52006PC0397




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 17.7.2006

COM(2006) 397 definitief

2006/0129 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

(door de Commissie ingediend) {COM(2006) 398 definitief}(SEC(2006) 947}

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel Chemische verontreiniging van oppervlaktewater kan aquatische ecosystemen verstoren, met verlies aan habitats en biodiversiteit als gevolg. Verontreinigende stoffen kunnen zich ophopen in de voedselketen en schade toebrengen aan roofdieren die besmette vis eten. Mensen worden via het aquatisch milieu aan verontreinigende stoffen blootgesteld door het eten van vis of schaaldieren, het drinken van water en eventueel door recreatieactiviteiten. Verontreinigende stoffen kunnen nog jaren nadat zij zijn verboden in het milieu voorkomen; sommige kunnen over lange afstanden worden getransporteerd en kunnen in afgelegen gebieden worden aangetroffen. Verontreinigende stoffen kunnen in het milieu vrijkomen vanuit verschillende bronnen (b.v. landbouw, industrie, verbranding), in de vorm van producten of onbedoelde bijproducten; de verontreiniging kan van historische aard zijn, maar de betrokken stoffen kunnen ook nu nog dagelijks in gangbare producten worden gebruikt. In artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG (de kaderrichtlijn water – KRW) wordt een strategie ter bestrijding van waterverontreiniging uiteengezet. Als eerste stap in deze strategie is een lijst van prioritaire stoffen vastgesteld (Beschikking 2455/2001/EG) waarin 33 stoffen zijn geïnventariseerd die op communautair niveau aanleiding geven tot extra bezorgdheid. Met dit voorstel wordt beoogd een hoog beschermingsniveau te bieden tegen voor of via het aquatisch milieu optredende risico's die worden veroorzaakt door deze 33 prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen, door milieukwaliteitsnormen (MKN) vast te stellen. De nodige emissiebeheersingsmaatregelen zijn in de afgelopen jaren door middel van diverse communautaire besluiten vastgesteld. |

120 | Algemene context De Gemeenschap heeft in 1976 voor het eerst wetgeving betreffende chemische waterverontreiniging vastgesteld (Richtlijn 76/464/EEG betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd). Vervolgens zijn in de periode 1982-1990 verschillende "dochterrichtlijnen" vastgesteld waarbij in emissiegrenswaarden en milieukwaliteitsdoelstellingen voor 18 specifieke verontreinigende stoffen is voorzien (zie hieronder). Bij de KRW is een bijgewerkte, alomvattende en doeltreffende strategie ter bestrijding van chemische verontreiniging van het oppervlaktewater ingevoerd. Krachtens de KRW moet Richtlijn 76/464/EEG na een overgangsperiode worden ingetrokken, maar voor de intrekking van de daarmee samenhangende "dochterrichtlijnen" zijn geen voorzieningen getroffen. Artikel 16 schrijft voor dat de Commissie met een voorstel komt voor specifieke maatregelen ter bestrijding van de waterverontreiniging door afzonderlijke verontreinigende stoffen of groepen verontreinigende stoffen die een significant risico voor of via het aquatische milieu betekenen. Als eerste stap is Beschikking 2455/2001/EG aangenomen, waarbij de vorige lijst die in 1982 door de Commissie werd gepubliceerd, is vervangen. Vervolgens moest de Commissie voorstellen voor MKN (zie artikel 16, lid 7) en emissiebeheersingsmaatregelen (zie artikel 16, lid 6 en lid 8) indienen voor de betrokken prioritaire stoffen. Met dit voorstel wordt deze verplichting vervuld, behalve wat betreft de invoering van aanvullende emissiebeheersingsmaatregelen (nadere details volgen hieronder). Tegelijk voorziet dit voorstel in de intrekking van de bestaande "dochterrichtlijnen" 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG, zoals gewijzigd bij de Richtlijnen 88/347/EEG en 90/415/EEG. |

30 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied In de KRW wordt het algemene kader aangegeven voor een strategie tegen verontreiniging van het oppervlaktewater. De eerdere wetgeving op dit gebied, namelijk Richtlijn 76/464/EEG en de daarmee samenhangende dochterrichtlijnen (zie hierboven), betreft vergelijkbare aspecten als die waarop dit voorstel betrekking heeft. De verontreinigende stoffen die worden gereguleerd zijn echter niet identiek en bovendien moest rekening worden gehouden met de wetenschappelijke en technische vooruitgang. |

140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie In het Zesde Milieuactieprogramma zijn de maatregelen inzake prioritaire stoffen aangemerkt als kernactiviteit (zie artikel 7, lid 2, onder e), van Besluit 1600/2002/EG). Het doel van dit voorstel is de milieukwaliteit te beschermen en te verbeteren overeenkomstig het principe van duurzame ontwikkeling. Tegelijk moet het voorstel voor MKN zorgen voor harmonisatie van de economische voorwaarden binnen de interne markt, aangezien de bestaande nationale MKN sterk uiteenlopen. Voorts wordt in het voorstel en de begeleidende mededeling volledig rekening gehouden met de doelstellingen en bepalingen van andere communautaire regelgeving, met name het beleid inzake chemische stoffen, inclusief REACH en de pesticidenrichtlijn, de IPPC-richtlijn en de thematische strategieën, namelijk die inzake het mariene beleid en een duurzaam pesticidengebruik. Al deze communautaire regelgeving geeft, samen met andere besluiten, invulling aan de emissiebeheersingsmaatregelen waarin is voorzien bij artikel 16, lid 6 en lid 8, van de KRW. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Sinds 2001 heeft de Commissie een representatief forum van belanghebbende partijen – het adviserend deskundigenforum prioritaire stoffen - bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, het bedrijfsleven en niet-gouvernementele organisaties op milieugebied, geraadpleegd over alle aspecten van het voorstel. Deze raadpleging voldoet aan de eisen van artikel 16, lid 5, van de kaderrichtlijn water, waarin deze vorm van overleg uitdrukkelijk wordt vermeld. Deze raadpleging omvatte een reeks van 16 bijeenkomsten en verschillende schriftelijke overlegrondes. |

212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Behalve de notulen van de vergaderingen zijn ook verschillende achtergronddocumenten beschikbaar waarin het resultaat van deze raadpleging wordt uiteengezet: Een stuk over de methodologie voor de opstelling van MKN en specifieke gegevensstaten. Een concept over maatregelen ter bestrijding van verontreiniging, dat ook materiaal over bronnenscreening en tabellen over bestaande communautaire maatregelen voor elke stof omvat. Een rapport van de deskundigengroep analyse en monitoring. Een rapport over de identificatie van prioritaire gevaarlijke stoffen. Een verslag over een studie naar de potentiële economische effecten van de maatregelen ter bestrijding van verontreiniging. Een verslag over een studie inzake milieukwaliteitsnormen, de mate waarin deze worden nageleefd en de daaraan verbonden voordelen. Daarnaast heeft de Commissie het adviserend deskundigenforum in juni 2004 geraadpleegd over een ontwerp-richtlijn. Nadere details over de ontvangen reacties en de mate waarin daarmee rekening is gehouden zijn te vinden in de begeleidende effectbeoordeling (SEC(2006) 947 van 17.7.2006). |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

221 | Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Via het adviserend deskundigenforum zijn regelmatig wetenschappelijke experts van de lidstaten en uit het bedrijfsleven geraadpleegd. Voorts is het Wetenschappelijk comité voor toxiciteit, ecotoxiciteit en milieu (SCTEE) geraadpleegd over de vaststelling van MKN (het definitieve advies is door het SCTEE vastgesteld tijdens de 43e plenaire vergadering van 28 mei 2004). Met dit advies is rekening gehouden bij de uiteindelijke bepaling van de MKN-waarden; nadere informatie hierover is te vinden in het verslag over de MKN en de individuele gegevensstaten. |

222 | Gebruikte methode In de periode 2001-2004 is het adviserend deskundigenforum regelmatig bijeengekomen. Daarnaast heeft een bredere schriftelijke raadpleging plaatsgevonden. Tenslotte is het SCTEE volgens de formele procedures om advies gevraagd. |

223 | Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen Diverse wetenschappelijke en technische deskundigen op het gebied van chemische verontreiniging in het algemeen, analyse en monitoring, emissiebeheersing, milieukwaliteitsnormen, bestaande chemische stoffen (in het kader van Verordening 793/93) en gewasbeschermingsproducten (in het kader van Richtlijn 91/414/EEG) uit alle lidstaten van EU25, de kandidaat-landen en Noorwegen zijn regelmatig geraadpleegd. In het kader van datzelfde proces zijn ook wetenschappers en deskundigen uit het bedrijfsleven, inclusief mensen van EUREAU, CEFIC, Eurochlor, ECPA, Eurometaux en UNICE, alsook deskundigen van NGO's op milieugebied, het WWF en het EEB geraadpleegd. Een vragenlijst over de economische effecten van de mogelijke voorstellen is toegezonden aan 43 grote industriële organisaties. |

2243 | Ontvangen en gebruikte adviezen In brede kring bestaat er consensus over het feit dat aan gevaarlijke stoffen potentieel ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen zijn verbonden. |

225 | Er is een MKN op basis van een maximaal toelaatbare concentratie ontwikkeld om op korte termijn ernstige onomkeerbare gevolgen voor ecosystemen als gevolg van acute blootstelling te voorkomen, alsook een jaarlijkse gemiddelde MKN die op lange termijn onomkeerbare gevolgen moet voorkomen; het SCTEE wijst er echter wel op dat acute blootstelling ook langetermijngevolgen kan hebben. Andere adviezen van het SCTEE hadden betrekking op de noodzaak gebruik te maken van de recentste beschikbare wetenschappelijke gegevens en te zorgen voor de nodige samenhang met andere methodologieën voor risicoanalyses alsook voor specifiek advies over individuele stoffen. Voorts heeft de uitgebreide publieksraadpleging over een ontwerp-richtlijn in juni 2004 geleid tot aanpassingen in voorstellen voor aanvullende emissiebeheersingsmaatregelen, hoofdzakelijk om kostentechnische redenen. Uit de raadpleging is gebleken dat om de doelstellingen voor prioritaire stoffen op een zo kostenefficiënt mogelijke manier te bereiken de lidstaten moeten kunnen beslissen over het niveau en de combinatie van maatregelen, hoofdzakelijk op basis van bestaande EU-wetgeving. |

226 | Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek Alle bovenvermelde documenten zijn beschikbaar op: europa.eu.int/comm/environment/water/water-dangersub/pri_substances.htm Het SCTEE-advies is te vinden op: http://europa.eu.int/comm/health/ph_risk/committees/sct/sct_en.htm |

230 | Effectbeoordeling In algemene termen zijn drie hoofdopties in overweging genomen. De eerste was dat geen nieuw voorstel zou worden gedaan en dat verdere regelgeving aan de lidstaten zou worden overgelaten; de tweede dat alleen MKN op communautair niveau zouden worden vastgesteld; en de derde dat het voorstel zowel in MKN als in specifieke aanvullende emissiebeheersingsmaatregelen zou voorzien. Wat milieukwaliteitsnormen betreft, werd al in een vroeg stadium besloten deze op communautair niveau vast te stellen gezien de specifieke eisen van de KRW op het gebied van harmonisatie en samenhang met andere communautaire regelgeving. Vervolgens is tijdens het voorbereidingsproces een aantal subopties in beschouwing genomen (zie effectbeoordeling). Wat betreft maatregelen ter bestrijding van verontreiniging is ervoor gekozen het nemen van aanvullende specifieke maatregelen aan de lidstaten over te laten, aangezien dit de meest kostenefficiënte en proportionele aanpak was gebleken. Bovendien is reeds een aanzienlijk EU-regelgevingscorpus inzake emissiebeheersingsmaatregelen van kracht (of bijna) dat een aanzienlijke bijdrage zal leveren aan de verwezenlijking van de KRW-doelstellingen voor prioritaire stoffen. In de effectbeoordeling worden de conclusies ten aanzien van de sociaal-economische effecten en milieubaten van elk van bovenvermelde opties meer in detail behandeld. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Samenvattend zijn de kernelementen van de voorgestelde richtlijn: - vaststelling van milieukwaliteitsnormen zoals voorgeschreven bij artikel 16, lid 7, van de KRW, inclusief een overschrijdingsgebied bij wijze van overgangsmaatregel; - vaststelling van een inventaris van lozingen, emissies en verliezen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de doelstellingen inzake vermindering of stopzetting daarvan worden gehaald; - intrekking van de in bijlage IX bij de KRW genoemde bestaande "dochterrichtlijnen" en vaststelling van overgangsbepalingen, zoals vermeld in artikel 16, lid 10, van de KRW; - selectie van prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS) uit de 14 beschouwde stoffen, zoals voorgeschreven bij Beschikking 2455/2001/EG. |

310 | Rechtsgrondslag De kernbepalingen van deze richtlijn hebben betrekking op milieubescherming, en bijgevolg wordt als rechtsgrondslag gekozen voor artikel 175, lid 1, van het Verdrag, zoals bij de KRW. |

320 | Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. |

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt: |

321 | Momenteel vallen de meeste prioritaire stoffen onder de toepassing van nationale milieukwaliteitsnormen die onderling sterk uiteenlopen. Om in alle lidstaten hetzelfde milieubeschermingsniveau te garanderen en te zorgen voor een gelijk speelveld voor economische actoren, moeten op communautair niveau MKN worden vastgesteld. Zonder voor de hele Gemeenschap geldende MKN zouden de lidstaten tegen eind 2006 nationale MKN moeten vaststellen. De Commissie is voorstander van communautaire actie op dit punt en zal daarom het resultaat van de medebeslissingsprocedure voor dit voorstel afwachten voordat zij er eventueel toe besluit de vervulling van deze verplichting aan de lidstaten over te laten. |

324 | De vaststelling van MKN op communautair niveau brengt ook minder administratieve lasten voor de lidstaten met zich mee. Bovendien kan chemische verontreiniging van grensoverschrijdende oppervlaktewateren alleen via gezamenlijke actie over de grenzen heen worden aangepakt. |

327 | Dit voorstel heeft uitsluitend betrekking op de vaststelling van MKN op communautair niveau. Het treffen van specifieke en aanvullende emissiebeheersingsmaatregelen wordt aan de lidstaten overgelaten aangezien voor de naleving van de voorschriften van artikel 16, lid 6 en lid 8, van de KRW ook een groot aantal andere bestaande communautaire besluiten moet worden toegepast. |

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

Evenredigheidsbeginsel |

331 | Het voorgestelde instrument is een richtlijn die voorziet in doelstellingen voor de milieukwaliteit die tegen 2015 moeten worden gehaald. Om te zorgen voor een proportionele aanpak bij de vaststelling van maatregelen tegen verontreiniging, wordt de lidstaten veel ruimte gelaten bij het bepalen van de meest geschikte specifieke combinatie van maatregelen. Daardoor zal rekening kunnen worden gehouden met regionale en lokale omstandigheden. |

332 | Gezien het uitgebreide uitvoeringskader dat reeds krachtens de KRW is opgezet, alsook de vrijwaringsclausule waarin is voorzien voor het geval dit voorstel niet wordt aangenomen (zie artikel 16, lid 8, van de KRW), wordt ervan uitgegaan dat de door het voorstel veroorzaakte extra kosten en administratieve lasten minimaal zullen zijn. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgesteld(e) instrument(en): richtlijn. |

342 | De Commissie stelt één enkel wettelijk instrument voor, dat alle bepalingen met betrekking tot artikel 16 van de KRW bevat, om tot een gestroomlijnde regelgeving te komen. Als wettelijk instrument is gekozen voor een dochterrichtlijn van Richtlijn 2000/60/EG; dit instrument moet dus worden omgezet in nationale wetgeving. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

401 | Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Simulatie, testfase en overgangsperiode |

507 | Het voorstel voorziet in een overgangsperiode. |

510 | Vereenvoudiging |

511 | Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van wetgeving. |

512 | De vijf specifieke Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG, zoals gewijzigd bij de Richtlijnen 88/347/EEG en 90/415/EEG, worden ingetrokken bij de voorgestelde richtlijn. Door deze vereenvoudiging komt een aanzienlijk deel van de rapportageverplichtingen krachtens Beschikking 95/337/EEG van de Commissie te vervallen. |

520 | Intrekking van bestaande wetgeving De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg. |

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling |

532 | Het voorstel bevat een bepaling inzake de herziening van MKN. Voorts is bij artikel 19, lid 2, van de KRW voorzien in een algemene herziening van Richtlijn 2000/60/EG, dus ook van het bepaalde in artikel 16 en bijgevolg ook van deze richtlijn. |

50 | Transponeringstabel De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. |

560 | Europese Economische Ruimte De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. |

570 | Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel Artikel 1 – Onderwerp: vaststelling van milieukwaliteitsnormen. Artikel 2 en bijlage I - milieukwaliteitsnormen: voor prioritaire stoffen en geselecteerde andere verontreinigende stoffen worden milieukwaliteitsnormen (MKN) en bijbehorende handhavingsbepalingen vastgesteld, die in bijlage I nader worden gespecificeerd. De MKN zijn verschillend voor landoppervlaktewater (rivieren en meren) en ander oppervlaktewater (overgangswater, kustwateren en territoriale wateren). Er worden twee soorten MKN vastgesteld, namelijk jaarlijkse gemiddelde en maximaal toelaatbare concentraties, ter bescherming tegen langetermijn- en chronische effecten respectievelijk kortetermijn-, rechtstreekse en acute ecotoxische effecten. Voor metalen wordt de handhavingsregeling aangepast door de lidstaten toe te staan rekening te houden met achtergrondniveaus en biobeschikbaarheid. Indien door de Commissie berekeningsmethodes worden vastgesteld moeten de lidstaten die verplicht toepassen. Ook voor biota van bepaalde geselecteerde stoffen worden MKN vastgesteld. Een aantal MKN moet eventueel op korte termijn al worden herzien in het licht van de resultaten van lopende risicoanalyses op grond van andere communautaire regelgeving. Met name moet rekening worden gehouden met een herziening van de voorlopige MKN voor nikkel en lood, aangezien de desbetreffende resultaten van de nog aan de gang zijnde risicoanalyses niet door de Commissie kunnen worden voorspeld. Artikel 3 - overschrijdingsgebied: bij wijze van overgangsmaatregel wordt in de nabijheid van puntbronlozingen een overschrijdingsgebied vastgesteld voor delen van waterlichamen waar de MKN niet kunnen worden gehaald als gevolg van het hoge gehalte aan verontreinigende stoffen van de effluenten. Artikel 4 – inventaris van emissies, lozingen en verliezen: voor stroomgebieden moet een inventaris worden opgesteld die het mogelijk moet maken toezicht te houden op de naleving van de doelstellingen inzake de beperking van lozingen, emissies en verliezen voor prioritaire stoffen, alsook inzake de stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen voor prioritaire gevaarlijke stoffen. De termijn voor het halen van de stopzettingsdoelstelling is 2025. Artikel 5 en bijlage II - inventarisatie van prioritaire gevaarlijke stoffen (PGS): krachtens de KRW (artikel 16, lid 3) moeten uit de prioritaire stoffen PGS worden geselecteerd. In Beschikking 2455/2001/EG worden 14 prioritaire stoffen voorgesteld voor herziening van hun definitieve status als prioritaire of prioritaire gevaarlijke stof. Voor 2 van deze 14 stoffen worden voorgesteld deze als PGS aan te merken en de resterende 12 stoffen krijgen definitief de status van prioritaire stof. Artikelen 6, 7 en 8: wijziging en intrekking van bestaande "dochterrichtlijnen". De in deze richtlijnen vastgestelde kwaliteitsnormen worden in het onderhavige voorstel verwerkt en bij de inwerkingtreding van deze richtlijn komen de betrokken dochterrichtlijnen te vervallen. Artikelen 9, 10 en 11: bepalingen inzake omzetting, inwerkingtreding en adressaten. |

1. 2006/0129 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[3],

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

Overwegende hetgeen volgt:

2. Chemische verontreiniging van het oppervlaktewater levert een bedreiging op voor het aquatisch milieu, waarbij effecten optreden als acute en chronische toxiciteit voor in het water levende organismen, accumulatie in het ecosysteem en verlies van habitats en biodiversiteit, en vormt tevens een bedreiging voor de gezondheid van de mens.

3. In Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap[5] wordt gesteld dat milieu en gezondheid en de kwaliteit van het bestaan cruciale milieuprioriteiten voor het zesde MAP zijn, terwijl met name in artikel 7, lid 2, onder e), wordt benadrukt dat er specifiekere wetgeving op het gebied van het waterbeleid moet worden vastgesteld.

4. In Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[6] wordt een strategie tegen de waterverontreiniging geformuleerd en wordt in artikel 16 bepaald dat er verdere specifieke maatregelen ter beheersing van de verontreiniging en milieukwaliteitsnormen (MKN) moeten worden vastgesteld.

5. Sinds 2000 zijn er vele besluiten van de Gemeenschap vastgesteld die emissiebeheersingsmaatregelen in de zin van artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG voor individuele prioritaire stoffen vormen. Bovendien vallen veel maatregelen voor milieubescherming binnen de werkingssfeer van andere bestaande communautaire wetgeving. Daarom dient in plaats van de vaststelling van nieuwe beheersingsmaatregelen, die wellicht een herhaling betekenen van bestaande maatregelen, prioriteit te worden gegeven aan de toepassing en herziening van bestaande instrumenten.

6. Ten aanzien van de beheersing van de emissie van prioritaire stoffen uit puntbronnen en diffuse bronnen, zoals bedoeld in artikel 16, leden 6 en 8, van Richtlijn 2000/60/EG, lijkt het kosteneffectiever en evenrediger als de lidstaten waar nodig naast de uitvoering van andere bestaande communautaire wetgeving adequate beheersingsmaatregelen opnemen in het maatregelenprogramma dat krachtens artikel 11 van Richtlijn 2000/60/EG voor elk stroomgebied moet worden ontwikkeld.

7. Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG[7] bevat de eerste lijst met 33 stoffen of groepen stoffen die prioriteit hebben gekregen voor maatregelen op communautair niveau. Sommige van deze prioritaire stoffen zijn aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof waarvan de emissies, lozingen en verliezen moeten worden stopgezet of geleidelijk moeten worden beëindigd. Voor sommige stoffen werd een evaluatie uitgevoerd en deze dienen nog te worden geclassificeerd.

8. Gelet op het communautaire belang en met het oog op een effectieve regelgeving van de bescherming van oppervlaktewateren dienen MKN te worden vastgesteld voor verontreinigende stoffen die op communautair niveau als prioritaire stoffen zijn ingedeeld en dient aan de lidstaten te worden overgelaten om waar nodig voor de overige verontreinigende stoffen op nationaal niveau voorschriften vast te stellen, mits de relevante communautaire voorschriften worden toegepast. Desalniettemin zijn acht verontreinigende stoffen die vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 86/280/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG vallende gevaarlijke stoffen[8] en behoren tot de groep van stoffen waarvoor uiterlijk in 2015 een goede chemische toestand moet worden bereikt, niet in de lijst van prioritaire stoffen opgenomen. De voor deze verontreinigende stoffen vastgestelde gemeenschappelijke normen bleken echter nuttig te zijn en de regelgeving van hun normen op communautair niveau dient te worden gehandhaafd.

9. Dit betekent dat de bepalingen voor de huidige milieukwaliteitsdoelstellingen, die zijn vastgesteld in Richtlijn 82/176/EEG van de Raad van 22 maart 1982 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden[9], Richtlijn 83/513/EEG van de Raad van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium[10], Richtlijn 84/156/EEG van de Raad van 8 maart 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden[11], Richtlijn 84/491/EEG van de Raad van 9 oktober 1984 betreffende de grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor de lozing van hexachloorcyclohexaan[12] en Richtlijn 86/280/EEG, overbodig zullen worden en dienen te worden geschrapt.

10. Het aquatisch milieu kan zowel op korte termijn als op lange termijn nadelige effecten van chemische verontreiniging ondervinden en derhalve dienen gegevens over zowel acute als chronische effecten als basis voor de vaststelling van MKN te worden gebruikt. Om ervoor te zorgen dat het aquatisch milieu en de gezondheid van de mens afdoende worden beschermd, dienen kwaliteitsnormen in de vorm van jaargemiddelden te worden vastgesteld op een niveau dat bescherming biedt tegen blootstelling op lange termijn en dienen maximaal aanvaardbare concentraties te worden vastgesteld als bescherming tegen blootstelling op korte termijn.

11. Bij gebrek aan uitgebreide en betrouwbare informatie over concentraties van prioritaire stoffen in biota en sedimenten op communautair niveau en gezien het feit dat informatie over oppervlaktewater een afdoende basis lijkt te vormen om een verstrekkende bescherming en een effectieve beheersing van verontreiniging te waarborgen, dient de vaststelling van MKN-waarden in deze fase tot uitsluitend oppervlaktewateren beperkt te blijven. Voor hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en kwik kan de bescherming tegen indirecte effecten en secundaire vergiftiging echter niet alleen door MKN voor oppervlaktewateren op communautair niveau worden gewaarborgd. In die gevallen dienen derhalve MKN voor biota te worden vastgesteld. Om de lidstaten afhankelijk van hun monitoringstrategie flexibiliteit te geven, dienen zij te kunnen kiezen tussen monitoring en nalevingscontrole van deze MKN in biota of omzetting daarvan in MKN voor oppervlaktewater. Bovendien is het aan de lidstaten om MKN voor sedimenten of biota vast te stellen wanneer dit als aanvulling op de op communautair niveau vastgestelde MKN nodig en terecht is. Aangezien sedimenten en biota belangrijke matrixen blijven voor de monitoring van bepaalde stoffen door de lidstaten teneinde de effecten van activiteiten van de mens op lange termijn en tendensen te bepalen, dienen de lidstaten er bovendien voor te zorgen dat de huidige verontreinigingsniveaus in biota en sedimenten niet zullen stijgen.

12. De discussies over de risicobeoordelingen voor lood, nikkel en de verbindingen daarvan binnen het Europees Bureau voor chemische stoffen/Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek zijn nog niet afgerond en daarom kunnen er nog geen definitieve kwaliteitsnormen voor deze elementen worden vastgesteld. Derhalve dient duidelijk te worden aangegeven dat deze normen voorlopig van aard zijn.

13. De lidstaten moeten voldoen aan Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water[13] en de voor de winning van drinkwater gebruikte oppervlaktewateren overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2000/60/EG beheren. Deze richtlijn dient derhalve onverminderd de voorschriften waarvoor strengere normen nodig zijn, te worden toegepast.

14. Het is mogelijk dat MKN in de omgeving van lozingen uit puntbronnen niet kunnen worden nageleefd omdat de concentraties van verontreinigende stoffen in lozingen meestal hoger zijn dan de concentraties in het water in de omgeving. Daarom dienen de lidstaten bij de controle op de naleving van de MKN hiermee rekening te kunnen houden door voor elke relevante lozing een overgangsgebied voor overschrijding vast te stellen. Om ervoor te zorgen dat deze gebieden beperkt blijven dienen artikel 10 van Richtlijn 2000/60/EG en andere relevante bepalingen van het communautaire recht van toepassing te zijn op de vaststelling daarvan. Aangezien de ontwikkelingen bij behandelingstechnieken en technologische innovatie, zoals de beste beschikbare technieken, ertoe kunnen leiden dat de concentratie van verontreinigende stoffen in de omgeving van lozingspunten in de toekomst kan dalen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de overgangsgebieden voor overschrijding dienovereenkomstig worden beperkt.

15. De naleving van de doelstellingen voor stopzetting of geleidelijke beëindiging en vermindering, zoals bepaald in artikel 4, lid 1, onder a), punt iv), van Richtlijn 2000/60/EG, moet worden gecontroleerd en de vaststelling of deze verplichtingen worden nageleefd moet transparant worden gemaakt, met name ten aanzien van de inachtneming van significante en niet-significante emissies, lozingen en verliezen door menselijke activiteiten. Bovendien is voor een tijdschema voor stopzetting of geleidelijke beëindiging en vermindering een inventarisatie nodig. Tevens dient te kunnen worden bepaald of artikel 4, leden 4 tot en met 7, van Richtlijn 2000/60/EG wordt toegepast. Daarnaast is een geschikt instrument nodig voor de kwantificering van verliezen van in de natuur voorkomende stoffen of via natuurlijke processen ontstane stoffen, aangezien in dat geval een volledige stopzetting of geleidelijke beëindiging uit alle potentiële bronnen onmogelijk is. Teneinde in deze behoeften te voorzien dient elke lidstaat een inventaris van de emissies, lozingen en verliezen voor elk stroomgebied op zijn grondgebied op te stellen.

16. Teneinde te voorkomen dat bij de opstelling van deze inventarissen werkzaamheden worden herhaald en om de samenhang van deze inventarissen met andere bestaande instrumenten op het gebied van de bescherming van oppervlaktewateren te waarborgen dienen de lidstaten gebruik te maken van informatie die is verzameld in het kader van Richtlijn 2000/60/EG en in het kader van Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad[14].

17. Voor een betere aansluiting op hun behoeften dienen de lidstaten een geschikte referentieperiode van één jaar te kunnen kiezen om de basisinhoud van de inventaris te meten. Er dient echter rekening te worden gehouden met het feit dat de verliezen bij de toepassing van pesticiden vanwege verschillen in de gebruikte hoeveelheden, bijvoorbeeld door verschillen in de klimatologische omstandigheden, van jaar tot jaar aanzienlijk kunnen verschillen. Daarom dienen de lidstaten voor bepaalde stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen[15] vallen, voor een referentieperiode van drie jaar te kunnen kiezen.

18. Teneinde het gebruik van de inventaris te optimaliseren dient er een termijn te worden vastgesteld voor de controle door de Commissie of alle maatregelen door de lidstaten zijn genomen om de in artikel 4, lid 1, onder a), punt iv), van Richtlijn 2000/60/EG vermelde doelstellingen te verwezenlijken.

19. Criteria voor de specificatie van stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn en van stoffen die anderszins even zorgwekkend zijn, met name zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen, zoals bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG, worden vastgesteld in de technische leidraad voor risicobeoordeling ter ondersteuning van Richtlijn 93/67/EEG van de Commissie van 20 juli 1993 tot vaststelling van de beginselen die gelden bij de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van stoffen die zijn aangegeven krachtens Richtlijn 67/548/EEG van de Raad[16], Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie van 28 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen voor de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van bestaande stoffen krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad[17] en Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden[18]. Teneinde de verenigbaarheid van verschillende wetgevingsinstrumenten van de Gemeenschap te waarborgen, dienen uitsluitend deze criteria te worden toegepast op de stoffen die overeenkomstig Beschikking 2455/2001/EG worden geëvalueerd en dient bijlage X van Richtlijn 2000/60/EG dienovereenkomstig te worden gewijzigd en vervangen.

20. De verplichtingen die zijn vastgelegd in de in bijlage IX van Richtlijn 2000/60/EG vermelde richtlijnen, zijn reeds opgenomen in Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging[19] en in de artikelen 8 en 10 en artikel 11, lid 3, onder g) en h), en andere bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG en als de milieukwaliteitsnormen worden gehandhaafd of herzien, wordt minimaal hetzelfde beschermingsniveau gewaarborgd. Teneinde een consequente aanpak van de chemische verontreiniging van oppervlaktewateren te waarborgen en de bestaande communautaire wetgeving op dat gebied te vereenvoudigen en te verduidelijken, dienen Richtlijn 82/176/EEG, Richtlijn 83/513/EEG, Richtlijn 84/156/EEG, Richtlijn 84/491/EEG en Richtlijn 86/280/EEG overeenkomstig artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2000/60/EG met ingang van 2012 te worden ingetrokken.

21. Er is rekening gehouden met de in artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde aanbevelingen, met name die van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu.

22. Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van milieukwaliteitsnormen voor water, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve met het oog op de handhaving van hetzelfde beschermingsniveau voor oppervlaktewateren in de hele Gemeenschap beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.

23. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[20],

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn worden milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen en bepaalde andere verontreinigende stoffen vastgesteld.

Artikel 2

Milieukwaliteitsnormen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de samenstelling van hun oppervlaktewateren voldoet aan milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen, uitgedrukt als jaargemiddelde en als maximaal aanvaardbare concentratie, zoals vastgesteld in deel A van bijlage I, en aan milieukwaliteitsnormen voor de in deel B van bijlage I vermelde verontreinigende stoffen.

De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig de in deel C van bijlage I vastgestelde voorschriften aan de milieukwaliteitsnormen wordt voldaan.

2. De lidstaten zorgen er op basis van de monitoring van de toestand van wateren, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG, voor dat de concentraties van de in de delen A en B van bijlage I vermelde stoffen in sedimenten en biota niet toenemen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende concentraties van hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en kwik in weefsel (nat gewicht) van vissen, weekdieren, schaaldieren en andere biota niet worden overschreden:

a) 10 µg/kg voor hexachloorbenzeen,

b) 55 µg/kg voor hexachloorbutadieen,

c) 20 µg/kg voor methylkwik.

Voor de monitoring van de naleving van de milieukwaliteitsnormen voor de in de eerste alinea vermelde stoffen voeren de lidstaten een strengere norm voor water ter vervanging van de in deel A van bijlage I vermelde norm in of stellen zij een aanvullende norm voor biota vast.

4. De Commissie onderzoekt de vooruitgang van wetenschap en techniek, met inbegrip van de conclusies van de in artikel 16, lid 2, onder a) en b), bedoelde risicobeoordelingen, en dient indien nodig voorstellen voor de herziening van de in de delen A en B van bijlage I van deze richtlijn vastgestelde milieukwaliteitsnormen in.

5. De Commissie kan volgens de in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde procedure de verplichte berekeningsmethoden vaststellen die in bijlage I, deel C, punt 3, tweede alinea, van deze richtlijn worden bedoeld.

Artikel 3

Overgangsgebieden voor overschrijding

1. De lidstaten wijzen overgangsgebieden voor overschrijding aan, waar de concentraties van een of meer verontreinigende stoffen de desbetreffende milieukwaliteitsnormen mogen overschrijden, mits dit geen gevolgen heeft voor de naleving van deze normen in de rest van het desbetreffende oppervlaktewater.

2. De lidstaten stellen in elk geval de grenzen vast van de delen van de aan de lozingspunten gelegen oppervlaktewateren die als overgangsgebied voor overschrijding worden aangewezen, waarbij zij rekening houden met de desbetreffende bepalingen van het communautaire recht.

De lidstaten nemen een beschrijving van elke begrenzing op in hun in artikel 13 van Richtlijn 200/60/EG bedoelde stroomgebiedbeheersplannen.

3. De lidstaten voeren de toetsing van de in Richtlijn 96/61/EG bedoelde vergunningen of de in artikel 11, lid 3, onder g), van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde voorafgaande reguleringen uit teneinde de omvang van elk overgangsgebied voor overschrijding, zoals bedoeld in lid 1, dat is aangewezen in wateren die gevolgen ondervinden van lozingen van prioritaire stoffen, geleidelijk te reduceren.

4. De Commissie kan volgens de in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde procedure de methode vaststellen die de lidstaten voor de aanwijzing van het overgangsgebied voor overschrijding moeten gebruiken.

Artikel 4

Inventaris van emissies, lozingen en verliezen

1. Op basis van de overeenkomstig de artikelen 5 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG en krachtens Verordening (EG) nr. 166/2006 verzamelde informatie stellen de lidstaten voor elk stroomgebied of gedeelte daarvan op hun grondgebied een inventaris op van de emissies, lozingen en verliezen van alle in de delen A en B van bijlage I vermelde prioritaire stoffen en verontreinigende stoffen.

2. De referentieperiode voor de meting van de waarden voor verontreinigende stoffen die in de in lid 1 bedoelde inventarissen worden opgenomen, is één jaar tussen 2007 en 2009.

Voor prioritaire stoffen of verontreinigende stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG vallen, kunnen deze waarden echter worden berekend als gemiddelde over de jaren 2007, 2008 en 2009.

3. De lidstaten stellen de Commissie tegelijk met de rapportage van de stroomgebiedbeheersplannen overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG in kennis van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel opgestelde inventarissen met inbegrip van de desbetreffende referentieperioden.

4. De lidstaten actualiseren hun inventarissen als onderdeel van de toetsing van de in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde analyses.

De referentieperiode voor de vaststelling van de waarden in de geactualiseerde inventarissen is het jaar vóór de afronding van die analyse. Voor prioritaire stoffen of verontreinigende stoffen die onder Richtlijn 91/414/EEG vallen, mogen de waarden worden berekend als het gemiddelde van de drie jaren vóór de afronding van die analyse.

De lidstaten publiceren de geactualiseerde inventarissen in hun geactualiseerde stroomgebiedbeheersplannen zoals bepaald in artikel 13, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG.

5. De Commissie controleert of de emissies, lozingen en verliezen zoals die in de inventaris zijn vermeld, uiterlijk in 2025 voldoen aan de in artikel 4, lid 1, onder a), punt iv), van Richtlijn 2000/60/EG vastgestelde verplichtingen tot vermindering of stopzetting.

6. De Commissie kan volgens de in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde procedure de methode vaststellen die de lidstaten voor de opstelling van de inventarissen moeten gebruiken.

Artikel 5

Wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

Bijlage X van Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen door de tekst in bijlage II van deze richtlijn.

Artikel 6

Wijziging van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG en 84/491/EEG

In de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG en 84/491/EEG wordt bijlage II geschrapt.

Artikel 7

Wijziging van Richtlijn 86/280/EEG

In de delen I tot en met XI van bijlage II van Richtlijn 86/280/EEG wordt rubriek B geschrapt.

Artikel 8

Intrekking

1. De Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG worden met ingang van 22 december 2012 ingetrokken.

2. Vóór 22 december 2012 kunnen de lidstaten monitoring en rapportage overeenkomstig de artikelen 5, 8 en 15 van Richtlijn 2000/60/EG in plaats van overeenkomstig de in lid 1 vermelde richtlijnen uitvoeren.

Artikel 9

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [18 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van die bepalingen en een correlatietabel tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 11

Addressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I : MILIEUKWALITEITSNORMEN VOOR PRIORITAIRE STOFFEN EN BEPAALDE ANDERE VERONTREINIGENDE STOFFEN

DEEL A : Milieukwaliteitsnormen (MKN) voor prioritaire stoffen in oppervlaktewateren

JG: jaargemiddelde;

MAC: maximaal aanvaardbare concentratie.

Eenheid: [µg/l].

(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) |

Nr. | Naam van de stof | CAS-nummer | JG-MKN[21] Landoppervlaktewateren | JG-MKN21 Andere oppervlaktewateren | MAC-MKN[22] Landoppervlaktewateren | MAC-MKN22 Andere oppervlaktewateren |

(1) | Alachloor | 15972-60-8 | 0,3 | 0,3 | 0,7 | 0,7 |

(2) | Antraceen | 120-12-7 | 0,1 | 0,1 | 0,4 | 0,4 |

(3) | Atrazine | 1912-24-9 | 0,6 | 0,6 | 2,0 | 2,0 |

(4) | Benzeen | 71-43-2 | 10 | 8 | 50 | 50 |

(5) | Pentabroomdifenylether[23] | 32534-81-9 | 0,0005 | 0,0002 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(6) | Cadmium en zijn verbindingen (afhankelijk van de waterhardheidsklasse[24]) | 7440-43-9 | ≤ 0,08 (klasse 1) 0,08 (klasse 2) 0,09 (klasse 3) 0,15 (klasse 4) 0,25 (klasse 5) | 0,2 | ≤ 0,45 (klasse 1) 0,45 (klasse 2) 0,6 (klasse 3) 0,9 (klasse 4) 1,5 (klasse 5) |

(7) | C10-13-chlooralkanen | 85535-84-8 | 0,4 | 0,4 | 1,4 | 1,4 |

(8) | Chloorfenvinfos | 470-90-6 | 0,1 | 0,1 | 0,3 | 0,3 |

(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) |

Nr. | Naam van de stof | CAS-nummer | JG-MKN21 Landoppervlaktewateren | JG-MKN21 Andere oppervlaktewateren | MAC-MKN22 Landoppervlaktewateren | MAC-MKN22 Andere oppervlaktewateren |

(9) | Chloorpyrifos | 2921-88-2 | 0,03 | 0,03 | 0,1 | 0,1 |

(10) | 1,2-Dichloorethaan | 107-06-2 | 10 | 10 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(11) | Dichloormethaan | 75-09-2 | 20 | 20 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(12) | Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) | 117-81-7 | 1,3 | 1,3 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(13) | Diuron | 330-54-1 | 0,2 | 0,2 | 1,8 | 1,8 |

(14) | Endosulfan | 115-29-7 | 0,005 | 0,0005 | 0,01 | 0,004 |

(15) | Fluorantheen | 206-44-0 | 0,1 | 0,1 | 1 | 1 |

(16) | Hexachloorbenzeen | 118-74-1 | 0,01 | 0,01 | 0,05 | 0,05 |

(17) | Hexachloorbutadieen | 87-68-3 | 0,1 | 0,1 | 0,6 | 0,6 |

(18) | Hexachloorcyclohexaan | 608-73-1 | 0,02 | 0,002 | 0,04 | 0,02 |

(19) | Isoproturon | 34123-59-6 | 0,3 | 0,3 | 1,0 | 1,0 |

(20) | Lood en zijn verbindingen | 7439-92-1 | 7,2 | 7,2 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(21) | Kwik en zijn verbindingen | 7439-97-6 | 0,05 | 0,05 | 0,07 | 0,07 |

(22) | Naftaleen | 91-20-3 | 2,4 | 1,2 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(23) | Nikkel en zijn verbindingen | 7440-02-0 | 20 | 20 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(24) | Nonylfenolen | 25154-52-3 | 0,3 | 0,3 | 2,0 | 2,0 |

(25) | Octylfenolen | 1806-26-4 | 0,1 | 0,01 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) |

Nr. | Naam van de stof | CAS-nummer | JG-MKN21 Landoppervlaktewateren | JG-MKN21 Andere oppervlaktewateren | MAC-MKN22 Landoppervlaktewateren | MAC-MKN22 Andere oppervlaktewateren |

(26) | Pentachloorbenzeen | 608-93-5 | 0,007 | 0,0007 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(27) | Pentachloorfenol | 87-86-5 | 0,4 | 0,4 | 1 | 1 |

(28) | Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK)[25] | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing | niet van toepassing |

Benzo(a)pyreen | 50-32-8 | 0,05 | 0,05 | 0,1 | 0,1 |

Benzo(b)fluorantheen | 205-99-2 | Σ=0,03 | Σ=0,03 | niet van toepassing | niet van toepassing |

Benzo(k)fluorantheen | 207-08-9 |

Benzo(g,h,i)peryleen | 191-24-2 | Σ=0,002 | Σ=0,002 | niet van toepassing | niet van toepassing |

Indeno(1,2,3-cd)pyreen | 193-39-5 |

(29) | Simazine | 122-34-9 | 1 | 1 | 4 | 4 |

(30) | Tributyltinverbindingen | 688-73-3 | 0,0002 | 0,0002 | 0,0015 | 0,0015 |

(31) | Trichloorbenzenen (alle isomeren) | 12002-48-1 | 0,4 | 0,4 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(32) | Trichloormethaan | 67-66-3 | 2,5 | 2,5 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(33) | Trifluraline | 1582-09-8 | 0,03 | 0,03 | niet van toepassing | niet van toepassing |

DEEL B : Milieukwaliteitsnormen (MKN) voor andere verontreinigende stoffen

JG: jaargemiddelde;

MAC: maximaal aanvaardbare concentratie.

Eenheid: [µg/l].

(1) | (2) | (3) | (4) | (5) | (6) | (7) |

Nr. | Naam van de stof | CAS-nummer | JG-MKN21 Landoppervlaktewateren | JG-MKN21 Andere oppervlaktewateren | MAC-MKN22 Landoppervlaktewateren | MAC-MKN22 Andere oppervlaktewateren |

(1) | DDT totaal[26] | niet van toepassing | 0,025 | 0,025 | niet van toepassing | niet van toepassing |

para-para-DDT | 50-29-3 | 0,01 | 0,01 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(2) | Aldrin | 309-00-2 | Σ=0,010 | Σ=0,005 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(3) | Dieldrin | 60-57-1 |

(4) | Endrin | 72-20-8 |

(5) | Isodrin | 465-73-6 |

(6) | Tetrachloorkoolstof | 56-23-5 | 12 | 12 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(7) | Tetrachloorethyleen | 127-18-4 | 10 | 10 | niet van toepassing | niet van toepassing |

(8) | Trichloorethyleen | 79-01-6 | 10 | 10 | niet van toepassing | niet van toepassing |

DEEL C: Naleving van milieukwaliteitsnormen

1. Kolommen 4 en 5: Voor elk oppervlaktewater vereist naleving van de JG-MKN dat voor elk representatief monitoringpunt in dit water het rekenkundig gemiddelde van de op verschillende tijdstippen in de loop van het jaar gemeten concentraties onder de norm ligt.

2. Kolommen 6 en 7: Voor elk oppervlaktewater vereist naleving van de MAC-MKN dat geen enkele gemeten concentratie op enig representatief monitoringpunt in dit water boven de norm ligt.

3. Met uitzondering van cadmium, lood, kwik en nikkel (hierna "metalen" genoemd) worden de in deze bijlage vastgestelde milieukwaliteitsnormen (MKN) uitgedrukt als totale concentratie in het volledige watermonster. Voor metalen heeft de MKN betrekking op de opgeloste concentratie, d.w.z. de opgeloste fase van een watermonster die wordt verkregen door filtratie over een filter van 0,45 µm of een gelijkwaardige voorbehandeling.

Als de natuurlijke achtergrondconcentraties voor metalen hoger zijn dan de MKN of als de hardheid, de pH of andere parameters voor de waterkwaliteit de biologische beschikbaarheid van metalen beïnvloeden, kunnen de lidstaten hier bij de beoordeling van de monitoringresultaten in vergelijking met de MKN rekening mee houden. Als zij hiervoor kiezen, is het gebruik van de overeenkomstig artikel 2, lid 5, vastgestelde berekeningsmethoden verplicht.

BIJLAGE II : WIJZIGING VAN BIJLAGE X VAN RICHTLIJN 2000/60/EG

Bijlage X van Richtlijn 2000/60/EG wordt vervangen door:

" BIJLAGE X LIJST VAN PRIORITAIRE STOFFEN OP HET GEBIED VAN HET WATERBELEID (*)

Nummer | CAS-nummer1 | EU-nummer2 | Naam van de prioritaire stof | Aangewezen als prioritaire gevaarlijke stof |

(1) | 15972-60-8 | 240-110-8 | Alachloor |

(2) | 120-12-7 | 204-371-1 | Antraceen | X |

(3) | 1912-24-9 | 217-617-8 | Atrazine |

(4) | 71-43-2 | 200-753-7 | Benzeen |

(5) | niet van toepassing | niet van toepassing | Broomdifenylethers (**) | X (***) |

(6) | 7440-43-9 | 231-152-8 | Cadmium en zijn verbindingen | X |

(7) | 85535-84-8 | 287-476-5 | Chlooralkanen, C10-13 (**) | X |

(8) | 470-90-6 | 207-432-0 | Chloorfenvinfos |

(9) | 2921-88-2 | 220-864-4 | Chloorpyrifos |

(10) | 107-06-2 | 203-458-1 | 1,2-Dichloorethaan |

(11) | 75-09-2 | 200-838-9 | Dichloormethaan |

(12) | 117-81-7 | 204-211-0 | Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) |

(13) | 330-54-1 | 206-354-4 | Diuron |

(14) | 115-29-7 | 204-079-4 | Endosulfan | X |

959-98-8 | niet van toepassing | (Alfa-endosulfan) |

(15) | 206-44-0 | 205-912-4 | Fluorantheen (****) |

(16) | 118-74-1 | 204-273-9 | Hexachloorbenzeen | X |

(17) | 87-68-3 | 201-765-5 | Hexachloorbutadieen | X |

(18) | 608-73-1 | 210-158-9 | Hexachloorcyclohexaan | X |

58-89-9 | 200-401-2 | (gamma-isomeer, lindaan) |

(19) | 34123-59-6 | 251-835-4 | Isoproturon |

(20) | 7439-92-1 | 231-100-4 | Lood en zijn verbindingen |

(21) | 7439-97-6 | 231-106-7 | Kwik en zijn verbindingen | X |

(22) | 91-20-3 | 202-049-5 | Naftaleen |

(23) | 7440-02-0 | 231-111-14 | Nikkel en zijn verbindingen |

(24) | 25154-52-3 | 246-672-0 | Nonylfenolen | X |

104-40-5 | 203-199-4 | (4-(para)-nonylfenol) |

(25) | 1806-26-4 | 217-302-5 | Octylfenolen |

140-66-9 | niet van toepassing | (Para-tert-octylfenol) |

(26) | 608-93-5 | 210-172-5 | Pentachloorbenzeen | X |

(27) | 87-86-5 | 231-152-8 | Pentachloorfenol |

(28) | niet van toepassing | niet van toepassing | Polyaromatische koolwaterstoffen | X |

50-32-8 | 200-028-5 | (Benzo(a)pyreen) |

205-99-2 | 205-911-9 | (Benzo(b)fluorantheen) |

191-24-2 | 205-883-8 | (Benzo(g,h,i)peryleen) |

207-08-9 | 205-916-6 | (Benzo(k)fluorantheen) |

193-39-5 | 205-893-2 | (Indeno(1,2,3-cd)pyreen) |

(29) | 122-34-9 | 204-535-2 | Simazine |

(30) | 688-73-3 | 211-704-4 | Tributyltinverbindingen | X |

36643-28-4 | niet van toepassing | Tributyltin-kation |

(31) | 12002-48-1 | 234-413-4 | Trichloorbenzenen |

120-82-1 | 204-428-0 | (1,2,4-trichloorbenzeen) |

(32) | 67-66-3 | 200-663-8 | Trichloormethaan (chloroform) |

(33) | 1582-09-8 | 216-428-8 | Trifluraline |

1 CAS: Chemical Abstract Services

2 EU-nummer: Nummer in de Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (European Inventory of Existing Commercial Chemical Substances: EINECS) of de Europese lijst van chemische stoffen waarvan kennisgeving is gedaan (European List of Notified Chemical Substances: ELINCS).

(*) Wanneer groepen stoffen zijn geselecteerd, zijn typische voorbeelden daarvan als indicatieve parameter vermeld (tussen haakjes en zonder nummer).

(**) Deze groepen stoffen omvatten meestal een groot aantal verschillende verbindingen. Adequate indicatieve parameters kunnen op dit moment niet worden vermeld.

(***) Alleen pentabroomdifenylether (CAS-nummer 32534-81-9).

(****) Fluorantheen is in de lijst opgenomen als indicator voor andere polyaromatische koolwaterstoffen die gevaarlijker zijn.

[1] PB C […] van […], blz. […].

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] PB C […] van […], blz. […].

[5] PB L 242 van 10.9.2002, blz. 81.

[6] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.Richtlijn gewijzigd bij Beschikking 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).

[7] PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1.

[8] PB L 181 van 4.7.1986, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48).

[9] PB L 81 van 27.3.1982, blz. 29. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG.

[10] PB L 291 van 21.10.1983, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG.

[11] PB L 74 van 17.3.1984, blz. 49. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG.

[12] PB L 274 van 17.10.1984, blz. 11. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG.

[13] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.

[14] PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

[15] PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/19/EG van de Commissie (PB L 44 van 15.2.2006, blz. 15).

[16] PB L 227 van 8.9.1993, blz. 9.

[17] PB L 161 van 29.6.1994, blz. 3.

[18] PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

[19] PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

[20] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[21] Deze parameter is de milieukwaliteitsnorm uitgedrukt als jaargemiddelde (JG-MKN).

[22] Deze parameter is de milieukwaliteitsnorm uitgedrukt als maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN). Wanneer voor de MAC-MKN "niet van toepassing" wordt aangegeven, vormt de JG-MKN ook een bescherming tegen verontreinigingspieken op korte termijn, aangezien deze aanzienlijk lager is dan de op basis van de acute toxiciteit afgeleide waarde.

[23] Voor de groep prioritaire stoffen die vallen onder broomdifenylethers (nr. 5), vermeld in Beschikking 2455/2001/EG, wordt alleen voor pentabroomdifenylether een MKN vastgesteld.

[24] Voor cadmium en zijn verbindingen (nr. 6) zijn de MKN-waarden afhankelijk van de hardheid van het water, ingedeeld in vijf klassen (klasse 1: < 40 mg CaCO3/l, klasse 2: 40 tot < 50 mg CaCO3/l, klasse 3: 50 tot < 100 mg CaCO3[25]9[\klm‹/l, klasse 4: 100 tot < 200 mg CaCO3/l en klasse 5: ≥ 200 mg CaCO3/l).

[26] Voor de groep prioritaire stoffen die onder polyaromatische koolwaterstoffen (PAK) vallen (nr. 28), moet elke afzonderlijke MKN worden nageleefd, hetgeen betekent dat de MKN voor benzo(a)pyreen en de MKN voor de som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen en de MKN voor de som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-cd)pyreen moeten worden nageleefd.

[27] DDT totaal omvat de som van de isomeren 1,1,1-trichloor-2,2-bis( p -chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 50-29-3), 1,1,1-trichloor-2-( o -chloorfenyl)-2-( p -chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 789-02-6), 1,1-dichloor-2,2-bis( p -chloorfenyl)ethyleen (CAS-nummer 72-55-9) en 1,1-dichloor-2,2-bis( p -chloorfenyl)ethaan (CAS-nummer 72-54-8).