22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 16/1


Mededeling van de Commissie — Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis

(2009/C 16/01)

1.   DE FINANCIËLE CRISIS, DE GEVOLGEN ERVAN VOOR DE REËLE ECONOMIE EN DE NOODZAAK VAN TIJDELIJKE MAATREGELEN

1.1.   De financiële crisis en de gevolgen ervan voor de reële economie

De Commissie heeft op 26 november 2008 de mededeling „Een Europees economisch herstelplan” (1) (hierna „herstelplan” genoemd) aangenomen om Europa uit de huidige financiële crisis te halen. Het herstelplan steunt op twee grote pijlers die elkaar onderling versterken. Dit zijn in de eerste plaats maatregelen op korte termijn om de vraag te bevorderen, banen te redden en het vertrouwen te helpen herstellen, en in de tweede plaats „slimme investeringen” om de groei te stimuleren en op langere termijn duurzame welvaart tot stand te brengen. Het herstelplan zal de hervormingen die reeds ten uitvoer worden gelegd in het kader van de Lissabonstrategie intensiveren en bespoedigen.

Hierbij staat de Gemeenschap voor de uitdaging om overheidsingrijpen te vermijden, waardoor de doelstelling inzake minder en beter gerichte staatssteun zou worden ondergraven. Onder bepaalde voorwaarden kan nieuwe, tijdelijke staatssteun evenwel nodig zijn.

Verder bevat het herstelplan aanvullende initiatieven om de staatssteunregels zodanig toe te passen dat de crisis met maximale flexibiliteit kan worden aangepakt, terwijl tegelijkertijd eerlijke concurrentieverhoudingen gehandhaafd worden en onrechtmatige concurrentiebeperkingen worden vermeden. In deze mededeling wordt nader aangegeven over welke aanvullende, tijdelijke mogelijkheden de lidstaten beschikken voor het verlenen van staatssteun.

Ten eerste heeft de financiële crisis de banksector in de Gemeenschap zwaar getroffen. De Raad heeft onderstreept dat, hoewel beslissingen om tot overheidsingrijpen over te gaan op nationaal niveau moeten worden genomen, deze beslissingen binnen een gecoördineerd kader en op basis van een aantal gemeenschappelijke communautaire beginselen tot stand moeten komen (2). De Commissie heeft onmiddellijk met allerlei maatregelen gereageerd, waaronder de vaststelling van de mededeling inzake de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen (3) en van een aantal besluiten waarbij reddingssteun aan financiële instellingen wordt toegestaan.

Toereikende en betaalbare toegang tot financiering is een voorwaarde voor investeringen, groei en het scheppen van werkgelegenheid door de particuliere sector. De lidstaten moeten het hefboomvermogen dat zij hebben gekregen door de toekenning van omvangrijke financiële steun aan de banksector, aanwenden om ervoor te zorgen dat deze steun niet slechts tot een verbetering van de financiële positie van de banken leidt zonder de economie als geheel ten goede te komen. Steun voor de financiële sector moet daarom doelgericht zijn om ervoor te zorgen dat de banken hun normale leningsactiviteiten hervatten. De Commissie zal hiermee rekening houden bij de beoordeling van de aan banken verleende staatssteun.

De situatie op de financiële markten lijkt weliswaar te verbeteren, maar de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie worden thans in volle hevigheid voelbaar. Een zeer ernstige neergang tast de algehele economie aan en treft huishoudens, bedrijven en werkgelegenheid. Met name zijn de banken, als gevolg van de crisis op de financiële markten, een „deleveraging”-proces begonnen en hebben een veel grotere risicoaversie dan in voorgaande jaren, wat tot kredietschaarste leidt. De financiële crisis zou aldus tot kredietrantsoenering, een daling van de vraag en recessie kunnen leiden.

Deze moeilijkheden zouden niet alleen zwakke ondernemingen zonder solvabiliteitsbuffers kunnen treffen, maar ook gezonde ondernemingen die geconfronteerd worden met een plotselinge schaarste of zelfs onbeschikbaarheid van krediet. Dit geldt vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen („KMO's”), die hoe dan ook moeilijker financiering kunnen krijgen dan grotere ondernemingen. Deze situatie zou niet alleen de economische toestand van veel gezonde ondernemingen en hun werknemers op korte en middellange termijn ernstig kunnen aantasten, maar kan ook op langere termijn negatieve gevolgen hebben omdat alle investeringen in de Gemeenschap in de toekomst — in het bijzonder met het oog op duurzame groei en andere doelstellingen van de Lissabonstrategie — zouden kunnen worden uitgesteld of zelfs volledig geschrapt.

1.2.   Een zorgvuldige coördinatie van nationale steunmaatregelen op Europees niveau

In de huidige financiële situatie zouden de lidstaten geneigd kunnen zijn op eigen houtje op te treden en met name een subsidiewedloop kunnen beginnen om hun ondernemingen te steunen. In het verleden is gebleken dat dergelijk individueel optreden niet doeltreffend kan zijn en de interne markt ernstig kan schaden. Wanneer steun wordt geboden, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de huidige bijzondere economische situatie, is het derhalve van cruciaal belang te zorgen voor een gelijk speelveld voor Europese ondernemingen en te voorkomen dat de lidstaten een subsidierace beginnen die niet vol te houden is en die de Gemeenschap als geheel zou schaden. Het mededingingsbeleid moet hiervoor garant staan.

1.3.   Tijdelijke staatssteunmaatregelen

Hoewel staatssteun geen wondermiddel is om de huidige problemen op te lossen, zou doelgerichte overheidssteun voor ondernemingen een zinvolle component kunnen vormen van de algemene inspanningen om het verstrekken van leningen aan ondernemingen weer op gang te brengen en de voortzetting van investeringen in een koolstofarme toekomst aan te moedigen.

Met de in deze mededeling vervatte tijdelijke aanvullende maatregelen worden twee doelstellingen beoogd: allereerst om, in het licht van de tijdelijke, uitzonderlijke problemen in verband met de bankcrisis, het verstrekken van leningen aan ondernemingen door banken weer op gang te brengen en er daarmee voor te zorgen dat deze ondernemingen blijvend toegang tot financiering hebben. Zoals in de onlangs vastgestelde mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — „Denk Eerst Klein” — een „Small Business Act” voor Europa, van 25 juni 2008 (4) wordt aangegeven, zijn KMO's bijzonder belangrijk voor de algehele Europese economie, en zal de verbetering van hun financiële situatie ook positieve gevolgen hebben voor grote ondernemingen, hetgeen de algemene economische groei en de modernisering op langere termijn ten goede komt.

De tweede doelstelling is om ondernemingen ertoe aan te zetten in de toekomst te blijven investeren, met name in een economie met duurzame groei. Het zou immers dramatische gevolgen kunnen hebben indien, als gevolg van de huidige crisis, de belangrijke vooruitgang die op milieugebied is geboekt in het gedrang zou komen of zelfs verloren zou gaan. Daarom is het noodzakelijk om tijdelijke steun aan ondernemingen te verlenen voor investeringen in milieuprojecten (die onder andere de industrie in de Gemeenschap een voorsprong op technologisch gebied zouden kunnen geven), waardoor dringend noodzakelijke financiële steun wordt gecombineerd met langetermijnvoordelen voor Europa.

De onderhavige mededeling neemt eerst de talrijke mogelijkheden op het gebied van overheidssteun onder de loep waarover de lidstaten krachtens de bestaande staatssteunregels reeds beschikken, en gaat vervolgens in op de bijkomende steunmaatregelen die de lidstaten tijdelijk mogen nemen om de moeilijke toegang tot financiering aan te pakken waarmee sommige ondernemingen momenteel kampen, en om investeringen in milieudoelstellingen te stimuleren.

Volgens de Commissie zijn de voorgestelde steuninstrumenten het meest geschikt om die doelstellingen te verwezenlijken.

2.   ALGEMENE ECONOMISCHE BELEIDSMAATREGELEN

Het herstelplan is aangenomen in reactie op de huidige economische situatie. Gezien de omvang van de crisis moet de Gemeenschap een gecoördineerde aanpak volgen die voldoende drastisch en gedurfd is om het vertrouwen van consumenten en bedrijfsleven te herstellen.

De strategische doelstellingen van het herstelplan zijn:

snel de vraag stimuleren en het consumentenvertrouwen herstellen;

de menselijke kosten van de economische neergang en de gevolgen daarvan voor de kwetsbaarste groepen beperken. Veel werknemers en hun gezinnen worden of zullen worden getroffen door de crisis. Er kan actie worden ondernomen om het banenverlies een halt toe te roepen en om mensen te helpen snel weer tot de arbeidsmarkt toe te treden in plaats van langdurig werkloos te blijven;

ertoe bijdragen dat Europa klaar is om van een later groeiherstel te profiteren door ervoor te zorgen dat de Europese economie voldoet aan de eisen op het gebied van concurrentievermogen en duurzaamheid en de toekomstige behoeften, zoals uiteengezet in de Lissabonstrategie. Dit betekent dat innovatie moet worden ondersteund, een kenniseconomie moet worden opgebouwd en de ontwikkeling in de richting van een koolstofarme economie waarin zuinig met grondstoffen wordt omgesprongen, moet worden bespoedigd.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken beschikken de lidstaten reeds over een aantal instrumenten die niet als staatssteun worden beschouwd. Er kunnen bijvoorbeeld ondernemingen zijn die nog moeilijker dan andere ondernemingen toegang tot financiering krijgen, waardoor zij het aantrekken van de middelen die zij nodig hebben voor hun groei en voor de tenuitvoerlegging van geplande investeringen uitstellen of zelfs schrappen. De lidstaten zouden een reeks algemene beleidsmaatregelen kunnen nemen die voor alle ondernemingen op hun grondgebied gelden en daardoor niet onder de staatssteunregels vallen, waarbij dergelijke financieringsproblemen op korte en middellange termijn tijdelijk worden verlicht. Zo zouden bijvoorbeeld de termijnen voor de afdracht van socialezekerheidspremies en soortgelijke lasten, of zelfs de betalingstermijnen voor belastingen kunnen worden verlengd, of er zouden maatregelen ten behoeve van werknemers kunnen worden vastgesteld. Indien deze maatregelen voor alle ondernemingen gelden, vormen zij in beginsel geen staatssteun.

De lidstaten kunnen ook consumenten rechtstreeks financieel steunen, bijvoorbeeld voor het vernietigen van oude producten en/of het kopen van groene producten. Wanneer dergelijke steun ongeacht de herkomst van het product wordt verleend, vormt deze geen staatssteun.

Daarnaast kunnen algemene programma's van de Gemeenschap, zoals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 (5) en het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 (6) zoveel mogelijk worden benut om KMO's, maar ook grote ondernemingen te steunen. Dit sluit volledig aan bij andere Europese initiatieven, zoals het besluit van de Europese Investeringsbank om 30 mld EUR uit te trekken ter ondersteuning van Europese KMO's en haar toezegging om haar interventiemogelijkheden op het gebied van infrastructuurprojecten uit te breiden.

3.   STAATSSTEUN MET BESTAANDE INSTRUMENTEN

In de afgelopen jaren heeft de Commissie de staatssteunregels sterk gemoderniseerd om de lidstaten aan te moedigen hun steun meer te richten op duurzame investeringen, en aldus bij te dragen tot de doelstellingen van de Lissabonstrategie. Daarbij is bijzondere aandacht besteed aan KMO's en zijn meer mogelijkheden gecreëerd om staatssteun te verlenen. Bovendien zijn de staatssteunregels sterk vereenvoudigd en gestroomlijnd door middel van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (7), waardoor de lidstaten thans over een ruim arsenaal aan steunmaatregelen beschikken met een minimum aan administratieve lasten. In de huidige economische situatie zijn de volgende bestaande staatssteuninstrumenten bijzonder belangrijk:

Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (8) (hierna „de-minimisverordening” genoemd) bepaalt dat steunmaatregelen tot een maximumbedrag van 200 000 EUR per onderneming over een periode van drie jaar geen steun vormen in de zin van het Verdrag. Die verordening bepaalt tevens dat garanties van ten hoogste 1,5 mln EUR het de-minimisplafond niet overschrijden en daarom evenmin staatssteun vormen. De lidstaten kunnen derhalve dergelijke garanties verlenen zonder het dienovereenkomstige steunequivalent te berekenen en zonder administratieve lasten.

De algemene groepsvrijstellingsverordening neemt een centrale positie in binnen de staatssteunregels doordat deze de staatssteunprocedure voor bepaalde belangrijke steunmaatregelen vereenvoudigt en de heroriëntering van staatssteun op de prioritaire doelstellingen van de Gemeenschap aanmoedigt. Alle sectoren die reeds onder eerdere groepsvrijstellingsverordeningen vielen evenals nieuwe sectoren (innovatie, milieu, onderzoek en ontwikkeling voor grotere ondernemingen, risicokapitaalmaatregelen voor KMO's) zijn in één instrument ondergebracht. In alle gevallen die onder de algemene groepsvrijstellingsverordening vallen, kunnen de lidstaten steun verlenen zonder deze eerst bij de Commissie aan te melden. De snelheid van de procedure wordt daarmee volledig door de lidstaten bepaald. De algemene groepsvrijstellingsverordening is bijzonder belangrijk voor KMO's omdat zij specifieke regels inzake investerings- en werkgelegenheidssteun bevat die uitsluitend voor KMO's zijn bedoeld. Bovendien staan alle 26 maatregelen die de verordening bevat open voor KMO's, waardoor de lidstaten KMO's gedurende de verschillende fasen van hun ontwikkeling kunnen volgen en hen kunnen bijstaan op uiteenlopende gebieden als de toegang tot financiering, onderzoek en ontwikkeling, innovatie, opleiding, werkgelegenheid, milieubescherming enz.

Aan het begin van 2008 zijn nieuwe communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (9) vastgesteld in het kader van het pakket maatregelen inzake energie en klimaatverandering. Overeenkomstig deze richtsnoeren mogen de lidstaten onder andere de volgende staatssteun verlenen:

steun voor ondernemingen die hun milieuprestatie verbeteren tot boven de communautaire normen of bij gebreke van communautaire normen; deze steun bedraagt ten hoogste 70 % van de extra investeringskosten (ten hoogste 80 % op het gebied van eco-innovatie) voor kleine ondernemingen en ten hoogste 100 % van de extra investeringskosten indien de steun volgens een werkelijk concurrerende inschrijvingsprocedure wordt toegekend; dit geldt zelfs voor grote ondernemingen; steun voor vroege aanpassing aan toekomstige communautaire normen en steun voor milieustudies zijn eveneens mogelijk;

op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling mogen de lidstaten exploitatiesteun verlenen om alle extra productiekosten te dekken;

om de milieudoelstellingen inzake energiebesparing en de vermindering van broeikasgasemissies te verwezenlijken, mogen de lidstaten steun verlenen die ondernemingen in staat stelt energie te besparen, alsmede steun voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling van ten hoogste 80 % van de extra investeringskosten voor kleine ondernemingen en van ten hoogste 100 % van de extra investeringskosten wanneer de steun wordt toegekend volgens een werkelijk concurrerende inschrijvingsprocedure.

In december 2006 heeft de Commissie een nieuwe kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (10) aangenomen. Die regeling bevat nieuwe bepalingen op het gebied van innovatie die met name bedoeld zijn voor KMO's en die de mogelijkheid bieden om steun meer te richten op het scheppen van werkgelegenheid en groei overeenkomstig de in de Lissabonstrategie uitgezette koers. De lidstaten mogen onder meer de volgende staatssteun verlenen:

steun voor O&O-projecten, met name voor fundamenteel onderzoek, van ten hoogste 100 % van de in aanmerking komende kosten en voor industrieel onderzoek van ten hoogste 80 % voor kleine ondernemingen;

steun voor innovatieve starters van ten hoogste 1 mln EUR en zelfs meer in steungebieden, steun voor innovatieclusters, steun voor innovatie-adviesdiensten en voor diensten inzake innovatie-ondersteuning;

steun voor het inhuren van hooggekwalificeerd personeel, voor technische haalbaarheidsstudies, voor proces- en organisatie-innovatie bij dienstverleningsactiviteiten en steun aan KMO's voor de kosten van intellectuele-eigendomsrechten.

Opleiding is ook essentieel voor het concurrentievermogen. Het is van het grootste belang om investeringen in opleiding te handhaven om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, zelfs in een periode van stijgende werkloosheid. Krachtens de algemene groepsvrijstellingsverordening mogen de lidstaten zowel algemene als specifieke opleidingssteun aan ondernemingen toekennen van ten hoogste 80 % van de in aanmerking komende kosten.

In 2008 heeft de Commissie een nieuwe mededeling betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (11) aangenomen, waarin wordt aangegeven onder welke voorwaarden overheidsgaranties voor leningen geen staatssteun vormen. Volgens die mededeling wordt een garantie met name niet als staatssteun beschouwd wanneer hiervoor een marktconforme prijs wordt betaald. Die mededeling verduidelijkt niet alleen de voorwaarden die bepalen of er al dan niet sprake is van staatssteun in de vorm van garanties, maar introduceert ook, voor het eerst, speciale „safe harbour”-premies voor KMO's waardoor garanties gemakkelijker maar toch veilig kunnen worden gebruikt om de financiering van KMO's te stimuleren.

Verder werden in juli 2006 nieuwe communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (12) door de Commissie aangenomen. Die richtsnoeren zijn bedoeld voor innovatieve en snelgroeiende KMO's — een belangrijk aandachtspunt van de Lissabonstrategie. De Commissie stelde daarin een nieuwe „veilige haven” -drempel vast van 1,5 mln EUR per doel-KMO, een stijging met 50 %. Onder dit plafond erkent de Commissie in de regel dat alternatieve financiering via financiële markten ontbreekt (d.w.z. dat er sprake is van marktfalen). Daarnaast is steun voor risicokapitaal in de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen.

In achterstandsgebieden mogen de lidstaten investeringssteun toekennen voor de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van een bestaande vestiging of de diversificatie van de productie van een vestiging naar nieuwe producten op basis van de richtsnoeren inzake steunmaatregelen 2007-2013 (13) die sinds januari 2007 worden toegepast.

Die richtsnoeren inzake regionale steun 2007-2013 introduceren ook een nieuwe vorm van steun om de ondersteuning van pas opgerichte bedrijven en van kleine ondernemingen in de vroege ontwikkelingsfase in steungebieden te stimuleren.

Volgens de bestaande communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (14) mogen de lidstaten tevens steun verlenen aan ondernemingen die overheidssteun nodig hebben. Hiertoe kunnen de lidstaten regelingen op het gebied van reddings- en/of herstructureringssteun ten behoeve van KMO's aanmelden.

Op basis van de bestaande staatssteunmogelijkheden heeft de Commissie reeds een groot aantal regelingen goedgekeurd waarop de lidstaten een beroep kunnen doen om aan de huidige financiële situatie het hoofd te bieden.

4.   TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 87, LID 3, ONDER b), VAN HET VERDRAG

4.1.   Algemene beginselen

Volgens artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag kan de Commissie steunmaatregelen „om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen” verenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaren. Het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen heeft ter zake geoordeeld dat een dergelijke verstoring de economie van de betrokken lidstaat in zijn geheel moet aantasten, en niet louter de economie van een van de regio's of delen van zijn grondgebied. Dit strookt met de noodzaak om uitzonderingsbepalingen zoals artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag strikt te interpreteren (15).

De Commissie heeft in haar beschikkingen en besluiten (16) steeds een dergelijke strikte interpretatie toegepast.

In dit verband is de Commissie van oordeel dat de huidige wereldwijde crisis, afgezien van noodsteun aan het financiële stelsel, buitengewone beleidsinitiatieven vergt.

Alle lidstaten zullen door deze crisis worden getroffen, zij het op uiteenlopende wijze en in verschillende mate, en het is waarschijnlijk dat de werkloosheid zal toenemen, de vraag zal dalen, en de begrotingssituatie zal verslechteren.

Gezien de ernst van de huidige financiële crisis en de gevolgen ervan voor de gehele economie van de lidstaten, is de Commissie van mening dat bepaalde soorten staatssteun gedurende een beperkte periode gerechtvaardigd zijn om deze moeilijkheden te overwinnen, en dat zij derhalve verenigbaar kunnen worden verklaard met de gemeenschappelijke markt op basis van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag.

4.2.   Beperkte steunbedragen die verenigbaar zijn

4.2.1.   Bestaande regelgeving

Artikel 2 van de de-minimisverordening bepaalt:

„Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te voldoen — en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag — indien zij aan de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoen.

Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 200 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een onderneming die in het wegvervoer actief is, wordt verleend, ligt niet hoger dan 100 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. Deze plafonds zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht het feit of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van communautaire oorsprong wordt gefinancierd. Deze periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat voor fiscale doeleinden gebruikt”.

4.2.2.   Nieuwe maatregel

De financiële crisis tast niet alleen structureel zwakke ondernemingen aan maar ook ondernemingen die met een plotselinge kredietschaarste of zelfs de onbeschikbaarheid van krediet worden geconfronteerd. Een verbetering in de financiële positie van deze ondernemingen zal gunstig zijn voor de Europese economie als geheel.

Daarom wordt het in het licht van de huidige economische situatie noodzakelijk geacht tijdelijk het verlenen van beperkte steunbedragen toe te staan, welke evenwel in het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het Verdrag vallen, omdat zij het in de de-minimisverordening vastgestelde plafond overschrijden.

De Commissie zal dergelijke staatssteun op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het steunbedrag is niet hoger dan een subsidie van 500 000 EUR per onderneming; alle bedragen moeten bruto-bedragen zijn vóór aftrek van belastingen of andere heffingen; wanneer steun in een andere vorm dan subsidies wordt verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun;

b)

de steun wordt verleend in de vorm van een regeling;

c)

de steun wordt verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden (17); de steun mag worden verleend aan ondernemingen die op die datum niet in moeilijkheden verkeerden doch vervolgens in moeilijkheden kwamen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

d)

de steunregeling geldt niet voor ondernemingen die actief zijn in de visserijsector;

e)

de steun is geen exportsteun of steun waarbij binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden bevoordeeld;

f)

de steun wordt uiterlijk 31 december 2010 verleend;

g)

alvorens de steun toe te kennen, ontvangt de lidstaat een verklaring van de betrokken onderneming, in schriftelijke of elektronische vorm, inzake eventuele andere de-minimissteun of steun krachtens deze maatregel die de onderneming in het lopende belastingjaar heeft ontvangen, en stelt de lidstaat vast dat het totale steunbedrag dat de onderneming in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 heeft ontvangen, niet hoger is dan 500 000 EUR;

h)

de steunregeling geldt niet voor ondernemingen die landbouwproducten produceren (18); zij mag van toepassing zijn op ondernemingen die landbouwproducten verwerken en afzetten (19), tenzij het bedrag van de steun wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van deze producten die van primaire producenten worden gekocht of door de betrokken ondernemingen in de handel worden gebracht, of indien de steun slechts wordt verleend onder de voorwaarde dat deze geheel of gedeeltelijk aan primaire producenten wordt doorgegeven.

4.3.   Steun in de vorm van garanties

4.3.1.   De bestaande regelgeving

De mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties is bedoeld om de lidstaten nauwkeurig voor te lichten over de beginselen waarop de Commissie voornemens is haar interpretatie van de artikelen 87 en 88 en de toepassing daarvan op staatsgaranties te baseren. Met name wordt in die mededeling aangegeven onder welke voorwaarden een garantie wordt geacht geen staatssteun in te houden. De mededeling bevat geen verenigbaarheidscriteria voor de beoordeling van garanties.

4.3.2.   Nieuwe maatregel

Om de toegang tot financiering verder te verbeteren en de huidige grote risicoaversie bij de banken te verminderen, kan de toekenning van rentesubsidies voor leninggaranties gedurende een beperkte periode een passende en doelgerichte oplossing zijn om de toegang van bedrijven tot financiering te vergemakkelijken.

De Commissie zal deze staatssteun op basis van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

voor KMO's staan de lidstaten een verlaging toe van maximaal 25 % van de jaarlijks te betalen premie voor nieuwe garanties die zijn toegekend overeenkomstig de „safe harbour” -bepalingen als vervat in de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (20);

b)

voor grote ondernemingen staan de lidstaten eveneens een verlaging toe van maximaal 15 % van de jaarlijkse premie voor nieuwe garanties die op basis van dezelfde „safe harbour” -bepalingen wordt berekend;

c)

wanneer het steunelement in garantieregelingen wordt berekend aan de hand van een methode die na de aanmelding reeds door de Commissie is goedgekeurd op grond van een verordening van de Commissie inzake staatssteun (21) kunnen de lidstaten een soortgelijke verlaging van maximaal 25 % van de jaarlijkse premie voor nieuwe garanties voor KMO's toestaan en van maximaal 15 % voor grote ondernemingen;

d)

het maximumbedrag van de lening is niet hoger dan de totale jaarlijkse loonsom van de begunstigde voor 2008 (inclusief sociale premies en de kosten van personeel dat op het terrein van de onderneming werkzaam is maar formeel bij toeleveranciers in dienst is). Bij op of na 1 januari 2008 opgerichte ondernemingen mag het maximumbedrag van de lening niet hoger zijn dan de geraamde jaarlijkse loonsom voor de eerste twee exploitatiejaren;

e)

de garanties worden tot uiterlijk 31 december 2010 toegekend;

f)

de garantie dekt niet meer dan 90 % van de lening;

g)

de garantie mag zowel investerings- als werkkapitaalleningen betreffen;

h)

de verlaging van de garantiepremie wordt toegepast gedurende een periode van ten hoogste twee jaar vanaf de toekenning van de garantie;

i)

de steun wordt verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden (22); de steun mag worden verleend aan ondernemingen die op die datum niet in moeilijkheden verkeerden doch vervolgens in moeilijkheden kwamen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

4.4.   Steun in de vorm van rentesubsidie

4.4.1.   Bestaande regelgeving

In de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (23) wordt een methode ingevoerd voor de berekening van het referentiepercentage op basis van de eenjaars „inter-bank offered rate” (IBOR), vermeerderd met 60 tot 1 000 basispunten, afhankelijk van de rating van de betrokken onderneming en de geboden zakelijke zekerheden. Wanneer de lidstaten deze methode toepassen omvat de rente geen staatssteun.

4.4.2.   Nieuwe maatregel

Ondernemingen kunnen moeite hebben om in de huidige marktomstandigheden financiering te verkrijgen. Daarom zal de Commissie aanvaarden dat overheids- of particuliere leningen worden verstrekt met een rente die ten minste gelijk is aan de daggeldrente van de centrale bank, vermeerderd met een premie die gelijk is aan het verschil tussen de gemiddelde eenjaars-interbankrente en de daggeldrente van de centrale bank in de periode van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2008, vermeerderd met de kredietrisicopremie die overeenstemt met het risicoprofiel van de ontvanger, als bepaald in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld.

Het steunelement dat besloten ligt in het verschil tussen deze rentevoet en het referentiepercentage overeenkomstig de definitie van de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, wordt tijdelijk als verenigbaar met het Verdrag beschouwd op grond van artikel 87, lid 3, onder b), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de methode is van toepassing op alle uiterlijk op 31 december 2010 gesloten overeenkomsten, ongeacht de looptijd van de betrokken lening; de verlaagde rentepercentages mogen worden toegepast op rentebetalingen die voor 31 december 2012 verschuldigd zijn (24); daarna geldt een rentepercentage dat ten minste gelijk is aan het percentage dat in de mededeling over de referentie- en disconteringspercentages is vastgesteld;

b)

de steun wordt verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden (22); de steun mag worden verleend aan ondernemingen die op die datum niet in moeilijkheden verkeerden doch vervolgens in moeilijkheden kwamen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

4.5.   Steun voor de productie van groene producten

4.5.1.   Bestaande regelgeving

In de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld wordt een methode ingevoerd voor de berekening van het referentiepercentage op basis van eenjaars inter-bank offered rate (IBOR), vermeerderd met 60 tot 1 000 basispunten, afhankelijk van de rating van de betrokken onderneming en de geboden zakelijke zekerheden. Wanneer de lidstaten die methode toepassen omvat de rente geen staatssteun.

4.5.2.   Nieuwe maatregel

Als gevolg van de huidige financiële crisis hebben ondernemingen eveneens meer moeite om toegang te krijgen tot financiering voor de productie van milieuvriendelijker producten. Steun in de vorm van garanties zal niet altijd voldoende zijn om kostbare projecten te financieren waarmee wordt beoogd het niveau van milieubescherming te doen toenemen door vroege aanpassing aan nieuwe normen die nog niet van kracht zijn of door verder te gaan dan die normen.

De Commissie is van oordeel dat het bereiken van milieudoelstellingen een prioriteit moet blijven ondanks de financiële crisis. De productie van milieuvriendelijker, inclusief energiezuiniger, producten is in het belang van de Gemeenschap en de financiële crisis moet die doelstelling niet in de weg staan.

Daarom zouden aanvullende maatregelen in de vorm van leningen met rentesubsidie de productie van „groene producten” kunnen bevorderen. Zij kunnen echter ernstige mededingingsverstoringen teweegbrengen en moeten derhalve strikt worden beperkt tot specifieke situaties en gerichte investeringen.

De Commissie is van mening dat de lidstaten gedurende een beperkte periode de mogelijkheid moeten hebben om steun te verlenen in de vorm van een verlaging van het rentepercentage.

Op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag zal de Commissie rentesubsidies voor investeringsleningen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwen indien zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

a)

de steun betreft investeringsleningen voor de financiering van projecten ter vervaardiging van nieuwe producten die het niveau van milieubescherming aanmerkelijk verbeteren;

b)

de steun is noodzakelijk om een nieuw project te kunnen opstarten; in het geval van bestaande projecten kan steun worden verleend wanneer deze als gevolg van de nieuwe economische situatie noodzakelijk wordt om het project voort te zetten;

c)

de steun wordt uitsluitend verleend voor projecten ter vervaardiging van producten waarbij sprake is van vroege aanpassing aan toekomstige communautaire normen, of die verder gaan dan toekomstige communautaire milieunormen (25) welke het niveau van milieubescherming doen toenemen maar nog niet van kracht zijn;

d)

voor producten waarbij sprake is van vroege aanpassing aan toekomstige communautaire milieunormen begint de investering uiterlijk op 31 december 2010, met het doel de producten ten minste twee jaar vóór de inwerkingtreding van de norm op de markt te brengen;

e)

de leningen mogen de kosten dekken van investeringen in materiële en immateriële activa (26) met uitzondering van investeringsleningen die een productiecapaciteit van meer dan 3 % uitmaken op productiemarkten (27) waarop in de laatste vijf jaar vóór het begin van de investering het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het schijnbare verbruik op de EER-markt, gemeten aan de hand van waardegegevens, lager was dan het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het BBP in de Europese Economische Ruimte gedurende dezelfde referentieperiode van vijf jaar;

f)

de leningen worden uiterlijk 31 december 2010 toegekend;

g)

voor de berekening van de steun dient het individuele rentepercentage van de begunstigde, berekend op basis van de in punt 4.4.2 van deze mededeling vervatte methode, het uitgangspunt te zijn. Op basis van deze methode kan de onderneming een renteverlaging krijgen van:

25 % voor grote ondernemingen;

50 % voor KMO's;

h)

het gesubsidieerde rentepercentage geldt gedurende een periode van ten hoogste twee jaar vanaf de toekenning van de lening;

i)

de verlaging van de rentevoet mag worden toegepast op leningen die door de overheid of openbare financiële instellingen worden verstrekt en op leningen die door particuliere financiële instellingen worden verstrekt. Er mag geen sprake zijn van discriminatie van openbare of particuliere entiteiten;

j)

de steun wordt verleend aan ondernemingen die op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden (22); de steun mag worden verleend aan ondernemingen die op die datum niet in moeilijkheden verkeerden doch vervolgens in moeilijkheden kwamen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis;

k)

de lidstaten zorgen ervoor dat de steun niet direct of indirect aan financiële entiteiten wordt overgedragen.

4.6.   Risicokapitaalmaatregelen

4.6.1.   Bestaande regelgeving

De communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen noemen de voorwaarden waaronder staatssteun voor risicokapitaalinvesteringen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd overeenkomstig artikel 87, lid 3, van het Verdrag.

Op grond van de ervaring die de Commissie met de toepassing van de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen heeft opgedaan, is zij van mening dat er in de Gemeenschap geen sprake is van een algemeen marktfalen op het gebied van risicokapitaal. Zij erkent echter wel dat er voor sommige soorten investeringen in bepaalde ontwikkelingsfasen van ondernemingen lacunes op de markt zijn als gevolg van een onvolkomen afstemming van het aanbod van en de vraag naar risicokapitaal, en dat deze lacunes algemeen kunnen worden aangeduid als een equity gap.

In punt 4.3 van die richtsnoeren wordt bepaald dat voor financieringstranches van maximaal 1,5 mln EUR per doel-KMO over een periode van twaalf maanden, onder bepaalde omstandigheden wordt aangenomen dat er sprake is van marktfalen zonder dat dit door de lidstaten behoeft te worden aangetoond.

Punt 5.1, onder a), van de richtsnoeren luidt: „De Commissie is zich ervan bewust dat de risicokapitaalmarkt en het aandelenkapitaaltekort voortdurend schommelingen vertonen en dat de mate waarin ondernemingen onder marktfalen te leiden hebben, afhankelijk is van hun grootte, de fase van bedrijfsontwikkeling waarin zij zich bevinden, en van de economische sector waartoe zij behoren. Daarom is de Commissie bereid te overwegen, risicokapitaalmaatregelen met investeringstranches die de drempel van 1,5 mln EUR per onderneming over een periode van één jaar overschrijden, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren, mits de nodige bewijzen voor het marktfalen worden verstrekt.”.

4.6.2.   Tijdelijke aanpassing van de bestaande regels

De onrust op de financiële markten heeft negatieve gevolgen gehad voor de risicokapitaalmarkt voor KMO's in de eerste groeifase, doordat de beschikbaarheid van risicokapitaal is afgenomen. Doordat de aan risicokapitaal verbonden risico's door investeerders thans veel hoger worden ingeschat en lagere rendementsverwachtingen tot onzekerheid hebben geleid, zijn investeerders momenteel geneigd in veiliger activa te beleggen waarvan de risico's gemakkelijker kunnen worden beoordeeld dan in het geval van risicokapitaalinvesteringen. Verder is ook de illiquiditeit van risicokapitaalinvesteringen een negatieve prikkel voor investeerders gebleken. Er zijn aanwijzingen dat de beperkte liquiditeit die daardoor in de huidige marktsituatie beschikbaar is, de equity gap van KMO's nog verder heeft vergroot. Het wordt daarom passend geacht de „safe harbour” -drempel voor risicokapitaalinvesteringen tijdelijk te verhogen om het probleem van deze toegenomen equity gap aan te pakken en om het percentage van de minimale deelname van particuliere investeerders tijdelijk te verlagen tot 30 %, ook voor op KMO's gerichte maatregelen in niet-steungebieden.

Daarom worden op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het Verdrag enkele maxima en minima die zijn vastgesteld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen tijdelijk aangepast tot en met 31 december 2010, en wel als volgt:

a)

voor de toepassing van punt 4.3.1 worden de maximale financieringstranches per doel-KMO over een periode van 12 maanden verhoogd van 1,5 tot 2,5 mln EUR;

b)

voor de toepassing van punt 4.3.4 bedraagt het minimumpercentage van de door particuliere investeerders te verstrekken financiering 30 %, zowel in als buiten steungebieden;

c)

de overige in de richtsnoeren gestelde voorwaarden blijven van toepassing;

d)

de tijdelijke aanpassing van de richtsnoeren geldt niet voor risicokapitaalmaatregelen die onder de algemene groepsvrijstellingsverordening vallen;

e)

de lidstaten kunnen goedgekeurde steunregelingen aan de tijdelijke aanpassing van de richtsnoeren aanpassen.

4.7.   Cumulering

De in deze mededeling vastgestelde maxima voor steun zullen worden toegepast ongeacht of de bijstand voor het gesteunde project volledig met staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Gemeenschap wordt bekostigd.

De tijdelijke steunmaatregelen waarin deze mededeling voorziet, mogen niet worden gecumuleerd met steun in de zin van de de-minimisverordening voor dezelfde in aanmerking komende kosten. Indien de onderneming reeds voor de inwerkingtreding van deze tijdelijke kaderregeling de-minimissteun heeft ontvangen, mag de som van de ingevolge de maatregelen van punt 4.2, van deze mededeling ontvangen steun en de ontvangen de-minimissteun niet hoger zijn dan 500 000 EUR voor de periode tussen 1 januari 2008 en 31 december 2010. Het vanaf 1 januari 2008 ontvangen bedrag aan de-minimissteun moet worden afgetrokken van het bedrag aan verenigbare steun dat uit hoofde van de punten 4.3, 4.4, 4.5 of 4.6 voor hetzelfde doel is verleend.

De tijdelijke steunmaatregelen mogen met andere verenigbare steun of met andere vormen van gemeenschapsfinanciering worden gecumuleerd mits de in de desbetreffende richtsnoeren of groepsvrijstellingsverordeningen vastgestelde maximale steunintensiteiten in acht worden genomen.

5.   VEREENVOUDIGINGSMAATREGELEN

5.1.   Kortlopende exportkredietverzekering

De mededeling van de Commissie aan de lidstaten ingevolge artikel 93, lid 1, van het EG-Verdrag inzake toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag op kortlopende exportkredietverzekering (28) bepaalt dat verhandelbare risico's niet mogen worden gedekt door exportkredietverzekering met steun van de lidstaten. Verhandelbare risico's zijn commerciële en politieke risico's met betrekking tot openbare en niet-openbare debiteuren die gevestigd zijn in de in de bijlage bij die mededeling vermelde landen, met een maximale risicoperiode van minder dan twee jaar. Risico's met betrekking tot debiteuren die gevestigd zijn in de lidstaten en in acht andere landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling worden als verhandelbaar beschouwd.

De Commissie is van mening dat er als gevolg van de huidige financiële crisis niet in iedere lidstaat sprake is van een gebrek aan verzekerings- of herverzekeringscapaciteit, maar dat niet kan worden uitgesloten dat er in bepaalde landen tijdelijk geen dekking voor verhandelbare risico's beschikbaar is.

Punt 4.4 van die mededeling bepaalt: „Onder dergelijke omstandigheden kunnen deze tijdelijk onverhandelbare risico's worden verzekerd door een openbare of door de overheid gesteunde exportkredietverzekeraar voor onverhandelbare risico's voor rekening of met garantie van de overheid. De verzekeraar moet zijn tarieven voor dergelijke risico's zo veel mogelijk afstemmen op die welke elders door particuliere exportkredietverzekeraars voor het betrokken soort risico worden berekend.

Een lidstaat die van deze ontsnappingsclausule gebruik wil maken moet zijn ontwerpbesluit onmiddellijk bij de Commissie aanmelden. Deze aanmelding moet een marktverslag bevatten, waarin wordt aangetoond dat er op de particuliere verzekeringsmarkt geen dekking beschikbaar is. Dit dient te worden gestaafd met verklaringen van twee grote bekende internationale particuliere exportkredietverzekeraars, alsmede van een nationale kredietverzekeraar, ten einde aldus het gebruik van deze ontsnappingsclausule te rechtvaardigen. Bovendien dient dit verslag een beschrijving te bevatten van de voorwaarden die de openbare of door de overheid gesteunde exportkredietverzekeraar voor deze risico's wil hanteren.

De Commissie onderzoekt, binnen twee maanden na deze aanmelding of het gebruik van ontsnappingsclausule strookt met de bovengenoemde voorwaarden en verenigbaar is met het Verdrag.

Komt de Commissie tot de conclusie, dat de voorwaarden voor het gebruik van ontsnappingsclausule zijn nagekomen, dan geldt haar beschikking inzake de verenigbaarheid voor een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking, op voorwaarde dat de marktomstandigheden die het gebruik van de ontsnappingsclausule rechtvaardigen, zich in die periode niet wijzigen.

Voorts kan de Commissie, in overleg met andere lidstaten, de voorwaarden voor het gebruik van de ontsnappingsclausule aanpassen. Tevens mag zij deze opschorten of vervangen door een ander, geschikter systeem.”.

Die bepalingen, die van toepassing zijn op grote ondernemingen en KMO's, vormen in de huidige economische situatie een geschikt instrument voor het geval de lidstaten van mening zijn dat er voor bepaalde verhandelbare kredietrisico's en/of voor bepaalde kopers van risicobescherming op de particuliere verzekeringsmarkt geen dekking beschikbaar is.

Om de procedure voor de lidstaten te bespoedigen kunnen de lidstaten tot en met 31 december 2009 het markttekort aantonen door voldoende bewijzen over te leggen van de onbeschikbaarheid van dekking voor het risico op de particuliere verzekeringsmarkt. Gebruikmaking van deze ontsnappingsclausule zal in ieder geval als gerechtvaardigd worden beschouwd indien:

een grote, bekende internationale particuliere exportkredietverzekeraar en een nationale kredietverzekeraar bewijsmateriaal overleggen inzake de onbeschikbaarheid van dergelijke dekking, of

ten minste vier gerenommeerde in de lidstaten gevestigde exporteurs bewijsmateriaal overleggen inzake de weigering van verzekeraars om bepaalde activiteiten te dekken.

De Commissie zal, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, zorgen voor een snelle vaststelling van besluiten betreffende de toepassing van de „ontsnappingsclausule”.

5.2.   Vereenvoudiging van procedures

De in deze mededeling bedoelde staatssteunmaatregelen moeten bij de Commissie worden aangemeld. Afgezien van de inhoudelijke maatregelen die in deze mededeling worden behandeld, verbindt de Commissie zich ertoe te zorgen voor een snelle goedkeuring van steunmaatregelen waarmee overeenkomstig deze mededeling de huidige crisis het hoofd moet worden geboden, mits de betrokken lidstaten nauw samenwerken en volledige informatie verstrekken.

Deze verbintenis vormt een aanvulling op het lopende proces waarbij de Commissie momenteel een aantal verbeteringen aanbrengt in de algemene staatssteunprocedures, met name om in nauwe samenwerking met de lidstaten een snellere en doeltreffender besluitvorming mogelijk te maken. Dit algemene vereenvoudigingspakket dient met name gemeenschappelijke verbintenissen van de Commissie en de lidstaten te bevatten om in elke fase van het staatssteunonderzoek tot meer gestroomlijnde en voorspelbare procedures te komen en een snellere goedkeuring van ongecompliceerde zaken mogelijk te maken.

6.   MONITORING EN VERSLAGLEGGING

Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (29) en Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (30) schrijven voor dat de lidstaten jaarlijkse verslagen bij de Commissie moeten indienen.

Ten laatste op 31 juli 2009 dienen de lidstaten verslag uit te brengen over de regelingen die zij op grond van deze mededeling hebben vastgesteld.

De lidstaten dienen gedetailleerde dossiers aan te leggen inzake de verlening van steun die onder deze mededeling valt. Deze dossiers, die alle gegevens moeten bevatten die nodig zijn om te kunnen nagaan of aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan, moeten tien jaar worden bewaard en op verzoek aan de Commissie worden verstrekt. De lidstaten moeten met name informatie opvragen waaruit blijkt dat de ontvangers van de in punt 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 genoemde steun op 1 juli 2008 niet in moeilijkheden verkeerden.

Naast deze vereisten moeten de lidstaten uiterlijk 31 oktober 2009 bij de Commissie een verslag indienen over de maatregelen die zij op grond van deze mededeling hebben getroffen. Dat verslag dient met name elementen te bevatten die pleiten voor handhaving van de in deze mededeling genoemde maatregelen tot na 31 december 2009, alsmede gedetailleerde informatie over de milieuvoordelen van de gesubsidieerde leningen. De lidstaten moeten deze informatie uiterlijk op 31 oktober van elk jaar verstrekken voor elk volgend jaar waarin deze mededeling wordt toegepast.

De Commissie kan om aanvullende inlichtingen verzoeken met betrekking tot de verleende steun, om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden van de beschikking van de Commissie waarbij de steunmaatregel is goedgekeurd.

7.   SLOTBEPALINGEN

De Commissie past deze mededeling toe vanaf 17 december 2008, de datum waarop zij in beginsel de inhoud vaststelde, gelet op de financiële en economische context die onmiddellijk optreden vergde. Deze mededeling wordt gerechtvaardigd door de huidige uitzonderlijke, tijdelijke financieringsproblemen in verband met de bankcrisis, en zij zal niet worden toegepast na 31 december 2010. Na overleg met de lidstaten kan de Commissie de mededeling vóór die datum herzien op basis van belangrijke overwegingen op economisch gebied of op het gebied van het mededingingsbeleid. Waar nodig en nuttig kan de Commissie tevens specifieke aspecten van haar benadering verder verduidelijken.

De Commissie past de bepalingen van deze mededeling toe op alle aangemelde risicokapitaalmaatregelen ten aanzien waarvan zij na 17 december 2008 een besluit moet nemen, zelfs indien de maatregelen reeds vóór die datum waren aangemeld.

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van de toepasselijke regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (31), past de Commissie de volgende regels toe op niet-aangemelde steun:

a)

deze mededeling, indien de steun na 17 december 2008 werd verleend;

b)

de richtsnoeren die van toepassing waren toen de steun werd verleend, in alle andere gevallen.

De Commissie draagt, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, zorg voor een snelle besluitvorming na volledige aanmelding van de in deze mededeling vervatte maatregelen. De lidstaten dienen de Commissie van hun plannen in kennis te stellen en hun voornemen om dergelijke maatregelen te nemen zo snel en volledig mogelijk in te dienen.

De Commissie wenst eraan te herinneren dat eventuele verbeteringen van de procedures slechts mogelijk zijn wanneer duidelijke en volledige aanmeldingsformulieren worden ingediend.


(1)  Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad, COM(2008) 800.

(2)  Conclusies van de ECOFIN-Raad van 7 oktober 2008.

(3)  PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8.

(4)  COM(2008) 394 definitief.

(5)  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15.

(6)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(7)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.

(8)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

(9)  PB C 82 van 1.4.2008, blz. 1.

(10)  PB C 323 van 30.12.2006, blz. 1.

(11)  PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.

(12)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

(13)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(14)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(15)  Gevoegde zaken T-132/96 en T-143/96, Freistaat Sachsen en Volkswagen AG/Commission, Jurispr. 1999, blz. II-3663, punt 167.

(16)  Beschikking 98/490/EG van de Commissie in zaak C 47/96, Crédit Lyonnais (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 28), punt 10.1, Beschikking 2005/345/EG van de Commissie in zaak C 28/02, Bankgesellschaft Berlin (PB L 116 van 4.5.2005, blz. 1), overweging 153 e.v. en Beschikking 2008/263/EG van de Commissie in zaak C 50/06, BAWAG (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 7), overweging 166. Zie besluit van de Commissie in zaak NN 70/07, Northern Rock (PB C 43 van 16.2.2008, blz. 1), besluit van de Commissie in zaak NN 25/08, Reddingssteun aan WestLB (PB C 189 van 26.7.2008, blz. 3), beschikking van de Commissie van 4 juni 2008 in zaak C 9/08, SachsenLB, nog niet gepubliceerd.

(17)  Voor de toepassing van deze mededeling wordt onder „ondernemingen in moeilijkheden” verstaan:

voor grote ondernemingen, een onderneming in moeilijkheden zoals gedefinieerd in punt 2.1 van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden;

voor KMO's, een onderneming in moeilijkheden zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 7, van de algemene groepsvrijstellingsverordening).

(18)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3).

(19)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, punten 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1857/2006.

(20)  Hiertoe behoort ook de mogelijkheid dat voor KMO's zonder kredietverleden of waarvan de rating niet op grond van een balansbenadering wordt bepaald, zoals bepaalde „special purpose” -ondernemingen of pas opgerichte ondernemingen, de lidstaten een verlaging toekennen van maximaal 25 % van de bijzondere safe-harbour-premie die in de mededeling op 3,8 % is vastgesteld.

(21)  Zoals de algemene groepsvrijstellingsverordening of Verordening (EG) nr. 1628/2006 of Verordening (EG) nr. 1857/2006, mits de goedgekeurde methode uitdrukkelijk betrekking heeft op het betrokken type garantieregelingen en het type onderliggende transacties.

(22)  Zie voetnoot 17.

(23)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(24)  Lidstaten die van deze faciliteit gebruik willen maken moeten de daggeldrente on-line publiceren en moeten deze aan de Commissie ter beschikking stellen.

(25)  Onder toekomstige communautaire productnorm wordt verstaan een verplichte communautaire norm die is vastgesteld maar nog niet van kracht is en waarmee de niveaus op milieugebied wordt bepaald waaraan in de Gemeenschap verkochte producten moeten voldoen.

(26)  Volgens de definitie van punt 70 van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming.

(27)  Volgens de definitie van punt 69 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013.

(28)  PB C 281 van 17.9.1997, blz. 4.

(29)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(30)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

(31)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.