52008PC0213




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 23.4.2008

COM(2008)213 definitief

2008/0082 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft [SEC(2008)491][SEC(2008)492]

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het voornaamste doel van dit voorstel is de richtlijn betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (hierna "de Finaliteitsrichtlijn" genoemd) en de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten te doen aansluiten bij de meest recente ontwikkelingen die op de markten en in het toezicht- en regelgevingskader hebben plaatsgevonden. Dit gebeurt in de eerste plaats door de bescherming van de Finaliteitsrichtlijn uit te breiden tot nachtelijke afwikkeling en afwikkeling tussen gekoppelde systemen, aangezien het overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten[1] (hierna "de MiFID" genoemd) en de Europese Gedragscode voor clearing en afwikkeling (hierna "de Gedragscode" genoemd) de bedoeling is dat systemen door een toenemende onderlinge koppeling en interoperabiliteit worden gekenmerkt. In de tweede plaats gebeurt dit door de reikwijdte van de door beide genoemde richtlijnen geboden bescherming uit te breiden tot nieuwe categorieën activa (namelijk kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van centrale banken) teneinde het gebruik daarvan in de gehele Gemeenschap te vergemakkelijken. Ten slotte wordt met dit voorstel beoogd een aantal vereenvoudigingen en verduidelijkingen in de Finaliteitsrichtlijn en de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten aan te brengen teneinde de toepassing van deze beide richtlijnen te faciliteren.

De recente en nog steeds aanhoudende financiële onrust vormt een extra argument ten gunste van het voorstel, aangezien de oplossingen die erin worden aangereikt een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het versterken van de instrumenten ter beheersing van de instabiliteit en beroering op de financiële markten. Zo zou de totstandbrenging van een geharmoniseerd rechtskader voor het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen bij grensoverschrijdende transacties de marktliquiditeit mede in de hand werken. Deze is de afgelopen maanden immers onder sterke druk komen te staan. Bovendien is het garanderen van een goede werking van afwikkelingssystemen in snel veranderende markten onontbeerlijk om de stabiliteit van de financiële markten te waarborgen, zeker in tijden van marktonrust.

Algemene context

De afgelopen jaren zijn bepaalde nieuwe categorieën activa, zoals bankleningen of "kredietvorderingen", uitgegroeid tot een belangrijk instrument voor de alsmaar toenemende zekerheidsstellingen op de financiële markten. In augustus 2004 heeft de Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank besloten dat kredietvorderingen met ingang van 1 januari 2007 als beleenbare activa voor krediettransacties van het Eurosysteem kunnen fungeren. In sommige lidstaten, met name Frankrijk, Duitsland, Spanje, Oostenrijk en Nederland, werden kredietvorderingen reeds als zekerheid geaccepteerd, zij het op grond van verschillende wettelijke regelingen. Om een gelijk speelveld tussen centrale banken tot stand te brengen en het grensoverschrijdende gebruik van zekerheden te bevorderen, dient het desbetreffende rechtskader[2] te worden geharmoniseerd.

Een andere belangrijke ontwikkeling op de financiële markten is het toenemende aantal koppelingen tussen systemen. Verwacht wordt dat deze trend zal aanhouden en mogelijk zelfs zal versnellen als gevolg van de invoering van de Gedragscode, die op 7 november 2006[3] door aanbieders van centrale marktinfrastructuurdiensten is aangenomen. Doel van de Gedragscode is de doeltreffendheid van de Europese clearing- en afwikkelingssystemen te vergroten door ervoor te zorgen dat de bij de artikelen 34 en 46 van de MiFID aan de gebruikers geboden keuzemogelijkheden een echte optie vormen in plaats van een louter theoretische mogelijkheid. De algemene beginselen die in hoofdstuk IV van de Gedragscode zijn neergelegd en de gedetailleerde voorschriften die in de in juni 2007 door de aanbieders van infrastructuurdiensten gepresenteerde Access and Interoperability Guideline [4] zijn vervat, stellen de gebruiker in staat zijn keuzerecht daadwerkelijk uit te oefenen door het makkelijker te maken voor systemen om koppelingen tot stand te brengen, d.w.z. toegang te verwerven tot en interoperabel te worden met systemen op buitenlandse markten. Teneinde te garanderen dat de doelstellingen van de Finaliteitsrichtlijn ook in deze nieuwe situatie worden verwezenlijkt, past het voorstel de Finaliteitsrichtlijn aan aan deze nieuwe marktconstellatie, die door een toegenomen aantal koppelingen wordt gekenmerkt.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De Finaliteitsrichtlijn en de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten zijn de voornaamste communautaire rechtsinstrumenten op het gebied van financiële zekerheden, clearing en afwikkeling. De voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met bepalingen in de MiFID en, tot op zekere hoogte, met specifieke bepalingen over solvabiliteitsratio's in de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG[5] betreffende de kapitaalvereisten. Ook sommige bepalingen van Richtlijn 2001/24/EG[6] betreffende de sanering en liquidatie van kredietinstellingen en Verordening (EG) nr. 1346/2000[7] betreffende insolventieprocedures zijn van invloed op financiëlezekerheidsovereenkomsten.

Er bestaat echter geen EU-breed kader voor de behandeling van rechten op effecten die bij een intermediair worden aangehouden. In het besef dat dit een mogelijk juridisch risico bij grensoverschrijdende transacties kan inhouden, heeft de Commissie in januari 2005 de Werkgroep Rechtszekerheid in het leven geroepen om advies uit te brengen over een passend rechtskader. Het eindverslag van de werkgroep wordt tegen eind 2008 verwacht en zal complementair zijn aan de Finaliteitsrichtlijn en de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, alsook aan de in dit voorstel geformuleerde wijzigingen. Op internationaal niveau is UNIDROIT – het Internationaal Instituut voor de eenmaking van het privaatrecht – voornemens in september 2008 een diplomatieke conferentie bijeen te roepen met de bedoeling tot een verdrag inzake materiële regels betreffende bij een intermediair aangehouden effecten te komen. De bepalingen in het ontwerpverdrag zijn te dele opgesteld naar het model van de Finaliteitsrichtlijn en de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten en zouden geen aanleiding mogen geven tot onverenigbaarheidsproblemen.

Voorts is het geenszins de bedoeling dat de bepalingen betreffende kredietvorderingen afbreuk doen aan de consumentenrechten, en met name de rechten uit hoofde van de onlangs aangenomen Richtlijn Consumentenkrediet […]. De werkingssfeer van het voorstel is immers beperkt tot kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van centrale banken, waardoor kredietvorderingen op individuele consumenten in beginsel van het toepassingsgebied van het voorstel zijn uitgesloten. Zo moeten debiteuren of garanten volgens de door het Eurosysteem gehanteerde criteria om aan zijn transacties te mogen deelnemen, ofwel tot de overheidssector behoren, ofwel niet-financiële of internationale/supranationale instellingen zijn. Bovendien zal vanaf 2012 voor alle binnenlandse transacties een minimumbedrag gelden van 500 000 EUR, terwijl het maximumbedrag voor consumentenkredietovereenkomsten naar verwachting zal worden vastgesteld tussen 50 000 en 100 000 EUR. Voor de weinige gevallen waarin het kredietvorderingen op consumenten zou kunnen betreffen, hetgeen momenteel niet het geval lijkt te kunnen zijn wat het Eurosysteem betreft, is een specifieke bepaling toegevoegd die voorrang geeft aan de Richtlijn Consumentenkrediet.

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Raadpleging van belanghebbende partijen

Op basis van de antwoorden op een vragenlijst die tot de lidstaten was gericht, heeft de Commissie op 15 december 2005 haar evaluatieverslag over de toepassing en omzetting van de Finaliteitsrichtlijn[8] opgesteld. Volgens het verslag functioneert de Finaliteitsrichtlijn in het algemeen goed, maar zijn er een tiental kwesties betreffende de toepassing en omzetting van de richtlijn die nader onderzoek verdienen. Na ontvangst van de reacties van de lidstaten en de Europese Centrale Bank heeft de Commissie ook de financiële sector, de consumenten en andere belanghebbenden verzocht hun standpunt kenbaar te maken. Op 30 juni 2006 waren zeven nieuwe reacties binnengekomen.

Ter voorbereiding van haar evaluatieverslag over de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten van 20 december 2006[9] heeft de Commissie de lidstaten, de Europese Centrale Bank en de EER-landen begin 2006 verzocht te antwoorden op een vragenlijst over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Voor de particuliere sector werd een minder uitgebreide vragenlijst opgesteld. Naast de reacties van de lidstaten en de ECB heeft de Commissie 27 antwoorden ontvangen die rechtstreeks afkomstig waren van een breed spectrum van belangrijke spelers en organisaties die op de financiële markten opereren. In het verslag werd geconcludeerd dat ook deze richtlijn goed functioneert. Daarnaast werd voorgesteld de werkingssfeer ervan uit te breiden tot kredietvorderingen. Voor meer informatie over beide richtlijnen, de raadplegingen en de verslagen, zie de website van DG MARKT[10].

Beide verslagen zijn daarna in het Europees Comité voor het effectenbedrijf (ECEB) uitvoerig besproken met de lidstaten en de ECB, alsook met de sector en diverse groepen van belanghebbenden (bv. CESAME[11]). Tevens is een uit vertegenwoordigers van de ECB en de nationale centrale banken bestaande werkgroep ingesteld die zich specifiek zal buigen over eventuele wetswijzigingen in verband met kredietvorderingen.

EFFECTBEOORDELING

De Commissie heeft een effectbeoordeling[12] uitgevoerd van de diverse opties die voor het vergemakkelijken van het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen voorhanden zijn, teneinde de stabiliteit van de afwikkelingssystemen te waarborgen en de rechtszekerheid te verbeteren. Volgens haar is een wijziging van beide richtlijnen door middel van een andere richtlijn de meest logische en efficiëntste manier om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken.

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

Het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 1998/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten berust op dezelfde rechtsgrondslag als beide richtlijnen die worden gewijzigd, namelijk artikel 95 van het Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel

Volgens dit beginsel mag er alleen wetgevende actie op Gemeenschapsniveau worden ondernomen als de beoogde doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt. De Finaliteitsrichtlijn heeft al aangetoond hoe belangrijk het is dat het aan de betrokken systemen inherente systeemrisico wordt beperkt door middel van gemeenschappelijke regels.

Wat de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten betreft, zijn de voorgestelde wijzigingen niet van invloed op de beslissing van de lidstaten om al dan niet toe te staan dat kredietvorderingen als zekerheid worden gebruikt; deze beslissing wordt volledig aan de lidstaten overgelaten. Het enige wat het voorstel doet, is ervoor zorgen dat als zekerheid verschafte kredietvorderingen dezelfde bescherming genieten als andere categorieën financiële zekerheden. Door een geharmoniseerd samenstel van regels op als zekerheid gebruikte kredietvorderingen toe te passen, vergemakkelijkt het voorstel bovendien het gebruik van dergelijke vorderingen bij grensoverschrijdende transacties.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het strikt beperkt blijft tot de wijzigingen die nodig zijn om het grensoverschrijdende gebruik als zekerheid van kredietvorderingen, de interoperabiliteit van systemen en een aantal minieme vereenvoudigingsmaatregelen mogelijk te maken.

Vereenvoudiging en verduidelijking

Het voorstel brengt in beide richtlijnen een aantal nuttige vereenvoudigingen en verduidelijkingen aan. Zo wordt met het voorstel beoogd het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen te vergemakkelijken door een lichte regeling voor te stellen voor het aantonen van de verschaffing als zekerheid van kredietvorderingen in plaats van een langdurige (en dus dure) procedure waarbij de verschaffing als zekerheid voor elke afzonderlijke kredietvordering moet worden aangetoond. Het voorstel voorziet ook in de schrapping van de ongebruikte "op-out"-bepaling in de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (artikel 4, lid 3) en verwijdert de achterhaalde verwijzingen in beide richtlijnen. Wat de Finaliteitsrichtlijn betreft, zal de verduidelijking van de erin vervatte bepalingen de toepassing ervan vereenvoudigen. Zo verduidelijkt het voorstel de personele werkingssfeer van de Finaliteitsrichtlijn door in artikel 2 uitdrukkelijk de instellingen voor elektronisch geld op te nemen.

Keuze van instrumenten

Het voorgestelde instrument is een richtlijn omdat met de maatregel wordt beoogd twee bestaande richtlijnen te wijzigen. Alleen een richtlijn kan het gewenste wettelijke effect sorteren.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap en evenmin zijn er extra personele of administratieve middelen nodig.

NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL PER ARTIKEL

Dit wijzigingsvoorstel heeft in de eerste plaats betrekking op de verschaffing als zekerheid van kredietvorderingen. Ten tweede is het erop gericht de voordelen van de Finaliteitsrichtlijn uit te breiden tot systemen die in toenemende mate op grensoverschrijdende basis opereren, alsook een aantal technische wijzigingen aan te brengen.

Artikel 1: Wijzigingen in de Finaliteitsrichtlijn

Arti kel 1 van de Finaliteitsrichtlijn

In punt a) wordt "ecu" vervangen door "euro" en punt c) bevat thans een verwijzing naar de Europese Centrale Bank, zodat ook haar respectieve transacties worden bestreken.

Artikel 2 van de Finaliteitsrichtlijn

P unt b) bevat diverse verwijzingen naar Gemeenschapsrichtlijnen die achterhaald zijn en door andere richtlijnen zijn vervangen. De voor dit punt voorgestelde wijzigingen zijn hoofdzakelijk van redactionele aard, maar omvatten ook twee inhoudelijke wijzigingen.

Ten eerste wordt de positie van instellingen voor elektronisch geld verduidelijkt. Zoals in de evaluatie van de Commissie werd aangestipt, is in het verleden gebleken dat er geen eensgezindheid bestaat tussen de lidstaten over de vraag of instellingen voor elektronisch geld als kredietinstellingen moeten worden aangemerkt. Door in artikel 2, onder b), de verwijzing naar Richtlijn 77/780/EEG te vervangen door een verwijzing naar artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG – de geconsolideerde en herschikte richtlijn die in de plaats is gekomen van de richtlijn van 1977 – wordt thans duidelijk gemaakt dat instellingen voor elektronisch geld wel degelijk onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen.

Volgens de Gedragscode kunnen systemen op een aantal verschillende manieren aan elkaar worden gekoppeld. Drie daarvan zijn relevant voor de Finaliteitsrichtlijn: standaardtoegang, toegang op maat en interoperabiliteit. Systemen die door middel van toegang aan elkaar zijn gekoppeld, d.w.z. waarbij het ene systeem een deelnemer van het andere wordt, vallen niet onder de Finaliteitsrichtlijn omdat een "systeem" momenteel geen deelnemer kan zijn. Het feit dat toegang niet onder de Finaliteitsrichtlijn valt, zorgt voor problemen omdat de behoefte aan toegang wellicht steeds gebruikelijker zal worden, niet alleen als gevolg van de Gedragscode maar ook vanwege de MiFID. Punt f) wordt dan ook gewijzigd om het ook voor een systeem mogelijk te maken een deelnemer te worden.

In punt g) wordt het begrip "indirecte deelnemer" omschreven. De Finaliteitsrichtlijn biedt de lidstaten de gelegenheid de bescherming van de Finaliteitsrichtlijn tot indirecte deelnemers uit te breiden, d.w.z. een indirecte deelnemer als een deelnemer te beschouwen indien zij zulks uit het oogpunt van het systeemrisico gerechtvaardigd achten. Deze mogelijkheid geldt evenwel alleen voor kredietinstellingen die deelnemen aan betalingssystemen. Andere instellingen – zoals centrale tegenpartijen, afwikkelende instanties (met inbegrip van een instantie van een ander systeem) of clearing houses – mogen niet als deelnemers worden beschouwd. Bovendien geldt de mogelijkheid om een indirecte deelnemer als een deelnemer aan te merken niet voor afwikkelingssystemen. Aangezien er geen duidelijke reden is voor deze vorm van discriminatie, breidt het voorstel de definitie van indirecte deelnemer uit.

In punt h) wordt een louter technische aanpassing aangebracht: de verwijzing naar de Richtlijn Beleggingsdiensten wordt vervangen door een verwijzing naar de MiFID.

In punt m) met de definitie van "zakelijke zekerheden" wordt een uitdrukkelijke verwijzing opgenomen naar kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van het Eurosysteem teneinde alle eventuele onzekerheden of toepassingsverschillen in de lidstaten te voorkomen.

Om de Finaliteitsrichtlijn aan te passen aan de als gevolg van de MiFID en de Gedragscode te verwachten toename van het aantal koppelingen op basis van interoperabiliteit, of aan een multilateraal betalingssysteem zoals TARGET2, wordt een nieuw punt n) toegevoegd met een definitie van een interoperabel systeem om situaties te bestrijken waarin systemen (ongeacht of het om betalingssystemen, effectenafwikkelingssystemen, clearing houses dan wel centrale tegenpartijen gaat) door middel van interoperabiliteit zijn gekoppeld, teneinde clearing, afwikkeling en levering tegen betaling (delivery versus payment – DVP) tussen systemen onderling te vergemakkelijken.

Het nieuwe punt o) bevat een definitie van systeemexploitant om te verduidelijken wie het systeem beheert en wie dus de wettelijke verantwoordelijkheid draagt voor de werking ervan.

Artikel 3 van de Finaliteitsrichtlijn

Lid 1 wordt gewijzigd om alle onzekerheid omtrent de status van nachtelijke afwikkeling weg te nemen. Sinds de aanneming van de Finaliteitsrichtlijn hanteren immers steeds meer systemen werkdagen die onmiddellijk na het einde van de werkdag op T-1 aanvangen. Dergelijke systemen maken gebruik van nachtelijke afwikkeling, vooral met de bedoeling om bulk- en retailtransacties uit te voeren. Momenteel is echter niet zeker of de Finaliteitsrichtlijn nachtelijke afwikkeling volledig beschermt, aangezien alleen overboekingsopdrachten die op dezelfde kalenderdag ("de dag van opening van een insolventieprocedure") worden uitgevoerd, worden bestreken. Een strikte lezing van de Finaliteitsrichtlijn zou derhalve met zich brengen dat een overboekingsopdracht die op T-1 in het systeem is ingevoerd, alleen bescherming geniet als de batchverwerking vóór middernacht is voltooid, terwijl een soortgelijke opdracht die behoort tot een batch waarvan de verwerking tot na middernacht duurt, niet is beschermd. Aangezien daardoor een aanzienlijk aantal opdrachten buiten de werkingssfeer van de richtlijn zou vallen, wordt voorgesteld "dag" te vervangen door "werkdag, als omschreven in de regels van het systeem".

Voorts wordt een verwijzing naar de "systeemexploitant" toegevoegd om te verduidelijken wie op de hoogte moet zijn van de opening van insolventieprocedures (afwikkelende instantie, centrale tegenpartij of clearing house).

Om de Finaliteitsrichtlijn aan te passen aan de koppelingen op basis van interoperabiliteit waartoe de Gedragscode aanleiding kan geven, wordt met het nieuwe lid 4 beoogd duidelijkheid te scheppen over het tijdstip van invoering in geval van interoperabele systemen. Tenzij volkomen duidelijk is van welk systeem de regels van toepassing zijn, kan interoperabiliteit deelnemers aan een systeem of zelfs het systeem zelf immers blootstellen aan de overloopeffecten van een wanbetaling in een ander systeem waarmee het betrokken systeem interoperabel is. Onduidelijkheid over de vraag van welk systeem de regels van toepassing zijn, is een steeds groter wordend probleem naarmate alsmaar meer systemen onderlinge interoperabiliteit nastreven (onder impuls van de MiFID en de Gedragscode).

Artikel 5 van de Finaliteitsrichtlijn

Voorgesteld wordt om in het geval van interoperabele systemen net als bij het "tijdstip van invoering" duidelijk te maken dat de regels over het uiterste tijdstip van herroepbaarheid van het ene systeem onverlet worden gelaten door de regels van de andere systemen waarmee het betrokken systeem interoperabel is.

Artikel 9 van de Finaliteitsrichtlijn

Tal van systemen functioneren op basis van mechanismen van zekerheidsstelling waarbij deelnemers, veelal op geautomatiseerde basis, zekerheden verschaffen aan het systeem, of waarbij een pool van zekerheden wordt gevormd om afwikkeling in geval van wanbetaling te garanderen. Bij interoperabiliteit wordt een dergelijke zekerheidsstelling niet uitdrukkelijk beschermd door de Finaliteitsrichtlijn in haar huidige formulering. Daarom wordt voorgesteld in lid 1 een verwijzing naar "een systeem" toe te voegen.

Bovendien wordt het woord "toekomstige" – dat tweemaal voorkomt met betrekking tot de Europese Centrale Bank – geschrapt.

Artikel 10 van de Finaliteitsrichtlijn

Naar aanleiding van de gesuggereerde wijzigingen in artikel 2, onder o), en artikel 3, lid 1, wordt voorgesteld om de lidstaten ertoe te verplichten bij de aanmelding van systemen bij de Commissie ook opgave te doen van de respectieve systeemexploitanten. Deze verplichting zou gelden voor zowel bestaande als toekomstige systemen.

Artikel 2: Wijzigingen in de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten

Artikel 1 van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten "Voorwerp en werkingssfeer"

Artikel 1, lid 2, bevat diverse verwijzingen naar Gemeenschapsrichtlijnen die achterhaald zijn en door andere richtlijnen zijn vervangen. De voor dit lid voorgestelde wijzigingen zijn louter technische bijwerkingen.

Artikel 1, lid 4, onder a): De als zekerheid te verschaffen financiële activa zijn ofwel contanten, ofwel financiële instrumenten. Bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten hebben drie lidstaten – Tsjechië, Frankrijk en Zweden – specifieke categorieën vorderingen, zoals onder meer kredietvorderingen, opgenomen in de lijst van activa die in het kader van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten als zekerheid kunnen fungeren. Bij de onderhavige richtlijn wordt een derde categorie activa ingevoerd die in de gehele Gemeenschap als zekerheid kan fungeren, namelijk kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van centrale banken.

Lid 5: Om de verschaffing als zekerheid van kredietvorderingen te bewijzen, wordt een andere werkwijze voorgeschreven dan die welke bij contanten en financiële instrumenten moet worden gevolgd. De reeds bestaande bewijsmiddelen voor de verschaffing als zekerheid van giraal overdraagbare effecten of contanten voldoen immers niet voor kredietvorderingen. Gezien de nogal uiteenlopende praktijken en het belang dat de financiële markten hebben bij eenvoudige, vlot functionerende procedures, moet de opname in een lijst van vorderingen welke bij de zekerheidsnemer wordt ingediend, volstaan, zonder dat in detail wordt getreden over de mobilisatie of wijze van identificatie van de als zekerheid verschafte kredietvorderingen. Deze lijst kan schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze, zoals onder meer langs elektronische weg, worden ingediend, aangezien sommige nationale centrale banken van elektronische lijsten gebruikmaken.

Lid 6: Anders dan contanten of financiële instrumenten zijn kredietvorderingen niet fungibel. Dit heeft tot gevolg dat een zekerheidsnemer die zijn gebruiksrecht uitoefent, niet in staat is om de zekerheidsverschaffer na afloop van de transactie gelijkwaardige zekerheden te restitueren. Daarom is het aangewezen te verduidelijken dat het gebruiksrecht als vastgelegd in artikel 5 niet van toepassing is op kredietvorderingen.

Arti kel 2 van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten "Definities"

Artikel 2, lid 1, onder b): In de definitie van "financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht" zijn de woorden "of de volledige gerechtigdheid tot" gebruikt om een onderscheid te maken tussen de eigendom van contanten of financiële instrumenten enerzijds en de "gerechtigdheid" tot kredietvorderingen anderzijds.

Artikel 2, lid 1, onder o): definitie van kredietvorderingen

In artikel 2, lid 1, is een nieuw punt o) toegevoegd met een definitie van het begrip "kredietvorderingen". Er wordt een ruime definitie van kredietvorderingen voorgesteld, omdat dergelijke vorderingen uiteenlopende kenmerken kunnen hebben in de verschillende rechtsgebieden en op de verschillende markten in de EU.

Artikel 2, lid 2: In dit lid wordt verduidelijkt dat in het geval van kredietvorderingen niet alleen de vordering zelf, maar ook de mogelijkheid om tot nader order de opbrengsten daarvan te innen, geen afbreuk doen aan het feit dat de vordering als zekerheid is verschaft aan de zekerheidsnemer.

Arti kel 3 van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten "Te vervullen formaliteiten"

Eén van de belemmeringen voor een efficiënt gebruik als zekerheid van kredietvorderingen is het vereiste dat het bestaan, de geldigheid of de toelaatbaarheid als bewijs van de verschaffing van de vordering als financiële zekerheid uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst afhangt van het vervullen van een of andere formaliteit (zoals registratie of voorafgaande kennisgeving aan de debiteur van de als zekerheid verschafte kredietvordering). Diverse lidstaten (bv. Finland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en Slovenië) vereisen voorafgaande kennisgeving en andere (bv. Oostenrijk, België, Griekenland, Spanje en Slovenië) hebben een registratiesysteem. In nog andere lidstaten (bv. Frankrijk, Duitsland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk) bestaan deze formaliteiten niet.

Aan artikel 3, lid 1, is een nieuwe zin toegevoegd om te voorkomen dat de mobilisatie van een kredietvordering ongeldig kan worden verklaard op grond van het feit dat deze niet was geregistreerd of dat de debiteur niet in kennis was gesteld. Dit betekent daarom niet dat registratie of kennisgeving aan de debiteur moet worden verboden. Het is veeleer de bedoeling ongeldigverklaring op deze gronden te voorkomen. In sommige rechtsgebieden kan het voor andere doeleinden dan de geldigheid van een transactie aangewezen worden geacht om registratie- en kennisgevingsverplichtingen te handhaven (bijvoorbeeld derdenwerking).

In artikel 3, lid 3, worden twee andere kwesties aangepakt teneinde het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen te vergemakkelijken. De eerste kwestie houdt verband met de mogelijke uitoefening door de debiteur van het recht tot saldering van de als zekerheid verschafte kredietvordering. Deze mogelijkheid kan in sommige rechtsgebieden de positie van zekerheidsnemers in het gedrang brengen omdat de zekerheid als zodanig kan verdwijnen indien de debiteur overgaat tot de uitoefening van zijn recht tot saldering jegens de crediteuren van de kredietvordering en jegens personen aan wie de crediteuren de kredietvordering hebben overgedragen, in pand hebben gegeven of anderszins als zekerheid hebben verschaft. Daarom wordt bepaald dat debiteuren desgewenst bij overeenkomst op rechtsgeldige wijze afstand moeten kunnen doen van het recht tot saldering dat zij jegens dergelijke personen bezitten (en dat deze toestemming voorrang dient te hebben op eventuele daarmee strijdige bepalingen van het nationale recht).

De tweede kwestie betreft het bankgeheim. In sommige rechtsgebieden kan het feit dat de oorspronkelijke crediteurbank aan de zekerheidsnemer gegevens over de debiteur en over de kredietvordering verstrekt, in strijd zijn met het bankgeheim. Dit kan tot gevolg hebben dat beide tegenpartijen weigerachtig staan tegenover het verschaffen als zekerheid van kredietvorderingen of dat zekerheidsnemers niet in staat zijn voldoende informatie over de kredietvordering of de debiteur te verkrijgen. Ook in dat geval moeten debiteurs met het oog op de mobilisatie van de kredietvordering in staat worden gesteld bij overeenkomst op rechtsgeldige wijze afstand te doen van hun met het bankgeheim verband houdende rechten jegens de crediteur.

Bovenbedoelde bepalingen mogen op generlei wijze afbreuk doen aan de rechten van individuele consumenten zoals deze in het voorstel voor een richtlijn inzake consumentenkrediet zijn neergelegd. Ter wille van de bescherming van de consument is daarin bepaald dat indien de rechten van een kredietgever aan een derde worden overgedragen, de consument jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking. Daarnaast moet de consument worden geïnformeerd over de overdracht, behalve indien de oorspronkelijke kredietgever tegenover de consument het krediet verder beheert. De consument mag geen afstand doen van de rechten die hem krachtens de voorgestelde richtlijn worden toegekend. Om dit niveau van consumentenbescherming ook te handhaven in gevallen waarin kredietovereenkomsten als zekerheid in aanmerking komen, laten bovenbedoelde bepalingen de toekomstige Richtlijn Consumentenkrediet onverlet.

Arti kel 4 van de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten "Afdwingbaarheid van een financiëlezekerheidsovereenkomst"

Artikel 4, lid 3 "toeëigening": Deze bepaling bood sommige lidstaten de mogelijkheid geen toeëigening door de zekerheidsnemer toe te staan. Toeëigening betekent in wezen dat de zekerheidsnemer – onder bepaalde voorwaarden – bij het plaatsvinden van een afdwingingsgrond de activa als zijn eigendom mag behouden in plaats van deze te verkopen. Geen enkele lidstaat heeft echter van deze mogelijkheid gebruikgemaakt. Alle lidstaten staan thans derhalve toeëigening door de zekerheidsnemer toe wanneer een afdwingingsgrond plaatsvindt. Artikel 4, lid 3, is bijgevolg achterhaald. Ter vereenvoudiging is het dan ook geschrapt.

2008/0082 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie[13],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[14],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[15],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[16],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen[17] voorzag in een regeling die het definitieve karakter van overboekingsopdrachten en verrekening, alsook de afdwingbaarheid van zakelijke zekerheden garandeerde jegens zowel binnenlandse als buitenlandse deelnemers.

2. In het evaluatieverslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de Finaliteitsrichtlijn 98/26/EG[18] werd tot de conclusie gekomen dat Richtlijn 98/26/EG in het algemeen goed functioneert. Voorts werd erop gewezen dat er wellicht enkele belangrijke veranderingen op het gebied van betalings- en effectenafwikkelingssystemen voor de deur stonden. Tevens werd geconcludeerd dat Richtlijn 98/26/EG op enige punten diende te worden verduidelijkt en vereenvoudigd.

3. De voornaamste verandering die zich echter heeft voltrokken, is het toenemende aantal koppelingen tussen systemen. Ten tijde van de opstelling van Richtlijn 98/26/EG functioneerden systemen immers gewoonlijk vrijwel uitsluitend op nationale en zelfstandige basis. Deze verandering is een van de gevolgen van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad[19], alsook van de Europese Gedragscode voor clearing en afwikkeling[20] . Om op deze ontwikkelingen in te spelen, dienen het begrip "interoperabel systeem" en de verantwoordelijkheid van systeemexploitanten te worden verduidelijkt.

4. Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten[21] bracht een eenvormig communautair rechtskader voor het (grensoverschrijdende) gebruik van financiële zekerheden tot stand en voorzag aldus in de afschaffing van het merendeel van de formaliteiten welke gewoonlijk aan zekerheidsovereenkomsten verbonden zijn.

5. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank heeft besloten dat kredietvorderingen met ingang van 1 januari 2007 als beleenbare activa voor krediettransacties van het Eurosysteem kunnen fungeren. Teneinde het economische effect van dit besluit te maximaliseren, heeft de Europese Centrale Bank aanbevolen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/47/EG tot dergelijke activa uit te breiden. In het evaluatieverslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten[22] is nader op deze kwestie ingegaan en werd het advies van de Europese Centrale Bank onderschreven. Het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen zal in een uitbreiding van de pool van beschikbare zekerheden resulteren, terwijl de harmonisatie van de wettelijke bepalingen in Richtlijn 2002/47/EG een verdere bijdrage zou moeten leveren tot de totstandbrenging van gelijke concurrentieverhoudingen tussen kredietinstellingen uit alle lidstaten. Het verder vergemakkelijken van het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen zou ook consumenten/debiteuren ten goede komen omdat zulks uiteindelijk tot scherpere concurrentie en een betere beschikbaarheid van kredieten zou kunnen leiden.

6. Om het gebruik als zekerheid van kredietvorderingen te faciliteren, is het van belang dat administratieve voorschriften die overdrachten van kredietvorderingen onmogelijk maken, zoals kennisgevings- en registratieverplichtingen, worden afgeschaft of verboden. Teneinde tevens te voorkomen dat de positie van zekerheidsnemers in het gedrang komt, zouden debiteuren in staat moeten zijn op rechtsgeldige wijze afstand te doen van hun jegens crediteuren geldende rechten tot saldering. Om dezelfde reden moet de debiteur ook de mogelijkheid worden geboden af te zien van de toepassing van de regels inzake het bankgeheim, omdat anders de mogelijkheid bestaat dat de zekerheidsnemer over onvoldoende informatie beschikt om de waarde van de onderliggende kredietvorderingen naar behoren te beoordelen. [Deze bepalingen dienen de Richtlijn Consumentenkrediet [……] onverlet te laten].

7. Aangezien de lidstaten geen gebruik hebben gemaakt van de bij artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2002/47/EG geboden mogelijkheid om het recht van toeëigening door de zekerheidsnemer niet te erkennen, dient genoemde bepaling te worden geschrapt.

8. De Richtlijnen 98/26/EG en 2002/47/EG dienen bijgevolg dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 98/26/EG

Richtlijn 98/26/EG wordt als volgt gewijzigd:

9. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

10. in punt a) wordt het woord "ecu" vervangen door het woord "euro";

11. in punt c) komt het tweede streepje als volgt te luiden:

"- transacties van de centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank in hun functie van centrale banken.";

12. artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

13. in punt b) komen het eerste en het tweede streepje als volgt te luiden:

"- een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[23], met inbegrip van de instellingen bedoeld in artikel 2 van die richtlijn, of

- een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG[24], met uitsluiting van de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 1, van die richtlijn, of";

14. in punt f) wordt

""deelnemer": een instelling, een centrale tegenpartij, een clearing house of een afwikkelende instantie."

vervangen door:

""deelnemer": een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearing house of een systeem.";

15. punt g) komt als volgt te luiden:

"g) "indirecte deelnemer": een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie of een clearing house die, dan wel een systeem dat contractueel verbonden is met een instelling die deelneemt in een systeem voor de uitvoering van overboekingsopdrachten, waardoor de indirecte deelnemer overboekingsopdrachten via het systeem kan doorgeven;";

16. punt h) komt als volgt te luiden:

"h) "effecten": alle instrumenten bedoeld in deel C van bijlage 1 bij Richtlijn 2004/39/EG;";

17. punt m) komt als volgt te luiden:

"m) "zakelijke zekerheden": alle realiseerbare activa (met inbegrip van geld dat in het kader van een pandgeving is verstrekt), inclusief kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van centrale banken, die in het kader van een pandgeving, retrocessie- of soortgelijke overeenkomst of anderszins zijn verstrekt tot zekerheid in verband met de rechten en verplichtingen die in verband met een systeem kunnen ontstaan, dan wel ten behoeve van de centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank;";

18. de volgende punten n) en o) worden toegevoegd:

"n) "interoperabel systeem": systeem dat met een of meerdere systemen een overeenkomst aangaat die resulteert in de vastlegging van wederzijdse oplossingen en niet louter in een verbinding met het bestaande standaarddienstenaanbod;

o) "systeemexploitant": entiteit belast met de dagelijkse werking van een systeem. Een systeemexploitant mag ook optreden als afwikkelende instantie, centrale tegenpartij of clearing house.";

19. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

20. lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Overboekingsopdrachten en verrekening zijn juridisch afdwingbaar en kunnen, zelfs in geval van een insolventieprocedure tegen een deelnemer of een interoperabel systeem, aan derden worden tegengeworpen, mits de overboekingsopdrachten vóór het tijdstip waarop een insolventieprocedure als omschreven in artikel 6, lid 1, is geopend, in een systeem zijn ingevoerd.

Indien bij wijze van uitzondering overboekingsopdrachten in het systeem worden ingevoerd nadat er een insolventieprocedure is geopend en worden uitgevoerd binnen de werkdag, als omschreven in de regels van het systeem, gedurende welke een dergelijke procedure wordt geopend, zijn deze uitsluitend juridisch afdwingbaar en kunnen deze slechts aan derden worden tegengeworpen als de systeemexploitant na het tijdstip van afwikkeling kan aantonen dat hij niet op de hoogte was of op de hoogte behoefde te zijn van de opening van een dergelijke procedure.";

21. het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. In geval van interoperabele systemen stelt elk systeem zijn eigen regels over het tijdstip van invoering in het systeem vast. De regels van de andere systemen waarmee het systeem interoperabel is, laten de regels over het tijdstip van invoering van het betrokken systeem onverlet.";

22. in artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In geval van interoperabele systemen stelt elk systeem zijn eigen regels over het uiterste tijdstip van herroepbaarheid in het systeem vast. De regels van de andere systemen waarmee het systeem interoperabel is, laten de regels over het uiterste tijdstip van herroepbaarheid van het betrokken systeem onverlet.";

23. artikel 9, lid 1, komt als volgt te luiden:

"1. De rechten van een systeem of van een deelnemer ten aanzien van zakelijke zekerheden die aan hem in verband met een systeem zijn gesteld, en de rechten van centrale banken van de lidstaten of van de Europese Centrale Bank ten aanzien van zakelijke zekerheden die hun gesteld zijn, worden niet aangetast door een insolventieprocedure tegen de deelnemer of de tegenpartij van centrale banken van de lidstaten of de Europese Centrale Bank, die de zakelijke zekerheden heeft gesteld. Ter voldoening van deze rechten mogen die zakelijke zekerheden worden uitgewonnen.";

24. artikel 10 komt als volgt te luiden:

"Artikel 10

De lidstaten bepalen welke systemen, en respectieve systeemexploitanten, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, melden deze bij de Commissie aan en delen de Commissie mee welke autoriteiten zij overeenkomstig artikel 6, lid 2, hebben aangewezen.

De systeemexploitant doet de lidstaat waarvan het recht van toepassing is mededeling van de deelnemers aan het systeem, eventuele indirecte deelneming daarbij inbegrepen, alsmede van iedere verandering in het deelnemersbestand.".

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 2002/47/EG

Richtlijn 2002/47/EG wordt als volgt gewijzigd:

25. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

26. lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

"b) een centrale bank, de Europese Centrale Bank, de Bank voor Internationale Betalingen, een multilaterale ontwikkelingsbank als bedoeld in deel 1, afdeling 4, van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[25], het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Investeringsbank;";

27. lid 2, onder c) i) tot en met iv), komt als volgt te luiden:

"i) een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de instellingen bedoeld in artikel 2 van die richtlijn;

ii) een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad[26];

iii) een financiële instelling als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/48/EG;

iv) een verzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad[27] en een levensverzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad[28];";

28. lid 4, onder a), komt als volgt te luiden:

"a) De als zekerheid verschafte financiële activa moeten bestaan uit contanten, financiële instrumenten of kredietvorderingen die beleenbaar zijn voor krediettransacties van centrale banken.";

29. in lid 5 wordt na de tweede alinea de volgende zin toegevoegd:

"Wat kredietvorderingen betreft, volstaat de opname in een lijst van vorderingen welke schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze, zoals onder meer langs elektronische weg, bij de zekerheidsnemer wordt ingediend om de mobilisatie en de identificatie van de als zekerheid verschafte vordering te bewijzen.";

30. het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

"6. Artikel 5 is niet van toepassing op kredietvorderingen.";

31. artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

32. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

(i) punt b) komt als volgt te luiden:

"b) "financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht": een overeenkomst, inclusief retrocessieovereenkomsten, op grond waarvan een zekerheidsverschaffer de volledige eigendom van of de volledige gerechtigdheid tot als zekerheid verschafte financiële activa overdraagt aan een zekerheidsnemer teneinde de nakoming van de betrokken financiële verplichtingen te waarborgen of anderszins af te dekken;";

(ii) het volgende punt o) wordt toegevoegd:

"o) "kredietvorderingen": geldvorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst waarbij een kredietinstelling, als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de instellingen bedoeld in artikel 2 van die richtlijn, krediet verleent in de vorm van een lening.";

33. lid 2, tweede zin, komt als volgt te luiden:

"Een eventueel recht op vervanging van de als zekerheid verschafte financiële activa of op restitutie van de overwaarde aan als zekerheid verschafte financiële activa ten gunste van de zekerheidsverschaffer of, in het geval van kredietvorderingen, op inning tot nader order van de opbrengsten van dergelijke vorderingen, doet geen afbreuk aan het feit dat de financiële activa als zekerheid zijn verschaft aan de zekerheidsnemer zoals bedoeld in deze richtlijn.";

34. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

35. aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer kredietvorderingen als financiële zekerheid worden verschaft, vereisen de lidstaten niet dat het bestaan, de geldigheid of de toelaatbaarheid als bewijs van de verschaffing ervan als financiële zekerheid uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst afhangt van het vervullen van enige formaliteit zoals registratie of kennisgeving aan de debiteur van de als zekerheid verschafte kredietvordering.";

36. het [de] volgende lid [leden] 3 [en 4] wordt [worden] toegevoegd:

"3. De lidstaten zorgen ervoor dat een debiteur van een kredietvordering schriftelijk of op een juridisch gelijkwaardige wijze rechtsgeldig afstand mag doen van:

i) de rechten tot saldering die hij bezit jegens de crediteur van de kredietvordering en jegens personen aan wie de crediteur de kredietvordering heeft overgedragen, in pand heeft gegeven of anderszins als zekerheid heeft verschaft; en

ii) zijn rechten die voortvloeien uit de regels inzake het bankgeheim die de crediteur van de kredietvordering anders zouden beletten of beperken in zijn mogelijkheid om informatie over de kredietvordering of de debiteur te verstrekken met het oog op het gebruik als zekerheid van de kredietvordering.

[4. De leden 1, 2 en 3 laten Richtlijn …/xxx/EG inzake consumentenkrediet onverlet.]";

37. artikel 4, lid 3, wordt geschrapt.

Artikel 3

Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 1 oktober 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 oktober 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter[pic][pic][pic]

[1] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[2] Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43, en Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

[3] De Gedragscode kan worden ingekeken op de website van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/internal_market/financial-markets/docs/code/code_en.pdf.

[4] De Guideline is gepubliceerd op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/internal_market/financial-markets/docs/code/guideline_en.pdf.

[5] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

[6] PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15.

[7] PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1.

[8] COM(2005) 657.

[9] COM(2006) 833.

[10] http://europa.eu.int/comm/internal_market/financial-markets.

[11] Clearing and Settlement Advisory and Monitoring Expert Group.

[12] Zie bijlage.

[13] PB C […] van […], blz. […].

[14] PB C […] van […], blz. […].

[15] PB C […] van […], blz. […].

[16] PB C […] van […], blz. […].

[17] PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

[18] COM(2005) 657 definitief/2 van 4.7.2006.

[19] PB L 149 van 30.10.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/44/EG (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1).

[20] "http://ec.europa.eu/internal_market/financial-markets/docs/code/code_en.pdf"

[21] PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43.

[22] COM(2006) 833 definitief van 20.12.2006.

[23] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

[24] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[25] PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

[26] PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

[27] PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

[28] PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.