24.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 171/14


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op sulfanilzuur van oorsprong uit India

(2007/C 171/11)

Na de bekendmaking van het bericht dat de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van sulfanilzuur van oorsprong uit India („het betrokken land”) op korte termijn zouden vervallen (1), heeft de Commissie op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn („de basisverordening”) (2) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek werd op 24 april 2007 ingediend door twee communautaire producenten: Sorochimie Chimie Fine en CUF, Quimicos Industriais, S.A. („de indieners van het verzoek”) die tezamen de totale communautaire productie van sulfanilzuur voor hun rekening nemen.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op sulfanilzuur van oorsprong uit India („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2921 42 10 (TARIC 2921421060). Deze GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

3.   Bestaande maatregelen

Momenteel geldt een definitief compenserend recht dat werd ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1338/2002 van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 123/2006 van de Raad (4).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

De indieners van het verzoek hebben bewijzen verstrekt dat het vervallen van de maatregelen zou leiden tot een voortzetting of herhaling van de subsidiëring en schade.

Zij voeren aan dat aan de producenten van het betrokken product door de Indiase overheid een aantal subsidies werden verleend en verder zullen worden verleend. Deze subsidies zouden verleend worden in het kader van de volgende regelingen: bedrijven in speciale economische zones/exportgerichte bedrijven; duty entitlement passbook na export; kapitaalgoederen-exportbevordering; vrijstelling van inkomstenbelasting bij export; voorafgaande vergunning — voorafgaande vrijgave; vrijstelling inkomstenbelasting ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling; exportkredieten; certificaat voor rechtenvrije vervanging.

De subsidiemarge is naar raming aanzienlijk.

Er wordt aangevoerd dat vorengenoemde regelingen subsidies zijn omdat het in al deze gevallen gaat om een financiële bijdrage van de Indiase overheid of andere regionale overheden die de ontvangers, namelijk de producenten/exporteurs van sulfanilzuur, een voordeel oplevert. De subsidies zouden afhankelijk zijn van exportprestaties of expliciet beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen en derhalve specifiek zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding geven.

De indieners van het verzoek beweren verder dat door de subsidiëring waarschijnlijk schade zal ontstaan. De indieners van het verzoek hebben bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat het betrokken product uit India nog steeds in grote hoeveelheden wordt ingevoerd en dat deze hoeveelheden waarschijnlijk op het huidige niveau zullen blijven, zoniet zullen toenemen, onder meer als gevolg van de maatregelen die op andere traditionele markten dan de EU (namelijk de USA) op de invoer van het product van oorsprong uit het betrokken land van toepassing zijn.

Volgens de indieners van het verzoek is het vooral dankzij de compenserende maatregelen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade meer lijdt. Indien de maatregelen vervallen en het betrokken product weer in grote hoeveelheden tegen gesubsidieerde prijzen uit het betrokken land wordt ingevoerd, zal de bedrijfstak van de Gemeenschap waarschijnlijk opnieuw schade lijden.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in te leiden, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening een nieuw onderzoek.

5.1.   Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van subsidiëring en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het waarschijnlijk is dat de subsidiëring bij het vervallen van de maatregelen zal worden voortgezet of zich opnieuw zal voordoen en dat hierdoor schade zal ontstaan.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie gebruikmaken van steekproeven overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening.

i)   Steekproef van importeurs

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), genoemde termijn contact met de Commissie op te nemen en haar op de in punt 7 vermelde wijze de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van de onderneming in euro's in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007;

het totaal aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in ton) van het betrokken product van oorsprong uit India die in de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (5) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door het verstrekken van de hierboven gevraagde informatie geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met alle bekende verenigingen van importeurs.

ii)   Definitieve samenstelling van de steekproef

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproeven van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproef pas definitief samenstellen na raadpleging van alle partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproef te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 27, lid 4, en artikel 28 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Op de beschikbare gegevens gebaseerde bevindingen kunnen voor de betrokkene minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig heeft, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, aan verenigingen van producenten in de Gemeenschap, aan producenten/exporteurs in India, aan verenigingen van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan verenigingen van importeurs die in het verzoek zijn genoemd of die medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

c)   Het schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), genoemde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn worden ingediend.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap

Indien wordt vastgesteld dat dat de subsidiëring wordt voortgezet en dat hierdoor schade ontstaat, zal overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is de antisubsidiemaatregelen te handhaven, te wijzigen of in te trekken. De bedrijfstak van de Gemeenschap, importeurs, hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties die aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, kunnen binnen de in punt 6, onder a) ii), genoemde algemene termijn, contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn om een mondeling onderhoud verzoeken onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 31 wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

(i)   Om een vragenlijst aan te vragen

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid, moeten zo spoedig mogelijk en uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie een vragenlijst aanvragen.

(ii)   Om zich aan te melden en antwoorden op de vragenlijst en andere informatie toe te zenden

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

(iii)   Mondeling onderhoud

Binnen dezelfde termijn van 40 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijn voor de samenstelling van de steekproef

(i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

(ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5,1, onder a) ii), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

(iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op vragenlijsten en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (6) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat B

Kamer: J-79 4/23

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 22, lid 1, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 19 van de basisverordening

Dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van een maatregel wordt geopend overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van de basisverordening kunnen de bestaande maatregelen naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat het niveau van de maatregelen opnieuw moet worden onderzocht zodat het kan worden gewijzigd (dat wil zeggen verhoogd of verlaagd), kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek indienen op grond van artikel 19 van de basisverordening.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).


(1)  PB C 272 van 9.11.2006, blz. 18.

(2)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz.12).

(3)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 1.

(4)  PB L 22 van 26.1.2006, blz. 5.

(5)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(6)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 29 van de basisverordening en artikel 12 van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.