52004DC0043

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Mededeling over de toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en bevattende bepalingen inzake de oprichting van een Waterfaciliteit voor de ACS-landen /* COM/2004/0043 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Mededeling over de toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en bevattende bepalingen inzake de oprichting van een Waterfaciliteit voor de ACS-landen

INHOUD

1. WATER: WAT ZIJN DE UITDAGINGEN?

2. HET EU-BELEID: ACHTERGROND

3. VAN BELEID NAAR ACTIE: HET EU-WATERINITIATIEF

Afrika: een dringende prioriteit

Het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

Overige regionale componenten van het EU-waterinitiatief

De toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en de multistakeholder-methode

De financiële uitdaging en de behoefte aan innoverende mechanismen

4. EEN WATERFACILITEIT VOOR DE ACS-LANDEN

4.1. BELANGRIJKSTE BEGINSELEN

4.2. IN HET KADER VAN DE WATERFACILITIET TE FINANCIEREN ACTIVITEITEN

Institutionele opbouw en niet aan investeringen gerelateerde technische bijstand

Investeringsprojecten en daarmee verband houdende technische bijstand

5. BEHEER VAN DE ACS-EU-WATERFACILITEIT

5.1. Institutionele opbouw en niet aan investeringen gerelateerde technische bijstand

5.2. Investeringsprojecten en daarmee verband houdend technische bijstand

6. VRIJGEVING VAN DE MIDDELEN

6.1. Onvoldoende niet toegewezen middelen

6.2. Achtergrond bij de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR

6.3. Beoordeling van vastleggingen en betalingen

6.4. Voorstel tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR

7. CONCLUSIE

BIJLAGEN

BIJLAGE 1: EOF-middelen voor de ACS-landen - situatie op 31-10-2003

BIJLAGE 2: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Raad tot vrijgeving van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR uit het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.

BIJLAGE 3.1: Nota voor de leden van het Comité van het EOF

BIJLAGE 3.2: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Commissie tot wijziging van Besluit C(2001)1578/2 van de Commissie van 15 juni 2001 inzake de toewijzingen voor regionale programma's en intra-ACS-samenwerking in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

BIJLAGE 4: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over het gebruik van de reserve voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

BIJLAGE 5: Afkortingenlijst

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Mededeling over de toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en bevattende bepalingen inzake de oprichting van een Waterfaciliteit voor de ACS-landen

Zuiver drinkwater en degelijke sanitaire voorzieningen worden in de Europese Unie doorgaans als vanzelfsprekend beschouwd. Een groot deel van de ontwikkelingswereld is evenwel niet zo fortuinlijk. Op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling (WTDO) heeft de EU het startsein gegeven voor een waterinitiatief dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling inzake drinkwater en sanitaire voorzieningen. Het EU-waterinitiatief is bedoeld om de Gemeenschap en de lidstaten in contact te brengen met het maatschappelijk middenveld en de financiële instellingen, en met de expertise en het investeringspotentieel van de waterbedrijven van de EU.

Het EU-waterinitiatief is gebaseerd op het beginsel dat onze doelstellingen voor drinkwater en sanitaire voorzieningen moeten worden verwezenlijkt via een geïntegreerde aanpak per stroomgebied. Het EU-waterinitiatief was aanvankelijk gericht op Afrika. Voor de uitvoering daarvan is in Johannesburg een strategisch EU-Afrika-partnerschap voor water en sanitaire voorzieningen ondertekend. Sinds de WTDO zijn verdere regionale initiatieven ontwikkeld voor Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië, het Middellandse-Zeegebied en Latijns-Amerika. Bij het EU-waterinitiatief zijn in het eerste jaar aanzienlijke vorderingen gemaakt. Toch is men het erover eens dat, wil het EU-waterinitiatief een behoorlijke bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDO), er nog meer geld moet worden geïnvesteerd dan de aanzienlijke bedragen die nu reeds elk jaar via de EU-ontwikkelingsprogramma's worden geïnvesteerd.

In april 2003 heeft de Commissie, na een voorstel van voorzitter Prodi aan de staatshoofden en de regeringsleiders van de EU, voorgesteld het bedrag van de communautaire middelen die voor de ondersteuning van het EU-waterinitiatief in het ACS-gebied beschikbaar zijn, te verhogen door gebruik te maken van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard euro van het 9e Europees Ontwikkelingsfonds. In mei 2003 heeft de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen nota genomen van het "politieke initiatief dat voorzitter Prodi bij brief van 3 april 2003 heeft genomen om aanzienlijke EOF-middelen voor dat doel aan te wenden" en van de "mededeling van de Commissie inzake de oprichting van een waterfonds dat als katalysator moet fungeren en een instrument moet zijn om andere financieringsbronnen aan te trekken". De Raad heeft de Commissie verzocht specifieke bepalingen voor te stellen die zullen worden besproken door de betrokken instanties bij de EU-Raad en door de ACS-EG-Raad van ministers.

Deze mededeling heeft tot doel toe te lichten hoe het EU-waterinitiatief in de toekomst zal worden ontwikkeld en bepalingen voor te stellen voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit, waarover de betrokken EU- en ACS-instanties een gezamenlijk besluit zullen moeten nemen.

1. WATER: WAT ZIJN DE UITDAGINGEN?

Zoet water is een eindig en kostbaar product, dat van wezenlijke betekenis is voor de instandhouding van het leven en de menselijke ontwikkeling, voor het verrichten van economische activiteiten en voor het milieu zelf. Water staat centraal bij duurzame ontwikkeling, en het oplossen van waterproblemen leidt bij alle pijlers van de duurzame ontwikkeling - de economische, sociale en ecologische - tot vooruitgang. Aangezien betrouwbare drinkwatervoorziening een van de belangrijkste basisbehoeften van de mens is, is water tijdens een humanitaire crisis elke dag opnieuw een overlevingsfactor.

Geen enkele strategie voor armoedebestrijding mag voorbijgaan aan de menselijke levensbehoefte aan water, en het beleid inzake duurzame ontwikkeling moet gericht zijn op een rechtvaardig een duurzaam beheer van de waterreserves in het belang van de samenleving in haar geheel. De wereldwijde watercrisis vormt een bedreiging voor het leven, voor duurzame ontwikkeling en zelfs voor vrede en veiligheid.

De voorbije jaren zijn in het internationale debat over water belangrijke stappen gezet (de conferenties van Den Haag, Bonn, Johannesburg en Kyoto) en daarbij is een brede internationale consensus ontstaan over wat moet worden gedaan. Wegens het cruciale belang van water voor ontwikkeling bevatten de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling een specifieke doelstelling op het gebied van water: tegen 2015 moet het percentage mensen dat geen duurzame toegang tot veilig drinkwater heeft, gehalveerd zijn.

Op de Wereldtop voor Duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 is een zeer belangrijke stap gezet met de goedkeuring van een nieuwe internationale doelstelling, die de volle steun van de EU krijgt: tegen 2015 moet het aantal mensen dat geen toegang tot sanitaire voorzieningen heeft, worden gehalveerd, dit ter aanvulling van de doelstelling inzake de toegang tot drinkwater. Ook de goedkeuring van een nieuwe doelstelling inzake de opstelling van plannen voor een geïntegreerd beheer van de waterreserves was een positieve stap voorwaarts. De toegang tot water en sanitaire voorzieningen is ook cruciaal voor het bereiken van andere millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die inzake kindersterfte. Een adequate toevoer van zuiver water en een toereikend aanbod aan sanitaire voorzieningen zouden bij sommige ziekten het aantal ziektegevallen zelfs met 75% kunnen doen verminderen.

* Mensen en water: verbetering van de toegang tot water en tot sanitaire voorzieningen

Ontoereikende watervoorziening is zowel een oorzaak als een gevolg van armoede. Steevast zijn het de armsten van de samenleving die niet over een toereikende, betaalbare watervoorziening beschikken. De gevolgen van een gebrekkige watervoorziening - ziekte; tijd en energie besteed aan het dagelijks waterhalen, enz. - maken de armoedeval nog erger. De donoren, de begunstigde landen en de overige belanghebbenden moeten samenwerken om de toegang tot de waterdiensten te verbeteren. De acties moeten erop gericht zijn betaalbare waterdiensten aan te bieden, maar moeten tegelijk de duurzaamheid van de sector waarborgen. Aangezien een grotere toegang tot water en een betere dienstverlening positieve gevolgen hebben voor andere sectoren zoals gezondheid, opvoeding, stads- en plattelandsontwikkeling, moet een sectoroverschrijdende aanpak worden gevolgd. Watervoorziening, sanitaire voorzieningen en gezondheid zijn nauw met elkaar verweven. Een van de allereerste oorzaken van waterverontreiniging is inadequate of onjuiste verwijdering van menselijke (en dierlijke) uitscheidingsproducten. Dit leidt vaak tot een cirkel van infectie en verontreiniging, die één van de belangrijkste oorzaken van ziekte en overlijden in de ontwikkelingswereld blijft vormen. Er moet veel meer nadruk op sanitaire voorzieningen worden gelegd om op dit vaak verwaarloosde gebied een voet aan de grond te krijgen. Dit betekent dat het verbeteren van hygiënisch gedrag en van de sanitaire voorzieningen, naast watervoorziening, een essentieel onderdeel moet zijn van de programma's ter bevordering van de volksgezondheid.

De uitdaging van de verstedelijking: de toegang tot water en sanitaire voorzieningen in stedelijke woonkernen wordt beperkt doordat de bestaande systemen en beheersstructuren de groeiende vraag naar zoetwater en sanitaire voorzieningen onvoldoende kunnen bijhouden. De nieuwkomers, vaak met een illegale status, krijgen helemaal geen voorzieningen en om aan hun behoeften te voldoen zijn een aanzienlijke kapitaalinvestering en innovatieve oplossingen nodig. Een wijs lokaal en nationaal beleid inzake stedelijke huisvesting zou erin bestaan de groei van de steden zodanig te regelen en te plannen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare middelen en van de diensten die op het gebied van water en sanitaire voorzieningen worden aangeboden.

De uitdaging in de plattelandsgebieden: naar schatting lopen meisjes en vrouwen in Afrika en Azië elke dag ongeveer 6 km om water te halen, waardoor ze verstoken blijven van onderwijs en geen economische activiteiten kunnen verrichten. De armste en meest kwetsbare plattelandsbewoners worden het meest bedreigd door gebrek aan water van acceptabele kwaliteit.

In de meeste ontwikkelingslanden is de groei van de plattelandseconomie een absolute voorwaarde voor algehele economische groei. De voedselproductie blijft de voornaamste economische activiteit, en hiervan zijn de economische groei, de diversificatie en de ontwikkeling in grote mate afhankelijk. De voedselproductie vraagt om duurzaam beheer van de waterreserves en om een doelmatiger watergebruik, vooral in de landbouw, de grootste verbruiker van zoetwater.

* Geïntegreerd beheer van de waterreserves

Bevolkingsgroei en snelle verstedelijking, veranderende levenswijzen en economische ontwikkeling hebben overal, maar in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, geleid tot toenemende druk op waterreserves. Zonder doeltreffende actie zal deze situatie verslechteren: de Verenigde Naties schatten dat twee op de drie mensen in 2025 met een watertekort te kampen zullen hebben.

Beheer van de waterreserves moet op alle niveaus plaatsvinden, o.m. op het niveau van de natuurlijke waterlopen, de meren en de grondwaterbekkens. Geïntegreerd beheer van de waterreserves met een grote participatie van de belanghebbenden, nadruk op de armste bevolkingsgroepen en aandacht voor de genderaspecten is de aanpak bij uitstek om ervoor te zorgen dat de waterdiensten worden geïntegreerd in een algemeen kader voor waterbeheer. Voorts biedt geïntegreerd beheer van de waterreserves een kader om vrede en veiligheid in grensoverschrijdende stroomgebieden te bevorderen. Hierdoor bevestigt de EU ook de steun die zij heeft toegezegd voor initiatieven die regionale samenwerking en economische ontwikkeling bij grensoverschrijdende waterlopen bevorderen.

Bij de uitvoering moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen de waterbehoeften en de milieuvereisten, aangezien de gezondheid van de ecosystemen de sleutel is voor de gezondheid van de mens, voor duurzame ontwikkeling en voor armoedebestrijding, en omgekeerd. Efficiënter, duurzamer watergebruik en stroomgebiedbeheer moeten ertoe bijdragen het huidige verlies aan natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit tegen 2015 een halt toe te roepen en deze trend om te buigen.

Dankzij de recente hervorming van het waterbeleid van de EU en de nieuwe kaderrichtlijn voor water behoort het waterbeleid van de EU tot de meest geavanceerde ter wereld en beschikt de EU over een flinke dosis ervaring en expertise.

2. HET EU-BELEID: ACHTERGROND

In mei 2002 is een resolutie van de Raad aangenomen, waarin het belang wordt onderschreven van de mededeling van de Commissie van maart 2002 over waterbeheer in de ontwikkelingslanden [1]. In deze mededeling is erop gewezen dat duurzaam waterbeheer moet worden geïntegreerd in de nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en dat de partnerlanden moeten worden ondersteund bij de ontwikkeling van duurzame oplossingen. Het overkoepelende beleidskader is het "geïntegreerd beheer van de waterreserves" (GBWR), dat op het niveau van de stroomgebieden wordt toegepast. GBWR, gecombineerd met sterke overheidsparticipatie, doorzichtigheid en verantwoordingsplicht kan een cruciale rol spelen. In het geval van grensoverschrijdende wateren is GBWR van groot belang voor duurzame ontwikkeling en conflictpreventie.

[1] COM(2002)132 van 12 maart 2002: "Waterbeheer in ontwikkelingslanden. Beleid en prioriteiten in de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie'. Resolutie van de Raad: http://register.consilium.eu.int/pdf/fr/ 02/st08/08958f2.pdf

In de mededeling en in de conclusies van de Raad werden duidelijke prioriteiten vastgesteld:

* zorgen voor voldoende drinkwater van goede kwaliteit, adequate sanitaire voorzieningen en hygiëne voor iedereen, en vooral voor de armsten, met duidelijke nadruk op de behoeften van vrouwen en kinderen. Algemeen doel hiervan is de armoede te verminderen en de gezondheid van de mens, de kwaliteit van het leven en de mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien, te verbeteren;

* ontwikkeling van een duurzaam en rechtvaardig beheer van grensoverschrijdende waterreserves, waarbij met alle betrokken belangen rekening wordt gehouden, de tegenstrijdige behoeften van de verschillende gebruikers met elkaar worden verzoend, en zuid-zuid-samenwerking wordt vergemakkelijkt;

* coördinatie tussen de verschillende sectoren om een eerlijke, duurzame en goede waterverdeling tussen de verschillende gebruikers te verzekeren. Dit vereist dat waterbeheerprincipes een vast onderdeel worden van aanverwante beleidsterreinen.

Het beleidskader van de EU voor water en ontwikkeling laat duidelijk zien dat er slechts resultaten zullen worden behaald als er op vele verschillende gebieden vooruitgang wordt geboekt. "Good governance" en politieke en sectorale hervormingen zijn een noodzaak. Bewustmaking, versterking van de instellingen, capaciteitsopbouw en uitbreiding van de kennisbasis zijn van essentieel belang om de programmering en de besluitvorming te ondersteunen, terwijl deelname van alle betrokkenen en de eigen inbreng bij beleid en strategieën gewaarborgd moeten zijn.

Partnerschappen tussen overheidsdiensten, particuliere organisaties en het maatschappelijk middenveld moeten worden bevorderd, en er moet erop worden toegezien dat deze partnerschappen rechtvaardig en doorzichtig blijven, vrije en omkeerbare keuzen inzake het beheer van de waterdiensten mogelijk maken, de belangen van de consumenten en van de investeerders beschermen en hoge niveaus van milieubescherming in stand houden. De Europese Gemeenschap neemt een neutraal standpunt in inzake de eigendom van openbare nutsbedrijven. Zie hiervoor de mededeling van de Commissie betreffende "de hervorming van staatsbedrijven in ontwikkelingslanden met bijzondere aandacht voor openbare voorzieningen" [2]. De voor de waterdiensten aangerekende prijzen moeten financiële duurzaamheid waarborgen, maar tegelijk moet er bij de ontwikkeling van tariefstructuren en inningsystemen voor worden gezorgd dat aan de basisbehoeften van arme en kwetsbare groepen wordt tegemoetgekomen.

[2] COM(2003) 326 def. en de conclusies van de Raad.

Dit beleidskader laat een coherente, door de praktijk geconsolideerde aanpak zien die voor de EU een richtsnoer vormt over hoe de partnerlanden moeten worden ondersteund bij de ontwikkeling van oplossingen die een duurzame en eerlijke toegang tot water en sanitaire voorzieningen moeten waarborgen.

3. VAN BELEID NAAR ACTIE: HET EU-WATERINITIATIEF

Op basis van deze resolutie van de Raad over waterbeheer is op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling (WTDO) het startsein gegeven voor een EU-waterinitiatief, dat als katalysator moet fungeren en een basis moet vormen voor toekomstige activiteiten die nodig zijn om de millenniumdoelstellingen voor water en sanitaire voorzieningen te halen.

De belangrijkste onderdelen van het initiatief hebben tot doel:

* de politieke actiebereidheid te versterken en de problemen inzake water en sanitaire voorzieningen beter aan bod te laten komen in de context van de armoedebestrijding;

* te zorgen voor betere regelingen voor de "governance" van het water. Dit houdt in dat de publieke en de particuliere sector en de plaatselijke belanghebbenden ertoe moeten worden aangezet beter samen te werken. Voorts houdt dit in dat de institutionele capaciteit op regionaal, nationaal en plaatselijk niveau moet worden vergroot door expertise ter beschikking te stellen, deugdelijke praktijken te bevorderen, de partnerschappen voor de uitwisseling van technologie, informatie, onderzoek en kennis te verbeteren en meer aan bewustmaking te doen;

* coördinatie en samenwerking te verbeteren zodat watergerelateerde acties worden opgezet en uitgevoerd. Hierbij gaat het om een verschuiving van opzichzelfstaande projecten naar een sectorale aanpak. Voorts is het de bedoeling de actiepartnerschappen te versterken door multistakeholder-initiatieven en de zuid-zuid-samenwerking te bevorderen;

* de regionale en subregionale samenwerking inzake waterbeheer te verbeteren via een geïntegreerd beheer van de waterreserves. Als onderdeel van het waterinitiatief zal de EU de ontwikkeling, tegen 2005, van GBWR en waterdoelmatigheidsplannen ondersteunen, o.m. door een beleid goed te keuren waarbij wordt uitgegaan van stroomgebieden, en door de planning en het beheer op die gebieden af te stemmen;

* als katalysator te werken om aanvullende financiering aan te trekken, o.m. via de ontwikkeling van nieuwe, flexibele en innoverende financieringsmechanismen om nieuwe partners aan te trekken, en via steun voor het scheppen van een klimaat dat tot grotere investeringen aanzet.

Met het oog op de verdere ontwikkeling van deze elementen hebben de partners van het EU-waterinitiatief zich ertoe verbonden een gecoördineerd actieprogramma op te stellen met een langetermijnstrategie voor de financiering; er zal o.m. een overzicht worden gemaakt van de situatie in de verschillende landen en regio's, met daarbij een analyse van de grootste leemten en van de financiële behoeften. Voorts zal een toezicht- en verslaggevingmechanisme worden ingesteld om de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging te meten en verdere acties te sturen.

Algemeen wordt de noodzaak erkend snel werk te maken van de opstelling en de uitvoering van programma's die duidelijk zichtbaar zijn en resultaten opleveren. In het kader van de partnerschapsaanpak waartoe zij zich heeft verbonden, heeft de EU, die het belang van een sterke lokale inbreng voor het welslagen van de steunmaatregelen onderkent, zich als eerste prioriteit gesteld onderhandelingen te beginnen met de regering, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld van ontwikkelingslanden en -regio's die belangstelling hebben getoond voor het EU-initiatief. Voor de verdere uitbouw van het initiatief is een beroep gedaan op de EU-lidstaten en de Europese Commissie, de Europese Investeringsbank, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld, die actief bij het hele proces werden betrokken. De voorbije twaalf maanden is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de verdere ontwikkeling van het EU-waterinitiatief. Hieronder volgt een korte samenvatting van de vorderingen in de verschillende regio's.

Afrika: een dringende prioriteit

Voor de Europese Unie is Afrika een dringende prioriteit bij het behalen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Daarom hebben de voorzitters van de Commissie en van de EU-Raad en de presidenten van Nigeria en Zuid-Afrika op het ogenblik dat in Johannesburg op de WTDO het startsein voor het waterinitiatief is gegeven, tegelijk een nieuw strategisch EU-Afrika-partnerschap voor water en sanitaire voorzieningen ondertekend.

Na de ondertekening van het "strategisch partnerschap" zijn twee multistakeholder-werkgroepen opgericht. De eerste groep, aan Europese zijde geleid door Denemarken, houdt zich bezig met watertoevoer en sanitaire voorzieningen. De tweede groep, aan Europese zijde geleid door Frankrijk, is belast met kwesties inzake het geïntegreerde beheer van de waterreserves op nationaal en grensoverschrijdend niveau. Deze groepen, waaraan alle belangrijke belanghebbenden deelnemen, hebben reeds evaluaties gemaakt en uitvoerige stellingnames gepresenteerd. Aan Afrikaanse zijde vormen de Afrikaanse Ministerraad voor water (African Ministerial Council on Water - AMCOW) en zijn technisch adviescomité de belangrijkste tegenhanger, in nauwe samenwerking met het "Nieuw partnerschap voor Afrika's ontwikkeling" (New Partnership for Africa's Development - NEPAD). Tussen de Europese en de Afrikaanse partners hebben op grote schaal technische uitwisselingen plaatsgevonden. Dit gebeurde in het kader van een uitvoerige bespreking tijdens de Waterweek in Stockholm in augustus 2003, tijdens AMCOW-vergaderingen in Ouagadougou in oktober 2003 en tijdens de Panafrikaanse Waterconference in Addis Abeba in december 2003. Het was de bedoeling een strategie en een werkprogramma op te stellen voor de uitvoering van het EU-Afrika-partnerschap in 2004-2005. Het belang van dit engagement is benadrukt in een gezamenlijke verklaring van Afrika en de EU over de uitvoering van dit partnerschap, die in Addis Abeba is ondertekend.

Het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

Voortbouwend op bestaande projecten en programma's is de Commissie, samen met de lidstaten, de partnerlanden en andere belanghebbenden, ook beginnen een evaluatie te maken van de uitdagingen waarvoor het Caribisch gebied en de regio's in de Stille Oceaan staan op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen. Doel hiervan is ook voor deze regio's multistakeholder-adviesfora op te richten. Dat in 2004 een intra-ACS-programma inzake "governance" van het water in de ACS-landen van start gaat, is in dit verband mooi meegenomen.

Overige regionale componenten van het EU-waterinitiatief

Tijdens de WTDO in Johannesburg is ook de laatste hand gelegd aan een "strategisch partnerschap inzake water voor duurzame ontwikkeling" tussen de EU en de landen van Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië (EECCA). Voor de verdere uitbouw van het initiatief wordt dezelfde werkwijze gevolgd als voor Afrika: er is een multistakeholder-werkgroep opgezet, die aan de EU-zijde door Denemarken wordt geleid. Deze groep heeft intens met haar EECCA-partners samengewerkt en bepaalt momenteel wat de prioritaire bouwstenen zijn.

Wat het Middellandse-Zeegebied betreft, is een door Griekenland geleide werkgroep het ontwerp voor deze regionale component aan het voltooien. Spanje en Portugal bouwen, in nauwe samenwerking met Mexico, een Latijns-Amerikaanse component uit. Er moet worden onderzocht of uitbreiding naar andere regio's (Azië) mogelijk is, aangezien waterbeheer van groot belang is in deze streken (hoge waterdruk en extreme natuurfenomenen).

Naast deze regionale componenten houdt het EU-waterinitiatief nog het volgende in: er wordt, onder leiding van het Verenigd Koninkrijk, een grondige evaluatie gemaakt van de financiële behoeften. Voorts leidt de Commissie een werkgroep die nagaat welke bijdrage onderzoek kan leveren bij het oplossen van problemen inzake waterbeheer. Ten slotte is recentelijk een multistakeholder-subgroep opgericht die zich met het toezicht bezighoudt.

De toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief en de multistakeholder-methode

De voorbije twaalf maanden heeft het EU-waterinitiatief inzake structuur, coördinatie en netwerking veel vooruitgang geboekt. Het is evenwel duidelijk dat de huidige regelingen een ad-hoc-benadering zijn en dat we een veelomvattender, systematischer en doorzichtiger aanpak nodig hebben. Voorts is het van groot belang dat we zeer duidelijk afbakenen hoe het EU-waterinitiatief zich verhoudt tot de andere organisaties, programma's en actoren op dit gebied.

De betrokkenheid van alle belangrijke actoren van de EU en van de partnerlanden bij het EU-waterinitiatief brengt energie en dynamiek in de werkmethode en vergemakkelijkt een coherente en gestroomlijnde aanpak bij het gebruik van de middelen. Deze werkmethode mag er evenwel niet tot leiden dat de bestaande besluitvormingsprocedures van de EU-instellingen ter discussie worden gesteld. Een multistakeholder-forum (MSF) moet een adviserende rol spelen en de Commissie, de lidstaten en alle andere deelnemers aan het proces bijstaan. Figuur 1 geeft weer hoe de structuur van het MSF eruit kan zien en hoe dit forum zich tot de andere instellingen, organisaties, enz. verhoudt. De definitieve regelingen moeten in overleg met de betrokken partners worden goedgekeurd.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

In het algemeen zouden de regionale fora, die nauw verbonden moeten worden aan het multistakeholder-forum, een gemeenschappelijke visie ontwikkelen over de wijze van beheer van de waterreserves die in elke regio en in elk stroomgebied het efficiëntst en het geschiktst is om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de doelen van de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling te halen. Het is de bedoeling dat de regionale fora zorgen voor de besteding van de steun die in het kader van het Waterinitiatief wordt gegeven en prioritaire actiegebieden vaststellen, kennis delen en deugdelijke praktijken uitwisselen, gezamenlijke of gecoördineerde acties van belanghebbenden stimuleren, maar ook zorgen voor een betere lastenverdeling tussen de verschillende partners. Het voorzitterschap of het covoorzitterschap van de regionale fora, waarin zeer diverse belangengroepen zouden worden vertegenwoordigd, zou worden waargenomen door de Commissie of door andere partners. Thematische of horizontale groepen zouden stimulansen bieden om de kennisdeling in en tussen de regio's te bevorderen. De Europese inbreng in de verschillende regionale fora zou worden gesteund en gecoördineerd door het algemene multistakeholder-forum. De Commissie zou het multistakeholder-forum voorzitten en zij of andere partners zouden het voorzitterschap of het covoorzitterschap van deskundigengroepen waarnemen. Het algemene multistakeholder-forum zou moeten garanderen dat de verschillende regionale fora en deskundigengroepen hun werkzaamheden op consistente wijze uitvoeren. Er wordt ervan uitgegaan dat de Commissie, de lidstaten, de begunstigde landen, de monetaire financiële instellingen, de internationale financiële instellingen, de particuliere sector en de overige actoren met de resultaten van de regionale fora en de deskundigengroepen rekening zullen houden bij het uitstippelen van hun beleid, het opstellen van hun programma's en het nemen van hun beleids- en investeringsbesluiten. De Commissie zou de algemene leiding van het hele multistakeholder-proces op zich nemen.

De financiële uitdaging en de behoefte aan innoverende mechanismen

De EU is nu al de grootste kredietverstrekker voor watergerelateerde ontwikkelingssteun en wetenschappelijke samenwerking. Er wordt bijstand verleend in het kader van nationale en regionale programma's, maar er worden ook watergerelateerde activiteiten uitgevoerd in het kader van humanitaire hulp, cofinanciering van NGO's, microprojecten en gedecentraliseerde samenwerking, alsmede in het kader van onderzoekprogramma's.

In Johannesburg heeft de EU, die herinnerde aan de verbintenissen die zij op de internationale conferentie "Financiering voor ontwikkeling" in maart 2002 heeft aangegaan, zich bereid verklaard haar bijstand te verhogen en meer middelen ter beschikking te stellen voor landen die van water en sanitaire voorzieningen een prioriteit maken in hun nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. De EU moet gebruik maken van het volledige gamma financiële mechanismen dat reeds voor waterprojecten voorhanden is, de leemten erin opsporen en daar een oplossing voor zoeken.

Iedereen is het erover eens dat de doelen slechts zullen worden bereikt als de middelen voor water en sanitaire voorzieningen beduidend worden verhoogd. Voorts moeten betere mechanismen worden aangewend om de ontwikkelingssteun als hefboom te gebruiken om andere middelen aan te trekken (particuliere sector, ontwikkelingsbanken, financiële instellingen, bijdragen van de consumenten, overmaking van bedragen uit het buitenland, enz.).

Met name is uit de werkzaamheden van de werkgroep financiering van het EU-waterinitiatief en van het Wereldpanel voor de financiering van de waterinfrastructuur (Camdessus-panel) gebleken dat het huidige financieringspeil ontoereikend is om te kunnen voorzien in de investeringen die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, en dat dringend nieuwe innoverende en flexibele financieringsmechanismen moeten worden gevonden om het grootst mogelijk hefboomeffect te kunnen halen uit de officiële ontwikkelingshulp en om meer middelen aan te trekken uit een ruim gamma financieringsbronnen (openbare middelen, privémiddelen, lokale en internationale middelen).

In het verslag van het Camdessus-panel met als titel "Financing water for all" wordt onderstreept dat de "stroom van middelen zo ongeveer moet verdubbelen, en dat de toename voor rekening moet komen van alle financieringsbronnen". In de nationale strategiedocumenten (NSD) van 14 ACS-landen is voor de sector water 555 miljoen EUR uit het 9e EOF toegewezen. Een extra faciliteit ter waarde van 1 miljard EUR, die met een groot hefboomeffect zou moeten worden aangewend, zou tot een aanzienlijke toename leiden van de voor de sector beschikbare middelen. Hierdoor zouden de bestaande programma's kunnen worden geïntensiveerd en zou de steun kunnen worden uitgebreid tot ACS-landen die in hun NSD nog geen prioriteit aan water hebben toegekend. Voor toekomstige watergerelateerde activiteiten in andere regio's zijn de volgende bedragen toegewezen: 38 miljoen EUR voor Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië, 35 miljoen EUR voor Azië, 95,6 miljoen EUR voor Latijns-Amerika en 315 miljoen EUR voor het Middellandse-Zeegebied.

Op het gebied van het EU-waterinitiatief zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt sinds de WTDO-vergadering in Johannesburg. De versterkte coördinatie die tot dusver tussen de lidstaten en met de partnerlanden tot stand is gebracht, en het multistakeholder-proces waarbij alle belangrijke actoren betrokken zijn, zullen een coherentere, beter geïntegreerde en kostenefficiëntere aanpak van de planning en de uitvoering van watergerelateerde programma's vergemakkelijken. Verbeteringen in het systeem zullen evenwel niet volstaan. Om een substantiële bijdrage te leveren tot het bereiken van de doelstellingen op het gebied van drinkwater en sanitaire voorzieningen moeten wij de financiële middelen beduidend verhogen. Om onze inspanningen zo rendabel mogelijk te maken moeten prioriteiten worden vastgesteld. Daarom stelt de Commissie voor om als een eerste stap aanzienlijke extra middelen toe te kennen om de wateruitdaging in de ACS-landen aan te gaan. Voor het overige is de mededeling gewijd aan het voorstel tot oprichting van de ACS-EU-waterfaciliteit.

4. EEN WATERFACILITEIT VOOR DE ACS-LANDEN

4.1. BELANGRIJKSTE BEGINSELEN

* Good governance

De faciliteit moet worden ingezet voor het bereiken van de WTDO-doelstellingen en van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, en haar activiteiten moeten worden geconcentreerd op die ACS-landen die een deugdelijk nationaal, op de beginselen van good governance gebaseerd waterbeleid hebben, of alles in het werk stellen om een dergelijk beleid te ontwikkelen. Voorts moeten die landen bij de besteding van hun middelen voorrang geven aan de sociale sector (met bijzondere aandacht voor de economieën van de plattelandsgebieden en van de stadsrandgebieden) en moeten zij relevante indicatoren in het kader van een strategie voor armoedebestrijding hebben vastgesteld. De Waterfaciliteit zal de landen bijstaan bij de totstandbrenging van een institutioneel en regelgevend kader dat het mogelijk moet maken extra financiële middelen aan te trekken.

* Eigen inbreng

Het concept van de eigen inbreng staat centraal bij de aanpak van de Waterfaciliteit, aangezien die volledig vraaggestuurd is

- op het niveau van de ACS-landen: de thematische prioriteiten ontstaan in het kader van het EU-Afrika-partnerschap, dat officieel wordt gesteund in het kader van de dialoog tussen de EU en Afrika. Met behulp van de faciliteit moeten bruggen worden gebouwd met de Afrikaanse instellingen (zowel die van algemene aard, zoals het Nieuw Partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) en de Afrikaanse Unie (AU), als die van sectorale aard, zoals de Afrikaanse Ministerraad voor water (AMCOW) en de Afrikaanse Waterfaciliteit) en moet de dialoog met deze instellingen worden aangewakkerd. Tijdens de Panafrikaanse waterconferentie in Addis Abeba in december 2003 heeft de AMCOW in een resolutie haar steun toegezegd aan de voorgestelde ACS-EU-waterfaciliteit. Deze faciliteit strookt ook met de doelstellingen van de actieplannen van de G8 voor water en voor Afrika. In het Caribisch gebied en de regio's in de Stille Oceaan worden soortgelijke methoden ontwikkeld.

- op nationaal niveau: de te ondersteunen maatregelen ontstaan in het kader van het aan de gang zijnde proces tot opstelling van een armoedebestrijdingsstrategie en moeten coherent zijn met het nationale beleid en de door het land aangegane verbintenissen. Iedereen is het erover eens dat de dimensie van water, sanitaire voorzieningen en hygiëne moet worden opgenomen in de armoedebestrijdingsstrategieën en, na een herziening halverwege de looptijd, in de nationale en de regionale indicatieve programma's.

* Innovatie en flexibiliteit

Een maximaal hefboomeffect kan worden verkregen door:

- een creatieve combinatie van subsidies en andere bronnen voor de financiering van de basisinfrastructuur;

- subsidies die het startkapitaal leveren voor het opzetten van projecten en om een gunstig klimaat voor investeringen te scheppen;

- nieuwe partnerschappen tussen de gemeenschappen, de NGO's, de openbare en de particuliere sector;

- informatieverstrekking en steunverlening aan plaatselijke en Europese dienstverleners in de watersector die wensen te investeren in die sector.

De hoofdrol van de faciliteit bestaat erin enerzijds een katalysator te zijn (initiatieven te bevorderen, informatie te verstrekken, de functie van clearinginstelling te vervullen en onderzoek- en beheerscapaciteit op te bouwen in de ACS-landen) en anderzijds een instrument te zijn dat de ontbrekende schakel kan vormen bij de financiering van duurzame projecten en activiteiten. Er bestaan tal van plannen en voorstellen op het gebied van zuiver water en sanitaire voorzieningen, maar, zoals aangegeven in het Camdessus-verslag, kan het grootste deel daarvan niet worden gerealiseerd omdat de bestaande instrumenten niet flexibel genoeg zijn.

Er is maar weinig particulier kapitaal geïnvesteerd in de watersector, vooral in Afrika. Subsidies alleen kunnen de problemen niet oplossen en de grote uitdaging bestaat er nog steeds in de particuliere sector actiever te laten deelnemen. Commerciële leningen zijn vaak te duur voor de financiering van de watersector. Dit is vooral te wijten aan de perceptie van de vele mogelijke risico's en aan de onzekerheid of de investering een behoorlijk rendement zal opleveren. Om de financieringstekorten op te vangen zal daarom, naar gelang van de beoogde activiteiten, een combinatie vereist zijn van verschillende financieringsmogelijkheden, zoals subsidies, zachte leningen, leninggaranties, rotatiefondsen, financiering van microkredieten voor kleinschalige acties, enz. De voorgestelde faciliteit zou het mogelijk moeten maken een flexibel antwoord te bieden in een veelheid van situaties.

Het vrijmaken van voldoende financieringsmiddelen houdt o.m. het volgende in:

- optimale cofinanciering vanuit verschillende financieringsbronnen (lokale/internationale, particuliere/openbare), rekening houdend met de sterke en de zwakke punten van elk van die bronnen. Deze cofinanciering zou aan de autoriteiten van de ACS-landen worden aangeboden en hierbij zou gezamenlijk worden opgetreden met de EIB, andere financiële EU-overheidsinstanties en de ontwikkelingsorganisaties van de lidstaten. Als dit wenselijk is, zouden hierbij ook particuliere ondernemers/overheidsbedrijven van deze landen of van de EU worden betrokken. In dit verband kunnen, met name voor lokale basisprojecten, organisaties van het maatschappelijk middenveld van de EU, gedecentraliseerde autoriteiten en emigrantengroepen een belangrijke rol spelen;

- inschakeling van nieuwe financieringsinstrumenten die garanderen dat middelen uit een ruim aanbod aan financieringsbronnen worden vrijgemaakt, en die stimulansen bieden voor deze vrijmaking. Hierbij moet rekening worden gehouden met de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht en moet erop worden toegezien dat de maatregelen aan de specifieke sociaal-economische context aangepast zijn.

Er bestaan reeds verschillende initiatieven voor de financiering van adviesverlening aan specifieke landen of groepen van landen en van daarmee verband houdende activiteiten waarmee de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen wordt beoogd. In principe mag de voorgestelde ACS-EU-waterfaciliteit geen concurrent worden van bestaande initiatieven en niet worden gericht op het financieren van ontwikkelingsactiviteiten van de particuliere sector die een redelijke investeringsopbrengst hebben. De faciliteit zou vooral subsidies verlenen, die van nature een groter hefboomeffect hebben dan leningen, en verder een aanvulling vormen op andere communautaire of internationale financieringsinstrumenten. Aan de cofinanciering van de faciliteit kan ook worden meegewerkt door andere internationale financieringsinstellingen, met name de Afrikaanse Ontwikkelingsbank en de Wereldbankgroep (o.m. de Internationale Financieringsmaatschappij en het Agentschap voor garantie op multilaterale investeringen).

4.2. IN HET KADER VAN DE WATERFACILITIET TE FINANCIEREN ACTIVITEITEN

Er kunnen twee belangrijke soorten activiteiten worden onderscheiden [3]:

[3] De voorgestelde faciliteit dient niet voor de financiering van maatregelen inzake water en sanitaire voorzieningen die worden genomen in het kader van humanitaire hulp of als antwoord op conflicten of natuurrampen, maar vormt een degelijke basis voor strategieën waarbij noodhulp, herstel en ontwikkeling in deze sector met elkaar worden verweven (LRRD-strategieën - Linking Rehabilitation Relief Development).

* institutionele opbouw en niet aan investeringen gerelateerde technische bijstand;

* investeringsprojecten en daarmee verband houdende technische bijstand.

In financieel opzicht zullen de investeringsprojecten en de bijbehorende technische bijstand veruit het grootste deel van de activiteiten van de Waterfaciliteit uitmaken.

Institutionele opbouw en niet aan investeringen gerelateerde technische bijstand

Promotieactiviteiten

Aan de oprichting van de Waterfaciliteit moet algemene bekendheid worden gegeven en de deelnemende ACS-landen en instanties moeten weten wat de faciliteit te bieden heeft en hoe zij van de financieringsmogelijkheden gebruik kunnen maken. De promotie kan gebeuren via een nieuwsbrief, de creatie van een logo, brochures, een webstek of via deelneming aan en organisatie van workshops/seminars.

De promotie kan ook grootschaliger worden aangepakt, in die zin dat het waterinitiatief zelf wordt gepromoot en dat ervoor wordt gezorgd dat water, sanitaire voorzieningen en geïntegreerd beheer van de waterreserves voldoende aandacht krijgen in de strategieën voor armoedebestrijding en in de nationale strategiedocumenten.

De NGO's kunnen een belangrijke rol spelen bij de promotieactiviteiten.

Institutionele opbouw en ondersteuning van de hervorming van de sector

Er zal prioriteit worden verleend aan die landen waar de hervorming van het sectoraal beleid al goed gevorderd is. De bijstand uit de Waterfaciliteit is bedoeld om de partnerlanden bij te staan bij het opzetten van degelijke, duurzame projecten waarbij het beginsel van de maximale kostendekking wordt gevolgd. Dit betekent evenwel niet dat de Waterfaciliteit geen bijstand aan andere landen zou mogen verlenen voor de hervorming van de sector water en sanitaire voorzieningen, voor de versterking van hun instellingen en voor de opbouw van capaciteit in de sector met als doel een gunstig investeringsklimaat te scheppen en van functionerings- en onderhoudscapaciteit met als doel de duurzaamheid te verbeteren. De Waterfaciliteit kan deze landen ondersteunen door ze technische bijstand te verlenen, NGO-steun aan te bieden en de samenwerking tussen de overheidsinstanties van de ACS-landen en van de EU te stimuleren.

In het kader van deze activiteit kan aansluiting worden gezocht bij bestaande fondsen en initiatieven van de internationale financieringsinstellingen en de lidstaten, zoals bijv. de "Public Private Infrastructure Advisory Facility" (PPIAF) en de "Global Partnership on Output Based Aid" (GPOBA).

Geïntegreerd beheer van de waterreserves

Deze activiteit heeft vooral tot doel de ontwikkeling van het geïntegreerde beheer van de waterreserves in de ACS-landen te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor het beheer op nationaal niveau en het beheer per stroomgebied. Voor grensoverschrijdende stroomgebieden (van toepassing op het Afrikaanse Continent) worden, om te beginnen, de prioritaire activiteiten vastgesteld onder leiding van de Afrikaanse Ministerraad voor water (AMCOW), bijgestaan door de werkgroep "Geïntegreerd beheer van de waterreserves (GBWR)" van het waterinitiatief. Tijdens de Panafrikaanse waterconferentie in december 2003 is men het eens geworden over de hoofdlijnen van een werkprogramma, en op basis daarvan worden nu zowel een gedetailleerde strategie als een werkprogramma voor 2004-2005 opgesteld.

De ondersteunende activiteiten kunnen bestaan in de opstelling van GBWR-plannen, de verbetering van de gegevensverzameling en -verspreiding in de stroomgebieden, het houden van toezicht op de waterkwaliteit, het verlenen van bijstand aan regionale organisaties (zoals de Economische Gemeenschap van Westafrikaanse Staten (ECOWAS) en de Gemeenschap voor de ontwikkeling van Zuidelijk-Afrika (SADC)), het ondersteunen van op het niveau van het stroomgebied bestaande initiatieven en van de opbouw van onderzoekscapaciteit en het gebruik van de resultaten van de samenwerking tussen de EU en de ACS op onderzoekgebied. Voorts wordt samengewerkt in het kader van bestaande mechanismen zoals het Mondiaal samenwerkingsverband water (Global Water Partnership - GWP).

Toezicht en evaluatie

Er zal regelmatig toezicht worden gehouden op en een evaluatie worden gemaakt van de projecten die in het kader van de Waterfaciliteit worden gefinancierd. Dit houdt ook in dat moet worden deelgenomen aan en een evaluatie worden gemaakt van de vergaderingen van de stuurgroepen van de fondsen en de faciliteiten waarmee de Waterfaciliteit samenwerkt. In dit verband kan ook steun worden verleend aan ACS-landen voor de verbetering van hun toezichtcapaciteit, en wel in het kader van de internationale procedures voor het toezicht op de sector water en sanitaire voorzieningen en op het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

Investeringsprojecten en daarmee verband houdende technische bijstand

Het is vooral hier dat de faciliteit flexibele en waar mogelijk innoverende methoden zal toepassen om projecten en programma's op het gebied van water en sanitaire voorzieningen te financieren. Er zal prioriteit worden gegeven aan landen die een goed uitgewerkt programma voor de sector hebben of met de opstelling daarvan bezig zijn. Idealiter zouden alle programma's passen in een sectorbrede aanpak waarvan het begunstigde land de leiding zou hebben.

Een groot deel van deze activiteit zal bestaan in de cofinanciering van het investeringprogramma van de overheidssector, samen met de lidstaten, de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering en de internationale financieringsinstellingen. De meeste projecten zullen worden gefinancierd via een mix van subsidies en leningen. De financiële en economische analyse en de sociale overwegingen zullen doorslaggevend zijn bij de bepaling van het subsidieniveau dat vereist is om het project duurzaam te maken. De uit de Waterfaciliteit verleende subsidies zullen vooral worden gebruikt om projecten en programma's te cofinancieren die erop gericht zijn toegang tot water en sanitaire voorzieningen te verschaffen aan klanten met een laag inkomen en in sociaal benadeelde gebieden (stadsrandgebieden, kleine gemeenten en dorpen). Met de overheidssector worden niet alleen de centrale regering, maar ook subautonome instanties bedoeld, zoals de plaatselijke besturen, de gemeentebesturen en de waterdiensten.

Om de particuliere sector tot investeren aan te zetten kan de Waterfaciliteit door het ontwikkelen van nieuwe financieringsinstrumenten zowel op internationaal als op lokaal niveau bijdragen tot initiatieven die publiek-private partnerschappen of deelname door de particuliere sector stimuleren. Er zijn tal van innoverende wijzen om aan particuliere en commerciële financieringsmiddelen te komen en de Commissie bespreekt momenteel met de lidstaten, de Europese Investeringsbank, de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering (EDFI's) en de internationale financieringsinstellingen (IFI's) hoe de beste resultaten kunnen worden verkregen. Deze gesprekken hebben o.m. reeds de volgende mogelijkheden opgeleverd: steun voor de Investeringsfaciliteit voor risicoprojecten van de EIB en voor de EDFI's via cofinanciering, garantiefondsen voor risicodekking (wisselkoersrisico's [4], politieke risico's), advies over transacties en voorbereidende studies.

[4] Zie ook de "Devaluation Liquidity Backstopping Facility" als vermeld in het Camdessus-verslag.

Voorts zijn er in de investeringssector fondsen waartoe de Waterfaciliteit zou kunnen bijdragen. Hierbij gaat het o.m. om: GuarantCo, het "Emerging Africa Infrastructure Fund" en de Afrikaanse Waterfaciliteit (AWF). Wegens de punten van overeenkomst met de Waterfaciliteit verdient de Afrikaanse Waterfaciliteit bijzondere aandacht en steun. Deze faciliteit is recentelijk opgericht door de Afrikaanse ministerraad voor water (AMCOW), en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank zal als gastheer optreden.

5. BEHEER VAN DE ACS-EU-WATERFACILITEIT

Om gepast te kunnen reageren op de snel groeiende behoeften en verwachtingen moet een pragmatische en flexibele procedure worden bedacht voor de identificatie en beoordeling, de besluitvorming en de uitvoering van de genomen besluiten.

Het management zal moeten nadenken over een algemene beleidsaanpak ter ondersteuning van de Waterfaciliteit. In de eerste plaats is de eigen inbreng van de ACS-partners en hun initiatiefrecht van cruciaal belang. Ten tweede moet bij de procedure voor de uitvoering de allerbelangrijkste doelstelling voor ogen worden gehouden, nl. de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, en met name het verlenen van toegang tot water en sanitaire voorzieningen aan de armen. Ten derde moet optimaal gebruik worden gemaakt van de subsidies en moet een zo groot mogelijk hefboomeffect worden nagestreefd. Dit betekent dat het subsidie-element moet worden beperkt tot de voor het project vereiste financiële middelen die niet kunnen worden verkregen door andere vormen van financiering dan subsidies (financiering via de Europese Investeringsbank (EIB), de Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering (EDFI's) of de Internationale financieringsinstellingen (IFI's), via commerciële leningen, particuliere investeringen of middelen van de plaatselijke overheden).

Voorts zal bij de voorbereiding en de uitvoering van de projecten die uit de Waterfaciliteit worden gefinancierd, zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van expertise die buiten de Commissie voorhanden is. Die expertise is vooral aanwezig bij deskundigengroepen (zowel in de EU als in de ACS-landen) of kan worden verkregen door samenwerking met de EIB en andere instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of eventueel bij de particuliere sector en de NGO's. De inschakeling van externe expertise zou de rol en de verantwoordelijkheid van de Commissie evenwel nooit in het gedrang mogen brengen.

De Commissie zal de multistakeholder-adviesgroep(en) die in het kader van het EU-waterinitiatief zijn opgericht, raadplegen en met hen van gedachten wisselen over de algemene prioriteiten voor de inschakeling van de Waterfaciliteit en over andere punten van politieke of strategische aard.

De Waterfaciliteit zal worden ingezet voor de cofinanciering van investeringsprojecten en de daarmee verband houdende technische samenwerking, voor institutionele opbouw en andere niet-projectgebonden technische bijstand. Het is de bedoeling de nodige verbeteringen aan te brengen in de strategieën, voorschriften en instellingen in de watersector, alsmede in het geïntegreerde beheer per stroomgebied, de promotieactiviteiten, het toezicht en de evaluatie, enz.

5.1. Institutionele opbouw en niet aan investeringen gerelateerde technische bijstand

Een deel van de middelen van de faciliteit zal voor dit soort technische bijstand worden gereserveerd. De activiteiten zullen worden geprogrammeerd in het kader van het waterinitiatief, en de aandacht zal vooral gaan naar de prioritaire maatregelen voor de uitvoering. Bij deze maatregelen gaat het o.m. om de vaststelling van een adequaat sectorbeleid en van een degelijk regelgevingskader, om programma's voor institutionele opbouw, steun voor de hervorming van de sector, geïntegreerd beheer per stroomgebied, promotieactiviteiten, toezicht en evaluatie. Het programma zal worden opgesteld door de Commissie, in nauwe samenwerking met de ACS-partners (in het kader van het "Nieuw partnerschap voor Afrika's ontwikkeling" (NEPAD), de Afrikaanse Unie, de Afrikaanse Ministerraad voor water (AMCOW), regionale economische organisaties, alsmede soortgelijke organisaties voor het Caribisch gebied en de regio's in de Stille Oceaan), en zal met de lidstaten worden besproken in het kader van het waterinitiatief.

Het Comité van het EOF zal een financieringsvoorstel voor het volledige programma voor technische bijstand goedkeuren en voor de uitvoering zal voor elke actie een beroep worden gedaan op de daartoe best geschikte uitvoerende instantie van de ACS-landen (bijv. de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, de Interamerikaanse Ontwikkelingsbank, NGO's). De betrokken EG-delegaties zullen toezicht houden op de uitvoering.

Ten slotte moet het mogelijk zijn om met middelen van de ACS-EU-waterfaciliteit bij te dragen tot bestaande faciliteiten en fondsen, zoals de Afrikaanse Waterfaciliteit, het "Emerging Africa Infrastructure Fund", enz.

5.2. Investeringsprojecten en daarmee verband houdend technische bijstand

Het is de bedoeling dat voor de tenuitvoerlegging van de Waterfaciliteit projecten of ruimere programma's worden geselecteerd; er zal dus vooraf geen uitvoerige programmering worden opgesteld. De in aanmerking komende projecten en programma's moeten worden voorgesteld door een overheidsinstantie van een ACS-land (de initiatiefnemer) en moeten coherent zijn met het nationale beleid voor de sector en/of met ruimere regelingen voor het beheer per stroomgebied, voorzover die al bestaan.

De beoogde procedure, die gebaseerd is op de in deze mededeling toegelichte algemene beginselen, kan worden omschreven als volgt:

(1) De Commissie zal één of meer verzoeken tot het indienen van voorstellen bekendmaken. Daarin:

(a) zal worden omschreven welk soort maatregelen kan worden gefinancierd;

(b) zullen de criteria om voor financiering in aanmerking te komen worden bepaald;

(c) de selectiecriteria worden bepaald. Bij deze criteria zullen vooral de vijf volgende elementen doorslaggevend zijn:

* de verwezenlijking van de doelen van de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling, van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en van het EU-beleid inzake waterbeheer in de ontwikkelingslanden (toegang voor de armen tot water, elementaire sanitaire voorzieningen en hygiëne), met inachtneming van de sociale, economische en ecologische gevolgen,

* coherentie met het voor de sector uitgestippelde beleid en met de plannen voor geïntegreerd beheer per stroomgebied,

* een zo groot mogelijk effect van de subsidiëring, met het oog op een maximaal rendement van de ter beschikking gestelde subsidies (d.i. vermindering van de armoede),

* de uitvoeringscapaciteit van de partners,

* de rijpheid van de bijstandsmaatregel.

(d) Het Comité van het EOF zal worden geraadpleegd voordat het verzoek tot het indienen van voorstellen wordt bekendgemaakt.

(2) De overheidsinstanties van één ACS-land (of meer ACS-landen als het om regionale activiteiten gaat) ("de initiatiefnemers") mogen voorstellen indienen. Het kan gaan om instanties op plaatselijk, gemeentelijk, regionaal, nationaal of grensoverschrijdend niveau. De nationale ordonnateur zal in kennis worden gesteld, maar is niet verplicht een formele goedkeuring te geven.

* In het ideale geval wordt voor elk projectvoorstel met een Europese partner samengewerkt. Dit kan de EIB zijn en/of een Europese instelling voor ontwikkelingsfinanciering, een particuliere onderneming, een NGO of plaatselijke instantie (voor buurtprojecten en gedecentraliseerde projecten). Dit betekent evenwel niet dat projecten waarvoor wordt samengewerkt met een regionale of lokale partner, worden uitgesloten, voorzover die partner kan aantonen over voldoende capaciteit te beschikken om projecten op te zetten en uit te voeren. De partner moet zich ertoe verbinden de initiatiefnemer bij te staan bij de ontwikkeling van het project, en de realisatie ervan te cofinancieren. In het projectvoorstel moet het beoogde project worden beschreven, moeten de verwachte resultaten worden vermeld en moet een overzicht worden gegeven van de wijze waarop het project zal worden gefinancierd. Voorts moet in het voorstel worden aangetoond dat een subsidie noodzakelijk is om de doelstellingen op het gebied van de armoedebestrijding te realiseren. In het financieringsplan moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten van de voorbereiding van het project en die van de eigenlijke uitvoering.

* Ook een project dat volledig voorbereid is en klaar is om te worden uitgevoerd, kan voor cofinanciering worden ingediend. In dit geval kan de eerste fase (voorbereiding van het project) worden overgeslagen.

* De initiatiefnemer kan een projectvoorstel indienen zonder dat er reeds partners zijn aangewezen. In dit geval kan de Waterfaciliteit als clearinginstelling fungeren, maar ook de voor de realisatie van het project vereiste transactionele activiteiten financieren.

(3) De voorstellen die na de oproep worden ingediend, worden geanalyseerd en er wordt een lijst van in aanmerking komende projecten opgesteld.

De analyse zal worden uitgevoerd door een groep onafhankelijke deskundigen, die de resultaten aan de Commissie zullen voorleggen. Zij zullen vooral aandacht besteden aan de technische verdiensten, de maatschappelijke gevolgen (bijv. het creëren van banen), de gevolgen voor het milieu en de voorgestelde financieringsregelingen. In hun analyse zullen zij evalueren hoe hoog de subsidiëring van de uiteindelijke projectvoorbereiding en/of de feitelijke verwezenlijking van het project moet zijn om verantwoord te zijn. In principe moet zowel de voorbereiding als de realisatie van het project door de verantwoordelijke nationale autoriteit en/of de partner worden gecofinancierd.

In beginsel kunnen hierbij drie soorten projecten worden onderscheiden. In volgorde van belangrijkheid zijn dat:

(a) projecten die klaar zijn om onmiddellijk te worden uitgevoerd. Hier zou de uitvoering uit de Waterfaciliteit worden gecofinancierd, en misschien een deel van de beheers- en toezichtkosten;

(b) projecten in de ontwerp- en bouwfase. Hier zouden zowel de voorbereiding en vormgeving van het project als de eigenlijke uitvoering ervan uit de Waterfaciliteit worden gecofinancierd. In een eerste fase wordt alleen een besluit over de cofinanciering van de technische bijstand voor de projectvoorbereiding genomen;

(c) projecten waarvoor technische bijstand voor transacties nodig is. Dit zijn projecten waarbij de initiatiefnemer moet worden geholpen bij het bepalen van de optimale technische, financiële en organisatorische opbouw van het project en bij het vinden van geschikte partners voor de uitvoering. Zodra deze fase afgerond is en de initiatiefnemer en de partner het over de projectopzet eens zijn, kan een voorstel voor cofinanciering worden ingediend (a of b).

De Commissie zal, op basis van de evaluatie van de onafhankelijke deskundigen, met de uitvoeringspartners over het voorgestelde project en het financieringsplan onderhandelen, met de bedoeling een zo groot mogelijke impact op maatschappij en milieu te realiseren. Na deze gesprekken kan met de partners een samenwerkingsakkoord worden gesloten waarin de voorschriften en verantwoordelijkheden inzake de uitvoering worden vastgesteld. Dit akkoord bevat ook de voor de cofinanciering van de voorbereidende fase vereiste financieringsovereenkomst en, indien van toepassing, een beginselovereenkomst om in een tweede fase te onderzoeken of ook de uitvoering kan worden gecofinancierd. In de financieringsovereenkomst worden ook de gebruikelijke voorwaarden voor financiële steunverlening door de Commissie vermeld. De voorbereiding en de uitvoering van het project vallen onder de verantwoordelijkheid van de betrokken nationale soevereine of subsoevereine autoriteit en de partner/initiatiefnemer. Een voorwaarde voor de Commissie om zich tot cofinanciering van de uitvoering te verbinden is dat de projectvoorbereiding met succes moet zijn afgerond.

Nadat met succes over de cofinanciering is onderhandeld, zal het Comité van het EOF, overeenkomstig de gebruikelijke procedures, om zijn mening worden gevraagd over elk voorstel tot cofinanciering van een groep investeringsprojecten.

De Commissie zal financieringsovereenkomsten sluiten met de uitvoeringspartners (nationale/lokale autoriteit en financieringsinstelling/NGO). In deze overeenkomsten kan naar de samenwerkingsakkoorden worden verwezen en zullen de voorwaarden worden vermeld voor de betaling van de communautaire bijstand. Voorts zullen in de financieringsovereenkomst de vereisten inzake het toezicht door de Commissie en inzake de audit worden vermeld, alsmede de aanbestedingsprocedures die voor de uitvoering van het project van toepassing zijn. Bij deze procedures moeten de beginselen van open inschrijving, gelijke toegang en kostenefficiëntie in acht worden genomen.

De communautaire bijstand zal worden betaald naarmate de in de financieringsovereenkomst vermelde stappen zijn gezet. Eventueel kan op de output gebaseerde steun [5] worden overwogen. Het saldo zal pas worden betaald als het project met succes is voltooid volgens de normale voorwaarden.

[5] De betaling van de overheidsmiddelen hangt af van de werkelijk geleverde diensten of de werkelijk verkregen resultaten.

(4) Voor de cofinanciering van kleinere lokale projecten zullen bijzondere regelingen gelden. In de oproep tot het indienen van voorstellen zullen voor dit soort projecten aangepaste voorwaarden moeten worden opgenomen. De cofinancieringscriteria en de financieringsregelingen moeten worden aangepast aan het soort partners met wie wordt gewerkt. Waar mogelijk zullen arbeidsintensieve methoden worden gebruikt om het scheppen van banen aan te moedigen. Wat Afrika betreft zou het beheer van dit soort projecten kunnen worden toevertrouwd aan de Afrikaanse Waterfaciliteit, die recentelijk door de AMCOW is opgericht en door de Afrikaanse Ontwikkelingsbank wordt beheerd.

Organisatorische aspecten

De organisatiestructuur voor het beheer van de Waterfaciliteit wordt binnen de Commissie opgericht en het personeel zal bestaan uit ambtenaren. Het zal evenwel mogelijk zijn een beroep te doen op externe expertise. De ambtenaren van het team zullen, in nauwe samenwerking met hun collega's in de EG-delegaties, verantwoordelijk zijn voor de onderhandelingen over de cofinancieringsregelingen en voor de voltooiing van de financieringsvoorstellen.

In dit stadium is het de bedoeling dat de Waterfaciliteit wordt beheerd door personeel dat reeds in de betrokken diensten aanwezig is.

Een klein gedeelte van de in het kader van de Waterfaciliteit beschikbare middelen zal worden gebruikt om bij te dragen tot de financiering van de administratieve uitgaven voor het beheer van de ACS-EU-waterfaciliteit. Deze uitgaven betreffen o.m. de indienstneming van externe deskundigen, promotieactiviteiten, de organisatie van seminars en workshops, toezicht en evaluatie, enz.

6. VRIJGEVING VAN DE MIDDELEN

De enige mogelijkheid om de Waterfaciliteit in het kader van het EOF te financieren is de vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard euro van het 9e EOF. De beschikbare middelen van het 6e, 7e, 8e en 9e EOF zijn nagenoeg volledig toegewezen aan landen of regio's, intra-ACS-samenwerking of de Investeringsfaciliteit. Uit de stand van de uitvoering van de EOF-middelen in 2003 en de prognoses voor de periode 2004 - 2007 blijkt dat tegen eind 2007 voor alle beschikbare middelen betalingsverplichtingen zullen zijn aangegaan. Er kan worden bepaald dat de middelen van de Waterfaciliteit vanaf 2008 worden aangevuld in het kader van de opvolger van het 9e EOF, d.i. de gemeenschapsbegroting (voorzover het EOF wordt gebudgetteerd).

6.1. Onvoldoende niet toegewezen middelen

Voor samenwerking met de ACS-landen zijn relatief grote bedragen beschikbaar, maar zij kunnen niet zomaar voor om het even welk doel worden ingezet. Voordat de EOF-middelen worden vastgelegd (en financieringsbesluiten worden genomen), hebben zij reeds een bepaalde bestemming gekregen via de zogenaamde toewijzingen, die een vaste toezegging zijn (de bedragen zijn vastgesteld in de Overeenkomst van Cotonou, door mededeling van de Gemeenschap aan de begunstigden of bij besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers). Zoals blijkt uit bijlage 1 is het grootste deel van de middelen van het 6e tot en met het 9e EOF (een totaalbedrag van 44,9 miljard EUR) reeds vastgelegd. Er is nog slechts 199 miljoen EUR in reserve voor nieuwe toewijzingen (zie bijlage 1: kolom "toewijzingen-totaal", rij "reserves voor langetermijnontwikkeling"). Wij verwachten dat in de toekomst vastleggingen voor horizontale instrumenten zullen worden geannuleerd, waardoor de reserves met ongeveer 150 miljoen EUR zullen worden aangevuld. Er zijn reeds voorstellen in de maak voor het gebruik van deze middelen, zoals het opzetten van een faciliteit ter bevordering van de vrede (125 miljoen EUR van de niet toegewezen middelen en een soortgelijk bedrag door te korten op de toewijzingen per land), de financiering van de decentralisatie (overdracht van verantwoordelijkheden aan de delegaties van de Commissie, 90 miljoen EUR) en extra middelen voor regionale samenwerking en intra-ACS-samenwerking.

Bijgevolg zijn de voor nieuwe toewijzingen beschikbare middelen ontoereikend voor de financiering van de Waterfaciliteit.

6.2. Achtergrond bij de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR

Er zijn drie onderdelen bij het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor ACS-landen: subsidies voor langetermijnontwikkeling (EUR 10 miljard), subsidies voor regionale samenwerking en integratie (1,3 miljard EUR) en de Investeringsfaciliteit (2,2 miljard EUR) [6]. De EU-lidstaten hebben besloten 1 miljard EUR van het totale bedrag van 13,5 miljard EUR in reserve te houden tot een evaluatie is gemaakt van de stand van de uitvoering van de vastleggingen en de betalingen van de EOF-middelen. Deze algemene evaluatie van de resultaten is gepland voor 2004 [7]. Het voorwaardelijke miljard is in de EOF-rekeningen weergegeven als een proportionele vermindering van de middelen voor de drie onderdelen. Bijgevolg zijn de bedragen die na de inwerkingtreding van het 9e EOF werkelijk ter beschikking zijn, de volgende: 9,259 EUR miljard voor langetermijnontwikkeling, 1,204 miljard EUR voor regionale samenwerking en 2,037 miljard EUR voor de Investeringsfaciliteit.

[6] Partnerschapsovereenkomst tussen de ACS en de EG, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000, Bijlage I, Financieel Protocol.

[7] Overeenkomstig Verklaring XVIII bij de Slotakte van de Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de ACS-staten en de EG, arikel 2, lid 2.

Aangezien het 9e EOF pas op 1 april 2003 in werking is getreden, is het niveau van de uitvoering nog steeds laag. In het Financieel protocol voor het 9e EOF is evenwel bepaald dat de middelen van het 9e EOF, samen met de resterende bedragen uit de vorige EOF's, moeten dienen voor de hele periode tot eind 2007. Bij de evaluatie van de resultaten moet dan ook niet alleen worden gekeken naar de mate waarin de vastleggingen en de betalingen zijn uitgevoerd, maar ook naar de behoeften voor de periode tot eind 2007.

6.3. Beoordeling van vastleggingen en betalingen

Begin 2003 was in het 6e, het 7e en het 8e EOF nog een totaalbedrag van 32,389 miljard EUR aanwezig. Voor 29,6 miljard EUR waren betalingsverplichtingen aangegaan, zodat nog een bedrag van 2,75 miljard EUR beschikbaar bleef voor nieuwe vastleggingen. Als daarbij de sinds april 2003 beschikbare nieuwe middelen uit het 9e EOF - een bedrag van 12,5 miljard EUR - worden gerekend, is een totaalbedrag van 15,25 miljard EUR beschikbaar voor nieuwe vastleggingen voor de periode 2003-2007. Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou zijn de middelen van de vroegere EOF's waarvoor nog geen betalingsverplichtingen waren aangegaan, overgedragen aan het 9e EOF (tot dusver 2,24 EUR miljard), maar het grootste deel van deze middelen blijft toegewezen aan dezelfde landen en regio's (en intra-ACS-samenwerking) als bij de vorige EOF's. Zoals reeds gezegd, is er maar 199 miljoen EUR meer in de reserve.

Tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het Intern Akkoord tussen de lidstaten - waarin het bedrag van het 9e EOF is vastgesteld -, heeft de Commissie aangekondigd dat het haar bedoeling was een uitvoeringsgraad (vastleggingen en betalingen) te bereiken van 3 miljard EUR per jaar. De Commissie bevestigt deze doelstelling voor de periode 2003-2007 en is van mening dat ze haalbaar is. De volgende tabel geeft de geraamde bedragen van de vastleggingen en de betalingen in het kader van het 6e, 7e, 8e en 9e EOF weer en is gebaseerd op de mededeling van de Commissie "Europees ontwikkelingsfonds (EOF) - Raming van de besluiten, uitbetalingen en door de lidstaten te storten bijdragen voor de begrotingsjaren 2003 en 2004" (COM/2003/720) [8].

[8] De gegevens over de vastleggingen en de betalingen in mededeling COM/2003/720 verwijzen naar het volledige EOF, met inbegrip van de middelen voor de ACS-landen, de landen en gebieden overzee en de uitvoeringskosten. De middelen voor de ACS-landen maken 98,3% uit van de totale EOF-middelen. De ramingen inzake de vastleggingen en de betalingen voor de ACS-landen zijn verkregen door de in de mededeling vermelde bedragen met factor 0,983 te vermenigvuldigen.

Tabel 1: Uitvoering van de EOF-middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uit de tabel blijkt dat volgens de huidige ramingen de middelen van het 9e EOF voor de ACS-landen tijdens de periode 2003-2007 volledig zullen zijn besteed [9]. De ramingen voor 2003 worden bevestigd door de gegevens over de feitelijke uitvoering in 2003 (er zijn betalingsverplichtingen aangegaan voor een bedrag van 3,7 miljard EUR en er zijn betalingen verricht voor een bedrag van 2,4 miljard EUR [10]).

[9] De in de tabel opgenomen bedragen voor de vastleggingen zijn brutobedragen, waarbij geen rekening is gehouden met geannuleerde vastleggingen. Dit verklaart het negatieve bedrag bij "nog vast te leggen bedragen" voor 2007.

[10] Voorlopige gegevens, stand op 5-1-2004. De EOF-rekeningen voor 2003 worden eind januari 2004 afgesloten. Bijgewerkte gegevens, ook voor de bij deze mededeling gevoegde bijlage 1, zullen voorhanden zijn na de afsluiting van de rekeningen.

6.4. Voorstel tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR

Op basis van het voorgaande stelt de Commissie, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord inzake het 9e EOF, voor dat de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR wordt vrijgegeven. Om te voldoen aan de bepalingen van het Financieel protocol voor het 9e EOF en aan artikel 2, lid 1, van het Intern Akkoord moet de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR proportioneel over de drie soorten kredieten worden gespreid (741 miljoen EUR voor langetermijnontwikkeling, 96 miljoen EUR voor regionale samenwerking en 163 miljoen EUR voor de Investeringsfaciliteit).

Aangezien het bij de voorgestelde Waterfaciliteit om een horizontaal instrument gaat, moet zij worden gefinancierd in het kader van de intra-ACS-samenwerking. De middelen hiervoor maken deel uit van de kredieten voor regionale samenwerking. Om met gebruikmaking van de reserve van 1 miljard EUR een Waterfaciliteit te kunnen oprichten, zijn de volgende stappen nodig:

* Nadat de EU-Raad tot vrijgeving van de reserve van 1 miljard EUR zal hebben besloten, zal de groep ACS-landen zich erover beraden of deze middelen voor de Waterfaciliteit kunnen worden gebruikt.

* Overeenkomstig artikel 12 van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan de Gemeenschap de extra 96 miljoen EUR voor regionale samenwerking reserveren voor intra-ACS-samenwerking en dit aan de ACS-Raad van Ministers meedelen. Daarvoor is een besluit van de Commissie nodig, waaraan overleg met de EU-lidstaten in het Comité van het EOF moet voorafgaan. Door een dergelijk besluit zullen de voor regionale samenwerking beschikbare kredieten volledig toegewezen zijn, wat de rechtsgrond voor de volgende stap creëert.

* Op grond van punt 8 van het Financieel protocol (bijlage 1 bij de Overeenkomst van Cotonou) kan de ACS-EG-Raad van Ministers besluiten de extra middelen voor langetermijnontwikkeling (741 miljoen EUR) en voor de Investeringsfaciliteit (163 miljoen EUR) over te dragen naar regionale samenwerking, en deze middelen voor intra-ACS-samenwerking te gebruiken. Hiervoor zijn de volgende stappen nodig: (i) voorstel van de Commissie voor een besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers, (ii) goedkeuring door de EU-Raad, (iii) goedkeuring door de ACS-EG-Raad van Ministers. Dit besluit zou ook een formeel verzoek tot financiering van de Waterfaciliteit moeten omvatten, en overeenkomstig artikel 13, punt 2, van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan een dergelijk verzoek door de ACS-Raad van Ministers worden ingediend.

* Zodra overeenstemming over de bovengenoemde stappen is bereikt, zal de Commissie een financieringsvoorstel met uitvoeringsbepalingen aan het Comité van het EOF voorleggen en een financieringsbesluit voor de oprichting van de Waterfaciliteit vaststellen. Overeenkomstig artikel 14, punt 2, van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan de Commissie als uitvoerende instantie optreden.

7. CONCLUSIE

Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het EU-waterinitiatief in de ACS-landen verzoekt de Commissie de EU-Raad om, op basis van de in deze mededeling gegeven gronden, haar aanbevelingen te steunen en in te stemmen met:

- de vrijgave van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR van het 9e EOF, door het in bijlage 2 opgenomen ontwerpbesluit goed te keuren;

- het door de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers in te nemen standpunt met betrekking tot de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit, door zich in beginsel akkoord te verklaren [11] met het in bijlage 4 opgenomen ontwerpbesluit.

[11] Het besluit in bijlage 4 kan pas worden genomen nadat het in bijlage 3 opgenomen besluit van de Commissie is vastgesteld, en dit kan pas nadat de EU-Raad zijn besluit inzake de voorwaardelijke reserve heeft genomen (bijlage 2).

-

BIJLAGEN

De bijlagen 3.1, 3.2 en 4 zijn bijgevoegd ter informatie. Hiermee wordt niet vooruitgelopen op de ontwerpbesluiten die de Commissie formeel zal indienen nadat de Raad een besluit zal hebben genomen betreffende de vrijgave van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR (bijlage 2).

Bijlage 1: EOF-middelen voor de ACS-landen - situatie op 31-10-2003.

Bijlage 2: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Raad tot vrijgeving van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR uit het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan.

Bijlage 3.1: Nota voor de leden van het Comité van het EOF over de verhoging van de toewijzing uit het 9e EOF voor intra-ACS-samenwerking met het oog op de financiering van een bijdrage voor de ACS-EU-waterfaciliteit.

Bijlage 3.2: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Commissie tot wijziging van Besluit C(2001)1578/2 van de Commissie van 15 juni 2001 inzake de toewijzingen voor regionale programma's en intra-ACS-samenwerking in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst.

Bijlage 4: Ontwerpvoorstel voor een besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over het gebruik van de reserve voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit.

Bijlage 5: Afkortingenlijst.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE 2

Brussel,

COM (2004)

Ontwerpvoorstel

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vrijgeving van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR uit het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

TOELICHTING

1. Inleiding

Bij punt 2 van het Financieel protocol dat als bijlage 1 aan de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst is gehecht, is het negende EOF voor landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan opgericht, waarvoor een bedrag van maximaal 13,5 miljard EUR is uitgetrokken. Overeenkomstig de Verklaring van de EU over het Financieel protocol - Verklaring XVIII bij de Slotakte van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst - werd slechts 12,5 miljard EUR van het totaalbedrag van 13,5 miljard EUR beschikbaar gesteld bij de inwerkingtreding van het Financieel protocol (op 1 april 2003). De resterende 1 miljard EUR zal worden vrijgegeven op grond van een evaluatie van de resultaten van het EOF, waarbij rekening wordt gehouden met de graad van uitvoering van de vastleggingen en de betalingen. Deze evaluatie van de resultaten zal, op basis van een voorstel van de Commissie, in 2004 worden gemaakt overeenkomstig Verklaring XVIII bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en artikel 1, lid 2, van het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst.

De Commissie stelt voor dat het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR wordt vrijgegeven en gebruikt voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit.

2. Beoordeling van vastleggingen en betalingen

Begin 2003 was in het 6e, het 7e en het 8e EOF nog een totaalbedrag van 32,389 miljard EUR aanwezig. Voor 29,6 miljard EUR waren betalingsverplichtingen aangegaan, zodat nog een bedrag van 2,75 miljard EUR beschikbaar bleef voor nieuwe vastleggingen. Als daarbij de sinds april 2003 beschikbare nieuwe middelen uit het 9e EOF - een bedrag van 12,5 miljard EUR - worden gerekend, is een totaalbedrag van 15,25 miljard EUR beschikbaar voor nieuwe vastleggingen voor de periode 2003-2007. Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Cotonou zijn de middelen van de vroegere EOF's waarvoor nog geen betalingsverplichtingen waren aangegaan, overgedragen aan het 9e EOF (tot dusver 2,24 EUR miljard), maar het grootste deel van deze middelen blijft toegewezen aan dezelfde landen en regio's (en intra-ACS-samenwerking) als bij de vorige EOF's. Zoals reeds gezegd, is er maar 199 miljoen EUR meer in de reserve.

Tijdens de onderhandelingen die hebben geleid tot het Intern Akkoord tussen de lidstaten - waarin het bedrag van het 9e EOF is vastgesteld -, heeft de Commissie aangekondigd dat het haar bedoeling was een uitvoeringsgraad te bereiken van 3 tot 3,5 miljard EUR per jaar. De Commissie bevestigt deze doelstelling voor de periode 2003-2007 en is van mening dat ze haalbaar is. De volgende tabel geeft de geraamde bedragen van de vastleggingen en de betalingen in het kader van het 6e, 7e, 8e en 9e EOF weer en is gebaseerd op de mededeling van de Commissie "Europees ontwikkelingsfonds (EOF) - Raming van de besluiten, uitbetalingen en door de lidstaten te storten bijdragen voor de begrotingsjaren 2003 en 2004" (COM/2003/720) [12].

[12] De gegevens over de vastleggingen en de betalingen in mededeling COM/2003/720 verwijzen naar het volledige EOF, met inbegrip van de middelen voor de ACS-landen, de landen en gebieden overzee en de uitvoeringskosten. De middelen voor de ACS-landen maken 98,3% uit van de totale EOF-middelen. De ramingen inzake de vastleggingen en de betalingen voor de ACS-landen zijn verkregen door de in de mededeling vermelde bedragen met factor 0,983 te vermenigvuldigen.

Tabel 1: Uitvoering van de EOF-middelen (bedragen x 1 miljard euro)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uit de tabel blijkt dat volgens de huidige ramingen de middelen van het 9e EOF voor de ACS-landen tijdens de periode 2003-2007 volledig zullen zijn besteed [13]. De ramingen voor 2003 worden bevestigd door de gegevens over de feitelijke uitvoering in 2003 (er zijn betalingsverplichtingen aangegaan voor een bedrag van 3,7 miljard EUR en er zijn betalingen verricht voor een bedrag van 2,4 miljard EUR [14]).

[13] De in de tabel opgenomen bedragen voor de vastleggingen zijn brutobedragen, waarbij geen rekening is gehouden met geannuleerde vastleggingen. Dit verklaart het negatieve bedrag bij "nog vast te leggen bedragen" voor 2007.

[14] Voorlopige gegevens, stand op 5-1-2004. De EOF-rekeningen voor 2003 worden eind januari 2004 afgesloten. Bijgewerkte gegevens, ook voor de bij deze mededeling gevoegde bijlage 1, zullen voorhanden zijn na de afsluiting van de rekeningen.

3. Voorstel tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR

Op basis van het voorgaande stelt de Commissie, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord inzake het 9e EOF, voor dat de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR wordt vrijgegeven, en wordt gebruikt voor de oprichting van een ACS-EU-Waterfaciliteit. Om te voldoen aan de bepalingen van het Financieel protocol voor het 9e EOF en aan artikel 2 van het Intern Akkoord moet de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR proportioneel over de drie soorten kredieten worden gespreid (741 miljoen EUR voor langetermijnontwikkeling, 96 miljoen EUR voor regionale samenwerking en 163 miljoen EUR voor de Investeringsfaciliteit).

Aangezien het bij de voorgestelde Waterfaciliteit om een horizontaal instrument gaat, moet zij worden gefinancierd in het kader van de intra-ACS-samenwerking. De middelen hiervoor maken deel uit van de kredieten voor regionale samenwerking. Om met gebruikmaking van de reserve van 1 miljard EUR een Waterfaciliteit te kunnen oprichten, zijn de volgende stappen nodig:

* Nadat de EU-Raad tot vrijgeving van de reserve van 1 miljard EUR zal hebben besloten, zal de groep ACS-landen zich erover beraden of deze middelen voor de Waterfaciliteit kunnen worden gebruikt.

* Overeenkomstig artikel 12 van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan de Gemeenschap de extra 96 miljoen EUR voor regionale samenwerking reserveren voor intra-ACS-samenwerking en dit aan de ACS-Raad van Ministers meedelen. Daarvoor is een besluit van de Commissie nodig, waaraan overleg met de EU-lidstaten in het Comité van het EOF moet voorafgaan. Door een dergelijk besluit zullen de voor regionale samenwerking beschikbare kredieten volledig toegewezen zijn, wat de rechtsgrond voor de volgende stap creëert.

* Op grond van punt 8 van het Financieel protocol (bijlage 1 bij de Overeenkomst van Cotonou) kan de ACS-EG-Raad van Ministers besluiten de extra middelen voor langetermijnontwikkeling (741 miljoen EUR) en voor de Investeringsfaciliteit (163 miljoen EUR) over te dragen naar regionale samenwerking, en deze middelen voor intra-ACS-samenwerking te gebruiken. Hiervoor zijn de volgende stappen nodig: (i) voorstel van de Commissie voor een besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers, (ii) goedkeuring door de EU-Raad, (iii) goedkeuring door de ACS-EG-Raad van Ministers. Dit besluit zou ook een formeel verzoek tot financiering van de Waterfaciliteit moeten omvatten, en overeenkomstig artikel 13, punt 2, van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan een dergelijk verzoek door de ACS-Raad van Ministers worden ingediend.

* Zodra overeenstemming over de bovengenoemde stappen is bereikt, zal de Commissie een financieringsvoorstel met uitvoeringsbepalingen aan het Comité van het EOF voorleggen en een financieringsbesluit voor de oprichting van de Waterfaciliteit vaststellen. Overeenkomstig artikel 14, punt 2, van bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou kan de Commissie als uitvoerende instantie optreden.

Ontwerpvoorstel

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vrijgeving van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR uit het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 310 juncto artikel 300, lid 2, tweede alinea,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend,

Gelet op het op 18 september 2000 ondertekende Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, inzonderheid op artikel 2, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig punt 1 van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst heeft het Financieel protocol betrekking op een periode van vijf jaar die op 1 maart 2000 begint. In punt 5 van het Financieel protocol is evenwel bepaald dat het totale bedrag van dit Protocol, aangevuld met de overgedragen resterende middelen van eerdere EOF's, de periode 2000-2007 dekt.

(2) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord en de Verklaring van de EU over het Financieel protocol, die als Verklaring XVIII aan de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst is gehecht, werd van het totaalbedrag van 13,5 miljard EUR van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) slechts 12,5 miljard EUR vrijgegeven bij de inwerkingtreding, op 1 april 2003, van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. Dit bedrag is opgesplitst in drie soorten kredieten: 9,259 miljard EUR voor langetermijnontwikkeling, 1,204 miljard EUR voor regionale samenwerking en integratie en 2,037 miljard EUR voor de Investeringsfaciliteit.

(3) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord mag het bedrag van 1 miljard EUR pas worden vrijgegeven na een evaluatie van de resultaten, die de EU-Raad in 2004 zal maken op basis van een voorstel van de Commissie. Zowel in punt 7 van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst als in Verklaring XVIII is nader bepaald dat deze evaluatie van de resultaten een beoordeling moet zijn van de mate waarin de vastleggingen en de betalingen zijn uitgevoerd.

(4) Op basis van het peil van de vastleggingen en de betalingen aan het einde van 2003 en van de ramingen van de Europese Commissie voor de periode 2004-2007 mag ervan worden uitgegaan dat de middelen van het negende EOF voor de ACS-landen volledig zullen kunnen worden vastgelegd.

(5) Op 19 mei 2003 heeft de EU-Raad erkend dat aanzienlijke bedragen moeten worden vrijgemaakt ten behoeve van water en sanitaire voorzieningen en heeft hij de Commissie verzocht passende voorstellen in te dienen met het oog op overleg in de EU en in de ACS-EG-Raad van Ministers,

BESLUIT:

Artikel 1

Het bedrag van 1 miljard EUR als bedoeld in artikel 2, lid 2, van het Intern Akkoord wordt vrijgegeven en als volgt verdeeld:

(1) 741 miljoen EUR voor steun voor langetermijnontwikkeling als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), van het Intern Akkoord en in punt 3, onder a), van het Financieel protocol, waardoor het totaalbedrag van deze kredieten 10 miljard EUR zal belopen.

(2) 96 miljoen EUR voor regionale samenwerking en integratie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van het Intern Akkoord en in punt 3, onder b), van het Financieel protocol, waardoor het totaalbedrag van deze kredieten 1,3 miljard EUR zal belopen.

(3) 163 miljoen EUR voor de Investeringsfaciliteit, als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), van het Intern Akkoord en in punt 3, onder c), van het Financieel protocol, waardoor het totaalbedrag van deze kredieten 2 miljard EUR zal belopen.

Artikel 2

De Raad verzoekt de Commissie de nodige voorstellen te doen voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit waarvoor 1 miljard EUR wordt uitgetrokken in het kader van het negende EOF.

Artikel 3

Dit besluit wordt meegedeeld aan de ACS-Raad van Ministers.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE 3.1

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

// EUROPESE COMMISSIE

DG ONTWIKKELING

De Directeur-generaal

Brussel,

A1*2(04) D/

Nota voor de leden van het Comité van het EOF

Betreft: Gebruik van het EOF voor nieuwe initiatieven - Verhoging van de toewijzing uit het 9e EOF voor intra-ACS-samenwerking met het oog op de financiering van een bijdrage voor de ACS-EU-waterfaciliteit

Inleiding

Tijdens de vergadering van november 2000, en vervolgens in april en mei 2001, is besproken hoe moet worden tewerkgegaan bij het toewijzen van kredieten voor regionale samenwerking in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. Sindsdien heeft de Commissie, in overeenstemming met de vastgestelde procedure, de regio's die een programma voorleggen in kennis gesteld van toewijzingen ten bedrage van in totaal 700 miljoen EUR. Voorts heeft zij de ACS-Raad van Ministers in kennis gesteld van een bedrag van 300 miljoen EUR voor intra-ACS-samenwerking.

In juni 2002 heeft het Comité van het EOF ingestemd met het voorstel van de Commissie om de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 60 miljoen EUR te verhogen uit de reserves van het 6e en het 7e EOF, teneinde daarmee een bijdrage tot het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids en malaria te financieren.

In november 2002 heeft de Commissie het Comité van het EOF in kennis gesteld van haar voornemen om middelen uit het EOF voor nieuwe initiatieven te gebruiken. Als een eerste stap heeft zij, na overleg met het Comité van het EOF, in mei 2003 besloten om de reserve aan kredieten voor regionale samenwerking uit het 9e EOF te gebruiken om de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking opnieuw te verhogen, en wel met 204 miljoen EUR, voor initiatieven in de gezondheidssector en op het gebied van capaciteitsopbouw. Voorts heeft de ACS-EG-Raad van Ministers in mei 2003 besloten 335 miljoen EUR van de reserve aan kredieten voor langetermijnontwikkeling uit het 9e EOF over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking om daarmee een schuldverminderingsinitiatief te financieren. Als een derde stap stelt de Commissie nu voor, de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking nog eens te verhogen, en wel met 96 miljoen EUR uit de reserve aan kredieten voor regionale samenwerking en integratie uit het 9e EOF. (Deze reserve werd met hetzelfde bedrag aangevuld door een besluit van de EU-Raad tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR uit het 9e EOF.)

Voorstel

De Europese Gemeenschap speelt een actieve rol in het kader van het EU-waterinitiatief, dat op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in het leven is geroepen. Dit initiatief heeft tot doel een aanzienlijke bijdrage te leveren tot de armoedebestrijding, wat het hoofddoel is van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap. Centraal staat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en van de doelen die op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling zijn vastgesteld inzake toegang tot zuiver water en elementaire sanitaire voorzieningen voor de armen.

Aangezien het EOF de belangrijkste financieringsbron voor communautaire steun voor de ACS-landen is, moeten (eventuele nieuwe) bijdragen voor nieuwe initiatieven ten behoeve van de ACS-landen uit het EOF komen. Het bedrag dat in het kader van het 9e EOF voor intra-ACS-samenwerking is uitgetrokken, is te beperkt om alle initiatieven te financieren. Daarom moeten de reserves van het 9e EOF worden aangesproken.

De Commissie stelt het Comité van het EOF voor, de communautaire steun voor het waterinitiatief veilig te stellen door de resterende middelen uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking (96 miljoen EUR) over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking en deze middelen te gebruiken voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit. Het is de bedoeling om via deze faciliteit aanzienlijk meer financiële middelen ter beschikking te stellen voor de verwezenlijking van de doelen inzake toegang tot water en sanitaire voorzieningen voor de armen in de ACS-landen, en ontwikkelingssteun te gebruiken als een katalysator om extra financiële middelen aan te trekken. De voorgestelde verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR zal tot gevolg hebben dat alle middelen die voor regionale samenwerking en integratie waren toegewezen, volledig zullen zijn besteed.

Parallel hiermee zal de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking nog eens moeten worden verhoogd om in de financiële behoeften van de voorgestelde ACS-EU-waterfaciliteit te voorzien. Dit kan alleen door een beroep te doen op de middelen uit de reserves voor langetermijnontwikkeling en voor de Investeringsfaciliteit, die op hun beurt zijn aangevuld bij het besluit van de EU-Raad tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR uit het 9e EOF. Daartoe wordt tegelijk een besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers uitgewerkt, op grond waarvan 741 miljoen EUR uit de reserve aan kredieten van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en 163 miljoen EUR uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF zou worden overgedragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking, teneinde dat bedrag te gebruiken voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit. Hierdoor zou een totaalbedrag van 1 miljard EUR ter beschikking staan van de Waterfaciliteit. Er zal een gedetailleerd financieringsvoorstel worden opgesteld dat, overeenkomstig de bepalingen van het Intern Akkoord, voor advies aan het Comité van het EOF zal worden voorgelegd.

Als het Comité van het EOF een positief advies geeft, zal de Commissie een formeel besluit nemen over de verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR, en zal zij de ACS-Raad van Ministers in kennis stellen van dit aanvullende bedrag.

BIJLAGE 3.2

Ontwerpvoorstel

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van [...]

tot wijziging van Besluit C(2001)1578/2 van de Commissie van 15 juni 2001 inzake de toewijzingen voor regionale programma's en intra-ACS-samenwerking in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

MEDEDELING AAN DE COMMISSIE

De Europese Gemeenschap speelt een actieve rol in het kader van het EU-waterinitiatief, dat op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in het leven is geroepen. Dit initiatief heeft tot doel een aanzienlijke bijdrage te leveren tot de armoedebestrijding, wat het hoofddoel is van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap.

Op grond van de Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord tussen de EU-lidstaten hebben de diensten van de Commissie het Comité van het EOF voorgesteld de communautaire steun voor het waterinitiatief veilig te stellen door de niet toegewezen middelen uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking (96 miljoen EUR) over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking en deze middelen te gebruiken om bij te dragen tot de ACS-EU-waterfaciliteit. Het Comité van het EOF heeft een positief advies over dit voorstel gegeven tijdens zijn ... vergadering in ... 2004.

Bij Besluit C(2001)1578/2 van 15 juni 2001 heeft de Commissie de middelen voor de regionale programma's en de intra-ACS-samenwerking toegewezen in het kader van het financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst. In het kader van dat besluit werd 700 miljoen EUR gereserveerd voor de indicatieve toewijzing van de middelen aan de regio's en 300 miljoen EUR voor intra-ACS-samenwerking. 204 miljoen EUR ging naar de algemene reserve [15].

[15] Het Financieel protocol voor het 9e EOF voorziet in een bedrag van 1 300 miljoen EUR voor regionale samenwerking. Als er evenwel rekening mee wordt gehouden dat 1 miljard EUR van het totale bedrag van het 9e EOF (13,5 miljard EUR) pas kan worden vrijgegeven na een evaluatie van de resultaten in 2004, was voor regionale samenwerking in feite slechts 1 204 miljoen EUR beschikbaar. De echte reserve bedroeg dan ook 204 miljoen EUR, en niet 300 miljoen EUR zoals vermeld in dat besluit van de Commissie.

Bij Besluit C(2002)2567 van 11 juli 2002 heeft de Commissie besloten de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst te verhogen met 60 miljoen EUR uit de algemene reserves van het zesde en het zevende EOF. Door deze aanvullende toewijzing kon een financieringsbesluit worden genomen met betrekking tot de bijdrage uit het EOF voor het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids en malaria.

Bij Besluit C(2003)1508 van 12 mei 2003 heeft de Commissie besloten de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking opnieuw te verhogen, en wel met 204 miljoen EUR, afkomstig uit de niet toegewezen middelen uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking en integratie. Door deze verhoging kan worden bijgedragen in nieuwe initiatieven in de gezondheidssector en op het gebied van de capaciteitsopbouw.

Bij Besluit nr. 2/2003 van 16 mei 2003 heeft de ACS-EG-Raad van Ministers besloten 335 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van de reserve van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking om opnieuw te kunnen bijdragen in het initiatief voor schuldvermindering ten behoeve van de arme landen met een zware schuldenlast.

In het bijgevoegde ontwerpbesluit wordt een vierde verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking voorgesteld, en wel met 96 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking en integratie. (Deze reserve werd met hetzelfde bedrag aangevuld bij een besluit van de EU-Raad tot vrijgeving van de voorwaardelijke reserve van 1 miljard EUR uit het 9e EOF.) Op deze wijze zal de toewijzing voor regionale samenwerking volledig besteed zijn.

In deze omstandigheden kan de ACS-EG-Raad van Ministers passende maatregelen nemen overeenkomstig punt 8 van het Financieel protocol voor het 9e EOF, dat van toepassing is indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst van Cotonou voorzien, opgebruikt zijn. Tegelijk is een voorstel uitgewerkt voor een besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers op grond waarvan 741 miljoen EUR uit de reserve aan kredieten uit het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en 163 miljoen EUR uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF wordt overgedragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking, teneinde dat bedrag te gebruiken voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit.

De Commissie wordt verzocht haar goedkeuring te hechten aan het bijgevoegde besluit over de verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR.

Ontwerp

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van [...]

tot wijziging van Besluit C(2001)1578/2 van de Commissie van 15 juni 2001 inzake de toewijzingen voor regionale programma's en intra-ACS-samenwerking in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend,

Gelet op het Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, dat op 18 september 2000 is ondertekend, en met name op artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Besluit C(2002)2567 van 11 juli 2002 heeft de Commissie besloten de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking in het kader van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst te verhogen met 60 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van het 6e en het 7e EOF.

(2) Bij Besluit C(2003)1508 van 12 mei 2003 heeft de Commissie besloten de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking te verhogen met 204 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking en integratie.

(3) Bij Besluit nr. 2/2003 van 16 mei 2003 heeft de ACS-EG-Raad van Ministers besloten 335 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van de reserve van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking.

(4) Op grond van het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Financieel protocol bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst is de Commissie gemachtigd de indicatieve toewijzing van niet-terugvorderbare steun voor regio's vast te stellen aan de hand van de in de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst opgenomen criteria. Overeenkomstig artikel 16 van het Intern Akkoord is het Comité van het EOF geraadpleegd over een verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking en integratie.

BESLUIT:

Artikel 1

De eerste zin van artikel 2 van Besluit C(2001)1578/2 wordt vervangen door:

"660 miljoen EUR wordt gereserveerd voor intra-ACS-samenwerking; 600 miljoen EUR daarvan is afkomstig uit het 9e EOF en 60 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van het 6e en het 7e EOF."

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Brussel,[...]

Voor de Commissie

[...]

Lid van de Commissie

BIJLAGE 4

Ontwerpvoorstel

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over het gebruik van de reserve voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

(ingediend door de Commissie)

MEDEDELING AAN DE COMMISSIE

De Europese Gemeenschap speelt een actieve rol in het kader van het EU-waterinitiatief, dat op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in het leven is geroepen. Dit initiatief heeft tot doel een aanzienlijke bijdrage te leveren tot de armoedebestrijding, wat het hoofddoel is van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap.

Op grond van de Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord tussen de EU-lidstaten van de EU hebben de diensten van de Commissie het Comité van het EOF voorgesteld de communautaire steun voor het waterinitiatief veilig te stellen door de niet toegewezen middelen uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking (96 miljoen EUR) over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking en deze middelen te gebruiken om bij te dragen tot de ACS-EU-waterfaciliteit. Het Comité van het EOF heeft een positief advies over dit voorstel gegeven tijdens zijn ... vergadering in ... 2004.

Door dit voorstel zullen de kredieten voor regionale samenwerking volledig besteed zijn. In deze omstandigheden kan de ACS-EG-Raad van Ministers passende maatregelen nemen overeenkomstig punt 8 van het Financieel protocol voor het 9e EOF, dat van toepassing is indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst van Cotonou voorzien, opgebruikt zijn.

In deze context stelt de Commissie voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan het bijgevoegde besluit op grond waarvan 741 miljoen EUR uit de niet toegewezen middelen van de reserve aan kredieten uit het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en 163 miljoen EUR uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF wordt overgedragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking om te worden gebruikt voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit. Door deze overdracht en door de reeds genoemde verhoging van de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR zal een totaalbedrag van 1 miljard EUR ter beschikking staan van de Waterfaciliteit.

Aan deze mededeling is een voorstel gehecht voor een besluit van de Raad inzake het door de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers in te nemen standpunt met betrekking tot het gebruik van niet toegewezen middelen uit de reserve aan kredieten van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF. De Commissie wordt verzocht dit voorstel voor een besluit van de Raad goed te keuren om de uitvoering van de bovengenoemde activiteiten mogelijk te maken.

Voorstel

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over het gebruik van de reserve aan kredieten voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

(ingediend door de Commissie)

TOELICHTING

De Europese Gemeenschap speelt een actieve rol in het kader van het EU-waterinitiatief, dat op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in het leven is geroepen. Dit initiatief heeft tot doel een aanzienlijke bijdrage te leveren tot de armoedebestrijding, wat het hoofddoel is van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en van het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap.

Aangezien het EOF de belangrijkste financieringsbron voor communautaire steun voor de ACS-landen is, moeten (eventuele nieuwe) bijdragen voor nieuwe initiatieven ten behoeve van de ACS-landen uit het EOF komen. Het bedrag dat in het kader van het 9e EOF voor intra-ACS-samenwerking is uitgetrokken, is te beperkt om alle initiatieven te financieren. Daarom moeten de reserves van het 9e EOF worden aangesproken.

Op grond van de Overeenkomst van Cotonou en het Intern Akkoord tussen de EU-lidstaten hebben de diensten van de Commissie het Comité van het EOF voorgesteld de communautaire steun voor het waterinitiatief veilig te stellen door de niet toegewezen middelen uit de reserve van het 9e EOF voor regionale samenwerking (96 miljoen EUR) over te dragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking en deze middelen te gebruiken om bij te dragen tot de ACS-EU-waterfaciliteit. Het Comité van het EOF heeft een positief advies over dit voorstel gegeven tijdens zijn vergadering in 2004.

Door dit voorstel zullen de kredieten voor regionale samenwerking volledig besteed zijn. In deze omstandigheden kan de ACS-EG-Raad van Ministers passende maatregelen nemen overeenkomstig punt 8 van het Financieel protocol voor het 9e EOF, dat van toepassing is indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst van Cotonou voorzien, opgebruikt zijn.

In deze context stelt de Commissie voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan het bijgevoegde besluit met betrekking tot het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers, op grond waarvan 741 miljoen EUR uit de reserve (niet toegewezen middelen) aan kredieten uit het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en 163 miljoen EUR uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF wordt overgedragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking om te worden gebruikt voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit.

Voorstel

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers met betrekking tot een besluit over het gebruik van de reserve aan kredieten voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 310 juncto artikel 300, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Tijdens zijn 2509e vergadering op 19 mei 2003 heeft de EU-Raad erkend dat aanzienlijke bedragen moeten worden vrijgemaakt ten behoeve van water en sanitaire voorzieningen en heeft hij de Commissie verzocht passende voorstellen in te dienen met het oog op overleg in de EU en in de ACS-EG-Raad van Ministers.

(2) Bij artikel 15 van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst is een ACS-EG-Raad van Ministers opgericht die besluiten kan nemen krachtens de Overeenkomst, en op grond van punt 8 van bijlage I bij die Overeenkomst (het Financieel protocol) kan de ACS-EG-Raad van Ministers passende maatregelen nemen indien de middelen waarin de instrumenten van de Overeenkomst voorzien, opgebruikt zijn.

(3) De kredieten van het 9e EOF voor regionale samenwerking en integratie zijn opgebruikt. Bijgevolg moet worden bepaald welk standpunt de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers moet innemen met het oog op de goedkeuring door de ACS-EG-Raad van Ministers van een besluit over de bijdrage van de Gemeenschap tot de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit, die zal worden gefinancierd uit de reserve aan kredieten voor langetermijnontwikkeling en uit de Investeringsfaciliteit van het negende EOF,

BESLUIT:

Enig artikel

Het standpunt van de Gemeenschap in de ACS-EG-Raad van Ministers ten aanzien van het gebruik van de reserve aan kredieten uit het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit, is gebaseerd op bijgaand ontwerpbesluit van de ACS-EG-Raad van Ministers.

Brussel, [...]

Voor de Raad De voorzitter

[...]

BIJLAGE

Ontwerp

BESLUIT VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS

inzake het gebruik van de reserve aan kredieten voor langetermijnontwikkeling en van middelen uit de Investeringsfaciliteit van het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend, inzonderheid op punt 8 van bijlage I,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Commissie heeft de ACS-Raad van Ministers in kennis gesteld van de verhoging van de toewijzing uit het 9e EOF voor intra-ACS-samenwerking met 96 miljoen EUR en heeft voorgesteld deze middelen te gebruiken om bij te dragen tot een ACS-EU-waterfaciliteit.

(2) Voorts moeten, om te garanderen dat steun kan worden verleend voor de uitvoering van het EU-waterinitiatief in de ACS-landen, nog andere extra middelen voor intra-ACS-samenwerking worden toegewezen voor een totaalbedrag van 904 miljoen EUR. De kredieten voor regionale samenwerking en integratie als bedoeld in punt 3, onder b), van bijlage I (het Financieel protocol) bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst zijn evenwel opgebruikt. Daarom moeten de nodige middelen worden overgedragen van de niet toegewezen middelen uit de kredieten van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en uit de Investeringsfaciliteit, als bedoeld in punt 3, onder b) en c) van het Financieel protocol.

(3) Bij artikel 15 van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende ACS-EG-partnerschapsovereenkomst is een ACS-EG-Raad van Ministers opgericht die besluiten kan nemen overeenkomstig de Overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1 - Oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit

Een bedrag van 904 miljoen EUR, bestaande uit 741 miljoen EUR uit de reserve aan kredieten van het 9e EOF voor langetermijnontwikkeling en uit 163 miljoen EUR uit de Investeringsfaciliteit van het 9e EOF, wordt overgedragen naar de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking in het kader van de kredieten voor regionale samenwerking en integratie, en gebruikt voor de oprichting van een ACS-EU-waterfaciliteit.

Artikel 2

Op grond van artikel 13, lid 2, van bijlage IV bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst verzoekt de ACS-Raad van Ministers de Commissie om financiering van steun voor de ACS-EU-waterfaciliteit ten belope van een totaalbedrag van 1 miljard EUR uit de toewijzing voor intra-ACS-samenwerking.

Gedaan te

Voor de ACS-EG-Raad van Ministers

De voorzitter

BIJLAGE 5

AFKORTINGENLIJST

ACS // Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan

AMCOW // Afrikaanse Ministerraad voor water

EDFI // Europese instellingen voor ontwikkelingsfinanciering

EECCA // de landen van Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië

EIB // Europese Investeringsbank

EOF // Europees Ontwikkelingsfonds

EU // Europese Unie

GBWR // geïntegreerd beheer van de waterreserves

GPOBA // Global Partnership on Output Based Aid

GWP // mondiaal samenwerkingsverband water

IFI // internationale financieringsinstellingen

MDO // millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling

MSF // multistakeholder-forum

NEPAD // Nieuw partnerschap voor Afrika's ontwikkeling

NGO // niet-gouvernementele organisatie

NIP // nationaal indicatief programma

NSD // nationaal strategiedocument

PPIAF // Public Private Infrastructure Advisory Facility

RIP // regionaal indicatief programma

WTDO // Wereldtop voor duurzame ontwikkeling