52005PC0116

Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma "Burgers voor Europa" ter bevordering van een actief Europees burgerschap {SEC(2005) 442} /* COM/2005/0116 def. - COD 2005/0041 */


Brussel, 6.4.2005

COM(2005) 116 definitief

2005/0041 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma "Burgers voor Europa" ter bevordering van een actief Europees burgerschap

( ingediend door de Commissie){SEC(2005) 442}

TOELICHTING

INLEIDING

De Europese Unie vormt vandaag een dicht netwerk van institutionele, sociale en politieke betrekkingen dat als gevolg van de uitbreiding nog rijker is geworden en bij toekomstige uitbreidingen verder zal worden verrijkt. De Europese burgers vormen de kern van dit proces en hun actieve betrokkenheid is van essentieel belang voor een democratische en evenwichtige ontwikkeling van de Europese Unie.

De Europese Unie wordt echter met een paradox geconfronteerd: ondanks alle successen sinds de oprichting van de Europese Unie is er enige afstand tussen de Europese burgers en de Europese instellingen gegroeid en de burgers hebben moeite om zich met de Europese integratie te identificeren. Illustratief was de lage opkomst van de kiezers bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement. De Europese Raad heeft meermaals erkend dat de Europese Unie en de Europese instellingen dichter bij de burgers van de lidstaten moeten worden gebracht. Voorts heeft de Europese Raad de instellingen van de Unie aangemoedigd om de participatie van de burgers aan het openbare leven en de besluitvorming te bevorderen.

Volgens de Commissie zijn er drie verschillende manieren om het probleem op te lossen en het is aan de Commissie om in dit verband initiatieven te nemen. Ten eerste moeten de burgers beter over de Europese instellingen en Europese thema's in het algemeen worden geïnformeerd. Ten tweede is het zaak dat de burgers zich volledig bewust zijn en ten volle gebruikmaken van hun rechten als burgers van de Europese Unie (zie artikel 17 van het EG-Verdrag) en hun grondrechten uit hoofde van het Handvest van de grondrechten. Ten derde moeten de burgers zich ook van hun plichten als burger bewust zijn, actief bij de Europese integratie worden betrokken, zich in Europa thuis leren voelen en een Europese identiteit ontwikkelen.

Dit programma wil de problemen vanuit de derde invalshoek benaderen. De uitdaging om de kloof tussen de burgers en de Europese instellingen te overbruggen houdt nauw verband met de uitdaging om de samenhorigheid tussen de Europeanen te vergroten, vooral na de toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004. Gedeelde waarden als vrijheid, rechtvaardigheid, verdraagzaamheid en solidariteit, die het cement van onze samenlevingen vormen, winnen in deze context meer dan ooit aan belang.

De Europese Unie heeft daarom behoefte aan een programma dat aan de burgers een centrale plaats toekent, hun de kans geeft om hun verantwoordelijkheden als Europese burgers ten volle te nemen en hen nauwer bij de opbouw van Europa betrekt. Dit programma wil de samenwerking tussen burgers en hun organisaties uit verschillende landen bevorderen in een Europa dat de nationale dimensie overstijgt en ieders verscheidenheid respecteert. Wederzijds begrip, solidariteit en een Europees samenhorigheidsgevoel vormen de basis voor de participatie van de burgers.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Besluit van de Raad van 26 januari 2004 tot instelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap ("civic participation") bood gedurende drie jaar (2004–2006) een rechtsgrondslag voor subsidies ter bevordering van een actief Europees burgerschap[1].

In de mededeling van de Commissie "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013"[2] wordt de ontwikkeling van een Europees burgerschap als een topprioriteit van de EU naar voren geschoven. Het is onder meer zaak het burgerschap concreet gestalte te geven door de Europese cultuur en verscheidenheid te bevorderen en de Europese burgers direct bij het integratieproces te betrekken. In het licht van het bovenstaande, de resultaten van de openbare raadpleging en de voorafgaande evaluatie van het toekomstige instrument dient de Commissie dit wetsvoorstel in als onderdeel van de nieuwe generatie programma's voor de periode 2007-2013. Het voorgestelde programma waarborgt de continuïteit van het lopende programma ter bevordering van de burgerparticipatie en maakt nieuwe activiteiten mogelijk. Er wordt ook voor voldoende flexibiliteit gezorgd om op toekomstige ontwikkelingen te kunnen inspelen.

2. RESULTATEN VAN DE OPENBARE RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDEN EN DE EFFECTBEOORDELING

2.1. Openbare raadplegingen

Bij de ontwikkeling van dit voorstel voor een nieuw programma is uitgebreid overleg gepleegd over de problemen, de doelgroepen, de belangrijkste doelstellingen en de mogelijke uitvoeringsopties. Een on-lineraadpleging heeft van december 2004 tot februari 2005 meer dan duizend reacties opgeleverd (ongeveer 700 van organisaties en ongeveer 300 van individuele personen). Op 3 en 4 februari 2005 is een raadplegend forum georganiseerd met ongeveer 350 deelnemers die alle belanghebbende partijen vertegenwoordigden.

Uit de raadpleging is vooral gebleken dat het nieuwe programma en de voorgestelde algemene aanpak (met aandacht voor zowel burgers als maatschappelijke organisaties) overweldigende steun genieten.

Het succes van de huidige activiteiten, zoals jumelages van steden en subsidies voor de huishoudelijke uitgaven van organisaties, bleek duidelijk uit de grote steun voor de voortzetting ervan. Er werd vooral gepleit voor innovatie in de vorm van meerjarenprojecten, de bundeling van ervaringen met plaatselijke projecten in verschillende lidstaten, de ontwikkeling van innovatieve partnerschappen met nieuwe partners en grootschalige evenementen met burgers uit heel de EU (vooral in het kader van de interculturele dialoog).

De nadruk werd gelegd op verschillende algemene beginselen die als richtsnoer voor de uitvoering van het programma moeten dienen. De transnationale dimensie werd essentieel geacht. Beklemtoond werd dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan het bouwen van bruggen tussen de burgers van de "oude", de "nieuwe" en de toekomstige lidstaten. Veel belang werd gehecht aan de ontwikkeling van synergieën tussen de verschillende activiteiten en het opzetten van netwerken tussen de verschillende belanghebbenden. Er werd ook gepleit voor een koppeling van het programma aan andere programma's van de Commissie.

2.2. Voorafgaande evaluatie

Het verslag over de voorafgaande evaluate bevat de resultaten van de raadpleging ter ondersteuning van het voorstel. In het verslag wordt beklemtoond dat moet worden ingegaan op de behoefte van de burgers en de maatschappelijke organisaties aan een programma ter ondersteuning van transnationale activiteiten op het gebied van actief burgerschap. Verder wordt de complementariteit met andere programma's en activiteiten van de Europese Unie benadrukt (vooral programma's en activiteiten van directoraat-generaal Pers en communicatie, directoraat-generaal Onderzoek en directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid).

3. DOELSTELLINGEN VAN HET NIEUWE PROGRAMMA

De algemene doelstelling van het voorgestelde programma bestaat erin:

- de burgers de kans te geven om samen te werken en deel te nemen aan de opbouw van een steeds nabijer Europa, dat verenigd is in en verrijkt door zijn culturele verscheidenheid;

- bij te dragen tot de ontwikkeling van een op erkende gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en cultuur gebaseerde Europese identiteit;

- het wederzijds begrip tussen de Europese burgers te vergroten, waarbij de culturele verscheidenheid wordt gerespecteerd en gehuldigd en de interculturele dialoog wordt bevorderd.

Rekening houdend met de huidige situatie en de behoeften zijn de volgende specifieke en transnationale doelstellingen het meest toepasselijk:

- mensen uit plaatselijke gemeenschappen in heel Europa samenbrengen om ervaringen, opvattingen en waarden te delen en uit te wisselen, van de geschiedenis te leren en de toekomst op te bouwen

Het programma zal de directe participatie van de burgers in heel Europa bevorderen, zowel in het kader van de activiteiten van het programma als bij de ontwikkeling van het concept Europese identiteit. Een van de doeltreffendste vormen van participatie bestaat erin andere culturen direct te ervaren in een omgeving die uitwisselingen bevordert en mensen de kans geeft dingen te leren door bij thema's en acties met betrekking tot de essentie van Europa te worden betrokken. Deze interculturele uitwisselingen zullen bijdragen tot een betere wederzijdse kennis van de cultuur en de geschiedenis van de Europese volkeren. Ze zullen zo de aandacht vestigen op ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed en de basis voor onze gemeenschappelijke toekomst steviger verankeren.

- acties, debatten en denkoefeningen over het Europees burgerschap bevorderen via de samenwerking tussen Europese maatschappelijke organisaties

De transnationale samenwerking tussen Europese maatschappelijke organisaties moet worden bevorderd. Deze in heel Europa actieve organisaties vertegenwoordigen een breed spectrum van burgers. Ze kunnen als multipliers fungeren en in Europa als spreekbuis voor de burgers optreden via transnationale en sectoroverschrijdende acties, debatten en denkoefeningen met betrekking tot het burgerschap van de Europese Unie.

- Europa tastbaarder voor de burgers maken door de waarden en successen van Europa te promoten en te huldigen en de herinnering aan het verleden levendig te houden

Er is behoefte aan activiteiten rond gemeenschappelijke ideeën, waarden en successen voor een zo groot mogelijk grensoverschrijdend Europees publiek. Deze activiteiten in heel Europa beogen een samenhorigheidsgevoel rond gemeenschappelijke Europese idealen te creëren ter aanvulling van de bestaande nationale en regionale identiteiten. Ze zullen het gemeenschappelijke culturele erfgoed helpen benadrukken.

- de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten stimuleren, waarbij de interculturele dialoog wordt bevorderd en zowel Europa's verscheidenheid als eenheid wordt benadrukt, met bijzondere aandacht voor de activiteiten met lidstaten die onlangs tot de Europese Unie zijn toegetreden

De ontwikkeling van Europa wordt ernstig in gevaar gebracht zonder de diepgaande en volledige participatie van de burgers en de maatschappelijke organisaties in de nieuwe lidstaten. Bij alle bovenvermelde doelstellingen zal daarom rekening worden gehouden met deze laatste doelstelling, die in alle programma-activiteiten wordt geïntegreerd. De transnationale samenwerking zal bij deze doelstelling een essentiële rol spelen.

4. ACTIES

4.1 Actie 1: Actieve burgers voor Europa

Jumelages van steden

Bij deze maatregel gaat het om activiteiten waarbij directe uitwisselingen tussen Europese burgers plaatsvinden of worden bevorderd via activiteiten in het kader van jumelages van steden (onder meer conferenties en seminars over thema's van gemeenschappelijk belang en publicaties naar aanleiding van activiteiten in het kader van jumelages van steden). Dankzij deze maatregel worden de wederzijdse kennis en het wederzijds begrip tussen de burgers actief bevorderd.

Burgerprojecten en ondersteunende maatregelen

In het kader van deze maatregel wordt steun verleend aan allerlei transnationale en sectoroverschrijdende projecten waarbij de burgers direct worden betrokken. De omvang en de reikwijdte van deze projecten hangt af van de maatschappelijke ontwikkelingen. De projecten zullen via innovatieve methoden mogelijke oplossingen voor de vastgestelde problemen bestuderen. Bij de projecten worden burgers met verschillende achtergronden betrokken. Ze zullen samenwerken en in debat treden over gemeenschappelijke Europese thema's om tot meer wederzijds begrip te komen en de kennis over de Europese integratie aan te scherpen. Met het oog op betere burgerprojecten moeten ook ondersteunende maatregelen worden ontwikkeld om beste praktijken uit te wisselen, ervaringen tussen plaatselijke en regionale belanghebbenden (inclusief overheden) te bundelen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen (bijvoorbeeld via opleidingen).

4.2. Actie 2: Een actieve civiele samenleving in Europa

Structurele steun voor Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks)

Organisaties met nieuwe ideeën en standpunten over Europese thema's zijn belangrijke institutionele gesprekspartners die de Europese instellingen onafhankelijke, strategische en sectoroverschrijdende aanbevelingen kunnen doen. Ze kunnen activiteiten ondernemen om met name het debat over het burgerschap van de Europese Unie en de Europese waarden en culturen aan te wakkeren. Deze maatregel beoogt de institutionele capaciteit van deze organisaties te versterken. Het zijn representatieve organisaties die een reële Europese meerwaarde opleveren, belangrijke multipliereffecten genereren en met andere begunstigden van dit programma kunnen samenwerken. Het is in dit verband belangrijk de trans-Europese netwerken te versterken.

Structurele steun voor maatschappelijke organisaties op Europees niveau

Maatschappelijke organisaties zijn nodig en moeten op Europees niveau op een groot aantal gebieden van algemeen belang (bijvoorbeeld gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijk erfgoed, vrijwilligerswerk en sociale thema's) kunnen opereren en samenwerken. Dankzij deze maatregel beschikken ze over de capaciteit en de stabiliteit om als transnationale katalysatoren te fungeren voor hun leden en de Europese civiele samenleving. Het is in dit verband belangrijk de trans-Europese netwerken te versterken.

Steun voor projecten waartoe maatschappelijke organisaties de aanzet hebben gegeven

Maatschappelijke organisaties (niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, federaties, denktanks, enzovoort) kunnen via debatten, publicaties, pleitbezorging en andere concrete transnationale projecten burgers bereiken en hun belangen behartigen. De introductie of de voortzetting van een Europese dimensie in de activiteiten van maatschappelijke organisaties stelt deze organisaties in staat hun capaciteiten te vergroten en een breder publiek te bereiken. De directe samenwerking tussen maatschappelijke organisaties uit verschillende lidstaten zal het wederzijds begrip voor verschillende culturen en standpunten ten goede komen en gedeelde zorgen en waarden helpen identificeren.

4.3. Actie 3: Samen voor Europa

Evenementen met een hoge zichtbaarheid

Deze maatregel verleent steun aan door of in samenwerking met de Europese Commissie georganiseerde evenementen van aanzienlijke omvang en reikwijdte die bij de volkeren van Europa weerklank vinden, hun samenhorigheidsgevoel verdiepen, hen bewust van de geschiedenis, de successen en de waarden van de Europese Unie maken, hen bij de interculturele dialoog betrekken en tot de ontwikkeling van hun Europese identiteit bijdragen.

Studies

Om meer inzicht te krijgen in het concept actief Europees burgerschap zal de Commissie studies, onderzoeken en opiniepeilingen (Eurobarometer) uitvoeren.

Hulpmiddelen voor informatievoorziening en -verspreiding

Aangezien de aandacht wordt toegespitst op de burgers en de verschillende initiatieven op het gebied van actief burgerschap is er behoefte aan uitgebreide informatie over de activiteiten van het programma, Europese acties met betrekking tot burgerschap en andere relevante initiatieven. Deze informatie zal worden verstrekt via een internetportaal en andere hulpmiddelen.

5. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

5.1. Rechtsgrondslag

Uit alle doelstellingen van het programma blijkt dat het van essentieel belang is het wederzijds begrip en de interculturele dialoog te bevorderen en de aandacht toe te spitsen op onze waarden, cultuur en geschiedenis als bouwstenen van onze Europese identiteit.

Deze doelstellingen houden verband met artikel 151 van het EG-Verdrag ("cultuur"). De verwijzing naar artikel 308 van het EG-Verdrag is echter ook noodzakelijk om de programma-acties zonder specifieke rechtsgrondslag in dit Verdrag te bestrijken.

5.2. Subsidiariteit

De programma-acties vullen de acties van de lidstaten aan, met name op het gebied van cultuur en onderwijs. De Commissie vindt dat ze een complementaire rol moet spelen door een specifiek en ambitieus programma van transnationale activiteiten voor te stellen ter bevordering van de actieve betrokkenheid van de burgers bij de ontwikkeling van Europa. De lidstaten houden zich immers niet systematisch bezig met specifieke denkoefeningen en acties op Europees niveau en met de thema's samenwerking en mobiliteit (die bijvoorbeeld bij jumelages van steden aan bod komen).

5.3. Evenredigheid

Het voorgestelde programma spitst zich toe op de doelstellingen van het Verdrag. Het zal gemeenschappelijke waarden benadrukken maar de nationale en regionale verscheidenheid respecteren. Het zal de burgers actief bij de waarden, de idealen en het leven in Europa betrekken en de samenwerking tussen de lidstaten en derde landen bevorderen. De programma-acties gaan in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

5.4. Keuze van instrument

Een wetgevend instrument is niet geschikt om burgerparticipatie (zoals hierboven beschreven) te bevorderen. Om de voorgestelde doelstellingen te verwezenlijken moeten concrete en voldoende gefinancierde acties op Europees niveau worden uitgevoerd. Aanbevelingen of samenwerking tussen de lidstaten alleen volstaan niet.

5.5. Vereenvoudiging

In de bovenvermelde mededelingen van 10 februari en 9 maart 2004 beklemtoont de Commissie dat van de herziening van de juridische instrumenten moet worden gebruikgemaakt om het ontwerp en de uitvoering van communautaire instrumenten aanzienlijk te vereenvoudingen en de nieuwe programma's zoveel mogelijk te rationaliseren.

Eenvoudigere methoden voor begunstigden

De Commissie zal alle mogelijkheden onderzoeken om de restricties voor begunstigden te reduceren zonder inbreuk op de bestaande financiële voorschriften te plegen. Ze zal vooral nagaan hoe:

- formulieren en aanvraagprocedures kunnen worden vereenvoudigd;

- de hoeveelheid informatie in subsidieovereenkomsten in bepaalde gevallen kan worden beperkt;

- de gunningsprocedure transparanter kan worden gemaakt en aanvragers beter kunnen worden geïnformeerd;

- het evenredigheidsbeginsel zoveel mogelijk kan worden toegepast (bijvoorbeeld door forfaitaire regelingen voor kleine bijdragen);

- medefinanciering in natura bij kleine subsidies kan worden toegestaan.

Om het administratief beheer van het programma te vereenvoudigen omvat het voorstel voor een rechtsgrondslag de afwijkingen die krachtens Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en de uitvoeringsmaatregelen ervan worden toegestaan.

Meerjarige partnerschapsovereenkomsten ontwikkelen

Het programma zal het beginsel van op overeengekomen doelstellingen gebaseerde meerjarige partnerschappen ontwikkelen en op de analyse van de resultaten voortbouwen om wederzijdse voordelen voor de civiele samenleving en de Europese Unie te waarborgen.

Gerationaliseerd beheer

Het programma wordt – direct of indirect – gecentraliseerd beheerd. Met het oog op meer doeltreffendheid en efficiëntie zal de Commissie het beheer van sommige maatregelen aan een uitvoerend agentschap toevertrouwen. Zo nodig, kan het programma ook gedeeltelijk door de lidstaten worden beheerd (indirect gecentraliseerd beheer).

Vereenvoudiging van de begrotingsonderdelen

Dankzij het programma zal de Commissie de activiteiten financieel eenvoudiger kunnen beheren. Er zal immers slechts één begrotingsonderdeel zijn in plaats van acht (de huishoudelijke uitgaven niet meegerekend).

6. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het programma kost voor de periode 2007-2013 235 miljoen euro.

2005/0041 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma "Burgers voor Europa" ter bevordering van een actief Europees burgerschap

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 151 en 308,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[3],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[4],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[5],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[6],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het burgerschap van de Unie moet de fundamentele status van de onderdanen van de lidstaten zijn.

(2) De Gemeenschap moet de Europese burgers stimuleren om ten volle gebruik te maken van alle aspecten van het burgerschap van de Europese Unie, dat met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel moet worden bevorderd.

(3) Om ervoor te zorgen dat de burgers de Europese integratie ten volle steunen, moet meer nadruk worden gelegd op hun gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en cultuur als sleutelelementen van hun lidmaatschap van een samenleving die op vrijheid, democratie en respect voor mensenrechten is gebaseerd en hun verscheidenheid respecteert.

(4) Om Europa dichter bij de burgers te brengen en de burgers de kans te geven om ten volle aan de opbouw van een steeds nabijer Europa deel te nemen moeten alle burgers worden aangesproken en bij transnationale uitwisselingen en samenwerkingsactiviteiten worden betrokken, zodat een samenhorigheidsgevoel ten aanzien van gemeenschappelijke Europese idealen kan worden gecreëerd.

(5) Het Europees Parlement stelde in zijn resolutie van 15 april 1988[7] dat het wenselijk was een grote inspanning te leveren om de betrekkingen tussen de burgers van de diverse lidstaten te intensiveren en dat specifieke steun van de Europese Unie voor de totstandkoming van jumelages tussen gemeenten of steden van verschillende landen van de Gemeenschap zowel gemotiveerd als gewenst is.

(6) De Europese Raad heeft meermaals erkend dat de Europese Unie en haar instellingen dichter bij de burgers van de lidstaten moeten worden gebracht. Hij heeft de instellingen van de Unie aangemoedigd een open, transparante en regelmatige dialoog met de civiele samenleving te voeren, de participatie van de burgers aan het openbare leven en de beluitvorming te bevorderen en de nadruk te leggen op de door de burgers van Europa gedeelde essentiële waarden[8].

(7) In een besluit van 26 januari 2004[9] heeft de Raad een communautair actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation) ingesteld, waarin wordt bevestigd dat een permanente dialoog met maatschappelijke organisaties en gemeenten moet worden bevorderd en de actieve betrokkenheid van de burgers moet worden gesteund.

(8) Europese, nationale en regionale maatschappelijke organisaties zijn belangrijke tussenpersonen in het contact met de burgers. Hun transnationale samenwerking moet daarom worden bevorderd.

(9) Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen, kunnen het debat op Europees vlak met ideeën en standpunten aanwakkeren. Ze kunnen ook als tussenpersoon tussen de Europese instellingen en de burgers optreden en moeten daarom worden gesteund.

(10) Er moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten in transnationale projecten en activiteiten.

(11) De kandidaat-lidstaten en de EVA-landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, worden als mogelijke deelnemers aan communautaire programma's erkend in overeenstemming met de met hen gesloten overeenkomsten.

(12) De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft "de agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie" goedgekeurd, waarin de landen van de westelijke Balkan worden uitgenodigd aan communautaire programma's en agentschappen deel te nemen. De landen van de westelijke Balkan moeten daarom worden erkend als mogelijke deelnemers aan communautaire programma's.

(13) Het programma moet regelmatig samen met de Commissie en de lidstaten worden gecontroleerd en geëvalueerd om met name bij de prioriteiten voor de uitvoering van de maatregelen aanpassingen mogelijk te maken.

(14) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna het Financieel Reglement genoemd)[10] en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002[11] beschermen de financiële belangen van de Europese Gemeenschap en moeten worden toegepast. De daarbij gehanteerde uitgangspunten zijn eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, een beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingen, en evenredigheid tussen het bedrag van de subsidies en de administratieve eisen voor de besteding ervan. Er zijn bijzondere regelingen nodig voor de uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en de uitvoeringsmaatregelen ervan, en voor de afwijkingen van deze teksten die noodzakelijk zijn vanwege de kenmerken van de begunstigden en de aard van de acties.

(15) Er moeten ook passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en verloren, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede bedragen te kunnen terugvorderen.

(16) Bij dit besluit worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld die voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt … van het interinstitutioneel akkoord van … tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure.

(17) Aangezien de doelstellingen van het programma "Burgers voor Europa" niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en wegens het transnationale en multilaterale karakter van de acties en de maatregelen van het programma beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(18) De voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[12].

(19) Overeenkomstig Besluit 2004/100/EG moeten overgangsmaatregelen worden genomen om toezicht uit te oefenen op vóór 31 december 2006 begonnen acties,

BESLUITEN:

Artikel 1 Onderwerp en omvang van het programma

1. Dit besluit stelt het programma "Burgers voor Europa" voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 vast.

2. Het programma draagt bij tot de volgende algemene doelstellingen:

- de burgers de kans geven om samen te werken en deel te nemen aan de opbouw van een steeds nabijer Europa, dat verenigd is in en verrijkt door zijn culturele verscheidenheid;

- een op erkende gemeenschappelijke waarden, geschiedenis en cultuur gebaseerde Europese identiteit ontwikkelen;

- het wederzijds begrip tussen de Europese burgers vergroten, waarbij de culturele verscheidenheid wordt gerespecteerd en gehuldigd en de interculturele dialoog wordt bevorderd.

Artikel 2 Specifieke doelstellingen van het programma

Het programma streeft de volgende specifieke doelstellingen na, die op transnationale basis worden uitgevoerd:

mensen uit plaatselijke gemeenschappen in heel Europa samenbrengen om ervaringen, opvattingen en waarden te delen en uit te wisselen, van de geschiedenis te leren en de toekomst op te bouwen;

acties, debatten en denkoefeningen over het Europees burgerschap bevorderen via de samenwerking tussen Europese maatschappelijke organisaties;

Europa tastbaarder voor de burgers maken door de waarden en successen van Europa te promoten en te huldigen en de herinnering aan het verleden levendig te houden;

de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten stimuleren, waarbij de interculturele dialoog wordt bevorderd en zowel Europa's verscheidenheid als eenheid wordt benadrukt, met bijzondere aandacht voor de activiteiten met lidstaten die onlangs tot de Europese Unie zijn toegetreden.

Artikel 3 Acties

1. De doelstellingen van het programma worden nagestreefd door steun te verlenen aan de volgende acties, waarover deel I van de bijlage bijzonderheden bevat:

Actieve burgers voor Europa, bestaande uit:

jumelages van steden;

burgerprojecten en ondersteunende maatregelen.

Een actieve civiele samenleving in Europa, bestaande uit:

structurele steun voor Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks);

structurele steun voor maatschappelijke organisaties op Europees niveau;

steun voor projecten waartoe maatschappelijke organisaties de aanzet hebben gegeven.

Samen voor Europa, bestaande uit:

evenementen met een hoge zichtbaarheid, zoals herdenkingen, prijzen, Europawijde conferenties;

studies, onderzoeken en opiniepeilingen;

hulpmiddelen voor informatievoorziening en –verspreiding.

2. Bij elke actie mag prioriteit worden verleend aan de evenwichtige integratie van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten, zoals bepaald in de specifieke doelstelling van artikel 2, lid 4.

3. Communautaire maatregelen mogen de vorm hebben van subsidies of overheidsopdrachten.

4. Communautaire subsidies mogen worden verleend via specifieke vormen, zoals subsidies voor huishoudelijke uitgaven, subsidies voor acties, beurzen en prijzen.

5. Overheidsopdrachten bestrijken de aankoop van diensten, zoals de organisatie van evenementen, studies en onderzoek, hulpmiddelen voor informatievoorziening en-verspreiding, toezicht en evaluatie.

6. Alleen begunstigden die aan de voorwaarden van deel II van de bijlage voldoen, komen in aanmerking voor een subsidie van de Gemeenschap.

Artikel 4 Deelname aan het programma

De volgende landen, hierna de "deelnemende landen" genoemd, kunnen aan het programma deelnemen:

de lidstaten;

de EVA-landen die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, in overeenstemming met de bepalingen van die overeenkomst;

de kandidaat-lidstaten die betrokken zijn bij een pretoetredingsstrategie, in overeenstemming met de algemene beginselen en de algemene voorwaarden voor de deelname van deze landen aan communautaire programma’s, die respectievelijk in de kaderovereenkomst en de besluiten van de Associatieraden zijn vastgesteld;

de landen van de westelijke Balkan, in overeenstemming met de afspraken die met deze landen moeten worden gemaakt in het kader van de kaderovereenkomsten over de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma's.

Artikel 5 Toegang tot het programma

Het programma staat open voor alle belanghebbende partijen die een actief Europees burgerschap bevorderen, en met name voor plaatselijke gemeenschappen, Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks), burgergroepen en andere maatschappelijke organisaties, zoals niet-gouvernementele organisaties, platformen, netwerken, verenigingen, federaties en vakbonden.

Artikel 6 Samenwerking met internationale organisaties

Het programma kan gezamenlijke activiteiten omvatten met op het gebied van actief burgerschap competente internationale organisaties, zoals de Raad van Europa of de Unesco, op basis van gezamenlijke bijdragen en overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en de regels van elke instelling of organisatie.

Artikel 7 Uitvoeringsmaatregelen

1. De Commissie stelt de voor de uitvoering van het programma vereiste maatregelen vast in overeenstemming met de bepalingen van de bijlage.

2. De volgende maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met de beheersprocedure van artikel 8, lid 2:

de uitvoeringsmaatregelen van het programma, met inbegrip van het jaarlijkse werkplan, de selectiecriteria en de selectieprocedures;

het algemene evenwicht tussen de verschillende acties van het programma;

de procedures voor het toezicht op en de evaluatie van het programma.

3. Alle overige voor de uitvoering van het programma noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met de raadplegingsprocedure van artikel 8, lid 3.

4. Als onderdeel van de in lid 2 vermelde procedure kan de Commissie richtsnoeren voor alle acties in de bijlage opstellen om het programma aan te passen aan wijzigingen van de prioriteiten op het gebied van Europees actief burgerschap.

Artikel 8 Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, hierna "het comité" genoemd.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn bedraagt twee maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9 Samenhang met andere instrumenten van de Gemeenschap en de Europese Unie

1. De Commissie zorgt voor de samenhang en de complementariteit tussen dit programma en instrumenten op andere actiegebieden van de Gemeenschap, met name onderwijs, beroepsopleidingen, cultuur, sport, grondrechten en vrijheden, sociale integratie, gelijkheid van vrouwen en mannen, bestrijding van discriminatie, onderzoek en het extern beleid van de Gemeenschap, met name in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid.

2. Het programma kan middelen met andere instrumenten van de Gemeenschap en de Unie delen om acties uit te voeren die aan de doelstellingen van zowel dit programma als deze andere instrumenten beantwoorden.

Artikel 10 Begrotingsmiddelen

1. De begroting voor de uitvoering van dit programma tijdens de in artikel 1 vermelde periode bedraagt 235 miljoen euro.

2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 11 Financiële bepalingen

1. Krachtens artikel 176, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie kan de Commissie op grond van de eigenschappen van de begunstigden en de aard van de acties besluiten de begunstigden vrij te stellen van de verificatie van de beroepsbekwaamheden en -kwalificaties die vereist zijn om de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde te brengen.

2. Er wordt financiële steun verleend in de vorm van subsidies aan rechtspersonen. Overeenkomstig artikel 114, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad kunnen in sommige gevallen subsidies aan natuurlijke personen worden toegekend.

3. De Commissie kan prijzen aan natuurlijke of rechtspersonen toekennen voor in het kader van het programma uitgevoerde acties of projecten.

4. Overeenkomstig artikel 181 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie en afhankelijk van de aard van de actie kunnen forfaitaire financieringen worden toegestaan en/of tarieven op grond van eenheidskosten worden toegepast.

5. Subsidies voor huishoudelijke uitgaven die in het kader van dit programma worden verleend aan organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven, zoals bedoeld in artikel 162 van Verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, hebben in overeenstemming met artikel 113, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad bij verlenging niet automatisch een degressief karakter.

6. Voor kleine subsidies is medefinanciering in natura toegestaan.

7. De hoeveelheid informatie mag bij kleine subsidies, zoals studiebeurzen en individuele mobiliteitsbeurzen, worden beperkt.

8. In specifieke gevallen, zoals het verlenen van een kleine subsidie, hoeft de begunstigde niet aan te tonen over voldoende financiële draagkracht te beschikken om het geplande project of het werkprogramma uit te voeren.

Artikel 12 Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1. De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad.

2. Bij de uit hoofde van het programma gefinancierde acties van de Gemeenschap wordt onder het begrip onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 elke inbreuk op het Gemeenschapsrecht of elke schending van een contractuele verplichting als gevolg van een handeling of een nalaten van een economische actor verstaan die door een ongerechtvaardigde uitgave een nadelig effect heeft of zou kunnen hebben op de algemene begroting van de Gemeenschappen of op de door de Gemeenschappen beheerde budgetten.

3. De Commissie vermindert de voor een actie toegekende financiële steun, schorst de uitbetaling ervan of vordert ze terug, indien zij onregelmatigheden vaststelt, met inbegrip van de niet-naleving van de bepalingen van dit besluit of van de individuele beschikking of het contract of de overeenkomst waarbij de financiële steun in kwestie is toegekend, of indien aan het licht komt dat de actie, zonder dat de toestemming van de Commissie is gevraagd, is gewijzigd op een manier die in strijd is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project.

4. Indien de termijnen niet worden gerespecteerd of slechts een deel van de toegekende financiële steun gerechtvaardigd blijkt in het licht van de voortgang bij de uitvoering van de actie, verzoekt de Commissie de begunstigde om binnen een vastgestelde termijn zijn opmerkingen kenbaar te maken. Indien de begunstigde geen bevredigend antwoord geeft, kan de Commissie de resterende financiële steun schrappen en de terugbetaling van de reeds uitbetaalde bedragen eisen.

5. Alle ten onrechte uitbetaalde bedragen worden aan de Commissie terugbetaald. Bedragen die niet tijdig worden terugbetaald, worden verhoogd met een achterstandsrente overeenkomstig de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden.

Artikel 13 Toezicht en evaluatie

1. De Commissie zorgt voor regelmatig toezicht op het programma. Bij de uitvoering van het programma wordt gebruikgemaakt van de resultaten van het toezicht en het evaluatieproces. In het kader van het toezicht worden met name de in lid 3, onder a) en c), vermelde verslagen opgesteld.

De specifieke doelstellingen kunnen afhankelijk van de resultaten van de toezichtsverslagen worden herzien.

2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, externe en onafhankelijke evaluatie van het programma.

3. De Commissie legt de volgende documenten aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s voor:

uiterlijk 31 december 2010 een tussentijds evaluatieverslag over de resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma;

uiterlijk 31 december 2011 een mededeling over de voortzetting van het programma;

uiterlijk 31 december 2015 een verslag over de ex-postevaluatie.

Artikel 14 Overgangsbepaling

Acties die overeenkomstig Besluit 2004/100/EG van 26 januari 2004 vóór 31 december 2006 worden opgestart, blijven tot de voltooiing ervan aan de bepalingen van dat besluit onderworpen.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE

I. BESCHRIJVING VAN DE ACTIES

ACTIE 1: ACTIEVE BURGERS VOOR EUROPA

Deze actie omvat dat deel van het programma dat specifiek gericht is op activiteiten waarbij burgers direct of indirect worden betrokken. Deze activiteiten vallen onder twee soorten maatregelen:

Jumelages van steden

Bij deze maatregel gaat het om activiteiten waarbij directe uitwisselingen tussen Europese burgers plaatsvinden of worden bevorderd via activiteiten in het kader van jumelages van steden. Het kan gaan om eenmalige of proefactiviteiten maar ook om gestructureerde, meerjarige overeenkomsten tussen verschillende partners op basis van een meer geprogrammeerde benadering en bestaande uit een reeks activiteiten variërend van bijeenkomsten van burgers tot specifieke conferenties of seminars over thema's van gemeenschappelijk belang en publicaties naar aanleiding van activiteiten in het kader van jumelages van steden. Dankzij deze maatregel worden de wederzijdse kennis en het wederzijds begrip tussen burgers en culturen actief bevorderd.

Om deze maatregel te helpen uitvoeren mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de Raad van Europese gemeenten en regio's (CEMR), een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft en op het gebied van jumelages van steden actief is.

Burgerprojecten en ondersteunende maatregelen

In het kader van deze maatregel wordt steun verleend aan allerlei transnationale en sectoroverschrijdende projecten waarbij de burgers direct worden betrokken. De omvang en de reikwijdte van deze projecten hangt af van de maatschappelijke ontwikkelingen. De projecten zullen via innovatieve methoden mogelijke oplossingen voor de vastgestelde problemen bestuderen. Het gebruik van nieuwe technologieën (vooral technologieën van de informatiemaatschappij) zal worden gestimuleerd. Bij de projecten worden burgers met verschillende achtergronden betrokken. Ze zullen samenwerken en in debat treden over gemeenschappelijke Europese thema's om tot meer wederzijds begrip te komen en de kennis over de Europese integratie aan te scherpen.

Met het oog op betere burgerprojecten moeten ook ondersteunende maatregelen worden ontwikkeld om beste praktijken uit te wisselen, ervaringen tussen plaatselijke en regionale belanghebbenden (inclusief overheden) te bundelen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen (bijvoorbeeld via opleidingen).

Naar verwachting zal ongeveer 40% van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.

Acti E 2: EEN ACTIEVE CIVIELE SAMENLEVING IN EUROPA

Structurele steun voor Europese organisaties die onderzoek naar het overheidsbeleid doen (denktanks)

Organisaties met nieuwe ideeën en standpunten over Europese thema's zijn belangrijke institutionele gesprekspartners die de Europese instellingen onafhankelijke, strategische en sectoroverschrijdende aanbevelingen kunnen doen. Ze kunnen activiteiten ondernemen om met name het debat over het burgerschap van de Europese Unie en de Europese waarden en culturen aan te wakkeren. Deze maatregel beoogt de institutionele capaciteit van deze organisaties te versterken. Het zijn representatieve organisaties die een reële Europese meerwaarde opleveren, belangrijke multipliereffecten genereren en met andere begunstigden van dit programma kunnen samenwerken. Het is in dit verband belangrijk de trans-Europese netwerken te versterken. Er kunnen subsidies worden verleend op basis van een meerjarig werkprogramma dat een reeks thema's of activiteiten bundelt.

Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de vereniging “Groupement d’études et de recherches Notre Europe”, een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft.

Structurele steun voor maatschappelijke organisaties op Europees niveau

Maatschappelijke organisaties zijn nodig en moeten op Europees niveau op een groot aantal gebieden van algemeen belang (bijvoorbeeld gemeenschappelijke waarden en gemeenschappelijk erfgoed, vrijwilligerswerk en sociale thema's) kunnen opereren en samenwerken. Dankzij deze maatregel beschikken ze over de capaciteit en de stabiliteit om als transnationale katalysatoren te fungeren voor hun leden en de Europese civiele samenleving. Het is in dit verband belangrijk de trans-Europese netwerken te versterken. Er kunnen subsidies worden verleend op basis van een meerjarig werkprogramma dat een reeks thema's of activiteiten bundelt.

Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan twee organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven: het Platform van Europese sociale ngo's en de Europese Beweging.

Steun voor projecten waartoe maatschappelijke organisaties de aanzet hebben gegeven

Maatschappelijke organisaties (niet-gouvernementele organisaties, vakbonden, federaties, denktanks, enzovoort) kunnen via debatten, publicaties, pleitbezorging en andere concrete transnationale projecten burgers bereiken en hun belangen behartigen. De introductie of de voortzetting van een Europese dimensie in de activiteiten van maatschappelijke organisaties stelt deze organisaties in staat hun capaciteiten te vergroten en een breder publiek te bereiken. De directe samenwerking tussen maatschappelijke organisaties uit verschillende lidstaten zal het wederzijds begrip voor verschillende culturen en standpunten ten goede komen en gedeelde zorgen en waarden helpen identificeren. Dit kan in de vorm van afzonderlijke projecten, al staat een benadering op lange termijn borg voor duurzamere effecten en de ontwikkeling van netwerken en synergieën.

Naar verwachting zal ongeveer 30% van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.

Acti E 3: SAMEN VOOR EUROPA

Evenementen met een hoge zichtbaarheid

Deze maatregel verleent steun aan door of in samenwerking met de Europese Commissie georganiseerde evenementen van aanzienlijke omvang en reikwijdte die bij de volkeren van Europa weerklank vinden, hun samenhorigheidsgevoel verdiepen, hen bewust van de geschiedenis, de successen en de waarden van de Europese Unie maken, hen bij de interculturele dialoog betrekken en tot de ontwikkeling van hun Europese identiteit bijdragen.

Het gaat onder meer om herdenkingen van historische gebeurtenissen, vieringen van Europese successen, voorlichtingsactiviteiten rond specifieke thema's, Europawijde conferenties en de uitreiking van prijzen naar aanleiding van belangrijke prestaties. Het gebruik van nieuwe technologieën (vooral technologieën van de informatiemaatschappij) zal worden gestimuleerd.

Studies

Om meer inzicht te krijgen in het concept actief Europees burgerschap zal de Commissie studies, onderzoeken en opiniepeilingen (Eurobarometer) uitvoeren.

Hulpmiddelen voor informatievoorziening en -verspreiding

Aangezien de aandacht wordt toegespitst op de burgers en de verschillende initiatieven op het gebied van actief burgerschap is er behoefte aan uitgebreide informatie over de activiteiten van het programma, Europese acties met betrekking tot burgerschap en andere relevante initiatieven. Deze informatie zal worden verstrekt via een internetportaal en andere hulpmiddelen.

Er mag rechtstreeks structurele steun worden verleend aan de "Association Jean Monnet" en het "Centre européen Robert Schuman", beide organen die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven.

Naar verwachting zal ongeveer 15% van de totale begroting van het programma aan deze actie worden besteed.

II. BEHEER VAN HET PROGRAMMA

De uitvoering van het programma berust op transparantie en openheid ten aanzien van een grote verscheidenheid van organisaties en projecten. Projecten en activiteiten zullen daarom in de regel via openbare oproepen tot het indienen van voorstellen worden geselecteerd. Afwijkingen zijn alleen in zeer specifieke gevallen mogelijk en in volledige naleving van artikel 168, lid 1, onder c) en d), van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement.

Het programma zal het beginsel van op overeengekomen doelstellingen gebaseerde meerjarige partnerschappen ontwikkelen en op de analyse van de resultaten voortbouwen om wederzijdse voordelen voor de civiele samenleving en de Europese Unie te waarborgen.

Voor sommige acties is een indirect gecentraliseerd beheer wellicht noodzakelijk.

Alle acties worden transnationaal uitgevoerd en bevorderen de mobiliteit van burgers en ideeën in de Europese Unie.

Het is belangrijk netwerken te vormen en de aandacht op multipliereffecten toe te spitsen (inclusief het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën). Beide aspecten zullen worden weerspiegeld in de soorten activiteiten en de verscheidenheid van organisaties. Interacties en synergieën tussen de verschillende belanghebbenden bij het programma zullen worden bevorderd.

Het programmabudget mag ook de uitgaven dekken voor activiteiten (voorbereidingen, follow-up, toezicht, audits en evaluaties) die rechtstreeks voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen noodzakelijk zijn, en met name de uitgaven voor studies, bijeenkomsten, voorlichtingsactiviteiten, publicaties, IT-netwerken voor informatie-uitwisseling en andere vormen van administratieve en technische bijstand waartoe de Commissie met het oog op het beheer van het programma heeft besloten.

De Commissie mag zo nodig informatie publiceren en verspreiden. Voor deze activiteiten kunnen subsidies worden verleend. Ze kunnen ook rechtstreeks door de Commissie worden georganiseerd en gefinancierd op basis van dienstencontracten.

III. CONTROLES EN AUDITS

Voor de overeenkomstig artikel 13, lid 1, van dit besluit geselecteerde projecten wordt een auditsysteem op basis van steekproeven opgezet.

De begunstigde van een subsidie houdt alle bewijsstukken van uitgaven gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een subsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie te onderwerpen aan een audit die rechtstreeks wordt uitgevoerd door haar eigen personeel, dan wel door een bevoegde externe organisatie van haar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, en tijdens een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het saldo van de subsidie is betaald. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.

Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, alsook tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot een goed einde te brengen.

De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met name het recht van toegang.

LEGISLATIVE FINANCIAL STATEMENT

This document is intended to accompany and complement the Explanatory Memorandum. As such, when completing this Legislative Financial Statement, and without prejudice to its legibility, an attempt should be made to avoid repeating information contained in the Explanatory Memorandum. Before filling in this template, please refer to the specific Guidelines that have been drafted to provide guidance and clarification for the items below.

1. NAME OF THE PROPOSAL :

Proposal for a Decision of the EUROPEAN PARLIAMENT and of the COUNCIL establishing the programme “Citizens for Europe” promoting active European citizenship (2007-2013).

2. ABM / ABB FRAMEWORK

Policy Area(s) concerned and associated Activity/Activities:

Education and Culture – Dialogue with the citizens

3. BUDGET LINES

3.1. Budget lines (operational lines and related technical and administrative assistance lines (ex- BA lines)) including headings :

15.0601…

15.0104...

3.2. Duration of the action and of the financial impact:

7 years (01.01.2007 – 31.12.2013)

3.3. Budgetary characteristics:

Budget line | Type of expenditure | New | EFTA contribution | Contributions from applicant countries | Heading in financial perspective |

15.0601… | Non-comp | Diff[13] | NO | YES | YES | No 3 |

15.0104… | Non-comp | Non-diff | NO | YES | YES | No 3 |

4. SUMMARY OF RESOURCES

4.1 Financial Resources

4.1.1. Summary of commitment appropriations (CA) and payment appropriations (PA)

EUR million (to 3 decimal places)

Commitment Appropriations | a+c | 21,200 | 28,100 | 29,800 | 34,900 | 38,000 | 40,000 | 43,000 | 235,000 |

Payment Appropriations | b+c | 15,752 | 26,219 | 29,314 | 33,466 | 37,097 | 39,463 | 53,689 | 235,000 |

Administrative expenditure not included in reference amount[16] |

TOTAL PA including cost of Human Resources | b+c+d+e | 17,549 | 28,052 | 31,184 | 35,373 | 39,285 | 41,696 | 55,966 | 249,105 |

Co-financing details

If the proposal involves co-financing by Member States, or other bodies (please specify which), an estimate of the level of this co-financing should be indicated in the table below (additional lines may be added if different bodies are foreseen for the provision of the co-financing):

EUR million (to 3 decimal places)

Total number of human resources | 36 | 41 | 41 | 43 | 45 | 46 | 46 |

5. CHARACTERISTICS AND OBJECTIVES

Details of the context of the proposal are required in the Explanatory Memorandum. This section of the Legislative Financial Statement should include the following specific complementary information:

5.1. Need to be met in the short or long term

This is clearly identified in the explanatory Memorandum (see introduction and context of the proposal). This proposal is targeting all citizens (that is without focussing on any specific group or category). The overall approach is to involve both citizens directly and civil society organisations.

5.2. Value-added of Community involvement and coherence of the proposal with other financial instruments and possible synergy

5.2.1. Several alternatives were analysed before opting for a new programme:

Instruments other than a programme

A legislative instrument would not be appropriate to promote citizen participation as described above. The proposed objectives imply the implementation of concrete actions at a European level requiring appropriate financial support and could not be achieved by simple recommendations or co-operation between Member States.

The “no action” scenario

The option of not presenting a programme post 2006 would be politically incomprehensible at a time when the Union has undertaken to reinforce European citizenship. A promise has been given to citizens and cannot go unanswered. There would be a predictably high level of outrage and criticism of the Commission in such circumstances. In more general terms the European institutions risk being accused of not giving sufficient importance to the distance which h has arisen between them and citizens and to contradict themselves with regard to their undertakings to citizens (such as the political priorities of the Dutch presidency and the speech of Mr Barroso in his hearing at the parliament). In addition, the end of the programme would involve suppressing a series of successful activities involving citizens such as town twinning. In order to avoid a serious loss of credibility by the European institutions, the European Parliament, a strong supporter of such activities, asked the Commission to present a concrete programme proposal in 2005.

The “no change” scenario

The current programme was established with the objective of establishing a legal base for the granting of a series of subventions for the promotion of active citizenship. This programme is therefore characterised by a series of grants linked to different budget lines which while having a basic logic linking the different elements, suffers from a lack of sufficient cohesion. This programme has been largely criticised by the Parliament and civil society organisations for its lack of ambition. Simply continuing the programme would be insufficient to realise the objectives set out below.

Mainstreaming

This option is not sustainable in that no other sectoral programme can cover the objectives as set out. This programme differentiates itself from the other European initiatives specifically because of its horizontal dimension and its comprehensive approach to promoting active European citizenship.

Conclusion : the need for a new programme

In response to the emergence of the question of citizenship among the political priorities of the Union, the adoption of a new specific programme is the best option for achieving the desired objectives.

In order to respond properly to the expectations of citizens, this programme must firmly place the citizen at the centre of the actions, and is distinguished by its educational and transnational aspects. The first element gives citizens the necessary instruments to become involved at a European level, and the second creates favourable conditions for the mobility of citizens. It thus gives people the opportunity to develop their mutual understanding and to share a feeling of solidarity through the common European values that unite them. In addition, this programme integrates the principle of participative democracy introduced in article 47 of the draft establishing a constitution for Europe.

Through this approach the programme attempts to respond as closely a possible to the needs of civil society. It develops a public arena devoted to dialogue and citizenship open to all citizens and decentralised across the whole of Europe through a support to town twinning, to all types of transnational citizens' initiatives and to events with a European dimension. At the same time it encourages a structured participative process on questions linked to the construction of Europe and the values on which it is based. Finally it respects the diversity which on which the richness of the European Union is founded

5.2.2. European added-value

As indicated above, all actions will be implemented on a transnational basis. They will encourage mobility of citizens and of ideas within Europe. Twinning projects are by nature transnational, but the programme will also encourage transnational cooperation between regional organisations, NGO’s, think tanks etc. It will support the development of the transnational activities of civil society organisations and the structuring of civil society at European level. Some special events will bring more visibility to those transnational activities. Transnational debate and exchange of ideas will be supported. Studies by the Commission or research projects by think tanks will feed this debate.

The programme will pay due attention to broad geographic coverage of supported activities and projects. Special emphasis will be put on the integration of citizens and organisations from new, or future, Member states into transnational projects and networks.

5.2.3. Coherence with other financial instruments and possible synergy

Citizenship is an essential and broad concept in the EU; hence it is no surprise that many actions implemented by the European Commission relate to this wide area, but they have different objectives and different targets, as the following examples illustrate.

Within the DG Education and Culture programmes, the dimension of active citizenship is a recurrent theme. The programmes in the field of Education foresee actions promoting European citizenship. One of the objectives of the Youth programme is to promote young people’s active citizenship in general and their European citizenship in particular. It encourages voluntary work of young Europeans. The Culture programme, by fostering cultural cooperation and intercultural dialogue, also contributes to strengthening the feeling of solidarity and mutual understanding, essential for the building of a European citizenship. However, these programmes are aimed either at specific sectors (such as culture), specific groups (such as youth) or specific activities (such as education and culture) whereas the actions proposed by this programme are specifically aimed to be horizontal and inclusive, addressing issues which do not fit comfortably into the other programmes. It can, however, act as a nexus between all these activities, thus further adding value to its own actions. For example, links between schools and town twinning can easily be imagined.

In the field of Justice, Freedom and Security, the Commission has activities in relation to citizenship, for example the Preparatory action to support civil society in the ten Member States which acceded to the European Union on 1st May 2004, in the areas of the rule of law, democracy, fundamental rights, media pluralism and the fight against corruption. The aim of this action is to reinforce civil society in those countries mainly through support for Non-Governmental Organisations in promoting fundamental rights. The DG is preparing a programme on Fundamental rights and citizenship for the period 2007-2013. Those activities have a clear focus on citizenship rights and fundamental rights. The support to NGO’s therefore is limited to those promoting fundamental rights. The development of this programme of JLS and that of DG EAC are being carried out in close consultation to ensure maximum synergy.

In the context of its research activities, and more specifically on it work in the field of Citizens and governance in a knowledge-based society, the Sixth Framework Programme for Research and Technological Development has an objective of research directed towards providing a sound scientific base for the management of the transition towards a European knowledge based society, conditioned by national, regional and local policies and by decision making by individual citizens, families and other societal units. This covers scientific research on: the implications of European integration and enlargement; new forms of governance; resolution of conflicts and restoration of peace or new forms of citizenship and cultural identities. This research is relevant for policy makers and could be used to improve the EU policy in favour of the active involvement of citizens and their organisations.

In the field of communication, the Commission will be undertaking significant activities aimed at bringing the proposed constitution to the attention of citizens, and building understanding of fundamental rights and the need for active citizenship. However, this activity is top-down and informative whereas this programme has a more bottom-up and participative focus. However, when appropriate, cooperation with DG PRESS will be organised, particularly regarding Action 3 of the programme (Together for Europe).

To what regards the external relations of the EU, complementarities could be envisaged in the context of the Neighbourhood policy. The proposed programme will be open to candidate countries and to the countries of the Western Balkans, which should join the EU. It will not be open to other Third countries. However, the expertise of the programme could be useful for implementing actions involving citizens and civil society in those countries. This would be in line with the objective of tightening the relations with our neighbouring countries.

5.3. Objectives, expected results and related indicators of the proposal in the context of the ABM framework

This Education and Culture policy area aims at reinforcing the human dimension of Europe, notably by developing the feeling for a European citizenship. The current programme will contribute to this overall purpose by:

- Giving citizens the opportunity to interact and participate in constructing an ever closer Europe, united in and enriched through its cultural diversity;

- Forging a European identity, based on recognised common values, history and culture;

- Enhancing mutual understanding between European citizens respecting and celebrating cultural diversity, while contributing to intercultural dialogue.

To that end, four specific objectives (here below) have been identified; they will be implemented on a transnational basis by three sets of actions (following) which constitute the operational objectives:

Specific objective 1 : Bring together people from local communities across Europe to share and exchange experiences, opinions and values, to learn from history and to build for the future

The programme will foster the direct participation of citizens across Europe, both in the activities of the programme and in the development of the notion of a European identity. One of the most effective ways of participation is directly experiencing other cultures in an environment that fosters exchange and where people learn through involvement in issues and actions related to the essence of Europe. This intercultural exchange will contribute to the improvement of the mutual knowledge of the culture and history of the European peoples, and will therefore bring our common cultural heritage to the fore and strengthen the basis for our common future.

Specific objective 2: Foster action, debate and reflection related to European citizenship through cooperation between civil society organisations at European level

There is a need to support transnational cooperation among civil society organisations at European level. Those Europe-wide organisations, representing a vast spectrum of citizens, can act as multipliers and offer a voice in Europe for citizens, through transnational and cross-sectoral actions, debate and reflection, linked to citizenship of the European Union.

Specific objective 3: Make the idea of Europe more tangible for its citizens by promoting and celebrating Europe's values and achievements, while preserving the memory of its past

There is a need for activities addressing the widest possible audience across frontiers, built around shared ideas, values or achievements, and reaching the greatest possible number of Europeans. These activities across Europe have the objective of forging a sense of belonging to common European ideals, adding to the existing sense of national and regional identity. They will contribute to bringing the common cultural heritage to the fore.

Specific objective 4: Encourage the balanced integration of citizens and civil society organisations from all Member States, contributing to intercultural dialogue and bringing to the fore both Europe’s diversity and unity, with particular attention to the activities with Member States that have recently joined the European Union.

Without strong and full participation from citizens, and civil society organisations from the newer Member States, the development of the European space will be severely compromised. All the previous objectives will therefore take this last objective into account, which will be implemented in all the programme’s activities. Transnational cooperation will play an essential role with regard to this objective.

The above objectives will be implemented via the following sets of actions, presented below with their expected results. The elements of networking and focussing on the multiplier effects, including the use of information and communication technologies, will be important, and will be reflected both in the types of activities and the range of organisations involved. The development of interactions and synergies among the various types of stakeholders involved in the programme will be encouraged. This contributes to the notion of sustainability and building a structure which can encourage the emergence of a European active citizenship beyond the constraints and lifetime of the programme. This therefore involves not only developing and strengthening networks but also the organisations themselves. By bringing together and reflecting diversity of people and organisations, the programme can contribute to the development of a dynamic and innovative society.

Action 1: Active citizens for Europe

This action forms the part of the programme directed specifically at citizens, either directly or indirectly. These are broken down into two types of activity as follows:

- Town twinning

The measure is aimed at activities that involve or promote direct exchanges between citizens through their participation in town-twinning activities. These activities may be one-off or pilot in nature: these will include citizens meeting (approx. 1250/year) and conferences or seminars on subjects of common interest (approx 60/year). They can also take the form of structured multi-annual multi-partner agreements which take a more programmed approach (approx. 13/year). This measure will actively contribute to strengthening mutual knowledge and understanding between citizens and between cultures.

For helping in the implementation of this measure, structural support may be provided directly to the Council of European Municipalities and Regions (CEMR), a body pursuing an aim of general European interest, active in the field of town twinning.

- Citizens’ projects and support measures

Under this measure, a variety of projects of transnational and cross-sectoral dimension, directly involving citizens, will be supported (approx. 60/year). The scale and scope of such projects will depend on the evolutions within the society and will explore, through innovative approaches, the possible responses to the needs that will have been identified. Those projects will gather citizens from different horizons, who will act together or debate on common European issues, hereby developing mutual understanding as well as raising awareness of the process of European integration.

It also appears necessary to develop support measures to exchange best practices, to pool experiences between stakeholders at the local and regional levels including public authorities, and to develop new skills for example through training, in order to improve citizens’ projects.

Action 2: Active civil society in Europe

- Structural support to European public policy research organisations (think tanks)

Bodies providing new ideas and reflections on European issues are important institutional interlocutors able to provide independent strategic, cross-sectoral recommendations to the EU institutions... They can undertake activities that feed the debate notably on citizenship of the European Union and on European values and cultures. This measure is aimed at strengthening the institutional capacity of those organisations, which are representative, provide real European added value, can bring about important multiplier effects and, finally, are able to cooperate with other beneficiaries of this programme. The strengthening of transeuropean networks (3/year) is an important element in this area.

Structural support may be provided directly to the association “Groupement d’études et de recherches Notre Europe”, a body pursuing an aim of general European interest.

- Structural support to organisations of civil society at European level

Civil society organisations need to exist and to be able to operate and cooperate at European level in a large number of fields of general interest (e.g. common values and heritage, voluntarism, social issues). This measure will provide them with the capacity and stability to act as transnational catalysts for their members and for civil society at European level. The strengthening of transeuropean networks is an important element of this area. The Commission anticipates to contribute to the operating expenses of approximately 20 networks/year; in order to maximize the cost-effectiveness of this action, a sufficient amount will be allocated to relatively small operating grants (50.000-100.000 €).

Structural support may be provided directly to two bodies pursuing an aim of general European interest: the Platform of European Social NGOs and the European Movement.

- Support to projects initiated by civil society organisations

Civil society organisations, such as non-governmental organisations, trade unions, federations, think tanks, etc., can, through debate, publications, advocacy and other concrete transnational projects, involve citizens or represent their interests. Introducing or building on a European dimension in the activities of civil society organisations will enable them to enhance their capacities and reach wider audiences. Direct cooperation among civil society organisations from different Member States will contribute to mutual understanding for the different cultures and point of views and to the identification of shared concerns and values. Approx. 125 projects will be funded each year to that end.

Action 3 : Together for Europe

- High-visibility events

This measure will support events (approx. 5/year) organised by or in cooperation with the European Commission, which are substantial in scale and scope, strike a significant chord with the peoples of Europe, help to increase their sense of belonging to the same community, make them aware of the history, achievements and values of the European Union, involve them in intercultural dialogue and contribute to the development of their European identity.

- Studies

In order to get a better understanding of active citizenship at European level, the Commission will carry out studies, surveys and opinion polls (2 /year).

- Information and dissemination tools

The focus on citizens and the variety of initiatives in the field of active citizenship call for comprehensive information on the various activities of the programme, on other European actions related to citizenship and on other relevant initiatives to be provided through an Internet portal and other tools.

Structural support may be provided directly to the “Association Jean Monnet” and to the “Centre européen Robert Schuman”, both bodies pursuing an aim of general European interest.

The following table presents the indicators planned for measuring the results and impact of the programme activities:

Objectives | Indicators |

General The general objectives are to contribute to: |

Giving citizens the opportunity to interact and participate in constructing an ever closer Europe, united in and enriched through its cultural diversity | Change in behaviour of programme participants |

Forging a European identity, based on recognised common values, history and culture | Change in perceptions of programme participants |

Enhancing mutual understanding between European citizens respecting and celebrating cultural diversity, while contributing to intercultural dialogue | Change in attitudes of programme participants |

Specific | Indicators |

Bring together people from local communities across Europe to share and exchange experiences, opinions and values, to learn from history and to build for the future | Proportion of launched/completed projects that specifically seek/sought to bring citizens together Number of citizens taking part, via the medium of the programme, in exchanges and collaborations Number of communities taking part, via the medium of the programme, in exchanges and collaborations Proportion of relevant completed projects that, if not funded by the programme, would probably not have been undertaken (based on survey of participants) |

Foster action, debate and reflection related to European citizenship through cooperation between civil society organisations at European level | Proportion of launched/completed projects that specifically seek/sought to facilitate a structured and dynamic civil society Extent of new knowledge and ideas which have been developed with the support of the programme Proportion of relevant projects that, if not funded by the programme, would probably not have been implemented (based on survey of participants) |

Make the idea of Europe more tangible for its citizens by promoting and celebrating Europe's values and achievements, while preserving the memory of its past | Press and media coverage of the events – qualitative and quantitative |

Encourage the balanced integration of citizens and civil society organisations from all Member States, contributing to intercultural dialogue and bringing to the fore both Europe’s diversity and unity, with particular attention to the activities with Member States that have recently joined the European Union | Proportion of launched/completed projects that specifically seek/sought to bring organisations together Proportion of launched/completed projects that specifically seek/sought to involvement of new Member State and candidate country organisations and citizens Increase in involvement in transnational activities by participants from new Member States and the candidate countries Proportion of relevant projects that, if not funded by the programme, would probably not have been implemented (based on survey of participants) |

Operational | Indicators |

Active citizens for Europe: town twinning citizens projects and support measures | Number of town twinning projects Proportion of total programme budget used to support town twinning Number of projects to encourage active citizenship launched Number of support measures funded Proportion of total programme budget used to support citizens’ projects and support measures Level of use of information portal Proportion of total programme budget used to support this operational objective (indicative target 40 %). |

Active civil society in Europe: - Structural support of European public policy research organisations - Structural support to organisations of civil society at European level - Support to projects initiated by civil society organisations | Number of actions involving policy research organisations Number of supported public policy research organisations Proportion of total programme budget used to support policy research organisations Number of European organisations active in the field of civil society supported Proportion of total programme budget used to support such organisations Number of projects supported Level of use of information portal Proportion of total programme budget used to support this operational objective (indicative target 30 %). |

Together for Europe | Number of events supported Number of conferences supported Level of use of information portal Number of funded studies and research projects Proportion of total programme budget used to support this operational objective (indicative target 15 %). |

The percentages mentioned under each action are indicative. The total does not cover the totality of the programme’s budget, in order to preserve some flexibility and to take into account administrative expenditures.

5.4. Method of Implementation (indicative)

Show below the method(s)[18] chosen for the implementation of the action.

X Centralised Management

X Directly by the Commission

X Indirectly by delegation to:

X Executive Agencies

ٱ bodies set up by the Communities as referred to in art. 185 of the Financial Regulation

X National public-sector bodies/bodies with public-service mission

ٱ Shared or decentralised management

ٱ With Member states

ٱ With Third countries

ٱ Joint management with international organisations (please specify)

Relevant comments:

Most of the actions will be implemented through centralised management as follows:

- The Commission will manage directly strategic activities, in particular those involving the development of partnerships or the organisation of major events: structural support to think tanks and to civil society networks, town-twinning support measures, citizen’s initiatives, studies and polls, and most of the special events and dissemination of information.

- The Executive Agency will manage by delegation smaller-scale projects: town-twinning projects (citizen’s meetings, conferences and seminars) and civil society projects.

- In specific circumstances, and in specific countries, the Commission could decide to entrust national public-sector bodies/bodies with public service mission with the management of the programme.

6. MONITORING AND EVALUATION

6.1. Monitoring system

The specific objectives of the programme and the actions will be subject to monitoring. Data will be collected as follows:

- All participants to the programme will fill in a survey before and after the action takes place, in order to measure the changes in behaviour, perceptions and attitude; this survey will also enquire on whether projects, would or not have been undertaken, had they not been funded by the programme.

- All relevant quantitative data will be collected by the managing institution/body.

- Information providing a measure of the performance, results and impact of the programme will be also taken from audit reports on a sample of programme beneficiaries (30 per year).

- The information portal will include a counter.

6.2. Evaluation

6.2.1. Ex-ante evaluation

The ex-ante evaluation was carried out by the Commission (August 2004-February 2005), with the support of an external consultant. As part of this exercise, an extensive consultation has been carried out of the problems and issues to be addressed, the target users, key objectives and potential options for implementation, in three steps:

a) Public on-line consultation (15 December 2004- 15 February 2005)

The online consultation was done with the IPM tool and resulted in more than thousand responses, including around 700 from organisations and around 300 from individuals. Almost all respondents agreed with the need for a new programme. This highlights that there is overwhelming support for a new programme. The overall approach proposed, of involving both citizens directly and civil society organisations, was massively supported. The success of the current activities, such as town twinning and operating costs of organisations, was evidenced by the strong support for pursuing them. The main innovations sought are multi-annual projects, pooling of experience between local projects of different Member States, development of innovative partnerships/cooperation with new partners and major events mobilizing citizens at EU level, notably in the context of intercultural dialogue. The ideas of exchanging good practices in the voluntary sector and the networking of think tanks were also welcomed. Simplification of procedures is requested by a large number of respondents.

Full results will soon be available on DG EAC website as well as on the “Your Voice in Europe” page.

b) Bilateral meetings with key stakeholders (January-February 2005)

These bilateral contacts provide the opportunity to have an in-depth discussion with a limited number of key interlocutors representing a variety of “profiles”[19].

Meeting reports are available (EAC.D.4).

c) Consultation Forum (3-4 February 2005)

Approximately 350 participants took part in the consultative forum, covering the full range of stakeholders including NGOs, think tanks, regional and municipal representatives, European networks, advocacy groups, trade unions and European associations. The transnational dimension was considered essential. The intercultural dimension was underlined, as well as the need to pay particular attention to building bridges between the citizens of “new”, “old” and future Member States. There was a demand for a better recognition of the aspect of volunteering which is intrinsic to this field. There was also a view that the programme should benefit both individual citizens and Europe as a whole. Another conclusion was that the action of bringing the various stakeholders together should be built upon in future. It was suggested that there should be more scope for events with a certain visibility and to celebrate together certain achievements and key moments of our history.

Continuity came out as a recurrent theme, without it being contradictory to the introduction of innovation. There was strong support for a continuation of the town-twinning activities. The situation was the same as regards support for operating costs of NGOs and other civil society organisations, reflecting their need for sufficient public sources of funding in order to preserve their independence. Already well established organisations like trade unions may use their networks for contributing and debating on European issues. European think tanks activities have to be supported, strengthened and structured. Many of the issues raised at the forum related to implementation and the need for simplification of the procedures.

The notion of multi-annual funding was seen as an opportunity to actively assist in capacity building and enhanced stability in all activities although scope for short-term actions should be maintained, be it for innovative actions or for small entities (particularly in the town-twinning area). Cross-fertilisation between the various activities carried out under the programme was recommended, for example between town-twinning and NGOs. Networking was also considered as important. This networking should not only be between the same types of stakeholders but between them – for example, linking think tanks (ideas) and civil society organisations (action). It was also asked that bridges between this programme and other Commission programmes be ensured (in the fields of Youth, Education, Justice, Social Affairs…).

Full transcription of the debates as well as the parallel sessions reports will be incorporated into a CDRom, that will be sent to all participants, and also be available on DG EAC website.

These findings were incorporated in the ex-ante evaluation analysis and taken into account in the programme proposal. They underline the necessity to respond to the needs of the citizens and of civil society organisations for a support scheme to transnational activities in the field of active citizenship. They stress the complementarity with other programmes and activities of the European Union, especially those implemented by the Directorate General for Press and Communication, the Directorate General for Research and the Directorate General for Justice, Freedom and Security.

6.2.2. Measures taken following an intermediate/ex-post evaluation (lessons learned from similar experiences in the past)

At the time of this proposal, the current programme has been implemented for one year only. An ex-post evaluation of the current programme (2004-2006) is due by December 2007; a draft report is anticipated in the beginning of 2006.

6.2.3. Terms and frequency of future evaluation

Mid-term report

The first report will be drawn up three years after the start of the programme (31 December 2010 at the latest). The object of this report is to provide an initial assessment of the results obtained at the halfway stage so that any changes or adjustments that are deemed necessary may be made for the second half of the programme (31 December 2011 at the latest).

Ex-post evaluation

The ex-post report on the impact of the action in question will be drawn up at the end of the seven-year programme (31 December 2015 at the latest). The object of this report is to assess the comparative results of support systems in the light of the programme objectives. As with the mid-term report, the Commission will call on outside consultants for assistance.

7. Anti-fraud measures

For projects selected in accordance with the procedure described in Article 13(1) of this Decision, a sampling audit system will be established.

The beneficiary of a grant shall make available to the Commission all supporting documents relating to expenditure for a period of five years reckoned from the date of the final payment. The beneficiary of a grant shall ensure that, where applicable, supporting documents in the possession of partners or members are made available to the Commission.

The Commission may have an audit of the use made of the grant carried out either directly by its own staff or by any other qualified outside body of its choice. Such audits may be carried out throughout the lifetime of the contract and for a period of five years from the date of payment of the balance. Where appropriate, the audit findings may lead to recovery decisions by the Commission.

Commission staff and outside personnel authorised by the Commission shall have appropriate access to the offices of the beneficiary and to all the information, including information in electronic format, needed in order to conduct such audits.

The Court of Auditors and the European Anti-Fraud Office (OLAF) shall enjoy the same rights, especially of access, as the Commission.

In order to protect the European Communities' financial interests against fraud and other irregularities, the Commission may carry out on-the-spot checks and inspections under this programme in accordance with Council Regulation (Euratom, EC) No 2185/96.[20] Where necessary, investigations shall be conducted by the European Anti-Fraud Office (OLAF) and these shall be governed by Regulation (EC) No 1073/1999 of the European Parliament and of the Council[21].

8. DETAILS OF RESOURCES

8.1. Objectives of the proposal in terms of their financial cost

Commitment appropriations in EUR million (to 3 decimal places)

2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 |

Officials or temporary staff[23] (15 01 01) | A*/AD | 3 | 3 | 3 | 3 | 4 | 4 | 4 |

B*, C*/AST | 7 | 7 | 7 | 7 | 8 | 8 | 8 |

Staff financed[24] by art. 15 01 02 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |

Other staff[25] financed by art. 15 01 04/05 | 22 | 27 | 27 | 29 | 29 | 30 | 30 |

TOTAL | 36 | 41 | 41 | 43 | 45 | 46 | 46 |

8.2.2. Description of tasks deriving from the action

8.2.3. Sources of human resources (statutory)

(When more than one source is stated, please indicate the number of posts originating from each of the sources)

( Posts currently allocated to the management of the programme to be replaced or extended

( Posts pre-allocated within the APS/PDB exercise for year n

( Posts to be requested in the next APS/PDB procedure

( Posts to be redeployed using existing resources within the managing service (internal redeployment)

( Posts required for year n although not foreseen in the APS/PDB exercise of the year in question

8.2.4. Other Administrative expenditure included in reference amount (15 01 04… – Expenditure on administrative management)

EUR million (to 3 decimal places)

Officials and temporary staff (15 01 01) | 1,127 | 1,150 | 1,173 | 1,197 | 1,463 | 1,493 | 1,523 |

Staff financed by art 15 01 02 (auxiliary, END, contract staff, etc.) | 0,232 | 0,236 | 0,241 | 0,245 | 0,251 | 0,256 | 0,261 |

Total cost of Human Resources and associated costs (NOT in reference amount) | 1,359 | 1,386 | 1,414 | 1,442 | 1,714 | 1,749 | 1,784 |

Calculation– Officials and Temporary agents (2005): 108.000 € Indexation: 1,040 (2007), 1,061 (2008), 1,082 (2009), 1,104 (2010), 1,126 (2011), 1,149 (2012), 1,172 (2013) 10 (12) FTE: 3(4) A – 1(2) B – 6 C |

Calculation– Staff financed under art. 15 01 02 Contract staff: (1) A: 87.014 € - (1) B: 51.140 € - (1) C: 40.037 € - (1) END: 44.316 € Indexation: 1,040 (2007), 1,061 (2008), 1,082 (2009), 1,104 (2010), 1,126 (2011), 1,149 (2012), 1,172 (2013) 3 FTE: 1A – 1B – 1C & 1 FTE: (END) |

The costs for staff under point 8.2.5 are an estimate for the period 2007-2013. Taking into account the increase of operational credits year after year, these human resources would pass from 14 men/years in 2007 to 16 men/years in 2013. No additional human resources are needed in 2007 compared with the situation in 2006. 8.2.6 Other administrative expenditure not included in reference amount EUR million (to 3 decimal places) |

| 2007 |2008 |2009 |2010 |2011 |2012 |2013 |TOTAL | |15 01 02 11 01 – Missions |0,042 |0,042 |0,043 |0,044 |0,045 |0,046 |0,047 | 0,309 | |15 01 02 11 02 – Meetings & Conferences |0,328 |0,336 |0,342 |0,349 |0,356 |0,363 |0,370 | 2,444 | |15 01 02 11 03 – Committees[27] |0,068 |0,069 |0,071 |0,072 |0,073 |0,075 |0,076 | 0,504 | |15 01 02 11 04 – Studies & consultations | | | | | | | | | |15 01 02 11 05 - Information systems | | | | | | | | | | Total Other Management Expenditure

(15 01 02 11) |0,438 |0,447 |0,456 |0,465 |0,474 |0,484 |0,493 |3,257 | |

3 Other expenditure of an administrative nature (specify including reference to budget line)

| | | | | | | | | | Total Administrative expenditure, other than human resources and associated costs (NOT included in reference amount) |0,438 |0,447 |0,456 |0,465 |0,474 |0,484 |0,493 |3,257 | |Calculation - Other administrative expenditure not included in reference amount

Missions: 5persons * 10missions * 825 € (average)

Meetings: 2meetings * 50persons * (860 € + (2*150 €))

Meetings: 3meetings * 25persons * 860 € (management Committee)

Conference: Annual conference - (approx. 200.000 €)

The needs for human and administrative resources shall be covered within the allocation granted to the managing DG in the framework of the annual allocation procedure. The allocation of posts should take into account an eventual reallocation of posts between departments on the basis of the new financial perspectives.

[1] PB L 30 van 4.2.2004, blz. 6.

[2] COM (2004) 101 van 10.2.2004.

[3] PB C , , blz. .

[4] PB C , , blz. .

[5] PB C , , blz. .

[6] PB C , , blz. .

[7] PB C 122 van 9.5.1988, blz. 38.

[8] Conclusies van de Europese Raden van 7-9 december 2000, 14-15 december 2001 (en de bijgevoegde Verklaring van Laken), 4-5 november 2004 en 16-17 december 2004.

[9] Besluit 2004/100/EG (PB L 30 van 4.2.2004, blz. 6).

[10] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[11] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

[12] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[13] Differentiated appropriations.

[14] Expenditure that does not fall under Chapter xx 01 of the Title xx concerned.

[15] Expenditure within article xx 01 04 of Title xx.

[16] Expenditure within chapter xx 01 other than articles xx 01 04 or xx 01 05.

[17] See points 19 and 24 of the Interinstitutional agreement.

[18] If more than one method is indicated please provide additional details in the "Relevant comments" section of this point.

[19] European Trade Union Confederation (ETUC), Platform of European Social NGOs, Solidar, Euro citoyen action et service (ECAS), Fondation pour les générations futures, COMECE (Confédération des Episcopats de la CE), European Policy Centre (EPC), AVSO (Association of Voluntary Service Organisations) and SCI (Service Civil International), Association « Notre Europe »,Four Town Twinning Committees (during the Forum).

[20] OJ L 292, 15.11.1996, p. 2.

[21] OJ L 136, 31.5.1999, p. 1.

[22] As described under Section 5.3.

[23] Cost of which is NOT covered by the reference amount.

[24] Cost of which is NOT covered by the reference amount.

[25] Cost of which is included within the reference amount.

[26] Reference should be made to the specific legislative financial statement for the Executive Agency(ies) concerned.

[27] Specify the type of committee and the group to which it belongs.

Annex 1