14.10.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 255/29


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité — Het vertrouwen in elektronische business-to-businessmarkten bevorderen

(COM(2004) 479 def.)

(2005/C 255/04)

De Europese Commissie heeft op 14 juli 2004 overeenkomstig artikel 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemde mededeling.

De afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 maart 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Lagerholm.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 6 en 7 april 2005 gehouden 416e zitting (vergadering van 6 april) onderstaand advies met 131 stemmen vóór, bij 4 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Samenvatting

1.1

De Commissie heeft een Mededeling uitgebracht over de bevordering van het vertrouwen in elektronische business-to-businessmarkten (B2B-e-markten). Het EESC maakt in dat verband de volgende opmerkingen:

Over het algemeen wordt in deze Mededeling op de juiste manier een aantal belangrijke vraagstukken omtrent de aanvaarding van e-markten behandeld.

Het moet echter niet bij deze ene Mededeling blijven, er is meer actie nodig. Daarnaast is het tot op zekere hoogte begrijpelijk dat de markt enigszins wantrouwig staat tegenover e-zakendoen. Vooral de meer geavanceerde vormen daarvan (zoals B2B-e-markten) verschillen sterk van de traditionele manier van handeldrijven van het MKB.

Grensoverschrijdende e-handel brengt weer andere, grotere obstakels met zich mee.

2.   De Mededeling van de Commissie

2.1

Deze Mededeling is grotendeels gebaseerd op de uitkomsten van de werkzaamheden van een deskundigengroep bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en exploitanten van e-markten (kortweg: „de deskundigengroep”). (1) De Mededeling speelt in op de behoefte aan meer vertrouwen in B2B-e-markten, teneinde de economische risico's van oneerlijke of onwettige handelspraktijken op deze markten te beperken. B2B-e-markten leiden tot lagere transactiekosten en hevigere concurrentie en kunnen daardoor bijdragen tot meer efficiëntie, maar de mate waarin dat gebeurt hangt sterk af van de bereidheid van bedrijven om aan dit soort markten deel te nemen. De Commissie wil potentiële belemmeringen om op B2B-e-markten actief te worden — die het gevolg zijn van een gebrek aan vertrouwen — wegnemen en stelt daartoe de volgende maatregelen voor:

analyseren, in nauwe samenwerking met de lidstaten, van de bestaande nationale wetgeving die van toepassing is op oneerlijke handelspraktijken op B2B-e-markten;

aanmoediging van belanghebbenden om gedragscodes overeen te komen of aan te passen, teneinde eerlijke handelspraktijken op B2B-e-markten verder te bevorderen, zoals in deze Mededeling wordt beschreven.

verrichten van een studie naar de economische gevolgen van B2B-e-markten voor het concurrentievermogen en de productiviteit van het Europese bedrijfsleven, waarbij de nadruk ligt op de directe en indirecte kosten en baten voor de deelnemers aan e-markten; de resultaten van deze studie zullen met de belanghebbenden verder worden besproken;

verstrekken van coherente informatie over de toepassing van de bestaande concurrentieregels op B2B-e-markten, die een leidraad moeten vormen voor concurrentiebevorderend gedrag.

2.2

Deze Mededeling zal de belanghebbenden bij B2B-e-markten ertoe aanzetten om intensiever te overleggen over de naleving van eerlijke handelspraktijken en veiligheidsvereisten. Op die manier zouden potentiële belemmeringen voor de deelname aan dit soort elektronische handelsplatforms moeten verdwijnen. De diensten van de Commissie zullen via de Europese portaalsite voor e-markten regelmatig verslag uitbrengen over de geboekte voortgang.

3.   Definitie van B2B-e-markten

3.1

Elektronische business-to-businessmarkten (B2B-e-markten) kunnen worden gedefinieerd als handelsplatforms op internet waar bedrijven goederen en diensten uitwisselen. Op basis van de verschillende transactiemogelijkheden kunnen binnen deze brede definitie vier soorten B2B-e-markten worden onderscheiden:

„E-prikborden” of message boards: de eenvoudigste soorten e-markten met slechts beperkte transactiemogelijkheden. (Ver)kopers kunnen transacties voorbereiden door hun wensen om specifieke goederen of diensten te (ver)kopen, op het board kenbaar te maken.

„E-ruilbeurzen” of exchanges: uitgebreide message boards met als kenmerk mechanismen om kopers en verkopers met elkaar in contact te brengen, informatie te laten uitwisselen en de mogelijkheden te geven om via de e-ruilbeurs te onderhandelen.

Catalogus-e-markten: e-markten die gebruik maken van een gecombineerde productcatalogus, d.w.z. een catalogus die is ontstaan na samenvoeging van de catalogi van de verkopers.

E-veilingen: elektronische handelsplatforms waar verkopers het initiatief nemen tot formele prijsbepalingsprocedures teneinde producten of diensten voor een zo hoog mogelijke prijs te verkopen. Bij „omgekeerde veilingen” (of „inkoopveilingen”) daarentegen neemt de koper het initiatief met als doel producten of diensten voor een zo laag mogelijke prijs te kopen.

Het aantal actieve e-markten (e-markten waar daadwerkelijk handel wordt gedreven) is nog niet stabiel, maar varieert. Naar schatting bestaan er thans wereldwijd ongeveer duizend actieve e-markten. Dat is 20 % minder dan twee jaar geleden (SEC(2004) 930).

4.   Algemene opmerkingen

4.1

De Mededeling van de Commissie heeft als onderwerp „Het vertrouwen in elektronische business-to-businessmarkten bevorderen”. E-markten maken een belangrijk deel uit van datgene wat wordt geschaard onder het meer algemene begrip e-zakendoen (e-business). Het EESC wil over het deelterrein e-markten van e-zakendoen eerst een aantal algemene opmerkingen maken.

4.1.1

In feite dragen goed functionerende e-markten bij tot een beter ondernemingsklimaat. Op langere termijn is dat gunstig voor het Europese bedrijfsleven en de werkgelegenheid. Meer concurrentie zal ondernemers in de EU ertoe aanzetten efficiënter te gaan werken. Het EESC steunt daarom maatregelen die de ontwikkeling van e-handel bevorderen. In eerdere adviezen heeft het zich in soortgelijke bewoordingen uitgelaten.

4.1.2

Het EESC merkte in zijn advies over het voorstel voor een richtlijn betreffende bepaalde juridische aspecten van e-handel (2) op dat onduidelijke juridische randvoorwaarden e-handel belemmeren. Met onderhavige Mededeling beoogt de Commissie die onduidelijkheid te verkleinen, wat het EESC toejuicht.

4.1.3

Het EESC heeft in zijn adviezen over de Commissiemededelingen „Het MKB helpen om digitaal te gaan werken” (3) en „Aanpassing van het beleid op het gebied van e-zakendoen aan de veranderende omgeving: de lering uit het Go Digital-initiatief en de toekomstige uitdagingen” (4) zijn mening gegeven over de inspanningen van de Commissie om e-zakendoen aan te moedigen. De inhoud van deze documenten is nog steeds actueel.

4.1.4

Voor het bedrijfsleven en de publieke sector is e-zakendoen van grote betekenis. Dat biedt hen namelijk mogelijkheden om concurrerender te worden en op de gehele interne markt handel te drijven. Tevens creëert het gelijke kansen voor het MKB. Het is daarom, met name in kleine en middelgrote ondernemingen, belangrijk het gebruik van de bijbehorende nieuwe technologieën te stimuleren. Het EESC juicht de werkzaamheden van de Commissie op dit vlak dan ook toe en ondersteunt die.

4.1.5

Het EESC is tevreden over de bevindingen van de „deskundigengroep inzake elektronische B2B-handelsplatforms”. Deze deskundigengroep heeft grondig werk verricht door de problemen t.a.v. B2B-e-markten te identificeren. Ze is echter enigszins onduidelijk over de vraag in welke mate het MKB zich bewust is van de voordelen van e-zakendoen. Ze schrijft namelijk op bladzijde 10 van haar eindverslag dat kleine en middelgrote ondernemingen in het algemeen op de hoogte en overtuigd zijn van de voordelen van e-zakendoen, maar op bladzijde 11 dat dit soort ondernemingen nog steeds aarzelen om zich daadwerkelijk met e-handel te gaan bezighouden, omdat ze de risico's noch de voordelen daarvan goed kennen. Er dient echter een onderscheid te worden gemaakt tussen e-zakendoen en e-handel. Geconcludeerd kan worden dat het MKB zich bewust is van de mogelijkheden van het gebruik van IT in het algemeen, maar minder bekend is met de meer specifiekere vormen van e-handel.

4.1.6

Hoewel het MKB zich dus bewust is van de mogelijkheden van e-zakendoen en veel kleine en middelgrote ondernemers een koppositie innemen wat de toepassing daarvan betreft, staat nog steeds een aantal concrete problemen de volwaardige deelname van een meerderheid van hen aan de e-business society in de weg. Die problemen zijn meer algemeen van aard en hoeven niet uitsluitend te maken te hebben met e-handel, maar zijn in dat verband wel relevant:

Het MKB is geneigd zich in de eerste plaats te concentreren op actuele problemen en staat aarzelend tegenover investeringen in technologie en procedures die niet onmiddellijk rendement opleveren.

Het ontbreekt aan specifiek voor het MKB bestemde en uitgedachte oplossingen. Kleine en middelgrote ondernemingen hebben namelijk niet dezelfde wensen als grote bedrijven en erger nog, adviseurs blijken voor hen vaak te duur te zijn. Ze kunnen dus niet eenvoudigweg zelf gebruik maken van bestaande oplossingen.

Kleine en middelgrote ondernemingen hebben vaak niet de voor veel softwarepakketten vereiste specialisten in dienst evenmin als specialisten die voor standaardsoftware eigen interfaces kunnen ontwikkelen.

Veel grote bedrijven verlangen van hun leveranciers dat die specifieke software gebruiken als voorwaarde om te mogen of te kunnen blijven leveren. Dat kan voor kleine en middelgrote ondernemingen een onoverkomelijk obstakel vormen, omdat zij vaak niet aan de geformuleerde complexe technische vereisten kunnen beantwoorden noch daarmee om kunnen gaan als verschillende van hun klanten ieder vragen om specifieke oplossingen. Er kan ook worden gesteld dat dit probleem te wijten is aan een gebrek aan algemene standaards.

E-zakendoen leidt tot schaalvoordelen voor grote bedrijven, die zelfs met terugwerkende kracht gevolgen kunnen hebben voor het MKB, zoals hierboven is gebleken. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen namelijk niet hun eigen regels bepalen. De kosten voor de ontwikkeling van ondersteunende programma's zijn min of meer onafhankelijk van de bedrijfsomvang. Het kan dus voorkomen dat kleine en middelgrote ondernemingen verschillende oplossingen moeten implementeren en grote bedrijven maar één.

4.1.6.1

Bij de Commissie loopt een aantal initiatieven ter ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen die elektronisch zakendoen. Het EESC staat achter deze initiatieven en spoort de Commissie aan om die uit te breiden met initiatieven die zijn gericht op de behoefte van het MKB aan aangepaste software en standaards.

4.1.7

In het bijzonder moet ervoor worden gezorgd dat kleine en middelgrote ondernemers geïnteresseerd raken in e-handel en willen leren hoe ze elektronisch zaken kunnen doen. De ontwikkelingen op dit terrein volgen elkaar snel op. Daarom loont het de moeite om te kijken op welke wijze kleine en middelgrote ondernemers kunnen worden gestimuleerd zich in e-zakendoen levenslang bij te scholen.

4.1.7.1

Dit sluit naadloos aan op de aanbevelingen die het EESC in zijn onlangs uitgebrachte advies over levenslang leren (5) formuleerde. Daarin pleitte het o.a. voor ondersteuning van de programma's voor levenslang leren die gericht zijn op burgers die thans in de productieve leeftijd zijn, alsmede voor directe koppeling van deze programma's aan de totstandbrenging van de kenniseconomie. Het EESC hecht ook veel belang aan de toegankelijkheid van die programma's voor het MKB.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1   Elektronische B2B-handelsplatforms

5.1.1

De deskundigengroep maakt in haar eindverslag een onderscheid tussen verschillende soorten handelsplatforms. Het EESC kan zich vinden in haar opmerking dat het onjuist zou zijn de aandacht alleen maar te richten op e-markten. Ondernemingen kunnen immers op uiteenlopende manieren aan de e-business society deelnemen en verschillende bedrijven hebben verschillende behoeften en verschillende bedrijfsprincipes. De deskundigengroep constateert echter ook dat de meeste problemen die het MKB in dit verband ondervindt, samenhangen met e-markten en vooral met omgekeerde veilingen, en heeft zich in haar verslag daarom op deze specifieke soort elektronische B2B-handelsplatforms geconcentreerd.

5.1.2

Toch wil het EESC hier ook vermelden dat de omzetting op nationaal niveau van de twee richtlijnen inzake overheidsopdrachten steeds concreter vorm krijgt. Die richtlijnen scheppen nieuwe mogelijkheden voor e-handel en ondanks enkele kleine verschillen tussen de lidstaten is het vanzelfsprekend van groot belang voor het bedrijfsleven dat dankzij overheidsopdrachten het gebruik van nieuwe manieren van e-zakendoen kan worden gestimuleerd. Daarnaast heeft de Commissie een actieplan gelanceerd voor de toepassing van het rechtskader voor elektronische overheidsaankopen. Dat actieplan is van grote betekenis voor de inspanningen om het MKB meer met e-zakendoen vertrouwd te maken.

5.1.3

Het EESC beaamt dat e-markten bijzondere mogelijkheden bieden en het onverstandig zou zijn daar afwijzend tegenover te staan. Het juicht de komst van de Commissiemededeling dan ook toe, maar denkt dat een gebrek aan vertrouwen weliswaar een belangrijke, doch niet de enige reden is voor de enigszins wantrouwige houding van het MKB tegenover e-markten en elektronische B2B-handelsplatforms in het algemeen.

5.1.3.1

De deskundigengroep merkt in dit licht op dat ondernemingsbeleid — als daardoor markten transparanter worden en interoperabiliteit en eerlijkheid worden bevorderd — nuttig kan zijn om kleine en middelgrote ondernemingen te helpen zich aan te passen aan de nieuwe uitdagingen waar elektronische handelsplatforms hen voor stellen. Overheden zouden volgens de deskundigen geen specifieke vormen van e-handel moeten stimuleren, maar tegenover de verschillende verkoopkanalen en de uiteenlopende mogelijkheden van elektronische handelsplatforms een neutrale houding moeten blijven aannemen. Met name op het vlak van bewustmaking, markttransparantie, standaardisering en vertrouwen vindt de deskundigengroep verdere actie noodzakelijk.

5.1.3.2

In het algemeen moeten elektronische B2B-handelsplatforms worden gevoed met informatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Hoe geavanceerder die platforms zijn, hoe groter de behoefte is aan standaards. Die zijn nog lang niet gereed en volledig, en wanneer ze dat wel zijn, dan moet er aan het MKB aangepaste software bestaan waarmee daar gebruik van kan worden gemaakt.

5.1.3.3

Er is niet alleen een gebrek aan technische standaards, maar ook aan standaards voor mens-machine-interfaces. Omdat het aantal handelsplatforms groot is en die vaak meertalig moeten zijn (wat ze er alleen maar complexer op maakt), is het begrijpelijk dat het MKB wantrouwig staat tegenover e-handel. Normalisatie-instanties en ook de Commissie zouden daarom dieper op deze standaardiseringsproblematiek moeten ingaan, helemaal als met elektronische handelsplatforms het grensoverschrijdend zakendoen moet worden bevorderd. Dat geldt ook voor de behoefte aan standaards voor de classificatie van producten en diensten en voor formuleringen. Het EESC steunt de aanhoudende inspanningen van de CEN/ISSS op dit vlak.

5.1.3.4

Tot op zekere hoogte maakt de omvang van de uitgeschreven opdrachten het voor kleine en middelgrote ondernemingen lastig om aan elektronische veilingen en andere soorten e-markten deel te nemen. Hun mogelijkheden om grote hoeveelheden producten te leveren, zijn immers beperkt. Met dit gegeven zou met name bij overheidsopdrachten rekening moeten worden gehouden.

5.1.3.5

Daarnaast kunnen verschillen in nationale wetgeving en een verschillende omzetting door de lidstaten van EU-richtlijnen het gebruik van elektronische handelsplatforms in de weg staan. Helaas staan veel richtlijnen de lidstaten toe eigen keuzes te maken, wat voor de harmonisatie van elektronische handtekeningen een groot probleem vormt. Het EESC juicht de plannen van de Commissie om bestaande wetgeving te analyseren dan ook toe en ondersteunt die ten zeerste.

5.2   E-markten en e-veilingen

5.2.1

De verschillende soorten elektronische B2B-handelsplatforms worden voor uiteenlopende doeleinden gebruikt. Via e-markten wordt geprobeerd tegen de laagste prijs in te kopen. Vaak is dat echter niet de belangrijkste reden om op dit soort markten actief te zijn. Factoren als levering op de afgesproken tijd en de kosten voor service en maatwerk worden even belangrijk of zelfs belangrijker gevonden. Het is lastig dergelijke factoren in min of meer geautomatiseerde e-markten in te passen, wat wellicht gedeeltelijk verklaart waarom van de geautomatiseerdere varianten van e-markten maar relatief langzaam meer gebruik wordt gemaakt.

5.2.2

Kleine en middelgrote ondernemingen concurreren vaak niet in de eerste plaats op de laagste prijs, maar ook op flexibiliteit en de levering van maatwerk. Voor het MKB is een persoonlijke relatie met de klant belangrijk. E-markten brengen een nieuwe „ondernemingscultuur” met zich mee, waar niet alle kleine en middelgrote ondernemingen klaar voor zijn. De anonimiteit van het internet boezemt hen wellicht angst in. Achter het wantrouwen jegens de meer geavanceerde vormen van e-markten kunnen dit soort psychologische oorzaken schuilgaan. In gedragscodes moet daar rekening mee worden gehouden.

5.2.3

In de discussie over mededingingsregels voor B2B-e-markten in de Commissiemededeling wordt een vaak gehoord punt van bezorgdheid vermeld, namelijk dat „de zogenaamde netwerkeffecten” kunnen leiden tot een dominante positie van een netwerkexploitant. De vraag is echter in hoeverre dit aanleiding hoeft te geven voor bezorgdheid. Het risico dat van zo'n dominante positie misbruik zal worden gemaakt, lijkt in de meeste gevallen klein te zijn. Niettemin kan het EESC zich erin vinden dat de Commissie deze problematiek nauwlettend blijft volgen, zodat mogelijk misbruik van aanzienlijke marktmacht kan worden vastgesteld. Het pleit er echter sterk voor om in dit verband geen specifieke regelgeving voor e-markten uit te werken. De regelgeving voor e-markten moet zoveel mogelijk dezelfde zijn als die voor „traditionele” markten. Bovendien dienen regels en richtlijnen t.o.v. technologieën en systemen voor de levering van diensten neutraal te blijven.

5.3   Vertrouwen

5.3.1

Het EESC vindt het positief dat de Commissie de betrokkenen bij B2B-e-markten aanmoedigt om overeenstemming te bereiken over gedragscodes of om die te herzien. Het is ook te spreken over de ideeën van de deskundigengroep voor het gebruik van een checklist.

5.3.2

De Commissie merkt in haar Mededeling (blz. 4) op dat veel bedrijven moeite hebben „om een onderscheid te maken tussen een machtsverschuiving op de markt die ze om economische redenen moeten aanvaarden en oneerlijke praktijken die in strijd zijn met de wettelijke bepalingen of gedragscodes”. Als nieuwe manieren van handeldrijven hun intrede doen, duurt het vaak even voordat de markt zich daaraan heeft aangepast. De zojuist geciteerde opmerking van de Commissie is dus zeker steekhoudend en er zou dan ook meer aandacht moeten worden besteed aan het geven van uitleg over nieuwe marktmechanismen.

5.3.3

Hoewel een aantal aanbieders wellicht afwijzend staat tegenover omgekeerde veilingen, is het zeker dat deze handelswijze ongekende mogelijkheden biedt (zeer nauwkeurig gedefinieerde producten waarvoor weinig service wordt verleend en waarvan de mogelijkheden beperkt zijn om ze als merk in de markt te zetten). Het EESC is het met de Commissie eens dat er strengere regels moeten komen voor dit soort veilingen, of die nu elektronisch of op een andere wijze worden georganiseerd.

5.3.4

Het aspect „vertrouwen” kent vele dimensies:

het vertrouwen van de ondernemer in het concept „(e-)markt” (het vertrouwen dat e-markten zijn onderneming ten goede kunnen komen);

het vertrouwen van de ondernemer in een specifieke (e-)markt (het vertrouwen dat hij daar zijn doelstellingen het beste kan verwezenlijken);

het vertrouwen dat er geen „kleine lettertjes” (dus verborgen regeltjes) zijn;

het vertrouwen in de eigen regels van de (e-)markt en het vertrouwen dat die regels door alle marktdeelnemers worden nageleefd;

het vertrouwen in ondersteunende technologie (m.i.v. de technologie die een (e-)markt moet beveiligen);

het vertrouwen dat belangrijke gegevens over kopers of verkopers toegankelijk zijn;

het vertrouwen dat op grond van de beschikbare informatie de afloop van een transactie kan worden ingeschat.

Deze en andere dimensies van het aspect „vertrouwen” moeten de nodige aandacht krijgen.

5.4

Samenvattend is het EESC het op geen enkel belangrijk punt met de conclusies uit de Commissiemededeling oneens. Maar ook al vormt die Mededeling wellicht een belangrijke of zelfs een noodzakelijke stap in de bevordering van het gebruik van elektronische B2B-handelsplatforms in het algemeen en e-markten in het bijzonder, er zijn meer maatregelen nodig, bijv. op het vlak van standaards, geschikte software, bewustmaking en nationale en Europese regelgeving.

Brussel, 6 april 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND


(1)  Eindverslag van de deskundigengroep inzake elektronische B2B-handelsplatforms,

http://europa.eu.int/comm/enterprise/ict/policy/b2b/wshop/fin-report.pdf

(2)  PB C 169 van 16 juni 1999

(3)  PB C 80 van 3 april 2002

(4)  PB C 108 van 30 april 2004

(5)  PB C 133 van 6 juni 2003