11.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 44/153


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent”

(COM(2009) 589 definitief)

2011/C 44/26

Rapporteur: IOZIA

De Commissie heeft op 28 oktober 2009 besloten, het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent

COM(2009) 589 final

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 15 juni 2010 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 14 en 15 juli 2010 gehouden 464e zitting (vergadering van 14 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 135 stemmen vóór, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verwelkomt de mededeling van de Commissie en spreekt de hoop uit dat ze de besluitvormers de aanzet biedt om operationele, financiële en politieke besluiten te nemen die coherent zijn met de voorstellen en de richtsnoeren die erin zijn geformuleerd.

1.2

Het EESC heeft altijd al zijn instemming betuigd met de Commissievoorstellen terzake omdat het van oordeel is dat het ruimtebeleid een van de technologische prioriteiten is die met grotere inzet moeten worden gerealiseerd. Verantwoord en duurzaam gebruik van de ruimte voor civiele en vreedzame doeleinden is een uitstekend instrument voor ontwikkeling.

1.3

Ruimteonderzoek in het algemeen en GMES in het bijzonder passen per definitie in de „nieuwe groene economie”. De ontwikkeling van toepassingen in de landbouw, voor de aanpak van klimaatverandering, de nauwkeurigheid van weersvoorspellingen, ruimtelijke ordening, enz. liggen ten grondslag aan een nieuw model, waarin duurzame ontwikkeling de leidraad is voor innovatie en technologisch onderzoek.

1.4

Het EESC deelt de bezorgdheid van de Commissie over het gebrek aan duidelijkheid over de looptijd van het programma. Het EESC meent dat het programma ten minste tot 2030 moet lopen, en dat ook voor de daaropvolgende jaren nog enkele fundamentele taken worden gepland.

1.5

Het EESC is van oordeel dat de financiering ontoereikend is, enerzijds omdat geen rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de prijzen van de technologische componenten van de Sentinel-satellieten, en anderzijds wegens het te geringe bedrag dat voor O&O bestemd is, in het bijzonder gezien de noodzaak om gegevens in te zamelen op het gebied van de strijd tegen de klimaatverandering en op dat van de veiligheid. Er is ten minste 700 à 800 miljoen euro nodig voor de periode 2014-2020 om aan de behoeften te voldoen. De kosten van lanceringen zijn aanzienlijk gestegen, evenals die van elektronische apparatuur.

1.6

De „ruimtedroom”, die hele generaties heeft aangesproken, zou met ambitieuze programma's nieuw leven moeten worden ingeblazen. Jongeren moeten warm worden gemaakt voor ruimtevaartstudies en er dienen stabiele werkgelegenheidsprojecten te zijn, waarbij gewezen wordt op de grote sociale waarde van projecten als GMES, dat kan bijdragen aan de beperking van negatieve gevolgen van klimaatverandering en menselijke activiteit in goede banen leidt door extreme verschijnselen als overstromingen en lange periodes van droogte beter te kunnen voorspellen. Door de uitstoot van schadelijke stoffen in de atmosfeer te volgen, kan worden bekeken hoe doeltreffend de acties ter beperking van de CO2-uitstoot zijn, of kunnen passende maatregelen worden genomen in geval van schending van wetten inzake mensenhandel, in samenwerking met Frontex.

1.7

GMES kan een beslissende bijdrage leveren aan het afvalbeheerbeleid door het in kaart brengen van illegale stortplaatsen en lozingen van toxische stoffen. Het is van wezenlijk belang dat het GMES-ruimteprogramma zich ook bezighoudt met het probleem van het ruimteafval, d.w.z. de berging van afgedankte ruimtestations en satellieten. Het ESA-programma voor ruimtetoezicht kan er, samen met het Duitse systeem TIRA, toe bijdragen dat de berg ruimteafval onder controle gehouden wordt. Sinds 1957 zijn er meer dan 5 000 satellieten gelanceerd; nog steeds gaat er vrijwel om de twee dagen één de de ruimte in.

1.8

Het EESC is van mening dat de positieve effecten van een programma met een aangepaste looptijd een krachtig vliegwieleffect kan genereren om de particuliere en overheidsbedrijven uit de sector er direct bij te betrekken door hun de mogelijkheid te bieden hun investeringen te plannen en te richten op de technologische ontwikkeling, om tot steeds kostenefficiëntere en beter presterende detectiesystemen te komen. Het succes van de gehele onderneming staat of valt met het vermogen om particuliere investeringen aan te trekken en om een dienstenmarkt te creëren.

1.9

Meer zekerheid over de continuïteit van de communautaire programma's zou de lidstaten die op dat gebied nog niet actief zijn of nog steeds ver van een ruimtebeleid verwijderd zijn, kunnen overhalen om eigen initiatieven te ontplooien. In dat opzicht ziet het EESC het besluit van februari 2010 tot oprichting van de „GMES partnerraad”, waaraan de 27 lidstaten actief deelnemen, als een positieve ontwikkeling op weg naar een nieuw evenwicht in de kennis van en de inzet voor een ruimtebeleid. De partnerraad zou open moeten staan voor vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

1.10

Een langetermijnprogramma zou bovendien de EU de mogelijkheid bieden om krachtdadiger op te treden en meer politiek gewicht in de schaal te leggen ten opzichte van andere delen van de wereld die nu al actief zijn in de ruimtesector; het zou ook een positief effect hebben op het aantrekken van de onontbeerlijke kredieten, wat zou kunnen worden bevorderd door de programma's en de resultaten toegankelijk te maken voor niet door de EU gecontroleerde missies.

1.11

GMES kan een enorm belangrijke bijdrage leveren voor een aantal sleutelsectoren, zoals de oceanografie, de controle van de luchtkwaliteit, de uitwerking van nauwkeurige kaarten betreffende het grondgebruik, de snelle levering van kaarten van zones die door natuurrampen getroffen zijn, stuk voor stuk elementen die van wezenlijk belang zijn voor de civiele bescherming.

1.12

De behoefte aan toereikende kredieten mag volgens het EESC in de huidige fase van ernstige economische crisis de investeringen in de sector niet afremmen; integendeel, het GMES-programma kan, door een maximum aan beschikbare middelen vrij te maken en met de steun van een over alle geboden kansen geïnformeerde publieke opinie, helpen om snel uit de crisis te geraken doordat het een enorme voorraad aan wetenschappelijke kennis en productiemogelijkheden beschikbaar stelt, met de bijbehorende positieve effecten, waardoor de EU in een sector die momenteel op zijn retour is, weer de toon kan gaan aangeven.

2.   Inleiding

2.1

Het besluit van de EU om zich uit te rusten met een geïntegreerd Europees aardobservatiesysteem dat informatie verstrekt en diensten verleent op het gebied van milieu en veiligheid, bekend als Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), is een strategische keuze die de EU in staat stelt haar voortrekkersrol in de civiele lucht- en ruimtevaart te handhaven en nog te versterken.

2.2

Volgens de grote lijnen van het actieplan van de Commissie uit 2001 heeft het GMES-initiatief tot doel de behoeften van de samenleving op het gebied van milieu en veiligheid te koppelen aan de vergevorderde technische en operationele capaciteiten van aardobservatiesystemen en satellieten. Het speelt in op de vraag naar snelle toegang tot milieu-informatie op mondiaal, regionaal en lokaal vlak, zonder de onafhankelijkheid van een aantal sectoren in gevaar te brengen, zoals de duurzame ontwikkeling, de wereldwijde klimaatverandering, het gemeenschappelijk defensie- en veiligheidsbeleid, de Europese onderzoeksruimte en de Europese ruimtestrategie.

2.3

Het systeem berust op de analyse van aardobservatiegegevens die afkomstig zijn van satellieten en monitoringnetwerken in situ. Nadat de gegevens zijn geanalyseerd en gecoördineerd, worden ze ter beschikking gesteld van de eindgebruikers: nationale, regionale en lokale overheden en agentschappen, milieuorganisaties, civiele bescherming, enz. GMES is een gezamenlijk initiatief van de Europese Unie (EU) en het Europees Ruimteagentschap (ESA). In het kader van het initiatief levert het ESA een doorslaggevende bijdrage aan de ontwikkeling van de ruimtecomponent en treedt de EU op als promotor en verzamelpunt voor de aanvragen.

2.4

Het GMES-programma bestaat uit drie delen: een ruimte-, een in-situ- en een dienstencomponent, waarover de Commissie een voorstel voor een verordening heeft geformuleerd waarover het EESC zich al heeft uitgesproken (1).

2.5

De ruimtecomponent is veruit de duurste van de drie, maar wel bepalend voor de kwaliteit en de kwantiteit van de aangeboden diensten. De ruimtecomponent omvat 6 reeksen Sentinel-aardobservatiemissies (waarvan 5 gefinancierde), die in 2012 zouden moeten beginnen. Alles wat betrekking heeft op het ruimtesegment wordt gecontroleerd, gecoördineerd en geïmplementeerd door ESA: de overeenkomsten met de satellietbouwers en infrastructuurondernemingen, maar ook het beheer van de proefprojecten die in deze fase worden uitgevoerd en die zullen worden beoordeeld met het oog op toekomstige toepassingen.

3.   De Mededeling van de Commissie

3.1

De Commissie geeft in haar Mededeling een overzicht van alles wat tot nu toe is gerealiseerd op het vlak van de diensten en in-situ, twee componenten die al goede resultaten hebben opgeleverd met gebruikmaking van de bestaande ruimtevaartinfrastructuur, met name in de missies van EUMETSAT, ESA en de nationale missies.

3.2

In 2008 zijn de uitgangspunten van het systeem vastgesteld, met name de financiële behoeften en de daarmee gepaard gaande begrotingspolitieke maatregelen. Voor de uitvoering van het project zal in de nodige middelen moeten worden voorzien in het volgende financiële meerjarenkader van de Unie. Het ESA raamt de uitgaven voor de periode 2014-2020 op een bedrag van 4,23 miljard euro (2).

3.3

De Mededeling gaat in op enkele wezenlijke aspecten van het Europese ruimtevaartbeleid, waarvan GMES en de Europese programma's GNSS (EGNOS en Galileo) de hoeksteen vormen.

3.4

De Commissie ziet als prioriteiten de financiering van de uitvoering en verdere ontwikkeling van de Sentinel 1, 2 en 3, de continuïteit en de gegevenstoegang, en tot slot de noodzaak dat de lidstaten hun voorbehoud opgeven ten aanzien van de looptijd van het project (voorzien tot 2020).

3.5

Volgens de Commissie is er behoefte aan een verordening betreffende de eigendomsrechten op de gegevens met het oog op een beleid van volledige en gegarandeerde toegang. Voorts wordt in de Mededeling ingegaan op het aspect eigendom en beheer van de infrastructuur.

3.6

Een belangrijk onderdeel van de Mededeling is het aanbestedingsbeleid. De aanbestedingen moeten gekenmerkt worden door een gunstige prijs-kwaliteitverhouding en permanente beschikbaarheid van de gegevens.

3.7

Internationale samenwerking is een belangrijke schakel in het GMES-programma, dat in dit verband de communautaire bijdrage aan het GEOSS-programma voor wereldwijde aardobservatie is. In het kader van het Comité voor aardobservatiesatellieten (CEOS), dat o.m. verantwoordelijk is voor de monitoring van de effecten van de klimaatverandering, zal de Commissie de dialoog voortzetten en partnerschappen tot stand brengen.

3.8

In haar conclusies vat de Commissie haar Mededeling kort samen en verbindt zij zich ertoe de ontwikkeling van het programma en de constante aanpassing ervan aan de verwachtingen van de gebruikers op de voet te volgen.

4.   Opmerkingen van het EESC

4.1

Het EESC beschouwt het ruimtebeleid als een van de prioriteiten op het vlak van de technologie die meer aandacht verdient; daarom verwelkomt het EESC de Mededeling van de Commissie en spreekt het de hoop uit dat ze de besluitvormers de aanzet biedt om operationele, financiële en politieke besluiten te nemen die coherent zijn met de voorstellen en de richtsnoeren die erin zijn geformuleerd.

4.2

Ondanks een algemeen positief oordeel deelt het EESC de bezorgdheid van de Commissie over het gebrek aan een duidelijk standpunt van de lidstaten over de looptijd van het GMES-programma en acht het van essentieel belang dat de lidstaten zich onverbloemd uitspreken voor een programma dat momenteel ten minste tot 2030 zou moeten lopen, maar dat in ieder geval in de mogelijkheid zou moeten worden voorzien dat het ook na 2030 zijn fundamentele taken nog kan voortzetten.

4.3

Ook het bedrijfsleven moet zijn investeringen ruim op voorhand kunnen plannen en technologieën kunnen ontwikkelen die moeten leiden tot steeds kostenefficiëntere en beter presterende observatiesystemen.

4.4

Het EESC is van mening dat het bedrag van 4 miljard euro, op basis van ramingen in de langetermijnanalyse van het ESA, ontoereikend is. In de jaarlijkse 600 miljoen euro is namelijk geen rekening gehouden met het verloop van de prijzen van de technologische onderdelen voor de Sentinel-satellieten. Het krediet dat voor O&O is gereserveerd lijkt al evenzeer ontoereikend, vooral gezien de noodzaak om significante gegevens te verzamelen voor de strijd tegen de klimaatverandering en voor de veiligheid.

4.5

Het EESC hecht zijn goedkeuring aan de voorstellen van de Commissie, maar dringt aan op meer overtuiging en voortvarendheid wat de vereiste financiële middelen betreft, in de wetenschap dat voor de periode 2014-2020 minstens 700 à 800 miljoen euro nodig zou zijn, en pleit voorts voor de verlenging van de looptijd van het project tot 2030, het openstellen van de ruimtemarkt voor de kmo's van alle lidstaten, een ondubbelzinnige en open regeling betreffende de toegang tot de gegevens, een goede coördinatie tussen alle deelnemers aan het project, en tot slot de versterking van de internationale dimensie van het project.

4.6

De Commissie zelf wijst er met klem op dat er meer investeringen nodig zijn voor de veiligheid. In een recente Mededeling (3) schrijft ze dat er een oproep is gepubliceerd in het kader van het Zevende Kaderprogramma (hoofdstuk Ruimte) om voorstellen in te dienen voor de ontwikkeling van preoperationele GMES-diensten voor maritieme bewakingsdoeleinden. Een geïntegreerde benadering waarbij alle beschikbare instrumenten worden ingezet, is de enige manier om het milieu te beschermen, de zeeën en kusten vrij te houden van illegaal verkeer en mensen te beschermen tegen gewetenloze misdaadorganisaties.

4.7

Tegen deze achtergrond ligt het voor de hand dat extra middelen noodzakelijk zijn voor de financiering van zowel programma's voor levenslang leren voor de werknemers in de sector, als van stimuleringsprojecten die jongeren warm moeten maken voor ruimtevaartstudies en de mogelijke toepassingen ervan. De laatste jaren is, mede door de verminderde aandacht in de publieke opinie, de belangstelling voor lucht- en ruimtevaarttechniek afgenomen, met een forse daling van het aantal studenten en gediplomeerden in deze studierichting tot gevolg. Ook de technici worden schaarser en ook hier zijn maatregelen nodig om jongeren voor de studierichting te interesseren. Een van de meest voorkomende redenen om die studie niet te kiezen, zijn de werkgelegenheidsperspectieven, die als onzeker en niet duurzaam worden beschouwd.

4.8

Het EESC stemt in met het voorstel van de Commissie om direct het eigendom van het systeem en bijgevolg de verantwoordelijkheid van het beheer ervan op zich te nemen. De keuze voor een open, ononderbroken en vrije toegang, weliswaar met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften, via een specifieke verordening, lijkt opportuun en weloverwogen. Gewaarborgde toegang kan ervoor zorgen dat particuliere investeerders geïnteresseerd raken om diensten aan te bieden. Het ontstaan van een aan GMES gerelateerde markt creëert niet alleen economische kansen en dienstverlening aan de samenleving, maar maakt het ook mogelijk sommige beheerskosten voor gronddiensten te spreiden.

4.9

Essentieel voor een goed gegevensbeheer is echter de keuze van de systeemarchitectuur. De commerciële exploitatie zou in ieder geval moeten voorzien in kostendeling, na een redelijke aanpassingsperiode van de markt, zoals momenteel gebeurt met enkele internetdiensten, die tot nu toe gratis waren maar geleidelijk aan alleen tegen betaling worden geleverd. In principe moeten de gegevens voor overheidsdiensten gratis en algemeen toegankelijk zijn, via specifieke platforms naargelang de graad van vertrouwelijkheid en veiligheid.

Recentelijk zijn belangrijke toepassingen voor satellietmonitoring ontwikkeld. Satellieten voor hoogtemeting van het programma My Ocean hebben in 2009 vastgesteld dat El Niño zich opnieuw heeft voorgedaan; het programma MACC (Monitoring Atmosphere Composition and Climate), dat integraal deel uitmaakt van de GMES-diensten, heeft de gegevens geleverd voor simulaties van mogelijke verspreidingen van de IJslandse vulkaanas; een andere dienst van het programma GMES is SAFER (Services and Applications For Emergency Responses): binnen 6 uur na een ramp moet het gedetailleerde kaarten leveren: over aardbevingen, overstromingen en aardverschuivingen. Voor de inzet van de burgerbescherming kunnen deze kaarten cruciaal zijn. G-Mosaic (veiligheidsdiensten) zorgt voor bewaking van het grondgebied, toezicht op nucleaire centrales, illegale immigratiestromen, grensbewaking, analyse van oorlogsschade en aanverwante behoeften.

4.10

Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het aanbestedingsbeleid. De beginselen van de Small Business Act zouden altijd moeten gelden in geval van openbare aanbestedingen, in het bijzonder de communautaire. Er is behoefte aan een serieus beleid ter ondersteuning van het mkb, in het bijzonder dat van landen die nog niet over een krachtig productieapparaat beschikken en dat ook moet kunnen profiteren van de geplande reusachtige investeringen in de sector. De ruimtecomponent van GMES heeft niet alleen de grote ondernemingen nodig die gespecialiseerd zijn in de elektronica van de lucht- en ruimtevaart, maar ook het kleinbedrijf, dat ook voor innoverende oplossingen kan zorgen. De Commissie zou, gezien de Europese dimensie van het project, ook de oprichting van consortia van transnationale ondernemingen moeten bevorderen.

4.11

Het EESC pleit voor een steeds nauwere samenwerking tussen de verschillende actoren die bij de verwezenlijking van het project betrokken zijn: de Commissie, de lidstaten, ESA en EUMETSAT, en stemt in met het voorstel van de Commissie om de verantwoordelijkheid tussen deze spelers te verdelen.

4.12

Het EESC is van mening dat ESA over alle competenties beschikt om de rol van eindbeheerder van de ruimte-infrastructuur op zich te nemen, in samenwerking met de nationale agentschappen voor het onderhoud, de ontwikkeling en de vervanging van satellieten. Het EESC beveelt met aandrang aan alle wettelijk mogelijke initiatieven te ontplooien om deze vanzelfsprekende keuze te kunnen verwezenlijken.

4.13

Het EESC acht het noodzakelijk dat de inspanningen om de internationale samenwerking te intensiveren voortgezet worden. De strijd tegen de klimaatverandering wordt wereldwijd gevoerd; de gedeelde informatie zal van wezenlijk belang zijn om de evolutie van de impact van de broeikasgassen en de erdoor veroorzaakte klimaatverandering in real time te monitoren. De Commissie heeft terecht naar dit aspect gekeken; het EESC beveelt aan ook andere partners uit verwante sectoren erbij te betrekken en ze eventueel in te passen in de Europese strategie voor de bescherming van het grondgebied en de zeeën, en voor de veiligheid. De Unie voor het Middellandse-Zeegebied bijvoorbeeld zou een uitstekend platform kunnen zijn voor de verdere uitwerking van deze samenwerking, in het kader van de huidige prioritaire programma's inzake civiele bescherming, sanering van de Middellandse Zee en de strijd tegen de klimaatverandering. De mogelijkheid om het specifieke karakter van sommige zones hierbij te betrekken, zoals de bestaande activiteiten in het Oostzeegebied en het Donaubekken, zou daarbij van groot nut kunnen zijn.

4.14

Het EESC staat achter de oprichting van de „GMES-partnerraad”, bestaande uit 27 leden plus Zwitserland en Noorwegen, die er als leden van ESA aan deelnemen. De partnerraad, voorgezeten door de Commissie, heeft als taak samenwerking tot stand te brengen tussen de bevoegde organen van alle lidstaten, de Commissie bij te staan bij het toezicht op de coherente tenuitvoerlegging van het programma en de uitwerking van een strategisch kader, en te zorgen voor uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op het gebied van GMES en aardobservatie. Dit representatieve orgaan kan ertoe bijdragen om het huidige verschil in kennis en activiteit op ruimtegebied tussen oude en nieuwe lidstaten te overbruggen. De oprichting van een Forum van particuliere gebruikers zou uiterst welkom zijn om de vooruitzichten van het systeem tijdig te beoordelen en om samen te werken met de partnerraad.

4.15

Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de behoeften van de programma's op korte termijn, met name de inzet van de serie A van de Sentinel-satellieten, de lancering van de serie B en de aanschaf van essentiële onderdelen voor de serie C.

4.16

Het Spaanse voorzitterschap, dat werkt aan de verordening over GMES-diensten, en het Belgische, dat zich richt op het Europese ruimtevaartbeleid, zijn het eens over de noodzaak tot een nieuwe impuls. Ook het Parlement wil hier graag toe bijdragen. Er zijn echter voorwaarden betreffende de omschrijving van aspecten die nog moeten worden bijgevijld: de nodige middelen voor het project moeten worden gevonden en toegewezen; alle voorbehouden inzake de looptijd van GMES moeten worden opgegeven, zodat meteen volgens plan kan worden begonnen met de ontwikkeling van de Sentinel-reeks; de internationale samenwerking moet worden verbeterd en er moet meer geïnvesteerd worden in onderzoek en ontwikkeling.

Brussel, 14 juli 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  EESC 96/2010 - Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees programma voor aardobservatie (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011–2013) - COM(2009) 223 def. - 2009/0070(COD).

(2)  ESA/C (2009) 36.

(3)  Naar de integratie van de maritieme bewaking: Een gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor het maritieme gebied van de EU - COM(2009) 538 final