21.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 21/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De noodzaak van een geïntegreerde benadering van stadsvernieuwing” (verkennend advies)

2011/C 21/01

Rapporteur: GRASSO

Op 2 december 2009 heeft het Spaanse ministerie van Huisvesting overeenkomstig art. 304 van het VWEU, namens het Spaanse voorzitterschap, het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht een verkennend advies op te stellen over:

De noodzaak van een geïntegreerde benadering van stadsvernieuwing.

De afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 mei 2010 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 mei 2010 gehouden 463e zitting (vergadering van 26 mei 2010) het volgende advies uitgebracht, dat met 87 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   De stad heeft zich ontwikkeld tot een energieverspillend systeem en is tegelijkertijd een van de belangrijkste factoren van milieuverandering. Een gecoördineerde actie op Europees niveau ter ontwikkeling van een slagvaardiger stadsvernieuwingsbeleid is dan ook een belangrijk middel om de schadelijke CO2-uitstoot en de klimaatverandering te bestrijden.

1.2   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) dringt aan op een strategie van maatregelen op stedelijk of grootstedelijk niveau, die erop zijn gericht om vervallen stadswijken in bouwkundig, stedelijk, sociaal en milieuopzicht op te waarderen.

1.3   Helaas schieten de conventionele ruimtelijke-ordeningsinstrumenten nog tekort voor deze aanpak, mede omdat steden qua ligging, situatie en stedelijke dienstverlening van elkaar verschillen, zodat het niet mogelijk is uniforme oplossingen voor te stellen. De EU zou dan ook instrumenten in het leven moeten roepen die zijn verankerd in systemen van indicatoren voor stedelijke kwaliteit die uitgaan van drempelwaarden voor sociale en ecologische problemen in steden. Daarnaast zouden stadsvernieuwingsindexen moeten worden ontwikkeld waarmee de bestuurlijke efficiëntie, het slagingspercentage van de maatregelen en de tevredenheid van de inwoners kunnen wonen gemeten.

1.4   Onder verwijzing naar voorstellen die in eerdere EESC-adviezen zijn uitgewerkt, hopen we dat het idee voor de oprichting binnen de EU van een groep op hoog niveau over het thema „stedelijke ontwikkeling en duurzaamheid” wordt uitgevoerd, zodat het Europese debat over duurzame steden zowel in de diepte als in de breedte kan worden aangezwengeld (1).

1.5   Om een „nieuwe stedelijke renaissance” op gang te brengen, die een geïntegreerd model van stadsvernieuwing nastreeft en waarbij de demografische ontwikkelingen, de sociale samenhang, de vernieuwing van de economische infrastructuur van steden, de opwaardering van de natuurlijke rijkdommen, de dematerialisatie, de energie-efficiëntie in steden en de biodiversiteit centraal staan, dringt het EESC aan op een nauwe samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus (Commissie, regeringen, regio's en lokale overheden) die wordt gekenmerkt door een flexibelere toepassing van het subsidiariteitsbeginsel en een minder strikt hiërarchische verdeling van de bevoegdheden. In dat verband zouden thematische netwerken tussen steden moeten worden opgericht, die de tenuitvoerlegging van duurzame stedelijke vernieuwingsprocessen bevorderen.

1.6   De toename van de energie-efficiëntie van gebouwen en infrastructuur moet een strategisch onderdeel van het EU-beleid voor stadsvernieuwing zijn, omdat de vraag naar energie hiermee omlaag kan en er in Europa veel nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden gecreëerd. Het EESC hoopt dat de EU deze doelstellingen probeert te verwezenlijken door een vérdergaande integratie in de sectorale programma's die momenteel worden voorbereid op het gebied van innovatiebeleid, het vervoerbeleid 2010-2020 en het SET-plan (Europees strategisch plan voor energietechnologie). Verder hoopt het dat er meer zal worden geïnvesteerd, dankzij een intensiever gebruik, met steun van de EIB, van de beschikbare financiële instrumenten (JESSICA, JASPERS enz.), en de totstandkoming van doeltreffende publiek-private partnerschappen.

1.7   Om de basis te kunnen leggen voor een stadsvernieuwingsbeleid moeten de beleidsterreinen duurzaam vervoer en energie aan elkaar worden gekoppeld. De EU zou dit bovendien moeten ondersteunen door de financiering van duurzame transportnetwerken en maatregelen voor alternatieve energie, die absoluut noodzakelijk zijn voor stadsvernieuwing in de buitenwijken.

1.8   Verder hoopt het EESC dat de lidstaten aantrekkelijke fiscale maatregelen zullen goedkeuren om de burgers te stimuleren ieder gebouw in de stad om te vormen tot een energieproducerend gebouw.

1.9   Het EESC beveelt aan de culturele ontwikkeling en ondernemingszin te stimuleren, vooral in kleine en middelgrote bedrijven die in staat zijn innovatieve oplossingen te vinden voor stadsvernieuwing en het creëren van groene banen.

1.10   Om de burgers op een meer verantwoorde manier te laten deelnemen aan de uitvoering van de geïntegreerde stadsvernieuwingsprogramma's, is het zaak overleg te plegen met de gemeenschappen in de stadscentra, met inbegrip van vrouwen, jongeren en groepen die het meest met uitsluiting bedreigd worden. In samenwerking met de netwerken die de burgers en de sector vertegenwoordigen, zou er een Europese voorlichtingscampagne op touw moeten worden gezet over de concrete besparingen die kunnen worden bereikt met de productie van schone energie. Het ontbreekt de huidige campagne aan focus en middelen.

1.11   De stadsvernieuwingsmaatregelen die Europese steden treffen om met de Aziatische megalopolissen te kunnen concurreren moeten een combinatie zijn van de traditionele renovatie van fysieke ruimtes enerzijds en dematerialisatie met behulp van ICT anderzijds, zodat het milieu behouden blijft en wordt voorkomen dat steden alsmaar meer groene ruimtes opslokken.

1.12   Het is van strategisch belang dat er wordt gewerkt aan de opleiding van beleidsmakers, zodat die meer verantwoordelijkheid, creativiteit en kwaliteit aan de dag gaan leggen en op het gebied van stadsvernieuwing en -ontwikkeling weloverwogen keuzes weten te maken die overeenstemmen met de door de EU nagestreefde doelstellingen van duurzame groei. Tegelijkertijd pleit het EESC voor meer samenwerking met DG Regio, aangezien dit bijzonder zinvol is. Ook zou de operationele eenheid die zich binnen DG Regio bezighoudt met stedelijk beleid, moeten worden versterkt, zodat de procedures in verband met de uitvoering van de door de Commissie geplande ontwikkelingsprogramma's kunnen worden versneld.

2.   Inleiding

2.1   De afgelopen tien jaar heeft het debat over stedelijk beleid binnen de EU een hoge vlucht genomen, met het Handvest van Leipzig betreffende duurzame Europese steden (mei 2007) als een van de belangrijkste bewijzen dat de lidstaten bereid zijn gemeenschappelijke strategieën en beginselen uit te werken voor het stadsontwikkelingsbeleid. Het Spaanse voorzitterschap van de EU besteedt ruim aandacht aan dit thema, en heeft het EESC en het Comité van de Regio's gevraagd een bijdrage te leveren aan het debat in het kader van de informele bijeenkomst van de betrokken ministers.

2.2   Dit debat heeft betrekking op stadsvernieuwingsmaatregelen voor enkele belangrijke problemen die spelen in de steden. Deze maatregelen moeten via een geïntegreerde benadering een mate van stedelijke duurzaamheid bewerkstelligen waarmee de volgende uitdagingen kunnen worden aangegaan:

verbetering van de energie-efficiëntie van het verouderde Europese gebouwenbestand, dat een bron is van schadelijke emissies en de kwaliteit van leven in de steden ernstig aantast (deze verbetering levert nieuwe banen op en zal de innovatie en technologische ontwikkeling stimuleren);

verbetering van de sociale samenhang dankzij een geïntegreerd programma voor de opwaardering van vervallen stadswijken, de bevordering van maatschappelijke integratie en scholing, de bestrijding van uitsluiting enz.;

bevordering van de milieuduurzaamheid via de vernieuwing van vervallen stadswijken, aanpassing van het bestaande gebouwenbestand aan de doelstellingen van energie-efficiëntie, bewoonbaarheid en bereikbaarheid, waarbij wordt voorkómen dat nog meer groene ruimtes worden opgeslokt.

3.   Geïntegreerde stadsplanning

3.1   Milieubescherming – op verschillende stedelijke niveaus – en verbetering van de kwaliteit van het bestaan van de burgers moeten tot de belangrijkste operationele doelstellingen van het regionaal beleid van de lidstaten en de EU behoren.

3.2   Het EESC wenst met dit advies te bevestigen dat het achter de noodzaak van een geïntegreerd beleid voor stadsvernieuwing staat, zoals beschreven in de Europa 2020-strategie en het programma van het Spaanse voorzitterschap van de EU (2).

3.2.1   Het EESC stemt in met de inhoud van het Europa 2020-document en kan zich vinden in de operationele richtsnoeren die daarin zijn geformuleerd met betrekking tot de noodzaak om in stadsvernieuwingsmaatregelen rekening te houden met een aantal innovatieve concepten, zoals

verbetering van de menselijke aspecten, vooral met het oog op de behoeften van ouderen; de mate van integratie van nieuwe immigranten; de bestrijding van armoede, met name onder kinderen; de toename van de solidariteit tussen de generaties;

op kennis gebaseerde groei;

de ontwikkeling van een creatieve samenleving zonder uitsluiting;

de ontwikkeling van een groenere netwerkeconomie die de concurrentie aankan en oog heeft voor de sociale markt.

3.2.2   Het EESC is van mening dat het programma van het Spaanse voorzitterschap hier goed op aansluit, aangezien het sterk de nadruk legt op de doelstelling om iedereen het recht op burgerschap en bescherming van de grondrechten te garanderen, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

3.2.3   Deze doelstellingen stimuleren een idee van stadsvernieuwing dat is gebaseerd op een sterke verwevenheid tussen de kwaliteit van de ruimte en de kwaliteit van de infrastructuur, oftewel een stadsvernieuwing die open staat voor alle burgers, ongeacht hun moedertaal, afkomst of religie.

4.   Enkele stedelijke vraagstukken

4.1   Overeenkomstig de in bovengenoemde documenten uiteengezette beginselen dient de stadsvernieuwing tegemoet te komen aan een reeks belangrijke veranderingen in het karakter van steden en de wijze waarop deze zijn vormgegeven (3):

het verschijnsel urban sprawl of ongecontroleerde verstedelijking, dat een hoog grondgebruik en schaalnadelen tot gevolg heeft;

de achteruitgang van de functionele structuur van steden, met crisis en verval in historische binnensteden, stadsperiferieën en industriegebieden tot gevolg;

de overwegend conservatieve antwoorden op de crisis, die weinig fantasievol en creatief zijn, maar vooral ook slecht zijn toegesneden op een geglobaliseerde wereld;

de vervanging van het „functionele” systeem door een systeem van „houders”, die moeten worden beschouwd als complexe en uitermate kwetsbare plaatsen in eenvormige grootstedelijke gebieden;

de semantische uitholling van stadsgrenzen, die hun administratieve functie behouden maar hun geografische, symbolische en politieke betekenis stilaan verliezen;

de verschrompeling van groene ruimtes rondom de steden, met alle gevolgen van dien voor de biotische productie;

de toename van het forenzenverkeer, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van leven;

het feit dat stedelijke ruimtes – zelfs de traditionele – zich steeds meer ontwikkelen tot gesloten en gespecialiseerde ruimtes: een woonwijk met alleen woningen en recreatieve themaparken; onderwijs op scholen of universiteitscampussen; cultuur in musea en theaters enz. De gesloten ruimte verheerlijkt de suprematie van het individu (als levensstijl, maar ook als rechtsopvatting en -praktijk), ten koste van de behoeften van de gemeenschap.

4.2   Tegenover de gesloten ruimte moet de oneindige ruimte komen te staan, bestaande uit immateriële betrekkingen, waarbij de notie van tijd in de plaats komt van de fysieke afstand.

4.3   Stadsvernieuwing moet dan ook een combinatie zijn van de traditionele renovatie van fysieke ruimtes enerzijds en dematerialisatie anderzijds, voornamelijk dankzij ICT-technologie. Het probleem zit hem in het dilemma tussen de geest, die alom aanwezig kan zijn, en het lichaam, dat niet voortdurend mobiel en ontworteld kan zijn, maar dat behoefte heeft aan plaatsen en ruimtes van hoge kwaliteit.

4.4   Het vernieuwingsproces zal dus het resultaat moeten zijn van de synergie en integratie tussen drie dimensies van de stad:

—   de agora-stad: hierin staat de mens centraal en is er sprake van een volledige harmonie tussen de bebouwing en de stedelijke ruimte, tussen sociale samenhang en economische ontwikkeling;

—   de „glokale” stad (globaal/lokaal): hierin zijn de globalisering en het vermogen om de lokale rijkdommen en specifieke eigenschappen te benutten meer met elkaar in evenwicht;

—   de duurzame stad: deze zou in staat moeten zijn om de eigen problemen op te lossen, zonder deze af te schuiven op anderen of op de volgende generaties.

5.   Een holistisch model voor stadsvernieuwing

5.1   Het EESC hoopt dat er een „nieuwe stedelijke renaissance”  (4) op gang wordt gebracht die gekenmerkt wordt door:

een groeiende sociale samenhang;

culturele vernieuwing;

een herziening van de economische infrastructuur van steden in antwoord op de huidige recessie;

een opwaardering van de natuurlijke rijkdommen dankzij dematerialisatie en een grotere biodiversiteit.

5.2   Een beleid op basis van een „nieuwe stedelijke renaissance” geeft het „Europees economisch herstelplan in regio's en steden” (EERP) (5) meer betekenis, doordat de belangrijke rol van lokale overheden bij het overwinnen van de crisis wordt beschouwd als een structureel gegeven dat niet alleen van invloed zal zijn op de economische crisis, maar ook op de opwaardering van alle hulpbronnen van onze gemeenschap.

5.3   Op die manier zou er een geïntegreerd model van stadsvernieuwing ontstaan, als de ruimtelijke expressie van de „green new deal (6) waarbinnen het totaalsysteem van maatregelen t.b.v. de menselijke, natuurlijke en fysieke hulpbronnen als belangrijk referentiepunt een nieuwe definitie van rijkdom zou moeten hebben, die niet alleen betrekking heeft op een accumulatie van middelen, maar vooral ook op een besparing daarvan en een verhoging van het welzijn van de burgers (7).

Dit model veronderstelt een leidende rol voor lokale overheden die de actieve betrokkenheid van burgers en bedrijfsleven bij de eigen omgeving bevorderen en zo een snellere ontwikkeling van markten en groene technologieën mogelijk maken. Om dit te bewerkstellingen zou de voorgestelde groep op hoog niveau voor duurzame ontwikkeling de invoering en ontwikkeling van thematische netwerken tussen grote, maar ook kleine en middelgrote steden moeten bevorderen.

6.   Het totaalsysteem van stadsvernieuwingsmaatregelen heeft betrekking op:

6.1   Menselijke hulpbronnen

6.1.1   Het is zaak om de doelstelling van de Lissabonstrategie (totstandbrenging van een meer concurrerende en creatieve kenniseconomie) te koppelen aan de doelstelling van het Europa 2020-programmeringsdocument. Daarin wordt benadrukt dat de cohesie moet worden gestimuleerd met behulp van steunmaatregelen ten behoeve van de zwakste bevolkingsgroepen, met name ouderen, een hogere mate van integratie, vooral van nieuwe immigranten, bestrijding van armoede en verhoging van de solidariteit tussen de generaties.

6.1.2   De EU heeft de praktische ruimte geboden voor de ontwikkeling van een cultuur van:

„community building”, om alle belanghebbenden, van technische en beroepsorganisaties (stadsplanners, architecten, ingenieurs, enz.) tot ondernemers- en woningbouwverenigingen, te laten meedenken en meepraten over stadsplanning;

nieuwe kennis en creativiteit, door nieuwe vormen van onderzoek en onderwijs te bevorderen (samen met de academische wereld), en door creatieve vormen van stadsontwikkeling te stimuleren (8); De beste manier om de doeltreffendheid hiervan te vergroten is de bevordering van publiek-private partnerschappen.

6.1.3   Er moet nog eens goed over deze maatregelen worden nagedacht om:

goede bestuurspraktijken van steden (ook op het platteland en in peri-urbane gebieden) te bevorderen ter verbetering van niet alleen het economisch, maar ook het psychologisch, geestelijk en maatschappelijk welzijn;

nieuwe banen te scheppen, voor met name jongeren en immigranten, en de omscholing van de traditionele „blauwe” en „witte boorden” die door de huidige crisis zijn getroffen, mogelijk te maken. In verband met de duurzame stadsvernieuwing pleit het EESC daarom voor een „carbon army”.

6.1.4   Demografische prognoses geven aan dat in 2060 meer dan de helft van de bevolking ouder dan 48 jaar zal zijn, dat de nieuwe migratiestromen – vooral van jongeren die naar de steden trekken – in omvang zullen toenemen en dat plattelands- en achtergestelde gebieden verder in verval zullen raken. Op lokaal niveau betekent dit dat aan de volgende maatregelen moet worden gedacht:

ontwikkeling van een cultuur waardoor synergie wordt opwekt tussen de ondernemingszin in de publieke sector en de ondernemingszin in het bedrijfsleven, waardoor het mkb kan groeien en een stadsgemeenschap wordt gestimuleerd die is gebaseerd op participatie en creativiteit;

ontwikkeling van mechanismen voor verbetering van het overleg met leden van de stadsgemeenschap, waaronder vrouwen, jongeren en sociaal zwakkeren;

verbetering van de levensstandaard dankzij innovatieve oplossingen voor een duurzame sociale woningbouw, de gezondheidszorg en het onderwijs.

6.1.5   De werkgelegenheid die als gevolg van de „green new deal” en de aanpak van de uitstoot van broeikasgassen zal ontstaan, vraagt om maatregelen op het gebied van scholing en kennisoverdracht. Er moeten stappen worden ondernomen om:

de toegang tot de informatieplatforms van de EU (over milieu, energie-efficiëntie, vervoer, economie enz.) te vereenvoudigen;

het programma „Knowledge and Innovation Communities” (KIC) van het Europees Instituut voor Technologie (EIT) toegankelijk te maken, zodat nieuwe technologieën op lokaal niveau snel kunnen worden verspreid;

een krachtige strategie te ontwikkelen voor de verspreiding van goede praktijken op het gebied van de invoering van groene technologieën in steden.

6.2   Natuurlijke hulpbronnen

6.2.1   De suprematie van de natuurlijke hulpbronnen t.o.v. de fysieke hulpbronnen vraagt om een bestudering van het stedelijk metabolisme, teneinde stadsvernieuwingsprocessen op gang te brengen die zijn gebaseerd op een zuiniger gebruik van grondstoffen en afvalverwijdering.

6.2.2   Kennis van het stedelijk metabolisme is een belangrijk instrument om de doelstellingen inzake de kwaliteitsverbetering van het stedelijk milieu, zoals die zijn vastgelegd in internationale milieuovereenkomsten (Kyoto, biodiversiteit, water, enz.) voor bestrijding van de klimaatverandering (9), te verwezenlijken.

6.3   Fysieke hulpbronnen

6.3.1   In verband met de lopende transformatieprocessen moet stadsvernieuwing steeds minder de vorm aannemen van gescheiden, vastomlijnde en afgebakende maatregelen en steeds meer zijn gericht op de ontwikkeling van polyvalente ruimtes, die worden gekenmerkt door kwaliteit en verscheidenheid en door de interactie tussen verschillende elementen: elasticiteit, vervormbaarheid en opvangcapaciteit.

6.3.2   Het EESC is van mening dat bij de renovatie van gebouwen en infrastructuur absoluut rekening moet worden gehouden met het toenemende gewicht van de milieubeperkingen, de integratieprocessen en de steeds grotere rol van de interactiviteit.

6.4   Immateriële hulpbronnen

6.4.1   In het programma e-Europe (1999), de Lissabonstrategie (2000) en de operationele programma's i-2010 heeft de Europese Raad de e-society aangewezen als belangrijkste ontwikkelingsfactor van de EU. In dat verband zal de Raad van de EU projecten bevorderen die moeten zorgen voor een snellere evolutie naar een samenleving waarin alle mogelijkheden van elektronica en interactiviteit worden benut. Hiervoor worden maatregelen voorgesteld die alle Europese burgers in staat moeten stellen het digitale tijdperk te betreden en toegang te krijgen tot internet, zodat er een open, inclusieve en op samenwerking gebaseerde samenleving tot stand kan worden gebracht.

6.4.2   De stad krijgt hierbij tot taak kennis aan te trekken, de betrekkingen tussen overheid en burgers te vernieuwen, en de reconversie van het productieapparaat te stimuleren (10).

6.4.3   De investeringen in technologische innovatie in steden moeten snel en massaal zijn, aangezien de concurrentie uit het Oosten moordend is (11).

7.   Naar een „green new deal” voor de stad

7.1   Stadsvernieuwing is een complex vraagstuk, maar moet in een strategie worden gegoten om doeltreffend te zijn.

7.2   Het meest urgente probleem is waarschijnlijk de nauwe relatie tussen stadsvernieuwing, het milieu en de economische crisis. De stadsvernieuwingsprocessen moeten worden gezien in het licht van de beginselen van de groene economie, en als kans voor een Europese „green new deal” (12), die zou kunnen ontstaan uit de integratie van verschillende stadsvormen: de biotische stad, de materiële stad en de digitale stad, die alle op de versterking van de solidaire stad zijn gericht.

In dit opzicht moet de rol van het natuurlijk milieu als producent van voor mensen essentiële goederen en diensten worden opgewaardeerd.

8.   De biotische stad

8.1   Verbetering van het ecologisch netwerk

8.1.1   Het EESC hecht bijzonder veel belang aan de bestudering van de stad als ecosysteem en de intrinsieke waarde van de natuurlijke infrastructuur (als bron van onder meer schoon water en lucht, bescherming tegen wind, vruchtbaarheid van de bodem en bestuiving), die moeilijk of slechts tegen zeer hoge kosten kan worden vervangen door technologische oplossingen, die nu eenmaal lang niet zo doeltreffendheid zijn als de biotische systemen.

8.1.2   Volgens schattingen zal tegen 2050 nog eens 11 % van de in 2000 resterende natuurlijke hulpbronnen verloren gaan (13). Het is dan ook zaak dat de overheid haar aandacht richt op de gevolgen hiervan, en meer investeert in de bescherming van ecosystemen, waarbij ook de stedelijke ecosystemen niet uit het oog mogen worden verloren.

8.2   Opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen

8.2.1   De stad is van strategisch belang voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. De verbetering en technologische vernieuwing van de verwarmings- en koelinstallaties, die 40 à 50 % van de totale vraag naar energie uitmaken, staat centraal in het Europese beleid in het kader van de 20-20-20-strategie voor verbetering van de energieprestatie (terugdringing van de broeikasgassen met 20 %, terugdringing van het energieverbruik met 20 % en stijging van het gebruik van hernieuwbare energie met 20 %).

8.2.2   De toename van de uit hernieuwbare bron opgewekte energie, in het kader van het SET-plan (Strategic Energy Technology Plan), is van groot belang voor de werkgelegenheid. Steden dienen dan ook als eerste de nieuwe technologieën in te voeren. Daarom is het goed dat de Raad en het Europees Parlement hebben besloten om het SET-plan te financieren.

9.   De materiële stad

9.1   Verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen

9.1.1   De verhoging van de energie-efficiëntie van gebouwen en infrastructuur is van strategisch belang voor de stadsvernieuwing binnen de EU. Dankzij de nieuwe technologieën is er een enorm potentieel voor verbetering van de efficiëntie. Tussen nu en 2050 zou de vraag naar primaire energie kunnen dalen met circa 300 exajoules, wat neerkomt op een jaarlijkse daling van 20-25 gigaton aan CO2. Momenteel wordt in de EU circa 60 miljard euro per jaar geïnvesteerd in technologieën om de energie-efficiëntie te verbeteren.

9.1.2   Volgens schattingen in een studie van de Europese Commissie (2005) zouden met de investeringen die nodig zijn om 20 % energie te besparen, 1 miljoen nieuwe banen kunnen worden gecreëerd (direct en indirect). Het meest kan worden bespaard op verlichting van gebouwen, kantoorapparatuur, huishoudelijke apparaten en warmtekrachtkoppeling.

9.1.3   Het EESC hoopt dat de doelstelling zich niet beperkt tot energiebesparing, maar dat ernaar wordt gestreefd om elk gebouw energie te laten produceren („every building a power station”).

9.1.4   Dit zal de komende jaren aanzienlijke investeringen in onderzoek vergen en een stedenbouwkundige revolutie betekenen, waarbij het metabolisme van de stad wordt geoptimaliseerd door het gebruik van innovatieve materialen en de toepassing van steeds verfijndere logistieke oplossingen voor bouwprojecten.

9.1.5   De vernieuwing van het gebouwenbestand vraagt om een financiële bundeling van krachten en samenwerking op mondiaal niveau, aangezien:

een verlies aan concurrentievermogen negatieve gevolgen zou hebben voor de werkgelegenheid;

het hoofd moet worden geboden aan de internationale concurrentie, vooral uit Azië, hetgeen betekent dat stadsvernieuwingsmaatregelen ook als basis voor de export moeten worden beschouwd;

de Europese lidstaten met de laagste inkomens bij dit proces moeten worden betrokken;

de hele operatie niet los mag worden gezien van het probleem van de sociale huisvesting, waar miljoenen Europese burgers op zijn aangewezen.

9.2   Geïntegreerd infrastructuursysteem

9.2.1   In EU-documenten over de sociale samenhang wordt het belang van de integratie tussen de verschillende typen infrastructuur benadrukt, een idee dat verder gaat dan het zorgen voor goede regionale verbindingen. In Europa zal tussen nu en 2020 voor 600 miljoen worden geïnvesteerd in de modernisering van de netwerken, waarvan 90 miljoen is bestemd voor „slimme” infrastructuur.

9.2.2   Ook het begrip „geïntegreerde infrastructuur” moet een belangrijke doelstelling van stadsvernieuwing zijn en betrekking hebben op de toegang tot:

diensten, zoals gezondheidszorg, onderwijs en duurzame energie, die dankzij telecommunicatie interactief worden, zoals in het geval van de telegeneeskunde en afstandsonderwijs;

vervoerssystemen, die alleen duurzaam kunnen integreren als spoorverbindingen, waterwegen en fiets- en voetpaden worden verbeterd, luchthavens toegankelijker worden gemaakt en intermodale vervoersketens en geavanceerde verkeersbeheersystemen worden ontwikkeld. Het geïntegreerde vervoerssysteem dient ter ondersteuning van een stedenbouwkundig beleid dat urban sprawl moet voorkomen en zo de energiekosten en de sociale kosten van het woon-werkverkeer en handelstransacties moet terugdringen;

Een duurzaam vervoerssysteem in combinatie met een efficiënt energiesysteem vormt immers de hoeksteen van een stadsvernieuwingsbeleid van de EU dat prioritair duurzame en functionele energie- en vervoersnetwerken voor de te vernieuwen perifere wijken moet financieren;

het energienetwerk. De toename van elektrisch aangedreven vervoersmiddelen (zie de richtlijn betreffende hernieuwbare energie), telecommunicatieoplossingen en computers leidt tot een exponentiële groei van het energieverbruik. Daarom moet er een slim distributienetwerk komen dat de verliezen minimaliseert en de efficiëntie vergroot, dat kan worden aangepast aan de veranderende behoeften en dat in staat is het overschot aan zonne-energie op te nemen. Daarnaast moeten steden ertoe worden aangezet om netwerken op te zetten van oplaadpunten voor stroom en waterstof, die door lokale hernieuwbare bronnen worden gevoed;

de telematicanetwerken, met name breedbandinternet, waar ondernemingen en gezinnen al niet meer zonder kunnen.

10.   De digitale stad

10.1   De buitengewoon interactieve stedelijke platforms die momenteel met behulp van de nieuwste communicatietechnologieën worden ontwikkeld, zijn bedoeld om het proces van stadsvernieuwing te versnellen en belangrijke innovaties mogelijk te maken, zodat:

er een einde kan worden gemaakt aan de centrale positie van de weginfrastructuur ten gunste van een synergie tussen wegen, gps en computers, en er een netwerk ontstaat dat ruimte biedt voor interactieve logistieke systemen en huishoudens verbindt met de rest van de wereld, zodat die zich beter kunnen profileren en, afhankelijk van de verbinding, in een ruimte van werk, ontspanning, zorg enz. kunnen worden omgetoverd;

het aanbod van publieke diensten aan dat van particuliere diensten kan worden gekoppeld. Op die manier kunnen er interactieve „platforms” voor overheidsdiensten (instanties voor bouwvergunningen, kadaster, belastingdienst enz.) worden gecreëerd waar bedrijven, huishoudens en burgers (via hun zakcomputer) terechtkunnen;

er belangrijke stappen kunnen worden gezet met het aanbieden van zorg tegen aanzienlijk lagere kosten. Dankzij nieuwe netwerktechnologieën en apparaten die steeds kleiner en handzamer worden, kunnen de belangrijkste vitale functies thuis worden gecontroleerd en kan er online zorg worden verleend;

de asymmetrie in de relatie tussen burgers en deskundigen (technici, medici, politici enz.) kan worden verminderd en de traditionele top-down benadering plaats kan maken voor nieuwe samenwerkingsstructuren;

er actief kan worden toegezien op de hele levenscyclus van steden. Op die manier kan er aanzienlijk worden bespaard op de middelen die steden tot hun beschikking hebben.

11.   De solidaire stad

11.1   De tot nu toe besproken aspecten zijn weliswaar belangrijk, maar niet meer dan middelen om stadsvernieuwing in gang te zetten. Het doel daarvan is verbetering van de sociale samenhang overeenkomstig het reeds meerdere malen genoemde grondbeginsel van de EU.

11.2   Verbetering van de sociale samenhang vraagt om bestuurlijke vernieuwing op alle niveaus (van communautair tot lokaal) teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de complexiteit en diversiteit van de relaties in onze moderne samenleving. Dit betekent dat de diverse relaties anders moeten worden geformuleerd, nl. in termen van op samenwerking gerichte benadering, vermindering van asymmetrie en de veranderende opvatting van leiderschap.

11.3   De op samenwerking gerichte benadering gaat uit van duurzaam beheer en heeft tot doel om alle betrokken partijen bij de besluitvorming te betrekken. Deze benadering gaat terug tot de burgerfora en speelt dankzij de ontwikkeling van interactieve technologieën een steeds belangrijker rol. Het motto van de Amerikaanse National Academy of Public Administration vat de kern van de op samenwerking gerichte benadering treffend samen: „Vraag ons niet wat we voor u kunnen doen. Vraag ons wat we samen kunnen doen” (14).

11.4   Vermindering van asymmetrie betekent dat men in real time toegang kan krijgen tot steeds efficiëntere informatiebronnen en ook in real time overleg kan voeren. Dit verkleint de afstand tussen de deskundige en hen die ooit alleen passief kennis vergaarden. Hierdoor veranderen niet alleen de intermenselijke relaties, maar krijgen stedelijke ruimtes ook een andere betekenis, omdat ze uitgroeien tot katalysatoren van nieuwe relaties (bijv. eerstehulpdiensten die van ziekenhuizen naar metrostations, supermarkten enz. worden verplaatst).

11.5   De veranderende opvatting van leiderschap: de afbraak van relationele systemen en het groeiend aantal mogelijkheden voor samenwerking vragen om een nieuwe rol voor overheden, die leiderschap moeten kunnen tonen, maar ook moeten faciliteren.

11.6   De fundamentele veranderingen in relaties bieden verregaande mogelijkheden om, met name bij lokale overheden, organisatiemodellen anders op te zetten. Deze ontwikkeling zou als volgt kunnen worden omschreven: de voor strategische plannen typerende maatregelen maken plaats voor gemeenschappelijke platforms, die kenmerkend zijn voor op duurzaamheid gerichte bestuursvormen. Het platformmodel, dat de EU al eens heeft uitgeprobeerd bij de organisatie van productie- en kennissectoren, zou verder worden uitgebreid tot een dicht netwerk van relaties waarvan alle betrokken partijen in de steden deel uitmaken en dat subsidiariteitsmaatregelen tussen zwakke en sterke gemeenschappen bevordert. Op die manier kan er worden gesproken van:

het platform community building, dat zich richt op een breed mogelijk spectrum aan belanghebbenden en lokale organisaties;

het platform kennis, dat innovatieve maatregelen ontwikkelt op het gebied van onderzoek en wetenschap en de aanzet geeft tot creatieve vormen van stadsvernieuwing;

het platform technologie, dat zorgt voor verschillende vormen van knowhow waarmee innovatieve processen kunnen worden geïnitieerd en beheerd;

het platform middelen, dat:

met behulp van publiek-private samenwerking op basis van de programma's JESSICA en JASPER innovatieve financiële instrumenten moet ontwikkelen;

financiële maatregelen moet treffen om de gelijkheid te bevorderen en burgers met lage inkomens te betrekken bij de allesomvattende stadsvernieuwingsstrategieën;

boekhoudkundige maatregelen moet ontwikkelen om de economische waarde van goederen en diensten te bepalen zonder echter voorbij te gaan aan de kosten in termen van het aanboren van natuurlijke hulpbronnen en afvalverwerking. Dit moet resulteren in een fiscaal beleid dat verspilling van primaire grondstoffen ontmoedigt. De opbrengsten daarvan zouden moeten worden gebruikt voor investeringen ten behoeve van de sociaal zwakkeren.

Brussel, 26 mei 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 123.

(2)  Europese Commissie, Werkdocument van de Commissie - Raadpleging over de toekomstige EU 2020-strategie, Brussel, 2009, en staatssecretariaat voor de Europese Unie van het Spaanse ministerie van Buitenlandse zaken en samenwerking, Programma van het Spaanse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie 1 januari - 30 juni 2010: „Innovating Europe”, Imprenta Nacional Boletín Oficial del Estado, Madrid, 2010.

(3)  Voor een briljante uiteenzetting van de belangrijkste stadsvernieuwingsvraagstukken, zie Massimo Cacciari, La città, Pazzini Stampatore Editore, Villa Verucchio (RN), 2004.

(4)  Richard Rogers, Toward an Urban Renaissance, Urban Task Force, Londen, 2005. Te downloaden op www.urbantaskforce.org.

(5)  Europese Unie - Comité van de Regio's, Het Europees economisch herstelplan in regio's en steden, Brussel, 2008. Te downloaden op http://portal.cor.europa.eu/europe2020/Pages/Library.aspx.

(6)  „A green new deal for Europe” van het Wuppertal Institut, „Rethinking the Economic Recovery: A Global Green New Deal” van de VN (Environmental Programme), „A green new-deal” van de Britse New Economics Foundation, „Toward a Transatlantic Green New Deal: Tackling the Climate and Economic Crises” van het Worldwatch Institute in opdracht van de Heinrich Böll Foundation.

(7)  Hiermee zouden de aanbevelingen van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Het BBP en verder. Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld” (COM(2009) 433 definitief) volledig op lokaal niveau ten uitvoer worden gelegd. De Mededeling kan worden gedownload op http://www.beyond-gdp.eu/. De betreffende aanbevelingen zijn gebaseerd op het verslag van Stiglitz, Fitoussi en Sen dat de EU op verzoek van de Franse regering heeft laten opstellen. Dit verslag kan worden gedownload op http://www.stiglitz-sen-fitoussi.fr/en/index.htm.

(8)  Jan Jacob Trip, Creative city development in the Lisbon strategy, TU Delft, 2009. Xavier Vives, Lluís Torrens, The strategies of european metropolitan areas in the context of the European Union enlargement, Pla Estratègic Metropolità de Barcelona, 2005.

(9)  Rudolf de Groot, Function-analysis and valuation as a tool to assess land use conflicts in planning for sustainable, multi-functional landscapes, Landscape and Urban Planning 75 (2006), blz. 175-186.

(10)  World economic forum, The Lisbon review 2002-2006, te downloaden op www.weforum.org/pdf/gcr/lisbonreview/report2006.pdf;

Europese Commissie, i i2010: de informatiemaatschappij en de media in dienst van de groei en de werkgelegenheid, te downloaden op http://europa.eu/legislation_summaries/employment_and_social_policy/job_creation_measures/c11328_nl.htm;

Fondazione Ugo Bordoni, Dossier EU i 2010, te downloaden op http://www.fub.it/osservatorio/dossieruei2010/liniziativai2010.

(11)  Voor ervaringen met u-city, zie:

 

MIT: http://web.mit.edu/cre/research/ncc/casestudies.html;

 

Milla digital: http://www.milladigital.org/ingles/home.php;

 

Tokio: http://www.tokyo-ubinavi.jp/en/about.html;

 

Singapor: http://www.itu.int/ubiquitous;

 

Hongkong: http://www.info.gov.hk/digital21/eng/strategy/2008/Foreword.htm;

 

Arabianranta (Helsinki): https://www.taik.fi/en/about_taik/arabianranta_.html.

(12)  Verwezen wordt naar New economic foundation, A green new-deal, Londen, 2009, te downloaden op www.neweconomics.org/projects/green-new-deal.

(13)  Europese Commissie, The Economics of Ecosystems and Biodiversity (TEEB). Te downloaden op http://ec.europa.eu/environment/nature/biodiversity/economics/.

(14)  Te downloaden op: http://www.collaborationproject.org/display/home/Home.