11.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 218/15


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten

COM(2008) 311 final — 2008/0098 (COD)

2009/C 218/03

De Raad heeft op 1 juli 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 95 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 februari 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer GRASSO.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 februari 2009 gehouden 451e zitting (vergadering van 25 februari 2009) onderstaand advies uitgebracht, dat met 114 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC onderstreept het belang van een volledige doorvoering van het principe van vrij verkeer van goederen, zoals dat bij het Verdrag is vastgelegd en middels het in juli 2008 gelanceerde gemeenschappelijke kader en de daarop volgende sectorale wetgeving tot wasdom is gebracht. Daardoor kunnen producten die in één lidstaat in de handel zijn gebracht, probleemloos in de hele EU worden verkocht, terwijl tegelijkertijd de naleving van alle voorschriften op het gebied van veiligheid, volksgezondheid en milieu gedurende de hele levenscyclus van het product (dus van ontwerp tot afvalverwerking) wordt gewaarborgd.

1.2

Het is goed dat de Commissie met een voorstel komt voor een herziening van de voorschriften uit Richtlijn 89/106/EEG, zodat die aan de huidige eisen kunnen worden aangepast, de inhoud ervan kan worden bijgewerkt en er een eenduidige en heldere Europese wet- en regelgeving kan worden opgesteld.

1.3

De kwaliteit van het ecosysteem dient reeds vanaf de ontwerpfase een rol te spelen in de structurele en vormtechnische eisen die aan huizen en/of gebouwencomplexen worden gesteld. Dit betekent zuinig omspringen met natuurlijke hulpbronnen, meer rekening houden met het woongenot van de uiteindelijke bewoners en meer verantwoordelijkheid aan de dag leggen bij de omgang met procedures, methoden en technieken, zodat werknemers en eindgebruikers zich verzekerd weten van kwaliteit en veiligheid.

1.4

Door steun te verlenen aan normalisatie-instellingen en de voorschriften uit te breiden naar het terrein van veiligheid van werknemers, materiaalgebruik en afvalverwerking, moet het Europese normalisatiesysteem voor bouwmaterialen worden verbeterd.

1.5

Innovatieve bouwmaterialen hebben een enorm potentieel als het gaat om het terugdringen van de negatieve effecten van de klimaatverandering en het verbeteren van het woongenot. Ingenieurs, bouwbedrijven en consumenten zouden daar dan ook steevast gebruik van moeten maken om zo een concrete en effectieve bijdrage te kunnen leveren aan energiebesparing en de bescherming van het milieu.

1.6

Het EESC is van mening dat het vrije verkeer van goederen de drijvende kracht dient te zijn achter het concurrentievermogen en de economische en sociale ontwikkeling van de Europese interne markt en dat de verbetering en modernisering van de voorwaarden voor het in de handel brengen van gezonde en veilige producten een kwaliteitsgarantie is voor de bouwsector en de Europese burgers.

1.7

De productie en verkoop van bouwmaterialen op de interne markt van de EER vraagt om een geharmoniseerde Europese wet- en regelgeving.

1.8

Het is buitengewoon belangrijk dat de geloofwaardigheid van de CE-markering wordt hersteld en dat de kwaliteit van het systeem voor accreditatie van aangemelde instanties wordt verbeterd. Er moet een juridisch kader worden ontwikkeld dat zorgt voor consistentie, vergelijkbaarheid en coördinatie van het decentrale systeem, voor een doeltreffend en efficiënt markttoezicht en voor vereenvoudigde en eenduidige definities en procedures.

1.9

Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor communautaire voorlichtingsprogramma's en educatie (meer in het bijzonder voor de vorming van cursusleiders) voor alle publieke en particuliere actoren. Een speciaal programma zou daarbij moeten zorgen voor ondersteuning en toezicht.

1.10

Het EESC ziet veel heil in de voorgestelde regels voor vereenvoudiging van de procedures, waardoor met name het MKB en micro-ondernemingen gemakkelijker toegang krijgen tot het CE-markeringsysteem en problemen, dankzij de aansluiting van de nationale productcontactpunten op Solvit (1), sneller worden opgelost.

1.11

Het is belangrijk dat de nieuwe voorschriften en technische bijlagen vergezeld gaan van technische richtsnoeren voor de ontwikkeling van basisvoorwaarden voor werkzaamheden waarbij milieuvriendelijke primaire en secundaire grondstoffen en innovatieve producten worden gebruikt.

1.12

Het EESC acht het noodzakelijk dat het Europese waarschuwingssysteem voor snelle informatie-uitwisseling (RAPEX) ook wordt ingezet voor de bouwmaterialenbranche en dat overtredingen en fraude in het Publicatieblad van de EU en op een Europese portaalsite voor bouwmaterialen worden vermeld.

1.13

Voor een volledige en doeltreffende toepassing van de verordening zijn de voorgestelde termijnen te kort, want er moet ook tijd zijn voor cursussen en voorlichting, zodat de veranderingen kunnen bezinken.

1.14

Tot slot zou de Commissie om de twee jaar verslag moeten uitbrengen aan het Europees Parlement, de Raad en het EESC over de tenuitvoerlegging van de verordening en daarbij een apart hoofdstuk moeten wijden aan de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften met betrekking tot bouwmaterialen en de daarbij geconstateerde fraude.

2.   Inleiding

2.1   Met meer dan 65 000 ondernemingen (waarvan 92 % als MKB- of micro-onderneming moet worden aangemerkt) is de Europese markt voor bouwmaterialen goed voor circa 10 % van het communautaire BBP en circa 7 % van de werkgelegenheid in de EU.

2.2   Een aanzienlijk aantal bouwmaterialen – afhankelijk van de branche 15 tot 25 % van de totale sector – is bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, binnen de Europese Economische Ruimte.

2.3   Bouwmaterialen mogen alleen voor het beoogde gebruik in de EER (2) op de markt worden gebracht. Gedurende de hele levenscyclus van het object waarin ze worden verwerkt, dienen dergelijke materialen te beantwoorden aan de gestelde kwaliteitseisen op het gebied van mechanische weerstand en stabiliteit, brandveiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu, gebruiksveiligheid, geluidsisolatie, energiebesparing en thermische isolatie.

2.3.1   Dit betekent dat er voldoende rekening moet worden gehouden met de compatibiliteit en duurzaamheid van bouwmaterialen, zeker als er sprake is van grote investeringen in energie-efficiëntere nieuwbouw.

2.4   Het EESC vindt dat „het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de EU en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd” (3).

2.5   Momenteel geldt de CE-markering voor meer dan 300 categorieën bouwmaterialen en heeft het CEN sinds 2000 ruim 380 geharmoniseerde normen vastgesteld (4). In dezelfde periode zijn er meer dan 1 100 technische goedkeuringen verleend voor specifieke producten, waardoor die in aanmerking kunnen komen voor de CE-markering en de geharmoniseerde normen overbodig worden.

2.6   Een concrete en doeltreffende bijdrage aan energiebesparing en een schoner milieu is pas echt mogelijk als projectontwikkelaars en gebruikers inzien wat er met innovatieve bouwmaterialen zoal kan worden gedaan aan de vermindering van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, de verbetering van de energie-efficiëntie en de verhoging van het woongenot (5).

2.7   Het is van groot belang dat producenten hun productieprocessen tijdig aan de nieuwe regels aanpassen. Het zal de relatie tussen producenten, klanten en overheden en ook de kwaliteit van gebouwen ten goede kunnen komen als er een verplichte gemeenschappelijke terminologie wordt ingevoerd voor de toetsing van bouwmaterialen aan de vermindering van CO2-uitstoot tijdens het productieproces en de gezondheidseffecten van het binnenmilieu van gebouwen.

2.8   Een goede en eenvoudige wet- en regelgeving is essentieel voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor de economische groei en werkgelegenheid. Vereenvoudiging is eigenlijk de enige manier om innovaties ruim baan te geven, om de regeldruk en de omvang van het acquis communautaire te verminderen en om de weg vrij te maken naar soepelere regels en voorschriften.

2.9   Tot de naleving van de voorgeschreven eisen en kenmerken van een product behoort ook dat van tevoren kan of zelfs moet worden vastgesteld wat de kosten zijn van planning en tenuitvoerlegging van projecten en vooral van beheer en onderhoud van gebouwen.

2.10   Het EESC beklemtoont eens te meer „dat beter wetgeven en uitvoering en handhaving nauw met elkaar verbonden zijn: een goede wet is een wet die uitvoerbaar is en gehandhaafd wordt”. De daarmee gepaard gaande problemen hebben te maken „met de verschillen in cultuur en verantwoordelijkheid en de verschillende mate van betrokkenheid bij de effectieve implementatie van wetgeving in de hele EU” (6).

2.11   Het EESC staat dan ook geheel achter het besluit om de Bouwproductenrichtlijn door een verordening te vervangen, omdat daarmee verschillen in de interpretatie en tenuitvoerlegging worden vermeden, de lasten worden verminderd en het toepassingskader wordt vereenvoudigd.

2.12   Het EESC benadrukt opnieuw „dat het vrije verkeer van goederen van essentieel belang is voor het concurrentievermogen en de sociaaleconomische ontwikkeling van de EU en dat consumenten, burgers en bedrijven er alle belang bij hebben dat de voorwaarden voor het in de handel brengen van veilige kwaliteitsproducten worden aangescherpt en gemoderniseerd en dat de communautaire voorschriften inzake voedselveiligheid actief en op uniforme wijze worden toegepast door middel van coördinatie en intensief markttoezicht” (7).

3.   Het voorstel van de Commissie

3.1

De voorgestelde verordening moet ervoor zorgen dat er overal op de interne markt van de EER betrouwbare en heldere informatie wordt gegeven over de prestaties van bouwmaterialen dankzij:

de invoering van een gemeenschappelijke terminologie;

heldere doelstellingen, concepten en regels voor de vaststelling van de verplichtingen van alle betrokken economische actoren;

de invoering van een uitsluitend door de fabrikant of de importeur op te stellen prestatieverklaring voor producten waarvoor een CE-markering is aangevraagd;

verbetering van de geloofwaardigheid van de voorschriften, ook inzake de aanwijzing van technische beoordelingsinstanties;

vereenvoudiging van de procedures en vermindering van de regeldruk voor ondernemingen;

strengere criteria voor aangemelde instanties (iets waarop een door de lidstaten aan te wijzen aanmeldende autoriteit zal moeten toezien);

verscherping van het markttoezicht door de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten.

4.   Algemene opmerkingen

4.1

Het EESC steunt het voorstel voor een (inhoudelijke) aanpassing van de communautaire voorschriften in kwestie en de invoering van een betrouwbare, eenduidige, heldere, transparante en evenwichtige Europese wet- en regelgeving voor alle publieke en particuliere actoren op de interne markt. Die wet- en regelgeving zou vergezeld moeten gaan van een gemeenschappelijke terminologie, geharmoniseerde technische specificaties (geharmoniseerde Europese normen en Europese beoordelingsdocumenten) en basisvereisten voor bouwprojecten. Bovendien zou daarin volledig rekening moeten worden gehouden met bepalingen inzake duurzame ontwikkeling, volksgezondheid en een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en zouden de procedures voor het MKB moeten worden vereenvoudigd.

4.2

De Commissie typeert de bouwnijverheid als een toonaangevende sector op de Europese markt, die echter gekenmerkt wordt door „een ontoereikende coördinatie van voorschriften”, en dat „niet alleen op EU-niveau”. Dit „leidt samen met de overwegend plaatselijke structuur van het bouwbedrijf tot aanzienlijke administratieve lasten en tot een sterke versnippering van de duurzame bouwmarkt” (8).

4.3

Voor de herziening van de Bouwproductenrichtlijn en de verandering daarvan in een verordening zijn vooral de volgende aspecten van essentieel belang:

transparantie, vereenvoudiging, betrouwbaarheid, juridische en technische zekerheid, consistentie in de gehanteerde definities en duidelijkheid voor de doelgroepen in de Unie, d.w.z. tussen- en eindgebruikers van bouwmaterialen, afnemers en leveranciers, ingenieurs, architecten en projectontwikkelaars, publieke en particuliere contractanten en overheidsdiensten;

een gemeenschappelijke, toegankelijke, heldere en gebruiksvriendelijke terminologie (op basis van geharmoniseerde voorschriften en Europese technische beoordelingen) voor de betrokken actoren in de sector, maar ook voor de gewone burger met zijn of haar wooneisen op het gebied van gezondheid en hygiëne, energie-efficiëntie, milieu, welzijn en veiligheid;

aansluiting op andere doelstellingen en beleidsmaatregelen van de Unie en meer in het bijzonder op het algemene voorzorgsbeginsel dat bij het Verdrag, bij verschillende internationale akkoorden en bij het WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) is vastgelegd en waarop men zich kan beroepen als de mogelijk schadelijke gevolgen van een verschijnsel, product of proces, met name in relatie tot de Europese verordening voor chemische stoffen (REACH) (9), de algemene veiligheid van in de handel gebrachte producten (10) en de productaansprakelijkheid, wetenschappelijk en objectief zijn vastgesteld. Hierdoor geniet de consument een hoge mate van bescherming tegen schade aan diens gezondheid en/of goederen als gevolg van een gebrekkig product (11);

voorlichting, informatie en scholing over de rechten en plichten van alle betrokken actoren in de Unie en de concrete aanwijzing van productcontactpunten, waar gebruik zou moeten worden gemaakt van de Solvit-methodiek om geschillen te beslechten en om het bedrijfsleven (met name het MKB) en tussen- en eindgebruikers in staat te stellen buitengerechtelijke stappen te nemen;

vermindering van de regeldruk en de daarmee gepaard gaande lasten voor met name kleine en zwakke afnemers, zoals tussen- en eindgebruikers, het MKB en individuele burgers. Voorschriften voor economische actoren moeten namelijk gerechtvaardigd en redelijk zijn en mogen geen kostbare administratieve rompslomp met zich meebrengen;

ontwikkeling en verspreiding van een cultuur van duurzaam, gezond en veilig bouwen, waarin projectonderzoek, herziening van bouwmethoden, nieuwe structurele oplossingen en de productie, de lancering en het gebruik van betere materialen in het bouwproces worden gekoppeld aan een gevoel van verantwoordelijkheid dat bij alle betrokkenen leeft en reeds op school, maar ook in het technisch onderwijs en op universiteiten wordt bijgebracht;

steun aan de Europese normalisatie-instellingen in de vorm van heldere, transparante en volledig uitgevoerde mandaten en een vertegenwoordiging die wordt uitgebreid tot alle betrokken partijen, zodat de ontwikkeling van technische voorschriften voor bouwmaterialen op een efficiëntere manier verloopt;

verscherping van het markttoezicht dankzij verbetering van (de coördinatie tussen) de nationale systemen, gerichte inzet van het RAPEX-systeem (12) in de bouwmaterialenbranche, openbaarmaking van overtredingen en fraude (met naam en toenaam van de betrokken bedrijven) op een Europees webportaal voor bouwmaterialen en in het Publicatieblad van de EU, en een speciaal hoofdstuk over dit vraagstuk in het tweejarige rapport over de tenuitvoerlegging van de nieuwe verordening dat aan het Europees Parlement, de Raad en het EESC zal worden voorgelegd.

4.4

Het EESC is het ermee eens dat het systeem voor accreditatie van aangemelde instanties moet worden verbeterd en dat er, overeenkomstig de algemene wet- en regelgeving op dit terrein zoals die bij Besluit 786/2008/EG en Verordening (EG) 765/2008 van 9 juli 2008 is vastgelegd, strengere criteria moeten worden gehanteerd voor de aanwijzing en het beheer van dergelijke instanties en het toezicht daarop.

4.5

Nu de globalisering steeds meer veld wint, moet het markttoezichtsysteem voorzien in een gemeenschappelijk juridisch kader, zodat de wet- en regelgeving overal in Unie goed kan worden toegepast. De lidstaten moeten daarvoor voldoende middelen uittrekken. In ieder geval moet expliciet worden vastgelegd dat de lidstaten een laagdrempelige instantie in het leven dienen te roepen waar de burgers terecht kunnen met hun klachten.

4.6

De verschillende betrokken partijen dienen elk precies te weten wat hun verantwoordelijkheden zijn, zodat bouwmaterialen gedurende de hele levenscyclus altijd en overal traceerbaar zijn in geval van problemen met de veiligheid, de gezondheid van vooral eindgebruikers en werknemers in de bouw, of de bescherming van het woon- en leefmilieu.

4.7

Het vertrouwen in conformiteitsmarkeringen moet worden hersteld. De CE-markering moet haar intrinsieke waarde terugkrijgen en er moeten meer mogelijkheden komen om overtredingen op dit terrein aan te pakken en om de wettelijke bescherming van de markering te waarborgen. Het EESC vreest dat de nieuwe regeling voor de CE-markering het bedrijfsleven op kosten zal jagen en overheidsdiensten zal dwingen tot hoge aanloopinvesteringen in infrastructuur voor normalisatie en toezicht, waarmee de kwaliteit van aangemelde instanties naar een hoger plan moet worden getild.

4.8

Het Europese normalisatiesysteem voor bouwmaterialen dient te worden gekoppeld aan meer ondersteunende maatregelen voor de ontwikkeling en naleving van internationale normen, zodat markten wereldwijd toegankelijker worden en de handel in bouwmaterialen ook een mondiale dimensie krijgt.

4.9

De Commissie zou voor de toepassing van de verordening een langere termijn moeten hanteren, aangezien er een brede en diepgaande voorlichtingscampagne moet worden opgezet en er als gevolg van de verandering van de Bouwproductenrichtlijn in een Bouwproductenverordening ook tijd nodig is voor de aanpassing van methoden, procedures en handelwijzen.

4.10

Er moeten voldoende financiële middelen worden uitgetrokken voor communautaire opleidings- en voorlichtingsprogramma's, voor begeleiding van alle betrokken partijen (publiek en particulier), en voor toezicht op de toepassing van de verordening.

4.11

Het is belangrijk dat de nieuwe voorschriften en technische bijlagen vergezeld gaan van technische richtsnoeren voor de ontwikkeling van basisvoorwaarden voor bouwprojecten („basic works requirements”), zodat:

ook in de toekomst sturing kan worden gegeven aan de ontwikkeling van normen voor met name het gebruik van milieuvriendelijke primaire en secundaire grondstoffen;

er meer speelruimte ontstaat voor o.a. de procedurele termijnen, dankzij de Europese technische beoordeling van innovatieve producten en de inbreng van de diverse nog aan te wijzen instanties en organisaties die in het voorstel worden genoemd.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1   Aan het voorstel zouden twee extra hoofdstukken moeten worden toegevoegd:

een hoofdstuk over informatie, voorlichting en scholing over de ontwikkeling en verspreiding van een cultuur van duurzaam bouwen;

een hoofdstuk over energiebesparing, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en gezondheid, hygiëne en veiligheid gedurende de hele levenscyclus van het product (van ontwerp tot sloop); de belangrijkste vereisten op dit punt worden nu in bijlage 1 genoemd, maar zouden in de eigenlijke tekst van de verordening moeten worden opgenomen.

5.1.1   Naleving van de gezondheids- en hygiënevoorschriften is vooral belangrijk met het oog op het gevaar van radioactieve (13) en/of andere giftige stoffen in gerecyclede materialen. Het gebruik daarvan in huizen of gebouwencomplexen kan ernstige en blijvende schade toebrengen aan de gezondheid van bewoners en andere personen die daar lange tijd aan worden blootgesteld.

5.2   Wat de definities (art. 2) betreft, hecht het EESC bijzonder veel waarde aan hetgeen de Commissie voorstelt voor het begrip „in de handel brengen” (14) (waarover het zich al eens heeft kunnen uitspreken (15), aangezien daarmee wordt voorkomen dat andere reeds goedgekeurde juridische kaders worden doorkruist, terwijl tegelijkertijd aanvullende definities worden gegeven voor „niet in serie gemaakte producten” (met name van belang voor het MKB), complexe geprefabriceerde of vooraf samengevoegde productpakketten en innovatieve producten. Daarentegen zou de definitie inzake de geharmoniseerde technische specificaties moeten verwijzen naar Europese technische beoordelingen (16) in plaats van naar Europese beoordelingsdocumenten.

5.3   Voor producten die op de markt komen en op grond van hun eigenschappen en de daarvoor geldende voorschriften voldoen aan de basisvoorwaarden voor bouwprojecten, zou er verplicht een volledige prestatieverklaring moeten worden opgesteld, die zich niet beperkt tot de nationale normen. Daarvoor zou o.a. gebruik kunnen worden gemaakt van geautomatiseerde systemen of klantvriendelijke en laagdrempelige websites.

5.3.1   Het EESC is van mening dat er ook een prestatieverklaring moet worden afgegeven als er voor het product een geharmoniseerde norm bestaat of als daarvoor een Europees technisch beoordelingsdocument is opgesteld (17).

5.4   De doelstellingen van de geharmoniseerde normen, zoals die door CEN in opdracht van de Commissie zijn vastgesteld, dienen expliciet en duidelijk te worden vastgelegd met vermelding van de voorziene gebruiksmogelijkheden van het product of de productcategorie in kwestie. De geharmoniseerde normen dienen geheel en al aan de instructies te beantwoorden.

5.5   Het EESC ziet veel heil in de voorgestelde regels voor vereenvoudiging van de procedures, waardoor met name het MKB en micro-ondernemingen gemakkelijker toegang krijgen tot het CE-markeringsysteem. Dergelijke procedures moeten wel voorzien in een vergelijkbaar niveau van bescherming van het milieu en van de gezondheid en veiligheid van consumenten.

5.6   Het EESC onderstreept het belang van de bepalingen uit art. 46, met name wat betreft de gezondheids- en veiligheidsrisico's voor werknemers in de bouw. De producten in kwestie dienen gedurende hun hele levenscyclus te worden beoordeeld op grond van de in het voorstel genoemde eisen om te voorkomen dat de sector wordt geconfronteerd met ongevallen als gevolg van al dan niet verkeerd gebruik van (ondeugdelijk) materiaal.

5.7   Er zou nog eens goed moeten worden gekeken naar de in de overgangsbepalingen (art. 53) voorgestelde termijn van 1 juli 2011 voor de toepassing van de Bouwproductenrichtlijn in een Bouwproductenverordening. Het EESC pleit voor een langere overgangsperiode, omdat er op het gebied van voorlichting en scholing nog het nodige moet worden gedaan, er een hele gedragsverandering moet worden doorgevoerd en er ook voldoende tijd moet zijn voor aanpassingen aan de voorgestelde procedurele en methodologische veranderingen.

5.8   Wat de in art. 51 genoemde technische aanpassingen betreft, blijft het EESC bij zijn mening (18) dat „de comitéprocedures voor de inwoners van de EU en met name voor de directe betrokkenen zo transparant en begrijpelijk mogelijk moeten zijn”.

Brussel, 25 februari 2009.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Zie http://ec.europa.eu/solvit

(2)  EER = Europese Economische Ruimte.

(3)  PB C 120 van 16 mei 2008.

(4)  CEN: http://nan.brrc.be/docs_public/other/cpd_standards_20080730.pdf en PB C 304 van 13 december 2006.

(5)  PB C 162 van 25 juni 2008.

(6)  PB C 24 van 31 januari 2006.

(7)  Ibidem voetnoot 3.

(8)  Mededeling van de Commissie over „Een Europees initiatief voor leidende markten” ([COM(2007) 860 final]), van 21 december 2007, blz. 5.

(9)  Zie Verordening (EG) nr. 1907/2006 van 18 december 2006.

(10)  Richtlijn 2001/95/EEG van 3 december 2001 over algemene productveiligheid.

(11)  Richtlijn 85/374/EEG van 25 juli 1985 betreffende productaansprakelijkheid.

(12)  RAPEX = Rapid Alert System for Non-Food Products.

(13)  PB C 241 van 7 oktober 2002.

(14)  Besluit nr. 768/2008/EG van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten; Verordening (EG) 765/2008 van 9 juli 2008 inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten.

(15)  PB C 120 van 16 mei 2008.

(16)  ETA (European Technical Assessment).

(17)  De tekst van artikel 4, lid 1, sub b moet dus tot aan het van het lid worden geschrapt.

(18)  Zie PB C 224 van 30 augustus 2008.