18.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 347/68


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vervoerbare drukapparatuur

(COM(2009) 482 definitief — 2009/0131 (COD))

(2010/C 347/10)

Rapporteur: de heer PEZZINI

De Raad heeft op 29 september 2009 besloten, overeenkomstig art. 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende vervoerbare drukapparatuur

COM(2009) 482 final – 2009/0131 COD.

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 februari 2010 goedgekeurd; rapporteur was de heer PEZZINI.

Het Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 februari 2010 gehouden 460e zitting (vergadering van 17 februari) het volgende advies uitgebracht, dat met 190 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC waardeert de inspanningen van de Commissie om de Europese wetgeving inzake vervoerbare drukapparatuur aan te passen aan de internationale ontwikkelingen en aan de recente bepalingen, teneinde de interne markt te versterken en de procedures te vereenvoudigen.

1.2   Het voorstel van de Commissie is van zeer groot belang omdat de toepassing van de internationale overeenkomsten ADR, RID en ADN, die reeds in Richtlijn 2008/68/EG zijn overgenomen, hiermee kan worden uitgebreid tot het nationale vervoer.

1.3   Bovendien maakt de goedkeuring van de richtlijn het mogelijk om de aanbeveling van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF), om te zetten in een communautair wetgevingsbesluit, wat ongetwijfeld voordelen heeft voor de interne markt.

1.4   Het EESC dringt er met klem op aan dat alle procedures primair gericht moeten zijn op de veiligheid van de operatoren en de burgers in de productie-, vervoer-, verkoop- en recyclingfase van de apparatuur.

1.5   Het EESC onderstreept dat de veiligheid centraal staat in de regelgeving: zowel in het onderhavige voorstel als bij de toepassing van Richtlijn 2008/68/EG.

1.6   Het EESC onderstreept de noodzaak van opleiding, om ervoor te zorgen dat het personeel dat werkzaam is in het risicobeheer vakkundig en gecertificeerd is. Het stelt voor om duidelijke verantwoordelijkheden te formuleren voor de verschillende actoren, en sancties vast te stellen in het geval van overtreding van de veiligheidsinstructies en een eventuele schadevergoeding, bijvoorbeeld via een door de operatoren af te sluiten aansprakelijkheidsverzekering.

1.7   Het EESC onderstreept dat de Commissie de juiste keuzes heeft gemaakt om het voorstel een samenhangende wetgevingsstructuur te geven, te weten:

het onderbrengen van de technische voorschriften in één enkele tekst;

de omzetting van de uitgevaardigde wetgeving met het oog op een versterking van de interne markt, door de rol van de aangemelde instanties beter te omschrijven;

de uitbreiding van de EU-wetgeving tot andere landen, die geen lidstaat zijn;

een versterking van de marktcontrole.

1.8   Sommige artikelen van het voorstel zouden volgens het EESC beter kunnen worden uitgewerkt, teneinde de omzetting in de lidstaten te vergemakkelijken en eventuele verschillen in interpretatie te voorkomen.

1.9   Het EESC is van mening dat de betrekkingen met derde landen nader moeten worden bestudeerd, vooral met aangrenzende landen en met de communautaire enclaves, via overeenkomsten met landen wier drukapparatuur over het grondgebied van de EU wordt vervoerd, om ervoor te zorgen dat ook zij aan de eisen van de richtlijn voldoen.

1.10   Het EESC is ervan overtuigd dat de vaststelling van nauwkeurige voorschriften voor de traceerbaarheid tijdens montage, onderhoud en controle van vervoerbare drukapparatuur het mogelijk zou maken om een groter verantwoordelijkheidsgevoel te kweken en meer duidelijkheid te scheppen bij eventuele geschillen die kunnen rijzen in geval van schade aan operatoren, personen en zaken. In geval van een ongeval zouden de aangemelde instanties de gebeurtenissen moeten onderzoeken en analyseren en hierover verantwoording moeten afleggen aan operatoren en derden.

1.11   Het EESC beveelt aan om, in het licht van de nieuwe regelgeving, nieuwe richtsnoeren uit te werken die een aanpassing zijn van de richtsnoeren die waren vervat in Richtlijn 1999/36/EG, die moet worden ingetrokken.

2.   Context

2.1   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is er stellig van overtuigd dat het vergroten van de veiligheid van vervoerbare drukapparatuur tijdens het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen, en het waarborgen van het vrij verkeer van die goederen binnen de Gemeenschap, van fundamenteel belang is voor de volledige verwezenlijking van de Europese interne markt, voor de bescherming van de industrie en van de internationale handel, de consumenten, het milieu en de burgers in het algemeen.

2.2   Het EESC is het er geheel mee eens dat moet worden gezorgd voor:

certificatie en beoordeling van de conformiteit van nieuwe vervoerbare drukapparatuur;

periodieke controles en hernieuwde conformiteitsbeoordelingen;

periodieke keuringen van bestaande vervoerbare drukapparatuur;

het aanbrengen van een conformiteitskeurmerk op apparatuur door aangemelde instanties, als teken dat zij zijn gecertificeerd;

een verscherping van het markttoezicht, zoals het EESC in zijn advies (1) over het nieuwe wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 765/2008 en Besluit nr. 768/2008/EG heeft betoogd.

2.3   De Verenigde Naties (VN) formuleren regelmatig nauwkeurige aanbevelingen over nieuwe ISO-normen, die weliswaar niet juridisch afdwingbaar zijn, maar wel in het zogenaamde Oranjeboek worden opgenomen, waarmee een internationale erkenning van vrijwillige ISO-normen wordt gewaarborgd. Deze aanbevelingen houden rekening met de technische ontwikkeling, nieuwe materialen en de behoeften van de vervoerssector, met het oog op een betere bescherming van personen, goederen en het milieu.

2.4   Het comité van deskundigen van de VN heeft onlangs besloten om tal van verwijzingen naar ISO-normen op te nemen in een speciaal hoofdstuk, waarmee de UN-markering kracht van wet krijgt.

2.5   De Economische Commissie voor Europa van de VN (UN/ECE) heeft haar standpunt kenbaar gemaakt in het kader van:

de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (2);

het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID) (3), dat is overgenomen in de Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG;

de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (4).

2.6   In het kader van deze overeenkomsten heeft de UN/ECE op 18 augustus 2009 de XVIe herziening van de aanbevelingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen gepubliceerd.

2.7   Deze behelst:

de indeling en definitie van categorieën;

een lijst van de belangrijkste gevaarlijke goederen;

algemene vereisten inzake verpakking;

testprocedures;

de markering, etikettering, tests en goedkeuring van verpakkingen en mobiele tanks;

de vrachtprocedures.

2.8   Hopelijk leidt deze herziening tot een vereenvoudiging van het vervoer, de afhandeling en de controle, een terugdringing van de formaliteiten en, in het algemeen, minder obstakels voor het internationale vervoer van goederen die als „gevaarlijk” zijn ingedeeld. Zij het altijd met een voortdurende aandacht voor de veiligheidsnormen en -systemen, zowel voor de operatoren als voor de burgers.

2.9   Het Europees Parlement en de Raad hebben op 24 september 2008 Richtlijn 2008/68/EG betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land goedgekeurd, waarover het EESC een gunstig advies (5) had uitgebracht. Deze richtlijn kwam in de plaats van de Richtlijnen 94/55/EG, 96/49/EG, 96/35/EG en 2000/18/EG (6).

2.10   Met Richtlijn 2008/68/EG is de weg van de vereenvoudiging ingeslagen, „door de drie vormen van vervoer over land in één wetsdocument te behandelen en de mogelijkheid te creëren om internationale overeenkomsten en verdragen alleen in de bijlagen bij de richtlijn te vermelden” (5).

2.11   Binnen Europa valt deze materie momenteel niet alleen onder Richtlijn 2008/68/EG, waarin de ADR, het RID en de ADN (7) zijn overgenomen, maar ook onder Richtlijn 1999/36/EG betreffende vervoerbare drukapparatuur, waarover het EESC zich reeds heeft uitgesproken (8), en, in het kader van de „nieuwe aanpak”, onder een verordening die meerdere malen is gewijzigd (9) om deze aan te passen aan de technologische vooruitgang.

2.12   De behoeften op het stuk van de normalisatie zijn zeer belangrijk als het gaat om vervoerbare drukapparatuur. Om een beleid van kwaliteit en veiligheid te waarborgen is normalisatie, ter ondersteuning en aanvulling van de regelgeving, dan ook van essentieel belang. Ook de toebehoren moeten in aanmerking worden genomen, zoals in de ADR/RID/ADN-overeenkomsten is voorzien.

2.13   De Commissie heeft op 9 september 2005 een verslag (10) gepubliceerd over de toepassing van Richtlijn 99/36/EG door de lidstaten, waarin zij opmerkte dat „de meeste lidstaten […] geen erkende instanties overeenstemmingsbeoordelingen [laten] uitvoeren voor het op de binnenlandse markt brengen van nieuwe vervoerbare drukapparatuur” (zij maken dus geen gebruik van art. 4). Er zij op gewezen dat het gebruik van erkende instanties facultatief is, terwijl het gebruik van aangemelde instanties verplicht is.

2.14   Anderzijds heeft de Commissie de datum waarop Richtlijn 1999/36/EG moest worden uitgevoerd, voor drukvaten, flessenbatterijen en tanks uitgesteld tot 1 juli 2005, aangezien „er […] geen gedetailleerde technische voorschriften [bestaan] en er […] niet voldoende verwijzingen naar de relevante Europese normen [zijn] toegevoegd aan de bijlagen van Richtlijn 94/55/EG […] en Richtlijn 96/49/EG […] betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor”, hetgeen overeenstemt met het advies van het comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen (11).

2.15   De toepassing van Richtlijn 1999/36/EG heeft verbazing gewekt bij het bedrijfsleven, instanties die zijn belast met de conformiteitsbeoordeling van de producten, gebruikers, beroepsorganisaties en normalisatie-instanties die zijn belast met het vaststellen van de essentiële eisen.

2.16   Het EESC herhaalt wat het al eerder over dit onderwerp heeft opgemerkt, namelijk dat „zolang er geen eenvormige communautaire regelgeving is voor alle vormen van vervoer over land (over de weg, het spoor en de binnenwateren), niet kan worden gezegd dat gevaarlijke goederen op de meest veilige manier kunnen worden vervoerd” (12). Dit stemt overeen met de internationale regelgeving.

3.   Het voorstel van de Commissie

3.1   Het voorstel voor een richtlijn, dat tot de Europese Economische Ruimte EER moet worden uitgebreid, zou aan de volgende hoofddoelstellingen moeten beantwoorden:

de intrekking van Richtlijn 1999/36/EG en de Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG betreffende hogedrukcilinders;

de voorschriften waar mogelijk vereenvoudigen, door ze te optimaliseren en te harmoniseren met de huidige internationale wetgeving;

aanpassing van de wetgeving inzake het verhandelen van producten op de Europese interne markt, om het vrij verkeer en gebruik van vervoerbare drukapparatuur te waarborgen, met name Verordening (EG) 765/2008 en Besluit nr. 768/2008/EG;

het schrappen van tegenstrijdigheden tussen de bestaande regelgeving betreffende vervoerbare drukapparatuur (Richtlijn 1999/36/EG) en de internationale voorschriften betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen, via een vereenvoudiging van de bestaande bepalingen, vooral wat betreft de conformiteitsbeoordelingsprocedures.

3.2   In het belang van de verkeersveiligheid en het vrij verkeer van vervoerbare drukapparatuur wenst de Commissie in haar voorstel de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de verschillende marktdeelnemers en van de operatoren die belast zijn met het dagelijks onderhoud, met inbegrip van de eigenaars en de operatoren van vervoerbare drukapparatuur, nauwkeurig en op transparante wijze vast te stellen.

3.3   Het voorstel legt de vereisten en verantwoordelijkheden vast voor de instanties die zijn belast met de beoordeling, de aanmelding en het toezicht op aangemelde instanties en inspectie-instanties, zoals de wederzijdse erkenning van aangemelde instanties.

3.4   De Commissie behoudt zich het recht voor de bijlagen bij de richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang aan te passen, volgens de regelgevingsprocedure met toetsing in de comitéprocedure (13).

4.   Algemene opmerkingen

Het EESC stemt in met de doelstellingen van het voorstel als het gaat om de veiligheid, verplichtingen en verantwoordelijkheden van operatoren en overheidsinstanties, duidelijke procedures en controles, voorwaarden voor het in de handel brengen, het aanbieden en het gebruik van vervoerbare drukapparatuur, binnen het gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten dat is vastgelegd in Besluit nr. 768/2008/EG en het markttoezichtsysteem van Verordening (EG) nr. 765/2008.

4.1.1   Het EESC is van mening dat de operatoren een essentiële rol spelen in alle procedures die betrekking hebben op vervoerbare drukapparatuur (de hernieuwde conformiteitsbeoordeling, de productie, het vervoer, het technisch onderhoud en de recycling), en hoopt derhalve dat de maatregelen ter uitvoering van de richtlijn rekening houden met al deze delicate functies. Er zou voor regelmatige en adequate opleidingen moeten worden gezorgd voor het betreffende personeel, gericht op een bedachtzaam risicobeheer. Een aansprakelijkheidsverzekering voor operatoren zou zinvol kunnen zijn.

4.2   Het EESC heeft in een eerder advies al met klem benadrukt dat „het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de EU en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd” (14).

4.3   Het EESC acht het van belang dat de nieuwe regelgeving aansluit op de internationale regelgeving, met de mogelijkheid verwijzingen op te nemen naar de relevante internationale overeenkomsten en akkoorden, mede om uiting te geven aan het streven naar vereenvoudiging van de technische voorschriften en bepalingen (15).

4.4   Het EESC neemt er nota van dat het Commissievoorstel tot stand is gekomen na „diepgaand overleg met de lidstaten en andere belanghebbenden”, maar had liever gezien dat de nieuwe richtlijn onderwerp was geweest van een impactbeoordeling, mede vanwege de complexiteit van de bepalingen en de technische specificaties.

4.5   Het EESC zet vraagtekens bij het voorstel de richtlijn niet toe te passen op vervoerbare drukapparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor vervoer van gevaarlijke goederen tussen het grondgebied van de EER en dat van derde landen. Het EESC is van mening dat de betrekkingen met derde landen nader moeten worden bestudeerd, vooral met aangrenzende landen en met de communautaire enclaves.

4.6   Het EESC acht het van essentieel belang dat gedetailleerde bepalingen worden vastgesteld inzake de traceerbaarheid van vervoerbare drukapparatuur, wat nuttig zal zijn in verband met de aansprakelijkheid. Het tragische ongeluk op het station van Viareggio, waar een tankwagon is ontploft, heeft laten zien dat het niet altijd makkelijk is om aan te wijzen wie aansprakelijk kan worden gesteld.

4.7   Het EESC vraagt zich ook af waarom er geen sancties zijn voorzien in het geval dat de verplichtingen die zijn neergelegd in de richtlijn, vooral op veiligheidsgebied, niet worden nageleefd. De veiligheid van operatoren en burgers moet worden beschermd.

4.8   Met betrekking tot de regelgevingsprocedure met toetsing in de comitéprocedures heeft het EESC in een eerder advies al onderstreept dat „de comitéprocedures voor de inwoners van de EU en met name voor de directe betrokkenen zo transparant en begrijpelijk mogelijk moeten zijn”, en dat „volledig uitvoering moet worden gegeven aan artikel 8A van het Verdrag van Lissabon, inhoudende dat besluiten zo dicht mogelijk bij de burgers moeten worden genomen, en dat de volledige toegankelijkheid tot informatie voor burgers en maatschappelijk middenveld gewaarborgd moet zijn” (16).

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1   Met betrekking tot art. 2, lid 14, stelt het EESC voor dat duidelijker wordt aangegeven dat het onderscheid „al dan niet tegen betaling” voor bijzondere gevallen is bedoeld, die niet onder de bevoegdheid van de aangemelde instanties vallen.

5.2   In art. 6, lid 6, zou volgens het EESC moeten worden aangegeven aan wie de documentatie moet worden verstrekt indien de importeur zijn activiteiten heeft gestaakt, voor de resterende jaren van de periode van 20 jaar. Aangezien deze mogelijkheid wordt voorzien in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG (in par. 1.8.7.1.6) zou dit in het voorstel expliciet moeten worden vermeld.

5.3   Met betrekking tot art. 18, lid 5, is het EESC van mening dat gevoelige informatie vertrouwelijk moet worden behandeld, maar dat de maatregelen openbaar moeten worden gemaakt, om fouten en nalatigheden te voorkomen.

5.4   In art. 29 zou het volgens het EESC nuttig zijn om de verplichtingen, verbintenissen en verantwoordelijkheden van de aangemelde instanties beter te definiëren, om een uniforme en strikte toepassing van de procedures in de delicate sector van vervoerbare drukapparatuur te waarborgen.

5.5   Volgens het EESC zou in de richtlijn duidelijker moeten worden aangegeven wie binnen de lidstaten verantwoordelijk is voor het beoordelen van de doeltreffende werking en de veroudering van apparatuur en machines, vooral om eventuele schade aan personen te voorkomen. Dit staat ook al in Richtlijn 2008/68/EG, maar zou ook in het huidige voorstel expliciet moeten worden vermeld.

5.6   Het EESC benadrukt dat er naast drukapparatuur ook apparatuur bestaat die na het verrichten van bepaalde handelingen „onder druk” komt te staan. Ook voor deze apparatuur zouden bepalingen moeten worden opgenomen. Verder zouden veiligheidsvoorschriften moeten worden vastgesteld voor de opslag op middellange- (zie Richtlijn 2008/68/EG) of lange termijn.

5.7   Volgens het EESC zou nog kunnen worden vermeld hoe eventuele geschillen tussen eigenaren, importeurs, vertegenwoordigers en operatoren kunnen worden beslecht (via de rechter, arbitrage, …).

5.8   Ten slotte beveelt het EESC aan om gezamenlijk richtsnoeren uit te werken ter verduidelijking van zowel de voorgestelde nieuwe richtlijn als Richtlijn 2008/68/EG, naar het voorbeeld van hetgeen is gedaan voor Richtlijn 1999/36/EG, die moet worden ingetrokken.

Brussel, 17 februari 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  PB C 120 van 16 mei 2008, blz. 1.

(2)  Gesloten op 30 september 1957 te Genève. Op 31 maart 2009 hadden 45 landen de overeenkomst geratificeerd: Albanië, Andorra, Azerbeidzjan, België, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kazachstan, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malta, Marokko, Moldavië, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Russische Federatie, Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechische republiek, Tunesië, Verenigd Koninkrijk, Wit-Rusland, Zweden, Zwitserland.

(3)  Het RID-reglement is opgenomen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) dat op 3 juni 1999 te Vilnius is goedgekeurd.

(4)  Europese overeenkomst gesloten op 26 mei 2000 te Genève en vervolgens gewijzigd.

(5)  PB C 256 van 27 oktober 2007, blz. 44.

(6)  Richtlijn 2000/18/EG (PB L 118 van 19 mei 2000, blz. 41-43).

(7)  Zie voetnoten 2, 3 en 4.

(8)  EESC-advies van 10 juli 1997 (PB C 296 van 29 september 1997, blz. 6).

(9)  Door Richtlijn 2001/2/EG van de Commissie van 4 januari 2001 (PB L 5 van 10 januari 2001, blz. 4) en Richtlijn 2002/50/EG van de Commissie van 6 juni 2002 (PB L 149 van 7 juni 2002, blz. 28).

(10)  COM(2005) 415 final van 9 september 2005

(11)  Beschikking 2003/525/EG (PB L 183 van 22 juli 2003, blz. 45).

(12)  Zie noot 7.

(13)  Besluit 1999/468/EG (PB L 184 van 17 juli 1999, blz. 23).

(14)  PB C 120 van 16 mei 2008, blz. 1.

(15)  Er zij op gewezen dat de VS geen flessen accepteren die het UN-merk dragen, maar alleen flessen die zijn gehomologeerd door het Amerikaanse Department of Transportation (DOT).

(16)  PB C 224 van 30 augustus 2008, blz. 35