27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/144


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Bevordering van het ondernemerschap van vrouwen in de Euromediterrane regio”

(2007/C 256/25)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 januari 2007 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van het EG-Verdrag een advies op te stellen over „Bevordering van het ondernemerschap van vrouwen in de Euromediterrane regio”.

De gespecialiseerde afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 juni 2007 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw ATTARD.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 437e zitting op 11 en 12 juli 2007 (vergadering van 12 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 130 stemmen voor en 1 tegen, bij 4 onthoudingen werd goedgekeurd:

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité stelt met voldoening vast dat de EU en de mediterrane landen zich ten volle willen inzetten voor het Euromediterrane partnerschap Het steunt de voorstellen die in dit verband, geheel in lijn met het vijfjarige werkprogramma van de Europese Commissie (1), zijn gedaan om beleid uit te werken ter versterking van de positie van de vrouw in de Euromediterrane regio en stelt voor extra middelen uit te trekken om landen in de Euromediterrane regio te ondersteunen die met positieve maatregelen de rechtspositie van de vrouw concreet beogen te verbeteren.

1.2

Het Comité dringt erop aan dat via de evaluatieprocedures die in de conclusies van de eerste Euromediterrane Ministerconferentie over de versterking van de rol van vrouwen in de samenleving zijn voorgesteld, nauwlettend in de gaten wordt gehouden hoe het ondernemerschap van vrouwen zich ontwikkelt, en dat maatregelen worden genomen om dit proces te bevorderen.

1.3

Het Comité zou als eis willen stellen dat de nationale actieplannen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) speciale maatregelen en doelstellingen bevatten ter bevordering van het ondernemerschap van vrouwen.

1.4

Het Comité beveelt aan dat in het kader van het ENB meer middelen worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van het ondernemerschap van vrouwen alsook voor technische bijstand aan startende ondernemingen die door vrouwen worden opgezet.

1.5

Het Comité juicht de initiatieven van het DG Ondernemingen en industrie en het DG EuropeAid (2) ten behoeve van ondernemers in Europa en de mediterrane partnerlanden toe en roept de Euromed-partners op om via de actieplannen die in samenspraak met de mediterrane partnerlanden zijn opgesteld vergelijkbare maatregelen te nemen, afgestemd op de specifieke behoeften van de regio.

1.6

Het Comité is ingenomen met de oprichting van een ad-hoccommissie voor vrouwenrechten in de Euromediterrane parlementaire vergadering (EMPA) en zou graag zien dat de commissie beleidssuggesties doet waarmee de huidige ondernemingsactiviteiten van vrouwen kunnen worden ondersteund en toekomstgerichte duurzame initiatieven kunnen worden bevorderd die inspelen op de mondiale concurrentie.

1.7

Het Comité beveelt aan dat vrouwen als een aparte doelgroep worden behandeld bij de uitvoering van het Euromediterraan handvest voor het bedrijfsleven (3).

1.8

Het Comité spoort aan ervoor te zorgen dat jonge mannen en vrouwen in gelijke mate kunnen deelnemen en/of op leidinggevend niveau kunnen meewerken aan de Euromediterrane programma's voor de jeugd.

1.9

Het Comité is ingenomen met de Euromed-netwerken die op initiatief van het Euromediterrane jongerenforum zijn opgezet voor jonge ondernemers (4) en voor jongerenorganisaties die zich bezighouden met gelijke kansen voor mannen en vrouwen (5).

1.10

Het Comité is van mening dat het ondernemerschap van vrouwen efficiënter kan worden bevorderd wanneer er zou worden samengewerkt tussen de verschillende ministeries en ook andere belanghebbende partijen, zoals vertegenwoordigers van financiële instellingen, uitvoerende instanties, het plaatselijke bedrijfsleven, van deskundigen en geldschieters, betrokken worden bij de gedachtewisseling over de belangrijkste aandachtsgebieden. Bovendien moet de overdracht van bestaande ondernemingen op vrouwen worden vergemakkelijkt.

1.11

Het Comité bepleit een grotere rol voor ngo's en sociaal-economische organisaties die zich richten op het bevorderen van economische activiteiten van vrouwen via publiek-private partnerschappen.

1.12

Het Comité roept de Euromed-partners op om een conferentie te organiseren over vrouwelijke ondernemers in de Euromediterrane regio, om van gedachten te wisselen over de zaken die op dit vlak spelen en voorstellen te formuleren inzake de bijdrage die vrouwen kunnen leveren om de globale uitdagingen waarmee de regio geconfronteerd wordt de baas te worden.

1.13

Het Comité bekrachtigt zijn standpunt dat het bevorderen van het ondernemerschap van vrouwen in de Euromediterrane regio van wezenlijk belang is om een actieve en dynamische economie te creëren die kan inspelen op de globalisering.

1.14

Het Comité is van mening dat het scheppen van een gunstig ondernemingsklimaat voor vrouwen een eerste vereiste is voor een verbeterde toegang tot de markt zowel in de regio zelf als in landen van de EU.

1.15

Het Comité beveelt aan dat er verder onderzoek wordt gedaan naar de specifieke behoeften binnen elk land om beter te kunnen inspelen op toekomstige problemen waarmee vrouwelijke ondernemers kunnen worden geconfronteerd.

1.16

Het Comité neemt er nota van dat verschillende waarnemingsposten, waaronder Global Entrepreneurship Monitor, UNDP, de Wereldbank, zich met ondernemerschap in de Euromediterrane regio bezighouden maar zou toch graag zien dat er een forum komt om de gegevensuitwisseling met de beleidsmakers te verbeteren en om informatie te verzamelen en te verspreiden onder micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in die regio. Het forum zou zich in het bijzonder kunnen toespitsen op:

a)

terreinen waarop vrouwelijke ondernemers bijzondere moeilijkheden ondervinden;

b)

de financiële ondersteuning en ontwikkeling van programma's voor vrouwelijke ondernemers;

c)

het uitwerken van regelingen voor de rechtspositie en sociale bescherming van samenwerkende levenspartners, echtgenotes die meewerken in het bedrijf van hun man;

d)

maatregelen ter versterking van de sociale zekerheid en de rechtspositie van vrouwen die een eigen zaak beginnen.

1.17

Het Comité beveelt aan dat op het vlak van informatie- en communicatietechnologie:

prioriteit wordt gegeven aan investeringen in infrastructuur en aan strategieën om de toegang tot nieuwe ICT-voorzieningen te verbeteren;

de toegang tot ICT-faciliteiten en opleidingen wordt vergemakkelijkt voor vrouwen die een eigen bedrijfje beginnen, zodat de verkoop kan worden bevorderd door distributie van de goederen via de daarvoor aangewezen kanalen (ICT biedt immers ook goede afzetmogelijkheden);

vrouwen nauwer betrokken worden bij het ICT-beleid en de ontwikkeling en het ontwerpen van nieuwe ICT-voorzieningen door de dialoog met ICT-bedrijven en andere belanghebbende partijen te zoeken en mogelijkheden voor samenwerking en gezamenlijke actie te zoeken.

Het Comité dringt er ten sterkste op aan dat het Permanent Universitair Forum van Euromed (6), tot de oprichting waarvan in Tampere het initiatief werd genomen, in al zijn initiatieven, en met name op het vlak van ondernemen, gelijke kansen voor mannen en vrouwen op de eerste plaats stelt.

1.18

Het Comité beveelt aan dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de rol die de massamedia, met name de tv, spelen met betrekking tot het ondernemerschap van vrouwen.

2.   Aanbevelingen voor mechanismen ter bevordering van het ondernemerschap van vrouwen in de Euromeditterane regio.

2.1

Er zijn specifieke beleidsmaatregelen en programma's nodig opdat vrouwen meer kunnen bijdragen tot groei en ontwikkeling. Een aantal van deze beleidsmaatregelen zou kunnen worden opgenomen in een actieplan, dat duidelijk aangeeft welke planning zal worden aangehouden en welke evaluatieprocedures zullen worden gevolgd, en dat onder andere de volgende punten moet omvatten:

1.

Mechanismen voor capaciteitsopbouw, alsook ondersteuningsprogramma's waardoor vrouwen ertoe worden aangemoedigd om na te denken over de omgeving waarin zij leven en werken en over manieren waarop zij met hun eigen vaardigheden actief kunnen bijdragen tot de ontwikkeling ervan. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan de promotie van methoden om zelfhulpgroepen op te zetten;

2.

Investeringen in sociale infrastructuur en dienstverlening aan vrouwen die in dienstverband of als zelfstandige werken;

3.

Het formuleren van een definitie van „traditioneel ondernemerschap”, „kleine en middelgrote bedrijven” en „zelfstandigen”;

4.

De ontwikkeling van gelijke voorwaarden voor ondernemingen van mannen of vrouwen, ongeacht de omvang;

5.

De ontwikkeling van een rechtssysteem dat vrouwen en mannen gelijk behandelt, zodat ook vrouwen documenten kunnen ondertekenen en zelf eigenaar kunnen zijn;

6.

Aangepaste opleidingen voor vrouwen die een onderneming leiden of bezitten. Deze kunnen worden aangevuld met mentorprogramma's, de oprichting van beroepsverenigingen en adviesverlening over juridische en fiscale aangelegenheden;

7.

De oprichting van „onderlinge borgstellingsmaatschappijen”: economische instellingen waarvan de leden eigenaars van een MKB zijn en zich borg stellen tegenover banken;

8.

De tenuitvoerlegging van specifieke programma's om migrantenvrouwen en vrouwen uit minderheidsgroepen te ondersteunen bij het opzetten van een onderneming;

9.

Informatieverstrekking over sociale en coöperatieve ondernemingen en ondersteuning bij het oprichten hiervan;

10.

Samenwerking en networking met Europese partners om praktijkvoorbeelden van systemen of regelingen te vinden die elders goede resultaten hebben opgeleverd;

11.

Beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, die al op vroege leeftijd ondernemingszin stimuleren (7). Ondernemingszin moet worden beschouwd als een levenslang leerproces dat al in de lagere school begint. Dit kan bijdragen tot meer flexibiliteit in verschillende fasen van het leven;

12.

Bevordering van de participatie van vrouwen aan de besluitvorming op alle niveaus (bij de nationale en lokale overheden en de rechterlijke macht);

13.

Het openstellen van openbare aanbestedingen voor kleine en middelgrote bedrijven, vooral als die in handen zijn van vrouwen, om de groei van ondernemingen te stimuleren;

14.

Specifieke doelstellingen betreffende gendergelijkheid in werkgelegenheidsbeleid, met gebruikmaking van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren, aangezien het van vitaal belang is dat meer vrouwen ondernemers worden, werkzekerheid hebben en werk van een betere kwaliteit vinden (8).

3.   Huidige stand van zaken en uitdagingen

3.1

Vrouwenrechten mogen niet worden losgekoppeld van de rol van vrouwen in de economische ontwikkeling. Het is van cruciaal belang dat alle sociale partners ertoe komen het verband te erkennen tussen mensenrechten, democratie, ontwikkeling en vrouwenrechten. Prioriteit moet worden gegeven aan het wegnemen van de obstakels die op grond van traditie, cultuur en familierecht vrouwen verhinderen om voor zichzelf op te komen.

3.2

Om een klimaat te scheppen waarin vrouwen ondernemingsactiviteiten kunnen ontplooien in de Euromediterrane regio zijn gezamenlijke inspanningen nodig om gelijke kansen in onderwijs en werkgelegenheid te bevorderen.

3.3

Het analfabetisme onder vrouwen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ligt, hoewel de cijfers van land tot land verschillen, met een gemiddelde van 42 % tegenover 21 % voor mannen, nog steeds zeer hoog. De afgelopen twee decennia is er niettemin een positieve trend te bespeuren qua gelijke onderwijskansen voor jongens en meisjes, maar ook hier variëren de cijfers van land tot land. Voor elk land in de betrokken regio is er een significant verschil tussen het percentage van de vrouwelijke jeugd (15-24 jaar) en het percentage van de vrouwelijke volwassen bevolking (24 jaar en ouder) dat kan lezen en schrijven (9).

3.4

Dankzij onderwijs en opleiding hebben vrouwen de afgelopen tien jaar meer arbeidsmogelijkheden gekregen en zijn sectoren waar de vraag naar vrouwelijke arbeidskrachten het grootst is, zoals de sociale dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg en de particuliere dienstensector gegroeid. Slechts 32 % van de vrouwelijke beroepsgeschikte bevolking werkt of zoekt werk buitenshuis. Meisjes uit de traditionele sociale milieus gaan wel naar school, maar worden niet aangemoedigd om te gaan werken.

3.5

Taak van het onderwijs is om ondernemingszin en het nemen van risico's te stimuleren. Het is van essentieel belang dat er een nationaal onderwijsplan wordt uitgewerkt om de kwaliteit van het basisonderwijs te verbeteren en analfabetisme onder de vrouwelijke bevolking, met name onder kansarme en gehandicapte vrouwen, uit te roeien.

3.6

Onderricht in burgerschap en de sociale, politieke en economische rechten van de vrouw is uiteraard belangrijk, maar daarnaast is het ook zaak geldschieters en andere belanghebbende partijen voor te lichten over de specifieke noden van vrouwelijke ondernemers.

3.7

Wie de sociaal-economische context en de algemene ontwikkeling van economische groei in de regio beschouwt, kan er niet om heen dat vooroordelen jegens vrouwen een cruciaal probleem vormen. De specifieke rolpatronen en status die de samenleving via het traditionele familierecht (ook Personal Status Code genoemd) aan vrouwen toebedeelt, discrimineren vrouwen. De rechtspositie van vrouwen, die bepalend is voor de deelname van vrouwen aan economische, politieke, sociale, burgerlijke en culturele activiteiten, blijft een van de grootste moeilijkheden, ook al hebben 190 landen, met inbegrip van Arabische, de millenniumverklaring (10) ondertekend.

3.8

Kleinschalige zakelijke activiteiten van vrouwen, met inbegrip van onbezoldigd werk in gezinsverband en in de traditionele sector, dienen meer in de kijker te worden geplaatst en te worden uitgebreid. Om de ontwikkeling en modernisering van diverse ambachten en kleine bedrijfjes te stimuleren, dient te worden voorzien in opleiding en steunmaatregelen; de betrokken bedrijven kunnen hun activiteiten immers omzetten in productieve betaalde arbeid en zo hun economische positie versterken, als zij commerciële diensten kunnen aanbieden.

3.9

De bijdrage van vrouwen is het grootst in de landbouwsector. In plattelandsgebieden, waar een groot deel van de vrouwen niet kan lezen of schrijven of slechts basisonderwijs heeft genoten, is de toegang tot opleidingsprogramma's zeer beperkt (11). Zij missen vaak inzicht en zelfvertrouwen om hun eigen situatie en die van hun gezin te verbeteren. Deze vrouwen zouden daarom baat hebben bij geïntegreerde programma's, waarin zowel persoonlijkheidsvorming, vakkennis en onderricht in bedrijfsvoering en commerciële basisvaardigheden worden aangeboden, als ondersteuning wordt gegeven bij het opstellen van duurzame bedrijfsplannen en het aanvragen van startersleningen en financieringen voor de oprichting van micro-ondernemingen in hun dorpen. Ook zouden zulke programma's plattelandsvrouwen mogelijkheden moeten bieden om initiatieven in de landbouwsector en in andere sectoren te combineren, en ervoor moeten zorgen dat hun activiteiten buiten de landbouwsector door de mannelijke bevolking in de gemeenschappen worden ondersteund.

3.10

Belangrijk is tevens dat er kleine coöperatieves worden opgericht ter ondersteuning van vrouwen die een zakelijke activiteit ontplooien.

3.11

Het is ook van belang om vrouwelijke ondernemers aan te moedigen nieuwe sectoren te verkennen, waarin zij niet-traditionele handelsactiviteiten kunnen ontplooien en zich kunnen bekwamen in zaken die daarbij horen, zoals adverteren, marketing, prijszetting en het aanboren van buitenlandse markten.

3.12

Om mogelijkheden te creëren voor de ontplooiing van economische activiteiten door vrouwelijke ondernemers is inzicht in de huidige en toekomstige sociaal-economische situatie van de verschillende regio's een eerste vereiste.

3.13

Alle belanghebbende partijen moeten meehelpen de belemmeringen voor vrouwen weg te nemen en speciaal beleid c.q. speciale programma's op te zetten om vrouwen de kans te geven een grotere bijdrage te leveren aan groei en ontwikkeling.

3.14

Toegang tot financiële middelen is van essentieel belang. De kredietplafonds dienen te worden verhoogd om micro- en kleine ondernemers aan te moedigen uit te breiden en te investeren in hun bedrijf. Overheid en geldschieters zouden stimuleringspremies kunnen toekennen aan de officiële kredietinstellingen die bij dergelijke projecten betrokken zijn. Beleidsmakers dienen zich bewust te zijn van de verschillen tussen het MKB en micro-ondernemingen qua organisatie, financiële middelen, productiviteit en groeipotentieel.

3.15

Stimulerende maatregelen ter aanmoediging van het nemen van ondernemingsrisico's en de oprichting van ondernemingen dienen onder meer gericht te zijn op een verbeterde werking van de mikrokredietsector en passende en reële leningsvoorwaarden van commerciële banken.

3.16

Marketing- en verkoopbevorderingscampagnes in de regio en de lidstaten van de EU zouden kunnen helpen om exportgerichte initiatieven van de grond te krijgen, met name in de productiesector.

3.17

De toekomst van vrouwen in de Euromediterrane regio dient te worden gezien tegen de achtergrond van de bredere economische, politieke en sociale context. Zonder economische groei en een verbetering van de werkgelegenheidssituatie zal er sprake blijven van een oneerlijke concurrentiestrijd met mannen en zullen zij benadeeld blijven.

3.18

Er zijn gericht beleid en speciale programma's nodig om vrouwen de kans te geven een grotere bijdrage te leveren aan groei en ontwikkeling.

3.19

Een specifiek op vrouwelijke ondernemers gerichte strategie kan hen helpen zich los te maken van de traditionele economische structuren en zich meer toe te leggen op het zelfstandig ondernemerschap.

3.20

Onderzoek is nodig ter onderbouwing van initiatieven om de specifieke behoeften van elk land vast te stellen en de sterke alsook de zwakke punten m.b.t. de positie van de vrouw in kaart te brengen op basis van studies per leeftijdsgroep en per sector.

3.21

Bekeken dient te worden welke maatregelen de landen nemen m.b.t. startende ondernemingen, informatie/advies, financiering, opleiding, begeleiding en networking en hoe deze in de praktijk werken, zodat zgn. goede praktijken in de zuidelijk en noordelijk gelegen Euromediterrane landen. Tevens dient men toezicht te blijven worden uitgeoefend op de vooruitgang die in de Euromediterrane partnerlanden wordt geboekt, om een ontwikkeling in de richting van volledige participatie van vrouwen aan het economisch leven in hun land te verzekeren.

3.22

Verenigingen van vrouwelijke ondernemers zouden via transnationale programma's in de Euromediterrane regio ervaringen en goede praktijkvoorbeelden kunnen uitwisselen. Dit is één van de meest efficiënte manieren om het ondernemerschap te stimuleren en kennis en expertise over te dragen.

3.23

Het Comité acht franchising een zeer nuttig instrument om vrouwen de mogelijkheid te bieden zich te ontplooien door te werken als kleine zelfstandige. Het voordeel van franchising is dat de risico's bij het opstarten van een nieuw project kleiner zijn, omdat men kan terugvallen op expertise en praktijken die hun nut al hebben bewezen. Van belang is ook dat de werking van speciale centra ter ondersteuning van het bedrijfsleven wordt verbeterd en dat de nodige expertise wordt ontwikkeld m.b.t. de specifieke behoeften en vereisten van het bedrijfsleven. Dit kan onder meer door goede methoden en programma's uit andere landen over te nemen.

3.24

Het verkennen van nieuwe terreinen als ICT-diensten, onderzoek&ontwikkeling, mediabeheer, productie van innoverende mediaprogramma's en nieuwe niches in de toerismesector kan vrouwen ook nieuwe perspectieven bieden voor ondernemingsactiviteiten.

3.25

ICT draagt bij tot productiviteit, groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. De ontwikkeling van deze sector is van cruciaal belang, wil de Euromediterrane regio op mondiaal niveau kunnen concurreren. Van belang is dat iedereen toegang heeft tot de op te zetten faciliteiten, om te voorkomen dat de digitale kloof nog groter wordt en met name vrouwen en die delen van de bevolking waarvan slechts een klein percentage kan lezen en schrijven nog meer buitenspel worden gezet. De meerwaarde die gegenereerd wordt door de ontwikkeling van ICT komt het ondernemerschap van mannen en vrouwen ten goede.

3.26

Het webportaal voor vrouwelijk ondernemerschap van DG Ondernemingen van de Europese Commissie (12) kan een nuttig instrument zijn voor networking en de verspreiding van goede praktijkvoorbeelden in de Euromediterrane regio.

3.27

Het creëren van officiële banen in kinderopvangvoorzieningen zou vrouwen ook helpen om werk en gezin met elkaar te combineren.

3.28

Steun en voorlichting aan vrouwen inzake zelfstandig ondernemerschap kunnen de immigratiedruk helpen verminderen en zowel in het land van herkomst als in het gastland tot nieuwe banen leiden.

4.   Het Barcelonaproces en het Europees nabuurschapsbeleid (ENB)

4.1

Het Europees nabuurschapsbeleid heeft als doel de economische banden tussen de EU en haar partners te versterken. Voor de periode 2007-2013 is de toewijzing van middelen aan de mediterrane partners in het kader van het ENB verhoogd tot 12 miljard euro (ofwel een stijging van 32 %). Een minpunt is echter dat er te weinig aandacht is besteed aan het bevorderen van economische activiteiten van vrouwen.

4.2

Tijdens de bijeenkomst van de Euromediterrane parlementaire vergadering (EMPA) van 16 en 17 maart is het Comité tot permanent waarnemer benoemd, met het recht het woord te voeren tijdens bijeenkomsten van de EMPA. Dit biedt het Comité een uitstekende gelegenheid om te pleiten voor maatregelen ter ondersteuning van economische activiteiten van vrouwen.

4.3

Tijdens de eerste Euromediterrane Ministerconferentie over de versterking van de rol van vrouwen in de samenleving, die in november 2006 in Istanboel is gehouden (13), hebben de deelnemende partijen zich ertoe verbonden het ondernemerschap van vrouwen te bevorderen door de toegang voor vrouwen tot grondbezit, financiële middelen, de markt, informatie, opleiding en netwerken te verbeteren en financiële instellingen aan te moedigen producten aan te bieden die toegesneden zijn op de behoeften van vrouwen, waarbij met name aan micro-kredieten gedacht moet worden.

5.   Euromediterraan Handvest voor het bedrijfsleven

5.1

Tijdens de vijfde Euromed-conferentie in Caserta (Italië) op 4 oktober 2004 hebben de ministers voor Industrie een werkprogramma voor industriële samenwerking goedgekeurd voor de periode 2005-2006, waarin onder meer werd voorgesteld om kennis en ervaringen uit te wisselen betreffende het onderricht in ondernemingen.

5.2

Dit is uitgemond in een Euromediterraan Handvest voor het bedrijfsleven (14), gelanceerd door het D.G. Ondernemingen en industrie van de Europese Commissie, waaraan alle negen mediterrane partners hun goedkeuring hebben gehecht. Eén van de uitgangsgedachten is om een op ondernemen gerichte samenleving op te bouwen in de Euromediterrane regio door via het onderwijsstelsel in het kader van een leven lang leren de ondernemingszin van jongeren en volwassenen te bevorderen. Het handvest bevat echter geen specifieke verwijzing naar de uitdagingen voor vrouwelijke ondernemers.

5.3

Het handvest is een efficiënt instrument om een gunstiger ondernemingsklimaat te scheppen. Het Comité wijst er echter op dat de bevordering van het ondernemerschap van vrouwen geen basisbeginsel of doelstelling is bij de uitvoering van dit handvest.

5.4

Het Euromediterrane werkprogramma voor industriële samenwerking 2007-2008 bouwt weliswaar voort op de resultaten tot dusverre en voorziet in extra maatregelen om de uitvoering te verbeteren, maar richt zich evenmin specifiek op de bevordering van het ondernemerschap van vrouwen.

5.5

Verscheidene initiatieven van de Commissie kunnen als voorbeeld dienen voor goede werkwijzen en kennisoverdracht tussen Europese en mediterrane landen (15).

6.   De rol van het maatschappelijk middenveld

6.1

Ngo's spelen een belangrijke rol bij bij de vrouwenemancipatie en hun participatie aan en vertegenwoordiging in het openbare leven en het bevorderen van de uitoefening van economische activiteiten door vrouwen.

6.2

Al voortbouwend op een zeer sterke traditie van zorg voor minderbedeelden, met inbegrip van o.m. gehandicapte vrouwen en vrouwen met weinig of geen toegang tot onderwijs- en opleidingsmogelijkheden, kan onderricht in managementvaardigheden en financieringsmogelijkheden helpen om de beschikbare middelen efficiënter te benutten.

6.3

Partnerschappen tussen de overheids- en particuliere sector zijn efficiënte instrumenten om de economische groei te stimuleren (16). Via dergelijke partnerschappen kan de dienstverlening ter ondersteuning van inkomengenererende activiteiten worden uitgebreid.

6.4

Andere terreinen waarop ngo's die over de nodige expertise op dit vlak beschikken, zouden kunnen werken zijn opleiding en de officiële erkenning van bekwaamheidsniveaus om de kloof tussen mannen en vrouwen in het onderwijs te verkleinen.

7.   De rol van het EESC

7.1

Het Comité heeft de belangrijke taak ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld betrokken wordt bij de tenuitvoerlegging van het Euromediterrane beleid inzake de integratie van vrouwen in het economische en maatschappelijke leven (17).

7.2

Het EESC heeft de problematiek rond vrouwen en werk aan de orde gesteld in een verslag dat gepresenteerd werd tijdens de 21e bijeenkomst van het gemengd raadgevend comité EU-Turkije op 13 en 14 juli 2006 (18) en zal voor de volgende bijeenkomst in november 2007 in Turkije een verslag uitwerken over het ondernemerschap van vrouwen.

7.3

In de slotverklaring van de Euromediterrane Top van sociaal-economische raden en vergelijkbare instellingen, die van 15 tot 17 november 2006 (19) in Ljubljana (Slovenië) is gehouden, hebben de deelnemers van de Top aangekondigd extra inspanningen te zullen doen om gelijke kansen voor mannen en vrouwen te bevorderen, met name door het ontwikkelen van het ondernemerschap van vrouwen.

7.4

Het EESC deelt het standpunt van de ministers dat het belangrijk is om de rol van het maatschappelijk middenveld te bevorderen en dat het maatschappelijk middenveld slagvaardiger moet worden gemaakt door enerzijds de wisselwerking tussen regering en parlement en maatschappelijke organisaties, vrouwen- en jongerenorganisaties, vakbondsverenigingen, verenigingen van ondernemingen en beroepsverenigingen te verbeteren en anderzijds de samenwerking tussen de nationale, regionale en lokale bestuurslagen te versterken.

7.5

In het kader van het Barcelonaproces heeft de EU een aantal programma's gelanceerd, waarvan sommige zich specifiek tot de Euromediterrane jeugd richten. Het Comité heeft over „Steun voor jongeren in de mediterrane partnerlanden” een informatief rapport uitgebracht waarin het er eveneens op wijst hoe belangrijk het is om het ondernemerschap van vrouwen te bevorderen (20).

8.   Conclusie

8.1

De Europese Commissie zou moeten zorgen voor een effectbeoordeling van het nabuurschapsbeleid, met inbegrip van de MEDA-programma's, en ook systematisch rekening moeten houden met de genderproblematiek. De rol van vrouwen in ondernemerschap in de Euromediterrane regio is van cruciaal belang om de economische gevolgen van de globalisering op te vangen. Het regionale programma van de Europese Commissie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika dat gericht is op bevordering van de rol van vrouwen in het economische leven, is een stap in de goede richting. Om te garanderen dat de doelstellingen worden bereikt, dienen maatregelen te worden genomen met het oog op raadpleging van relevante vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, waaronder vrouwen-ngo's, in alle fasen van de projecten: planning, tenuitvoerlegging, evaluatie en follow-up.

Brussel, 12 juli 2007

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dimitris DIMITRIADIS


(1)  http://ec.europa.eu/comm/external_relations/euromed/barcelona_10/docs/10th_comm_en.pdf.

(2)  http://ec.europa.eu/europeaid/index_en.htm.

(3)  http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/ind_coop_programmes/med/doc/f1949_en.pdf.

(4)  REX/222 Information Report — Support for young people in the Mediterranean partner countries, CESE 642/2006.

(5)  http://www.cesie.org/cms/index.php?option=com_content&task=view&id=70&Itemid=85.

(6)  http://www.medainstitute.fi/?navi=360&lang=2.

(7)  EESC-advies over „Ondernemingszin bevorderen door onderwijs en leren”. Rapporteur: JERNECK.

(8)  EESC-advies over „Inzetbaarheid en ondernemingszin — rol van het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en de decentrale overheden rekening houdend met de genderproblematiek”. Rapporteur: PARIZA CASTAÑOS.

(9)  The World Bank Central Database (April 2006).

(10)  The Economic Profile of Women in the Arab Region — Prof. Heba Handoussa, file://E:\06Handoussa_Speech.htm. http://www.undp.org/mdg/.

(11)  Economic Empowerment of Rural Palestinian Women — MEDA programme, EuropeAid — januari 2006-december 2007 — Een gezamenlijk Palestijns, Israëlisch, Europees ontwikkelingsproject.

(12)  http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/craft/craft-women/womenentr_portal.htm.

(13)  http://ec.europa.eu/comm/external_relations/euromed/women/docs/conclusions_1106.pdf.

(14)  http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/ind_coop_programmes/med/doc/f1949_en.pdf.

(15)  http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/craft/craft-women/women-dgentr-active.

http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/craft/craft-women/database-women.htm.

(16)  file://E:\PPP for women entrepreneurship.htm 8.3.2007.

(17)  De rol van adviesorganen en sociale en beroepsorganisaties bij de tenuitvoerlegging van associatieovereenkomsten en in het kader van het Europees nabuurschapbeleid.

(18)  EU-Gemengd raadgevend comité EU-Turkije.

(19)  http://www.europarl.europa.eu/intcoop/empa/home/final_declaration_ljubljana_112006_en.pdf.

(20)  Informatief rapport — Steun voor jongeren in de mediterrane partnerlanden.