52006DC0571

Mededeling van de Commissie - Demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging? /* COM/2006/0571 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 12.10.2006

COM(2006) 571 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging?

INHOUDSOPGAVE

1. De vergrijzing in Europa: trends en perspectieven 3

2. Impact van de vergrijzing 5

2.1. Impact op de arbeidsmarkt, productiviteit en economische groei 5

2.2. Impact op de sociale zekerheid en overheidsfinanciën 6

3. Een constructief antwoord op het demografisch probleem 7

3.1. Europa stimuleert demografische heropleving 7

3.2. Europa stimuleert werk: meer banen en een langer en beter werkzaam leven 8

3.3. Een productiever en concurrerender Europa 10

3.4. Europa klaar voor de opvang en integratie van migranten 11

3.5. Een Europa met gezonde overheidsfinanciën: de garantie van goede sociale zekerheid en rechtvaardigheid voor alle generaties 12

4. Conclusie: van probleem tot uitdaging 13

5. APPENDIX: Main European Demographic Trends and Data 15

Projections – EU25 15

Projections by country 16

Employment rate of older workers 17

Fertility and female employment rates 18

Net migration rate vs. natural population growth 19

De vergrijzing in Europa: trends en perspectieven

De vergrijzing, oftewel de toename van het aandeel van ouderen in de bevolking, is vooral het gevolg van de enorme vooruitgang op economisch, sociaal en medisch gebied, waardoor Europeanen niet alleen langer leven, maar ook in meer comfort en veiligheid dan ooit tevoren. Maar de vergrijzing is tevens een van de belangrijkste uitdagingen die de Europese Unie de komende jaren het hoofd moet bieden, zoals de staatshoofden en regeringsleiders in oktober 2005 op de informele top van Hampton Court hebben onderstreept.

Deze mededeling is opgesteld als antwoord op de bezorgdheid die tijdens deze top is uitgesproken en die breed door de bevolking wordt gevoeld. Zij is een vervolg op de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad “Europese waarden in een geglobaliseerde wereld” en het groenboek van de Commissie “Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties”[1]. De mededeling gaat na hoe Europeanen de demografische uitdaging het hoofd kunnen bieden met behulp van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid en de strategie voor duurzame ontwikkeling. Zij gaat met name in op de vraag hoe de Unie de lidstaten kan ondersteunen bij een langetermijnstrategie, waarvan de uitvoering grotendeels afhangt van hun eigen bereidheid en vermogen. Met dit doel worden de belangrijkste factoren toegelicht, de complexe effecten ingeschat en de voornaamste actiemiddelen op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau aangegeven. De conclusie luidt dat de vergrijzing een uitdaging is die wij het hoofd kunnen bieden als wij goede voorwaarden creëren voor gerichte steun aan mensen met een kinderwens en als wij optimaal profiteren van het feit dat mensen niet alleen langer leven, maar ook langer productief en gezond blijven.

De vergrijzing van de EU is het gevolg van vier demografische ontwikkelingen die elkaar onderling beïnvloeden. De omvang en snelheid van deze ontwikkelingen verschilt sterk per land, hetgeen een standaardoplossing in de weg staat. In het kort:

- Het gemiddelde aantal kinderen per vrouw (conjunctureel vruchtbaarheidscijfer) ligt in de EU25 laag met 1,5 kinderen, ver onder het vervangingsniveau van 2,1 dat nodig is om de omvang van de bevolking zonder immigratie stabiel te houden. Tussen nu en 2030 wordt voor de EU25 een lichte stijging tot 1,6 verwacht[2].

- De daling van de vruchtbaarheid in de afgelopen decennia volgde op de naoorlogse babyboom, die vandaag de dag tot uiting komt in een sterke groei van de bevolkingsgroep van 45 tot 65 jaar. Naarmate de babyboomers hun pensioenleeftijd naderen, stijgt het percentage ouderen: die moeten financieel worden onderhouden door een steeds kleiner wordende beroepsbevolking. Dit verschijnsel zal pas over enkele decennia overgaan.

- De levensverwachting bij de geboorte, die sinds 1960 met acht jaar is gestegen, zou tegen 2050 met nog eens vijf jaar of zelfs meer kunnen toenemen. Het grootste deel van de verwachte toename zal in de hogere leeftijdsgroepen plaatsvinden. Zo zullen Europeanen die in 2050 de leeftijd van 65 jaar bereiken, gemiddeld vier tot vijf jaar langer leven dan mensen die nu 65 jaar worden. Dit zal leiden tot een spectaculaire toename van het aantal personen dat 80 en 90 jaar oud wordt, hetgeen betekent dat een groot aantal van hen meerdere decennia na hun pensioenleeftijd zal leven en een leeftijd zal bereiken die vaak met ziekte en invaliditeit gepaard gaat, zelfs als relatief minder mensen in deze leeftijdsgroep in slechte gezondheid zullen verkeren.

- Europa kent al een hoge netto-migratie uit derde landen. In 2004 zijn 1,8 miljoen geregistreerde immigranten de EU binnengekomen, ten opzichte van de totale bevolking een grotere toestroom dan in de Verenigde Staten. De EU zal de komende decennia vrijwel zeker een belangrijke bestemming voor migranten blijven. Volgens een voorzichtig basisscenario van Eurostat zullen tussen nu en 2050 rond de 40 miljoen mensen naar de Europese Unie emigreren. Omdat velen in de werkende leeftijd vallen, zorgen immigranten gewoonlijk voor een verjonging van de bevolking. De gevolgen op de langere termijn blijven echter onzeker, want deze zijn afhankelijk van de vraag hoe streng het beleid voor gezinshereniging is en hoe de geboortecijfers onder migranten zich ontwikkelen. Ondanks de grote toestroom op dit moment kan immigratie de effecten van de lage vruchtbaarheid en de hogere levensverwachting op de leeftijdsverdeling van de bevolking slechts beperkt compenseren.

Door deze trends zal de totale bevolking van de EU25 licht krimpen, maar veel ouder worden. Op economisch gebied zal de belangrijkste verandering te zien zijn in de beroepsbevolking (de leeftijdsgroep van 15 tot en met 64 jaar), die tussen nu en 2050 naar verwachting met 48 miljoen zal dalen. De afhankelijkheidsgraad (de verhouding tussen de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder en die van 15 tot en met 64 jaar) zou tegen 2050 verdubbelen tot 51%, hetgeen betekent dat in de EU in plaats van vier nog maar twee mensen in de werkende leeftijd tegenover elke 65-plusser staan.

De regionale en sociale gevolgen van de vergrijzing verdienen ook aandacht. Regio’s met een krimpende bevolking die voornamelijk uit ouderen bestaat, krijgen problemen met het aanbod van essentiële goederen en openbare diensten, zoals gezondheidszorg, huisvesting, stadsplanning, vervoer en toerisme, zodat de effecten van de vergrijzing ook in het leefmilieu voelbaar zullen worden. De demografische verandering gaat tevens gepaard met ingrijpende sociale veranderingen met betrekking tot de gezinssamenstelling, zoals een toename van het aantal alleenwonende ouderen. De stijging van het aantal hoogbejaarden en afhankelijke personen leidt ook tot nieuwe economische, sociale en zelfs ethische problemen.

De vergrijzing in de EU moet in de context van de wereldwijde bevolkingsgroei worden gezien. De wereldbevolking is sinds 1950 van 2 miljard tot 6,5 miljard gegroeid en volgens het basisscenario van de VN zal deze trend zich, weliswaar vertraagd, voortzetten en zal de wereldbevolking in 2050 9,1 miljard bedragen. Ongeveer 95% van deze groei zal in ontwikkelingslanden plaatsvinden en de bevolking van de 50 minst ontwikkelde landen zal verdubbelen. De groei zal het sterkst zijn in Afrika. Het aandeel van de 25 lidstaten van de EU in de wereldbevolking zal derhalve verminderen.

Maar de vergrijzing blijft niet beperkt tot Europa. Tussen nu en 2050 zal de afhankelijkheidsgraad in opkomende economieën zoals China en India sterk toenemen. Als de ontwikkelingslanden het demografisch dividend benutten en jongeren in de arbeidsmarkt integreren, zal de wereldproductie toenemen en dit zal aantrekkelijke investeringsmogelijkheden opleveren voor Europeanen die voor hun pensioen sparen. De combinatie van een hoog geboortecijfer en een langzame ontwikkeling kan daarentegen ook tot instabiliteit in het land leiden en de druk om te emigreren doen toenemen.

De wereldwijde migratiestromen hebben ingrijpende consequenties voor de landen van bestemming en van vertrek, en dit blijft zo in de toekomst. Voor de EU hangt de impact van de immigranten op de vergrijzing af van hun integratie in de formele economie, waarbij moet worden bedacht dat de participatiegraad van immigranten in veel lidstaten nog lager ligt dan die van niet-immigranten. Immigratie kan de financiële impact van de vergrijzing tijdelijk verlichten doordat legaal werkende immigranten premies afdragen aan openbare pensioenstelsels. Werkende immigranten zullen na verloop van tijd echter hun eigen pensioenrechten opbouwen. De bijdrage die zij op de langere termijn aan een duurzaam evenwicht in de overheidsfinanciën kunnen leveren, zal er dan ook afhangen hoe goed de pensioenstelsels ontworpen zijn. Voor de landen van herkomst kan emigratie naar de EU een positief effect hebben, met name doordat de druk op de arbeidsmarkt vermindert, door geldovermakingen en door de bijdrage van migranten die met expertise en kapitaal naar hun land terugkeren. Niettemin kan massale emigratie van goed opgeleide jongeren in bepaalde landen en sectoren een "braindrain" veroorzaken, met alle gevolgen van dien voor de economie en de socialeontwikkelingsperspectieven van hun land. In dit verband moeten de mogelijkheden van tijdelijke migratie en vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst worden onderzocht.

IMPACT VAN DE VERGRIJZING

Impact op de arbeidsmarkt, productiviteit en economische groei

In het volgende decennium zal de beroepsbevolking krimpen als een groot aantal babyboomers met pensioen gaat. Dit verschijnsel kan het komende decennium echter met behulp van gericht werkgelegenheidsbeleid tijdelijk worden gecompenseerd door een stijgende participatiegraad. Volgens recente voorspellingen[3] gaat de beroepsbevolking vanaf 2010 weliswaar dalen, maar blijft het totale aantal werkende personen in de EU25 tot ongeveer 2017 stijgen. Deze stijgingen zijn voor ruim tweederde het gevolg van een hogere participatiegraad van vrouwen, waarbij oudere vrouwen geleidelijk worden vervangen door jonge, hoger opgeleide vrouwen die meer deelnemen aan de arbeidsmarkt. De rest is het gevolg van de verwachte sterke stijging van de participatiegraad van oudere werknemers (55 t/m 64 jaar). De positieve ontwikkelingen die in de werkgelegenheid worden verwacht, zouden een uitgelezen gelegenheid bieden om hervormingen door te voeren voordat de effecten van de vergrijzing ten volle zichtbaar worden. Een hogere participatiegraad kan echter slechts tijdelijk respijt geven, waarna de demografische verandering zich in volle hevigheid zal laten voelen. Zelfs als het doel van de strategie van Lissabon, namelijk een totale participatiegraad van 70%, wordt gehaald, daalt het totale aantal werkende mensen tussen het eind van dit decennium en 2050 met 30 miljoen.

Naar verwachting zal de economische groei met de vergrijzing dalen, met name doordat de beroepsbevolking zal krimpen. Uit de voorspellingen blijkt dat de gemiddelde groei van het BBP in de EU25, als de huidige trends en het huidige beleid gelijk blijven, vanzelf van 2,4% per jaar in de periode 2004-2010 zal dalen tot slechts 1,2% tussen 2030 en 2050. Mettertijd zal Europa steeds meer op productiviteitsverhoging moeten rekenen als voornaamste bron van economische groei. Oudere werknemers zullen wereldwijd een steeds belangrijkere rol gaan spelen als arbeidskrachten en economische productiefactor. In veel landen werken er echter relatief weinig ouderen doordat een buitensporig aantal van hen met vervroegd pensioen gaat, fiscale en sociale regelingen het niet aantrekkelijk genoeg maken om te werken en hun leeftijd een negatieve factor op de werkplek kan zijn: oudere werknemers nemen bijvoorbeeld minder vaak deel aan opleidingen of worden zelfs gediscrimineerd.

Een ouder personeelsbestand en een langer werkzaam leven hoeven niet te leiden tot een lagere productiviteit. Uit de beschikbare informatie blijkt niet dat oudere werknemers per definitie minder productief en minder innovatief zijn. De afname van fysieke en mentale capaciteiten doet zich pas op vrij hoge leeftijd voor, is zeer geleidelijk, verschilt sterk per persoon en kan door preventieve gezondheidszorg worden tegengegaan. Bovendien kan deze worden gecompenseerd door grotere ervaring, aanpassingen in de organisatie van het werk en een efficiënter gebruik van informatie- en communicatietechnologieën (ICT). De toekomstige generaties oudere werknemers zullen bovendien hoger opgeleid zijn, zodat het risico van een minder snelle verspreiding van nieuwe technologieën die met de vergrijzing in verband zou kunnen worden gebracht, beperkt is.

Overigens staat niet vast dat jongeren, doordat zij minder talrijk zijn, ook gemakkelijker aan het werk komen. Voor hun arbeidszekerheid is het essentieel dat zij goed opgeleid zijn en over de juiste vaardigheden beschikken. In een vergrijzende samenleving is het met name belangrijk jongeren kwalitatief goed onderwijs – dat tegemoetkomt aan de behoeften van de arbeidsmarkt en de kennismaatschappij – en hun leven lang opleiding aan te bieden, zodat personen hun menselijk kapitaal kunnen behouden.

Impact op de sociale zekerheid en overheidsfinanciën

Als het huidige beleid wordt voortgezet zal de vergrijzing de overheidsfinanciën onder grote druk zetten, hoewel de mate waarin dit gebeurt per land sterk kan verschillen. Voor de EU25 wordt verwacht dat de overheidsuitgaven in verband met de vergrijzing tussen 2004 en 2050 met drie tot vier procent van het BBP zullen stijgen, oftewel een stijging van 10%[4]. Deze opwaartse druk zal vanaf 2010 voelbaar worden en met name tussen 2020 en 2040 steeds sterker worden. Dit zal de pensioenen, de gezondheidszorg en de dienstverlening aan ouderen onder druk zetten.

De overheidsfinanciën dreigen in veel landen onhoudbaar te worden en daarmee kunnen de pensioen- en socialezekerheidsstelstels uit balans worden gebracht. Als de overheidsuitgaven in verband met de vergrijzing de begrotingstekorten langdurig doen toenemen, ontstaat een negatieve spiraal van schulden. Dit ondermijnt het potentieel voor economische groei en brengt het functioneren van de gemeenschappelijke munt in gevaar; de pensioen- en gezondheidszorgstelsels zouden daarmee onder buitengewoon hoge druk komen te staan. Dit heeft grote negatieve gevolgen voor het toekomstige welzijn van gepensioneerden en belastingbetalers.

Het uitstellen van hervormingen terwijl de overheidsuitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg stijgen, betekent een gemiste kans om ervoor te zorgen dat alle generaties, waaronder de babyboomers, een bijdrage leveren tot de noodzakelijke aanpassingen.

De regeringen van de EU-landen zijn echter al in actie gekomen en de recente hervormingen van met name de overheidsvoorzieningen op het gebied van pensioenen, gezondheidszorg, arbeidsmarkt en onderwijs beginnen inmiddels hun vruchten af te werpen, zoals blijkt uit de sterke stijging van de participatiegraad van oudere werknemers sinds 2000. Deze hervormingen zijn er ook op gericht de verantwoordelijkheden van de regeringen en bedrijven aan individuen over te dragen: burgers worden dus aangemoedigd een veel actievere rol te spelen wat betreft de gespaarde bedragen voor hun pensioen en de beslissing wanneer zij met pensioen willen gaan.

De vergrijzing zal ook een grote stijging van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg met zich meebrengen, ook al zal wat dit betreft veel afhangen van de betere gezondheidstoestand van ouderen in de toekomst. Een dergelijke verbetering vergt een ingrijpende aanpassing van de gezondheidszorg en een preventief beleid op het gebied van chronische ziekten, waarbij gebruik kan worden gemaakt van nieuwe technologieën. Als de hogere levensverwachting voornamelijk gepaard gaat met een goede gezondheid zonder invaliditeit op latere leeftijd, stijgen de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en verpleegzorg als gevolg van de vergrijzing slechts half zoveel als voorspeld.[5]

EEN CONSTRUCTIEF ANTWOORD OP HET DEMOGRAFISCH PROBLEEM

De vergrijzing is een dermate gecompliceerd probleem dat een totaalaanpak nodig is. Zowel op Europees als op nationaal niveau moet het huidige beleid onder de loep worden genomen om te bepalen welke aanpassingen nodig zijn, waarbij rekening moet worden gehouden met de demografische veranderingen in de EU.

Hieronder worden vijf belangrijke beleidsopties uiteengezet.

Europa stimuleert demografische heropleving

De lidstaten van de Europese Unie kunnen de bevolkingsafname voorkomen of maatregelen nemen tegen het dalende geboortecijfer, dat voor een aantal landen zorgwekkende vormen aanneemt. Deze acties zijn tegelijkertijd noodzakelijk en realistisch. Noodzakelijk, omdat uit de peilingen naar voren komt dat koppels in alle EU-landen meer kinderen willen. Realistisch, omdat het beleid – met name het gezinsbeleid – dat bepaalde lidstaten sinds enkele decennia consistent voeren door goede voorwaarden te creëren voor mensen die kinderen willen, zijn vruchten afwerpt, zo blijkt uit internationale vergelijkingen.[6]

Dit beleid is veelzijdig en gevarieerd, maar streeft in het algemeen drie doelstellingen na: i) de ongelijke kansen van burgers met en zonder kinderen tegengaan, ii) alle ouders toegang bieden tot gerichte diensten, met name onderwijs en kinderopvang, iii) de arbeidstijden zodanig aanpassen dat mannen en vrouwen zo veel mogelijk de kans krijgen zich te blijven bijscholen en werk en gezin te combineren.

In de meest recente analyses van het dalende geboortecijfer ligt de nadruk op de verreikende gevolgen van het feit dat vrouwen steeds later hun eerste kind krijgen, een teken dat koppels langer twijfelen voor zij kinderen krijgen. Volgens deze analyses wordt het steeds belangrijker de onzekerheid waarmee jongeren te maken krijgen als zij op de arbeidsmarkt komen, weg te nemen en hun levensomstandigheden in het algemeen te verbeteren. Daarnaast maakt een effectief gelijkekansenbeleid de beslissing om kinderen te krijgen gemakkelijker. Dit betekent dat huisvestingsproblemen moeten worden bestreden, betaalbare, kwalitatief goede kinderopvang toegankelijker moet worden en meer in het algemeen de dagelijkse tijdsindeling gemakkelijker moet worden door flexibele arbeidsvormen te stimuleren en gebruik te maken van de nieuwe technologische mogelijkheden. Het betekent ook armoede onder kinderen bestrijden, een verschijnsel dat nog steeds te veel voorkomt en waaruit blijkt dat de situatie van gezinnen met kinderen relatief verslechterd is.

De solidariteit tussen de generaties kan in gevaar komen als de druk van de vergrijzing op de jongere bevolkingsgroep neerkomt, terwijl die groep juist in omvang afneemt en minder economische draagkracht krijgt. Het nieuwe generatiepact moet dit voorkomen.

Tijdens de Europese Raad van Barcelona van 2002 hebben de lidstaten stellig toegezegd het aanbod aan kinderopvang vóór 2010 te zullen uitbreiden, zodat opvang beschikbaar is voor ten minste 90% van de kinderen tussen de drie en zes jaar en 33% van de kinderen onder de drie jaar. Het is nu tijd om deze kinderopvang een realiteit te maken.

De Commissie:

- zal de sociale partners raadplegen over de te nemen maatregelen (zoals ouderschapsverlof of een meer flexibele werkorganisatie) om het voor vrouwen en mannen gemakkelijker te maken werk, privéleven en gezin te combineren, waarbij beter rekening wordt gehouden met de belangen van het gezin.[7]

- zal in oktober 2006 voor het eerst een Europees demografieforum organiseren, waaruit een analyseverslag van de Commissie zal voortkomen. Het forum wordt ondersteund door een groep regeringsdeskundigen die de Commissie in het leven zal roepen.

Europa stimuleert werk: meer banen en een langer en beter werkzaam leven

Een stijging van de participatiegraad is een van de belangrijkste doelstellingen van de strategie van Lissabon en op dit gebied is al enig succes geboekt. De hervormingen van het werkgelegenheids-, onderwijs- en opleidingsbeleid moeten dus na 2010 worden uitgebreid en voortgezet. Er zal meer moeten worden gedaan om segmentatie van de arbeidsmarkten tegen te gaan, de participatiegraad onder vrouwen te blijven stimuleren[8] en de onderwijsstelsels doeltreffender en rechtvaardiger te maken, zodat vaardigheden beter worden verbreid en nieuwkomers op de arbeidsmarkt die met deze versnippering te maken krijgen, beter kunnen integreren. Dit is een van de belangrijkste doelstellingen van de richtsnoeren voor “flexizekerheid”, die de overgang tussen verschillende fasen van de levenscyclus moeten vergemakkelijken dankzij meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt, maatregelen voor een leven lang leren en een actief arbeidsmarkt- en socialezekerheidsbeleid. Bij dit proces moet een groot aantal partijen, zowel werknemers als bedrijven, op verschillende verantwoordelijkheidsniveaus worden betrokken via de sociale dialoog en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De vergrijzing moet echter aanleiding zijn om een strategisch belang toe te kennen aan verhoging van de participatiegraad van vrouwen en mannen boven de 55 jaar. Dit vraagt om ingrijpende hervormingen die prikkels om de arbeidsmarkt vroegtijdig te verlaten wegnemen en senioren stimuleren om te blijven werken. Er moet ook voor worden gezorgd dat het daadwerkelijk mogelijk is om langer te werken en dat het totale overheidsbeleid de arbeidsmogelijkheden voor ouderen verbetert.

Actief ouder worden is op zich een algemeen beleidsdoel voor de lange termijn, dat om veel meer dan pensioenhervormingen vraagt. Om een positief beeld te creëren van langer doorwerken, moet men niet meer tegen discriminerende vooroordelen aanlopen, de juiste voorbereiding hebben gehad om in de loop van de tijd opgedane capaciteiten up-to-date te houden en te benutten en toegang hebben tot flexibele pensioenregelingen. Ook moet men zich niet alleen in goede fysieke en mentale gezondheid bevinden maar ook verwachten nog lange tijd in die toestand te leven. De Unie beschikt over wetgevingsinstrumenten om leeftijdsdiscriminatie tegen te gaan; het Europees jaar voor gelijke kansen in 2007 biedt de gelegenheid de toepassing daarvan in de lidstaten te evalueren. Het is hun taak opleidingen te ontwikkelen en een krachtiger preventief gezondheidsbeleid voor alle leeftijdsgroepen te voeren. Het is met name belangrijk dat iedereen gedurende zijn hele leven gemakkelijker toegang tot opleiding krijgt en dit geldt vooral voor werknemers die het laagst gekwalificeerd zijn of onder de minst gunstige arbeidsvoorwaarden werken. Deze punten zijn niet nieuw, maar krijgen door de vergrijzing het karakter van prioritaire investering voor de toekomst, die de Europese Unie met name via het programma "Onderwijs en Opleiding 2010" ondersteunt.

De groei van de beroepsbevolking zal deels het gevolg zijn van een verbetering van de gezondheidszorg. In de eerste plaats moet de structuur van de zorgverlening in de huidige zorgstelsels worden gerationaliseerd, aangezien deze vaak niet meer aan de behoeften voldoet. Het recente initiatief van de Commissie om een communautair kader te creëren om de grensoverschrijdende mobiliteit van patiënten te verbeteren en vrije zorgverlening te stimuleren, moet schaalvoordelen opleveren en past in dit kader. Ten tweede kunnen effectieve preventieve maatregelen tegen overgewicht, roken, alcoholisme en geestesziekten ook een grote impact hebben op de gezondheidstoestand van Europeanen en derhalve op de arbeidsproductiviteit en de toekomstige gezondheidszorguitgaven. Ten derde kunnen de uitgaven aan gezondheidszorg en het welzijn van de burgers worden beheerst door meer gebruik te maken van nieuwe technologieën, zoals telegeneeskunde en gepersonaliseerde gezondheidszorgsystemen, die toegankelijk zijn voor zowel senioren en hun familieleden als zorgverleners. Tot slot zal het soort ziektes zeker evolueren naarmate de bevolking vergrijst, en dit zal nieuwe vragen opwerpen over het type zorg dat in de toekomst noodzakelijk zal zijn.

Als doorwerken na je zestigste niet meer, zoals nu het geval is, voorbehouden moet zijn aan grootverdieners en hoogopgeleiden, moeten maatregelen worden genomen tegen de verschillen in levensverwachting die vandaag de dag een van de frappantste sociale ongelijkheden zijn naar gelang inkomen en opleidingsniveau. Preventieve maatregelen die bijdragen tot een betere levensstijl en een gezond milieu, zowel op als buiten het werk, moeten in het vervolg leiden tot een nauwere samenwerking tussen de actoren in de gezondheidszorg, het onderwijs, de media en de organisatie van het werk, zodat de levensverwachting in goede gezondheid in een vroeg stadium positief kan worden beïnvloed; deze verschilt duidelijk van de algemene levensverwachting en varieert sterk per lidstaat.

Ook als zij officieel met pensioen zijn, moeten 65-plussers worden gestimuleerd aan de economie en de maatschappij deel te nemen; dit moet worden gepresenteerd als een kans en niet als een verplichting. Voor een grotere deelname aan maatschappelijke activiteiten op vrijwillige basis moet nog de juiste vorm grotendeels worden gevonden.

De lidstaten wordt verzocht de nodige maatregelen te nemen, in het kader van de toezeggingen die zij tijdens de Europese Raad van Stockholm in 2001 hebben gedaan, om de participatiegraad van werknemers ouder dan 55 tot boven de 50% te verhogen. Als in 2008 een nieuwe cyclus van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid van start gaat, zal de Commissie per lidstaat nagaan welke resultaten op het gebied van arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen boven de 55 zijn behaald en op welke leeftijd men stopt met werken. Ook zal zij concrete voorbeelden geven van succesvolle manieren waarop het actief ouder worden in de lidstaten is bevorderd.

De Europese Unie heeft toegezegd de lidstaten hierin te ondersteunen door meer geld uit te trekken voor het Europees Sociaal Fonds en de programma’s voor levenslang leren voor de periode 2007-2013.[9]

De Commissie zal de betrokken actoren raadplegen over initiatieven die kunnen worden ondernomen voor het vaststellen van een communautair kader om het grensoverschrijdende aanbod van gezondheidszorg en de mobiliteit van patiënten te verbeteren.[10]

De lidstaten wordt verzocht de richtlijn betreffende de gelijke behandeling in arbeid en beroep volledig toe te passen.[11] In 2007 zal de Commissie de tenuitvoerlegging van deze richtlijn evalueren wat het aspect leeftijdsdiscriminatie betreft.

Een productiever en concurrerender Europa

Een derde oplossing voor het demografisch probleem ligt in een hogere arbeidsproductiviteit van Europeanen. De strategie van Lissabon, waarvoor sinds 2005 een nieuwe koers is bepaald, omvat een coherente aanpak van alle structurele hervormingen, waaronder die op micro-economisch vlak, die ervoor kunnen zorgen dat Europa beter gaat presteren. De Europese Unie draagt hiertoe direct bij door de interne markt verder te ontwikkelen, de mededelingsregels toe te passen, prioriteit te geven aan de kwaliteit van regelgeving, met name wat het MKB betreft, en door het beleid voor sociale cohesie. Zo creëert de strategie van Lissabon de voorwaarden om capaciteiten, kwaliteiten en productiviteit op elke leeftijd te benutten.

De vergrijzing kan zelfs een uitgelezen kans zijn om de concurrentiepositie van de Europese economie te verbeteren. De economische actoren van de Europese Unie moeten betere voorwaarden krijgen om in te spelen op de mogelijkheden die de demografische veranderingen bieden: zo ontstaat er een nieuwe markt voor goederen en diensten die speciaal op ouderen gericht zijn.[12] Een eerste stap in deze richting zou zijn de economische actoren aan te moedigen het fenomeen vergrijzing in hun innovatiestrategieën op te nemen. Dit kan op diverse gebieden gebeuren, zoals informatie- en communicatietechnologieën, financiële dienstverlening, de infrastructuur voor vervoer, energie en toerisme en lokale dienstverlening, en met name langdurige zorgverlening. Op al deze gebieden kan de Europese Unie de preventieve maatregelen van de lidstaten aanvullen of uitbreiden.

De Commissie zal vóór eind 2008 met een mededeling komen over manieren waarop beter kan worden ingespeeld op de behoeften van de vergrijzende bevolking op gebieden als ruimtelijke ordening, milieu of toegang tot nieuwe technologieën. Deze mededeling zal met name ingaan op de voorwaarden om een aangepast zorgaanbod te ontwikkelen voor afhankelijke personen en hun familieleden, en op de mogelijke rol die de structuurfondsen hierin kunnen spelen.

Europa klaar voor de opvang en integratie van migranten

Laat er geen twijfel bestaan: de komende 15 tot 20 jaar kan Europa nog steeds een hoge netto-migratie verwachten. Deze zal aanvankelijk voorzien in de behoeften van de Europese arbeidsmarkt, die van buitenaf gekwalificeerde arbeidskrachten zal moeten aantrekken. Ook de behoeften aan ongekwalificeerde arbeidskrachten van buiten zal zeer groot blijven. Ook moet erbij worden stilgestaan dat Europa zeer aantrekkelijk is voor migranten gezien de betrekkelijke welvaart, de politieke stabiliteit, de verzoeken om gezinshereniging van recent gearriveerde immigranten en de dynamische bevolkingsgroei in relatief arme gebieden in de buurt van de EU. Met deze factoren moet beter rekening worden gehouden door de legale immigratie in goede banen te leiden en daarmee samenhangend de integratie van migranten, waarbij de behoeften van de landen van herkomst worden gerespecteerd.

Het beleid in de lidstaten ten aanzien van immigratie uit derde landen is niet homogeen. In sommige landen zijn de legale stromen beperkt en is de illegale immigratie min of meer onder controle; in andere landen hebben de laatste jaren honderdduizenden immigranten die illegaal in het land verbleven en werkten, geprofiteerd van de massale legalisatieprocedures. Deze verschillen weerspiegelen niet alleen de discrepanties op de arbeidsmarkt, maar ook het feit dat de economische en sociale integratie van immigranten steeds moeilijker wordt in de landen van de ‘oude’ immigratie. Op termijn zijn die verschillen niet te verenigen met het vrije verkeer van werknemers in de EU en de interne arbeidsmarkt die steeds sterker wordt. Het is ook de EU die, door haar internationale gewicht, commerciële rol en de algemene samenwerking met het Middellandse Zeegebied, Afrika en Latijns-Amerika, de noodzakelijke partnerschappen kan creëren om de immigratiestromen te sturen, een voorwaarde voor een succesvol immigratiebeleid. Het is ook de taak van de EU om op basis van non-discriminatie et met inachtneming van de verschillen, een dialoog met de publieke opinie aan te gaan om vooroordelen weg te nemen, concrete obstakels aan te wijzen en tevens te wijzen op de voordelen van diversiteit.[13]

Daarom heeft de Unie zich er nu toe verbonden samen met de lidstaten elementen voor een gemeenschappelijke immigratiebeleid te ontwikkelen,[14] met name ten aanzien van arbeidsimmigratie, om aan de behoeften van bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt tegemoet te komen. Dit beleid moet worden aangevuld door een scherper integratiebeleid ten aanzien van onderdanen van derde landen te voeren[15] en daarvoor meer financiële middelen uit te trekken, en door partnerschappen met emigratielanden te sluiten.

Op het gebied van de interne mobiliteit van EU-burgers wordt tegelijkertijd gewerkt aan de ontwikkeling van volledig vrij verkeer van werknemers voor de EU-27, dat in 2014 een feit moet zijn. Deze interne mobiliteit moet de arbeidsmarkten in Europa opnieuw in balans helpen brengen en een rol spelen bij het formuleren van het immigratiebeleid.

Het programma van Den Haag van 2004 heeft geleid tot een politiek actieplan voor legale migratie en vormde de inspiratie voor de oprichting van het Europees integratiefonds. Deze instrumenten kunnen ondersteuning bieden aan andere acties op allerlei gebieden die de integratie van legale migranten bevorderen.

De Commissie gaat door met haar initiatieven voor de integratie van migranten, en met name de discussies met de lidstaten over de belemmeringen voor integratie en een beter inzicht in de kenmerken daarvan, de perceptie en het gevoerde beleid. In de loop van 2009 zal de Commissie bezien of het mogelijk is nieuwe maatregelen met betrekking tot economische migratie voor te stellen, waarbij zij rekening houdt met de behoeften van de arbeidsmarkt, en zal zij de balans opmaken van de geboekte resultaten op het gebied van interne mobiliteit.

Een Europa met gezonde overheidsfinanciën: de garantie van goede sociale zekerheid en rechtvaardigheid voor alle generaties

In de meeste lidstaten zijn de overheidsfinanciën met het huidige beleid niet houdbaar. Consolidatie van de begroting moet hoog op de agenda blijven staan Verhoging van de participatiegraad is een doeltreffend middel waarover regeringen beschikken om meer inkomsten te genereren en de uitgaven in verband met de vergrijzing te kunnen dragen zonder de belastingen te verhogen.

De recente pensioenhervormingen in verschillende landen kunnen het verstoorde financiële evenwicht van de pensioenstelsels voor een groot deel herstellen. Toch kunnen in sommige landen aanvullende hervormingen nodig zijn, met name om een vroegtijdige uittreding uit de arbeidsmarkt te voorkomen, de leeftijd waarop men definitief stopt met werken te verhogen, senioren financiële prikkels te bieden om te blijven werken en mensen de mogelijkheid te bieden een aanvulling op hun pensioen te ontvangen, waarbij een beter evenwicht tussen de uitkeringen en de premies van een individu moet worden gegarandeerd.

Andere problemen zijn te verwachten met de ontwikkeling van het particulier sparen en de kapitaaldekkingsstelsels. Die hebben bijvoorbeeld te maken met het dekkingsniveau dat deze stelsels bieden, het niveau van de premies en de steeds grotere rol van de pensioenfondsen, hetgeen vervolgens weer vragen oproept over transparantie en goed toezicht. In dit verband is het cruciaal te stimuleren dat de financiële markten doeltreffend werken en dat de voorwaarden voor stabiliteit en zekerheid worden gegarandeerd zodat men kan sparen en beleggen. De regeringen moeten zich er tevens voor inzetten dat er voldoende gevarieerde financiële instrumenten beschikbaar zijn. Sparen en particulier kapitaal opbouwen moeten tevens worden gestimuleerd, zodat men gemakkelijker zelf kan besluiten over hoeveel inkomsten men na het pensioen wenst te beschikken. Ook moet meer worden gedaan aan communicatie en financiële voorlichting om mensen te helpen zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

Tegelijk met deze mededeling keurt de Commissie een verslag goed dat de houdbaarheid van de financiën op de lange termijn analyseert, op grond van de demografische vooruitzichten tot 2050 en op de financiële strategieën die de lidstaten in hun convergentie- en stabiliteitsprogramma’s voor 2005 hebben geformuleerd.

CONCLUSIE: VAN PROBLEEM TOT UITDAGING

De vergrijzing van Europa is het onvermijdelijke gevolg van feitelijk positieve ontwikkelingen: een hogere levensverwachting, vaak in goede gezondheid, een gemakkelijkere beslissing of en wanneer men kinderen wil krijgen, die genomen wordt door steeds hoger opgeleide vrouwen die gemakkelijker aan het werk komen. Toch maken deze structurele demografische en sociaal-economische veranderingen het noodzakelijk de huidige instellingen te hervormen, uit het oogpunt van zowel economische efficiency als sociale rechtvaardigheid.

Ons huidige beleid is op de lange termijn niet houdbaar: het biedt geen oplossing voor de verwachte daling van de beroepsbevolking en de voorspelde ontsporing van de overheidsfinanciën. De oorzaak van het probleem is niet de hogere levensverwachting zelf, maar het feit dat het huidige beleid niet op de nieuwe demografische situatie kan inspelen en dat bedrijven en burgers terughoudend zijn hun verwachtingen en gedrag te veranderen, met name wat de modernisering van de arbeidsmarkt betreft. Kortom, de lidstaten hebben eerder te maken met een pensioenprobleem dan met een vergrijzingsprobleem.

De wijze waarop op het demografische probleem wordt gereageerd, valt in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. Ervaringen uit het recente verleden zijn bemoedigend, want de eerste pensioenhervormingen beginnen nu hun vruchten af te werpen. Het probleem is niet onoverkomelijk als wij goed gebruikmaken van de korte periode van tien jaar waarin wij de kans krijgen actie te ondernemen.

Deze hervormingen passen ook in een Europees kader dat op het juiste moment en vol overtuiging is opgezet, in de vorm van de vernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid, het stabiliteits- en groeipact, de strategie voor duurzame ontwikkeling, het cohesiebeleid en de open coördinatiemethode inzake sociale zekerheid en integratie.

Er hoeft nu geen nieuw Europees coördinatieproces in gang te worden gezet. Wij moeten ons ertoe verbinden deze inspanningen voor te zetten en te intensiveren en tegelijkertijd garanderen dat voldoende rekening wordt gehouden met de vele complexe aspecten van het demografische probleem in al het beleid, zowel op nationaal als op Europees niveau.

Deze mededeling biedt in dit verband een communautair referentiekader voor het beleid voor de lidstaten. Het kader omvat vijf punten die één gemeenschappelijk doel hebben: het vertrouwen herstellen:

- Europa stimuleert demografische heropleving

- Europa stimuleert werk: meer banen en een langer en beter werkzaam leven

- Een productiever en concurrerender Europa

- Europa klaar voor de opvang en integratie van migranten

- Een Europa met gezonde overheidsfinanciën: de garantie van goede sociale zekerheid en rechtvaardigheid voor alle generaties

Het Europese en nationale beleid moet worden afgestemd op het in deze mededeling beschreven demografische probleem. Het Europese beleid, waaronder dat van de Commissie, moet zodanig worden herzien dat bij de politieke beslissingen van morgen rekening wordt gehouden met dit probleem. De Commissie beveelt aan dat de sectorale raden en de sectorale comités van het Europees Parlement de impact van de demografische verandering beooordelen op het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

De basis voor vertrouwen in de toekomst moet vandaag al worden gelegd in de vorm van arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen, productiviteit en concurrentievermogen. Dit vertrouwen zal er tevens toe bijdragen dat Europeanen met deze en komende generaties migranten een constructieve relatie kunnen aangaan op basis van wederzijds respect.

Het aanpakken van het demografische probleem is voor ons allen een zaak van lange adem. De vorderingen met de uitvoering van deze acties zullen worden geëvalueerd tijdens het tweejaarlijkse Europese demografieforum, dat voor het eerst in oktober 2006 wordt gehouden. De effecten van de initiatieven die in deze mededeling worden beschreven en de in het forum opgedane kennis worden elke twee jaar beschreven in een hoofdstuk van het jaarlijks voortgangsverslag (proces van Lissabon) over de stand van de voorbereidingen van de EU op de steeds hogere levensverwachting.

APPENDIX: MAIN EUROPEAN DEMOGRAPHIC TRENDS AND DATA

Projections – EU25

Projections for EU's population trend 2005-2050 |

in thousands | 2005-2050 | 2005-2010 | 2010-2030 | 2030-2050 |

Total population | -8659 | 5563 | 5312 | -19534 |

Percentage change | -1,9% | 1,2% | 1,1% | 4,2% |

Children (0-14) | -13811 | -2304 | -6080 | -5427 |

Percentage change | -18,6% | -3,1% | -8,5% | -8,2% |

Young people (15-24) | -14035 | -2383 | -6663 | -4990 |

Percentage change | -24,3% | -4,1% | -12,0% | -10,2% |

Young adults (25-39) | -24867 | -3896 | -14883 | -6088 |

Percentage change | -25,0% | -3,9% | -15,6% | -7,5% |

Adults (40-54) | -18666 | 4116 | -10029 | -12754 |

Percentage change | -19,0% | 4,1% | -9,8% | -13,8% |

Older workers (55-64) | 4721 | 4973 | 8717 | -8969 |

Percentage change | 9,1% | 9,5% | 15,3% | -13,6% |

Elderly people (65-79) | 25688 | 1947 | 22281 | 1460 |

Percentage change | 44,5% | 3,4% | 37,3% | 1,8% |

Frail elderly (80+) | 32311 | 3109 | 11969 | 17233 |

Percentage change | 171,6% | 16,5% | 54,0% | 50,8% |

Source : EUROSTAT, 2004 |

Projections by country

Population1 | Fertility2 | Life expectancy3 | Natural Increase4 | Net Migration5 | Old Age Dependency6 |

Men | Women |

Life expectancy at birth

[pic]

[pic]

Source: Eurostat 2004 Demographic Projections (Baseline scenario)

Employment rate of older workers

Source: Eurostat, Labour Force Survey

Fertility and female employment rates

[pic]

Source: Eurostat, Labour Force Survey and National data

Net migration rate vs. natural population growth

[pic]

Source: Eurostat. Figures exclude intra-EU flows and comprise regularisations of previously undeclared migrants

[1] Respectievelijk COM(2005) 525 van 3.11.2005 en COM(2005) 94 van 16.3.2005.

[2] Sommige demografen zijn van mening dat een zeer laag vruchtbaarheidscijfer onomkeerbaar zou kunnen worden. Zie “The low fertility trap hypothesis: forces that may lead to further postponement and fewer births in Europe” door Lutz, Skirbekk en Testa, Vienna Institute of Demography research paper no 4 2005.

[3] Comité voor economische politiek en Europese Commissie (2006), “The impact of ageing on public expenditure: projections for the EU25 Member States on pensions, health care, long-term care, education and unemployment transfers (2004-50) ” in European Economy Reports and Studies , No.1

[4] Mededeling van de Commissie over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën 2006 (COM(2006) 574 van 12.10.2006).

[5] Mededeling van de Commissie over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën 2006 (COM(2006) 574 van 12.10.2006).

[6] Zie bijvoorbeeld The Demographic Future of Europe – Facts, Figures, Policies: Results of the Population Policy Acceptance Study (PPAS) gepubliceerd door het Duits federaal instituut voor demografisch onderzoek en de Stichting Robert Bosch; Eurobarometer nr. 253, uitgevoerd in 2006 en waarvan de analyse van de resultaten binnenkort wordt gepubliceerd.

[7] Mededeling van de Commissie over de eerste fase van de raadpleging van de sociale partners over het combineren van werk, privéleven en gezin (SEC(2006) 1245 van 12.10.2006).

[8] Mededeling van de Commissie – Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 (COM(2006) 92 van 1.3.2006).

[9] Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren (COM(2004) 474).

[10] Zie mededeling van de Commissie – Raadpleging over een communautaire actie op het gebied van de gezondheidszorg (SEC(2006) 1195 van 26.9.2006).

[11] Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep.

[12] Mededeling van de Commissie – Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU (COM(2006) 502 van 13.9.2006).

[13] Zie de resultaten van Eurobarometer 64 (december 2005) en 65 (juni 2006) over de publieke opinie en migratie.

[14] Mededeling van de Commissie - Beleidsplan legale migratie (COM(2005) 669 van 21.12.2005).

[15] Mededeling van de Commissie – Een gemeenschappelijke agenda voor integratie - Kader voor de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese Unie, september 2005 (COM(2005) 389 van 1.9.2005).