52007DC0692

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad ALGEMEEN VERSLAG OVER DE PRETOETREDINGSSTEUN (Phare - Ispa - Sapard) IN 2006 {SEC(2007) 1468} /* COM/2007/0692 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 9.11.2007

COM(2007) 692 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ALGEMEEN VERSLAG OVER DE PRETOETREDINGSSTEUN (Phare - Ispa - Sapard) IN 2006 {SEC(2007) 1468}

1. OVERZICHT

Dit is het zevende verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die in 2006 zijn gefinancierd door middel van de drie pretoetredingsinstrumenten Phare, Ispa en Sapard. Het verslag behandelt met name de coördinatie van deze instrumenten overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad inzake de coördinatie van de pretoetredingssteun[1] (hierna “de coördinatieverordening” genoemd). In aansluiting op de succesvolle voltooiing van de toetredingsonderhandelingen in Kopenhagen in 2002 werd meer aandacht besteed aan het creëren van de bestuurlijke capaciteit die noodzakelijk is voor een geslaagde tenuitvoerlegging van het acquis, en aan de participatie in lopende of toekomstige communautaire programma’s vanaf het tijdstip van toetreding.

Phare is bestemd voor de voornaamste prioriteiten in verband met de overname van het acquis communautaire, te weten versterking van de bestuurlijke capaciteit en investeringen die hiermee samenhangen. Dit instrument bestrijkt daarnaast de economische en sociale cohesie.

Ispa (het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid) financiert grote infrastructuurprojecten op het gebied van milieu en vervoer.

Sapard (het speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling) financiert de ontwikkeling van de landbouw en het platteland.

Voor financiële informatie over de pretoetredingsinstrumenten wordt verwezen naar punt 5 (Financieel overzicht).

De coördinatie van de drie instrumenten wordt gewaarborgd door een onderlinge taakverdeling. Een comité op directoraatsniveau zorgt voor de coördinatie tussen de betrokken diensten van de Commissie. Op landenniveau heeft de Commissie de kandidaat-lidstaten ertoe aangemoedigd om de interdepartementale coördinatie, die wordt beschouwd als een fundamentele voorwaarde voor het succesvolle beheer van de structuurfondsen in de toekomst, te versterken.

2. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE WERKING VAN DE PRETOETREDINGSINSTRUMENTEN

2.1 Vastlegging en overdracht van middelen

EU-middelen kunnen pas worden overgemaakt nadat 1) een raamovereenkomst is ondertekend, 2) de Commissie een besluit inzake vastlegging in de begroting heeft genomen, 3) een bilaterale financieringsovereenkomst of dito memorandum is opgesteld waarin voor de betrokken maatregel ten behoeve van het ontvangende land de financiële verplichting van de Gemeenschap is bepaald, en waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgesteld. De besluitvormings- en vastleggingsprocedures zijn echter per instrument verschillend. Nadere informatie over de procedures die bij de verschillende instrumenten in financiering resulteren, is opgenomen in bijlage 1.1.

2.2 Uitvoeringsstructuren in kandidaat-lidstaten

De stroom geldmiddelen uit de pretoetredingsinstrumenten loopt via het in elk land bij het ministerie van Financiën ondergebrachte nationale fonds, onder verantwoordelijkheid van de nationale ordonnateur. De concrete tenuitvoerlegging van Phare en Ispa gebeurt door uitvoeringsinstanties, zoals de centrale financierings- en contracteringseenheid (CFCU), die de gelden ontvangt van het nationale fonds[2]. Sapard wordt ten uitvoer gelegd door het specifieke Sapard-orgaan, dat de gelden ontvangt van het nationale fonds.

2.3 Gedecentraliseerde uitvoering krachtens artikel 12 van de coördinatieverordening [3]

Decentralisatie is het proces waarbij het beheer van de EU-fondsen wordt toevertrouwd aan de overheden van de kandidaat-lidstaten.

Voor Phare en Ispa verliep het beheer in 2006 grotendeels volgens het gedecentraliseerde uitvoeringssysteem DIS. DIS betekent dat de procedures voor het beheer van met Ispa- en Phare-gelden gefinancierde maatregelen of projecten een controle vooraf vereisen, dat wil zeggen dat besluiten betreffende het plaatsen en het gunnen van opdrachten door de aanbestedende autoriteit worden genomen en vervolgens ter goedkeuring aan de delegatie van de Commissie in het begunstigde land worden voorgelegd. De delegaties van de Commissie dragen aldus de verantwoordelijkheid voor het goedkeuren van aanbestedingsdocumenten voordat aanbestedingsprocedures in gang worden gezet of contracten worden ondertekend.

Kroatië diende in het tweede kwartaal van 2005 bij de Commissie een verzoek in tot accreditatie van zijn DIS-systeem voor Phare en Ispa. De auditdiensten van de Commissie (bij de directoraten-generaal Uitbreiding en Regionaal beleid) beoordeelden naar aanleiding van dat verzoek de capaciteit voor het beheer van nationale en sectorale programma’s en projecten, de procedures voor financiële controle en de structuren voor de overheidsfinanciën in Kroatië. Naar aanleiding van deze beoordeling besloot de Commissie in februari 2006 het beheer van Phare en Ispa op gedeeltelijk gedecentraliseerde basis over te dragen aan de aangewezen Kroatische instantie binnen het ministerie van Financiën[4].

Sapard daarentegen wordt volledig gedecentraliseerd ten uitvoer gelegd (EDIS = uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem). EDIS staat voor de volledige decentralisatie van de EU-steun, dat wil zeggen dat het beheer van de EU-pretoetredingssteun wordt overgedragen aan de overheden van de kandidaat-lidstaten en de Commissie individuele verrichtingen niet langer stelselmatig vooraf, maar slechts achteraf controleert, terwijl zij de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting blijft dragen.

De overdracht van beheersverantwoordelijkheden in het kader van DIS en EDIS vereist dat elk land passende beheers- en controlesystemen opzet die op nationaal niveau worden goedgekeurd door de nationale ordonnateur. Als deze voorwaarden zijn vervuld, vergewist de Commissie zich ervan dat deze systemen aan de eisen voldoen voordat zij tot de overdracht van het financieel beheer besluit.

In 2006 werd op basis van de coördinatieverordening verdere vooruitgang geboekt met betrekking tot de overstap naar EDIS van Bulgarije en Roemenië. In november 2006 werden de twee Roemeense uitvoeringsinstanties op vervoersgebied goedgekeurd met betrekking tot EDIS voor ISPA. De EDIS-accreditatie werd echter niet toegekend voor de uitvoeringsinstantie op milieugebied, omdat deze onvoldoende capaciteit had en slecht presteerde. Op basis van toekomstige audits zal worden besloten over de accreditatie van de uitvoeringsinstantie op milieugebied in Bulgarije. In de tussentijd blijft het DIS-systeem van controle vooraf van kracht.

In Roemenië werden in juni 2006 alle uitvoeringsinstanties voor ISPA goedgekeurd voor EDIS na een audit van de Commissie. In Kroatië zijn geen stappen gezet om EDIS-accreditatie te krijgen voor ISPA, aangezien de tenuitvoerlegging van ISPA zich nog in een relatief vroeg stadium bevindt.

Voor Phare en Ispa gebeurt de overschakeling naar EDIS in vier fasen, die zijn beschreven in het werkdocument van de Commissie “Voorbereiding op uitgebreide decentralisatie” en het EDIS-draaiboek voor Ispa en Phare. In het draaiboek worden de procedurele fasen beschreven die leiden tot een EDIS-besluit. In de fasen 1 tot en met 3, die onder de verantwoordelijkheid van de kandidaat-lidstaten vallen, wordt nagegaan welke tekortkomingen de beheers- en controlesystemen vertonen, worden eventuele tekortkomingen aangepakt en wordt nagegaan of deze systemen aan de vereisten voldoen. In de vierde fase, die onder de verantwoordelijkheid van de Commissie valt, wordt het Commissiebesluit voorbereid. Dit besluit wordt genomen na een diepgaand onderzoek, waaronder een verificatie-audit ter plaatse, van de beheers- en controlesystemen zoals beschreven in de EDIS-aanvraag die door de nationale ordonnateur bij de Commissie is ingediend.

Voor nadere informatie over EDIS wordt verwezen naar bijlage 1.2.

3. BEWAKING EN EVALUATIE

3.1 Phare

De uitvoering van de Phare-programma’s wordt gevolgd door middel van een gestructureerd monitoring- en evaluatieproces. Elk land heeft een gemengd monitoringcomité (JMC), dat wordt ondersteund door sectorale subcomités (SMSC’s), die tweemaal per jaar bijeenkomen.

Voor de gemengde monitoringcomités van de nieuwe lidstaten geldt een herzien JMC-mandaat, waarmee wordt beoogd de toezichtsfunctie van de JMC’s en de rapportage aan de Commissie verder te versterken. Alle nieuwe lidstaten hebben dan ook een statusverslag over de implementatie van de Phare-bijstand aan hun JMC voorgelegd, waarin de bevindingen van de monitoringverslagen en tussentijdse evaluatieverslagen en de financiële rapportage werden geconsolideerd. In zowel Bulgarije als Roemenië speelde het JMC in 2006 een actieve rol gezien de taken waarvoor de respectieve administraties zich geplaatst zagen in de laatste fase van de voorbereiding op de toetreding. In Kroatië werd het systeem van JMC/SMSC in 2006 opgezet, nadat in 2005 een proefproject was uitgevoerd. De JMC-vergaderingen hadden in Kroatië zowel betrekking op de Phare-programma’s als op gedecentraliseerde CARDS-projecten.

Het systeem voor monitoring en tussentijdse evaluatie houdt in dat de verantwoordelijkheden op dat gebied geleidelijk worden gedecentraliseerd en aan de kandidaat-lidstaten overgedragen, in samenhang met de DIS- en EDIS-accreditatie. Alle nieuwe lidstaten hebben sinds 2005 hun gedecentraliseerde structuren voor monitoring en tussentijdse evaluatie opgezet. Hoewel de verantwoordelijkheid voor de monitoring in 2001 werd overgedragen aan Bulgarije en Roemenië, waren de tussentijdse evaluaties gecentraliseerd tot op de dag van de toetreding. Verwacht wordt dat de Bulgaarse en Roemeense autoriteiten begin 2007 gedecentraliseerde instanties voor tussentijdse evaluaties zullen opzetten. Kroatië werd in februari 2006 goedgekeurd voor DIS, met inbegrip van de verantwoordelijkheid voor de monitoring.

In 2006 zijn door de gecentraliseerde instantie voor tussentijdse evaluatie van DG Uitbreiding voor Bulgarije en Roemenië 24 landenverslagen, regionale verslagen, ad-hocverslagen of thematische verslagen opgesteld.

Uit deze verslagen over Bulgarije en Roemenië kwamen de volgende hoofdpunten naar voren:

- in het algemeen zijn de resultaten met betrekking tot Phare verbeterd, maar nog steeds wisselend;

- de uitvoering van Phare blijft een probleem wat betreft de veelvuldige vertraging bij de aanbestedingen;

- de resultaten waren in het algemeen adequaat, hoewel ze vaak later werden bereikt dan gepland;

- twinning is met name effectief gebleken voor institutionele opbouw en het vergroten van de absorptiecapaciteit van de begunstigde landen;

- de prestaties van Phare variëren sterk per sector. In Roemenië scoren “milieu” en “interne markt” het best en “economische en sociale cohesie” en “energie en vervoer” het slechtst. In Bulgarije scoort “milieu” het best en “economische en sociale cohesie” en “energie en vervoer” het slechtst;

- er was dringend Phare-steun nodig om de hervorming van overheid en justitie in gang te zetten, maar op dit vlak is onvoldoende vooruitgang geboekt;

- Phare heeft tot dusver weinig succes gehad wat betreft de voorbereiding van de begunstigden op de structuurfondsen. Dat de voorbereiding op de structuurfondsen werd versneld, kwam voornamelijk door de eigen inspanningen van de autoriteiten met het oog op de naderende toetreding;

- de bijdrage van Phare was niet voldoende om te zorgen voor de nodige nationale coördinerende structuren en procedures.

De duurzaamheid van de Phare-steun neemt toe nu Phare de juridische, organisatorische en administratieve systemen in veel sectoren heeft versterkt.

3.2 Ispa

Voor alle Ispa-projecten geschieden toezicht en evaluatie overeenkomstig de Ispa-verordening en het financieringsmemorandum. De voortgang van de uitvoering wordt systematisch tweemaal per jaar en periodiek getoetst door de diensten van de Commissie, met name via de monitoringcomités.

De eisen voor een evaluatie achteraf zijn vastgelegd in deel XIII van de bijlage bij het financieringsmemorandum dat voor elk project overeengekomen wordt tussen de Commissie en het begunstigde land. Hierin is bepaald dat de Commissie en de begunstigde landen na de voltooiing van een project de impact ervan en de wijze waarop het is uitgevoerd, evalueren. Eind 2006 waren er geen projecten voltooid in Roemenië of Kroatië. Eind 2006 waren enkele projecten in Bulgarije grotendeels voltooid, maar geen enkel investeringsproject was afgerond. Daarom werd in 2006 geen enkele ex post evaluatie uitgevoerd.

3.3 Sapard

De uitvoering van de Sapard-programma’s valt zowel wat monitoring als wat evaluatie betreft onder de bepalingen van de meerjarige financieringsovereenkomsten. In 2006 is elk monitoringcomité ten minste eenmaal bijeengekomen. De Commissie en de begunstigde landen zijn nauw blijven samenwerken op het gebied van de aanpassing en de toepassing van de monitoring- en evaluatiesystemen. De vergaderingen van de monitoringcomités in 2006 waren een nuttige gelegenheid voor de bespreking van en besluitvorming over: i) het toezicht op de uitvoering van de programma’s, ii) de goedkeuring van de wijzigingen die moesten worden aangebracht in verband met de afsluiting van het programma en de verbetering van de absorptiecapaciteit (BG, RO), en iii) de goedkeuring van de jaarlijkse voortgangsverslagen over de uitvoering van de Sapard-programma’s, voordat deze officieel bij de Commissie werden ingediend.

4. COÖRDINATIE

4.1. Algemeen

Zoals voorgeschreven in de coördinatieverordening zorgt de Commissie voor nauwe coördinatie tussen de drie pretoetredingsinstrumenten. In de verordening is nauwkeurig bepaald op welk terrein ieder instrument bijstand verleent, waardoor de kans op overlappingen wordt geminimaliseerd.

De toetredingspartnerschappen vormen het algemene kader voor de bijstandsverlening uit de drie pretoetredingsinstrumenten. Zij worden wat Phare betreft aangevuld door de nationale ontwikkelingsprogramma’s en wat Ispa betreft door de nationale milieu- en vervoersstrategieën. De Sapard-projecten worden uitgekozen aan de hand van de programma’s voor plattelandsontwikkeling 2000-2006, die zijn opgesteld op basis van de plannen van de kandidaat-lidstaten en in 2000 door de Commissie per land zijn goedgekeurd.

Het Phare-beheerscomité speelt een sleutelrol bij de algemene coördinatie. Op grond van artikel 9 van de coördinatieverordening staat dit comité de Commissie bij in de coördinatie van de werkzaamheden uit hoofde van de drie instrumenten en informeert de Commissie het comité over de indicatieve toewijzing van financiële middelen per land en per pretoetredingsinstrument, en over de door haar uit hoofde van de coördinatie met de EIB, andere communautaire instrumenten en de internationale financiële instellingen ondernomen acties.

4.2. Coördinatie binnen de Commissie

De verantwoordelijkheid voor het Phare-programma en de coördinatie van de instrumenten berusten bij DG Uitbreiding, dat daarin wordt bijgestaan door het Phare-beheerscomité. De verantwoordelijkheid voor Ispa berust bij DG Regionaal beleid en die voor Sapard bij DG Landbouw.

De programmering wordt gecoördineerd via uitgebreid overleg tussen de diensten van de Commissie. Daarnaast is binnen de verschillende betrokken diensten van de Commissie op directieniveau een coördinatiecomité opgezet, dat met name aandacht besteedt aan de voorbereiding van EDIS voor Phare en Ispa.

Het coördinatiecomité van de Commissie voor de drie pretoetredingsinstrumenten, dat op directieniveau is ingesteld, is in 2006 niet officieel bijeengekomen, hoewel een groot aantal vergaderingen is gehouden met het oog op met name de opzet van het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun IPA en de afdelingen daarvan[5].

Om doublures te voorkomen, heeft de Commissie de scheidslijn tussen Phare en Sapard duidelijker afgebakend, rekening houdende met de bepalingen van de coördinatieverordening. Wat het toezicht op de projecten betreft, geschiedt de coördinatie via het gemeenschappelijk toezichtcomité (JMC). Het JMC wordt indien mogelijk bijgestaan door de monitoringcomités voor Ispa en de relevante Phare-subcomités.

4.3. Coördinatie binnen de kandidaat-lidstaten

De Commissie moedigt de kandidaat-lidstaten ten zeerste aan om de interdepartementale coördinatie te versterken, aangezien deze een fundamentele voorwaarde is voor een succesvol toekomstig beheer van de structuurfondsen door de kandidaat-lidstaten en, op de korte termijn, voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen voor economische en sociale cohesie in het kader van Phare. Hoewel op dit vlak aanzienlijke vooruitgang is geconstateerd, moet deze interdepartementale coördinatie verder worden verbeterd. Omdat vanaf het begin in gedecentraliseerd beheer is voorzien (Sapard) of geleidelijk op een dergelijk beheer wordt overgeschakeld (Phare en Ispa), moeten de kandidaat-lidstaten voldoende verantwoordelijkheid ontwikkelen voor een goede coördinatie van de projecten die pretoetredingssteun ontvangen, en voor het tegengaan van overlappingen.

Daarom heeft de Commissie deze landen gevraagd de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende en doelmatige coördinatie. De controlelijst die aan de kandidaat-lidstaten en de delegaties van de Commissie is toegezonden en aan de hand waarvan de delegaties kunnen nagaan of de betreffende uitvoeringsinstantie in staat is tot verantwoord en efficiënt beheer van een Phare-onderdeel voor economische en sociale cohesie, vermeldt dat een evaluatie moet worden verricht waaruit blijkt dat de opgezette coördinatiestructuren adequaat zijn en dat er passende mechanismen bestaan om overlapping te voorkomen met andere communautaire instrumenten, met name Phare (grensoverschrijdende samenwerking), Sapard en Ispa.

4.4. Coördinatie met de EIB en de international financiële instellingen

De internationale financiële instellingen (IFI’s) en de bilaterale donoren worden in de loop van de programmeringscyclus regelmatig door de Commissie geconsulteerd om vast te stellen op welke gebieden gezamenlijk kan worden opgetreden en om te zorgen voor een complementaire aanpak van de pretoetredingsprioriteiten.

Om de samenwerking en de medefinanciering van projecten met de EIB en andere IFI’s, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Wereldbank en de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (CEB, in samenwerking met de Duitse Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW)), te regelen, hebben de Europese Commissie en de deelnemende IFI’s op 26 april 2006 het gewijzigde memorandum van overeenstemming voor de uitbreidingslanden gesloten.

In Phare-verband zijn er slechts beperkte mogelijkheden voor medefinanciering met de IFI’s van investeringsprojecten in het kader van de nationale programma’s, doordat de tijdschema’s voor de programmeringsmechanismen van Phare en de mechanismen voor de toewijzing van leningen sterk verschillen. Er wordt echter nauw samengewerkt met de IFI’s om een solide en duurzaam kader op te zetten voor de financiering van leningen, wanneer dit een geschikter middel is dan financiering uit de fondsen. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de twee financieringsmethoden elkaar aanvullen.

Voor de in het kader van Phare gefinancierde horizontale programma’s kwamen vóór 2005 tien Phare-landen in aanmerking. De met ingang van 2005 gestarte programma’s zijn gericht op slechts vier landen: Roemenië, Bulgarije, Kroatië en Turkije[6]. Het technische karakter en de meerlandenaanpak van de opeenvolgende horizontale financieringsfaciliteiten vereisten zeer gespecialiseerde financiële instellingen, die veel ervaring hebben met internationale financiering en de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf en de gemeentelijke sector. De voorkeur werd gegeven aan financiële instellingen met de status van internationale publiekrechtelijke instellingen die de waarden van de EU delen, met name wat betreft de uitbreiding, en die vergelijkbare publieke beleidsdoelstellingen hebben, boven financiële instellingen uit de particuliere sector die commerciële investeringsvoorwaarden hanteren.

Het eerste faciliteitsprogramma werd in 1999 samen met de EBWO opgestart. In latere jaren kwamen daar de CEB, die het programma in samenwerking met de KfW uitvoert, en de EIB bij. Sinds 1999 zijn door de Commissie 32 faciliteitsprogramma’s gelanceerd.

- 18 financieringsfaciliteiten voor het midden- en kleinbedrijf, met in totaal 376 miljoen euro aan stimuleringsmaatregelen van de EU en 2,32825 miljard euro aan kredietlijnen van de IFI’s. Half februari 2007 was reeds 287,6 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen voor projecten toegewezen.

- 11 financieringsfaciliteiten voor de gemeentelijke sector, met in totaal 117,8 miljoen euro aan stimuleringsmaatregelen van de EU en 589 miljoen euro aan leningen van de IFI’s. Half februari 2007 was reeds 41,3 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen voor projecten toegewezen.

- In 2006 voor het eerst 3 financieringsfaciliteiten voor energiezuinigheid, met in totaal 53 miljoen euro aan stimuleringsmaatregelen van de EU en 212 miljoen euro aan leningen van de IFI’s. De uitvoering hiervan zal in april 2007 van start gaan.

De financieringsfaciliteit voor het midden- en kleinbedrijf is een programma met meerdere begunstigden, dat bedoeld is om de capaciteit van financiële tussenpersonen (banken, leasebedrijven) in de begunstigde landen (nieuwe lidstaten en kandidaat-lidstaten) te versterken, zodat zij hun financieringsactiviteiten voor het midden- en kleinbedrijf kunnen uitbreiden en in stand houden.

De financieringsfaciliteit voor de gemeentelijke sector is vergelijkbaar met die voor het midden- en kleinbedrijf. Leningen en risicodelingsinstrumenten uit de middelen van de IFI’s worden gecombineerd met niet-terugvorderbare financiële stimuleringsmaatregelen voor plaatselijke financiële tussenpersonen. Het is ook de bedoeling dat een beperkt bedrag voor technische bijstand aan gemeenten door Phare zal worden gefinancierd om de vraagzijde van de gemeentelijke kredietmarkt te versterken.

De faciliteit voor energiezuinigheid werd in 2006 opgezet als reactie op het groenboek inzake energie-efficiëntie en de richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen. De faciliteit is bedoeld om energiezuinige investeringen in allerlei soorten gebouwen en in de industrie te stimuleren door adequate financiering ter beschikking te stellen van de uiteindelijke kredietnemers. Het programma combineert IFI-kredieten aan financiële tussenpersonen met premies om het gebruik van energiezuinige apparatuur te stimuleren en de energie-investering aantrekkelijker te maken, en honoraria voor lokale financiële tussenpersonen om hen aan te moedigen leningen te verstrekken voor de financiering van energiezuinige investeringen.

De EIB en de Commissie hebben een faciliteit voor grensregio’s opgezet, zoals gevraagd door de Europese Raad van Nice en nader omschreven in de mededeling van de Commissie van 25 juli 2001 over grensregio’s. Deze faciliteit ondersteunt de aanleg van kleine gemeentelijke infrastructuur in grensregio’s ter bevordering van de integratie met de huidige EU-regio’s. Zij bestaat uit twee programma’s voor gemeentelijke infrastructuur, met in totaal 40 miljoen euro aan EU-stimuleringsmaatregelen en 200 miljoen euro aan leningen van de EIB. Dit programma wordt alleen met de EIB uitgevoerd in grensregio’s en bevindt zich nog in de implementatiefase. De EU-bijdrage is in 2006 verlaagd van 50 naar 40 miljoen euro om de omvang van het programma in overeenstemming te brengen met potentiële projecten.

5. FINANCIEEL OVERZICHT

Toewijzingen per land voor Phare[7], Ispa en Sapard in 2006 (in miljoen euro)

Phare | Sapard | Ispa | TOTAAL |

Bulgarije | 305,3 | 82,4 | 167,8 | 555,5 |

Roemenië | 544,3 | 192,4 | 377,9 | 1 114,6 |

Kroatië | 78,2 | 25,0 | 34,4 | 137,6 |

Totaal | 927,8 | 299,8 | 580,1 | 1 807,7 |

[1] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.

[2] Tenzij het nationale fonds fungeert als uitbetalingsinstantie namens de uitvoeringsinstantie.

[3] Artikel 12 van de coördinatieverordening vormt de juridische grondslag op grond waarvan kan worden afgezien van voorafgaande goedkeuring door de Commissie van de door de kandidaat-lidstaten gedane projectselectie, aanbesteding en contractering.

[4] Ook de meeste nog resterende Cards-projecten werden gedecentraliseerd en overgedragen aan de CFCU.

[5] Tot de zes instrumenten voor buitenlands beleid die voor de periode 2007–2013 zijn voorgesteld, behoort ook het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun IPA. Het IPA staat op het grensvlak tussen externe bijstand en intern beleid. Het is bedoeld om de integratie in de Unie van de kandidaat-lidstaten (Turkije, Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) en de potentiële kandidaat-lidstaten te vergemakkelijken. Het IPA moet een op de toetreding gericht instrument zijn dat tegemoetkomt aan alle eisen die het toetredingsproces stelt, met name wat betreft prioriteiten, voortgangsbewaking en evaluatie. Het IPA komt in de plaats van de huidige pretoetredingsinstrumenten, dat wil zeggen: Phare, dat gericht is op ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het acquis door institutionele opbouw en daarmee samenhangende investeringen in economische en sociale cohesie en grensoverschrijdende samenwerking; Ispa, dat voorbereidt op het cohesiefonds en betrekking heeft op milieu en vervoersinfrastructuur; Sapard, dat voorbereidt op de plattelandsontwikkelingsplannen en betrekking heeft op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling; de pretoetredingssamenwerking met Turkije, met hetzelfde toepassingsgebied als Phare; en Cards, dat betrekking heeft op de Westelijke Balkan.

[6] Turkije valt onder de financiële pretoetredingssteun voor dat land.

[7] De Phare-cijfers zijn bij benadering, want zij omvatten het draaiboek voor BG en RO en de bijdragen voor Kroatië aan meerlandenprogramma's, die niet goed per land kunnen worden uitgesplitst. In de landenbijlagen vindt u een opsplitsing van het draaiboek per type programma. Het cijfer voor Bulgarije omvat het KIDS-programme voor nucleaire ontmanteling. Alle cijfers zijn exclusief ondersteunende uitgaven.