27.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 256/138


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De betrekkingen tussen de Europese Unie en Midden-Amerika”

(2007/C 256/24)

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 17 januari 2007 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over: „De betrekkingen tussen de Europese Unie en Midden-Amerika”.

De gespecialiseerde afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 juni 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer SOARES.

Het EESC heeft tijdens zijn op 11 en 12 juli 2007 gehouden 437e zitting (vergadering van 12 juli 2007) onderstaand advies uitgebracht, dat met 63 stemmen voor en 0 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

De band tussen de EU en Latijns-Amerika blijft al jaren niet meer beperkt tot een louter op handelsbetrekkingen gebaseerde strategie. Europa heeft er immers blijk van gegeven dat het bereid is zijn partners met raad en daad te steunen bij de totstandbrenging van een maatschappijmodel dat gebaseerd is op rechtsstaatbeginselen, democratie, eerbiediging van de mensenrechten, vrede en solidariteit tussen de volkeren (1).

1.2

Historisch gezien zoekt Europa in Latijns-Amerika en de Cariben bovendien veel meer dan alleen maar een economische of geostrategische partner. We kunnen en mogen niet vergeten dat Latijns-Amerika van oudsher culturele, politieke, sociale en taalkundige banden onderhoudt met Europa en dat onze volkeren ook gevoelsmatig met elkaar verwant zijn en hetzelfde wereldbeeld delen. Meer nog, tijdens de komende onderhandelingsrondes moet die verwantschap juist worden gekoesterd.

1.3

Nu de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika van start zijn gegaan, dringt het EESC erop aan dat alles in het werk wordt gesteld om zo snel mogelijk tot een bevredigend akkoord te komen dat beide partijen voordelen oplevert en model kan staan voor nieuwe strategische partnerschappen tussen de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Bedoelde voordelen mogen overigens niet beperkt blijven tot de handel: partnerschappen kunnen ook de grondslag leggen voor economische en sociale vooruitgang en duurzame ontwikkeling in de regio, zonder dat de regels van de rechtsstaat en de menselijke waardigheid met voeten worden getreden.

1.4

Het EESC hoopt dat de onderhandelingen de regeringen van Midden-Amerika ertoe zullen brengen nauwer overleg te voeren met het maatschappelijk middenveld. We denken dan aan een democratische en transparante dialoog waarbij beide partijen elkaars voorstellen het nodige respect betonen. Voorts verzoekt het EESC het Raadgevend Comité van het Midden-Amerikaanse Integratiesysteem (het SICA) dringend te blijven streven naar een zo breed mogelijke consensus die het onderhandelingsstandpunt van het hele Midden-Amerikaanse middenveld vertegenwoordigt, en de compromissen te sluiten die nodig zijn voor de follow-up van het hele proces.

1.5

Het EESC dringt erop aan dat bij de onderhandelingen de volgende punten in overweging worden genomen:

1.5.1

De Midden-Amerikaanse maatschappelijke organisaties moeten meer armslag krijgen, m.n. via de institutionele versterking van het Raadgevend Comité voor Midden-Amerika. De EU dient haar onderhandelingspartners erop te wijzen dat de rol van dit Raadgevend Comité cruciaal is voor een geslaagde regionale integratie. Ook moet zij zich buigen over de mogelijkheid van financiële steun voor dit Raadgevend Comité, overeenkomstig de doelstellingen uit het Commissiedocument over regionale samenwerking.

1.5.2

Er zijn sociale clausules nodig. Alleen op die manier zal een associatieovereenkomst de hele samenleving ten goede komen en een beslissende bijdrage leveren aan de versterking van de democratie, de strijd tegen armoede, sociale uitsluiting en werkloosheid en de ontwikkeling van een economisch model dat geen ongelijkheid in de hand werkt. Voorts dient een dergelijke overeenkomst gericht te zijn op versterking van de sociale samenhang en respect voor de biodiversiteit (dit houdt in dat ook rekening wordt gehouden met de duizenden kleine producenten die de landbouw op een milieuvriendelijkere leest willen schoeien). Ten slotte dient er in het kader van de onderhandelingen en bij de tenuitvoerlegging van het akkoord nauwlettend op te worden toegezien dat de betrokken regeringen de IAO-arbeidsnormen ten volle naleven.

1.5.3

Het Stelsel van Algemene Preferenties (SAP) is een unilateraal instrument van de EU voor steun aan de minst ontwikkelde landen. De in de overeenkomst vastgelegde handelsvoordelen voor de landen van Midden-Amerika moeten verder reiken dan het SAP, dat op zich al vrij gunstig is.

1.5.4

Het maatschappelijk middenveld moet geregeld en tijdig op de hoogte worden gebracht van alle relevante informatie, zodat een institutionele follow-up van de onderhandelingenz mogelijk wordt. Belangrijk is verder dat het maatschappelijk middenveld nog voor het van start gaan van een onderhandelingsronde naar zijn standpunt kan worden gevraagd en dat de hele bevolking via ruim opgezette forums uitgebreid wordt ingelicht over het verloop van de onderhandelingen. Cruciaal voor de inspraak van het maatschappelijk middenveld is in dit verband de oprichting van een gemengd comité voor de follow-up van de onderhandelingen, dat een institutionele basis moet krijgen, alle onderhandelingen op de voet volgt en kan fungeren als brug tussen de onderhandelaars en alle maatschappelijke organisaties.

1.5.5

Om er zeker van te zijn dat het maatschappelijk middenveld daadwerkelijk bij alle aspecten van de associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika wordt betrokken, pleit het EESC ervoor dat het gemengd raadgevend comité (een adviesorgaan van vertegenwoordigers van het EESC en het Raadgevend Comité voor Midden-Amerika, op te richten volgens art. 52.4 van de overeenkomst inzake politieke dialoog tussen de twee regio's) onmiddellijk na de ondertekening van de overeenkomst in werking treedt en wordt belast met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.

2.   Inleiding

2.1

De betrekkingen tussen de EU en Midden-Amerika zijn tot nog toe vrij oppervlakkig gebleven, hoewel de EU een doorslaggevende bijdrage heeft geleverd aan het vredes- en democratiseringsproces in de regio en in 1984 aan de wieg stond van de interministeriële dialoog van San José, die ook vandaag nog wordt beschouwd als een mijlpaal voor Midden-Amerika.

2.2

In 2003 zijn de EU en Midden-Amerika overeengekomen de politieke dialoog aan te zwengelen en de samenwerking te versterken. En in mei 2006 hebben alle partijen tijdens de IV de top van staatshoofden en regeringsleiders van de EU en Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied, nogmaals bevestigd dat het in hun bedoeling ligt zo snel mogelijk een associatieovereenkomst te sluiten (2).

2.3

In de Verklaring van Wenen, in april 2006 goedgekeurd tijdens de IVe bijeenkomst van maatschappelijke organisaties uit de EU, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, wordt beklemtoond dat de associatieovereenkomsten tussen de EU en Latijns-Amerika en de Cariben verder moeten reiken dan economische en handelsaspecten en ook een politiek, cultureel en sociaal hoofdstuk moeten bevatten, om zo de sociale samenhang te versterken.

2.4

Zo staat ook in de samenwerkingsovereenkomst tussen het EESC en het Raadgevend Comité van het SICA te lezen dat beide instellingen er samen voor willen ijveren dat de toekomstige associatieovereenkomst EU/Midden-Amerika ook een sociale dimensie krijgt. Wat het institutionele kader van de overeenkomst aangaat betuigen zij hun steun aan de oprichting van een gemengd raadgevend comité dat het maatschappelijk middenveld uit de twee regio's moet vertegenwoordigen. Of de onderhandelingen over de associatieovereenkomst succesvol kunnen worden afgerond zal voor een groot deel afhankelijk zijn van de mate waarin het maatschappelijk middenveld de kans krijgt toe te zien op de onderhandelingen en zijn achterban op de hoogte te brengen van de vooruitgang, de struikelblokken en de successen.

3.   Een nieuwe etappe in de betrekkingen tussen de EU en Midden-Amerika

3.1

De band tussen de EU en Midden-Amerika krijgt op dit moment concreet gestalte in politieke dialoog en samenwerking. De handelsbetrekkingen worden in goede banen geleid dankzij het Stelsel voor Algemene Preferenties (SAP) dat door de EU in de jaren 70 werd ingevoerd en inmiddels is aangevuld met een bijzondere regeling ter bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur, inclusief de strijd tegen de handel in verdovende middelen (SAP+).

3.2

Met een aandeel van 12 % is de EU de op één na grootste internationale handelspartner van Midden-Amerika, na de VS, die goed zijn voor 46 % van de handel. Op het vlak van samenwerking en ontwikkelingssteun is de EU de grootste geldschieter van Midden-Amerika. Zo heeft de Unie in de periode 2002-2006 563,2 miljoen euro uitgetrokken voor Midden-Amerika. Daarbij komt nog de som van 74,5 miljoen euro die werd verleend uit hoofde van de overeenkomst tussen de Commissie en het secretariaat-generaal van het SICA, alsook de ruim 279 miljoen euro steun die werd vrijgemaakt na de rampen die Midden-Amerika troffen (m.n. na de orkaan Mitch en de aardbeving later in El Salvador). De EU heeft zich ertoe verbonden de ontwikkelingshulp in de periode 2007-2013 op te trekken tot 840 miljoen euro. Ook de rechtstreekse Europese investeringen in Midden-Amerika nemen toe.

3.3

De band tussen de EU en Midden-Amerika blijft m.a.w. niet beperkt tot handel en samenwerking, maar is gebaseerd op een veel ruimere strategische visie waarin plaats is voor op dit moment erg gevoelige thema's als veiligheid en terrorismebestrijding, milieubescherming en duurzame ontwikkeling, de migratieproblematiek en de noodzaak om de migratiestromen in goede banen te leiden, in het belang van de gastlanden én van de landen die arbeidskrachten uitsturen, en ten slotte de instelling van een nieuwe internationale economische orde die stoelt op goed bestuur en eerbiediging van de economische, sociale en mensenrechten.

3.4

In mei 2006 is in Wenen het startsein gegeven voor de onderhandelingen over een associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika. De EU mag deze kans niet verloren laten gaan.

3.5

Aangezien de EU-strategie voor de ondertekening van associatieovereenkomsten gebaseerd is op een interregionale dialoog, kan het nuttig zijn na te gaan hoe het staat met de regionale integratie in Midden-Amerika.

3.5.1

De Midden-Amerikaanse integratie is zeker geen recent project en heeft zijn wortels in de onafhankelijkheid van de verschillende landen van de regio. Met het protocol van Tegucigalpa van 1991 en het Algemeen Verdrag voor de economische integratie van Midden-Amerika van 1993 kreeg deze gedachte een nieuwe impuls.

3.5.2

Ondanks de brede consensus over regionale integratie is tot nog toe bitter weinig vooruitgang geboekt, óf omdat het niet lukt de politieke besluiten om te zetten in de praktijk, óf omdat de beschikbare middelen volstrekt ontoereikend zijn, óf in bepaalde gevallen zelfs vanwege een gebrek aan regionale solidariteit. Toch lijkt de regio zich vanaf 2002 resoluter toe te leggen op integratie (3).

3.5.3

De regionale instellingen zijn echter nog zwakke schakel die de besluitvorming op supranationaal niveau belemmeren. Ook de verschillen in economische ontwikkeling tussen de verschillende landen van de regio en het feit dat de sociale sector nauwelijks of niet deelneemt aan de besluitvorming en zich te weinig bezighoudt met voorlichting over de voordelen van regionale integratie, hebben tot gevolg dat de integratie maar mondjesmaat vooruit gaat.

3.5.4

Toch zijn er ook factoren die een optimistischere kijk rechtvaardigen. We denken aan de traditie en cultuur die Midden-Amerikaanse landen met elkaar gemeen hebben, het vrij stabiele en goed verankerde juridische en institutionele kader en de algemene erkenning van de noodzaak om bepaalde instellingen (bv. het PARLACEN (4)) te hervormen. Een regionaal beleid lijkt dus binnen bereik. Ook het feit dat het maatschappelijk middenveld zich beter bewust wordt van de inzet en meer in de melk te brokkelen krijgt, rechtvaardigt een zekere mate van optimisme en vertrouwen.

3.5.5

Tijdens de recente ontmoetingen van het gemengd comité EU/Midden-Amerika in april 2007 hebben de Midden-Amerikaanse regeringen toegezegd een juridisch kader voor de instelling van een Midden-Amerikaanse douane-unie te zullen uitwerken, dat vergezeld zou gaan van een strikt tijdschema. Een en ander zou zijn beslag moeten krijgen tegen het eind van de onderhandelingen over de associatieovereenkomst. Dit initiatief is van doorslaggevend belang voor de Amerikaanse integratie en brengt een overeenkomst tussen beide regio's weer een stap dichterbij.

3.6

De onderhandelingen die zeer binnenkort van start zullen gaan zijn voor beide partijen een buitengewone kans die zij niet mogen laten liggen. Hieronder volgt een greep uit de diverse mogelijke voordelen:

3.6.1

De ontwikkeling en versterking van de douane-unie en het wegvallen van de economische en douanegrenzen tussen de Midden-Amerikaanse landen, waar ook de EU voorstander van is, kan aanzienlijk bijdragen tot een versterking van de concurrentiepositie van de regio tegenover zijn huidige en potentiële economische partners, en zo de economie nieuw leven inblazen. Bovendien worden daarmee ook Europese investeerders aangetrokken en zal de ontwikkelingssamenwerking vlotter verlopen.

3.6.2

Een sterkere en meer harmonische sociale samenhang zal de jonge Midden-Amerikaanse democratieën vastere voet aan de grond geven, de kans op conflicten verkleinen, de juridische zekerheid vergroten en ervoor zorgen dat het handelsverkeer tussen de twee regio's volgens duidelijke en in overleg opgestelde regels verloopt. De economische commissie van de VN voor Latijns-Amerika en de Cariben (CEPAL) heeft immers al herhaaldelijk aangetoond dat de politieke, economische en sociale ontwikkeling van een land in sterke mate bepaald wordt door het niveau van sociale samenhang. Vandaar dat het maatschappelijk middenveld een stem in het kapittel moet krijgen bij de onderhandelingen.

3.6.3

Voorts is het in het belang van beide partners dat preventief wordt opgetreden tegen de veel voorkomende natuurrampen in Midden-Amerika, die een hoge tol aan mensenlevens eisen en zwaar wegen op de levens- en arbeidsomstandigheden van miljoenen personen. Deze problematiek verdient zeker een plaats op de onderhandelingsagenda, zodat kan worden gewerkt aan preventieve en andere maatregelen om dit probleem aan te pakken. Bovendien zal op die manier de noodhulp vlotter verlopen en kunnen de kosten van de internationale solidariteit worden teruggebracht.

3.6.4

Hoewel de lijst van mogelijke voordelen nog veel langer is, verwijzen we hier ten slotte als laatste naar het feit dat de EU en Midden-Amerika er beide baat bij hebben dat zo snel mogelijk beleidsmaatregelen, programma's en concrete acties worden uitgewerkt op het vlak van de bescherming van het milieu en de diversiteit. Als tijdens de onderhandelingen de klemtoon wordt gelegd op het belang van een rationeel beheer van de natuurlijke hulpbronnen, de afwijzing van praktijken en producten die de natuur schaden, de naleving van de arbeids- en vakbondsrechten van werknemers in de landbouw, en de erkenning van het bestaan van natuurreservaten die bescherming behoeven, dan zal de associatieovereenkomst niet alleen een grote troef blijken te zijn voor de twee regio's, maar in de toekomst ook model kunnen staan voor andere onderhandelingen.

4.   De politieke, economische en sociale situatie in Midden-Amerika

4.1

De landen van Midden-Amerika behoren tot de armste van Latijns-Amerika. De economische ontwikkeling blijft onder de maat en de grote mazen in het sociale vangnet bedreigen de sociale samenhang in elk van de afzonderlijke landen en in de regio als geheel. De schrijnende armoede en de zeer ongelijke verdeling van de rijkdom vergroten deze kwetsbaarheid nog.

4.2

Het gaat om een regio waar de democratie nog in de kinderschoenen staat en waar dictaturen en langdurige gewapende conflicten diepe wonden hebben geslagen (de enige uitzondering hierop is Costa Rica). Hieronder volgt een beknopt overzicht van de grootste struikelblokken voor de ontwikkeling van Midden-Amerika:

a)

de nog fragiele democratie: dit uit zich o.m. in onvoldoende bescherming van de grondrechten, het voortbestaan van straffeloosheid en corruptie, en het gebrek aan transparantie in de economische en politieke besluitvorming en het openbaar bestuur;

b)

de zwakke economische positie die voornamelijk te wijten is aan het gebrek aan concurrentievermogen van de verschillende landen en hun gevoeligheid voor schommelingen op de internationale markten;

c)

de schamele sociale samenhang die in hoofdzaak te wijten is aan de stuitende armoede en de ongelijke verdeling van de rijkdom, waardoor de meest achtergestelde bevolkingsgroepen niet kunnen profiteren van de economische groei en zich om te overleven gedwongen zien om te emigreren, of om, op een ander niveau, hun toevlucht te nemen tot sociaal geweld;

d)

het in tal van opzichten kwetsbaar milieu, gevolg van de natuurrampen waar de regio regelmatig het slachtoffer van wordt (aardbevingen, overstromingen, langdurige droogte), als met het irrationele beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Volgens het UNDP wordt het milieu in Midden-Amerika o.m. bedreigd door de slecht geplande verstedelijking, het onzorgvuldige beheer van waterbronnen, het buitensporige gebruik van pesticiden in de landbouw en de ontbossing.

4.3

De relatieve groei van de Midden-Amerikaanse economie ten spijt zijn de sociale problemen nog niet overwonnen. De laatste jaren schommelt de jaarlijkse groei in de regio gemiddeld tussen 3,2 en 3,5 %. Door hun zwakke concurrentiepositie bungelen de meeste Midden-Amerikaanse landen — relatieve uitzonderingen als Costa Rica en El Salvador daargelaten — echter onderaan de door het World Economic Forum opgestelde lijst (voor 2006) waarin 125 landen zijn gerangschikt volgens hun concurrentievermogen. Costa Rica staat op de 53e en El Salvador op de 61e plaats, maar Guatemala, Honduras en Nicaragua moeten zich tevreden stellen met resp. de 75e, 93e en 95e plaats.

4.4

De inheemse bevolkingsgroepen en de grote Afro-Amerikaanse gemeenschap, die, als ze al niet worden gemarginaliseerd toch vaak over het hoofd worden gezien, maken Midden-Amerika tot een erg complex maatschappelijk geheel.

4.5

De inheemse bevolking wordt meestal in verband gebracht met het arme platteland, waarbij wordt vergeten dat de snel verslechterende toestand van de rurale economie een sterke migratiestroom naar de steden op gang heeft gebracht, met als gevolg dat de arme buitenwijken alsmaar meer uitdijen.

4.6

De Afro-Amerikanen, die in alle Midden-Amerikaanse landen (met uitzondering van El Salvador) te vinden zijn, krijgen niet genoeg politieke en sociale aandacht en worden daardoor het slachtoffer van racisme en discriminatie, zowel in het sociale leven als op het werk.

4.7

Alle sociaal-economische indicatoren wijzen op een stuitende ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, waaraan niet voorbij mag worden gegaan. De situatie van vrouwen in Midden-Amerika is bedroevend: het zijn vooral de vrouwen die te maken krijgen met werkloosheid, onzekere banen, slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen. Ook schooluitval komt voornamelijk voor bij meisjes. Wat de situatie nog schrijnender maakt is dat het merendeel van deze vrouwen om uiteenlopende redenen gezinshoofd is.

4.8

Het gebrek aan recente, betrouwbare en vergelijkbare statistische gegevens over de situatie van meisjes en vrouwen lijkt erop te wijzen dat deze kwestie niet op de politieke agenda voorkomt, hoewel de regeringen van de regio toch internationale overeenkomsten als de IAO-verdragen ter zake en het VN-Verdrag inzake de afschaffing van alle vormen van vrouwendiscriminatie hebben ondertekend en geratificeerd. Geweld tegen vrouwen (in alle vormen, van huiselijk geweld tot geweld op het werk) is nog steeds schering en inslag, alle inspanningen van vrouwenorganisaties ten spijt.

4.9

De armoede die behalve in Costa Rica meer dan de helft van de bevolking treft, het hoge aantal zwartwerkers dat rond de 40 % schommelt, het schreeuwende tekort aan middelen voor sociale beleidsgebieden als onderwijs en gezondheid en de werkloosheid zijn stuk voor stuk kenmerkend voor het gebrek aan sociale samenhang in de regio.

4.10

Voorts mag niet worden vergeten dat eerbiediging van de mensenrechten nergens in Midden-Amerika een beleidsthema is. Met name de arbeids- en vakbondsrechten worden er nogal eens met voeten getreden, hoewel diverse Midden-Amerikaanse landen een groot aantal van de IAO-verdragen hebben ondertekend. Van de regeringen mag dan ook worden verwacht dat zij toezien op de naleving van deze verdragen. Midden-Amerikanen die hun burger- en vakbondsrechten willen uitoefenen betalen daarvoor vaak een zware tol en riskeren zelfs hun leven.

5.   Criteria waarmee rekening dient te worden gehouden bij het afsluiten van een associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika

5.1

Bij het afsluiten van een associatieovereenkomst met Midden-Amerika moet rekening worden gehouden met een aantal criteria die in de ogen van het EESC niet alleen doorslaggevend zijn voor het welslagen van een dergelijke overeenkomst, maar ook een cruciaal onderdeel zijn van een algemene strategie voor heel Latijns-Amerika.

5.2

Wegwerken van de kloof. Een van de eerste punten die in aanmerking moeten worden genomen is de diepe kloof tussen de EU en Midden-Amerika. Zo zijn er enorme verschillen qua oppervlakte, bevolking, BBP, handelsbetrekkingen en sociaal-economische ontwikkeling.

5.2.1

Gezien deze hemelsbrede verschillen tussen de twee regio's heeft een associatieovereenkomst pas kans van slagen als zij gepaard gaat met compenserende maatregelen. Bedoeling is immers dat de doelstellingen van het handelsbeleid en het samenwerkingsbeleid op elkaar worden afgestemd en niet tegen elkaar in druisen.

5.3

Bevorderen van de sociale samenhang. Dit criterium dient centraal te staan in de toekomstige overeenkomst, omdat sociale samenhang niet alleen een cruciaal element is in de EU-strategie voor de betrekkingen met derde landen, maar ook van essentieel belang is voor de ontwikkeling van Midden-Amerika, dat gebukt gaat onder met extreme vormen van armoede en sociale uitsluiting.

5.3.1

Vandaar dat de nodige maatregelen moeten worden genomen op sociale beleidsterreinen als onderwijs, gezondheid en sociale zekerheid, alsook op fiscaal gebied, zodat alle geledingen van de samenleving de vruchten kunnen plukken van de economische ontwikkeling en de kansen die de associatieovereenkomst biedt.

5.4

Versterking van de democratie en de instellingen. Gezien de complexe situatie van de Midden-Amerikaanse samenleving, die verscheurd is door armoede en lange jaren van dictatuur en burgeroorlog, lijkt het voor de hand te liggen dat de overeenkomst ook moet worden aangegrepen om de democratie, en m.n. de participatiedemocratie, te versterken en de democratische instellingen verder uit te bouwen.

5.4.1

Verenigingen van uiteenlopende aard, zoals mensenrechtenorganisaties, organisaties die opkomen voor de rechten van de inheemse of Afro-Amerikaanse bevolking, vrouwen-, werknemers- en milieuorganisaties, hebben nog heel wat moeilijkheden te overwinnen willen zij als volwaardige partners worden gehoord. Toch klinkt hun eis om nauwer te worden betrokken bij de politieke, economische en sociale besluitvorming steeds luider. De overeenkomst kan ertoe bijdragen dat deze organisaties een stem krijgen.

5.4.2

Het Raadgevend Comité van het SICA, een bij art. 12 van het Protocol van Tegucigalpa ingesteld adviesorgaan, verdient steun en erkenning als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld en moet over de nodige logistieke en budgettaire middelen kunnen beschikken.

5.4.3

Met een in april 2006 gesloten overeenkomst erkent het EESC het Raadgevend Comité van het SICA als zijn institutionele partner. Beide partijen verbinden zich ertoe op te komen voor de democratie, de mensenrechten en de economische en sociale rechten en mee te werken aan de verdieping van de dialoog, het aanhalen van de economische betrekkingen en de versterking van de samenwerking tussen de EU en het Midden-Amerikaanse Integratiesysteem.

5.5

Versterking van de regionale integratie. Regionale integratie mag niet louter worden gezien als een door Europa opgelegde voorwaarde voor het sluiten van een handelsovereenkomst. Voor de landen van Midden-Amerika ligt hier nl. ook een kans om hun economische problemen aan te pakken. Zij mogen dus zeker niet nalaten eventuele synergie-effecten van de overeenkomst in hun voordeel aan te wenden.

5.5.1

We moeten er echter voor waken een en ander al te rooskleurig voor te stellen. Regionale integratie is een proces van lange adem dat de nodige steun en een voortdurende inzet vereist. In de overeenkomst moet daarom worden voorzien in een aantal mechanismen ter ondersteuning en bevordering van de integratie in Midden-Amerika (o.m. de instelling van fondsen ter compensatie van douaneheffingen en ter bevordering van de sociale en economische samenhang).

5.6

De associatieovereenkomst moet ook een sociale dimensie krijgen. De associatieovereenkomst steunt op drie pijlers — politiek, handel en samenwerking — die onderling samenhangen en elk even zwaar moeten wegen in de onderhandelingen. Het mag niet zo zijn dat alle aandacht uitgaat naar de meest complexe en problematische thema's.

5.6.1

In het politieke hoofdstuk van de associatieovereenkomst moeten concrete maatregelen ter bevordering van een goed bestuur worden vastgelegd. Daarnaast dienen in dit hoofdstuk een aantal bepalingen ter versterking van de sociale samenhang te worden opgenomen, alsook een reeks clausules ter bescherming van de rechten van de vrouw, de mensenrechten, de arbeidsrechten, de rechten van de inheemse en Afro-Amerikaanse bevolking en het milieu.

5.6.2

Ook de emigratie uit Midden-Amerika, die tegenstrijdige gevolgen heeft voor de regio (het geld dat emigranten naar huis sturen/hersenvlucht en slinken van de beroepsbevolking), moet worden aangesneden. De waardigheid en de rechten van de immigranten die in de EU leven en werken mogen daarbij niet uit het oog worden verloren.

5.6.3

Op het vlak van samenwerking moet meer steun worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van de regio, die op politiek, economisch, sociaal en milieugebied zwak staat. Het EESC dringt er daarom op aan dat instellingen als de IAO, de UNESCO of de WGO, die elk hun eigen specialisatie hebben, in het kader van de overeenkomst in de gaten houden hoe de meest problematische aspecten zich ontwikkelen.

5.6.4

De landen van Midden-Amerika hebben eerder al internationale verdragen afgesloten (m.n. het vrijhandelsverdrag met de VS — CAFTA) en hebben dus bepaalde verwachtingen. Europa moet daarom bewijzen dat de doelstellingen van de nieuwe associatieovereenkomst beantwoorden aan een ruime sociale visie die gestoeld is op de grondbeginselen van de EU zelf, waaronder een economisch model dat leidt tot duurzame ontwikkeling.

6.   Aanbevelingen

In het licht van het bovenstaande wil het EESC de volgende aanbevelingen doen:

6.1

De associatieovereenkomst is van strategisch belang voor de bilaterale betrekkingen van de EU met andere partners uit Latijns-Amerika en moet dus bovenaan de politieke agenda van de EU komen te staan.

6.2

De drie pijlers van de overeenkomst — politiek, handel en samenwerking — moeten elk evenveel gewicht in de schaal leggen.

6.3

Bij de onderhandelingen mag niet worden vergeten dat een aantal Midden-Amerikaanse landen tot de armste van Latijns-Amerika behoren en dat er een enorme kloof gaapt tussen de twee onderhandelingspartners; om te voorkomen dat de overeenkomst ongunstige gevolgen heeft moet de samenwerking worden versterkt en moet bij de openstelling van de markten rekening worden gehouden met deze positie.

6.4

Er moeten maatregelen worden ingevoerd ter bevordering van het concurrentievermogen en ter versterking van de rechtszekerheid bij investeringen; ook moet worden voorzien in een compensatieregeling: door de economische ongelijkheid in de regio is de totstandbrenging van een interne markt immers bijzonder problematisch.

6.5

De overeenkomst moet een beslissende bijdrage leveren aan de versterking van de sociale samenhang in de regio: de voordelen ervan mogen niet beperkt blijven tot een aantal toch al bevoorrechte sectoren, maar moeten voelbaar zijn voor alle bevolkingsgroepen.

6.6

Wat de sociale en arbeidsrechtelijke bepalingen aangaat moet de aandacht met name uitgaan naar de naleving van de IAO-normen. De associatieovereenkomst moet de ondertekenaars aanzetten tot naleving van de sociale beginselen en waarden zoals die zijn neergelegd in de grondwet en in de voornaamste verklaringen en resoluties van de IAO, zoals de Verklaring inzake de fundamentele principes en rechten op het werk (1998), de Tripartiete Verklaring over de beginselen inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid (1977, gewijzigd in 2000) en de Resolutie van de Internationale Arbeidsconferentie over de vakbondsrechten en hun relatie met de burgerlijke vrijheden (1970).

6.7

Ook de sociale aspecten moeten voldoende worden belicht. Zo moet niet alleen de nadruk worden gelegd op arbeidskwesties, maar ook op milieubescherming en de algemene vooruitgang van de regio en de bevolking.

6.8

Er dient rekening te worden gehouden met de meest kwetsbare bevolkingsgroepen zoals vrouwen, de inheemse bevolking en Afro-Amerikanen.

6.9

Er moet worden voorzien in mechanismen om het maatschappelijk middenveld bij alle stadia van de onderhandelingen te betrekken.

6.10

Daartoe moet meer steun worden verleend aan de adviesorganen van het maatschappelijk middenveld, m.n. het Raadgevend Comité van het SICA, de instelling zich bezighoudt met de integratie van Midden-Amerika, zodat deze kunnen beschikken over de noodzakelijke menselijke, logistieke en financiële middelen.

6.11

Voorts dient nu al een gemengd comité voor de follow-up van de onderhandelingen te worden ingesteld, dat zou moeten bestaan uit leden van het EESC en van het Raadgevend Comité van het SICA. Eventueel kunnen beide partijen beslissen hierbij nog andere relevante organisaties te betrekken.

6.12

Ten slotte moeten het Raadgevend Comité van het SICA en het EESC beginnen met het overleg over de samenstelling, het mandaat en het optreden van het toekomstige gemengd raadgevend comité, het officiële adviesorgaan dat in het kader van de associatieovereenkomst in het leven zal worden geroepen.

Brussel, 12 juli 2007

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dimitris DIMITRIADIS


(1)  „De sociale cohesie in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied”, PB C 110 van 10.4.2004; „De betrekkingen tussen de Europese Unie en de Andesgemeenschap”, PB C 309 van 16.12.2006.

(2)  In par. 31 van de Verklaring van Wenen wordt verwezen naar het besluit van de EU en Midden-Amerika om, in het licht van de gemeenschappelijke strategische doelstelling van de Verklaring van Guadalajara en de positieve uitkomst van de door de EU en Midden-Amerika gezamenlijk uitgevoerde beoordeling van de regionale economische integratie, van start te gaan met de onderhandelingen over een associatieovereenkomst en de oprichting van een vrijhandelszone.

(3)  De uitvoer binnen Midden-Amerika is tussen 1995 en 2002 met nagenoeg 60 % toegenomen; „Rapport Midden-Amerika 2004”, Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank.

(4)  Het Midden-Amerikaanse parlement.