigheid van NDL-PCB's en die van dioxinen en dioxineachtige PCB's (DL-PCB's) waargenomen.

Meestal vertonen levensmiddelen en diervoeders met een hoog NDL-PCB-gehalte ook een hoog gehalte aan DL-PCB's, dioxinen en furanen. In die gevallen zullen de bestaande risicobeheersmaatregelen ter vermindering van de aanwezigheid van DL-PCB's en dioxinen en furanen in levensmiddelen en diervoeders de consument en de dieren waarschijnlijk ook beschermen tegen blootstelling aan hoge NDL-PCB-concentraties.

In specifieke situaties, bijvoorbeeld verontreiniging met relatief chloorarme PCB-mengsels, waarbij het NDL-PCB-gehalte hoog kan zijn en de dioxine-, furaan- en DL-PCB-gehalten laag, bieden maatregelen ter beperking van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en DL-PCB's evenwel geen gewaarborgde bescherming van de bevolking tegen voedsel met een hoge NDL-PCB-concentratie.

Daarom heeft de EFSA gepleit voor een voortzetting van de inspanningen om het gehalte aan NDL-PCB's in diervoeders en levensmiddelen te verlagen.

In het licht van de conclusies van deze risicobeoordeling zijn besprekingen aangevat over de vaststelling van regelgeving inzake het niveau van NDL-PCB's in levensmiddelen en diervoeders. Met de deskundigen van de lidstaten is al overeengekomen om maximumniveaus van NDL-PCB's vast te stellen op basis van de som van de concentraties van zes indicator-NDL-PCB's (PCB 28, 52, 101, 138, 153 en 180) en gebruik te maken van recente concentratiebepalingen. De EFSA heeft de beschikbare gegevens over de concentratie van NDL-PCB's in levensmiddelen en diervoeders verzameld. Verwacht wordt dat de besprekingen over de maximumgehalten van NDL-PCB's in levensmiddelen en diervoeders tegen einde 2010 zullen zijn afgerond.

7. Beheer van een belangrijk geval van verontreiniging met dioxinen en PCB's

In december 2008 werden door de Ierse autoriteiten bij de routinemonitoring van een scala van verontreinigende stoffen in de voedselketen verhoogde PCB-niveaus gemeten in uit Ierland afkomstig varkensvlees. Aangezien hoge PCB-concentraties een indicator kunnen zijn voor onaanvaardbare dioxineverontreiniging, is onmiddellijk nader onderzoek uitgevoerd om het dioxinegehalte te bepalen en de mogelijke bron van de verontreiniging te achterhalen. Analytische metingen bevestigden de aanwezigheid van zeer aanzienlijke hoeveelheden dioxinen in het varkensvlees.

De oorzaak bleek het gebruik te zijn van uit bakkerijafval vervaardigde verontreinigde broodkruimels. De verontreiniging was het gevolg van het toegepaste verhittingsproces, waarbij verbrandingsgassen in direct contact komen met het te drogen materiaal. Blijkbaar was de gebezigde brandstof verontreinigd met PCB-houdende transformatorolie, die bij verbranding rookgassen oplevert met een hoog gehalte aan dioxinen die op het te drogen materiaal neerslaan.

Aan de lidstaten is gevraagd om op basis van de bestaande wetgeving een alert monitoringsysteem op te zetten voor bedrijven in de levensmiddelen- en diervoedersector die directe verhitting toepassen, en daarop een passend toezicht uit te oefenen.

8. Onderzoeksactiviteiten

Om bepaalde hiaten in onze kennis op te vullen, is middels een aantal projecten die in het kader van het zesde en zevende Kaderprogramma voor OTO werden gefinancierd, onderzoek verricht naar dioxinen, furanen en PCB's alsook andere stoffen, en meer bepaald naar aspecten als blootstelling, biomonitoring, gezondheidseffecten en een betere toxicologische beoordeling van dioxinen. Ook het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek heeft onderzoek naar deze stoffen gedaan op de volgende gebieden:

- bepaling van PCDD- en PCDF-emissiefactoren ter ondersteuning van de monitoring uit hoofde van het Verdrag van Stockholm inzake POP's;

- evaluatie van het dioxinegehalte van melkvet als geschikte indicator voor geïntegreerde milieu- en blootstellingsmonitoring;

- de concentraties van PCDD's, PCDF's en PCB's in de bodem als functie van landgebruikpraktijken;

- onderzoek naar stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen, ter ondersteuning van de kaderrichtlijn water (dioxinen en furanen in de Elbe, de Donau en hun zijrivieren);

- opsporing van de bronnen van hoge PCDD- en PCDF-concentraties in de lucht in de nieuwe lidstaten (ondersteuning van het uitbreidingsproces);

- gedrag van PCDD's, PCDF's en andere POP's op het grensvlak van lucht en water;

- monitoring van de concentraties van PCDD's, PCDF's en andere POP's in de lucht nabij de kust en ver uit de kust.

- Conclusies

De algemene doelstelling van de dioxinestrategie om een geïntegreerde benadering te ontwikkelen ter vermindering van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu en in levensmiddelen en diervoeders is grotendeels gehaald, nu de industriële emissies van deze verontreinigende stoffen de voorbije twee decennia met circa 80 % zijn gedaald. Dankzij de invoering van herziene wetgeving ter beperking van industriële emissies zal deze uitstoot naar verwachting nog verder afnemen.

De resterende bronnen van dioxinen, furanen en PCB's zijn nogal dispers: zij omvatten allerlei kleinschalige industriële en niet-industriële activiteiten, die doeltreffender lijken te kunnen worden aangepakt via nationale, regionale en plaatselijke maatregelen.

Enkele thema's waaromtrent nog meer onderzoek noodzakelijk blijft, zijn de verspreiding van dioxinen in levensmiddelen en diervoeders en het secundaire vrijkomen van deze stoffen uit water en bodem van verontreinigde locaties.

[1] Rapportage aan EMEP krachtens het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

[2] http://ec.europa.eu/environment/dioxin/pdf/brochure09.pdf.

[3] COM(2001) 593 definitief van 24 oktober 2001.

[4] COM(2001) 240 definitief.

[5] COM(2007) 396 definitief.

[6] PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5.

[7] EPER (Europees emissieregister van verontreinigende stoffen), ingesteld bij Beschikking 2000/479/EG van de Commissie.

[8] E-PRTR (Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen), ingesteld bij Verordening (EG) nr. 166/2006.

[9] EMEP (Programma voor samenwerking inzake de bewaking en de evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa).

[10] http://ec.europa.eu/environment/pops/index_en.htm. De contractant die dit verslag heeft geschreven, is verantwoordelijk voor de inhoud ervan.

[11] SEC(2007) 341.

[12] COM(2010) 514: Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, overeenkomstig artikel 12, lid 6, van die verordening.

[13] COM(2007) 844 definitief.

[14] PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.

[15] http://ec.europa.eu/environment/dioxin/pdf/report09.pdf,

http://ec.europa.eu/environment/dioxin/pdf/brochure09.pdf

[16] PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.

[17] Voor diervoeders: Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2006/13/EG van de Commissie van 3 februari 2006 wat dioxinen en dioxineachtige PCB’s betreft (PB L 32 van 4.2.2006, blz. 44).

Voor levensmiddelen: Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5) en Aanbeveling 2006/88/EG van de Commissie van 6 februari 2006 inzake de reductie van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in diervoeders en levensmiddelen (PB L 42 van 14.2.2006, blz. 26).

[18] Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Results of the monitoring of dioxin levels in food and feed. EFSA Journal 2010, 8(3):1385 [35 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1385. Online beschikbaar op:

http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/1385.pdf.

[19] http://www.efsa.europa.eu/en/datexdata/docs/ReportingFormatDioxinPCBs.xls.

[20] http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/284.pdf.