1.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/139


Donderdag, 12 maart 2009
Voortgangsverslag 2008 betreffende Turkije

P6_TA(2009)0134

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2009 over het voortgangsverslag 2008 betreffende Turkije

2010/C 87 E/28

Het Europees Parlement,

gezien het voortgangsverslag 2008 over Turkije, gepubliceerd door de Commissie op 5 november 2008 (SEC(2008)2699),

onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding (1), van 24 oktober 2007 over de betrekkingen EU-Turkije (2) en van 21 mei 2008 inzake het voortgangsverslag 2007 over Turkije (3),

gezien het op 3 oktober 2005 goedgekeurde onderhandelingskader voor Turkije,

gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 betreffende de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Turkije (4) („het Toetredingspartnerschap”) alsmede de eerdere besluiten van de Raad betreffende het Toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,

gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat na goedkeuring van het kader voor onderhandelingen door de Raad op 3 oktober 2005 toetredingsonderhandelingen met Turkije werden geopend, en dat het openen van deze onderhandelingen het beginpunt was van een langdurig proces met een open einde,

B.

overwegende dat Turkije zich verplicht heeft tot hervormingen, goede betrekkingen met zijn buren en geleidelijke aanpassing aan de EU, en dat deze inspanningen voor Turkije zelf beschouwd moeten worden als een kans tot verdere modernisering,

C.

overwegende dat het volledig voldoen aan alle criteria van Kopenhagen en het integratievermogen van de EU in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2006 de basis blijven voor toetreding tot de EU, die een gemeenschap is die berust op gedeelde waarden,

D.

overwegende dat de Commissie tot de conclusie komt dat 2008 gekenmerkt werd door grote politieke spanningen en dat de Turkse regering ondanks haar krachtige mandaat geen consistent en omvattend programma van politieke hervormingen heeft voorgelegd,

E.

overwegende dat Turkije de bepalingen die voortvloeien uit de associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije en het aanvullend protocol daarbij nog steeds niet ten uitvoer heeft gelegd,

F.

overwegende dat in 2008 vier onderhandelingshoofdstukken werden geopend,

1.

stelt met bezorgdheid vast dat het hervormingsproces in Turkije voor het derde achtereenvolgende jaar steeds meer vertraagt en roept de Turkse regering op om te bewijzen dat zij de politieke wil heeft om het hervormingsproces waartoe zij zich in 2005 heeft verbonden, voort te zetten; beklemtoont dat deze modernisering in de eerste plaats in Turkije's eigen belang is en ten goede komt aan de Turkse maatschappij als geheel;

2.

is verontrust over de toenemende polarisatie binnen de Turkse samenleving en tussen de grootste politieke partijen, die in de loop van 2008 verder is toegenomen en negatieve gevolgen heeft gehad voor de werking van de politieke instellingen en het hervormingsproces;

3.

beklemtoont dat politieke hervormingen de kern van het hervormingsproces vormen en juicht het toe dat de Turkse regering een Nationaal Programma voor de goedkeuring van het acquis heeft opgesteld en goedgekeurd;

4.

dringt er bij de leiders van de politieke partijen op aan serieus naar een dialoog te streven en compromisbereid tot overeenstemming te komen over een hervormingsagenda voor de modernisering van Turkije tot een stabiele, democratische, pluralistische, seculiere en welvarende samenleving die eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden als leidraad heeft en gebaseerd is op de beginselen van de rechtsstaat;

I.     Naleving van de criteria van Kopenhagen

Democratie en rechtsstaat

5.

betreurt het dat de eerste poging om de grondwet radicaal te hervormen tot een twist over het dragen van de hoofddoek heeft geleid en heeft bijgedragen aan verdere polarisatie van de samenleving; roept de Turkse regering op om haar werk aan een nieuwe burgerlijke grondwet waarin de bescherming van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden centraal staat, te hervatten en ervoor te zorgen dat de politieke partijen en middenveldorganisaties alsook etnische en religieuze minderheden nauw bij de opstelling van de grondwet worden betrokken;

6.

is verontrust over de zaken die in 2008 tegen twee in het parlement vertegenwoordigde partijen zijn aangespannen om ze te ontbinden, met name de nog hangende zaak tegen de Partij voor een Democratische samenleving (DTP); wijst erop dat wijziging van de wetgeving inzake de politieke partijen prioriteit heeft, om te zorgen dat deze wetgeving volledig strookt met de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens en de aanbevelingen van de Venetië-commissie van de Raad van Europa;

7.

roept de Turkse autoriteiten op alle nodige maatregelen te nemen om toe te staan dat alle partijen die aan verkiezingen deelnemen vertegenwoordigd zijn in de kiescommissie;

8.

betreurt het dat geen vooruitgang is gemaakt met de instelling van een volledig systematisch burgerlijk toezicht op de strijdkrachten en de versterking van de parlementaire controle op het militaire en defensiebeleid;

9.

neemt nota van de vooruitgang die is gemaakt bij het ontwikkelen van een strategie voor de hervorming van de rechterlijke macht; onderstreept evenwel dat dringend nieuwe stelselmatige inspanningen gedaan moeten worden om de onpartijdigheid en de beroepsbekwaamheid van de rechterlijke macht te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de magistratuur zich niet langer mengt in het politieke debat en zich houdt aan de regels van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EMRV);

10.

betreurt het dat geen vooruitgang is geboekt met de instelling van een bureau van de ombudsman; neemt kennis van de negatieve uitspraak van het Constitutionele Hof over de wet op de ombudsman en dringt er bij de Turkse regering op aan om het voor de instelling van dit bureau noodzakelijke wetsontwerp, waaraan zowel de regering als het parlement eerder steun hebben betuigd, zo spoedig mogelijk opnieuw in te dienen;

11.

betreurt het dat de Turkse regering geen algemene strategie voor corruptiebestrijding heeft voorgelegd; onderstreept de noodzaak van sterker parlementair toezicht op de overheidsuitgaven en van nieuwe wetgeving inzake de Rekenkamer;

12.

stelt met voldoening vast dat een begin is gemaakt met het proces tegen de personen die ervan beschuldigd worden lid te zijn van de criminele organisatie Ergenekon; moedigt de autoriteiten aan om het onderzoek voort te zetten en de netwerken van de organisatie, die zich uitstrekken tot het staatsapparaat, volledig bloot te leggen; is bezorgd over berichten aangaande de behandeling van beklaagden in deze zaak, dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan hun een eerlijk proces te geven en zich strikt te houden aan de beginselen van de rechtsstaat;

Mensenrechten en eerbiediging en bescherming van minderheden

13.

betreurt het dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid in Turkije nog niet volledig gegarandeerd zijn; is van mening dat de persvrijheid in een democratische, pluralistische maatschappij niet gebaat is bij het frequent verbieden van bepaalde websites of pressie op of processen tegen kritische persorganen; is ook van mening dat de aanneming in april 2008 van een amendement op artikel 301 van het wetboek van strafrecht niet volstaat, omdat er nog steeds mensen voor het uiten van niet-gewelddadige meningen vervolgd worden op basis van dit en andere artikelen van het wetboek van strafrecht, de anti-terreurwet of de perswet, zoals de met de 1995 Sacharov-prijs voor vrijheid van denken onderscheiden Leyla Zana; herhaalt dat de intrekking van artikel 301 en een fundamentele hervorming van het wetboek van strafrecht en van andere wetten die worden aangewend om willekeurig beperkingen op te leggen aan niet-gewelddadige standpunten, nodig zijn om te garanderen dat de vrijheid van meningsuiting volledig wordt geëerbiedigd overeenkomstig de regels van het EMRV;

14.

verwelkomt de verontschuldigingen die de minister van Justitie, Mehmet Ali Sahin, namens de regering heeft aangeboden aan de familie van Engin Ceber, die als gevolg van mishandelingen in de gevangenis is overleden; sluit zich aan bij de Commissie mensenrechten van het Turkse parlement, die zich zorgen maakt over het feit dat justitie nalaat strafvervolging in te stellen in gevallen van foltering en mishandeling, die zich in toenemende mate voordoen; roept de Turkse regering op om zich ook verder systematisch te beijveren voor het beëindigen van foltering en mishandeling binnen en buiten officiële detentie-inrichtingen en een einde te maken aan de cultuur van straffeloosheid; onderstreept in dit verband dat de ratificatie en tenuitvoerlegging van het facultatief protocol bij het VN-Verdrag tegen foltering de geloofwaardigheid van dit streven aanzienlijk zou vergroten; is tevens verontrust over excessief politiegeweld bij het optreden tegen publieke demonstraties;

15.

verwelkomt het werk dat door de onderzoekcommissie voor de mensenrechten van de Turkse Grote Nationale Vergadering is verricht bij het onderzoek naar foltering en mishandeling in gevangenissen en naar de moord op journalist Hrant Dink; verzoekt de Turkse autoriteiten met klem volledig de consequenties te trekken uit de bevindingen in de verslagen van deze commissie en in het verslag van het comité van toezicht van de eerste minister; is tevens van mening dat ernstig rekening gehouden moet worden met een mogelijke betrokkenheid van Ergenekon bij andere tot op heden onopgeloste zaken, zoals de moord op Hrant Dink;

16.

verwelkomt de aanneming in februari 2008 van de wet betreffende stichtingen en waardeert de opmerking van de Commissie dat de wet betreffende stichtingen een aantal kwesties regelt in verband met de eigendomsrechten van niet-moslimgemeenschappen; dringt er bij de Turkse regering op aan ervoor te zorgen dat de wet overeenkomstig de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens wordt uitgevoerd, en een oplossing te bieden voor de tot dusverre onopgeloste kwestie van in beslag genomen en aan derden verkocht onroerend goed en van bezittingen van stichtingen die zijn gefuseerd vóór de aanneming van de nieuwe wetgeving;

17.

herhaalt dat er nog steeds behoefte is aan een op grond van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens ontwikkeld wettelijk kader om te zorgen dat alle religieuze gemeenschappen zonder onterechte beperkingen kunnen functioneren, met name op het gebied van hun rechtspositie, de opleiding van geestelijken, het kiezen van hun voorgangers, godsdienstonderwijs en de bouw van gebedshuizen; dringt er bij de Turkse autoriteiten, alle politieke partijen, het maatschappelijk middenveld en de betrokken gemeenschappen op aan een omgeving te creëren die gunstig is voor de volledige eerbiediging van de godsdienstvrijheid in de praktijk; pleit eens te meer voor de onmiddellijke heropening van het Grieks-orthodoxe Halki-seminarie en voor het openbare gebruik van de kerkelijke titel van de oecumenisch patriarch; verwelkomt de recente initiatieven van de regering en de besprekingen die tussen de regering en Alevitische leiders plaatsvinden over lang lopende kwesties, zoals Alevitische plaatsen voor de eredienst en de oprichting van een gedenkteken ter herinnering aan het bloedbad van Sivas, en roept de Turkse regering op om hun problemen onverwijld aan te pakken en godsdienstonderwijs van overheidswege niet langer verplicht te stellen; betreurt de geplande onteigening van het Syrisch-orthodoxe klooster St. Gabriel in Tur Abdin en de gerechtelijke procedures tegen de vertegenwoordigers van het klooster;

18.

dringt er bij de Turkse regering op aan om met grote spoed een politiek initiatief te lanceren ten gunste van een duurzame regeling van de Koerdische kwestie, teneinde de economische en sociale mogelijkheden van burgers van Koerdische origine te vergroten en hun culturele rechten duidelijk te verbeteren, met inbegrip van reële mogelijkheden om Koerdisch te leren op openbare en particuliere scholen en deze taal te gebruiken in de omroep, en bij de toegang tot openbare diensten, en om gekozen vertegenwoordigers toe te staan om naast het Turks een tweede taal te gebruiken om met de mensen in hun kiesdistrict te communiceren; juicht het toe dat sinds 1 januari 2009 een openbare televisiezender in de Koerdische taal dag en nacht in de lucht is;

19.

veroordeelt de gewelddaden van de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) en andere terroristische groepen op Turkse bodem; betuigt nogmaals zijn solidariteit met Turkije in de strijd tegen het terrorisme en roept de PKK opnieuw op om met onmiddellijke ingang een onvoorwaardelijke wapenstilstand af te kondigen en deze ook na te leven;

20.

doet een beroep op de DTP en al haar gekozen leden om zich duidelijk te distantiëren van de terroristische PKK en het door de PKK gebruikte geweld, en doet een beroep op alle partijen een bijdrage te leveren aan een oplossing die de stabiliteit, welvaart en integriteit van de Turkse staat vergroot;

21.

stelt vast dat de Turkse regering heeft besloten het Project voor Zuid-Oost-Anatolië (GAP) voor de ontwikkeling van het zuidoosten van Turkije te voltooien; verwijst evenwel naar de sociale, ecologische, culturele en geopolitieke gevolgen van het GAP, met inbegrip van de gevolgen voor de waterbevoorrading van de buurlanden Irak en Syrië, en verzoekt de regering bij haar werk aan het plan ten volle met deze kwesties rekening te houden, de rechten van de betrokken bevolking te beschermen en een nauwe samenwerking met de lokale en regionale autoriteiten te verzekeren; verzoekt de Commissie een studie naar het GAP en de gevolgen ervan te presenteren;

22.

herhaalt dat Europese waarden als pluralisme en diversiteit een veel ruimere omschrijving van minderheden, uitgaande van het verdrag van Lausanne (1923), omvatten dat de door Turkije gebruikte; is verontrust over de voortdurende vijandigheid en gewelddaden tegenover minderheden; maakt zich zorgen over het feit dat Turkije geen vorderingen heeft gemaakt bij het garanderen van de culturele verscheidenheid en de bevordering en bescherming van minderheden overeenkomstig de regels van het Europese Hof voor de rechten van de mens; dringt er bij de Turkse regering op aan een begin te maken met de hoogst nodige dialoog met de Hoge Commissaris voor nationale minderheden van de OVSE over kwesties zoals de deelneming van minderheden aan het openbaar leven en omroepuitzendingen in minderheidstalen;

23.

roept de Turkse regering op om op te treden tegen organisaties en groepen die opstoken tot vijandigheid tegen minderheden, en allen die bedreigd worden en voor hun leven vrezen te beschermen, en tegelijk alles in het werk te stellen om een omgeving te scheppen die leidt tot volledige eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden;

24.

verzoekt de Turkse regering naar oplossingen te zoeken om het biculturele karakter van de Turkse eilanden Gökceada (Imvros) en Bozcaada (Tenedos) te bewaren, en om de problemen aan te pakken die de leden van de Griekse minderheid ondervinden in het onderwijs en met hun eigendomsrechten;

25.

verwelkomt de instelling van een „Commissie gelijke kansen voor vrouwen en mannen” in het Turkse parlement; is verheugd over de vaststelling van de Commissie dat het wettelijk kader dat de rechten van de vrouw en de gendergelijkheid waarborgt, grotendeels tot stand gebracht is; dringt er echter bij de Turkse regering op aan dat hieraan uitvoering wordt gegeven, zodat de positie van de vrouw in Turkije in positieve zin wordt beïnvloed; wijst erop dat de komende gemeenteraadsverkiezingen de kans bieden om de geringe vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek te verhelpen;

26.

is bezorgd over het feit dat het aantal gemelde „eremoorden” in Turkije toeneemt en roept de Turkse autoriteiten en het maatschappelijk middenveld op om meer te doen om een eind te maken aan dergelijke moorden, huiselijk geweld en gedwongen huwelijken; begroet de toename van het aantal opvanghuizen, maar wijst erop dat er dringend behoefte is aan een effectief en duurzaam beleid inzake geldmiddelen en personeel alsmede steun voor de vrouwen en hun kinderen na het verlaten van een opvanghuis; verzoekt de Turkse regering om de vrouwenhandel in nauwe samenwerking met de lidstaten te bestrijden;

27.

begroet het besluit van het Hoog Hof van Beroep om het verbod van de belangengroep Lambda Istanbul ongedaan te maken; dringt er bij de regering op aan gelijke behandeling zonder discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te waarborgen;

Aanwezigheid van een functionerende markteconomie

28.

stelt met voldoening vast dat de Commissie van oordeel is dat Turkije een functionerende markteconomie heeft;

29.

stelt vast dat de economische groei in Turkije in 2008 weliswaar vertraagd is, maar dat de algemene economische prestaties van het land laten zien dat de fundamenten en de veerkracht van de Turkse economie aanzienlijk robuuster zijn dan enkele jaren geleden; wijst erop dat de gevolgen van de wereldwijde financiële crisis op het Turkse bankstelsel tot nog toe beperkt blijven, maar maakt zich wel zorgen over de gevolgen van de crisis voor de economische groei; verzoekt de Commissie meer in het bijzonder verslag uit te brengen over de gevolgen van de crisis voor de Turkse economie; moedigt de Turkse regering aan haar nauwe samenwerking met het Internationale Monetaire Fonds en andere internationale en Europese financiële instellingen voort te zetten;

Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen

30.

betreurt het dat Turkije een aantal toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van de douane-unie EG-Turkije niet is nagekomen, wat tot een verstoring van de bilaterale handelsbetrekkingen leidt;

31.

wijst erop dat Turkije krachtens de douane-unie verplicht is tot onderhandelingen over en het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten (VHO) met derde landen waarmee de EU een VHO heeft gesloten; roept de Raad en de Commissie op om Turkije te betrekken bij de effectbeoordeling van toekomstige VHO’s tussen de EU en derde landen en meer informatie door te geven over het standpunt van de EU en de stand van zaken bij de VHO-onderhandelingen;

32.

betreurt het dat de associatieovereenkomst tussen de EG en Turkije en het aanvullend protocol daarbij nog steeds niet volledig door de Turkse regering ten uitvoer zijn gelegd; herinnert eraan dat als Turkije in december 2009 nog steeds niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, het onderhandelingsproces ernstig in het gedrag kan komen; verzoekt de Raad om overeenkomstig zijn conclusies van 11 december 2006 te blijven toezien op de vorderingen die worden gemaakt op de punten die worden behandeld in de verklaring van de Gemeenschap en haar lidstaten van 21 september 2005;

33.

complimenteert Turkije met zijn vorderingen op het gebied van onderwijs en cultuur; herhaalt dat een beleid dat erop gericht is het onderwijs toegankelijk te maken voor allen niet alleen goed is voor de integratie van minderheden, maar ook de basis is voor een welvarende en moderne maatschappij; beschouwt het plan om afdelingen voor Armeense en Koerdische studies te openen aan Turkse universiteiten als teken van goede wil dat gevolgd moet worden door concrete actie;

II.     Vergroting van de welvaart

Vergroting van de sociale cohesie en de welvaart

34.

wijst erop dat een sociaal gerichte markteconomie de grondslag vormt voor een samenleving met sociale cohesie en een van de kernvoorwaarden is voor stabiliteit en welvaart; verwelkomt daarom de aanneming van de wet sociale verzekering en algemene ziekteverzekering, daar deze wet bijdraagt tot vergroting van de sociale samenhang van de Turkse samenleving;

35.

verwelkomt ook de aanneming in mei 2008 van het werkgelegenheidspakket door het Turkse parlement, dat ten doel heeft de kansen op werk voor vrouwen, jongeren en personen met handicaps te vergroten; is evenwel bezorgd over de blijvende slapte op de arbeidsmarkt, die slechts werk geeft aan 43 % van de beroepsbevolking, en maakt zich vooral zorgen over de daling over de hele linie van het werkgelegenheidscijfer voor vrouwen; verzoekt de Turkse regering om extra maatregelen te nemen om het probleem van de informele economie aan te pakken;

36.

roept de Turkse regering nogmaals op om verdere concrete stappen te zetten om de positie van vrouwen in politiek, economisch en sociaal opzicht te versterken, bijvoorbeeld door tijdelijke maatregelen om hun actieve betrokkenheid bij de politiek te vergroten; onderstreept de noodzaak om doeltreffende maatregelen te nemen om de instroom van vrouwen in het onderwijs te vergroten, want deze is in Turkije helaas nog steeds het laagst van alle OESO-landen;

37.

neemt nota van de vooruitgang die is gemaakt op het terrein van de gezondheidszorg; vindt het echter zorgwekkend dat geen vooruitgang gemeld kan worden op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg; verzoekt de Turkse autoriteiten met klem om meer middelen beschikbaar te stellen voor de geestelijke gezondheidszorg en een oplossing te vinden voor het probleem van de tekortschietende algemene medische verzorging en behandeling van mensen met geestelijke handicaps in psychiatrische inrichtingen en rehabilitatiecentra; wenst dat bij behandeling van kinderen en volwassenen met handicaps in inrichtingen, hun rechten ten volle worden geëerbiedigd;

38.

betreurt het dat geen vorderingen zijn gemaakt met de wijziging van de wetgeving inzake de vakbondsrechten en roept het Turkse parlement op een nieuwe wet op de vakbonden goed te keuren die strookt met de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie; betreurt het dat de activiteiten van vakbonden, ondanks de versoepeling in 2004 van de bepalingen inzake de vorming en het lidmaatschap van vakbonden, aan beperkingen onderhevig blijven; verzoekt de Turkse autoriteiten om samen met de vakbonden een oplossing te vinden die ervoor zorgt dat op 1 mei, met eerbiediging van de vrijheid van vereniging, vreedzaam gedemonstreerd kan worden op het Taksim-plein in Istanbul;

39.

onderstreept eens te meer de noodzaak iets te doen aan het probleem van de verschillen in ontwikkeling tussen Turkse regio's en tussen het platteland en de stad, want dit probleem vormt een groot obstakel voor een welvarende Turkse maatschappij; betreurt dan ook dat tot dusverre door de Turkse regering geen globale strategie is voorgelegd om dit probleem aan te pakken en is teleurgesteld dat de Commissie geen informatie heeft verstrekt over de bijdrage van de EU aan deze strategische planning uit hoofde van het Instrument voor pretoetredingssteun, zoals door het Parlement was verzocht in zijn hogergenoemde resolutie van 21 mei 2008;

III.     Opbouwen van goede nabuurschaprelaties

40.

onderstreept de noodzaak van een allesomvattende regeling van de kwestie Cyprus op basis van de resoluties van de VN-veiligheidsraad en de beginselen waarop de Europese Unie is gefundeerd; verwelkomt de hernieuwde bereidheid van de twee leiders aan beide kanten om een oplossing te vinden door onderhandelingen en steunt de rechtstreekse onderhandelingen die plaatsvinden tussen de leiders van de twee gemeenschappen op Cyprus en zal elke overeenkomst tussen hen accepteren, mits deze strookt met de beginselen waarop de EU berust, met inbegrip van de vier fundamentele vrijheden, behoudens tijdelijke overgangsafwijkingen, en in een referendum is goedgekeurd; verzoekt Turkije een gunstig klimaat voor de onderhandelingen te scheppen door de Turkse strijdkrachten terug te trekken en de twee leiders toe te staan om vrij te onderhandelen over de toekomst van hun land;

41.

verzoekt Turkije om naleving van zijn uit het internationaal recht voortvloeiende verplichtingen, de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de uitspraak van het Europees Hof voor de mensenrechten naar aanleiding van de vierde klacht van Cyprus tegen Turkije over onderzoek naar het lot van vermisten; verzoekt de lidstaten van de EU Turkije tot passend optreden te bewegen, omdat het hierbij voornamelijk om een humanitaire kwestie gaat;

42.

pleit voor meer grensoverschrijdende samenwerking tussen lokale overheden, zakenlieden en andere lokale partners met de aangrenzende EU-lidstaten Griekenland en Bulgarije;

43.

begroet de contacten en samenwerking die er het laatste jaar zijn geweest tussen Turkse en Irakese autoriteiten, met inbegrip van de besprekingen die hebben plaatsgevonden tussen Turkije en de Koerdische regionale regering in Noord-Irak; moedigt deze autoriteiten aan om hun samenwerking te intensiveren om ervoor te zorgen dat terroristische aanvallen vanaf Irakees grondgebied onder Irakese verantwoordelijkheid worden voorkomen, om de stabiliteit te waarborgen en bij te dragen tot de economische ontwikkeling van het hele Turks-Irakese nabuurschapgebied; herinnert aan zijn eerdere oproepen tot de Turkse regering om bij operaties tegen terroristen de territoriale integriteit van Irak, de mensenrechten en de rechtsstaat te eerbiedigen en ervoor te zorgen dat er geen slachtoffers onder de burgerbevolking vallen;

44.

verwelkomt het bezoek van president Gül aan Armenië in september 2008 op uitnodiging van president Sarkisian en hoopt dat dit bezoek zal bijdragen tot het ontstaan van een gunstig klimaat voor een normalisering van de betrekkingen tussen beide landen; roept de Turkse regering op om haar grenzen met Armenië te heropenen en de economische en politieke betrekkingen met Armenië volledig te herstellen; roept de regeringen van Turkije en Armenië nogmaals op om een proces van verzoening ten aanzien van het heden en het verleden in te zetten, waarbij eerlijk en open gesproken kan worden over gebeurtenissen in het verleden; verzoekt de Commissie dit proces van verzoening te faciliteren;

45.

heeft waardering voor de voortgaande pogingen van de regeringen van Turkije en Griekenland om de bilaterale betrekkingen te verbeteren; herhaalt dat intrekking van de casus belli die in 1995 door de Turkse Grote Nationale Vergadering is afgekondigd, een belangrijke prikkel voor verdere verbetering van deze betrekkingen zou vormen; herinnert eraan dat Turkije zich heeft verplicht tot goede nabuurschapbetrekkingen en roept de Turkse regering op om zich serieus en intensief in te spannen om alle bestaande geschillen vreedzaam en overeenkomstig het Handvest van de VN, andere relevante internationale verdragen en bilaterale akkoorden en verplichtingen op te lossen;

IV.     Nauwere bilaterale samenwerking tussen de EU en Turkije

46.

verzoekt de Raad na te denken over verdere stappen in de richting van het openen van onderhandelingen over hoofdstukken ten aanzien waarvan Turkije volgens de beoordeling van de Commissie voldoet aan de voorwaarden voor het aangaan van onderhandelingen;

47.

erkent Turkije's ambitie om een Euraziatisch energieknooppunt te worden en de rol die het land kan spelen in het belang van een veilige Europese energievoorziening; prijst de vooruitgang die Turkije op energiegebied heeft geboekt; verwijst naar zijn hogergenoemde resolutie van 24 oktober 2007 waarin wordt aangedrongen op het openen van onderhandelingen over deze kwestie en betreurt het dat in de Raad geen overeenstemming ter zake is bereikt; moedigt Turkije aan om volwaardig lid te worden van de Europese Energiegemeenschap, teneinde de samenwerking tussen de EU en Turkije op energiegebied aan te halen, wat in het voordeel kan zijn van alle betrokken partijen; dringt er bij Turkije op aan alle steun te geven aan het Nabucco-pijplijnproject, dat Europese prioriteit heeft, en verwacht dat binnenkort tussen de regeringen een overeenkomst kan worden gesloten, zodat de pijplijn in gebruik genomen kan worden;

48.

neemt nota van de vooruitgang die is gemaakt op het terrein van migratie en asiel; betreurt evenwel dat Turkije de in december 2006 afgebroken onderhandelingen met de EU over een terugnameovereenkomst, de ondertekening waarvan een voorwaarde is voor een visumversoepelingsovereenkomst, nog steeds niet heeft hervat en roept de Turkse regering op om nauwer met de EU samen te werken bij het beheer van de migratie, onder meer door een goede tenuitvoerlegging van de bestaande bilaterale terugnameovereenkomsten en protocollen met de lidstaten; stelt vast dat geen ontwikkeling is te melden over afstemming op de EU-visalijsten; verzoekt de Commissie en de Turkse regering om onderhandelingen te openen over een visumversoepelingsovereenkomst; dringt er bij de lidstaten op aan de visumbeperkingen voor bona fide reizigers zoals studenten, academici en zakenlieden te versoepelen; dringt aan op de volstrekte eerbiediging van de mensenrechten van asielzoekers en vluchtelingen, met inbegrip van open en onbeperkte toegang van de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de VN tot alle detentiecentra;

49.

verwelkomt de start in september 2008 van een nieuwe generatie projecten die ten doel hebben de dialoog tussen het maatschappelijk middenveld in Turkije en in de EU te bevorderen; verzoekt de Commissie verslag te doen van de activiteiten die plaatsvinden in het kader van de dialoog tussen middenveldorganisaties van de EU en Turkije; verzoekt de Turkse regering nogmaals om het maatschappelijk middenveld nauwer bij het hervormingsproces te betrekken;

50.

stelt vast dat de Commissie slechts voor een aantal beleidsgebieden een effectbeoordeling wil verstrekken (5); verzoekt de Commissie met klem een bredere effectstudie te verrichten die aansluit bij de effectstudie van 2004, en deze studie onverwijld voor te leggen aan het Parlement;

51.

verzoekt de Turkse regering en gerechtelijke instanties om beter met EU-lidstaten en -instanties samen te werken in strafzaken waarin burgers en ingezetenen van de EU het slachtoffer zijn geworden van fraude, zoals in het geval van de zogenaamde „Groene Fondsen” (islamitische investeringsbank met hoofdkantoor in Turkije) en van „Deniz Feneri”, een liefdadigheidsinstelling uit Duitsland;

Samenwerking bij internationale en mondiale kwesties

52.

heeft waardering voor de inspanningen van Turkije om bij te dragen aan een oplossing voor veel van de crisisgebieden in de wereld, in het bijzonder in het Midden-Oosten en de zuidelijke Kaukasus, en ook ten aanzien van de betrekkingen tussen Afghanistan en Pakistan; is vooral ingenomen met Turkije's actieve en opbouwende inzet na het conflict tussen Rusland en Georgië, die ten doel had de vrede en stabiliteit in de zuidelijke Kaukasus te bevorderen, met name door zijn voorstel voor een stabiliteits- en samenwerkingsplatform voor de Kaukasus; verzoekt de Raad en de Commissie om nauwer met Turkije samen te werken en te zoeken naar synergieën in de benadering van deze regio's door de EU en Turkije;

53.

feliciteert Turkije met zijn verkiezing als lid van de VN-Veiligheidsraad en moedigt de Turkse regering aan om binnen de VN standpunten in te nemen die nauw aansluiten bij die van de EU;

54.

verwelkomt de ratificatie van het Kyoto-protocol door het Turkse parlement;

55.

verwelkomt de continue bijdrage van Turkije aan het Europese veiligheids- en defensiebeleid en aan operaties van de NAVO; betreurt evenwel dat de strategische samenwerking tussen de NAVO en de EU die verder gaat dan de „Berlijn-plus-regelingen” nog steeds geblokkeerd is als gevolg van Turkse bezwaren, wat negatieve gevolgen heeft voor de bescherming van de ingezette EU-manschappen, en verzoekt Turkije met klem deze bezwaren zo snel mogelijk opzij te zetten; verzoekt de Raad om Turkije als een van de grootste leveranciers van troepen te raadplegen bij de planning en besluitvorming in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid;

56.

verzoekt de Turkse regering om het Statuut van het Internationale Strafhof te ondertekenen en ter ratificatie voor te leggen en zo te zorgen voor een grotere Turkse bijdrage aan en betrokkenheid bij het wereldwijde multilaterale systeem;

*

* *

57.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de president van het Europese Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.


(1)  PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 284.

(2)  PB C 263 E van 16.10.2008, blz. 452.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0224.

(4)  PB L 51 van 26.2.2008, blz. 4.

(5)  Europese Commissie: Optreden naar aanleiding van niet-wetgevingsresoluties van het Parlement – mei II 2008.